09 Jaargang 45 • Maandblad • verschijnt niet in juli en augustus Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X - P509707 • Afzendadres: Guimardstraat 1 • 1040 Brussel V l a a m s s e c r e ta r i a at va n h e t k at h o l i e k o n d e r w i j s NOVEMBER 2014 in dit nummer VSKO 2.0 / Schoolbesturen bepalen voortaan beleid VSKO Pastoraal in 3D / Segregatie en de rol van het onderwijs / Het studiegelddebat forum nr. 09 • november 2014 Hoofdartikel VSKO 2.0 In de kern Vrede begint dichtbij … Protocol van niet-akkoord bij het voorontwerp van het decreet Houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015 Interview Machteld Verhelst, nieuwe directeur PBDKO Resultaten spoedtelling Vrij katholiek onderwijs schooljaar 2014-2015 Pastoraal in 3D Nascholingsproject over pastoraal en identiteit Dromen dat het anders kan - Advent ‘Goede golven tillen alle bootjes op’ Segregatie en de rol van het onderwijs Het studiegelddebat Waarom het VSKO gewonnen is voor een beperkte verhoging De vreugde van het evangelie Missionstatement Paus Franciscus Vlaamse jongeren interviewen Paus Franciscus Onderwijs- en leeromgeving in lager onderwijs en eerste graad secundair TALIS-spiegel 2013 3 4 5 7 10 16 18 21 23 25 27 29 VSKO 2.0 © Rob Stevens l e k i t r a d f Hoo “Schoolbesturen bepalen voortaan het beleid van het VSKO”. Zeer kernachtig vat deze titel van ons persbericht (p. 6) de veranderingen samen waartoe de vzw VSKO heeft besloten. Door een statutenwijziging maken vanaf nu vooral de schoolbesturen de dienst uit in de algemene vergadering en de raad van bestuur van onze koepelvereniging, naast de bisschop-referendaris, de vicarissen, de rector van de KU Leuven, twee vertegenwoordigers van de Unie van Religieuzen en de directeur-generaal. Samen zullen zij in de komende jaren de richting uitzetten van het katholiek onderwijs in Vlaanderen. Vanaf nu kan het VSKO niet langer beschouwd worden als een ‘organisatie met scholen’ maar profileert het zich nadrukkelijk als ‘scholen met een organisatie’. Katholieke scholen en internaten verenigen zich Vlaanderen-breed om hun onderwijsprojecten inhoudelijk, logistiek en juridisch te ondersteunen, en hun belangen te behartigen bij de overheid en samenleving. Als koepelvereniging ontleent het VSKO zijn bestaansrecht vanuit de combinatie van twee basisrechten die ons democratisch staatsbestel ten diepste toe kenmerken: de vrijheid van onderwijs en de vrijheid van vereniging. Een schoolbestuur maakt gebruik van de eerste om een eigen katholiek opvoedingsproject uit te werken; en organiseert zich samen met andere besturen die gelijkaardige onderwijsprojecten nastreven, om hun werking efficiënt te ondersteunen, en de vertegenwoordiging van hun belangen daadkrachtig aan te pakken. Deze centrale plaats van schoolbesturen is welverdiend: dankzij de vrijwillige en professionele inzet van onze bestuurders doet het katholiek onderwijs het in Vlaanderen zeer goed. Zo goed zelfs dat de ‘k’ van katholiek tegelijk voor kwaliteit staat. Dit betekent uiteraard niet dat andere onderwijsprojecten niet kwaliteitsvol zouden kunnen zijn, wel dat, wat ons project betreft, identiteit en kwaliteit onmiskenbaar aan elkaar gekoppeld zijn. Dat is een kostbaar goed, waarvoor we uiterste zorg dienen te dragen: zowel de aandacht voor de katholieke identiteit van onze scholen als de kwaliteitszorg voor ons onderwijs gaan daarom hand in hand. Dat is ook de reden waarom we in de komende jaren zowel werk zullen maken van het project van de ‘katholieke dialoogschool’ als inzetten op de versterking van de slag- en bestuurskracht van schoolbesturen. Met de katholieke dialoogschool beogen we een onderwijsproject dat het beste van de christelijke traditie in dialoog brengt met de uitdagingen van een context die ten voeten uit gekenmerkt wordt door pluraliteit. Tegelijk complexloos katholiek én gastvrij nodigen we ieder die deze dialoog genegen is, uit om vanuit de eigen bronnen actief aan deze dialoogschool bij te dragen: leerlingen, ouders, leraren, directies en bestuurders. De versterking van de bestuurskracht in scholen zal in vele gevallen gepaard gaan met bestuurlijke schaalvergroting. Naast de blijvende, noodzakelijke aanwezigheid van vrijwillige bestuurders, zullen vaak ook (deels) professionele bestuurders aangesteld worden, om samen in het steeds complexere onderwijslandschap maximale richting en ondersteuning te geven aan directies en lerarenteams. Het moet duidelijk zijn: vrijwilligers blijven hun plaats hebben en zullen steeds in meerderheid onze besturen uitmaken. Zij staan garant voor de verankering van onze onderwijsprojecten in de lokale context, en voor de gedragenheid ervan in de omgevende gemeenschap. Het feit dat de besturen actief het beleid van het VSKO mee zullen bepalen, ten slotte, dient helemaal niet geïnterpreteerd te worden, zoals onlangs nog te lezen was in een krant, als een vervlakking van de katholieke identiteit van ons onderwijs, noch als een afstandname van de Kerk. Anders dan bijvoorbeeld Zorgnet, kiezen we er niet voor om onze eigen identiteit tussen haakjes te plaatsen om anderen in ons midden te kunnen verwelkomen – het project van de katholieke dialoogschool beoogt juist het tegendeel. Ook de band met de Kerk wordt in de nieuwe bestuurscontext niet opgegeven, wat duidelijk blijkt uit de verkiezing van Mgr. Bonny, bisschop-referendaris voor onderwijs, als voorzitter van de algemene vergadering en de raad van bestuur van de vzw VSKO. Als spreekbuis van het katholiek onderwijs in Vlaanderen begeeft het VSKO 2.0 zich ook in de toekomst nadrukkelijk op het kruispunt van onderwijs, kerk en samenleving. Lieven Boeve Directeur-generaal VSKO IN DE KERN vrede begint dichtbij … November 2014. Op vele plaatsen worden sinds geruime tijd de gebeurtenissen van 100 jaar geleden herdacht. Feiten die zich in onze streken hebben afgespeeld. Vele families treurden toen om een vader, een zoon, een broer... door de Duitsers onschuldig gedood. Het oorlogsrelaas roept bij velen beelden op in sinistere kleuren van terreur en dood. Ik vraag me af aan wie of wat die vele onschuldigen nog hebben gedacht in de laatste minuten voordat de kogel hen zou treffen. Dachten zij aan hun gezin, verwanten, geliefden die zij nooit meer zouden terugzien, aan hun toekomstplannen die nooit werkelijkheid zouden worden? We weten het niet, het blijft slechts gissen... Deze geestesbeelden worden vandaag in kleur overtroffen door wat ons in de laatste weken en maanden dagelijks, haast tot vervelens toe, heeft bereikt via tv, internet en kranten. Ik denk aan de verwrongen wrakstukken van een uit de lucht geschoten passagiersvliegtuig in Oekraïne; het puin waarin Palestijnse gezinnen zijn omgekomen na Joodse raketaanvallen; de bebloede lijken van pas geëxecuteerde of onthoofde onschuldigen in Syrië, Irak of Nigeria; de ongewassen kleuter in één of ander vluchtelingenkamp genadeloos blootgesteld aan regen en koude... Amper één eeuw geleden was dergelijke gruwel ook bij ons in Vlaanderen een keiharde realiteit. De geschiedenis van de mensheid leert ons dat die verschrikking wereldwijd eerder regel dan uitzondering was. Periodes van langdurige vrede, zoals hier bij ons de laatste 70 jaar, zijn zeldzaam. is, betaalt vroeg of laat het gelag, ook wij in dit vredige West-Europa. We kunnen niet onverschillig blijven tegenover wat zich momenteel afspeelt in Irak, Syrië, Israël en Palestina, Nigeria, Lybië, Oekraïne, West-Afrika en nog zoveel andere conflictgebieden waarover ons zelfs geen informatie bereikt. We moeten bij onze leerlingen de herinnering levend houden aan de Duitse overrompeling van 100 jaar geleden en hen vandaag gevoelig maken voor het onheil van elders. Want tussen beide bestaat er wel degelijk een verband; het is de reinste dwaasheid dit te ontkennen. Het is een taak van elke school om aan vredeseducatie te doen en alzo bij te dragen aan de hoop op een wereld die ooit helemaal oorlogsvrij zal zijn! Vrede begint echt dichtbij: in de eigen gezinnen, families, scholen en internaten. Iedereen, die op een of andere manier aan opvoeding doet, wordt geroepen om in dialoog ‘vredesapostel’ te zijn. Christenen en katholieke scholen kunnen hierbij beroep doen op de Bijbel als inspiratiebron: weet je dat het woord ‘vrede’ hierin meer dan 250 keren wordt vermeld? Waarop zouden we dan nog wachten om aan vrede te werken? Graag eindig ik met een kort verhaaltje. In een kleine stad waren er veel tegenstellingen tussen de inwoners. Het ging er erg aan toe. Op een nacht werd op de muur van het stadhuis gekalkt: God zorgt voor vrede, met duidelijke letters zodat iedereen het goed kon lezen. De volgende nacht schreef de goddeloze tegenpartij er het woordje ‘nooit’ tussen, zodat er te lezen stond: God zorgt nooit voor vrede. Meestal ervaren we oorlogen of menselijke gruwelijkheden elders als zijnde ver van ons bed. Toch komt de oorlog akelig dichtbij als blijkt dat in het neergeschoten vliegtuig in Oekraïne enkele Belgische slachtoffers te betreuren vallen of als in een gruwelijk onthoofdingsfilmfragment op internet geheel onverwacht een Antwerps of Limburgs accent weerklinkt... Een jihadist, hier bij ons nochtans in vrede geboren, opgegroeid... maar die zich desondanks laat verleiden tot de goorste beestachtigheden. Dan beseffen we hoe kwetsbaar deze 70-jarige vrede is. ’s Morgens vroeg eiste een woedende menigte dat de burgemeester de beledigende en Godslasterende tekst zou laten wegnemen, maar hij weigerde dit. Uit dit alles moeten we de nodige lessen trekken. Wij hebben nog veel te leren en moeten dit ook durven beseffen. Wie niet op zijn qui-vive Jan Vander Velpen VSKO-pastor Plots kwam er uit de groep boze mensen een vrouw naar voren en met een stuk houtskool schreef zij, terwijl iedereen in spanning toekeek, achter het woordje ‘nooit’ het eenvoudige woord ‘alleen’. Toen luidde de boodschap: God zorgt nooit alleen voor vrede en iedereen begreep het. Ik wens u van harte veel vrede. contactblad voor schoolbesturen, pedagogisch begeleiders directies en personeelsleden van het katholiek onderwijs Maandblad Verschijnt niet in juli en augustus Verantwoordelijke uitgever Lieven Boeve, directeur-generaal VSKO Guimardstraat 1 - 1040 Brussel Eindcoördinatie: Willy Bombeek Eindredactie: Rita Herdies Redactieleden: Lieven Boeve, Willy Bombeek, Jan-Baptist De Smet, Isabelle Dobbelaere, Rita Herdies, André Janssens, Janwillem Ravyst, Chris Smits, Dimitri Vandekerkove, Marijke Van Bogaert 4 november 2014 Redactieadres: VSKO - Forum - Guimardstraat 1 - 1040 Brussel Tel.: 02 507 06 19 • Fax: 02 513 36 45 E-mail: [email protected] - Website: www.vsko.be Abonnement Jaarabonnement: 23,10 euro (inclusief BTW) 38,10 euro: buitenland. Te storten op rekeningnr. BE234-3502968-3191 van LICAP cvba, 1040 Brussel Pre-press en druk: Licap cvba, tel. 02 509 96 83 Cover: © Rob Stevens protocol van niet-akkoord bij het voorontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015 H et VSKO onderschrijft een protocol van niet-akkoord bij het voorontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015. Het VSKO kan niet akkoord gaan met de lineaire besparingen van 2,3% voor het gewoon en buitengewoon basisonderwijs en 4,5 % voor het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs op de werkingsmiddelen. Deze bijkomende besparingen, die bovenop de onvolledige indexering van deze middelen in de afgelopen jaren komt, grijpen zeer sterk in op de kernopdrachten van onderwijs. Het VSKO vreest dat scholen niet langer zullen kunnen investeren in het up to date houden van ICTmateriaal en in het nodige didactisch materiaal voor leraars en leerlingen. Ook de nieuwbouw van scholen komt in gevaar. Scholen zullen bij bouwdossiers niet langer de nodige gelden hebben om het eigen aandeel te betalen (30% van de totale kostprijs voor het basisonderwijs en 40 % voor het secundair onderwijs). Het VSKO vraagt met aandrang dat de besparingen op de werkingsmiddelen ongedaan gemaakt worden of ten minste eenmalig zijn. Het VSKO betreurt dat de besparingen onvoldoende gecompenseerd worden door flankerende maatregelen. De voorgestelde verhoging van de maximumfactuur in het basisonderwijs is onvoldoende. Het VSKO stelt voor om de maximumfactuur te verhogen met een bedrag dat evenredig is aan de besparingen op de werkingsmiddelen. Scholen zijn niet verplicht om het maximale bedrag aan ouders te vragen. Ze kunnen ervoor opteren om een deel of het geheel van de factuur zelf via de werkingstoelagen te dragen. Zeker scholen met een ruime financiering op basis van de leerlingenkenmerken kunnen daarvoor kiezen. Het VSKO vindt ook dat andere flankerende maatregelen noodzakelijk zijn. Het denkt in deze context aan een vrijstelling voor onderwijs van de vele bijkomende kosten die gepaard gaan met auteursrechten, SABAM,… ,een verlaging van de BTW voor nieuwbouw, het aandeel van schoolbesturen in gesubsidieerde bouwdossiers beperken tot respectievelijk 20% voor basisonderwijs, 30% voor secundair onderwijs en 0% voor capaciteitsuitbreiding, mogelijkheid creëren om personeelsmiddelen om te zetten in werkingsmiddelen,… Het VSKO betreurt voorts dat de Vlaamse Regering, in het verlengde van het Regeerakkoord om de rol van de overheid te beperken tot het ‘wat’, in zijn keuzes te weinig opteert voor de schrapping van structuren die overheidsinmenging versterken, leiden tot supplementaire overhead en onvoldoende meerwaarde bieden. In een besparingscontext vraagt het VSKO de onmiddellijke opheffing van de consortia, de schrapping van expertisenetwerken, LOP’s, RTC’s ea. De Vlaamse Regering kan dan de vrijgekomen middelen gebruiken om de besparingen op de werkingsmiddelen te milderen. Specifiek voor het volwassenenonderwijs stelt het VSKO vast dat de verhoging van het inschrijvingsgeld integraal naar de overheid gaat. Bovendien zal, om het uitdoofjaar van de consortia te financieren, het bedrag dat de centra mogen behouden voor hun eigen werking naar beneden herzien worden. Het VSKO eist dat er duidelijkheid komt over hoeveel de centra van het inschrijvingsgeld zullen kunnen behouden vanaf 1 januari 2015 en of dit een recurrente besparing wordt of beperkt blijft tot het kalenderjaar 2015. Voor de CLB’s komen de besparingen op de werkingsmiddelen van 10% bovenop jaren van besparingen en niet indexeringen. Dit maakt dat de koopkracht van de centra, na het doorvoeren van deze besparing, meer dan 20% gedaald zal zijn in vergelijking met de start van de CLB’s. Deze besparing maakt de organisatie van het gratis leerlingenvervoer in het kader van de medische onderzoeken dan ook volstrekt onmogelijk. Tegelijk moet er geknipt worden in de verplaatsingen in opdrachten wat een negatief effect zal hebben op de schoolnabije werking. De nieuwe opdrachten in het kader van het M-decreet vragen bijkomende inspanningen op het vlak van diagnostisch materiaal. Ook hier komen noodzakelijke investeringen op de helling. De steeds terugkerende opmerkingen van de onderwijsinspectie over de infrastructuur van de centra maken pijnlijk duidelijk wat de gevolgen zijn van jarenlange onderfinanciering. De