Forum november 2014 - Vlaams Secretariaat van het Katholiek

09
Jaargang 45 • Maandblad • verschijnt niet in juli en augustus
Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X - P509707 • Afzendadres: Guimardstraat 1 • 1040 Brussel
V l a a m s s e c r e ta r i a at va n h e t k at h o l i e k o n d e r w i j s
NOVEMBER 2014
in dit nummer
VSKO 2.0 / Schoolbesturen bepalen voortaan beleid VSKO
Pastoraal in 3D / Segregatie en de rol van het onderwijs /
Het studiegelddebat
forum nr. 09 • november 2014
Hoofdartikel
VSKO 2.0
In de kern
Vrede begint dichtbij …
Protocol van niet-akkoord bij het voorontwerp van het decreet
Houdende bepalingen
tot begeleiding van de begroting 2015
Interview Machteld Verhelst,
nieuwe directeur PBDKO
Resultaten spoedtelling
Vrij katholiek onderwijs schooljaar 2014-2015
Pastoraal in 3D Nascholingsproject over pastoraal en identiteit
Dromen dat het anders kan - Advent
‘Goede golven tillen alle bootjes op’ Segregatie en de rol van het onderwijs
Het studiegelddebat
Waarom het VSKO gewonnen is
voor een beperkte verhoging
De vreugde van het evangelie
Missionstatement Paus Franciscus
Vlaamse jongeren interviewen
Paus Franciscus
Onderwijs- en leeromgeving in lager
onderwijs en eerste graad secundair
TALIS-spiegel 2013
3
4
5
7
10
16
18
21
23
25
27
29
VSKO 2.0
© Rob Stevens
l
e
k
i
t
r
a
d
f
Hoo
“Schoolbesturen bepalen voortaan het beleid van het VSKO”. Zeer kernachtig vat deze titel van ons persbericht (p. 6) de
veranderingen samen waartoe de vzw VSKO heeft besloten. Door een statutenwijziging maken vanaf nu vooral de schoolbesturen
de dienst uit in de algemene vergadering en de raad van bestuur van onze koepelvereniging, naast de bisschop-referendaris,
de vicarissen, de rector van de KU Leuven, twee vertegenwoordigers van de Unie van Religieuzen en de directeur-generaal.
Samen zullen zij in de komende jaren de richting uitzetten van het katholiek onderwijs in Vlaanderen.
Vanaf nu kan het VSKO niet langer beschouwd worden als een ‘organisatie met scholen’ maar profileert het zich nadrukkelijk
als ‘scholen met een organisatie’. Katholieke scholen en internaten verenigen zich Vlaanderen-breed om hun onderwijsprojecten
inhoudelijk, logistiek en juridisch te ondersteunen, en hun belangen te behartigen bij de overheid en samenleving.­
Als koepelvereniging ontleent het VSKO zijn bestaansrecht vanuit de combinatie van twee basisrechten die ons democratisch
staatsbestel ten diepste toe kenmerken: de vrijheid van onderwijs en de vrijheid van vereniging. Een schoolbestuur maakt
gebruik van de eerste om een eigen katholiek opvoedingsproject uit te werken; en organiseert zich samen met andere
besturen die gelijkaardige onderwijsprojecten nastreven, om hun werking efficiënt te ondersteunen, en de vertegenwoordiging
van hun belangen daadkrachtig aan te pakken.
Deze centrale plaats van schoolbesturen is welverdiend: dankzij de vrijwillige en professionele inzet van onze bestuurders
doet het katholiek onderwijs het in Vlaanderen zeer goed. Zo goed zelfs dat de ‘k’ van katholiek tegelijk voor kwaliteit staat.
Dit betekent uiteraard niet dat andere onderwijsprojecten niet kwaliteitsvol zouden kunnen zijn, wel dat, wat ons project
betreft, identiteit en kwaliteit onmiskenbaar aan elkaar gekoppeld zijn. Dat is een kostbaar goed, waarvoor we uiterste zorg
dienen te dragen: zowel de aandacht voor de katholieke identiteit van onze scholen als de kwaliteitszorg voor ons onderwijs
gaan daarom hand in hand. Dat is ook de reden waarom we in de komende jaren zowel werk zullen maken van het project
van de ‘katholieke dialoogschool’ als inzetten op de versterking van de slag- en bestuurskracht van schoolbesturen.
Met de katholieke dialoogschool beogen we een onderwijsproject dat het beste van de christelijke traditie in dialoog brengt
met de uitdagingen van een context die ten voeten uit gekenmerkt wordt door pluraliteit. Tegelijk complexloos katholiek
én gastvrij nodigen we ieder die deze dialoog genegen is, uit om vanuit de eigen bronnen actief aan deze dialoogschool
bij te dragen: leerlingen, ouders, leraren, directies en bestuurders.
De versterking van de bestuurskracht in scholen zal in vele gevallen gepaard gaan met bestuurlijke schaalvergroting. Naast
de blijvende, noodzakelijke aanwezigheid van vrijwillige bestuurders, zullen vaak ook (deels) professionele bestuurders
aangesteld worden, om samen in het steeds complexere onderwijslandschap maximale richting en ondersteuning te geven
aan directies en lerarenteams. Het moet duidelijk zijn: vrijwilligers blijven hun plaats hebben en zullen steeds in meerderheid
onze besturen uitmaken. Zij staan garant voor de verankering van onze onderwijsprojecten in de lokale context, en voor
de gedragenheid ervan in de omgevende gemeenschap.
Het feit dat de besturen actief het beleid van het VSKO mee zullen bepalen, ten slotte, dient helemaal niet geïnterpreteerd
te worden, zoals onlangs nog te lezen was in een krant, als een vervlakking van de katholieke identiteit van ons onderwijs,
noch als een afstandname van de Kerk. Anders dan bijvoorbeeld Zorgnet, kiezen we er niet voor om onze eigen identiteit
tussen haakjes te plaatsen om anderen in ons midden te kunnen verwelkomen – het project van de katholieke dialoogschool
beoogt juist het tegendeel. Ook de band met de Kerk wordt in de nieuwe bestuurscontext niet opgegeven, wat duidelijk
blijkt uit de verkiezing van Mgr. Bonny, bisschop-referendaris voor onderwijs, als voorzitter van de algemene vergadering
en de raad van bestuur van de vzw VSKO. Als spreekbuis van het katholiek onderwijs in Vlaanderen begeeft het VSKO 2.0
zich ook in de toekomst nadrukkelijk op het kruispunt van onderwijs, kerk en samenleving.
Lieven Boeve
Directeur-generaal VSKO
IN DE KERN
vrede begint dichtbij …
November 2014. Op vele plaatsen worden sinds geruime tijd de gebeurtenissen van 100 jaar geleden herdacht. Feiten die zich in onze
streken hebben afgespeeld. Vele families treurden toen om een vader,
een zoon, een broer... door de Duitsers onschuldig gedood.
Het oorlogsrelaas roept bij velen beelden op in sinistere kleuren van
terreur en dood. Ik vraag me af aan wie of wat die vele onschuldigen
nog hebben gedacht in de laatste minuten voordat de kogel hen zou
treffen. Dachten zij aan hun gezin, verwanten, geliefden die zij nooit
meer zouden terugzien, aan hun toekomstplannen die nooit werkelijkheid zouden worden? We weten het niet, het blijft slechts gissen...
