* EMEiE\/INGiSDIENST FLE\/oLANo & GioOI EN VEEHTsiTREEK Onderwerp Burgemeester en wethouders van Almere hebben op 29 oktober 2013 van SAAone EPCM bouwcombinatie V.O.F een aanvraag voor een omgevingsvergunning in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ontvangen. Het betreft een aanvraag voor het oprichten en in werking hebben van een asfaltdepot aan de Poortdreef ongenummerd)/ ten noorden van de A6 te Almere. De aanvraag is geregistreerd onder OLO nummer 1036875' Besluit Burgemeester en wethouders hebben besloten om de omgevingsvergunning te verlenen. Dit is op basis van de overwegingen die zijn opgenomen in deze vergunning en artikel 2.1,lid 1, onder e.1 van de Wabo. De vergunning wordt verleend voor de volgende activiteiten en werkzaamheden: - het accepteren van asfaltpuin en steenachtige materialen van derden; het opslaan van asfaltpuin en overige steenachtige materialen; het met een mobiele puinbreker breken van asfaltpuin en andere steenachtige materialen ; het in een menginstallatie mengen van het granulaat met cement en water. Aan deze vergunning zijn voorschriften verbonden. Deze zijn in de bijlage op9enomen. tot 31 december 2OL7. Het aan de vergunning verbonden voorschrift 1.1.7 blijft van kracht l jaar nadat deze vergunning zijn De vergunning wordt verleend geldigheid heeft verloren. De volgende documenten zijn onderdeel van de beschikking: - Publiceerbare aanvraag met aanvraagnummer 1036875; Bijlage 1: AsfaltdepotAlmereNTB-29-10-2013-pdf (niet technische samenvatting); Bijlage 2: AsfaltdepotAlmereAV-T-29-10-2013-pdf (acceptatie en verwerkingsbeleid); Bijlage 3: SAAone -VRM-TEK-100001-1O-OMTD-01411-pdf (inrichtingstekening) ; Bijlage 4: AsfaltdepotNRBAlmere-29-10-2013-pdf (analyse bodemrisico's); Bijlage 5: Akoestisch oz Almere O4-t2-2073-pdf (geluidsrapport); Bijlage 6: Lucht oz Almere-22-IO-02-O13-pdf (luchtrapport); Bijlage 7: Nulsituatie oz Almere-22-05-2013-pd (bodemrapportX; Aanv lucht op PvdW-066-130 45501-pdf (aanvulling op luchtrapport). Botter 14-15 | Postbus 2341 | 8203 AH Lelystad | (088) 6333 000 | info@ofgv,nl I www.ofgv.nl Bank Nederlandse Gemeenten 28.51.56.152 | IBAN: N1628NGH0285156152 | BTW nr.: N1.85'17.98.615.B01 | KvK: 55.64.18'57 OMGiEVINGiEiDIENsiT FLEVoLAND & Giool EN VEGHÏSTREEK Ondertekenino Het college van burgemeester en wethouders van Almere; Namens deze de directeur van de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Na mens deze heJ.áfdel Verzonden op: 1 i n gshoofd Ve rg u n n i ngen en Expertise. o ApR, 2914 De volgende instanties hebben een kopie van deze beschikking gekregen: a. SAAone ECPM bouwcombinatie De heer M.J.L Schwarte Eekholt 54 1112 XH DIEMEN b. Burgemeester en Wethouders van Almere Afdeling WH Postbus 200 13OO AE ALMERE c. Rijkswaterstaat Mevrouw C, Vredeveld Postbus 3119 2OO1 DC HAARLEM Botter 14-15 | Postbus 2341 | 8203 AH Lelystad | (088) 6333 000 | [email protected] I www.ofgv.nl Bank Nederlandse Gêmeênten 28.51.56.152 | IBAN: N1628NGH0285156152 | BTW nr.: N1.85.17.98.615.801 | KvK: 55.64.18.57 Bijlage bij de omgevingsvergunning voor het oprichten, en in werking hebben van êen afvaldepot aan de Poortdreef (ongenummerd) ten noorden van de A6 te Almere. INHOUDSOPGAVE 1. VOORSCHRIFTEN 2 1.1 Algemeen Geluid Lucht Bodem Afualstoffen 2 1.2 1.3 L,4 1.5 2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 3. PROCEDU RELE OVERWEGINGEN De aanvraag Ontvankelijkheid Bevoegd gezag Procedure Activiteitenbesluit RIE-richtlijn Best beschikbare technieken Mer-beoordeling of Mer-plicht Bestemmingsplan ZIENSWIJZE MILIEUASPECTEN 4. 4.L 4.2 4.3 4.4 4.5 Geluid Lucht Bodem AfuaI Energie 5. BEGRIPPENLIJST Kenmerk: BESCHIKKOW 2OL4-O4-O1 3 3 4 4 7 7 7 7 7 7 8 I 9 9 9 10 10 11 L2 13 15 16 1. Voorschriften '|..1. Algemeen 1.1.1 De inrichting moet schoon worden gehouden en in goede staat van onderhoud verkeren. L.7.2 Op het terrein van de inrichting moet een zodanige afscheiding aanwezig zijn dat de toegang tot de inrichting voor onbevoegden redelijkerwijs niet mogelijk is. 1.1.3 Nabij de toegang tot de inrichting moet duidelijk leesbaar zijn aangegeven: - de openingstijden van de inrichting; - welke categorieën afualstoffen mogen worden geaccepteerd; - het telefoonnummer van de beheerder van de inrichting; - het verbod voor het betreden van de inrichting door onbevoegden (art. 461 Wetboek van Strafrecht). r.1.4 De vergunninghouder moet de binnen de inrichting (tijdelijk) werkzame personen instrueren over de voor hen van toepassing zijnde voorschriften van deze vergunning en de van toepassing zijnde veiligheidsmaatregelen. Tijdens het in bedrijf zijn van installaties die in geval van storingen of onregelmatigheden kunnen leiden tot nadelige gevolgen voor het milieu, moet steeds voldoende, kundig personeel aanwezig zijn om in voorkomende gevallen te kunnen ingrijpen. 1.1.5 ter zake kundige personen aan wijzen die in het bijzonder belast zijn met de zorg voor de naleving van de in deze vergunning opgenomen voorschriften. 