overheid eigent zich daarnaast het recht toe om in te breken op het aanwendingspercentage omkadering. Dit komt bovenop de gesloten omkaderingsenveloppe van de centra die, niet tegenstaande het groeiende leerlingenaantal, nooit aangepast is. Deze besparingen leggen dan ook een belangrijke hypotheek op de realisatie van het M-decreet en de verdere uitbouw van integrale jeugdhulp. Wij begrijpen dat iedereen in het kader van besparingen inspanningen moet doen, maar niet zonder aanpassingen van de opdrachten. Op dit moment is de regelgeving volstrekt onaangepast om besparingen op personeel te realiseren zonder de werking ernstig in het gedrang te brengen. (In een volgende publicatie van Forum verneemt u hierover meer.) november 2014 5 Persbericht 2014-10-09 Schoolbesturen bepalen voortaan het beleid van het VSKO Met de bijeenkomst op 9 oktober 2014 van de Algemene Vergadering van de vzw Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs zijn de nieuwe statuten van het VSKO in voege getreden. Tegelijk werd een nieuwe Raad van Bestuur aangesteld. Zowel de Algemene Vergadering als de Raad van Bestuur bestaan voortaan hoofdzakelijk uit vertegenwoordigers van schoolbesturen. Als voorzitter werd Mgr. Johan Bonny, bisschopreferendaris voor het onderwijs, verkozen. Lieven Boeve, directeur-generaal VSKO, wordt aangesteld als afgevaardigd bestuurder. Eén en ander kadert in de inhoudelijke en organisatorische herprofilering van de koepel. Als koepelorganisatie profileert het VSKO zich immers niet langer als een organisatie met scholen, maar uitdrukkelijk als scholen met een organisatie. Gebruikmakend van de vrijheid van onderwijs om vorming vanuit het eigen opvoedingsproject te organiseren, doen katholieke scholen en internaten een beroep op de vrijheid van vereniging om zich Vlaanderen-breed te organiseren. Ze mandateren het VSKO vooreerst om deze onderwijsinstellingen, hun besturen, directies en personeel te ondersteunen bij onder meer het organiseren van het onderwijs, het begeleiden van leerlingen en studenten, de professionalisering van leraren, en de vorming van directies. Ten tweede verwachten ze van het VSKO actieve belangenbehartiging en vertegenwoordiging bij de overheid en in de samenleving. Op de Algemene Vergadering maakte Lieven Boeve duidelijk dat het VSKO zijn scholen en internaten zal bijstaan bij de realisering van de katholieke dialoogschool als zijn opvoedingsproject. Tegelijk zal het ook de bestuurlijke organisatie van het katholiek onderwijs in Vlaanderen optimaliseren, evenals zijn eigen dienstverlening. Hiertoe zal het VSKO met alle betrokkenen overleg voeren, zowel binnen de eigen organisatie als op het bredere onderwijsveld. 6 november 2014 interview machteld verhelst, nieuwe directeur pbdko Zorg voor de kwetsbare leerlingen in onderwijs D e carrière van Machteld begon aan de KU Leuven op het toenmalige Steunpunt Nederlands als tweede taal (Steunpunt NT2) Vlaanderen. Zij koos voor een academische carrière, zo vertelt ze, om twee redenen: gegrepen door het thema “anderstaligen in onderwijs” en omdat zij tijdens haar opleiding al gauw merkte dat onderzoek helemaal haar ding was. Machteld Verhelst: Ik werkte 20 jaar voor Centrum voor Taal en Onderwijs waar ik onder meer een doctoraat schreef over taalverwerving bij jonge allochtone kinderen, waardoor ik de luxe had maandenlang in een Brusselse kleuterklas te wonen, met heel wat migrantenkinderen. Hier deed ik onderzoek dat er toe deed, geen onderzoek om het onderzoek. Het Steunpunt Nederlands tweede taal vertaalde zijn wetenschappelijke bevindingen in didactiek en vorming. Die vertaling naar het veld schonk me heel veel voldoening. De laatste jaren is de academische wereld zeer sterk outputgericht en tellen enkel nog publicaties in internationale tijdschriften en tijdschriften die onze eigen onderwijsmensen niet lezen. Toen we op een bepaald moment een boek voor kleuteronderwijs schreven dat bijna in elke klas van het Vlaamse land gebruikt werd, werd dit in universitaire context niet gevalideerd. De gerichtheid op publicaties waar het veld niet rechtstreeks iets mee is, frustreerde me wel. Als wetenschapper blijf je namelijk altijd een beetje aan de rand staan. De dingen die je maakt en schrijft zijn vrijblijvend. Vandaar mijn keuze om naar het VSKO te komen, vanuit mijn groot engagement voor onderwijs en vooral voor de kwetsbare, kansarme leerlingen in onderwijs, de rode draad in mijn werk. Ik wou echt midden in het veld staan en wou dat ook doen in een organisatie die aansloot bij mijn mens- en wereldbeeld. Wat mij vooral aanspreekt in de evangelische boodschap is de zorg voor kwetsbaren, waartoe Jezus opriep. Dat sluit perfect aan bij mijn missie. Werken voor een koepelorganisatie was nieuw voor mij. Het is werken met mensen die bekommerd zijn om de kwaliteit van het onderwijs en het tegelijkertijd dagdagelijks kunnen ondersteunen. Volgens mij zijn pedagogisch begeleiders echt wel de spilfiguren van ondersteuning van de scholen en van onderwijskwaliteit. Begeleiders komen echt tot op de klasvloer waar nog grote uitdagingen zijn. Zij houden de vinger aan de pols van wat er leeft in onderwijs. Vroeger deed ik dat vanuit onderzoek; nu die bril van wetenschapper zet ik nog regelmatig op in mijn wens om zaken te willen onderbouwen. Uw bezorgdheden? Machteld Verhelst: Ik zou het geen bezorgdheden noemen, wel uitdagingen. Ik word directeur van onze Pedagogische Begeleidingsdienst op een heel bijzonder moment. Er zijn namelijk een aantal belangrijke context factoren. De politieke context zorgt voor de druk op de koepel en op de neteigen begeleiding. Wat de besparingen betreft: op dit moment wacht ik bang af of die ook de pedagogische begeleiding zullen treffen. © Rudi Warson Behalve de politieke context is er ook nog de recent uitgevoerde evaluatie van de pedagogische begeleiding. In het regeerakkoord staat dat wij op korte termijn opnieuw geëvalueerd zullen worden en dat we verwacht worden de aanbevelingen van de Commissie Monard uit te voeren. We hebben een pak huiswerk gekregen om onze organisatie te optimaliseren. Machteld Verhelst, nieuwe directeur PBDKO De bestuurlijke schaalvergroting zal beweging in het ondersteunend landschap met zich mee brengen. Ook daar moeten we kunnen blijven aantonen dat een pedagogische begeleiding die vanuit een gemeenschappelijk project werkt, een meerwaarde kan bieden. In Nederland kopen ze bijvoorbeeld begeleiding in, dergelijke toestanden moeten we absoluut proberen te vermijden. Het ‘inkopen’ van de november 2014 7 begeleiding zorgt voor concurrentie en een houding van een begeleider die enkel nog bevestigend is, wat niet meer leidt tot effectieve innovaties. Bovendien zou een sterkere versnippering van de begeleiding leiden tot een afbreuk van het gezamenlijk werken aan het katholieke opvoedingsproject. En dat terwijl PBDKO nu net veel inspanningen wil leveren om haar geledingen te coördineren, gelijkgerichter te doen werken en aan cocreatie en expertisedeling te doen. Ik merk een grotere individualisering en een grotere secularisering en tegelijkertijd toenemende kansarmoede. We moeten leerkrachten leren positief om te gaan met deze heterogeniteit in de emanciperende rol van het onderwijs om de sociale kloof te verminderen. Pedagogische begeleiding heeft een heel belangrijke taak in het sensibiliseren van leerkrachten en wil ze daarin ook professioneel sterker maken. Is dat niet de kern van onze opdracht, werken aan gelijke onderwijskansen? Machteld Verhelst: Er is nu terecht heel veel aandacht voor inclusie van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Mijn grote droom is dat die inclusie zo breed ingevuld wordt dat het gaat over diversiteit in het algemeen. Hier zitten we op de goede weg. Het werken aan gelijke onderwijskansen daarentegen is hier en daar een beetje op de achtergrond geraakt. Er is een soort verharding van de maatschappij aan de gang. Alles moet op output gericht zijn en minder op de processen. Dat is een jammerlijke evolutie. Als u het hebt over leerkrachten sensibiliseren, bedoelt u dan de jonge leerkrachten? Machteld Verhelst: Aanvangsbegeleiding op scholen ondersteunen is zeker één van onze grote uitdagingen. We moeten zoeken naar manieren om scholen zelf sterker te maken in het coachen van hun beginnende leerkrachten. Maar je merkt dat ook leerkrachten met een lange loopbaan achter de rug in die zaken blijvend ondersteund moeten worden. Een innoverende houding bij leerkrachten aanwakkeren geldt zeker niet alleen aan het begin van de loopbaan, maar doorheen de hele loopbaan van leerkrachten. Uitdagingen naar aanleiding van de evaluatie Pedagogische Begeleidingsdienst. Voor welke uitdagingen staan we? Machteld Verhelst: De uitdagingen zijn voor een deel ook de uitdagingen voor het katholiek onderwijs en voor het VSKO. Onze identiteit zichtbaar maken en identiteit waarmaken in alles wat je doet en in alle inhouden die je brengt. Dat geldt voor mij voor alle niveaus: van personeelsbeleid tot het ondersteunen van scholen in het maken van keuzes, bijvoorbeeld over zittenblijven. Als pedagogische begeleiding met een katholiek opvoedingsproject geloof je ontwikkelingsgericht in de kracht van kinderen en mag je hier best wel een standpunt innemen en wijzen op bijvoorbeeld de nadelen van zittenblijven. ‘Individually, we are one drop. Together, we are an ocean.’ Satoro. U gaat dan ook als begeleiding tools aan de scholen aanreiken? Machteld Verhelst: Door de pedagogische begeleiding worden heel wat dingen ontwikkeld om scholen te leren omgaan met flexibelere leertrajecten van leerlingen. “Differentiatie” staat daarbij centraal. Deze thematieken staan centraal in heel wat ondersteuningstrajecten voor leerkrachten. Een tweede uitdaging waar wij voor staan is de vraag om nog meer de leerkrachten te bereiken. Volgens de krantenkoppen komen begeleiders te weinig op de klasvloer. Het is niet realistisch te denken dat PBDKO alle leerkrachten kan bereiken. Begeleiden tot op de klasvloer is een effectieve vorm van begeleiden; het intensieve karakter ervan vraagt naar haalbare interventies. Het is vooral de bedoeling te begeleiden met een impact op de klasvloer, met de leerkracht in de focus. De begeleider kan zijn makelaarsfunctie sterker opnemen en de leerkrachten toeleiden naar andere deskundigen, intern of extern. Hij kan goede praktijken inventariseren en delen. Hij kan professionele leergemeenschappen ondersteunen. Dit alles heeft consequenties voor het taakbeleid van PBDKO. We willen nadenken over prioritaire ondersteuningsvragen, scherper afbakenen wat een pedagogisch begeleider allemaal aan taken opneemt, efficiënter werken, overlegstructuren beperken, … Weet een leerkracht dat hij hulp kan krijgen? Machteld Verhelst: Er zijn scholen die we te weinig bereiken. Wij werken voornamelijk vraaggestuurd. Dat is een heel belangrijk principe, maar in enkele gevallen geraak je daar waar het nodig is pas binnen als de school advies 3 in de doorlichting heeft gekregen. Daar ga je meer curatief dan wel preventief werken. We zien de adviezen 3 stijgen. Vanuit de inspectie is dat als een groeimiddel geformuleerd. De inspectie deelt ze vaker uit omdat zij de scholen de kans wil geven om echt iets aan de onderwijskwaliteit te doen en om daar pedagogische begeleiding voor in te schakelen, maar je ziet wel dat het voor de begeleiding zeer tijdsintensief is. Daardoor moet de begeleiding vaak een prioriteit maken van opvolgingen van doorlichtingen. © Rudi Warson We willen de leerkrachten meer het gevoel geven dat ze ondersteund worden. Voor de pedagogische begeleidingsdienst is het zoeken naar manieren om dat te doen. We krijgen veel positieve commentaar op het werken met directeurs. Zij voelen zich zeer goed ondersteund door de begeleidingsdiensten, maar we merken dat die ondersteuning soms niet genoeg doorstroomt tot bij de leerkrachten. 8 november 2014 We willen de directeurs dan ook sterker ondersteunen in het educatief leiderschap. We zullen ook werken rond professionele leergemeenschappen in een school of tussen scholen onderling. Samenwerken en leren van elkaar zijn hier belangrijke kernwoorden. Een andere uitdaging is het samensporen van begeleiding met nascholing. Het zou niet mogen kunnen dat nascholingsinitiatieven one shots blijven. Nascholing zou best in een begeleidingstraject ingebed zijn. We hebben nog werk aan de winkel om die zaken beter op elkaar af te stemmen. Het ideaal scenario is dat de schoolbegeleider aanwezig is bij de intake van de nascholing. Er worden afspraken gemaakt over de nazorg. De begeleider informeert de nascholer over de schoolcultuur en lopende processen, zodat de nascholing meer op maat gegeven kan worden. De begeleider staat in contact met de nascholer. Op die manier kan de implementatie van vernieuwingen in de scholen gemakkelijker worden gerealiseerd. Wanneer de nascholer zijn taak heeft afgerond, treedt de begeleider verder op als coach en helpt hij de scholen om de nieuwe inhouden verder te concretiseren. In de ideale wereld… hoe zou u als directeur na uw termijn graag landen? In welke organisatie? Machteld Verhelst: Dat is landen in een organisatie die het katholiek onderwijs verder op een hoog kwalitatieve manier ondersteunt. In een organisatie met een heel heldere en eenvoudige structuur, waar de beslissingslijnen duidelijk zijn, zodat iedereen het werk kan doen dat hij moet doen en aan zijn kernopdrachten kan werken. In een organisatie die één van zijn bakens, verbondenheid, waarmaakt. Een organisatie met een duidelijke identiteit, christelijk geïnspireerd, met bijzondere aandacht voor de kwetsbaren in onze samenleving. In welk soort onderwijs? Machteld Verhelst: Mijn wens is werken in onderwijs dat alle leerlingen gelijke kansen blijft garanderen en waar diversiteit als meerwaarde wordt gezien. Waar de ‘katholieke dialoogschool’ een échte dialoog in beide richtingen teweeg kan brengen. Waar de kwaliteit zo hoog is dat de kloof tussen de leerlingen verkleint. Waar elke leerling zijn leerpotentieel kan benutten. Waar die onderwijskwaliteit gerealiseerd wordt door mensen in onderwijs die vanuit een grote bezieling en passie kunnen blijven werken en zich daarin zeer goed ondersteund weten door pedagogisch begeleiders. Persbericht 2014-10-21 Thomas behaalt jaarprijs voor wetenschapscommunicatie Prof. Didier Pollefeyt, vicerector onderwijs en hoogleraar godsdienstpedagogie aan de KU Leuven, behaalt met Thomas de jaarprijs wetenschapscommunicatie 2014 in het wetenschapsdomein Theologie. Deze prijs werd toegekend door de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten. Thomas (Theologie, Onderwijs en Multimedia: Actieve Samenwerking) is een gezamenlijk initiatief van het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs (VSKO), de Interdiocesane Dienst voor Katholiek Godsdienstonderwijs (IDKG) en de Faculteit Theologie en Religiewetenschappen van de KU Leuven. Het VSKO feliciteert Prof. Pollefeyt en zijn team voor deze prijs. Het is een terechte erkenning voor dit communicatieplatform rond het katholieke godsdienstonderwijs en schoolidentiteit. Thomas bereikt met zijn website en nieuwsbrief een breed publiek, van godsdienstleraars tot geïnteresseerden in het levensbeschouwelijk onderwijs, in het binnen- en buitenland. www.godsdienstonderwijs.be Interview: Willy Bombeek Redactie: Rita Herdies november 2014 9 resultaten spoedtelling vrij katholiek onderwijs - schooljaar 2014-2015 H et VSKO heeft in samenspraak met de vijf diocesen opnieuw een spoedtelling georganiseerd en verwerkt. Het VSKO, de Verbonden en Diensten danken alle scholen en internaten van harte voor hun medewerking aan deze bevraging. De resultaten van de spoedtelling worden hierna weergegeven. De evolutie van de schoolbevolking in het vrij katholiek gewoon kleuter-, lager en secundair onderwijs, in het vrij katholiek buitengewoon kleuter-, lager en secundair onderwijs en in de vrije katholieke internaten wordt summier gecommentarieerd. Gewoon onderwijs Gewoon kleuteronderwijs TABEL 1 - GEWOON KLEUTERONDERWIJS telling september 2013 telling september 2014 verschil %-verschil prognose %(*) Antwerpen 31 113 31 185 + 72 + 0,23 + 0,54 Brugge 28 248 27 708 - 540 - 1,91 - 1,05 Diocees Gent 34 367 33 906 - 461 - 1,34 - 0,56 Hasselt 20 272 20 155 - 117 - 0,58 + 0,05 Mech.