Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013–2014 C Parlementair Onderzoek Privatisering/Verzelfstandiging Overheidsdiensten N BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 6 februari 2014 Tijdens het debat met uw Kamer over het rapport van de parlementaire onderzoekscommissie naar Privatiseringen en verzelfstandigingen hebben verscheidende fracties vragen gesteld over de in de kabinetsreactie genoemde Ministeriële Commissie Vernieuwing Publieke Belangen (MC PB). Ik heb daarop de werkzaamheden van de MC PB uitgebreid toegelicht en daarbij onder andere verwezen naar de kabinetsreactie op het rapport van de Commissie Maatschappelijk verantwoord bestuur en toezicht in semipublieke sectoren (Commissie Behoorlijk Bestuur), die ik in december 2013 aan de Tweede Kamer heb gestuurd1. Op verzoek van het lid Bröcker is aangegeven dat u per brief nader over de rol en werkwijze van de MC PB zal worden geïnformeerd. Bij dezen doe ik deze toezegging gestand. Het borgen van publieke belangen is een kerntaak van de overheid. De keuzes die de overheid maakt, bepalen in grote mate de speelruimte en het gedrag van de talrijke ondernemingen en instellingen die op het snijvlak van de publieke en private sector opereren, zoals bijvoorbeeld op het terrein van zorg, onderwijs en sociale woningbouw. De afgelopen jaren zijn verschillende misstanden aan het licht gekomen, die het vertrouwen van burgers in deze dienstverleners hebben aangetast en twijfels oproepen over de doelmatigheid van uitvoering van maatschappelijke taken. Doel van de MC PB Gezien het belang van een goede borging van publieke belangen is er een ministeriële commissie opgericht met als doel de invulling van de onderstaande passage uit het Regeerakkoord te bewerkstelligen: «Een effectieve borging van publieke belangen moet samengaan met ruimte voor vernieuwing. Daarom gaan we met kracht door met het 1 kst-C-N ISSN 0921 - 7371 ’s-Gravenhage 2014 Kamerstukken II 2013/14, 28 479, nr. 68 Eerste Kamer, vergaderjaar 2013–2014, C, N 1 verminderen van regeldruk en kiezen we voor een samenhangende aanpak in de verschillende sectoren op het terrein van ordening, sturing en toezicht.» Het kabinet heeft zich ten doel gesteld om de ordening en sturing in sectoren te verbeteren teneinde de welvaart en het welzijn in ons land te vergroten. De aandacht gaat daarbij specifiek uit naar het onderwijs, de zorg, het pensioenstelsel, het spoor en de sociale volkshuisvesting. Hier is sprake van maatschappelijke onvrede over de borging van publieke belangen, die niet altijd scherp blijken te zijn gedefinieerd. Ten tweede gaat het om verlaging van de meetbare en merkbare regeldruk voor bedrijven, professionals en burgers die met het borgen van publieke belangen gepaard gaat. Denk hierbij aan sectoren zoals de bouw, logistiek, agro & food en politie, waar de borging van publieke belangen soms gepaard is gegaan met toenemende regeldruk voor burgers, bedrijven, professionals en medeoverheden. Een andere kijk op (de borging van) publieke belangen kan mogelijk leiden tot minder regels. Het kabinet richt zich ten derde op de vormgeving van toezicht en de vraag hoe met behoud van effectiviteit toezichtslasten kunnen worden teruggebracht. De ministeriele commissie is een intern instrument van het kabinet, waarmee de bespreking van deze thema’s op een en dezelfde plek mogelijk is. Aanpak Met deze commissie bewaakt het kabinet de samenhang in beleid door inhoudelijke en politieke discussies met betrekking tot de borging van publieke belangen reeds vroeg in het beleidsproces te voeren. Zo kan over de grenzen van departementen, sectoren en beleidsterreinen heen over problemen en uitdagingen worden nagedacht. Dit komt de consistentie en kwaliteit van beleid ten goede. Uit evaluaties, onder andere van uw Kamer, komt naar voren dat het soms aan een dergelijke brede afweging heeft ontbroken. Soms was sprake van een gebrek aan integrale sturing en visie en werden beslissingen genomen zonder duidelijk afwegingskader. Dit heeft kunnen leiden tot verkokerde besluitvorming en regelreflexen. Via de MC PB wordt een brede afweging van ordenings- en sturingsvormen, toezichtstructuren en regelgeving geborgd en wordt zo invulling gegeven aan de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie. Een en ander zorgt bovendien voor consistentie in en voortgang van de regeldrukaanpak voor bedrijven, burgers, professionals. In de MC PB bewaakt het kabinet de voortgang van de kabinetsdoelstelling om de regeldruk structureel met € 2,5 miljard te verlagen. Eind 2013 heb ik aan de Tweede Kamer gemeld dat deze reductiedoelstelling inmiddels voor het grootste deel is ingevuld2. Ook worden in de MC PB de resultaten en inzichten besproken die voortkomen uit de maatwerkaanpak voor vermindering van regeldruk in vijftien regeldichte sectoren. Bij de bespreking van onderwerpen worden ook andere invalshoeken van het regeldrukbeleid betrokken, zoals de verbetering van dienstverlening door overheden en het verminderen van de toezichtlasten met behoud van effectieve borging van publieke belangen. Het Parlement wordt periodiek over de voortgang in de regeldrukaanpak geïnformeerd. Ordening en sturing Het verbeteren van de ordening en sturing in sectoren vraagt de ene keer om maatwerk, de andere keer zijn vraagstukken juist vergelijkbaar van 2 Kamerstukken II 2013/14, 29 362, nr. 225 Eerste Kamer, vergaderjaar 2013–2014, C, N 2 aard en is een gecoördineerde aanpak van belang. Knelpunten die het kabinet in meerdere sectoren constateert zijn: 1. Onduidelijke verwachtingen en prestaties: Er moeten vaak meerdere publieke belangen geborgd worden, wat tot complexiteit en onduidelijkheid leidt. Publieke belangen (in de kern kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid) kunnen tegenstrijdig zijn, waarbij niet altijd heldere verwachtingen zijn geformuleerd, het meten van prestaties moeilijk is en er weinig houvast is bij het maken van afwegingen tussen belangen. 