1.1.6 Binnen de inrichting dient een milieulogboek bijgehouden te worden. Het milieulogboek dient de volgende zaken te bevatten: - een exemplaar van deze vergunning (inclusief aanvraag) met bij behorende voorsch riften ; - het AV-beleid en het AO/IC systeem (inclusief bijbehorende wijzigingen en aanvullingen); - de datum, duur, de aard, en het tijdstip van voorgevallen incidenten die van invloed kunnen zijn op het milieu, met vermelding van de genomen maatregelen. 1.1.7 Bij bedrijfsbeëindiging (door het buiten werking stellen of door het vervallen van de vergunning) moet binnen drie maanden na bedrijfsbeëindiging alle afualstoffen uit de inrichting verwijderd zijn, De vergunninghouder moet één of meer Kenmerk: BESCHIKKOW 2Ot4-O4-Ot L.2 GETUID 1.2.1 Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau Lap,L1 V€roorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, door de in de inrichting verrichte werkzaamheden of activiteiten, alsmede door het transportverkeer binnen de grenzen van de inrichting, mag op de onderstaande beoordelingspunten niet meer bedragen dan: Omschrijving rr dB(A) Avond Nacht 46 37 Dp3.N 250 m van de terreinqrens 51 35 250m vanaf terreinqrens Do3.O 46 36 Dp3,W 250m vanaf terreingrens 47 34 250m vanaf terreinqrens Do3,Z 57 63 50 m van de terreinqrens Do3.N 50 4B 62 6B Dp3.O 50 m van de terreinqrens 47 57 63 Dp3.W 50 m van de terreinqrens 70 4B 65 Do3,Z 50 m van de terreinqrens *) De ligging van de rekenpunten is vastgelegd in het geluidrapport PvdW0B6/130445, versie 2, d.d.4 december 2013 Rekenpuntx 1.2.2 La, Daq 52 57 52 53 Het maximale geluidsniveau La66y Vêroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, door de in de inrichting verrichte werkzaamheden of activiteiten, alsmede door het transportverkeer binnen de grenzen van de inrichting, mag op enig punt gelegen op 250 meter afstand van de terreingrens niet meer bedragen dan: Lo--" dB(A) RekenOmschrijving Avond Nacht Daq Duntx 43 52 52 250 m van de terreinqrens Dp3,N 62 42 62 vanaf terreingrens Dp3,O 250m 42 59 59 250m vanaf terreinqrens Dp3,W 4L 60 60 250m vanaf terreinqrens Do3,Z *) De ligging van de rekenpunten is vastgelegd in het geluidrapport PvdW/086/L3O445, versie 02, d.d.4 december 2Ot3 I.2.3 Het meten en berekenen van de geluidsniveaus en het beoordelen van de meetresultaten moet plaatsvinden overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai, uitgave 1999 t.2.4 De machines dienen zodanig opgesteld te worden dat de meest luidruchtige kant van de machines niet naar de dichtstbijzijnde woningen is gericht. 1.3 LUCHT 1.3.1 Binnen de inrichting moet een goed werkende windsnelheidsmeter aanwezig zijn. Kenmerk: BESCHIKKOW 2O1,4-O4-OI t.3.2 Handelingen met stoffen die leiden tot een visueel waarneembare stofuerspreiding over een afstand van meer dan 2 meter van de bron worden niet uitgevoerd. Hiertoe moeten overslag- en/of breekactiviteiten worden gestaakt als de windsnelheid de bij de onderstaande stuifklasse genoemde waarde overschrijdt: - klasse 51 B m/s; windkracht 4 / matige wind. - klasse 54 en 55 20 m/s; windkracht B / stormachtige wind. 1.3.3 Bij het scheiden van fracties asfalt, beton of mengpuin mag geen windzifter worden toegepast. ]-3.4 De werkvloer ter plaatse van de puinbreekinstallatie moet tijdens gebruik steeds volledig vochtig worden gehouden. 1.3.5 Alle activiteiten met asfalt, beton of mengpuin waarbij stof vrij kan komen moeten voldoende en doelmatig bevochtigd worden. L.4 BODEM t.4.L De opslag, het vervoer en het gebruik van bodembedreigende stoffen moeten zodanig geschieden dat geen verontreiniging van de bodem optreedt. L4.2 Gemorste bodembedreigende stoffen moeten zo snel mogelijk worden opgeruimd. Hiertoe moeten voor de vloeibare bodembedreigende stoffen voldoende neutralisatie- en/of absorptiemateriaal binnen de inrichting aanwezig zijn, r.4.3 De in de aanvraag (bijlage 3) genoemde bodembeschermende maatregelen/voorzieningen moeten worden toegepast. 1.4.4 Bij bedrijfsbeëindiging moet ter plaatse van de vaste opstelplaats voor de shovel en de rups, de opstelplaats van de noodstroomaggregaat en de opstelplaats van de mobiele breek- en zeefinstallatievaststelling een onderzoek naar de kwaliteit van de bodem uitgevoerd worden. 7.4.5 Het onderzoek moet gebaseerd zijn op de NEN 5740 'Onderzoekstrategie vaststelling nulsituatie bij een toekomstige bodembelasting'. De monsterneming en analyse van de monsters moet zijn uitgevoerd overeenkomstig NEN 5740 en NEN 5725. t.4.6 De resultaten van de in voorschrift 1.4.4 bedoelde onderzoek worden uiterlijk drie maanden na het uitvoeren van het onderzoek aan het bevoegd gezag overgelegd. Indien de resultaten van het onderzoek daartoe aanleiding geven kan het bevoegd gezagt bij nadere eis, aanvullend onderzoek verlangen. 