Deze geestesbeelden worden vandaag in kleur overtroffen door wat
ons in de laatste weken en maanden dagelijks, haast tot vervelens
toe, heeft bereikt via tv, internet en kranten. Ik denk aan de verwrongen wrakstukken van een uit de lucht geschoten passagiersvliegtuig in Oekraïne; het puin waarin Palestijnse gezinnen zijn omgekomen na Joodse raketaanvallen; de bebloede lijken van pas
geëxecuteerde of onthoofde onschuldigen in Syrië, Irak of Nigeria;
de ongewassen kleuter in één of ander vluchtelingenkamp genadeloos
blootgesteld aan regen en koude...
Amper één eeuw geleden was dergelijke gruwel ook bij ons in Vlaanderen een keiharde realiteit. De geschiedenis van de mensheid leert
ons dat die verschrikking wereldwijd eerder regel dan uitzondering
was. Periodes van langdurige vrede, zoals hier bij ons de laatste 70
jaar, zijn zeldzaam.
is, betaalt vroeg of laat het gelag, ook wij in dit vredige West-Europa.
We kunnen niet onverschillig blijven tegenover wat zich momenteel
afspeelt in Irak, Syrië, Israël en Palestina, Nigeria, Lybië, Oekraïne,
West-Afrika en nog zoveel andere conflictgebieden waarover ons zelfs
geen informatie bereikt. We moeten bij onze leerlingen de herinnering
levend houden aan de Duitse overrompeling van 100 jaar geleden en
hen vandaag gevoelig maken voor het onheil van elders. Want tussen
beide bestaat er wel degelijk een verband; het is de reinste dwaasheid
dit te ontkennen. Het is een taak van elke school om aan vredeseducatie te doen en alzo bij te dragen aan de hoop op een wereld die
ooit helemaal oorlogsvrij zal zijn! Vrede begint echt dichtbij: in de
eigen gezinnen, families, scholen en internaten. Iedereen, die op een
of andere manier aan opvoeding doet, wordt geroepen om in dialoog
‘vredesapostel’ te zijn. Christenen en katholieke scholen kunnen hierbij beroep doen op de Bijbel als inspiratiebron: weet je dat het woord
‘vrede’ hierin meer dan 250 keren wordt vermeld? Waarop zouden we
dan nog wachten om aan vrede te werken?
Graag eindig ik met een kort verhaaltje.
In een kleine stad waren er veel tegenstellingen tussen de inwoners.
Het ging er erg aan toe. Op een nacht werd op de muur van het stadhuis gekalkt: God zorgt voor vrede, met duidelijke letters zodat iedereen
het goed kon lezen.
De volgende nacht schreef de goddeloze tegenpartij er het woordje
‘nooit’ tussen, zodat er te lezen stond: God zorgt nooit voor vrede.
Meestal ervaren we oorlogen of menselijke gruwelijkheden elders als
zijnde ver van ons bed. Toch komt de oorlog akelig dichtbij als blijkt
dat in het neergeschoten vliegtuig in Oekraïne enkele Belgische
slachtoffers te betreuren vallen of als in een gruwelijk onthoofdingsfilmfragment op internet geheel onverwacht een Antwerps of Limburgs
accent weerklinkt... Een jihadist, hier bij ons nochtans in vrede geboren, opgegroeid... maar die zich desondanks laat verleiden tot de
goorste beestachtigheden. Dan beseffen we hoe kwetsbaar deze
70-jarige vrede is.
’s Morgens vroeg eiste een woedende menigte dat de burgemeester de
beledigende en Godslasterende tekst zou laten wegnemen, maar hij
weigerde dit.
Uit dit alles moeten we de nodige lessen trekken. Wij hebben nog veel
te leren en moeten dit ook durven beseffen. Wie niet op zijn qui-vive
Jan Vander Velpen
VSKO-pastor
Plots kwam er uit de groep boze mensen een vrouw naar voren en met
een stuk houtskool schreef zij, terwijl iedereen in spanning toekeek,
achter het woordje ‘nooit’ het eenvoudige woord ‘alleen’. Toen luidde de
boodschap: God zorgt nooit alleen voor vrede en iedereen begreep het.
Ik wens u van harte veel vrede.
contactblad voor schoolbesturen, pedagogisch begeleiders
directies en personeelsleden van het katholiek onderwijs
Maandblad
Verschijnt niet in juli en augustus
Verantwoordelijke uitgever
Lieven Boeve, directeur-generaal VSKO
Guimardstraat 1 - 1040 Brussel
Eindcoördinatie: Willy Bombeek
Eindredactie: Rita Herdies
Redactieleden: Lieven Boeve, Willy Bombeek, Jan-Baptist De Smet, Isabelle Dobbelaere, Rita Herdies, André Janssens, Janwillem Ravyst, Chris Smits,
Dimitri Vandekerkove, Marijke Van Bo­gaert
4
november 2014
Redactieadres:
VSKO - Forum - Guimardstraat 1 - 1040 Brussel
Tel.: 02 507 06 19 • Fax: 02 513 36 45
E-mail: [email protected] - Website: www.vsko.be
Abonnement
Jaarabonnement: 23,10 euro (inclusief BTW)
38,10 euro: buitenland. Te storten op rekeningnr.
BE234-3502968-3191 van LICAP cvba, 1040 Brussel
Pre-press en druk: Licap cvba, tel. 02 509 96 83
Cover: © Rob Stevens
protocol van niet-akkoord
bij het voorontwerp van decreet
houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015
H
et VSKO onderschrijft een protocol van niet-akkoord bij het voorontwerp van
decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015.
Het VSKO kan niet akkoord gaan met de lineaire besparingen van 2,3% voor het gewoon
en buitengewoon basisonderwijs en 4,5 %
voor het gewoon en buitengewoon secundair
onderwijs op de werkingsmiddelen. Deze bijkomende besparingen, die bovenop de onvolledige indexering van deze middelen in de
afgelopen jaren komt, grijpen zeer sterk in
op de kernopdrachten van onderwijs. Het VSKO
vreest dat scholen niet langer zullen kunnen
investeren in het up to date houden van ICTmateriaal en in het nodige didactisch materiaal voor leraars en leerlingen. Ook de nieuwbouw van scholen komt in gevaar. Scholen
zullen bij bouwdossiers niet langer de nodige
gelden hebben om het eigen aandeel te betalen (30% van de totale kostprijs voor het
basisonderwijs en 40 % voor het secundair
onderwijs). Het VSKO vraagt met aandrang
dat de besparingen op de werkingsmiddelen
ongedaan gemaakt worden of ten minste
eenmalig zijn.
Het VSKO betreurt dat de besparingen onvoldoende gecompenseerd worden door flankerende maatregelen. De voorgestelde verhoging
van de maximumfactuur in het basisonderwijs
is onvoldoende. Het VSKO stelt voor om de
maximumfactuur te verhogen met een bedrag
dat evenredig is aan de besparingen op de
werkingsmiddelen. Scholen zijn niet verplicht
om het maximale bedrag aan ouders te vragen.