-Brussel 29 134 29 203 + 69 + 0,24 - 0,70 143 134 142 157 - 977 - 0,68 - 0,31 TOTAAL (*) De prognoses zijn gebaseerd op (gegroepeerde) geboortecijfers van het Vlaams Gewest, opgedeeld per bisdom. Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is een prognose berekend van + 1,05 %. Voor het gewoon kleuteronderwijs zijn bij de start van het schooljaar 2014-2015 142 157 kleuters geregistreerd. Dat zijn er 977 of 0,68 % minder in vergelijking met september 2013. Deze daling is iets groter dan voorspeld. Ook in de diocesen - met uitzondering van MechelenBrussel - zijn de resultaten van de telling minder gunstig dan de berekende prognoses. Rekening houdend met de geboortecijfers van de periode 2010 - 2012 mag het kleuteronderwijs volgend schooljaar 2015-2016 opnieuw een kleine daling van het aantal kleuters verwachten met 0,18 %. Gewoon lager onderwijs TABEL 2 - GEWOON LAGER ONDERWIJS telling september 2013 telling september 2014 verschil %-verschil prognose %(*) Antwerpen 54 092 55 292 + 1 200 + 2,22 + 3,34 Brugge 47 794 48 757 + 963 + 2,01 + 2,13 Diocees Gent 58 476 59 817 + 1 341 + 2,29 + 3,15 Hasselt 33 636 34 147 + 511 + 1,52 + 2,34 Mech.-Brussel 49 262 50 416 + 1 154 + 2,34 + 2,13 243 260 248 429 + 5 169 + 2,12 + 2,70 TOTAAL (*) De prognoses zijn gebaseerd op (gegroepeerde) geboortecijfers van het Vlaams Gewest, opgedeeld per bisdom. Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is een prognose berekend van + 4,15 % In alle diocesen is de schoolbevolking van het gewoon lager onderwijs op 1 september 2014 gestegen. Er zijn 5 169 leerlingen meer ingeschreven, hetzij een stijging met 2,12 %. Deze evolutie ligt in de lijn van de berekende prognose (+ 2,70 %), zij het dat de aangroei minder groot is dan voorspeld. Verwacht wordt dat schoolbevolking in de lagere scholen volgend schooljaar opnieuw zal aangroeien. Er is een stijging berekend van 2,31 %. 10 november 2014 Gewoon secundair onderwijs TABEL 3 - GEWOON SECUNDAIR ONDERWIJS Diocees Antwerpen telling september 2013 telling september 2014 verschil %-verschil prognose %(*) 72 409 71 670 - 739 - 1,02 - 0,92 Brugge 65 467 64 352 - 1 115 - 1,70 - 1,95 Gent 69 937 69 206 - 731 - 1,05 - 0,92 Hasselt 43 728 43 663 - 65 - 0,15 - 1,14 Mech.-Brussel TOTAAL 64 937 64 824 - 113 - 0,17 - 0,43 316 478 313 715 - 2 763 - 0,87 - 1,04 (*) De prognoses zijn gebaseerd op (gegroepeerde) geboortecijfers van het Vlaams Gewest, opgedeeld per bisdom. Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is een prognose berekend van + 1,73 %. Voor het secundair onderwijs werd – op basis van de generaties geboren in de periode 1996-2002 – een daling (- 1,04 %) van het aantal leerlingen voorspeld. Het vrij katholiek secundair onderwijs is bij de aanvang van het nieuwe schooljaar 2014-2015 effectief met een kleiner leerlingenaantal geconfronteerd. Maar de werkelijke evolutie is gunstiger dan de berekende evolutie. Met 313 715 ingeschreven leerlingen daalt de totale schoolbevolking met 0,87 % (= - 2 763 leerlingen). Voor de volgende twee schooljaren moet het secundair onderwijs in principe rekening houden met een verdere daling van 1,47 %. Pas vanaf 2017-2018 zou het aantal leerlingen opnieuw lichtjes stijgen. TABEL 4 – VERHOUDING ONDERWIJSVORMEN (leerjaren 1 en 2 van de 2de en 3de graad) 1 september 2013 1 september 2014 aso 46,2 % 46,0 % bso 19,2 % 19,3 % kso 1,5 % 1,4 % tso Totaal 33,1 % 33,3 % 100,00 % 100,00 % In de verhouding tussen de vier onderwijsvormen blijven de wijzigingen minimaal. Het aandeel van de onderwijsvorm tso is voor het tweede schooljaar op rij iets groter geworden, ten nadele van de onderwijsvormen aso en kso. De onderwijsvorm bso bereikt opnieuw hetzelfde aandeel als in de periode 2009-2012. De winst/verliescijfers in de Tabel 5 moeten geïnterpreteerd worden binnen de context van een globale leerlingendaling op het niveau van de tweede/derde graad. Zonder HBO5 Verpleegkunde telt de tweede en de derde graad aso-bso-kso-tso in 2014-2015 1 082, of 0,52 %, leerlingen minder in vergelijking met het schooljaar 2013-2014. Het impliceert dat in deze context het aantal inschrijvingen voor de studiegebieden Hout en ook Handel zich op 1 september 2014 in vergelijking met het schooljaar 2013-2014 min of meer handhaaft. Net zoals in 2013-2014 is het leerlingenaantal van het grote studiegebied Mechanica-elektriciteit gestegen. Binnen de groep S We Te is dit schooljaar ook voor de studiegebieden Auto en Koeling en warmte de belangstelling gegroeid. Het studiegebied Chemie zit al meerdere jaren op rij in de lift. Het aantal leerlingen is op 1 september in vergelijking met vorig schooljaar gestegen met 4.6 %. Enkel de evolutie van het studiegebied Bouw (- 7.7 %) staat haaks op de positieve evoluties binnen S We Te. Het studiegebied Textiel verdwijnt hoogstwaarschijnlijk binnen het katholiek secundair onderwijs. Zoals reeds aangetoond in Tabel 4 hebben minder leerlingen gekozen voor een studierichting van het studiegebied Aso. Het andere groot studiegebied Personenzorg daarentegen houdt behoorlijk stand. Binnen kso en aanverwante noteert men winst voor de studiegebieden Podiumkunsten en Decoratieve technieken, verlies voor de studiegebieden Beeldende kunsten en Fotografie. De verdere afslanking van Lichaamsverzorging springt in het oog. Het studiegebied Land- en tuinbouw kan een jarenlange, ononderbroken stijging van het aantal leerlingen -een gevolg van het succes van Dierenzorg(technieken)- niet langer vasthouden. In 2014-2015 zijn de inschrijvingen ook gedaald voor het studiegebied Voeding en voor het studiegebied Sport. Toerisme scoort positief, o.m. een gevolg van de succesvolle uitbouw van de bso-poot van dat studiegebied in drie secundaire scholen. Er worden ook positieve cijfers, zij het in beperktere mate, genoteerd voor Mode en Grafische communicatie en media. november 2014 11 Tenslotte wordt nog de aandacht gevestigd op het stijgend aantal leerlingen in het studiegebied Maatschappelijke veiligheid, een studiegebied met één Se-n-Se jaar Integrale veiligheid en één specialisatiejaar bso Veiligheidsberoepen. Het aantal leerlingen in de kleine studiegebieden Juwelen (één school) en Optiek (één school) blijft ongewijzigd. Tandtechnieken (één school) verliest; Orthopedische technieken (één school) maakt winst. Tabel 5 - WINST/VERLIES PER STUDIEGEBIED (2e en 3e graad incl. voorbereidende leerjaren HO / specialisatiejaren bso / Se-n-Se tso en kso / HBO) Absoluut aantal leerlingen 1.9.2014 in vergelijking met 1.9.2013 Algemeen Secundair Onderwijs Aantal leerlingen 2013-2014 Aantal leerlingen 2014-2015 Evolutie % 90 635 89 555 - 1.19 % Auto 1 944 1 994 + 2.57 % Beeldende kunsten 2 702 2 600 - 3.77 % Bouw 3 285 3 031 - 7.73 % Chemie 4 270 4 465 + 4.57 % 898 958 + 6.68 % Decoratieve technieken Fotografie 200 172 - 14.00 % Grafische com. en media 1 676 1 689 + 0.78 % Handel 23 814 23 621 - 0.81 % Hout 5 721 5 695 - 0.45 % 62 62 0.00 % Juwelen Koeling en warmte 791 807 + 2.02 % Land- en tuinbouw 3 334 3 299 - 1.05 % Lichaamsverzorging 3 741 3 558 - 4.89 % 480 495 + 3.13 % Mechanica-elektriciteit Maatschappelijke veiligheid 19 661 19 874 + 1.08 % Mode 1 611 1 622 + 0.68 % Optiek 16 16 0.00 % Orthopedische technieken 17 25 + 47.06 % Personenzorg (incl. HBO5) 40 352 40 854 + 1.24 % Podiumkunsten 356 399 + 12.08 % 4 272 4 149 - 2.88 % Tandtechnieken 54 46 - 14.81 % Textiel 2 1 - 50.00 % 1 635 1 682 + 2.87 % Sport Toerisme Voeding Eindtotaal 12 november 2014 3 991 3 803 - 4.71 % 316 478 313 715 - 0.87 % Buitengewoon onderwijs Bij de leerlingenaantallen van het buitengewoon onderwijs worden de prognoses niet herhaald. Toepassingen zijn iets minder relevant omwille van de kleinere aantallen in het buitengewoon kleuter-, lager en secundair onderwijs. Buitengewoon kleuteronderwijs TABEL 6 - BUITENGEWOON KLEUTERONDERWIJS - PER BISDOM telling september 2013 telling september 2014 verschil %-verschil Antwerpen 245 237 -8 - 3,27 Brugge 185 192 +7 + 3,78 Gent 231 207 - 24 - 10,39 Hasselt 214 222 +8 + 3,74 Mech.-Brussel 188 181 -7 - 3,72 1 063 1 039 - 24 - 2,26 Diocees TOTAAL TABEL 7 - BUITENGEWOON KLEUTERONDERWIJS - PER TYPE telling september 2013 telling september 2014 verschil %-verschil Type 2 576 599 + 23 + 3,99 Type 3 129 97 - 32 - 24,81 Type 4 107 107 s.q. s.q. Type 5 19 14 -5 - 26,32 Type Type 6 19 19 s.q. s.q. Type 7 213 203 - 10 - 4,69 TOTAAL 1 063 1 039 - 24 - 2,26 Bij de start van het schooljaar 2014-2015 werden 1 039 kleuters geteld in het buitengewoon onderwijs. Met een daling van -2,26 % komt een einde aan de stijgende trend van de laatste schooljaren. De daling van het aantal kleuters is het opvallendst in het diocees Gent. In de diocesen Brugge en Hasselt daarentegen wordt nog een bescheiden stijging van het aantal kleuters opgetekend. Abstractie makend van de kleine groep type 5-leerlingen kent type 3 de grootste daling, met een kwart van het aantal kleuters. Binnen type 2 wordt de stijgende trend van de voorbije schooljaren voortgezet. Buitengewoon lager onderwijs TABEL 8 - BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS - PER BISDOM telling september 2013 telling september 2014 verschil %-verschil Antwerpen 2 973 2 943 - 30 - 1,01 Brugge 3 211 3 171 - 40 - 1,25 Gent 3 354 3 257 - 97 - 2,89 Hasselt 3 347 3 275 - 72 - 2,15 Diocees Mech.-Brussel TOTAAL 2 468 2 430 - 38 - 1,54 15 353 15 076 - 277 - 1,80 november 2014 13 TABEL 9 - BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS - PER TYPE telling september 2013 telling september 2014 verschil %-verschil Type 1 4 536 4 169 - 367 - 8,09 Type 2 2 374 2 367 -7 - 0,29 Type 3 1 307 1 346 + 39 + 2,98 Type 4 449 460 + 11 + 2,45 Type 5 18 22 +4 + 22,22 Type 6 86 82 -4 - 4,65 Type Type 7 757 796 + 39 + 5,15 Type 8 5 826 5 834 +8 + 0,14 TOTAAL 15 353 15 076 - 277 - 1,80 De schoolbevolking in het buitengewoon lager onderwijs daalt met 1,8 %. De daling doet zich voor in alle diocesen. Net zoals in het buitengewoon kleuteronderwijs kent het bisdom Gent de grootste daling. Bij de start van het schooljaar 2014-2015 zijn er opmerkelijk minder leerlingen ingeschreven in type 1, daar waar de types 3, 4, 7 en 8 een stijging kennen. Nader onderzoek moet uitwijzen of de daling binnen type 1 reeds een gevolg kan zijn van het M-decreet. Het M-decreet treedt nochtans pas op 1 september 2015 in werking. Buitengewoon secundair onderwijs TABEL 10 - BUITENGEWOON SECUNDAIR ONDERWIJS - PER BISDOM Diocees telling september 2013 telling september 2014 verschil %-verschil Antwerpen 2 836 2 818 - 18 - 0,63 Brugge 2 861 2 823 - 38 - 1,33 Gent 2 838 2 786 - 52 - 1,83 Hasselt 2 297 2 132 - 165 - 7,18 Mech.-Brussel 1 712 1 703 -9 - 0,53 12 544 12 262 - 282 - 2,25 TOTAAL TABEL 11 - BUITENGEWOON SECUNDAIR ONDERWIJS - PER OPLEIDINGSVORM Opleidingsvorm telling september 2013 telling september 2014 verschil %-verschil Opleidingsvorm 1 3 016 3 076 + 60 + 1,99 Opleidingsvorm 2 1 735 1 742 +7 + 0,40 Opleidingsvorm 3 6 875 6 468 - 407 - 5,92 Opleidingsvorm 4 TOTAAL 14 918 976 + 58 + 6,32 12 544 12 262 - 282 - 2,25 november 2014 TABEL 12 - BUITENGEWOON SECUNDAIR ONDERWIJS - PER TYPE telling september 2013 telling september 2014 verschil %-verschil Type 1 5 458 5 143 - 315 - 5,77 Type 2 3 509 3 571 + 62 + 1,77 Type 3 1 619 1 653 + 34 + 2,10 Type 4 950 914 - 36 - 3,79 Type Type 5 0 15 + 15 nieuw Type 6 219 215 -4 - 1,83 Type 7 789 751 - 38 - 4,82 TOTAAL 12 544 12 262 - 282 - 2,25 Het aantal leerlingen in het buitengewoon secundair onderwijs daalt voor het eerst en dit in alle diocesen. Vorig schooljaar kende het BuSO nog een stijging van bijna 3,2 %, nu daalt het BuSO over heel Vlaanderen met 2,25%. De daling situeert zich vooral binnen OV3. OV4 zet de stijgende trend van de voorbije jaren verder. Deze stijging is o.m. een gevolg van het toenemend studieaanbod OV4 dat tegemoetkomt aan de steeds groter wordende vraag. De in het oog springende daling binnen OV3, vooral in combinatie met type 1, zou net zoals in het buitengewoon lager onderwijs reeds een gevolg kunnen zijn van het M-decreet. De stijging binnen OV1 situeert zich vooral in combinatie met type 3. Dit is het gevolg van enkele planningsinitiatieven. De ernst van de gedragsstoornissen is vaak zo groot dat een OV1-aanpak een vereiste is. Op 1 september 2014 werd één BuSO-school die gespecialiseerd is in onderwijs aan zieke leerlingen (type 5), door een wijziging in de regelgeving omgevormd van OV1- type 4 naar OV4 - type 5. Dit verklaart de registratie van 15 leerlingen binnen type 5 in het BuSO. Internaten TABEL 13 - INTERNATEN telling september 2013 telling september 2014 verschil %-verschil 964 908 - 56 - 5,81 Brugge 3 806 3 700 - 106 - 2,79 Gent 1 917 1 744 - 173 - 9,02 Hasselt 916 912 -4 - 0,44 Mech.-Brussel 736 751 + 15 + 2,04 8 339 8 015 - 324 - 3,89 Diocees Antwerpen TOTAAL Op 1 september 2014 werden 8 015 internen ingeschreven in de vrije katholieke internaten. Daarmee wordt het aantal van vorig schooljaar (8 339 internen) niet langer geëvenaard. De internen zijn ingeschreven in 98 internaten, gespreid over 104 vestigingsplaatsen. 