1.5 AFVATSTOFFEN 1.5.1 Gebruikte poetsdoeken, absorptiematerialen en overige gevaarlijke afualstoffen moeten worden bewaard in vloeistofdichte en afgesloten emballage die bestand is tegen inwerking van de betreffende afvalstoffen. Kenmerk: BESCHIKKOW 2Ot4-04-O1 t.5.2 De op- en overslag en het transport van afvalstoffen moeten zodanig plaatsvinden dat zich geen afual in of buiten de inrichting kan verspreiden, Mocht onverhoopt toch verontreiniging van het (openbaar) terrein rond de inrichting plaatsvinden, dan moeten direct maatregelen worden getroffen om deze verontreiniging te verwijderen. 1.5.3 In de inrichting mag maximaal 113.000 ton van de hieronder vermelde afualstoffen per kalenderjaar worden aangevoerd en mogen op enig moment niet meer afvalstoffen worden opgeslagen dan 108.000 m3. Voor de diverse deelstromen gelden de maxima zoals deze zijn genoemd in de onderstaande tabel. 3ebruikelijke benaming afualstof tliet teerhoudend asfalt 3eton, stenen, tegels en <eramische producten vlax. opslag m3 iuralcodes t7 0L 0t, 81000 L7 07 02, 27000 L7 07 03, t70lo7 L7 03 o2 1.5.4 Vóór definitieve acceptatie van een partij asfalt moet vergunninghouder beschikken over de resultaten van een middels Hoge-prestatievloeistofchromatografie (HPLC) of Dunnelaagchromatografie (DLC) uitgevoerde analyse, waaruit blijkt dat er geen sprake is van gevaarlijk afual. 1,5.5 De kwaliteit en de samenstelling van de ter acceptatie aangeboden gemengd puin moet per vracht visueel worden gecontroleerd op: - de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen en; - of deze afualstoffen voldoen aan de voor het betreffende i nrichti ngsonderdeel geldende acceptatiecriteria. 1.5.6 Binnen de inrichting dient voldoende controle materiaal. (PAK-markers) aanwezig te zijn ter controle op de aanwezigheid van teerhoudend asfalt. 7.5.7 Onverhoeds in het geaccepteerde afual aangetroffen verontreinigingen, zoals asbest, asbestbevattende materialen, klein gevaarlijk afual, dienen uit de afualstroom te worden verwijderd' Kortstondige opslag van deze verontreinigingen is toegestaan mits deze onmiddellijk worden geplaatst in of verpakt in daarvoor geschikte emballage. En beschermd tegen weersinvloeden te worden opgeslagen. 1,5.8 De vergunninghouder moet altijd handelen overeenkomstig het bij de aanvraag gevoegde AV-beleid. 1,5.9 Ten minste 1 maand voordat de werkzaamheden beginnen moet het AO/IC systeem zijn opgesteld en ter goedkeuring aan het bevoegd gezag worden voorgelegd Kenmerk: BESCHIKKOW 2OL4-O4-O1 1.5.10 Het in voorschriften 1.5.8 en 1.5.9 genoemde AV-beleid en AO/IC systeem en eventuele doorgevoerde wijzigingen moeten gedurende de openingstijden van de inrichting voor de toezichthouders van de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek ter inzage liggen. 1,5.11 Wijzigingen van de procedure voor acceptatie, be- en verwerking, registratie of controle moeten uiterlijk twee weken voordat de wijziging wordt doorgevoerd schriftelijk aan het bevoegd gezag worden voorgelegd. In het voornemen tot wijziging moet het volgende aangegeven worden: - de reden tot wijziging; - de aard van de wijziging; - de gevolgen van de wijziging voor andere onderdelen van het AVbeleid en de AO/IC; - de datum waarop de vergunninghouder de wijziging wilt doorvoeren. 1.5.12 Het mengen van afvalstoffen is uitsluitend toegestaan wanneer dit plaatsvindt conform de BRL 2506. 1.5.13 In de inrichting moet een registratiesysteem aanwezig zijn, waarin van alle aangevoerde afvalstoffen en van alle aangevoerde stoffen die bij de verwerking van afvalstoffen worden gebruikt het volgende moet worden vermeld: - de datum van aanvoer; - de aangevoerde hoeveelheden (kglton); - de naam en adres van de locatie van herkomst; - de naam en adres van de ontdoener; - de gebruikelijke benaming Vn de afvalstoffen; - de euralcode van de afvalstoffen; - hetafualstroomnummer. 1.5.14 De registratie van elke geaccepteerde partij asfalt dient ten minste te bevatten: - een verwijzing naar het rapport met resultaten van de analyse van de - partij; een beschrijving van het werk en de locatie waarvan het asfalt afkomstig is. Kenmerk: BESCHIKKOW 201,4-04-07 2. Procedurele overwegingen 2.1 De aanvraag De aanvraag bestaat uit de volgende stukken: - een publiceerbare aanvraag d.d. 29-tO-20L3; - een niet technische samenvatting d.d. 29-10-2013; - een acceptatie en verwerkingsbeleid d.d. 29-10-20L3; - een inrichtingstekening ; - een bodemrisico analyse d,d. 29-10-2O73; - een bodemrapport d.d. 25-05-2013; - een akoestischrapport d.d. 28-05-2013; - een luchtrapport d.d. 29-10-20t3; - een toetsing van de effecten van stikstof op de Naardermeer d.d. 23-082013. Vervolgens is de aanvraag naar aanleiding van opmerkingen van de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek op 6 december aangevuld met een gewijzigde akoestisch onderzoek d.d. 04-12-2073 en aanvullingen op het luchtonderzoek d.d. 04-t2-2013. 2.2. Ontvankelijkheid In artikel 2.8 van de Wabo, in paragraaf 4.2 van het Besluit omgevingsrecht en in de Regeling omgevingsrecht is aangegeven welke informatie noodzakelijk is voor een ontvankelijke aanvraag voor een omgevingsvergunning. De aanvraag is op basis van de Regeling omgevingsrecht op ontvankelijkheid getoetst. Geconcludeerd is dat de aanvraag voldoende informatie bevat om de gevolgen op de fysieke leefomgeving goed te beoordelen. De aanvraag is dan ook ontvankelijk. De aanvraag is dan ook in behandeling genomen. 