Ze kunnen ervoor opteren om een deel of het
geheel van de factuur zelf via de werkingstoelagen te dragen. Zeker scholen met een
ruime financiering op basis van de leerlingenkenmerken kunnen daarvoor kiezen. Het
VSKO vindt ook dat andere flankerende maatregelen noodzakelijk zijn. Het denkt in deze
context aan een vrijstelling voor onderwijs
van de vele bijkomende kosten die gepaard
gaan met auteursrechten, SABAM,… ,een
verlaging van de BTW voor nieuwbouw, het
aandeel van schoolbesturen in gesubsidieerde bouwdossiers beperken tot respectievelijk 20% voor basisonderwijs, 30% voor
secundair onderwijs en 0% voor capaciteitsuitbreiding, mogelijkheid creëren om personeelsmiddelen om te zetten in werkingsmiddelen,…
Het VSKO betreurt voorts dat de Vlaamse Regering, in het verlengde van het Regeerakkoord om de rol van de overheid te beperken
tot het ‘wat’, in zijn keuzes te weinig opteert
voor de schrapping van structuren die overheidsinmenging versterken, leiden tot supplementaire overhead en onvoldoende meerwaarde bieden. In een besparingscontext
vraagt het VSKO de onmiddellijke opheffing
van de consortia, de schrapping van expertisenetwerken, LOP’s, RTC’s ea. De Vlaamse
Regering kan dan de vrijgekomen middelen
gebruiken om de besparingen op de werkingsmiddelen te milderen.
Specifiek voor het volwassenenonderwijs stelt
het VSKO vast dat de verhoging van het inschrijvingsgeld integraal naar de overheid
gaat. Bovendien zal, om het uitdoofjaar van
de consortia te financieren, het bedrag dat
de centra mogen behouden voor hun eigen
werking naar beneden herzien worden. Het
VSKO eist dat er duidelijkheid komt over hoeveel de centra van het inschrijvingsgeld zullen kunnen behouden vanaf 1 januari 2015
en of dit een recurrente besparing wordt of
beperkt blijft tot het kalenderjaar 2015.
Voor de CLB’s komen de besparingen op de
werkingsmiddelen van 10% bovenop jaren
van besparingen en niet indexeringen. Dit
maakt dat de koopkracht van de centra, na
het doorvoeren van deze besparing, meer dan
20% gedaald zal zijn in vergelijking met de
start van de CLB’s. Deze besparing maakt de
organisatie van het gratis leerlingenvervoer
in het kader van de medische onderzoeken
dan ook volstrekt onmogelijk. Tegelijk moet
er geknipt worden in de verplaatsingen in
opdrachten wat een negatief effect zal hebben op de schoolnabije werking. De nieuwe
opdrachten in het kader van het M-decreet
vragen bijkomende inspanningen op het vlak
van diagnostisch materiaal. Ook hier komen
noodzakelijke investeringen op de helling.
De steeds terugkerende opmerkingen van de
onderwijsinspectie over de infrastructuur van
de centra maken pijnlijk duidelijk wat de gevolgen zijn van jarenlange onderfinanciering.
De overheid eigent zich daarnaast het recht
toe om in te breken op het aanwendingspercentage omkadering. Dit komt bovenop de
gesloten omkaderingsenveloppe van de centra die, niet tegenstaande het groeiende leerlingenaantal, nooit aangepast is. Deze besparingen leggen dan ook een belangrijke
hypotheek op de realisatie van het M-decreet
en de verdere uitbouw van integrale jeugdhulp.
Wij begrijpen dat iedereen in het kader van
besparingen inspanningen moet doen, maar
niet zonder aanpassingen van de opdrachten.
Op dit moment is de regelgeving volstrekt
onaangepast om besparingen op personeel
te realiseren zonder de werking ernstig in het
gedrang te brengen.
(In een volgende publicatie van Forum verneemt
u hierover meer.)
november 2014
5
Persbericht 2014-10-09 Schoolbesturen bepalen voortaan
het beleid van het VSKO
Met de bijeenkomst op 9 oktober 2014 van de Algemene Vergadering van de vzw Vlaams Secretariaat van
het Katholiek Onderwijs zijn de nieuwe statuten van het VSKO in voege getreden. Tegelijk werd een nieuwe
Raad van Bestuur aangesteld. Zowel de Algemene Vergadering als de Raad van Bestuur bestaan voortaan
hoofdzakelijk uit vertegenwoordigers van schoolbesturen. Als voorzitter werd Mgr. Johan Bonny, bisschopreferendaris voor het onderwijs, verkozen. Lieven Boeve, directeur-generaal VSKO, wordt aangesteld als
afgevaardigd bestuurder. Eén en ander kadert in de inhoudelijke en organisatorische herprofilering van de
koepel.
Als koepelorganisatie profileert het VSKO zich immers niet langer als een organisatie met scholen, maar
uitdrukkelijk als scholen met een organisatie. Gebruikmakend van de vrijheid van onderwijs om vorming
vanuit het eigen opvoedingsproject te organiseren, doen katholieke scholen en internaten een beroep op
de vrijheid van vereniging om zich Vlaanderen-breed te organiseren. Ze mandateren het VSKO vooreerst om
deze onderwijsinstellingen, hun besturen, directies en personeel te ondersteunen bij onder meer het organiseren van het onderwijs, het begeleiden van leerlingen en studenten, de professionalisering van leraren,
en de vorming van directies. Ten tweede verwachten ze van het VSKO actieve belangenbehartiging en
vertegenwoordiging bij de overheid en in de samenleving.
Op de Algemene Vergadering maakte Lieven Boeve duidelijk dat het VSKO zijn scholen en internaten zal
bijstaan bij de realisering van de katholieke dialoogschool als zijn opvoedingsproject. Tegelijk zal het ook
de bestuurlijke organisatie van het katholiek onderwijs in Vlaanderen optimaliseren, evenals zijn eigen
dienstverlening. Hiertoe zal het VSKO met alle betrokkenen overleg voeren, zowel binnen de eigen organisatie als op het bredere onderwijsveld.
6
november 2014
interview machteld verhelst,
nieuwe directeur pbdko
Zorg voor de kwetsbare leerlingen in onderwijs
D
e carrière van Machteld begon aan de KU Leuven op het toenmalige Steunpunt
Nederlands als tweede taal (Steunpunt NT2) Vlaanderen. Zij koos voor een academische carrière, zo vertelt ze, om twee redenen: gegrepen door het thema
­“anderstaligen in onderwijs” en omdat zij tijdens haar opleiding al gauw merkte dat onderzoek helemaal haar ding was.
Machteld Verhelst: Ik werkte 20 jaar voor
Centrum voor Taal en Onderwijs waar ik onder meer een doctoraat schreef over taalverwerving bij jonge allochtone kinderen, waardoor ik de luxe had maandenlang in een
Brusselse kleuterklas te wonen, met heel wat
migrantenkinderen. Hier deed ik onderzoek
dat er toe deed, geen onderzoek om het onderzoek. Het Steunpunt Nederlands tweede
taal vertaalde zijn wetenschappelijke bevindingen in didactiek en vorming. Die vertaling
naar het veld schonk me heel veel voldoening.