9,6 % van de internen zijn leerlingen van het basisonderwijs. Het leeuwendeel van de internen, 90,4 %, volgt les in een secundaire school. Besluit Begin september werden 732 678 leerlingen ingeschreven in het vrij katholiek gewoon en buitengewoon basis- en secundair onderwijs. In vergelijking met vorig schooljaar zijn er 846 leerlingen meer geteld, hetzij een beperkte stijging met 0,12 %. Dit leert de spoedtelling die het VSKO ook dit jaar opnieuw heeft georganiseerd. De tellingen dienen in eerste instantie voor eigen gebruik: beleidsvoorbereidend werk, onderzoek, eigen planning. Gedurende het hele schooljaar worden deze statistieken en afgeleide bewerkingen veelvuldig geraadpleegd door de Verbonden en de Diensten van het VSKO, door de diocesane diensten, door de pedagogische begeleiding, door de studiegebiedverantwoordelijken én door de scholen zelf. Patrick Deboutte Stafmedewerker VVKSO Isabelle Dobbelaere Stafmedewerker VVKBuO november 2014 15 pastoraal in 3D nascholingsproject over pastoraal en identiteit Zin in onderwijs D © Bisdom Brugge it is het tweede artikel in de reeks ‘ZIN IN ONDERWIJS’. De inleiding op de reeks verscheen in het Forumnummer van september. Daar kon u lezen dat deze artikelenreeks gewijd is aan de wijze waarop de pastoraal op school mee gestalte geeft aan de katholieke identiteit van het onderwijs. Wat nu volgt is een eerste concretisering van deze intentie. Het nascholingsproject ‘Pastoraal in 3D’ waarover het hier gaat, probeert duidelijk te maken dat de katholieke identiteit van een school een proces, een gebeuren is. De pastoraal is in dit gebeuren, niet de enige, maar wel een erg belangrijke deelnemer die probeert om de identiteit van de school vanuit een christelijk aanbod vorm, betekenis en diepte te geven. te communiceren met elkaar en de andere medewerkers op school. Hoe de visie op school implementeren? © Bart Walgraeve Kennen we onze bestemming? Welke richting gaan we uit? Welk stappenplan volgen we? Pastoraal in 3D is een teamgericht nascholingsproject dat op vraag van de ICS (Interdiocesane Commissie Pastoraal Secundair en Buitengewoon Secundair onderwijs) ingericht werd om scholen te helpen met hun visieontwikkeling op het vlak van de pastoraal. Het project sluit aan bij de visie- en groeimap ‘Pastoraal op school. Denk & Doe in Dialoog’ en ondersteunt scholen om de visie op pastoraal stap voor stap te concretiseren in de eigen schoolcontext. De doelgroep zijn pastorale teams in het secundair onderwijs, bij voorkeur vergezeld van een directielid. Na een intakegesprek doorlopen de scholen drie sessies. De eerste sessie draait rond de ‘D’ van het denken: een reflectieproces. Wat bedoelen we als we ‘pastoraal’ zeggen? Hoe is de pastoraal verbonden met of uitdrukking van een katholieke identiteit? De tweede sessie draait rond de ‘D’ van het doen. Slagen we erin om onze visie te verankeren in kleine en grote gebeurtenissen op school? Kunnen buitenstaanders uit ons doen (gedrag) aflezen dat ze zich bevinden in een katholieke school? De derde sessie legt de focus op de ‘D’ van dialoog. De deelnemers trachten de verkregen inzichten van de vorige sessies 16 november 2014 Het woord pastoraal wordt traditioneel vertaald met ‘herder zijn voor’. Dat geeft een beetje een probleem. Moderne mensen kennen immers zo goed als geen herders meer. Herders zijn uit het straatbeeld verdwenen. Ze zijn uit de tijd. Hoewel er in het katholieke onderwijs om allerlei redenen en begrijpelijker wijze veel te doen is rond het belang van een sterke identiteit, wordt de pastoraal er zelden spontaan mee verbonden. De pastoraal is in de meeste secundaire scholen de verantwoordelijkheid geworden van een groepje geëngageerde gelovigen die aangezocht worden om de katholieke, lees de christelijke, traditie levendig te houden. Daarvoor wordt een beroep gedaan op verhalen, symbolen, rituelen, vieringen, solidariteitsprojecten e.d. Pastorale groepen, proberen in de katholieke school het beleid te herinneren aan een pedagogische concretisering van het evangelie. Het woord ‘herder’ (pastor) in pastoraal duidt op een leider, iemand die weet waarheen hij gaat. Het initiatief voor de uit te stippelen route gaat van hem uit. Hij geeft wie aan zijn zorgen zijn toevertrouwd een referentiekader door hen samen te brengen en hen op het spoor te zetten van hun ware bestemming. Een katholieke school doet niets anders dan mensen leren dat hun eigenheid, hun ware © Leeftocht Wat vinden we belangrijk? zelf, verbonden is met en haar betekenis ontleent aan de rijke diversiteit van het andere en de anderen. Bovendien zorgt ze ervoor dat dit leerproces gericht is op wat gemeenschappelijk gewaardeerd wordt als ‘het goede, ware en schone’. De vraag is of we pastoraal als dusdanig verstaan. Hoe wordt de pastoraal vandaag in onze katholieke scholen geïntegreerd met moderne inzichten op pedagogie, management, en kwaliteit? Hoe wordt pastoraal gepercipieerd en vanuit die perceptie geïntegreerd in structuren, leerplannen, curricula, organisatie, leiderschapsstijl, systemen? Wat we waarderen, waar we ons goed bij voelen, waar we trots op zijn, geeft inzicht in onze waarden, in wat we belangrijk vinden, in wat we als ‘normaal’ en ‘normatief’ beschouwen. Onze waardering onthult ons mensen wereldbeeld. Pastoraal gaat in die zin meer over wat we waarderen dan over onze waarden. Pastoraal schept veeleer de voorwaarden die de beleving van bepaalde waarden mogelijk maken. In de pastoraal gaat het niet over het bewaken of doorgeven van een geloofsleer, dan wel over de vreugde van een boodschap, een aanbod, een evangelie. Goed onderwijs vertrekt vanuit geloof. Allereerst is er het geloof in het kind, in de kwetsbaarheid en de belofte die het in zich draagt. Ten tweede is er het geloof in de gemeenschap. Die gemeenschap is meer dan de som van de delen. Individuen worden tot gemeenschap wanneer ze zich verbonden weten in wat hen samen overstijgt. Daarnaast is er de verwondering, bewondering en de zorg voor de wereld en de maatschappij waarin we leven. Verwondering is de motor van elk leerproces. De vakken op school confronteren ons met een wereld die nieuwsgierigheid opwekt, die vanuit zichzelf een zin en betekenis openbaart. De leraar brengt de leerling vervolgens tot bewondering. De leerling mag zelf ook, vanuit zijn eigenheid, zin en betekenis verlenen aan die wereld. Ten slotte is er de zorg om van die wereld een plek te maken waar het goed is om te wonen. Tijdens de duur van het project Pastoraal in 3D gaven de deelnemers aan wat hen ter harte gaat bij het werken aan pastoraal. Het zijn kleine getuigenissen van betrokkenheid en zorg. Gemeenschappelijk aan alle onderliggende uitspraken is een gevoel, een onderstroom, van waardering en dankbaarheid als het pastorale team van de school de tijd en ruimte krijgt om te reflecteren over de manier waarop ze de katholieke identiteit van de school gestalte mag geven. Meestal komen onderwijsmensen er in de drukte van het gewone schoolleven niet toe. Een tweede gemeenschappelijke inzicht is dat alle pastorale teams door hun activiteiten en initiatieven het groepsgevoel op school faciliteren of stimuleren. Zij hebben bijzondere aandacht voor het schoolklimaat en hebben dus een niet te verwaarlozen aandeel in de verhalen die over de school verteld worden. En bestaat de identiteit van een school niet precies uit alle verhalen die door leerlingen, ouders, leerkrachten, oud-leerlingen, omwonenden, bestuur en directie gedeeld worden? Want als een uitdaging ervaren wordt door alle groepen is niet in de eerste plaats de diversiteit aan levensbeschouwingen onder de leerlingen, maar wel onder de collega’s. De vertrouwdheid met het christelijke gedachtegoed neemt af en de taal, nodig om de inhoud van de boodschap over te brengen, is onvoldoende aanwezig. Er bestaat voldoende loyauteit en collegialiteit als het erop aankomt mee te werken aan pastorale initiatieven, maar de vreugde van de boodschap en de zinvolheid van de evangelisering worden niet ervaren. Er is een hiaat op het vlak van kennis en beleving van de christelijke boodschap en er is de rouw om het verlies van een vanzelfsprekende traditie. Mensen in de pastoraal zien zichzelf vooral als doeners, gaan van actie naar actie en vinden dat er te weinig wordt gereflecteerd over de bron, de voeding van hun motivatie. Er is nood aan de explicitering van het gelovige verhaal. Tijdens het traject verwoorden de deelnemers het als volgt: “De pastoraal moet ruimte bieden voor de dingen van het leven, voor de vragen die de jongeren en de volwassenen bezig houden zodat een sfeer van veiligheid de mogelijkheid biedt voor diepgaande, open en opbouwende gesprekken over levensvragen. De pastoraal kan een (christelijk) kader bieden om mensen te helpen keuzes te maken. Het is belangrijk dat mensen elkaar verhalen blijven vertellen die ertoe doen.” Of nog: “De pastoraal is losgekoppeld van andere groepen die zich bezighouden met sociale en maatschappelijke vraagstukken. Waarmee moeten we ons bezighouden en waarmee niet? We hebben m.a.w. nood aan een kader voor de pastoraal op school. We moeten verbinding zoeken doorheen de hele school. De opsplitsing in verschillende werkgroepen terug meer integreren.” “De pastoraal moet ons helpen ontdekken wat mensen raakt. Weten we dat? Hoe houden we daar rekening mee? Hoe en wanneer houden we rekening met andere levensovertuigingen? Hoe maken we duidelijk dat pastoraal godsdienst overstijgt? Hoe ver gaan we in de dialoog met de diversiteit? Waar kijken ouders naar, leerkrachten en wat willen wij hen laten zien?” “De pastoraal moet leren het gangbare kader doorbreken. We zijn vaak gefragmenteerd bezig in deeldisciplines en specialiteiten. Heel resultaat- en probleemoplossend gericht. Resultaat moet er zijn, maar de groei, de weg, de ontwikkeling, het proces is het belangrijkste.” Ten slotte: “De pastoraal creëert voorwaarden om de christelijke inspiratie ter sprake te brengen, tot leven te brengen, maar ze is niet bij machte het geloof over te dragen. De pastoraal brengt het verhaal van de christelijke inspiratie in herinnering en brengt de gemeenschap samen rond het verhaal.” Zin in onderwijs Wat het project ‘Pastoraal in 3D’ duidelijk maakt, is dat heel veel mensen in het katholiek onderwijs begaan zijn met de zinvolheid van een traditie die hen gevormd, meer mens en het katholiek onderwijs groot heeft gemaakt. De uitdaging bestaat eruit de inzichten uit die traditie op een hedendaagse manier te laten concorderen met inzichten op het vlak van pedagogie en didactiek zonder belerend te zijn, maar bezield vanuit een doorleefde ervaring met de christelijke levensbeschouwing. Als het concept van de katholieke dialoogschool succesvol wil zijn, moet er vooral werk worden gemaakt van de vorming van volwassenen die vlot, ernstig, diepgaand en met vreugde de dialoog willen aangaan met de eigen traditie en spiritualiteit. Vervolgens komt het erop aan om dat gesprek zonder complexen gestalte te geven in de confrontatie met de bredere schoolcontext en maatschappij. Kunnen buitenstaanders merken aan de manier waarop leerkrachten in het onderwijs staan en vorm geven aan hun lesopdracht of ze geworteld zijn in een dialoog met de blijde boodschap uit het evan- november 2014 17 gelie of niet? Het gaat er dus niet om of het katholiek onderwijs ‘meer’ te bieden heeft dan een onderwijs van het andere net, maar of leerlingen en leerkrachten op katholieke scholen, via het aangeboden onderwijs, ervaren dat het leven en de wereld zin en betekenis hebben, voor er sprake is van enige menselijke tussenkomst. Het is de verwondering en het openstaan voor het mysterie van het leven dat een leerproces in gang zet dat uitloopt op zorg en verantwoordelijkheid voor het leven. Zoals een rentmeester niets van wat hem is toevertrouwd in bezit heeft, maar het met liefde en vreugde beheert omdat het hem aangereikte vertrouwen hem inspireert en aanzet tot mogelijkheden die hij bij zichzelf nooit had vermoed. Het ultieme referentiekader voor de zinvolheid van het leven is niet de mens zelf, maar is Hij die de mens tot mens en de wereld tot wereld maakt. Inspiratie in de praktijk Tot slot Wie zin heeft om meer te vernemen over het nascholingsproject ‘Pastoraal in 3D’, of dit traject wil opstarten op de eigen school, kan altijd mailen naar [email protected]. Het volgende stukje in de reeks (begin 2015) zal handelen over een concretisering van het nieuwe OKB (Opdrachten voor het Katholiek Basisonderwijs). Het artikel zal meer specifiek pastorale steekkaarten belichten die aan de hand van praktische voorbeelden, blikverruimers en tips, kansen bieden om in gesprek te gaan over schooleigen momenten en hoe die te benaderen vanuit de opdrachtsverklaring van het katholieke onderwijs. Op de website van de dienst Opvoedingsproject & Pastoraal (http://pastoraal.vsko.be) vind je directe en bruikbare informatie over allerlei initiatieven, vormingen, werkvormen, thema’s, publicaties die verband houden met de visie op of de integratie van de pastoraal op school. Pastoraal staat nooit los van het opvoedingsproject, maar is als een venster dat een specifiek (christelijk) uitzicht biedt op het leerproces en het pedagogisch handelen. Bart Walgraeve Stafmedewerker dienst Opvoedingsproject & Pastoraal Daarnaast kun je op de websites van het verbond van het basisonderwijs (VVKBaO) en het buitengewoon onderwijs (VVKBuO) grasduinen in hun aanbod op het vlak van het katholieke opvoedingsproject en of de pastoraal. dromen dat het anders kan Advent W orden dromen werkelijkheid of zijn dromen bedrog, zoals de hit van Marco Borsato van 1994 suggereert? Feit is dat we allemaal dromen en dromen nodig hebben om gezond te blijven. Dromen zijn producten van onze geest die ons in staat stellen om de werkelijkheid creatief te verbeelden, te ordenen en onvermoede mogelijkheden op het spoor te komen. Als we de advent verbinden met de droom, dan is het precies omdat van oudsher het woord advent verwijst naar een visioen, het beeld van hoop en verwachting. Er staat iets aan te komen. Het is er nog niet, maar het hangt wel al in de lucht, het is voelbaar aanwezig. Een beetje te vergelijken met de periode dat mensen in verwachting zijn. Er zijn al tekenen dat het kind op komst is, het is de moeder aan te zien. De ouders dromen al een toekomst, zinnen op een naam. Het leven wordt anders, ruimer, spannender, vol verrassingen. Dromen doorbreken de routine, de sleur. Het zijn als het ware onvermoede vindplaatsen van ingevingen, toekomstbeelden of boodschappen. In de Bijbel maakt God veelvuldig gebruik van dromen om met mensen te communiceren. Paradoxaal houdt Hij zo de geesten wakker, wijst hen op mogelijkheden die via het logische, rationele denken verborgen blijven. Daardoor krijgen de mensen opnieuw moed en komen in beweging. God haalt hen via dromen uit hun comfortzone. Hij richt hun blik omhoog, voorbij het voor de hand liggende. De aarde krijgt vanuit de hemel een ander perspectief. Zo toont Kerstmis ons een andere wereld: een koning die geboren wordt midden onder de mensen, niet in het evidente paleis, maar in een stal, een voederbak. Zo wordt een droom een vindplaats van God, een God die bereikbaar is voor gewone mensen, er wil zijn voor armen en zwakken. God is nooit meer veraf. 