2.3 Bevoegd gezag De vergunning heeft betrekking op een inrichting die valt onder categorie 28.4 onder a.6 en c.1 van onderdeel C van bijlage I bij het Bor. Op grond hiervan is de inrichting vergunningplichtig. Burgemeester en wethouders van Almere zijn het bevoegd gezag dat de omgevingsvergunning verleent. Dat is op basis van: . de projectbeschrijving; o artikel2.4 van de Wabo lid 1. De aanvraag is in eerste instantie ingediend bij Provincie Flevoland. Omdat burgemeester en wethouders van Almere het bevoegd gezag zijn om de vergunning te verlenen heeft Provincie Flevoland de aanvraag doorgestuurd. 2.4 Procedure De procedure om tot dit besluit te komen staat in paragraaf 3.3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (de uitgebreide voorbereidingsprocedure). 2.5 Activiteitenbesluit Op 1 januari 2008 zijn het Besluit van 19 oktober 2007, houdende algemene regels voor inrichtingen (hierna: Activiteitenbesluit) en de daarbij behorende Regeling van 9 november 2OO7, houdende algemene regels voor inrichtingen (hierna: Activiteitenregeling) in werking getreden. Het Activiteitenbesluit kent drie typen inrichtingen, te weten type A, B of C. Kenmerk: BESCHIKKOW 201.4-O4-Ot Inrichtingen type C zijn inrichtingen waarvoor op grond van artikel 2.1 lid l onder e Wabo in samenhang met artikel 1.1 lid 3 Wabo en artikel 2.t lid 2 van het BOR een vergunning is vereist. Op een inrichting type C zijn naast de voorschriften uit de omgevingsvergunning ook bepaalde artikelen uit het Activiteitenbesluit en Activiteitenregeling rechtstreeks van toepassing. Op basis van artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit dient de inrichting, naast het aanvragen van een vergunning, zich te melden. De informatie uit de aanvraag wordt beschouwd als de melding. De volgende artikelen uit het Activiteitenbesluit en Activiteitenregeling zijn rechtstreeks van toepassing op de inrichting: - afdeling 1. 1 Activiteitenbesluit: begripsbepalingen. Omhangbepaling, reikwijdte en procedurele bepalingen; - afdeling 2.1 Activiteitenbesluit: zorgplicht; - afdeling 2.2 Activiteitenbesluit: lozingen; - afdeling 2.3 Activiteitenbesluit: lucht; - afdeling 2.4 Activiteitenbesluit en afdeling 2.l Activiteitenregeling: bodem; - paragraaf 3.1.3 Activiteitenbesluit: lozen van hemelwater, dat niet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening; - paragraaf 3.2.1 Activiteitenbesluit en Activiteitenregeling: het in werking hebben van een stookinstallatie, niet zijnde een grote stookinstallatie; - paragraaf 3.4.3 Activiteitenbesluit en Activiteitenregeling: opslaan en overslaan van goederen. Op 10 september 2013 is hiervoor een melding Activiteiten beslu it gedaan. Door de directe werking van het Activiteitenbesluit en Activiteitenregeling zijn voor deze aspecten geen voorschriften in deze beschikking opgenomen. -richtlijn (Richtljn Industriële Emissies 20101r75 'tr De RIE verplicht de lidstaten van de Europese Unie om grote milieuvervuilende bedrijven te reguleren middels een integrale vergunning gebaseerd op de beste 2.6 RIE beschikbare technieken (BBT), Onderzocht is of er gpbv-installaties als omschreven in artikel 1.1 van de Wabo tot de inrichting behoren. Dit zijn installaties als bedoeld in bijlage 1 van de RIE. Geconcludeerd is dat de inrichting niet onder het gestelde valt als bedoeld in bijlage 1 van de RIE, 2.7 Best beschikbare technieken (BBT) In het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu moeten aan de vergunning voorschriften worden verbonden, die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk - bij voorkeur bij de bron - te beperken en ongedaan te maken, Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken (BBT) worden toegepast. Bij de bepaling van BBT moet in zijn algemeenheid de in de artikel 5.4 lid 1 van het Bor vermelde aspecten betrokken worden, rekening houdend met de voorzienbare kosten en baten van maatregelen en met het voorzorg- en het preventiebeginsel. Kenmerk: BESCHIKKOW 20L4-04-01. In het bijzonder moet bij de bepaling van BBT rekening gehouden worden met artikel 9.2 van de Regeling omgevingsrecht (Mor) en in bijbehorende bijlage 1 opgenomen lijst met aangewezen BBT-documenten. Bij het bepalen van de beste beschikbare technieken is rekening gehouden met de volgende van toepassing zijnde Nederlandse informatiedocumenten: Nederlandse Emissierichtlijn lucht (NeR) juli 2O72; Nederlandse richtlijn bodembescherming (NRB) augustus 2072. Voor de overweging per milieuthema wordt verwezen naar hoofdstuk 4. 