De laatste jaren is de academische wereld
zeer sterk outputgericht en tellen enkel nog
publicaties in internationale tijdschriften en
tijdschriften die onze eigen onderwijsmensen
niet lezen. Toen we op een bepaald moment
een boek voor kleuteronderwijs schreven dat
bijna in elke klas van het Vlaamse land gebruikt werd, werd dit in universitaire context
niet gevalideerd. De gerichtheid op publicaties waar het veld niet rechtstreeks iets mee
is, frustreerde me wel. Als wetenschapper
blijf je namelijk altijd een beetje aan de rand
staan. De dingen die je maakt en schrijft zijn
vrijblijvend. Vandaar mijn keuze om naar
het VSKO te komen, vanuit mijn groot engagement voor onderwijs en vooral voor de
kwetsbare, kansarme leerlingen in onderwijs,
de rode draad in mijn werk. Ik wou echt
midden in het veld staan en wou dat ook
doen in een organisatie die aansloot bij mijn
mens- en wereldbeeld. Wat mij vooral aanspreekt in de evangelische boodschap is de
zorg voor kwetsbaren, waartoe Jezus opriep.
Dat sluit perfect aan bij mijn missie.
Werken voor een koepelorganisatie was nieuw
voor mij. Het is werken met mensen die bekommerd zijn om de kwaliteit van het onderwijs en het tegelijkertijd dagdagelijks kunnen
ondersteunen. Volgens mij zijn pedagogisch
begeleiders echt wel de spilfiguren van ondersteuning van de scholen en van onderwijskwaliteit. Begeleiders komen echt tot op
de klasvloer waar nog grote uitdagingen zijn.
Zij houden de vinger aan de pols van wat er
leeft in onderwijs. Vroeger deed ik dat vanuit
onderzoek; nu die bril van wetenschapper zet
ik nog regelmatig op in mijn wens om zaken
te willen onderbouwen.
Uw bezorgdheden?
Machteld Verhelst: Ik zou het geen bezorgdheden noemen, wel uitdagingen. Ik word
directeur van onze Pedagogische Begeleidingsdienst op een heel bijzonder moment. Er zijn
namelijk een aantal belangrijke context­
factoren.
De politieke context zorgt voor de druk op
de koepel en op de neteigen begeleiding. Wat
de besparingen betreft: op dit moment wacht
ik bang af of die ook de pedagogische begeleiding zullen treffen.
© Rudi Warson
Behalve de politieke context is er ook nog
de recent uitgevoerde evaluatie van de pedagogische begeleiding. In het regeerakkoord
staat dat wij op korte termijn opnieuw geëvalueerd zullen worden en dat we verwacht
worden de aanbevelingen van de Commissie
Monard uit te voeren. We hebben een pak
huiswerk gekregen om onze organisatie te
optimaliseren.
Machteld Verhelst, nieuwe directeur PBDKO
De bestuurlijke schaalvergroting zal beweging
in het ondersteunend landschap met zich mee
brengen. Ook daar moeten we kunnen blijven
aantonen dat een pedagogische begeleiding
die vanuit een gemeenschappelijk project
werkt, een meerwaarde kan bieden. In Nederland kopen ze bijvoorbeeld begeleiding
in, dergelijke toestanden moeten we absoluut
proberen te vermijden. Het ‘inkopen’ van de
november 2014
7
begeleiding zorgt voor concurrentie en een
houding van een begeleider die enkel nog
bevestigend is, wat niet meer leidt tot effectieve innovaties. Bovendien zou een sterkere versnippering van de begeleiding leiden
tot een afbreuk van het gezamenlijk werken
aan het katholieke opvoedingsproject. En dat
terwijl PBDKO nu net veel inspanningen wil
leveren om haar geledingen te coördineren,
gelijkgerichter te doen werken en aan cocreatie en expertisedeling te doen.
Ik merk een grotere individualisering en een
grotere secularisering en tegelijkertijd toenemende kansarmoede. We moeten leerkrachten leren positief om te gaan met deze heterogeniteit in de emanciperende rol van het
onderwijs om de sociale kloof te verminderen.
Pedagogische begeleiding heeft een heel
belangrijke taak in het sensibiliseren van
leerkrachten en wil ze daarin ook professioneel
sterker maken.
Is dat niet de kern van onze opdracht,
werken aan gelijke onderwijskansen?
Machteld Verhelst: Er is nu terecht heel veel
aandacht voor inclusie van leerlingen met
specifieke onderwijsbehoeften. Mijn grote
droom is dat die inclusie zo breed ingevuld
wordt dat het gaat over diversiteit in het
algemeen. Hier zitten we op de goede weg.
Het werken aan gelijke onderwijskansen daarentegen is hier en daar een beetje op de
achtergrond geraakt. Er is een soort verharding
van de maatschappij aan de gang. Alles moet
op output gericht zijn en minder op de processen. Dat is een jammerlijke evolutie.
Als u het hebt
over leerkrachten sensibiliseren,
bedoelt u dan de jonge leerkrachten?
Machteld Verhelst: Aanvangsbegeleiding op
scholen ondersteunen is zeker één van onze
grote uitdagingen. We moeten zoeken naar
manieren om scholen zelf sterker te maken
in het coachen van hun beginnende leerkrachten. Maar je merkt dat ook leerkrachten
met een lange loopbaan achter de rug in die
zaken blijvend ondersteund moeten worden.
Een innoverende houding bij leerkrachten
aanwakkeren geldt zeker niet alleen aan het
begin van de loopbaan, maar doorheen de
hele loopbaan van leerkrachten.
Uitdagingen naar aanleiding
van de evaluatie Pedagogische
Begeleidingsdienst.
Voor welke uitdagingen staan we?
Machteld Verhelst: De uitdagingen zijn voor
een deel ook de uitdagingen voor het katholiek onderwijs en voor het VSKO. Onze identiteit zichtbaar maken en identiteit waarmaken in alles wat je doet en in alle inhouden
die je brengt. Dat geldt voor mij voor alle
niveaus: van personeelsbeleid tot het ondersteunen van scholen in het maken van keuzes,
bijvoorbeeld over zittenblijven. Als pedagogische begeleiding met een katholiek opvoedingsproject geloof je ontwikkelingsgericht
in de kracht van kinderen en mag je hier best
wel een standpunt innemen en wijzen op
bijvoorbeeld de nadelen van zittenblijven.
‘Individually, we are one drop.
Together, we are an ocean.’
Satoro.
U gaat dan ook als begeleiding
tools aan de scholen aanreiken?
Machteld Verhelst: Door de pedagogische
begeleiding worden heel wat dingen ontwikkeld
om scholen te leren omgaan met flexibelere
leertrajecten van leerlingen. “Differentiatie”
staat daarbij centraal. Deze thematieken staan
centraal in heel wat ondersteuningstrajecten
voor leerkrachten.
Een tweede uitdaging waar wij voor staan is
de vraag om nog meer de leerkrachten te
bereiken. Volgens de krantenkoppen komen
begeleiders te weinig op de klasvloer. Het is
niet realistisch te denken dat PBDKO alle
leerkrachten kan bereiken. Begeleiden tot op
de klasvloer is een effectieve vorm van begeleiden; het intensieve karakter ervan vraagt
naar haalbare interventies. Het is vooral de
bedoeling te begeleiden met een impact op
de klasvloer, met de leerkracht in de focus.
De begeleider kan zijn makelaarsfunctie sterker opnemen en de leerkrachten toeleiden
naar andere deskundigen, intern of extern.