18 november 2014 Leeftocht Leeftocht heeft het dit schooljaar over symbolen. Symbolen zijn universele dragers van betekenis die het alledaagse verbinden met het bijzondere. In de religieuze sfeer heet dat bijzondere het transcendente. Dat is een moeilijk woord voor een werkelijkheid die een mens meer mens laat worden waardoor hij de dingen anders ziet dan voorheen. Met ‘anders’ wordt bedoeld: het wondere, het niet direct meetbare en grijpbare. Het thema van de advent wordt in Leeftocht met het symbool van de droom verbonden omdat de advent, als aanloop naar het feest van Kerstmis, christenen op het spoor zet van een wondere ontmoeting. De ontmoeting met een gebeurtenis, een Persoon die aan ons leven een beslissende richting geeft. Leeftocht wil volwassenen op school helpen om een verbinding te maken tussen de christelijke traditie en hun zoektocht naar zin en betekenis. Leeftocht probeert dit te doen op een eigentijdse manier aan de hand van een beschouwing, een verhaal, een beeld, een gebed, een stukje evangelie. Kleine momenten van verstilling en verdieping. Zuurstofshots tussen de drukke bezigheden van het dagelijkse leven. Eigenlijk wil Leeftocht handvatten aanreiken om het gesprek aan te gaan over het ‘waarom’ en het ‘hoe’ van het leven. Wat de lezer aangereikt krijgt in deze publicatie zijn aanzetten voor een dialoog met de eigen levensovertuiging, welke die ook is. Leeftocht gaat tegelijkertijd de confrontatie aan met het christelijke zinsaanbod, toegankelijk, maar steevast met sterke inhoud. Wie op de website van de Dienst Opvoedingsproject en Pastoraal (http://pastoraal.vsko. be) surft naar Leeftocht, vindt bij het decembernummer ‘Droom’ een meditatieve PowerPoint presentatie die kan gebruikt worden om de advent in te leiden of te kaderen. Er is ook een XXL (Extra Extra Large) beschikbaar voor wie graag een ietsje meer heeft, met bruikbaar materiaal en concrete werkvormen, verhalen en verwijzingen. In deze XXL is er een aanbod naar kinderen, jongeren en leerkrachten. Er wordt een band gelegd met Jezusverhalen en er is ook aandacht voor initiatieven van andere christelijke organisaties (Welzijnszorg, Spoor Zes). Adventsaffiche VSKO Welzijnszorg Wat zie je op de affiche? Wat ervaar je zelf als je droomt? Waarvan droom je doorgaans? Geven jouw dromen je richting? Helpen dromen jou om het leven meer glans te geven? Welke wereld droom jij voor jezelf? Wat zou je willen veranderen? Wat kan je veranderen? Zoek je hulp bij anderen om dingen die niet zo goed lopen anders aan te pakken? Welzijnszorg geeft met de campagne voor 2014 ‘Iedereen beschermd tegen armoede?’ aan dat ons sociale netwerk niet sluitend is, dat er gaten zitten in de paraplu van onze verzorgingsstaat. Het leven is niet altijd een droom.Soms lukt het niet om te schuilen tegen armoede of onrecht. Je ziet het niet altijd aan de buitenkant hoe armoede een mens van binnen raakt, hem of haar ontredderd, hulpeloos en vereenzaamd achterlaat. Welzijnszorg vindt dat iedereen in ons land recht heeft op een goede sociale bescherming. Dat wil zeggen dat iedereen beschermd moet zijn tegen sociale risico’s zoals ziekte of je werk verliezen. Wie arm is, is onvoldoende beschermd tegen allerlei risico’s, vindt geen toegang tot de nodige diensten en voorzieningen om zijn sociale rechten te laten gelden. Solidariteit is geen scherm dat alle moeilijkheden tegenhoudt, maar de toepassing van een droom die ons helpt onze blik te richten op mensen met een paraplu vol gaten, mensen die in de kou blijven zitten. In de praktijk leeft 1.6 miljoen mensen in ons land in een situatie van sociale onderbescherming. De advent is een uitgelezen periode om alert te zijn voor de problematiek die Welzijnszorg schetst. Jezus wordt met Kerstmis geboren omdat God midden onder alle mensen wil zijn, zonder onderscheid. Gods komst gaat altijd gepaard met gerechtigheid. De kwaliteit van een samenleving laat zich aflezen aan wat ze doet voor de meest kwetsbaren. Hoe zit het met onze samenleving? Hoe zullen we dit jaar Kerstmis vieren? Wie nodigen we uit aan onze kersttafel, onder de bescherming van onze paraplu? In de Bijbel wordt een droom een visioen genoemd. Maria en Jozef hadden een droom die hen inspireerde en die ze beschouwden als een openbaring van God. Die droom werd hun eigen kind. Toch bleek de vervulling van hun droom helemaal anders te zijn, dan ze hadden verwacht. Ze hadden de moed om zich te laten veranderen door hun droom, want dromen bezitten die kracht: ze kunnen een mens veranderen, waardoor die mens de wereld verandert. Zoals Gandhi ooit zei: “Als je een verandering droomt voor de wereld, wees dan die verandering”. De wijzen uit het kerstverhaal hadden eveneens een droom, een ster die hen in beweging bracht, weg van hun vertrouwde omgeving. De wijzen hadden gehoord van een nieuwe koning, een bijzondere leider. Ze lieten zich leiden door een bijzonder kompas, een ster aan de hemel. Die bracht hen op een merkwaardige bestemming, in de armen van een kleine, zwakke familie. De ervaring van die ontmoeting tekende hen zo diep dat ze naar huis terugkeerden langs een andere weg. Hun leven was voortaan helemaal anders. november 2014 19 gaten in de paraplu van de sociale bescherming in ons land. Het nieuwste tekstenboekje van Spoor ZeS heet ‘Weer of geen weer … Altijd beschermd?’ en bevat 64 pagina’s met foto’s, citaten, stellingen, opdrachtjes, getuigenissen, projecten, poëzie, bezinningsteksten en gesprekvragen. Over sociale bescherming, over ervaringen van mensen met sociale bescherming en de gaten in het systeem. Over mensen en projecten die werken aan het dichten van die gaten. Over hoop op een beter leven en sociale bescherming zonder gaten. Voor individueel gebruik en gebruik in groepen en klassen. Tijdens de campagne kan je het bestellen via de Welzijnszorg webshop. Spoor zes Spoor Zes is een dienst van de Chiro die jaarlijks de campagne van Welzijnszorg steunt met het ontwikkelen van solidariteitsmateriaal voor de leerkracht in de klas. Voor het basisonderwijs wordt er altijd een project uitgewerkt. Dit jaar heet het ‘Zeker en vast’. Het brengt de campagne ‘Iedereen beschermd’ van Welzijnszorg op een speelse en belevende manier in de klas. Samen met Robby en zijn vriendjes ontdekken jouw leerlingen wat het betekent om te leven in een voortdurende onzekerheid. Armoede verbreekt elk houvast. Wil je meer informatie over dit project? Surf naar spoorzesindeklas.be. Materiaal bestellen doe je het beste via welzijnszorg.be. Het pakket bestaat uit een handleiding voor de leerkracht, een leerlingenboekje in kleur en een cd met een fijn themalied. Daarnaast kan elke geïnteresseerde ook de prentenset kopen en een Robbypop. De rode draad is ook dit jaar weer het leuke en spannende verhaal van Robby en zijn vriendjes. Voor het secundair onderwijs is er een jongerenspel ‘Beter beschermd!’. Tijdens ‘Beter Beschermd!’ ondervinden de spelers aan den lijve hoe het is om te overleven met een inkomen onder de armoedegrens en hoe moeilijk het is om te krijgen waar je recht op hebt. Ze maken kennis met de 20 november 2014 Info en materiaal Droomvangers Alle materialen geven vorm en taal aan de droom van advent en Kerstmis die anders te vluchtig en erg vrijblijvend blijft. Het leven is ondenkbaar zonder dromen, maar dromen alleen volstaat niet. Onze dromen moeten we aan elkaar blijven vertellen. Zo maken we aan elkaar duidelijk wat ons bezighoudt, wat ons bindt. Zo inspireren we elkaar en geven we aan onze dromen de kans om ons te bezielen. Dromen zijn eigenlijk zielenvangers. Aanbod VSKO: een ster met vijf punten Er is allereerst de affiche die het thema van de advent op een eenvoudige manier op de school zichtbaar maakt. Daarnaast is er de PowerPointpresentatie die kan gebruikt worden als een stille bezinning of een inleiding op het thema van droom en advent. Ten derde heb je het Leeftochtnummer dat bedoeld is voor volwassenen die tijdens de adventsperiode steun vinden bij wat verdieping. Ten vierde de XXL, voor zij die op zoek zijn naar verdieping aan de hand van teksten, tips, suggesties, werkvormen voor in de klas. Je vindt de XXL, in de loop van november op de website, http://pastoraal.vsko.be. Ten slotte geeft het VSKO, in samenwerking met Uitgeverij Muurkranten de bezinningskaartjes uit. Ze bevatten mooie teksten van Kathleen Boedt en Toon Vandeputte en zijn te bestellen via www.muurkranten.be. Bart Walgraeve stafmedewerker dienst Opvoedingsproject & Pastoraal Elke school ontvangt samen met Leeftocht 3 affiches gratis: 1 affiche op A2-formaat en 2 affiches op A3. Beide affiches kunnen bijbesteld worden: A2 tegen € 0,50, A3 tegen € 0,30. Verzendingskosten bedragen € 2,50. Bestellingen bij het VSKO door overschrijving op rekeningnummer BE 66 4350 3049 3143 van het VSKO, Guimardstraat 1, 1040 Brussel met de mededeling: “7031/11310 affiche advent 2014” + aantal affiches + gevraagd formaat + ev. naam en adres van de bestemmeling. Info: 02 507 07 71 – [email protected] http://pastoraal.vsko.be Elke school ontvangt eveneens de bezinningskaartjes. De Uitgeverij Muurkranten zendt na een seintje graag een gratis presentexemplaar aan de scholen die er spontaan geen ontvingen. Bestellen bij UM, Monnikenwerve 1, 8000 Brugge. Info: tel. 050 31 26 01 – fax 050 31 05 50 [email protected]. http://www.muurkranten.be. Prijs per stuk: € 0,50 (korting vanaf 25 ex.) + verzendingskosten. Verzendingskosten: € 3,95 Abonnering van Leeftocht gebeurt door overschrijving van het passende bedrag op het rekeningnummer BE 66 4350 3049 3143 - KREDBEBB van het VSKO, Guimardstraat 1, 1040 Brussel met de mededeling “7031/11310 – abonnement Leeftocht” + aantal exemplaren. Een individueel jaarabonnement omvat een startnummer, jaaraffiche (A2), 10 nummers en 2 affiches voor Advent en Vasten (A3 en A2). Vanaf 3 exemplaren van de jaargang op éénzelfde adres bieden we een groepsabonnement aan. Meer info: neem contact op met de Dienst katholiek Opvoedingsproject en Pastoraal van het VSKO: tel.: 02 507 07 71, e-mail: [email protected]. ‘goede golven tillen alle bootjes op’ Segregatie en de rol van het onderwijs I n dit artikel reflecteren we op de publicatie Terug naar school, terug naar segregatie? van het Itinera Institute. De studie richt zich voornamelijk op de situatie in het secundair onderwijs. In dit artikel bespreken we enkele elementen uit de studie die van toepassing zijn op het basisonderwijs. Itinera pleit in zijn studie voor een betere sociale mix in het onderwijs. Vlaamse basisscholen zijn veelal een afspiegeling van de buurt waarin ze liggen. Dat leidt ertoe dat de sociale mix niet overal gerealiseerd kan worden. We pleiten voor mogelijkheden om basisscholen een afspiegeling te laten zijn van een buurt, eerder dan voor een meer geforceerde sociale mix. Een structurele aanpak kan inderdaad helpen om segregatie tegen te gaan. Maar veel belangrijker nog vinden we het sociaal en onderwijskundig beleid van de school, dat alle leerlingen kan stimuleren tot hogere leerresultaten. verbeteren via sociale inclusie. We bespreken kritisch een aantal aanbevelingen om de resultaten van kansarme leerlingen te verbeteren en formuleren extra suggesties om de persoonlijke ontplooiing van élk kind, los van zijn sociale context, te stimuleren. Vreemd is ook dat het rapport veel cijfermateriaal gebruikt om een aantal uitspraken te staven, maar daarnaast ook een aantal beweringen stelt, die niet worden gestaafd. Bijvoorbeeld: “Cijfers over het basisonderwijs tonen echter aan dat de overgrote meerderheid van de kansarme kinderen niet profiteerde van de financiering (van het decreet Gelijke Onderwijskansen)”. Vreemde onderbouwing van besluiten in het rapport Itinera focust op één van de kernconclusies van het laatste PISA-rapport 2012, namelijk op de gunstige effecten van sociale inclusie. Landen die erin slagen sociale insluiting te bevorderen, hebben betere wiskunderesultaten. Sociale insluiting vertaalt zich concreet in de sociale mix op school. De auteurs gaan onder meer na wat het gewicht van de sociale status van ouders en van de veerkracht van de individuele leerling op schoolresultaten is; ze geven aan waarom sociale mix belangrijk is; ze vergelijken sociale segregatie in België met internationale gegevens, en ze bespreken mogelijkheden om de resultaten van kansarme leerlingen te Resultaten van diverse landen met elkaar vergelijken is moeilijk. Zo betwist Wim Van den Broeck1 de conclusie van heel wat PISAanalyses, namelijk dat het onderwijs in Vlaanderen de sociale ongelijkheid doet groeien. Hij stelt dat Vlaanderen, gezien de grote diversiteitsindex, het net goed doet als het gaat om het kansen bieden aan sociaal zwakkere leerlingen. Vlaanderen telt immers méér veerkrachtige leerlingen die het, ondanks hun moeilijke sociale start, heel goed doen in vergelijking met jongeren uit een hogere sociale klasse. In de tekst worden de factoren intelligentie en sociale afkomst wel eens verward. Bijvoorbeeld in volgende stukken: “de goede leerlingen stimuleren elkaar om beter te presteren en de slechte leerlingen ontmoedigen elkaar” en “men kan pas optimaal profiteren van peer effects (sociale mix) zonder de beste en de mindere leerlingen te benadelen als men elke ‘bipolariteit’ vermijdt binnen eenzelfde klas (enerzijds alleen ‘goede leerlingen’ en anderzijds alleen ‘slechte leerlingen’)”. Die resultaten worden in het artikel meteen gebruikt om te “stellen dat […] de initiële sociale ongelijkheid niet enkel weerspiegeld wordt op school, maar dat scholen zullen trachten ze te verscherpen.” Ook die bewering, die stoelt op een verkeerdelijk gelijktrekken van sociale afkomst en intelligentie, wordt verder niet gestaafd. De bewering dat “de kansarmste scholen de neiging hebben om homogenere klassen te vormen om hun leerlingen en onderwijzers te ‘beschermen’ tegen de grote heterogeniteit van de leerlingen op school.” wordt niet onderbouwd. In het tekstdeel ‘Hoe kan men sociale segregatie verklaren?’ poneren de auteurs dat scholen de vrijheid hebben om leerlingen te kiezen. Zo zouden sommige secundaire scholen leerlingen selecteren op basis van hoge resultaten in het basisonderwijs. Hoe scholen dat nog kunnen in een tijdperk na het inschrijvingsdecreet, wordt niet uitgelegd. Verder geeft de studie aan dat er geen effecten te vinden zijn van de keuzevrijheid van ouders. Onze ervaring met mechanismen als ‘witte vlucht’ en wachtrijen aan scholen spreekt dat tegen. Een wezenlijk gegeven voor ons in dit verband is dat basisscholen buurtscholen zijn die de sociale samenstelling uit de buurt weerspiegelen. Het kan niet de bedoeling zijn om jonge leerlingen uit hun sociale context weg te halen door scholen op basis van een ander criterium heterogener samen te stellen. Ondanks onze kritische bedenkingen ontkennen we niet dat we in het Vlaamse onderwijs nog steeds met sociale segregatie kampen. Besluiten over de rol van onderwijs lopen echter uiteen, naargelang de interpretatie van de onderzoeksgegevens. Vlaanderen investeert al jaren in een inschrijvingsbeleid dat de sociale segregatie wil beïnvloeden en in een gedifferentieerde omkadering van scholen zodat wie werkt met veel lage SESleerlingen meer onderwijspersoneel en werkingsmiddelen krijgt. Of en hoe dit de kansen van de individuele SES-leerling beïnvloedt, kunnen we uit de studie van Itinera niet afleiden. Momenteel loopt er wetenschappelijk onderzoek2 naar het effect van het inschrijvingsbeleid op de sociale segregatie. We kijken uit naar de bevindingen. 1 Van den Broeck, W. (2014), Sociale ongelijkheid in het Vlaamse onderwijs. Onderzoeksrapport op grond van PISA- en TIMSS-studies, VUB, faculteit Psychologie en Educatiewetenschappen. 