2.8 M.e.r- beoordeling of M.e.r-plicht De aangevraagde situatie valt onder categorie D18.1 van de bijlage 1 bij het Besluit m.e,r. Er is beoordeeld of bij de voorbereiding op de behandeling van de aanvraag een milieu-effectrapport (MER) opgesteld dient te worden. Uit de beoordeling is gebleken dat voor de aangevraagde activiteit geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten zijn. Het opstellen van MER is niet nodig. 2.9 Bestemmingsolan Het project vindt plaats binnen de contouren van het Tracébesluit en is dus vrijgesteld van mogelijke beperkingen uit het onderliggende bestemmingsplan. 3. Zienswijzen tot en met 26 maart 20t4 ter periode zienswijzen naar voren inzage gelegen. Een ieder kon gedurende deze brengen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. De ontwerpbeschikking heeft van 13 februari 2014 Kenmerk: BESCHIKKOW 2O1,4-O4-O1 Milieubelasting 4. In verband met de aangevraagde activiteiten moet in het bijzonder rekening worden gehouden met de volgende milieuaspecten: - emissie van geluid; emissie naar de lucht; accepteren en verwerken van afvalstoffen; risico op bodemverontreiniging; verbruik van energie. 4.L Geluid Inleiding Bij de aanvraag is een akoestisch rapport gevoegd. Dit onderzoek is uitgevoerd door Aveco de Bondt ingenieursbedrijf en is vastgelegd in het rapport met referentienummer PvdW/086/130445, versie 02 d.d. 4 december 2013. De dichtstbijzijnde woningen zijn gelegen op 1,6 km van de inrichtingsgrens Toetsing Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau In het akoestisch onderzoek is het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau op 250 meter van de inrichtingsgrens en op 50 meter van de inrichtingsgrens bepaald. Daaruit blijkt dat het hoogste langtijdgemiddeld beoordelingsniveau op 250 meter 57 dB(A) bedraagt (dagperiode). Op 50 meter bedraagt de langtijdgemiddeld beoordelingsniveau ten hoogste 70 dB(A) (dagperiode). Daarnaast is in het rapport getoetst of de geluidsbelasting bij de woningen voldoet aan de richtwaarde voor een woonwijk met weinig verkeer uit de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening (Handreiking). Maxi male geluidsniveaus Volgens de Handreiking is als grenswaarde voor het maximale geluidsniveau (La..") maximaal 70 dB(A) in de dagperiode toelaatbaar. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat het maximale geluidniveau op 250 meter van de inrichtingsgrens ten hoogste 62 dB(A) in de dag-, 43 dB(A) in de avond- en 62 dB(A) in de nachtperiode bedraagt. Indirecte hinder Verkeersbewegingen van en naar de inrichting worden analoog aan de circulaire 'Geluidshinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer'van 29 februari 1996 uitsluitend en separaat getoetst aan de hand van het door die verkeersbewegingen veroorzaakte equivalente geluidsniveau. Omdat er geen woningen grenzen aan de ontsluitingsroute van de inrichting is de indirecte hinder niet nader beschouwd. 10 Kenmerk: BESCHIKKOW 20L4-04-01 Conclusies - de geluidbelasting ter plaatse van woningen voldoet aan de richtwaarden conform de Handreiking. In de vergunning zijn normen opgenomen op 50 en 250 meter van de inrichtingsgrens. - de maximale geluidsniveaus voldoen aan de grenswaarde van de Handreiking. In de vergunning zijn normen opgenomen op 250 meter van de in richtingsg rens. 4.2 Lucht Inleiding Op 15 november 2007 zijn de nieuwe Europese luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer (Wm, hoofdstuk 5 "Luchtkwaliteitseisen"). Het doel van hoofdstuk 5 van de Wm is het beschermen van het milieu tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging. De Wm bevat wettelijke grenswaarden, streefwaarden en plandrempels voor zwaveldioxide, stikstofdioxide, zwevende deeltjes (PMro, ook wel fijn stof genaamd), lood, koolmonoxide, benzeen, ozon, arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen. De grenswaarden geven kwaliteitsniveaus aan voor de buitenlucht. Daarbij zijn alle locaties van belang, met uitzondering van de arbeidsplek als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet. De parameters die van belang zijn in Almere zijn met name stikstofdioxide (NO2) en fijn stof Stof (PM1e): Daggemiddelde (rrglm3) NOz PMro Jaargemiddelde Datum in (uglm3) werking 50 1-1-2010 1-1-2005 40 40 Achtergrondconc. 2OO9 Almere (uslm3) 20-21 24-25 (mag 35 keer/jaar overschreden worden) Bij de aanvraag is een luchtkwaliteitsonderzoek rapport gevoegd. Dit onderzoek is uitgevoerd door Aveco de Bondt ingenieursbureau en is vastgelegd in het rapport met referentienummer PvdW/066/13045501, versie 01 d.d. 22 oktober 2013, Toetsing Uit de berekeningen blijkt dat de toename van de concentratie NOz en PM16 hoger is dan I,2l.rm/m3 en daarom in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Bij verder toetsing aan de grenswaarden blijkt dat ondanks de bijdrage van de inrichting aan het achtergrondniveau nergens in de omgeving de grenswaarden voor jaargemiddelde concentratie van 40 mg/ m' voor stikstofdioxide (NOz) en fijn stof (PM16) wordt overschreden. Ook het maximum aantal van 35 dagen per kalenderjaar voor een 24-uurs gemiddelde concentratie van meer dan 50 Fm/m' fijn stof en het maximum aantal