Hij kan goede praktijken inventariseren en
delen. Hij kan professionele leergemeenschappen ondersteunen. Dit alles heeft consequenties voor het taakbeleid van PBDKO.
We willen nadenken over prioritaire ondersteuningsvragen, scherper afbakenen wat een
pedagogisch begeleider allemaal aan taken
opneemt, efficiënter werken, overlegstructuren beperken, …
Weet een leerkracht dat hij hulp kan krijgen?
Machteld Verhelst: Er zijn scholen die we te
weinig bereiken. Wij werken voornamelijk
vraaggestuurd. Dat is een heel belangrijk
principe, maar in enkele gevallen geraak je
daar waar het nodig is pas binnen als de school
advies 3 in de doorlichting heeft gekregen.
Daar ga je meer curatief dan wel preventief
werken. We zien de adviezen 3 stijgen. Vanuit
de inspectie is dat als een groeimiddel geformuleerd. De inspectie deelt ze vaker uit omdat
zij de scholen de kans wil geven om echt iets
aan de onderwijskwaliteit te doen en om daar
pedagogische begeleiding voor in te schakelen, maar je ziet wel dat het voor de begeleiding zeer tijdsintensief is. Daardoor moet de
begeleiding vaak een prioriteit maken van
opvolgingen van doorlichtingen.
© Rudi Warson
We willen de leerkrachten meer het gevoel
geven dat ze ondersteund worden. Voor de
pedagogische begeleidingsdienst is het zoeken naar manieren om dat te doen. We krijgen
veel positieve commentaar op het werken
met directeurs. Zij voelen zich zeer goed ondersteund door de begeleidingsdiensten, maar
we merken dat die ondersteuning soms niet
genoeg doorstroomt tot bij de leerkrachten.
8
november 2014
We willen de directeurs dan ook sterker ondersteunen in het educatief leiderschap. We
zullen ook werken rond professionele leergemeenschappen in een school of tussen scholen onderling. Samenwerken en leren van
elkaar zijn hier belangrijke kernwoorden.
Een andere uitdaging is het samensporen van
begeleiding met nascholing. Het zou niet
mogen kunnen dat nascholingsinitiatieven
one shots blijven. Nascholing zou best in een
begeleidingstraject ingebed zijn. We hebben
nog werk aan de winkel om die zaken beter
op elkaar af te stemmen. Het ideaal scenario
is dat de schoolbegeleider aanwezig is bij de
intake van de nascholing. Er worden afspraken
gemaakt over de nazorg. De begeleider informeert de nascholer over de schoolcultuur en
lopende processen, zodat de nascholing meer
op maat gegeven kan worden. De begeleider
staat in contact met de nascholer. Op die
manier kan de implementatie van vernieuwingen in de scholen gemakkelijker worden
gerealiseerd. Wanneer de nascholer zijn taak
heeft afgerond, treedt de begeleider verder
op als coach en helpt hij de scholen om de
nieuwe inhouden verder te concretiseren.
In de ideale wereld…
hoe zou u als directeur na uw termijn
graag landen? In welke organisatie?
Machteld Verhelst: Dat is landen in een organisatie die het katholiek onderwijs verder
op een hoog kwalitatieve manier ondersteunt.
In een organisatie met een heel heldere en
eenvoudige structuur, waar de beslissingslijnen duidelijk zijn, zodat iedereen het werk
kan doen dat hij moet doen en aan zijn kernopdrachten kan werken. In een organisatie
die één van zijn bakens, verbondenheid,
waarmaakt. Een organisatie met een duidelijke identiteit, christelijk geïnspireerd, met
bijzondere aandacht voor de kwetsbaren in
onze samenleving.
In welk soort onderwijs?
Machteld Verhelst: Mijn wens is werken in
onderwijs dat alle leerlingen gelijke kansen blijft
garanderen en waar diversiteit als meerwaarde
wordt gezien. Waar de ‘katholieke dialoogschool’
een échte dialoog in beide richtingen teweeg
kan brengen. Waar de kwaliteit zo hoog is dat
de kloof tussen de leerlingen verkleint. Waar
elke leerling zijn leerpotentieel kan benutten.
Waar die onderwijskwaliteit gerealiseerd wordt
door mensen in onderwijs die vanuit een grote
bezieling en passie kunnen blijven werken en
zich daarin zeer goed ondersteund weten door
pedagogisch begeleiders.
Persbericht
2014-10-21
Thomas behaalt jaarprijs
voor wetenschapscommunicatie
Prof. Didier Pollefeyt, vicerector onderwijs en hoogleraar godsdienstpedagogie aan de KU Leuven, behaalt met Thomas de jaarprijs wetenschapscommunicatie 2014 in het wetenschapsdomein Theologie.
Deze prijs werd toegekend door de Koninklijke Vlaamse Academie
van België voor Wetenschappen en Kunsten.
Thomas (Theologie, Onderwijs en Multimedia: Actieve Samenwerking)
is een gezamenlijk initiatief van het Vlaams Secretariaat van het
Katholiek Onderwijs (VSKO), de Interdiocesane Dienst voor Katholiek
Godsdienstonderwijs (IDKG) en de Faculteit Theologie en Religiewetenschappen van de KU Leuven.
Het VSKO feliciteert Prof. Pollefeyt en zijn team voor deze prijs. Het
is een terechte erkenning voor dit communicatieplatform rond het
katholieke godsdienstonderwijs en schoolidentiteit. Thomas bereikt
met zijn website en nieuwsbrief een breed publiek, van godsdienstleraars tot geïnteresseerden in het levensbeschouwelijk onderwijs,
in het binnen- en buitenland.
www.godsdienstonderwijs.be
Interview: Willy Bombeek
Redactie: Rita Herdies
november 2014
9
resultaten spoedtelling
vrij katholiek onderwijs - schooljaar 2014-2015
H
et VSKO heeft in samenspraak met de vijf diocesen opnieuw een spoedtelling georganiseerd en verwerkt. Het VSKO, de Verbonden
en Diensten danken alle scholen en internaten van harte voor hun medewerking aan deze bevraging.
De resultaten van de spoedtelling worden hierna weergegeven. De evolutie van de schoolbevolking in het vrij katholiek gewoon
kleuter-, lager en secundair onderwijs, in het vrij katholiek buitengewoon kleuter-, lager en secundair onderwijs en in de vrije katholieke
internaten wordt summier gecommentarieerd.
Gewoon onderwijs
Gewoon kleuteronderwijs
TABEL 1 - GEWOON KLEUTERONDERWIJS
telling
september 2013
telling
september 2014
verschil
%-verschil
prognose %(*)
Antwerpen
31 113
31 185
+ 72
+ 0,23
+ 0,54
Brugge
28 248
27 708
- 540
- 1,91
- 1,05
Diocees
Gent
34 367
33 906
- 461
- 1,34
- 0,56
Hasselt
20 272
20 155
- 117
- 0,58
+ 0,05
Mech.-Brussel
29 134
29 203
+ 69
+ 0,24
- 0,70
143 134
142 157
- 977
- 0,68
- 0,31
TOTAAL
(*) De prognoses zijn gebaseerd op (gegroepeerde) geboortecijfers van het Vlaams Gewest, opgedeeld per bisdom. Voor het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest is een prognose berekend van + 1,05 %.