2. Gebrek aan effectieve sturing: Bij semipublieke instellingen – private organisaties die een publieke dienst leveren – is veelal sprake van marktmacht en relatief lage concurrentiedruk. Stemmen met de voeten is vaak moeilijk en democratische controle is beperkt door de afstand tot politiek en burgers. Hierdoor hebben deze mechanismen maar een beperkte sturingskracht en opereren organisaties te vaak in een vacuüm. 3. Regelreflex: Als incidenten zich voordoen is het antwoord vaak strengere gedragsregels en steviger toezicht. Dit kan leiden tot onnodige stapeling van regels en kan vernieuwing belemmeren. Slimmere, effectievere oplossingen zijn wellicht te vinden door geen symptomen te bestrijden, maar het onderliggende probleem aan te pakken door het in samenhang verbeteren van sturing én ordening. 4. Publiek dienstbetoon: Het besef bij bestuurders en werknemers dat wordt gewerkt voor de publieke zaak lijkt door de toenemende onoverzichtelijkheid, schaalvergroting en individualisering te zijn afgenomen. De MC PB bespreekt deze thematiek via verkennende sectorbesprekingen en aan de hand van veertien dwarsdoorsnijdende thema’s: faillissementen, aansprakelijkheid van bestuurders en toezichthouders, schaalgrootte, behoorlijk bestuur, financieel beheer en toezicht, medezeggenschap van stakeholders, effectieve eigendomsstructuren, maatschappelijke inbedding, intern vs. extern toezicht, transparantie van prestaties, effectief en efficiënt toezicht, keuzevrijheid, concurrentie en samenwerking en commerciële vs. publieke activiteiten. Resultaten 2013 Resultaten van deze besprekingen vinden uiteindelijk hun weg naar beleid. In de zorg en het onderwijs zijn stappen gezet om de governance te versterken. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd in brieven van de betreffende vakministers3. Het kabinetsbeleid ten aanzien van het spoor en de woningcorporaties is eveneens besproken in de MC PB, evenals de kabinetsreactie op het rapport «Verbinding Verbroken?» van uw parlementaire onderzoekscommissie, de kabinetsreactie op de Commissie Behoorlijk Bestuur en de Nota Deelnemingenbeleid 20134. De Minister van V&J informeerde het parlement over het vergemakkelijken van aansprakelijkheidsstelling van bestuurders en intern toezichthouders5. Wanprestaties van bestuurders en intern toezichthouders kunnen hierdoor beter worden aangepakt. Dit zal behoorlijk gedrag van bestuurders en intern toezichthouders bevorderen. Daarnaast heeft de Minister van Financiën de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitwerking van het gemeenschappelijk normenkader voor goed financieel beheer en een kaderstelling voor extern financieel toezicht 3 4 5 Kamerstukken II 2013/14, 32 012 nr. 15 en Kamerstukken II 2012/13, 33 495 nr. 10 Kamerstukken II 2013/14, 28 165, nr. 165 Kamerstukken II 2013/14, 33 750 VI nr. 31 Eerste Kamer, vergaderjaar 2013–2014, C, N 3 bij instellingen die een publiek belang dienen6. Ten aanzien van vraagstukken over faillissementen van semipublieke instellingen en de schaalgrootte van organisaties is in de ministeriële commissie gesproken over het handelingsrepertoire van bewindspersonen en generieke redeneerlijnen. Zo is het kabinet van mening dat steun bieden om een faillissement te voorkomen het verkeerde signaal aan instellingen en bestuurders geeft. Continuïteit van de borging van het publieke belang dient centraal te staan, niet de continuïteit van de instelling. Agenda 2014 In 2014 zal het kabinet in deze ministeriele commissie nog diverse dwarsdoorsnijdende thema’s bespreken. Voorzien zijn de onderwerpen medezeggenschap van stakeholders, effectieve eigendomsstructuren, effectief en efficiënt extern toezicht, keuzevrijheid, concurrentie en samenwerking en commerciële vs. publieke activiteiten. Bedoeling is te komen tot generieke redeneerlijnen en inzichten die in verschillende sectoren kunnen worden toegepast om zo te komen tot samenhang en consistentie in beleid. Anderzijds is er ruimte voor het agenderen van specifieke dossiers waarin ofwel vraagstukken op terrein van ordening en toezicht een rol spelen, ofwel keuzes grote implicaties hebben voor de regeldruk. Voor bespreking van voornoemde thematiek is en blijft brede deelname van bewindslieden van groot belang. De vergaderingen van de MC PB staan daarom open voor alle bewindslieden en worden voorgezeten door de Minister-President. De Minister van EZ is coördinerend bewindspersoon. Uitgenodigd zijn verder de viceminister-president, de Minister van Financiën, de Minister van BZK, de Minister van V&J, de Minister voor W&R, de Minister van VWS, de Minister van OCW en de staatsecretaris van I&M. Alle bewindspersonen ontvangen de vergaderstukken en het verslag van de MC PB. Ik vertrouw erop dat ik uw Kamer hiermee voldoende heb geïnformeerd over de rol en werkwijze van de MC PB. De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp 6 Kamerstukken II 2013–2013, 33 822 nr. 2 Eerste Kamer, vergaderjaar 2013–2014, C, N 4
© Copyright 2024 ExpyDoc