van 18 pe-r kalenderjaar voor een uurgemiddelde piekconcentratie van meer dan 200 pm/m' stikstofdioxide wordt nergens overschreden. Bij de berekening van de invloed op de luchtkwaliteit is uitgegaan van enkele beheersmaatregelen ter beperking van de verspreiding van stof tijdens het in werking zijn van de inrichting: 'J.1. Kenmerk: BESCHIKKOW 2014-04-01, . . o volledige bevochtiging van de werkvloer (alleen op de puinbreeklocatie, niet op de toegangsweg); volledige bevochtiging van alle activiteiten met asfalt, beton of mengpuin waarbij stof vrij kan komen; g€€Í1 toepassing van een windzifter. Bevochtiging kan daarbij plaats vinden door gebruik van een vernevelingskanon of puntverneveling. Om te waarborgen dat de beheersmaatregelen uit de aanvraag uitgevoerd worden zijn deze opgenomen in de voorschriften. Conclusies - de uitgangspunten en berekeningswijze voldoen aan de huidige inzichten en vereisten; er is geen sprake van overschrijding of dreigende overschrijding van de grenswaarden; De te treffen beheersmaatregelen om stofverspreiding te voorkomen zijn afdoende. Om te waarborgen dat deze worden uitgevoerd zijn ze in de voorsch riften opgenomen. 4.3 Bodem Inleiding Bodembedreigende activiteiten zijn het : aftanken van shovel, mobiele breek-/zeefinstallatie en de rupskraan (het materieel); - gebruik van een noodstoomaggregaat. - Toetsing Uit de aanvraag blijkt dat de brandstofvoorziening voor het materieel door een tankwagen die ter plaatse komt wordt verzorgd. Onder de vulpunten van het materieel zal een lekbak geplaatst worden. Daarnaast zal er continu toezicht zijn en zal het aftanken op een vaste locatie plaatsvinden. De noodstroomaggregaat is geplaatst in een lekbak. De ingebouwde tank van de noodstroomaggregaat zal door een handkan gevuld worden. Bij de aanvraag is een nulsituatie bodemonderzoeksrapport gevoegd, Dit onderzoek is uitgevoerd door Aveco de Bondt ingenieursbureau en is vastgelegd in het rapport met referentienummer R-JOK/3 130445 d.d. 22 mei 2013. Conclusies - - Door de getroffen bodembeschermende maatregelen zal een verwaarloosbaar bodemrisico gerealiseerd worden. In de voorschriften zijn een aantal gedragsvoorschriften opgenomen; in de grondmengmonsters zijn geen verhoogde gehalten aan de onderzochte stoffen gevonden; in het ondiepe grondwater is plaatselijk barium in licht verhoogde concentraties gemeten. De concentratie overschrijdt de betreffende streefwaarde, maar ligt beneden de toetsingswaarden voor nader onderzoek; in de voorschriften is opgenomen dat bij het beëindigen van bodembedreigende activiteiten een eindonderzoek ter plaatse van de vaste opstelplaats voor het aftanken van de shovel en de rups, opstelplaats van de 72 Kenmerk: BESCHIKKOW 201,4-04-01, aggregaat en het opstelplaats van de mobiele breek- en zeefinstallatie uitgevoerd dient te worden. 4.4 Atual Inleiding Binnen de inrichting wordt per jaar 113.000 ton asfalt, steenachtige materialen en granulaat verwerkt. Doelmatig beheer van afvalstoffen Op grond van artikel 2.L4van de Wabo kan de omgevingsvergunning in het belang van de bescherming van het milieu worden geweigerd. Onderdeel van het begrip "bescherming van het milieu" is de zorg voor het doelmatig beheer van afualstoffen. In artikel 1.1van de Wm is aangegeven wat moet worden verstaan onder het doelmatig beheer van afualstoffen. Op grond hiervan moet rekening gehouden worden met het geldende afvalbeheersplan dan wel het bepaalde in de artikelen 10.4 en 10.5 van de Wm (artikel 10,14 van de Wm). In het bedoelde afvalbeheersplan (het Landelijk Afualbeheerplan 2O09-2O2L, hierna aangeduid als het LAP) is het afualstoffenbeleid neergelegd . Op grond van de Wm dient het l-AP als toetsingskader voor het beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover deze betrekking heeft op afualbeheer. De hoofdlijnen van het beleid zijn vastgelegd in het LAP' De doelstellingen van het LAP geven invulling aan de prioriteitsvolgorde in de afualhiërarchie zoals die in artikel 10.4 van de Wm is opgenomen en als volgt is samen te vatten: a. preventie; b. voorbereiding voor hergebruik; c. recycling; d. andere nuttige toepassing, waaronder energieterugwinning; e. veilige verwijdering. Bij de vaststelling van het LAP is ook rekening gehouden met de in artikel 10.5 van de Wm vermelde aspecten van doelmatig afualbeheer. Bijlage 4 bij het LAP bevat een invulling van het beleid voor specifieke afvalstoffen. In het LAP is aangegeven op welke wijze het bevoegd gezag bij het beoordelen van een vergunningaanvraag voor het inzamelen, bewaren en be- en verwerken van afualstoffen rekening moeten houden met een aantal algemene bepalingen aangaande het LAP. De minimumstandaard geeft de meest laagwaardige wijze van be- en verwerking van de betreffende afvalstoffen, waarvoor nog vergunning verleend mag worden. Als de minimumstandaard bestaat uit verschillende be- en verwerkingshandelingen bij diverse inrichtingen kan voor de afzonderlijke bewerkingsstappen een vergunning worden verleend. Voor de onderhavige aanvraag is sectorplan 29 van bijlage 4 van het LAP van toepassing. 