Voor het gewoon kleuteronderwijs zijn bij de start van het schooljaar 2014-2015 142 157 kleuters geregistreerd. Dat zijn er 977 of 0,68 %
minder in vergelijking met september 2013. Deze daling is iets groter dan voorspeld. Ook in de diocesen - met uitzondering van MechelenBrussel - zijn de resultaten van de telling minder gunstig dan de berekende prognoses.
Rekening houdend met de geboortecijfers van de periode 2010 - 2012 mag het kleuteronderwijs volgend schooljaar 2015-2016 opnieuw een
kleine daling van het aantal kleuters verwachten met 0,18 %.
Gewoon lager onderwijs
TABEL 2 - GEWOON LAGER ONDERWIJS
telling
september 2013
telling
september 2014
verschil
%-verschil
prognose %(*)
Antwerpen
54 092
55 292
+ 1 200
+ 2,22
+ 3,34
Brugge
47 794
48 757
+ 963
+ 2,01
+ 2,13
Diocees
Gent
58 476
59 817
+ 1 341
+ 2,29
+ 3,15
Hasselt
33 636
34 147
+ 511
+ 1,52
+ 2,34
Mech.-Brussel
49 262
50 416
+ 1 154
+ 2,34
+ 2,13
243 260
248 429
+ 5 169
+ 2,12
+ 2,70
TOTAAL
(*) De prognoses zijn gebaseerd op (gegroepeerde) geboortecijfers van het Vlaams Gewest, opgedeeld per bisdom. Voor het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest is een prognose berekend van + 4,15 %
In alle diocesen is de schoolbevolking van het gewoon lager onderwijs op 1 september 2014 gestegen.
Er zijn 5 169 leerlingen meer ingeschreven, hetzij een stijging met 2,12 %. Deze evolutie ligt in de lijn van de berekende prognose (+ 2,70 %),
zij het dat de aangroei minder groot is dan voorspeld. Verwacht wordt dat schoolbevolking in de lagere scholen volgend schooljaar opnieuw zal
aangroeien. Er is een stijging berekend van 2,31 %.
10
november 2014
Gewoon secundair onderwijs
TABEL 3 - GEWOON SECUNDAIR ONDERWIJS
Diocees
Antwerpen
telling
september 2013
telling
september 2014
verschil
%-verschil
prognose %(*)
72 409
71 670
- 739
- 1,02
- 0,92
Brugge
65 467
64 352
- 1 115
- 1,70
- 1,95
Gent
69 937
69 206
- 731
- 1,05
- 0,92
Hasselt
43 728
43 663
- 65
- 0,15
- 1,14
Mech.-Brussel
TOTAAL
64 937
64 824
- 113
- 0,17
- 0,43
316 478
313 715
- 2 763
- 0,87
- 1,04
(*) De prognoses zijn gebaseerd op (gegroepeerde) geboortecijfers van het Vlaams Gewest, opgedeeld per bisdom. Voor het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest is een prognose berekend van + 1,73 %.
Voor het secundair onderwijs werd – op basis van de generaties geboren in de periode 1996-2002 – een daling (- 1,04 %) van het aantal leerlingen voorspeld.
Het vrij katholiek secundair onderwijs is bij de aanvang van het nieuwe schooljaar 2014-2015 effectief met een kleiner leerlingenaantal geconfronteerd. Maar de werkelijke evolutie is gunstiger dan de berekende evolutie. Met 313 715 ingeschreven leerlingen daalt de totale schoolbevolking met 0,87 % (= - 2 763 leerlingen).
Voor de volgende twee schooljaren moet het secundair onderwijs in principe rekening houden met een verdere daling van 1,47 %. Pas vanaf
2017-2018 zou het aantal leerlingen opnieuw lichtjes stijgen.
TABEL 4 – VERHOUDING ONDERWIJSVORMEN (leerjaren 1 en 2 van de 2de en 3de graad)
1 september 2013
1 september 2014
aso
46,2 %
46,0 %
bso
19,2 %
19,3 %
kso
1,5 %
1,4 %
tso
Totaal
33,1 %
33,3 %
100,00 %
100,00 %
In de verhouding tussen de vier onderwijsvormen blijven de wijzigingen minimaal. Het aandeel van de onderwijsvorm tso is voor het tweede
schooljaar op rij iets groter geworden, ten nadele van de onderwijsvormen aso en kso. De onderwijsvorm bso bereikt opnieuw hetzelfde aandeel
als in de periode 2009-2012.
De winst/verliescijfers in de Tabel 5 moeten geïnterpreteerd worden binnen de context van een globale leerlingendaling op het niveau van de
tweede/derde graad. Zonder HBO5 Verpleegkunde telt de tweede en de derde graad aso-bso-kso-tso in 2014-2015 1 082, of 0,52 %, leerlingen
minder in vergelijking met het schooljaar 2013-2014.
Het impliceert dat in deze context het aantal inschrijvingen voor de studiegebieden Hout en ook Handel zich op 1 september 2014 in vergelijking met het schooljaar 2013-2014 min of meer handhaaft.
Net zoals in 2013-2014 is het leerlingenaantal van het grote studiegebied Mechanica-elektriciteit gestegen. Binnen de groep S We Te is dit
schooljaar ook voor de studiegebieden Auto en Koeling en warmte de belangstelling gegroeid. Het studiegebied Chemie zit al meerdere jaren
op rij in de lift. Het aantal leerlingen is op 1 september in vergelijking met vorig schooljaar gestegen met 4.6 %. Enkel de evolutie van het
studiegebied Bouw (- 7.7 %) staat haaks op de positieve evoluties binnen S We Te. Het studiegebied Textiel verdwijnt hoogstwaarschijnlijk
binnen het katholiek secundair onderwijs.
Zoals reeds aangetoond in Tabel 4 hebben minder leerlingen gekozen voor een studierichting van het studiegebied Aso. Het andere groot studiegebied Personenzorg daarentegen houdt behoorlijk stand.
Binnen kso en aanverwante noteert men winst voor de studiegebieden Podiumkunsten en Decoratieve technieken, verlies voor de studiegebieden Beeldende kunsten en Fotografie.
De verdere afslanking van Lichaamsverzorging springt in het oog. Het studiegebied Land- en tuinbouw kan een jarenlange, ononderbroken
stijging van het aantal leerlingen -een gevolg van het succes van Dierenzorg(technieken)- niet langer vasthouden. In 2014-2015 zijn de inschrijvingen ook gedaald voor het studiegebied Voeding en voor het studiegebied Sport.
Toerisme scoort positief, o.m. een gevolg van de succesvolle uitbouw van de bso-poot van dat studiegebied in drie secundaire scholen. Er worden ook positieve cijfers, zij het in beperktere mate, genoteerd voor Mode en Grafische communicatie en media.
november 2014
11
Tenslotte wordt nog de aandacht gevestigd op het stijgend aantal leerlingen in het studiegebied Maatschappelijke veiligheid, een studiegebied
met één Se-n-Se jaar Integrale veiligheid en één specialisatiejaar bso Veiligheidsberoepen. Het aantal leerlingen in de kleine studiegebieden
Juwelen (één school) en Optiek (één school) blijft ongewijzigd. Tandtechnieken (één school) verliest; Orthopedische technieken (één school)
maakt winst.