2 Meer bepaald het onderzoek naar Segregatie/sociale mix van het Steunpunt studie- en loopbanen. november 2014 21 worden, vooral wanneer ze méér inspanningen leveren. Ze mogen er ook op bevraagd worden. Vroeg en daadkrachtig ingrijpen is daarbij essentieel. Scholen moeten maximaal kunnen inzetten op de noden van de eigen leerlingenpopulatie. Ze kunnen al langer een beroep doen op de pedagogische begeleiding om hun beleidsvoerend vermogen zo sterk mogelijk te realiseren. De resultaten van kansarme leerlingen verbeteren Enkele onderzoeksresultaten uit de studie van Itinera sluiten aan bij wat we al langer weten uit didactisch onderzoek3 én leunen nauw aan bij de Opdrachten voor het katholiek basisonderwijs in Vlaanderen (VVKBaO, 2013). Leerlingen leren beter in gematigd heterogene groepen. Daarbij geldt dat elke leerling baat heeft bij de aanwezigheid van leerlingen die goed presteren in de klas. Dat verklaart waarom homogeen sterke groepen hoge leerresultaten vertonen. Wanneer de verschillen tussen leerlingen echter te groot worden, kan dat leiden tot demotivatie en belemmert dit het leren. Het principe van de ‘zone van de naaste ontwikkeling’ rendeert dan niet meer. We kunnen aannemen dat dit principe ook geldt voor wat betreft de sociale mix in de klas. Een gemengde buurt weerspiegelt zich in een heterogene school, een concentratiebuurt leidt tot een homogene school. Daarop ingrijpen is een delicate zaak en is, volgens ons, eerder een verantwoordelijkheid voor het beleid via initiatieven die de kansen van de buurt vergroten. Sociale interactie via samenwerkend leren stimuleert het leerrendement én levert zeer veel mogelijkheden tot het stimuleren van sociale en zelfsturingsvaardigheden. Die werkvormen creëren zeker meer kansen voor alle leerlingen in de klas, wanneer ze goed opgezet en begeleid worden. De leerkracht speelt dan ook een centrale rol. Het lijkt ons nuttig te onderzoeken welke ondersteuning scholen nodig hebben om die strategieën voor coöperatief leren meer in te zetten. De auteurs vermelden de samenhang van veerkracht van leerlingen met hun (hogere) studieresultaten. Het begrip veerkracht verwijst naar een emancipatorische opvoedingsvisie, die voor ons de basis vormt van een goed gelijke onderwijskansenbeleid in onze scholen omdat ze de uniciteit en de ontplooiing van elke persoon centraal stelt. Het gaat daarbij om initiatieven in de klas en de school die de talenten van leerlingen naar boven halen, hoge verwachtingen stellen en het leerproces van de kinderen grondig opvolgen. Ze leren kinderen reflecteren op hun leven en geven hen stimulansen om eigen keuzes onderbouwd te formuleren. Ze leren hen omgaan met kansen en tegenslagen door denken communicatievaardigheden te oefenen, en hebben daarbij veel aandacht voor hun zelfwaardegevoel. Dat kinderen uit kansarme milieus daarin meer ondersteund en gestimuleerd moeten worden, is duidelijk. Ook dient er meer ingezet te worden op ouderparticipatie. Scholen verschillen onderling. Ze verschillen naar grootte, naar accenten, naar pedagogisch project en schoolwerkplan. Het ene kind voelt zich prettiger in een grote school, het andere loopt er verloren. De ene ouder kiest liever een school met een sterke klemtoon op muzische vorming, de andere ouder opteert voor een school met een tuinproject. Scholen evolueren ook doorheen de tijd (o.a. een ander lerarenteam, een evolutie in de accommodatie of een andere populatie in de buurt). Eerder dan meteen op de vrije schoolkeuze in te grijpen, is het belangrijk scholen zélf verantwoordelijk te stellen voor de wijze waarop ze de sociale segregatie tegengaan. Natuurlijk moeten ze daarbij ondersteund 3 O.a. Bellens, B. en De Fraine, B., Wat werkt? Kenmerken van effectief onderwijs, Acco, Leuven, 2012. 22 november 2014 Dat zittenblijven niets oplevert weten we, het werkt meestal net negatief in op het leren van de leerling. Zittenblijven moet zeker beperkt worden. Dat dit mechanisme (in de basisschool) als een bewuste strategie voor uitsluiting gehanteerd zou worden, zoals de studie stelt, betwijfelen we. Een belangrijke hefboom om zittenblijven te vermijden, ligt in flexibelere vormen van differentiatie en groeperingsvormen waardoor leerlingengroepen kunnen variëren in functie van het leerrendement en elke leerling voldoende uitdaging krijgt tot leren. Een goed zicht op de wijze waarop scholen dat momenteel aanpakken en de vragen waarmee ze worstelen op dit vlak kunnen aanknopingspunten voor begeleiding opleveren. Tot besluit Structurele maatregelen zoals een inschrijvingsbeleid die leerlingen uit diverse sociale contexten ‘samenhouden’, juichen we toe, maar ze leiden op zich niet tot wezenlijke veranderingen in de werking van scholen en hun leraren. We staan achter het principe dat basisscholen buurtscholen zijn. Daarnaast is een onderwijskundig beleid nodig op maat van de school. Een schoolbeleid dat het samenwerkend leren en de zelfsturing van leerlingen bevordert en dat, via differentiatie en andere didactische innovaties, de kijk van kinderen op de wereld verruimt en alle leerlingen maximale onderwijskansen biedt. De belangrijkste schakel vormt de leraar, en de manier waarop die in zijn taakopvatting en interpretatiekader naar het onderwijs kijkt. Met hem staat of valt de brede zorg voor alle kinderen. Daar willen we met de begeleiding dan ook op inzetten. Ria De Sadeleer, pedagogisch coördinator VVKBaO, en Gerda Bruneel, pedagogisch begeleider VVKBaO het studiegelddebat Waarom het VSKO gewonnen is voor een beperkte verhoging “H et moment is aangebroken om over de rol en de verantwoordelijkheid van de student te spreken.” Die profetische zin uit het VSKO-memorandum is inmiddels werkelijkheid geworden. In het regeerakkoord staat immers dat de gevolgen van de (in bepaalde gevallen) doorgeschoten flexibilisering zullen worden aangepakt en dat niet-bindende toelatingsproeven gefaseerd hun intrede zullen doen in het hoger onderwijs. Van de verhoging van het studiegeld valt geen spoor terug te vinden in het regeerakkoord, maar de laatste paar maanden hebben geleerd dat die er zal komen. Waarom is het VSKO gewonnen voor het optrekken van het studiegeld? Penibele situatie Voordat ingegaan wordt op de redenen waarom de katholieke hogescholen al langere tijd vragende partij zijn om te sleutelen aan de private bijdrage van studenten, is het aangewezen om eerst kort de financiële situatie van de hogescholen te schetsen. Sinds 1994 kennen de hogescholen het financieringssysteem van de gesloten enveloppe. Een dergelijk model biedt de hogescholen weliswaar meer beleidsruimte maar maakt hen tegelijkertijd financieel kwetsbaar. De enorme toename van het aantal studenten is bijvoorbeeld slechts mondjesmaat verdisconteerd en voor de oplopende personeelskosten (indexering) heeft de overheid meermaals geen oor gehad. Dat alles maakt dat de hogescholensector de afgelopen twintig jaar meermaals de broekriem heeft moeten aanhalen. In vergelijking met de universiteiten kennen de hogescholen slechts een zeer beperkt onderzoeks- en valorisatiebudget waardoor intern schuiven met middelen quasi onmogelijk is. Dat betekent concreet dat wanneer de eerste geldstroom vermindert, bijvoorbeeld vanwege overheidsbesparingen, er onmiddellijk problemen rijzen in het financiële huishouden. Tegenvallers kunnen niet worden opgevangen door tijdelijk andere budgetten aan te spreken omdat die simpelweg niet voorhanden zijn. Besparingen van de overheid komen door dat alles harder aan bij de hogescholen dan bij hun universitaire collega’s. Putten uit de reserves van de hogescholen, zoals in de berichtgeving door sommigen wordt geopperd, biedt geen soelaas omdat deze middelen juist apart zijn gezet om de broodnodige infrastructuurwerken te financieren. De continue stijging van het studentenaantal heeft tot gevolg dat hogescholen bijna letterlijk uit hun voegen barsten. Door vooruitziend financieel beleid valt de schade mee en hebben veel hogescholen kunnen investeren in hun gebouwenpatrimonium want net als in het leerplichtonderwijs zijn de investeringsmiddelen van de overheid niet afdoende. Verhoging van het studiegeld Gegeven die situatie ligt het voor de hand dat de hogescholen al langer het gesprek over de studiegelden willen aangaan. De universiteiten waren daar in het verleden niet voor te vinden (denk ook aan hun substantiële, diverse financieringsbronnen uit de tweede en derde geldstromen) en stelden dat een verhoging weinig effect zou hebben op hun financiële resultatenrekening. In 2012 kwam er bij de universiteiten nochtans iets meer dan 47 miljoen euro binnen (cijfers van het regeringscommissariaat) – een niet te verwaarlozen bedrag. De universiteiten lijken inmiddels overstag te zijn gegaan nadat ze kennis hebben genomen van de omvang van de besparingen in het hoger onderwijs. Het belangrijkste motief voor die omslag is dat de studenten altijd het kind van de rekening zullen zijn. Als de besparingen niet gepaard gaan met het verhogen van het studiegeld, dan zullen de studenten dat voelen in de vorm van ver- A SPEEL NIET MET ONZE TOEKOMST HET IS OOK DIE VAN U ! TEGEN DE VERHOGING VAN DE INSCHRIJVINGSGELDEN. A minderde begeleiding of grotere groepen. Een hogere private bijdrage is dan nog het kleinste kwaad aangezien in dat geval de kwaliteit gewaarborgd wordt. Politiek spel Het is de hogescholen en de universiteiten met andere woorden om het behoud van de onderwijskwaliteit te doen. In de politieke arena speelt echter een andere logica. Het studiegeld is de laatste weken in de ogen van de oppositie een symbooldossier geworden van het toekomstige, hardvochtige regeringsbeleid. Zij probeert in het Vlaams Parlement politieke munt te slaan uit de discussie door de verantwoordelijkheid bij de regering te leggen. De regering en de onderwijsminister op hun beurt, proberen die verantwoordelijkheid ten dele te leggen bij de sector zelf. In eerste instantie leek het erop dat de hogescholen en de universiteiten zelf de hoogte mochten bepalen, of tenminste voorstellen mochten doen. De minister legde wel als voorwaarde op dat de sector tot een uniform tarief moest komen aangezien het studiegeld geen element in de onderlinge wedijver om november 2014 23 de student mag worden. Inmiddels is het duidelijk dat het bedrag niet boven de 1.000 euro mag komen te liggen en dat waarschijnlijk ergens tussen de 850 en 950 euro geland zal worden. Hoe het ook zij, het Vlaams Parlement zal zich altijd moeten uitspreken omdat de Grondwet dit zo voorziet. Ondertussen zal het zwartepietenspel tussen alle actoren worden voortgezet … Economische les De belangrijkste tegenwerping tegen de regeringsvoorstellen is dat een verhoging van het studiegeld de democratisering van het onderwijs teniet zou doen – zie daartoe de afbeeldingen bij dit artikel van twee strooibiljetten die tijdens de opening van de KU Leuven door de studenten werden uitgereikt. Uit alle debatten en opiniestukken blijkt dat de onderwijsdemocratisering op velerlei wijzen wordt begrepen. De een denkt eerder aan de participatiegraad terwijl de andere bekommerd is om het lot van de ondervertegenwoordigde groepen in het hoger onderwijs. Doorgaans is het achterliggende idee dat een hogere private bijdrage een negatief effect zal hebben op de inschrijvingscijfers van hogescholen en universiteiten. Een economische wetmatigheid luidt inderdaad dat een verhoging van de prijs leidt tot uitval (verlaging) van de vraag. Velen beseffen echter niet dat die eenvoudige economische relatie tussen vraag en aanbod lang niet altijd opgaat. In bepaalde gevallen zullen consumenten evenveel blijven 24 november 2014 consumeren ongeacht de prijsstijging. In het vakjargon heet dat prijsinelasticiteit. Dat wil zeggen dat prijsverhogingen en –verlagingen weinig effect ressorteren op de consumptiehoeveelheid. Voor het hoger onderwijs lijkt zich dat voor te doen. Onderzoek in Nederland heeft uitgewezen dat een verdubbeling van het collegegeld nauwelijks gevolg heeft voor de onderwijsdeelname. De Leuvense onderzoekers Stijn Kelchtermans en Frank Verboven hebben hetzelfde aangetoond voor Vlaanderen. Een fikse verhoging van het studiegeld zou slechts 1 à 2 procent minder deelname betekenen. zeker niet altijd negatieve, consequenties optreden. Studenten zullen zich veeleisender opstellen als het gaat over het geboden onderwijs en dit kan de juridisering voort in de hand werken. De studiekeuze kan eveneens worden beïnvloed. Als studenten meer moeten betalen zullen ze er bijvoorbeeld beter over nadenken of ze überhaupt wel willen gaan studeren en welke opleiding het meest bij hen past. In elk geval is het belangrijk dat de gevolgen van de studiegeldverhoging nauwgezet worden opgevolgd. Internationale vergelijkingen Voor het moment lijkt het met de weerstand en het verzet tegen de regeringsvoornemens mee te vallen. Een online petitie heeft aardig wat intekenaars opgeleverd, maar echt protesteren lijkt aan de reguliere student niet besteed te zijn, zijn sociale of politiek geëngageerde collega’s uiteraard buiten beschouwing latend. Het valt te verwachten dat er bij de start van volgend academiejaar wel meer protest zal rijzen als de verhoging in voege is want voor dit jaar hebben de studenten voor een heel jaar studeren nog steeds ‘maar’ 619,90 euro op tafel moeten leggen. Een tweede belangrijk argument dat dikwijls wordt aangevoerd is dat van de internationale vergelijkingen. Vlaanderen zou, naargelang van de gekozen landen, over een hoog of juist laag tarief beschikken. De keuze voor de landen waarmee de situatie in Vlaanderen wordt vergeleken, is natuurlijk allesbepalend in dezen. Het gaat erom dat gekeken moet worden naar die landen en regio’s die echt relevant zijn. Nederland is uiteraard zo een geval en kent een veel hoger collegegeld (nog net geen 2.000 euro) maar heeft tegelijkertijd ook een royaler (universeler) ‘studentenondersteuningsstelsel’. Aan dergelijke cruciale aspecten wordt veelal te gemakkelijk voorbijgegaan. In een internationale vergelijking van Eurydice wordt er daarom voor gewaarschuwd om zomaar hogeronderwijssystemen te vergelijken zonder het hele plaatje van alle mogelijke kosten, beurzen, toelagen en leningen in rekening te brengen. Bezwaren en gevaren Een verhoging van het studiegeld in Vlaanderen lijkt zeker goed mogelijk, maar er zijn ook houtsnijdende argumenten om het studiegeld te laten voor wat het is. Zo vraagt de overheid al een flinke kostprijs (belastingen) voor het huidige voorzieningenniveau. En met de huidige voorstellen zal de onderwijskwaliteit in het beste geval slechts behouden blijven. Daarenboven kunnen in geval van een toename van het studiegeld bepaalde, Afronding In heel deze discussie pleiten de katholieke hogescholen voor een beperkte verhoging van het studiegeld met behoud, en mogelijks uitbreiding, van de sociale correctiemechanismes. Niet enkel om de rekening te laten kloppen en de onderwijskwaliteit te handhaven maar ook om de lusten en de lasten van het studeren evenwichtig te verdelen tussen de maatschappij, de overheid en de studenten of afgestudeerden. Het is evenwel aan de politiek om gegeven deze financieel