13 Kenmerk: BESCHIKKOW 20L4-04-07 Toetsing Be-/verwerking In de aanvraag is gebleken dat op het depot asfaltpuin, freesasfalt en de overige steenachtige materialen uit het project SAA A1-A6 ingenomen zal worden. Omdat naar verwachting te weinig materiaal uit het project vrij zal komen zal vanuit de omgeving asfaltpuin, freesasfalt en overige schone steenachtige materialen aangevoerd worden. De materialen zullen gebroken worden en daarna toegepast in het project. Het beleid voor steenachtige materialen is neergelegd in sectorplan 29 en is gericht op nuttige toepassing door materiaal hergebruik. De in de aanvraag beschreven be/verwerkingsmethode voldoet aan de minimumstandaard. Mengen van afualstoffen Afvalstoffen moeten met het oog op hergebruik en nuttige toepassing over het algemeen na het ontstaan zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden van andere afvalstoffen. Verder is het ongewenst dat in afual gecumuleerde milieugevaarlijke stoffen door wegmenging ongecontroleerd in het milieu verspreid raken. Onder bepaalde condities kunnen verschillende afualstromen echter net zo goed of soms zelfs beter samengesteld worden verwerkt. Het samenvoegen van qua aard, samenstelling en concentraties niet met elkaar vergelijkbare (verschillende) afualstoffen alsmede het samenvoegen van afvalstoffen en nietafvalstoffen wordt mengen genoemd. Mengen is niet toegestaan tenzij dat expliciet en gespecificeerd is aangevraagd en vastgelegd in de vergunning. Het mengen van steenachtige afualstoffen is aangevraagd. Deze dienen conform de BRL 2506 gemengd te worden. AV-beleid en AO/IC In het LAP is aangegeven dat een inrichting die afvalstoffen accepteert over een adequaat acceptatie- en verwerkingsbeleid (AV-beleid) en een systeem voor administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) moet beschikken. In het AV-beleid moet zijn aangegeven op welke wijze binnen de inrichting acceptatie en verwerking van afualstoffen plaatsvinden In de AO/IC is vastgelegd hoe door technische, administratieve en organisatorische maatregelen de releva nte processen binnen een inrichting kunnen worden beheerst en geborgd om de risico's binnen de bedrijfsvoering te minimaliseren. Bij de aanvraag is een beperkte beschrijving van het AV-beleid gevoegd. Daarin is aangegeven op welke wijze acceptatie en verwerking van de afvalstoffen plaats zal vinden, Het beschreven AV-beleid voldoet aan de randvoorwaarden zoals die in het LAP zijn beschreven. Op basis van het gestelde in de aanvraag kan met dit AVbeleid ingestemd worden. In onderhavige aanvraag is geen sprake van accepteren van gevaarlijk afval. In de aanvraag is aangegeven dat het AO/IC-systeem op basis van de vergunningsvoorschriften ten aanzien van registratie van afvalstoffen opgesteld zal worden. Het op een later tijdstip opstellen van het AO/IC systeem staat vergunningverlening niet in de weg. T4 Kenmerk: BESCHIKKOW 2074-04-07 ropese afva lstoffen I iist Door de Europese Commissie is een afvalstoffenlijst samengesteld en zijn criteria ontwikkeld aan de hand waarvan bepaald kan worden of een afualstof wel of niet gevaarlijk is. Deze criteria zijn vastgelegd in de Europese afvalstoffenlijst, de Eural. Per 8 mei 2002 is de Regeling Eural (Stcrt. 2002,62) in werking getreden. Eu Registratie en melden In het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke atualstoffen (Stb, 2004, 522), nader uitgewerkt in de Regeling melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afualstoffen (Stcrt. 27 oktober 2004,2O7) zijn categorieën afvalstoffen aangewezen die op een bepaalde wijze moeten worden geregistreerd en regelmatig moeten worden gemeld. Aangezien onderhavige inrichting zich toelegt op het beheer van een aantal aangewezen afualstoffen, zullen onder andere de ontvangst en afgifte van deze afvalstoffen overeenkomstig deze regelingen moeten worden gemeld aan de daarin genoemde meldingsinstantie en zal tevens moeten worden voldaan aan de overige daarin opgenomen verplichtingen. Conclusie - - gelet op het bovenstaande ben ik van mening dat de aangevraagde activiteiten in overeenstemming zijn met het geldende afvalbeheersplan en daarmee bijdragen aan een doelmatig beheer van afvalstoffen; het mengen van steenachtige materialen is toegestaan. Dit dient uitgevoerd conform BRL2506. In de voorschriften is dit voorgeschreven; in de voorschriften is opgenomen dat voordat de werkzaamheden beginnen een AO/IC systeem opgesteld dient te zijn; in de vergunning is in voorschrift 1.5.3 een acceptatievoorschrift opgenomen. Hierin is gebruik gemaakt van coderingen zoals die in de regeling Eural juncto de Regeling integrale tekst afvalstoffenlijst (Stcrt. 2002,76) zijn gedefinieerd; in de voorschriften is opgenomen hoe de aangevoerde afvalstoffen geregistreerd dienen te worden. 