Tabel 5 - WINST/VERLIES PER STUDIEGEBIED
(2e en 3e graad incl. voorbereidende leerjaren HO / specialisatiejaren bso / Se-n-Se tso en kso / HBO)
Absoluut aantal leerlingen 1.9.2014 in vergelijking met 1.9.2013
Algemeen Secundair Onderwijs
Aantal leerlingen
2013-2014
Aantal leerlingen
2014-2015
Evolutie %
90 635
89 555
- 1.19 %
Auto
1 944
1 994
+ 2.57 %
Beeldende kunsten
2 702
2 600
- 3.77 %
Bouw
3 285
3 031
- 7.73 %
Chemie
4 270
4 465
+ 4.57 %
898
958
+ 6.68 %
Decoratieve technieken
Fotografie
200
172
- 14.00 %
Grafische com. en media
1 676
1 689
+ 0.78 %
Handel
23 814
23 621
- 0.81 %
Hout
5 721
5 695
- 0.45 %
62
62
0.00 %
Juwelen
Koeling en warmte
791
807
+ 2.02 %
Land- en tuinbouw
3 334
3 299
- 1.05 %
Lichaamsverzorging
3 741
3 558
- 4.89 %
480
495
+ 3.13 %
Mechanica-elektriciteit
Maatschappelijke veiligheid
19 661
19 874
+ 1.08 %
Mode
1 611
1 622
+ 0.68 %
Optiek
16
16
0.00 %
Orthopedische technieken
17
25
+ 47.06 %
Personenzorg (incl. HBO5)
40 352
40 854
+ 1.24 %
Podiumkunsten
356
399
+ 12.08 %
4 272
4 149
- 2.88 %
Tandtechnieken
54
46
- 14.81 %
Textiel
2
1
- 50.00 %
1 635
1 682
+ 2.87 %
Sport
Toerisme
Voeding
Eindtotaal
12
november 2014
3 991
3 803
- 4.71 %
316 478
313 715
- 0.87 %
Buitengewoon onderwijs
Bij de leerlingenaantallen van het buitengewoon onderwijs worden de prognoses niet herhaald. Toepassingen zijn iets minder relevant omwille
van de kleinere aantallen in het buitengewoon kleuter-, lager en secundair onderwijs.
Buitengewoon kleuteronderwijs
TABEL 6 - BUITENGEWOON KLEUTERONDERWIJS - PER BISDOM
telling
september 2013
telling
september 2014
verschil
%-verschil
Antwerpen
245
237
-8
- 3,27
Brugge
185
192
+7
+ 3,78
Gent
231
207
- 24
- 10,39
Hasselt
214
222
+8
+ 3,74
Mech.-Brussel
188
181
-7
- 3,72
1 063
1 039
- 24
- 2,26
Diocees
TOTAAL
TABEL 7 - BUITENGEWOON KLEUTERONDERWIJS - PER TYPE
telling
september 2013
telling
september 2014
verschil
%-verschil
Type 2
576
599
+ 23
+ 3,99
Type 3
129
97
- 32
- 24,81
Type 4
107
107
s.q.
s.q.
Type 5
19
14
-5
- 26,32
Type
Type 6
19
19
s.q.
s.q.
Type 7
213
203
- 10
- 4,69
TOTAAL
1 063
1 039
- 24
- 2,26
Bij de start van het schooljaar 2014-2015 werden 1 039 kleuters geteld in het buitengewoon onderwijs. Met een daling van -2,26 % komt een
einde aan de stijgende trend van de laatste schooljaren. De daling van het aantal kleuters is het opvallendst in het diocees Gent. In de diocesen
Brugge en Hasselt daarentegen wordt nog een bescheiden stijging van het aantal kleuters opgetekend.
Abstractie makend van de kleine groep type 5-leerlingen kent type 3 de grootste daling, met een kwart van het aantal kleuters. Binnen type 2
wordt de stijgende trend van de voorbije schooljaren voortgezet.
Buitengewoon lager onderwijs
TABEL 8 - BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS - PER BISDOM
telling
september 2013
telling
september 2014
verschil
%-verschil
Antwerpen
2 973
2 943
- 30
- 1,01
Brugge
3 211
3 171
- 40
- 1,25
Gent
3 354
3 257
- 97
- 2,89
Hasselt
3 347
3 275
- 72
- 2,15
Diocees
Mech.-Brussel
TOTAAL
2 468
2 430
- 38
- 1,54
15 353
15 076
- 277
- 1,80
november 2014
13
TABEL 9 - BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS - PER TYPE
telling
september 2013
telling
september 2014
verschil
%-verschil
Type 1
4 536
4 169
- 367
- 8,09
Type 2
2 374
2 367
-7
- 0,29
Type 3
1 307
1 346
+ 39
+ 2,98
Type 4
449
460
+ 11
+ 2,45
Type 5
18
22
+4
+ 22,22
Type 6
86
82
-4
- 4,65
Type
Type 7
757
796
+ 39
+ 5,15
Type 8
5 826
5 834
+8
+ 0,14
TOTAAL
15 353
15 076
- 277
- 1,80
De schoolbevolking in het buitengewoon lager onderwijs daalt met 1,8 %. De daling doet zich voor in alle diocesen. Net zoals in het buitengewoon
kleuteronderwijs kent het bisdom Gent de grootste daling.
Bij de start van het schooljaar 2014-2015 zijn er opmerkelijk minder leerlingen ingeschreven in type 1, daar waar de types 3, 4, 7 en 8 een
stijging kennen. Nader onderzoek moet uitwijzen of de daling binnen type 1 reeds een gevolg kan zijn van het M-decreet. Het M-decreet treedt
nochtans pas op 1 september 2015 in werking.
Buitengewoon secundair onderwijs
TABEL 10 - BUITENGEWOON SECUNDAIR ONDERWIJS - PER BISDOM
Diocees
telling
september 2013
telling
september 2014
verschil
%-verschil
Antwerpen
2 836
2 818
- 18
- 0,63
Brugge
2 861
2 823
- 38
- 1,33
Gent
2 838
2 786
- 52
- 1,83
Hasselt
2 297
2 132
- 165
- 7,18
Mech.-Brussel
1 712
1 703
-9
- 0,53
12 544
12 262
- 282
- 2,25
TOTAAL
TABEL 11 - BUITENGEWOON SECUNDAIR ONDERWIJS - PER OPLEIDINGSVORM
Opleidingsvorm
telling
september 2013
telling
september 2014
verschil
%-verschil
Opleidingsvorm 1
3 016
3 076
+ 60
+ 1,99
Opleidingsvorm 2
1 735
1 742
+7
+ 0,40
Opleidingsvorm 3
6 875
6 468
- 407
- 5,92
Opleidingsvorm 4
TOTAAL
14
918
976
+ 58
+ 6,32
12 544
12 262
- 282
- 2,25
november 2014
TABEL 12 - BUITENGEWOON SECUNDAIR ONDERWIJS - PER TYPE
telling
september 2013
telling
september 2014
verschil
%-verschil
Type 1
5 458
5 143
- 315
- 5,77
Type 2
3 509
3 571
+ 62
+ 1,77
Type 3
1 619
1 653
+ 34
+ 2,10
Type 4
950
914
- 36
- 3,79
Type
Type 5
0
15
+ 15
nieuw
Type 6
219
215
-4
- 1,83
Type 7
789
751
- 38
- 4,82
TOTAAL
12 544
12 262
- 282
- 2,25
Het aantal leerlingen in het buitengewoon secundair onderwijs daalt voor het eerst en dit in alle diocesen. Vorig schooljaar kende het BuSO nog
een stijging van bijna 3,2 %, nu daalt het BuSO over heel Vlaanderen met 2,25%. De daling situeert zich vooral binnen OV3. OV4 zet de stijgende trend van de voorbije jaren verder. Deze stijging is o.m. een gevolg van het toenemend studieaanbod OV4 dat tegemoetkomt aan de steeds
groter wordende vraag.