donkere tijden een perspectief te bieden op wat in de komende jaren verwacht mag worden. Het kan alvast geen kwaad, mochten er initiatieven worden genomen om de vooruitzichten op de wat langere termijn in kaart te brengen alsmede om de toekomstbestendigheid van het hele systeem onder loep te nemen. Al doende kunnen bruuske schokken, zoals thans, op voorhand worden vermeden. Dit artikel werd geschreven op 3 oktober 2014. Ton van Weel Stafmedewerker VVKHO [email protected] de vreugde van het evangelie Missionstatement Paus Franciscus O nlangs verscheen het eerste “grote“ document van de hand van Paus Franciscus, “’Evangelii gaudium’ – De vreugde van het evangelie”, in de vorm van een apostolische exhortatie. Dat is een pauselijke brief aan de hele kerkgemeenschap. Een beetje een “missionstatement”, zo vertelt Geert Lesage, secretaris van de Pers- en Infodienst van de Bisschoppenconferentie. Hij werkte mee aan de vertaling en maakt ons wegwijs in het gedachtegoed van Paus Franciscus, onder meer daar waar hij het heeft over onderwijs, maar ook over de vorm en de toon waarin het boek is geschreven. Geert Lesage besprak de kerngedachten in het boek op een vijftal vellen papier, een handige samenvatting waarvan we dankbaar gebruik maken. Voor de ‘Vlaamse’ editie, een uitgave van Licap in de reeks ‘Wereldkerkdocumenten’ (nr. 34) maakte Etienne Quintiens de vertaling. Hij baseerde zich daarbij o.m. op de Franse en Engelse versie van het document. De originele Spaanse versie leest naar verluidt als een trein en vertalen was dus geen sinecure. tekenis. Spreken over evangelisatie in het Westen is niet hetzelfde als evangelisatie in Centraal-Afrika, Libanon of de streek van de Grote Meren in Congo. De hele exhortatie, verdeeld over 288 genummerde paragrafen in vijf hoofdstukken, gaat over het evangelie, de Blijde Boodschap, de getuigenis en de vreugde die ze met zich meebrengt. Wat is een exhortatie? Geert Lesage: Weinig. In hoofdstuk III, het centrale gedeelte van het boek, geeft hij zijn persoonlijke visie op de synode. In de paragrafen 133 en 134 over “Cultuur, denkwereld en opvoeding” schrijft hij over theologie als wetenschap en haar opdracht: het vertalen van de Blijde Boodschap voor een heterogene wereldgemeenschap. Over de rol van de katholieke universiteiten: De universiteiten zijn de plaats bij uitstek om over evangelisatie na te denken en ze te ontwikkelen op een interdisciplinaire en geïntegreerde manier. De katholieke scholen die steeds de opvoedende taak met de expliciete verkondiging van het Evangelie willen laten samengaan, leveren een belangrijke bijdrage aan de evangelisatie van de cultuur, zelfs in landen en steden waar een ongunstig klimaat veel creativiteit vergt om aangepaste wegen te vinden. Geert Lesage: De aanleiding voor deze exhortatie was de Bisschoppensynode over de nieuwe evangelisatie (oktober 2012). De besluiten van een synode worden door de paus samengevat in de vorm van een postsynodale exhortatie. Zoals we dat onderhand van hem gewoon zijn schreef Franciscus een heel andere exhortatie dan gebruikelijk, bestemd voor “bisschoppen, priesters en diakens, godgewijde personen én lekengelovigen”, zoals hij het in zijn inleiding zelf aankondigt. Voor alle duidelijkheid, een exhortatie is geen encycliek, die is op de eerste plaats voor de bisschoppen bestemd. Een exhortatie heeft minder ‘gezag’ dan een encycliek, maar is wel leerstellig (over de leer/doctrine). Ze heeft tegelijkertijd een pastorale dimensie (exhortatio = aanmaning, aansporing). De titel van het document – Evangelii gaudium – plaatst de vreugde op de voorgrond, een kwaliteit die de paus zelf uitstraalt, vertelt Geert Lesage. Franciscus vermijdt het woord ‘evangelisatie’ en wil naar eigen zeggen de vrijwillige dimensie en de dynamiek van de verkondiging herwaarderen. Daarin herken je de Zuid-Amerikaan, evangelisatie heeft immers niet overal in de wereld dezelfde be- Heeft de paus het in zijn exhortatie over onderwijs? In dit hoofdstuk heeft hij het wel over vorming in haar brede betekenis. Het gaat erom je talenten als getuige van de Blijde Boodschap te ontplooien, zodat je getuigenis aan diepgang wint. Hij heeft het over religieuze, catechetische vorming, niet specifiek onderwijsgebonden. In de passages waarin hij het christelijke verrijzenisgeloof ter sprake brengt, schrijft hij in zijn eigen enthousiasmerende stijl: “De hele christelijke vorming is voor alles een verdieping van het kerygma (het ‘hart’ van de christelijke verkondiging: Jezus is de Christus, die met zijn lijden, dood en verrijzenis de mensheid heeft verlost) dat steeds meer en steeds beter vlees en bloed krijgt. (…) De verkondiging is een antwoord op de dorst naar het oneindige die in ieder mensenhart aanwezig is. (…) Dit vraagt van de persoon die evangeliseert bepaalde grondhoudingen, die ertoe bijdragen dat de verkondiging gemakkelijker ingang vindt: nabijheid, bereidheid tot dialoog, geduld, hartelijke benadering zonder veroordeling,”(nr 165). Aan het einde van dit derde hoofdstuk geeft hij ook een leidraad, “Pedagogische hulpmiddelen” (nr 156), voor voorgangers en hun preek. Hij raadt ze aan in beelden te spreken. Een aantrekkelijk beeld maakt dat de boodschap wordt aangevoeld als iets vertrouwelijk, nabij, mogelijk en betrokken op het eigen leven. (nr 157) “Dynamiek van de doorbraak” Geert Lesage: In het eerste hoofdstuk heeft hij het over zijn visie op Kerk. Hij blijft dromen van een gedecentraliseerde Kerk, naar buiten gericht, naar de andere. Hij spreekt van een dynamiek van het naar buiten treden’, die God wil bewerken bij de gelovigen.(nr 20). Het gericht zijn op de andere is een kerkvisie die een echte ommekeer inhoudt, ook voor de paus zelf. Een “bekering” van het pausschap, zo schrijft hij. Hij is paus, maar ziet zichzelf in eerste instantie als bisschop van Rome. Die moet soms voor zijn kudde uit lopen, soms er midden in blijven en een andere keer weer achteraan lopen, want de kudde zelf heeft een neus voor het vinden van nieuwe wegen.(nr 31) Heeft hij het over de rol van de vrouw in de Kerk? Geert Lesage: Hij stipt het even aan in de laatste paragrafen van zijn tweede hoofdstuk, “Het gemeenschappelijke engagement in crisis” over de wereld en zijn ongerechtigheden. Hij vestigt daar de aandacht op de buitengewone rol van de vrouw in de samenleving en voegt eraan toe: Ik zie met vreugde hoeveel vrouwen pastorale verantwoordelijkheden de november 2014 25 len met de priesters. (…) Maar we moeten nog veel meer ruimte geven aan een ingrijpender aanwezigheid van vrouwen in de Kerk.(nr 103), zonder zich te focussen op het priesterschap, dat gereserveerd blijft voor mannen. De paus roept pastores en theologen op om nog beter te begrijpen wat dit betekent voor de mogelijke rol van de vrouw daar waar belangrijke besluiten worden genomen in de verschillende geledingen van de Kerk. (nr 104). Mogen we de paus in België verwachten? Geert Lesage: Ik zie hem wel een land in diepe crisis bezoeken, waar hij met zijn bezoek misschien hoopt verandering te kunnen brengen. Als man van het Zuiden heeft de paus de marginalisatie van bevolkingen in derdewereldlanden immers van dichtbij meegemaakt. Hij is er onuitwisbaar door getekend en wil de Kerk bewust maken op dat vlak. Dat is het doel van zijn tweede hoofdstuk. Daarbij mogen we niet vergeten dat het overgrote deel van de mannen en vrouwen in onze tijd dagelijks nog in precaire omstandigheden leeft, met alle ernstige gevolgen van dien. (…) Er woedt een strijd om te overleven en vaak om toch enigszins waardig te kunnen leven. (nr 52) de sociale integratie van de armen en de zoektocht naar vrede en sociale dialoog (nr 185). In verband met sociale integratie van de armen onderstreept de paus de waardigheid van arme mensen. Hier is de herder aan het woord die de bevrijdingstheologie kent, maar zich niet wil laten opsluiten in haar marxistische of politieke dimensie. Hij legt ook het verband tussen engagement voor de armen en sociale gerechtigheid: het privébezit van goederen, schrijft hij, moet zo goed mogelijk het algemeen welzijn dienen, daarom moet solidariteit worden beleefd als een beslissing om aan de arme terug te geven wat hem toekomt. (nr 189). Paus Franciscus roept op tot een mondiaal bestuur om het probleem van de armoede op te lossen. Dit sociaal engagement is volgens de paus een voorwaarde voor het overleven van christelijke gemeenschappen. Hij houdt hier een pleidooi voor een soort ‘Verenigde Naties ter bestrijding van de armoede’. De sociale dialoog is een bijdrage aan de vrede, samen met de dialoog met de wetenschappen, de oecumenische dialoog, de dialoog met het Jodendom en de interreligieuze dialoog. Met hoofdstuk V over de “Begeesterde verkondigers van het Evangelie”, rondt Paus Franciscus zijn exhortatie af. Hij pleit voor een vernieuwde missionaire impuls dankzij de persoonlijke ontmoeting met Jezus (nr 267). Waar hij in hoofdstuk I begint met “De missionaire omvorming van de Kerk”, eindigt hij in hoofdstuk V met de “Begeesterde verkondigers van het Evangelie” en geeft hij enkele “motieven voor een vernieuwd missionair elan”. Het tweede deel van hoofdstuk V wijdt hij aan “Maria, moeder van evangelisatie”. Zij was met de leerlingen om Hem te aanroepen (cf. Hnd 1,14) en zij heeft zo het missionaire elan van de Heilige Geest op Pinksteren mogelijk gemaakt. Zij is de moeder van de evangeliserende Kerk (…). (nr 284) Geert Lesage: Hij noemt dit ronduit een “schandaal” dat noopt tot vier stellingnames: Neen aan een economie van de uitsluiting (nr 53), Neen aan de nieuwe afgoderij van het geld (nr 55), Neen aan het geld dat regeert in plaats van dient (nr 57) en Neen aan de sociale ongelijkheid die tot geweld leidt (nr 59). Onze paus twittert er op los… Geert Lesage: Hij besteedt veel aandacht aan de ontwikkeling van de nieuwe media. Zij zijn voor hem verbonden met de nieuwe stadscultuur. Hij is op dit vlak uiterst optimistisch en schrijft er ronduit lyrisch over. In enorme grootsteden groeien nieuwe culturen waarin de christen het niet meer gewoon is promotor of bewerker van zingeving te zijn. (…) Een volledig nieuwe cultuur ontstaat en ontwikkelt zich in de steden. (…) Het is heel belangrijk daar aanwezig te zijn waar de nieuwe verhalen en paradigma’s groeien en dat met het Woord van Jezus die diepste zielenroerselen van de stad wordt geraakt. (nr 73 & 74) De sociale integratie van de armen Geert Lesage: In de hoofdstukken IV en V heeft hij het over de sociale consequenties van de evangelisatie. Die sterke link tussen evangelisatie en samenleving is één van de karakteristieken in het denken en doen van deze paus. Hij richt zich hier op twee kwesties: 26 november 2014 De vreugde van het evangelie. Evangelii Gaudium. Paus Franciscus. Vertaling: Bisschoppenconferentie van België met dank aan Etienne Quintiens. Uitgeverij:Licap. Guimardstraat 1, 1040 Brussel. 188 p. ISBN Nr.: ISBN 978-94-6196-051-1 Prijs: € 11 Interview: Willy Bombeek Redactie: Rita Herdies vlaamse jongeren interviewen paus franciscus V ijf Vlaamse jongeren die deel uitmaken van het communicatieproject ‘Verse vis’ van IJD Jongerenpastoraal Vlaanderen maakten hun droom waar en spraken uitgebreid met paus Franciscus, voorjaar 2014. Het hele gebeuren werd ook nog eens gefilmd en vastgelegd op DVD. Roel Steyaert, 22 jaar en leerkracht lager onderwijs aan Sint-Paulus Gent, was één van die vijf jongeren en kwam graag getuigen over dit historisch moment. Vanwaar die idee van een interview met de paus? Roel Steyaert: De idee kwam van Koen Vlaeminck en Pieter Nolf (IJD Jongerenpastoraal). Bisschop Van Looy kent de secretaris van de paus goed en stuurde hem een fax met de vraag voor een interview. Het antwoord was er snel; er mochten vijf jongeren mee, waaronder ik. Wij hadden precies een week om één en ander voor te bereiden. Hoe kwamen de vragen tot stand? Roel Steyaert: Ieder IJD-lid mocht drie vragen opstellen, we gingen voor open geformuleerde, niet suggestieve vragen. Ze werden in het Engels op voorhand naar de paus verstuurd. In totaal werd hem een achttal vragen gesteld. ‘Bent u gelukkig?’, ‘Hebt u angsten?, … Wat vond u van zijn reacties? Roel Steyaert: De paus had duidelijk nagedacht over de vragen. Hij kwam ook zeer natuurlijk over. Hij straalde veel vertrouwen uit, hij was enthousiast, wilde heel graag met jongeren praten. Onder het gezelschap was één niet-gelovige, dat was een bewuste keuze van de initiatiefnemers. Hoe reageerde de paus? Roel Steyaert: Hij zei: “Wij zijn op de eerste plaats ‘mens’, broeders en zusters van elkaar.” Hoelang duurde het gesprek? Roel Steyaert: Het gesprek zou normaal 20 minuten mogen duren, we kregen 45 minuten. “Zoek je schat” WAAR IS JOUW SCHAT? Roel Steyaert: Aan het eind van het gesprek gaf de paus ons een opdracht mee: “zoek je schat”. “Zoek wat zinvol voor u is. Waar wil jij voor leven?” Ik mocht de paus een brief terugsturen. Aan mijn leerlingen uit het vijfde leerjaar vroeg ik een tekening voor hem te maken. Sommigen onder ons zagen al enkele flarden van het gesprek op de tv-programma’s “Koppen” en “Iedereen beroemd”. Voor wie graag al de vragen en de uitvoerige antwoorden van de paus wil kennen, is er de DVD. Waar is jouw schat? Interview Vlaamse jongeren met paus Franciscus. Bestel DVD en magazine nu! Op deze DVD staat de documentaire over de jongeren en de paus alsook het volledige interview dat nog nergens te zien was. Bij de DVD hoort een glossy magazine met foto’s, achtergrondinformatie, de volledige tekst van het interview en een suggestie van verwerkingsmethodiek voor groepen. Voor de DVD en het magazine betaalt u 15 EUR (+ 1 EUR portkosten). Vanaf 10 exemplaren betaalt u 12,5 EUR per exemplaar (+ 1 EUR portkosten). Het magazine kan vanaf 10 exemplaren ook apart aangekocht worden voor 2 EUR/stuk. Bestellen kan door volgende gegevens door te mailen naar [email protected]: naam, voornaam, adres, postcode, gemeente, mailadres, aantal gewenste pakketten (DVD + magazine). Het pakket wordt per post opgestuurd. + foto met logo Wat is jouw schat? november 2014 27 Onze studieplanner is een ideale aanvulling op uw digitale agenda Dé nieuwe Schoolagenda 2015-2016 Bekijk alle details op agendasecundair.be Een uitgebreid aanbod: A4-formaat: multiplanner, weekplanner, studieplanner A5-formaat: Volledig vernieuwde dagplanner Alle agenda’s kunnen worden gepersonaliseerd op maat van uw school. Voor meer uitleg of om een persoonlijke afspraak te maken, contacteer ons: Licap cvba, Guimardstraat 1, 1040 Brussel, tel. 02 509 96 05, [email protected] onderwijs- en leeromgeving in lager onderwijs en eerste graad secundair TALIS-spiegel 2013 O p 25 juni 2014 lanceerde de OESO, samen met de Europese Commissie, de resultaten van de “Teaching and Learning International Survey 2013”, kortom: TALIS 2013. Dit onderzoek peilt bij leraren en directies naar proceskenmerken van de leeromgeving van de eerste graad secundair onderwijs, en dit via zelfrapportering. Vlaanderen opteerde om ook lager onderwijs aan het onderzoek te laten deelnemen. Op 24 september nodigden wij professor Van Petegem uit om