4.5 Energie Inleiding Het jaarlijkse energieverbruik bedraagt: 1.OOO m3 aardgas; - 12.000 kWh elektriciteit. Toetsing Met inwerking treden van het Activiteitenbesluit zijn de grenzen waarbij energiebesparing bij type A en B inrichtingen relevant is verhoogd naar 200.000 kWh en 75.OOO m3 aardgasequivalenten. In het kader van gelijke behandeling is de aanvraag aan de grenzen uit het Activiteitenbesluit getoetst. Uit de aanvraag blijkt het energieverbruik niet hoger is dan de grenzen in het Activiteiten beslu it. 15 Kenmerk: BESCHIKKOW 2OL4-O4-OI Conclusie Het energieverbruik is dermate laag dat de inrichting als niet energierelevant beschouwd kan worden. 16 Kenmerk: BESCHIKKOW 2Ot4-04-01. 5. BEGRIPPEN AFVALBEHEERP]ÁN: Afualbeheerplan, bedoeld in artikel 10.3 van de Wet milieubeheer. BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN (BBT) : Voor het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu meest doeltreffende technieken om de emissies en andere nadelige gevolgen voor het milieu, die een inrichting kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken, die - kosten en baten in aanmerking genomen - economisch en technisch haalbaar in de bedrijfstak waartoe de inrichting behoort, kunnen worden toegepast, en die voor degene die de inrichting drijft, redelijkerwijs in Nederland of daarbuiten te verkrijgen zijn; daarbij wordt onder technieken mede begrepen het ontwerp van de inrichting, de wijze waarop zij wordt gebouwd en onderhouden, alsmede de wijze van bedrijfsvoering en de wijze waarop de inrichting buiten gebruik wordt gesteld. BODEMBEDREIGENDE STOF: Stof die overeenkomstig het Stoffenschema van de NRB 2012 de bodem kan verontreinigen. BODEMBESCH ERM ENDE MAATREGEL: Op de gebezigde stoffen en gebruikte bodembeschermende voorziening toegesneden handeling gericht op reparatie, schoonmaak, onderhoud, actie bij incidenten, bedrijfsinterne controle, inspectie of toezicht ter voorkoming van bodemverontreiniging waarvan de uitvoering is gewaarborgd. BODEMBESCHERMENDE VOORZIENING : Een vloeistofkerende voorziening, een vloeistofdichte vloer of verharding of een andere doelmatige fysieke voorziening, ter voorkoming van immissies in de bodem. CONTROLEPUNT (T.B.V. GELUID) : Punt om ten behoeve van het controleren van de vergunning een geluidmeting te kunnen uitvoeren. GELUIDBELASTING: De etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau. GELUIDSNIVEAU IN DB(A): Het niveau van het ter plaatse optredende geluid, uitgedrukt in dB(A), overeenkomstig de door de Internationale Elektrotechnische Commissie (IEC) terzake opgestelde regels, zoals neergelegd in de IEC-publicatie no. 651, uitgave 1989. LANGTIJ DGEMI DDELD BEOORDELINGSNIVEAU ( LAT, LT) : Het A-gewogen gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse, in de loop van een bepaalde periode optredende geluid en zo nodig gecorrigeerd voor de aanwezigheid van impulsachtig geluid, tonaal geluid of muziekgeluid, vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de'Handleiding meten en rekenen industrielawaai', uitgave 1999. MAXIMALE GELUIDNIVEAU (LAMAX) : Het hoogste A-gewogen geluidsniveau, afgelezen in de meterstand 'fast', verminderd met de meteocorrectieterm Cm. De meterstand 'fast' komt overeen met een tijdconstante van 125 ms, 77 Kenmerk: BESCHIKKOW 2Ot4-04-O1, NER: De Nederlandse emissierichtlijn lucht. De NeR is verkrijgbaar bij Kenniscentrum InfoMil, het secretariaat van de NeR-organisatie en te downloaden vanaf de website : www. infomil. nl/ner. NRB: Nederlandse Richtlijn Bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten, Informatiecentrum Milieuvergunningen (Agentschap NL Maart 2OL2). NULSITUATIE-ONDERZOEK: Onderzoek naar de kwaliteit van de bodem (grond en grondwater) op die plaatsen van de inrichting waar potentieel bodembedreigende activiteiten plaatsvinden of zullen plaatsvinden en dat is gericht op die verontreinigende stoffen die ten gevolge van de activiteiten binnen de inrichting in de bodem kunnen geraken. PREVENTIE: Maatregelen die worden genomen voordat een stof, materiaal of product afualstof is geworden, ter vermindering van: de hoeveelheden afualstoffen, al dan niet via het hergebruik van producten of de verlenging van de levensduur van producten; de negatieve gevolgen van de geproduceerde afvalstoffen voor het milieu en de menselijke gezondheid, of het gehalte aan schadelijke stoffen in materialen en producten. 18 Kenmerk: BESCHIKKOW 2OL4-O4-OI RECYCLING: Nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw worden bewerkt tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel, met inbegrip van het opnieuw bewerken van organische afualstoffen, en met uitsluiting van energieterugwinning en het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal. VERWAARLOOSBAAR BODEM RISICO : Een situatie als bedoeld in de NRB waarin door een goede afstemming van bodembeschermende voorzieningen en bodembeschermende maatregelen sprake is van een verwaarloosbaa r bodemrisico. milieubeheer. 19 Kenmerk: BESCHIKKOW 2O74-O4-O1
© Copyright 2024 ExpyDoc