Dies Natalis 2014 – Gesproken column door Joost de Vries Ik

Dies Natalis 2014 – Gesproken column door Joost de Vries
Ik landde zaterdag om iets over acht op Schiphol. Ik heb het nu over twee jaar terug, ongeveer.
Londen was weer enerverend geweest: KLM had mijn bagage zoekgemaakt, een zwerver had me
bespuugd en me twee staten achtervolgd nadat ik hem uitschold, in Tate Modern fonkelde Damien
Hirst’s diamanten schedel zo heftig dat je er niet langer dan twintig seconden onafgebroken naar kon
kijken en ik had een Britse schrijver geïnterviewd die vertelde dat de meest interessante personages
leden aan wat de Fransen ‘décalage’ noemen, een verschil in tijd en ruimte. Of zoals hij dat naar fictie
vertaalde, ‘een verschil tussen hun ervaring en het verhaal van die ervaring.’ Citaat: ‘Warhol zei het,
nadat hij was neergeschoten; het had hem zo uit zijn gewone leven gehaald, dat alles dat hij na de
aanslag meemaakte aanvoelde alsof hij tv aan kijken was.’
Nu ben ik schrijver van beroep. Daar zal ik niet te hoogdravend over doen. Het is niet zoiets alsof ik
hersenchirurg ben, ik ben niet druk bezig met een medicijn te ontwikkelen tegen ebola (sterker nog:
toen ik dit schreef wijzigde de spellingscontrole op mijn laptop ‘Ebola’ consequent in ‘bola’, wat
volgens de Dikke Van Dalen een drieriemig lasso is, bedoeld om dieren aan hun benen te vangen. Ik
ben geen klimaatonderzoeker, ik ben niet de laatste vijf witte neushoorns in Afrika aan het redden, ik
ben geen rector magnificus, ik ben geen econoom die een manier bedenkt om ons uit de crisis te halen
(Daar staat tegenover dat ik ook geen econoom ben die ons dieper de crisis in lult.)
Ik verzin verhalen en dan schrijf ik die op net alsof ze echt gebeurd zijn. Daar zijn allemaal middeltjes
voor, trucjes. Als u hier naar de boekhandel loopt vindt u ongetwijfeld boeken met titels als ‘Hoe fictie
werkt’ en, mijn favoriete titel, ‘Schrijven als een schrijver.’ Ik verzin een verhaal, een personage, een
plot, en dan heb ik pak ‘m beet vijftien pagina’s om uw vertrouwen te winnen.
Misschien is vijftien pagina’s zelfs veel. Misschien zijn het er maar tien. Je leest nou nooit eens in de
krant dat aandachtspannes van kinderen langer worden. De gemiddelde duur van een shot op televisie
is 3,1 seconde. 3,1 seconde!
Enfin. Ik heb tien pagina’s de tijd om het vertrouwen te winnen van de lezer en met hem of haar een
heel bijzonder verbond te sluiten; namelijk dat ik een verhaal ga vertellen waarvan zowel hij als ik
weten dat het niet waar is, maar we allebei toch doen alsof het wel waar is.
Het doet een beetje denken aan de Britse parlementaire mop. Twee politici zijn met elkaar in debat en
de een zegt tegen de ander ‘U liegt!’, waarop de ander zegt ‘Ja, maar stel nou dat ik niet zou liegen…’
Of zoals Theo Maassen zegt: ‘Stel nou even dat het niet hypothetisch is…’
Ik wil terug naar het vliegtuig. Op Schiphol. Het vliegtuig landt en bij het taxiën naar de gate blijft
iedereen zitten, op één man na, die verbaasd met zijn iPhone in zijn hand opstaat. Hij zegt iets, en ik
versta hem niet helemaal: ‘puntje puntje puntje is gevallen!’
Wat is gevallen, denk ik? Stalingrad? Nu dan toch? Een rij achter me vraagt iemand het hem: wat is
gevallen?
De man roept het uit: ‘Het kabinet!’
Ik snap zijn opwinding: het gaat niet eens zozeer om het nieuws zelf, maar om het feit dat jij de enige
bent die het weet. Toen Pim Fortuyn werd doodgeschoten was mijn familie nog aan het natafelen,
alleen ik wist het. Niet zonder gevoel voor theater deelde ik het nieuws mee, ‘Jongens, ik moet jullie
iets vertellen’ - ik had bijna een licht gevoel in mijn hoofd, iets tintelends. Het voelt heel intiem, even
is het alsof het nieuws van jou is.
Heel even zei niemand iets in het vliegtuig, mensen zochten oogcontact en vonden pretoogjes bij
elkaar, en toen opeens, alsof de zon doorkomt, begon bijna iedereen de lachen. Dat is een lekkere
binnenkomer! Ook de stewardessen lachten, nog breder dan normaal. Nou ja, ik ga twee dagen weg en
als ik terug kom is het kabinet ineens…, zei een vrouw, Ja, daar zal het aan liggen!, riep haar man.
In zijn schitterende essaybundel How beautiful it is and how easily it can be broken schrijft de
beroemde criticus Daniel Mendelsohn over elf september. Hij ziet het eerste vliegtuig over de stad
heen scheren en in de toren slaan en hij belt meteen zijn beste vriend op. Zet de tv aan, er is iets
vreselijks gebeurd! Maar er was nog niets op tv. Het voelde bizar aan. ‘This amazing thing had just
taken place; there was no coverage yet. It was just the raw event. What had happened had not yet
become the story of what had happened.’
Terug in de cabine las ik in mijn gestreste handschrift terug in het schriftje dat ik bij het interview met
de schrijver in Londen gebruikte. Citaat: ‘Décalage is het gevoel dat je je in een andere tijdzone
bevindt dan hetgeen dat je meemaakt. Don Quichote had het, Tristam Shandy. Shakespeare laat het
Hamlet opmerken: ‘Time is out of joint.’
In wereld waarin het gemiddeld tv-shot 3,1 seconde is, en iedereen een smartphone heeft, wordt de
afstand tussen wat er gebeurt en het verhaal van wat er gebeurd is steeds kleiner.
Dit is geen pleidooi voor wantrouwen, het is alleen… De ziel reist per paard, gaat het gezegde, maar
het nieuws reist per vliegtuig. Of nee, het nieuws reist met zoveel miljoen kilobyte per seconde.
Dingen gaan sneller, verhalen ontstaan sneller. We hebben minder tijd om te reflecteren op de ruis die
tussen ons het verhaal van ons in staat. We hebben de tijd niet te reflecteren op de perspectieven die
worden gekozen om alle verhalen aan ons te vertellen. Misschien zouden titels ‘Hoe fictie werkt’ in
meer disciplines gelezen moeten worden dan alleen in die van de letterkunde.
We taxiden langzaam naar de gate, het taxien duurt altijd langer dan je zou willen en terwijl het duurt
vroeg ik me af of de mensen thuis, voor de tv, ook zo zitten te lachen, of dat ze zich al zorgen maken
over de afwaardering van de kredietwaardigheid, of over de gebrekkige slagvaardigheid van een
demissionair kabinet, maar in het vliegtuig, taxiënd naar Schiphol, is het alsof de val van het kabinet
een grap was die speciaal voor ons is bedoeld.