met VSKO de voornaamste resultaten door te nemen. Wat doet TALIS? Welk beeld zet het onderzoek neer van onze onderwijs- en leeromgeving in het lager en de eerste graad secundair onderwijs in Vlaanderen? Een globaal zicht op de laatste TALIS-resultaten in Vlaanderen. De oorspronkelijke bedoeling was om zicht te bieden op proceskenmerken van de leeromgeving van de eerste graad secundair om dan met de resultaten van de 15-jarigen in PISA te kunnen verbinden. Dat is niet gelukt, onder meer omdat de scholen die aan PISA en TALIS deelgenomen hebben, niet noodzakelijk dezelfde zijn en omwille van discretie ten aanzien van de scholen. In Vlaanderen wordt PISA door Universiteit Gent beheerd en TALIS door Universiteit Antwerpen. Voor TALIS 2013 hebben onder meer Finland, Letland, Portugal, Roemenië en Spanje gevraagd om toch de link met PISA te leggen. Editie 2013 is uitgebreid van eerste graad secundair (ISCED 21) – de standaardoptie – naar lager onderwijs (ISCED 1) en bovenbouw secundair (ISCED 3). Vlaanderen heeft geopteerd om naast eerste graad secundair (2681 leraren uit 198 scholen) ook lager onderwijs (3129 leraren uit 168 scholen) mee op te nemen in het onderzoek. Krijtlijnen van het onderzoek TALIS staat voor “Teaching and Learning International Survey” en wordt door de OESO opgezet. De eerste editie ging door in 2008, met bekendmaking van de resultaten in 2009. Hoofddoel van het vijfjaarlijks onderzoek is beleidsrelevante, internationaal vergelijkbare data te bieden om verder te analyseren, om op basis daarvan indicatoren te ontwikkelen en om vervolgens onderwijsbeleid en -praktijk op te stoelen. Editie 2013 houdt weer een schat aan complexe cijfergegevens in: de resultaten voor Vlaanderen, een vergelijking tussen de situatie in 2008 en in 2013, een internationale vergelijking met het TALIS-gemiddelde of met het gemiddelde van een set landen met een vergelijkbare context, de stem van leraren en directies, uit het lager onderwijs en de eerste graad secundair. TALIS verzamelt gegevens met betrekking tot • De professionalisering van leraren en schoolleiders • De aanvangsbegeleiding en mentoring van leraren • De beoordeling en feedback van leraren • Het lesgeven van leraren en hun onderwijsopvattingen • Het schoolleiderschap en het schoolklimaat • De jobtevredenheid van leraren en schoolleiders. Het opzet van het onderzoek klinkt veelbelovend. We mogen echter niet vergeten dat de resultaten gebaseerd zijn op zelfrapportering van leraren en schoolleiders. Deze subjectief gekleurde invalshoek levert dus opinies, opvattingen, overtuigingen en eigen beschrijvingen van activiteiten. Deze zijn mee bepaald door de interpretatie van de vaktermen die in het onderzoek gebruikt worden, en het jargon dat door de respondenten gehanteerd wordt. Zo gaan leraren uit het lager onderwijs veel naar “conferenties” (hun “pedagogische studiedag”). Verder merken we dat leraren en directies soms een verschillend beeld neerzetten, zo bijvoorbeeld in de perceptie van aanvangsbegeleiding. Verder hadden we gehoopt meer informatie te krijgen over de verschuivingen van 2008 naar 2013. Dit bleek niet overal mogelijk omwille van de beperkte overlap tussen de vragenlijsten. De lijst deelnemende landen verschilt ook tussen de twee data-afnames. De Vlaamse brochure geeft hier en daar vergelijkingen tussen de resultaten van de drie onderwijsnetten. 1 ISCED International Standard Classification of Education, classificatiesysteem van UNESCO. november 2014 29 Net als in 2008 wordt de schoolinterne situatie bekeken en is er praktisch geen aandacht voor externe ondersteuning van de pedagogische begeleiding. Zij komen alleen voor als bron van feedback aan de leraren (tabel 43 en 47). Voor internationale vergelijking beperkt het Vlaamse resultatenrapport zich soms tot “vergelijkingslanden”: “een set landen die gekozen zijn omwille van hun aansluiting bij de Vlaamse context”. Zo ontstaat naast het “TALIS gemiddelde”, het “LO- of SO-gemiddelde” dat naar de vergelijkingslanden verwijst. Dat in Vlaanderen de “beste” leraren niet systematisch ingeschakeld worden in de “moeilijkste” klassen werd door de heer Schleicher, directeur Onderwijs en Vaardigheden van de OESO, aangehaald tijdens de lancering in het Berlaymontgebouw van de Europese Commissie, maar wordt niet aangekaart in de brochure van de Universiteit Antwerpen. We zetten de voornaamste bevindingen op een rijtje. Schoolklimaat Het schoolklimaat komt zeer positief uit de bevraging. Onze leraren schatten hun relatie met de leerlingen hoog in. Onze klassen zijn relatief klein: 18 leerlingen in lager onderwijs, 19 leerlingen in de eerste graad secundair. De ratio leraar-pedagogisch personeel en leraar – administratief of managementpersoneel is hoger dan in andere landen, met andere woorden er is minder ondersteuning in Vlaanderen dan elders. Onze leraren ergeren zich aan leerlingen die te laat komen en aan pestgedrag van leerlingen; onze directeurs ergeren zich aan leerlingen èn leraren (secundair) die te laat komen, aan pestgedrag van leerlingen en aan ongewettigde afwezigheid (voornamelijk op niveau secundair). ICT Onze schoolleiders wijzen op een ontoereikend aantal computers en op onvoldoende internettoegang, in minder mate op ontoereikende de tijd lesgegeven. Activiteiten en werkvormen zijn meer gevarieerd in lager onderwijs, waar er meer oog is voor differentiatie en actieve werkvormen dan in de eerste graad secundair onderwijs. Onze leraren secundair ontwikkelen meestal hun eigen toetsen, onze leraren lager onderwijs gebruiken makkelijker gestandaardiseerde toetsen. Zelfevaluatie door leerlingen komt in Vlaanderen relatief weinig voor. Lesgeven in Vlaanderen blijft voornamelijk een individuele activiteit. Er wordt ook relatief weinig samen geleerd. Aanvangsbegeleiding Onze schoolleiders geven aan dat ze een formeel systeem hebben voor aanvangsbegeleiding, meer in secundair dan in lager onderwijs. Het afschaffen van de mentoruren in secundair heeft weinig impact gehad op de situatie. Uit de rapportering van de leraren leiden we af dat de opgezette systemen nog niet op volle toeren draaien, zelfs als er alleen naar leraren met 5 jaar ervaring of minder gekeken wordt. Mentoring door ervaren leraren is hier de meest gebruikte methode, meer in secundair dan in lager onderwijs. Team teaching met een meer ervaren leraar komt bij ons weinig voor. Professionalisering Vlaamse resultaten Opleidingsniveau Wat het opleidingsniveau van onze leraren en schoolleiders betreft, komt, net als in 2008, naar voor dat de meesten onder hen een basisopleiding hebben op het niveau van professionele bachelor. Slechts weinigen onder hen zijn academisch opgeleid. Dit systeemkenmerk zegt echter weinig over de kwaliteit van de opleiding. Wij hebben een relatief jong lerarenkorps, met een relatief hoog aantal deeltijdse leraren, die het gevoel hebben dat ze goed opgeleid zijn en die hun graad van zelfeffectiviteit zeer hoog inschatten. Leraren en directeurs rapporteren een zeer hoge graad van jobtevredenheid. 30 november 2014 software. Onze leraren gebruiken relatief weinig ICT in de klas, slechts een derde onder hen geeft aan dat ze aan professionele ontwikkeling doen op dat vlak (met 80% of meer positieve impact). Toch geven weinigen onder hen aan dat ze de behoefte ervaren om zich op dat vlak verder te ontwikkelen. Lesopdracht Onze leraren besteden de meeste tijd aan hun eigenlijke lesopdracht, inclusief planning, voorbereiding en evaluatie. In het secundair onderwijs is de tijd besteed aan al wat niet eigenlijke lestijd is lager dan gemiddeld in de TALIS-landen. Tijdens de les neemt ordehandhaving nog gemiddeld 13% van de tijd in beslag. Er wordt effectief zowat 78% van Net als in 2008 blijkt dat er nog veel groeipotentieel is op het vlak van de professionele ontwikkeling van onze leraren. Veel leraren engageren zich, maar het aantal dagen dat ze hieraan besteden is nog zeer beperkt, voor secundair onderwijs zelfs minder dan in 2008. Professioneel leren verloopt voornamelijk via cursussen en workshops. Het is minder divers en minder breed dan elders. Er is weinig aandacht voor domeinen als lesgeven in een multiculturele setting, loopbaanbegeleiding van leerlingen, lesgeven aan leerlingen met specifieke behoeften of methoden voor geïndividualiseerd leren. De impact is relatief hoog, maar er is weinig behoefte aan verder leren, zelfs minder dan in 2008. Obstakels voor deelname hebben voornamelijk betrekking op het werkschema en op familiale verplichtingen. Er is nochtans relatief veel ondersteuning voor professionalisering tijdens de werkuren. Feedback Feedback op de werking van de leraren komt in de eerste plaats van de directeur, meer nog in lager dan in de eerste graad secundair onderwijs, en komt zeer weinig van collegaleraren, zeker in vergelijking met andere landen. De bronnen zijn minder gevarieerd dan elders, inhoudelijk is de feedback minder divers en minder leraren rapporteren positieve wijzigingen naar aanleiding van de feedback. Aan formele beoordelingen zijn relatief weinig gevolgen verbonden. Verbeterpunten worden met de leraar besproken, er worden relatief weinig ontwikkelingsplannen opgesteld. Soms worden mentoren ingeschakeld, meer in secundair dan in lager onderwijs. Gedeeld leiderschap Deelname aan professionalisering is hoog bij onze schoolleiders, minder intensief dan elders, wel intensiever dan bij onze leraren. In internationale vergelijking besteden onze directeurs relatief minder werktijd aan elementen die met curriculum en lesgeven te maken hebben. Relatief weinig schoolleiders geven aan dat ze de voorbije 12 maanden aan lesobservatie deden. Samenwerking met collega’s van andere scholen scoort dan weer hoog. Onze schoolleiders rapporteren een hoge mate van gedeeld leiderschap; onderwijskundig leiderschap is minder aan de orde. Wellicht heeft dit ook te maken met de taakverdeling binnen het directieteam. Beleidsvoering op basis van data over leerlingenprestaties ligt in Vlaanderen relatief laag. Onze directeurs ergeren zich het meest aan overheidsregulering en –beleid. Op de tweede plaats vinden we hoge werklast en hoge verantwoordelijkheid. Besluit De Vlaamse TALIS 2013-resultaten zetten een tevreden leraar en schoolleider neer. Onze Vlaamse leraar voelt zich goed opgeleid en vindt dat hij effectief kan handelen op de werkvloer. Hij kan genieten van interne ondersteuning, met name de aanvangsbegeleiding en feedback of beoordeling door in- terne en externe actoren, en dit ondanks het uitvallen van de mentoruren in 2010. Participatie aan nascholing is, meer nog dan in 2008, beperkt, zowel in absolute cijfers als in internationale vergelijking. De behoefte aan verdere nascholing wordt zeer laag ingeschat, ondanks de positieve impact van gevolgde sessies. Met het oog op de steeds meer gediversifieerde leerlingenpopulatie, het toenemend aantal jongeren met specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon onderwijs en de onontgonnen ICT-mogelijkheden in onze digitale maatschappij, verwachten wij een intensievere deelname aan professionaliseringsactiviteiten in de toekomst. En graag meer teamleren en leren uit de observatie van lessen van collega’s. Karine Van Thienen, Stafmedewerker internationalisering, Pedagogisch Bureau Voor meer informatie: • Vlaamse brochure van de Universiteit Antwerpen: http://www.talisvlaanderen.be. • TALIS 2013 resultaten op de website van de OESO: http://www.oecd.org/edu/school/talis.htm • A Teachers’ guide to TALIS, OESO: http://www.oecd.org/edu/school/TALIS-Teachers-Guide.pdf • The Teaching and Learning International Survey, Europese Commissie, directoraatgeneraal Onderwijs en Cultuur: http://ec.europa.eu/education/library/reports/2014/talis_en.pdf Oeso, Education at a Glance Education at a Glance is een andere publicatie van de OESO. Het jaarlijks rapport wil de meest recente gegevens (vnl. 2012) rond onderwijs bundelen en aan de hand hiervan informeren over trends in onderwijsbeleid en participatie over de verschillende continenten – de OESO-landen en een aantal partnerlanden. Ook de TALIS-, PISA- en PIAAC-resultaten worden hierin opgenomen. Voor meer informatie: http://www.oecd.org/edu/eag.htm november 2014 31 Tussen taal en teken Steen We gedenken en herdenken gebeurtenissen, mensen en plaatsen, in ons persoonlijk leven en in onze samenleving. Ze laten onuitwisbare sporen na in ons hart en in ons leven. We willen de herinnering in stand houden en bestendigen. Gedenkplaten en monumenten in duurzame materialen stellen hen aanwezig. Opschriften, symbolen, houdingen en gebaren vertolken de gevoelens en de boodschap die we willen doorgeven. © Koen Lemmens Het verleden leeft zo verder in het heden. Stapsteen en sleutel voor de toekomst. Een schakel tussen generaties. Gedenkstenen zijn krachtige getuigen. Ze verwijzen ons naar mensen die we lief hadden, die we eren om hun verdiensten, die we huldigen om hun trouw aan een ideaal … We staan deze maand speciaal stil bij de miljoenen militairen en burgers die wereldwijd de dood vonden in De Groote Oorlog. En we gedenken ook onze lieve familieleden en vrienden die ons voorgingen naar een nieuw leven na de dood. Als stenen konden spreken … De steen symbool in een wereld TUSSEN TAAL EN TEKEN. Rijen witte stenen met eenvoudige kruisen. Namen met geboorte- en sterfdata die doen duizelen. Jonge mensen, gestorven in modder en vuiligheid. Een bloedrode bloem als erkenning, als herkenning voor wat 100 jaar geleden de wereld een stukje in brand stak. Suggestie: Deze cover, met teksten uit Leeftocht, kan gebruikt worden voor een bezinnend moment. LIEFDE IS STERKER DAN DE DOOD Vroeg op de eerste dag van de week, toen het nog donker was, kwam Maria uit Magdala bij het graf. Ze zag dat de steen van de opening van het graf was weggehaald. Ze liep snel terug naar Simon Petrus en de andere leerling, van wie Jezus veel hield, en zei: ‘Ze hebben de Heer uit het graf weggehaald en we weten niet waar ze hem nu neergelegd hebben.’ Petrus en de andere leerling gingen op weg naar het graf … Ik ben er maar eentje van vele en in m’n eentje stel ik weinig voor. Maar met ons allen samen vormen we muren, gebouwen, die beschutten en beschermen, die bewaren en huisvesten. We zijn vakmanschap, we vormen kunst, allen even belangrijk en samen een fortuin waard. Uit het evangelie van Johannes (20,1-3) in De Nieuwe Bijbelvertaling Leeftocht – Maandelijkse inspiratiebron – Een verademing voor onderwijsmensen – Proviand voor onderweg. Surf ook naar de rubriek Leeftocht van pastoraal.vsko.be en aarzel niet om je impressie te mailen naar [email protected]. Bij het vorige Forumnummer vond je het novembernummer ‘Steen’, het decembernummer ‘Droom’ en de adventsaffiche ‘Dromen dat het anders kan’ in twee formaten (1 ex. A2 en 2 ex. A3). In dit novembernummer van Forum zit een artikel met nadere toelichting over het adventsaanbod, maar geen Leeftochtnummer. Het novembernummer met extra links en het decembernummer met een uitgebreide XXL kun je downloaden. Iesja Jg. 30, Tussen taal en teken nr. 03, november 2014
© Copyright 2024 ExpyDoc