De in het oog springende daling binnen OV3, vooral in combinatie met type 1, zou net zoals in het buitengewoon lager onderwijs reeds een
gevolg kunnen zijn van het M-decreet.
De stijging binnen OV1 situeert zich vooral in combinatie met type 3. Dit is het gevolg van enkele planningsinitiatieven. De ernst van de gedragsstoornissen is vaak zo groot dat een OV1-aanpak een vereiste is.
Op 1 september 2014 werd één BuSO-school die gespecialiseerd is in onderwijs aan zieke leerlingen (type 5), door een wijziging in de regelgeving
omgevormd van OV1- type 4 naar OV4 - type 5. Dit verklaart de registratie van 15 leerlingen binnen type 5 in het BuSO.
Internaten
TABEL 13 - INTERNATEN
telling
september 2013
telling
september 2014
verschil
%-verschil
964
908
- 56
- 5,81
Brugge
3 806
3 700
- 106
- 2,79
Gent
1 917
1 744
- 173
- 9,02
Hasselt
916
912
-4
- 0,44
Mech.-Brussel
736
751
+ 15
+ 2,04
8 339
8 015
- 324
- 3,89
Diocees
Antwerpen
TOTAAL
Op 1 september 2014 werden 8 015 internen ingeschreven in de vrije katholieke internaten. Daarmee wordt het aantal van vorig schooljaar ­
(8 339 internen) niet langer geëvenaard. De internen zijn ingeschreven in 98 internaten, gespreid over 104 vestigingsplaatsen. 9,6 % van de
internen zijn leerlingen van het basisonderwijs. Het leeuwendeel van de internen, 90,4 %, volgt les in een secundaire school.
Besluit
Begin september werden 732 678 leerlingen ingeschreven in het vrij katholiek gewoon en buitengewoon basis- en secundair onderwijs. In vergelijking met vorig schooljaar zijn er 846 leerlingen meer geteld, hetzij een beperkte stijging met 0,12 %. Dit leert de spoedtelling die het VSKO
ook dit jaar opnieuw heeft georganiseerd.
De tellingen dienen in eerste instantie voor eigen gebruik: beleidsvoorbereidend werk, onderzoek, eigen planning. Gedurende het hele schooljaar
worden deze statistieken en afgeleide bewerkingen veelvuldig geraadpleegd door de Verbonden en de Diensten van het VSKO, door de diocesane
diensten, door de pedagogische begeleiding, door de studiegebiedverantwoordelijken én door de scholen zelf.
Patrick Deboutte Stafmedewerker VVKSO
Isabelle Dobbelaere
Stafmedewerker VVKBuO
november 2014
15
pastoraal in 3D
nascholingsproject over pastoraal en identiteit
Zin in onderwijs
D
© Bisdom Brugge
it is het tweede artikel in de reeks ‘ZIN IN ONDERWIJS’. De inleiding op de reeks
verscheen in het Forumnummer van september. Daar kon u lezen dat deze artikelenreeks gewijd is aan de wijze waarop de pastoraal op school mee gestalte geeft
aan de katholieke identiteit van het onderwijs. Wat nu volgt is een eerste concretisering van
deze intentie. Het nascholingsproject ‘Pastoraal in 3D’ waarover het hier gaat, probeert
duidelijk te maken dat de katholieke identiteit van een school een proces, een gebeuren is.
De pastoraal is in dit gebeuren, niet de enige, maar wel een erg belangrijke deelnemer die
probeert om de identiteit van de school vanuit een christelijk aanbod vorm, betekenis en
diepte te geven.
te communiceren met elkaar en de andere
medewerkers op school. Hoe de visie op school
implementeren?
© Bart Walgraeve
Kennen we onze bestemming?
Welke richting gaan we uit?
Welk stappenplan volgen we?
Pastoraal in 3D is een teamgericht nascholingsproject dat op vraag van de ICS (Interdiocesane Commissie Pastoraal Secundair en
Buitengewoon Secundair onderwijs) ingericht
werd om scholen te helpen met hun visieontwikkeling op het vlak van de pastoraal. Het
project sluit aan bij de visie- en groeimap
‘Pastoraal op school. Denk & Doe in Dialoog’
en ondersteunt scholen om de visie op pastoraal stap voor stap te concretiseren in de
eigen schoolcontext. De doelgroep zijn pastorale teams in het secundair onderwijs, bij
voorkeur vergezeld van een directielid.
Na een intakegesprek doorlopen de scholen
drie sessies. De eerste sessie draait rond de
‘D’ van het denken: een reflectieproces. Wat
bedoelen we als we ‘pastoraal’ zeggen? Hoe
is de pastoraal verbonden met of uitdrukking
van een katholieke identiteit? De tweede sessie draait rond de ‘D’ van het doen. Slagen
we erin om onze visie te verankeren in kleine en grote gebeurtenissen op school? Kunnen buitenstaanders uit ons doen (gedrag)
aflezen dat ze zich bevinden in een katholieke school? De derde sessie legt de focus
op de ‘D’ van dialoog. De deelnemers trachten
de verkregen inzichten van de vorige sessies
16
november 2014
Het woord pastoraal wordt traditioneel vertaald met ‘herder zijn voor’. Dat geeft een
beetje een probleem. Moderne mensen kennen
immers zo goed als geen herders meer. Herders
zijn uit het straatbeeld verdwenen. Ze zijn
uit de tijd. Hoewel er in het katholieke onderwijs om allerlei redenen en begrijpelijker
wijze veel te doen is rond het belang van een
sterke identiteit, wordt de pastoraal er zelden
spontaan mee verbonden. De pastoraal is in
de meeste secundaire scholen de verantwoordelijkheid geworden van een groepje geëngageerde gelovigen die aangezocht worden
om de katholieke, lees de christelijke, traditie levendig te houden. Daarvoor wordt een
beroep gedaan op verhalen, symbolen, rituelen, vieringen, solidariteitsprojecten e.d.
Pastorale groepen, proberen in de katholieke
school het beleid te herinneren aan een pedagogische concretisering van het evangelie.
Het woord ‘herder’ (pastor) in pastoraal duidt
op een leider, iemand die weet waarheen hij
gaat. Het initiatief voor de uit te stippelen
route gaat van hem uit. Hij geeft wie aan
zijn zorgen zijn toevertrouwd een referentiekader door hen samen te brengen en hen op
het spoor te zetten van hun ware bestemming.
Een katholieke school doet niets anders dan
mensen leren dat hun eigenheid, hun ware
© Leeftocht
Wat vinden we belangrijk?
zelf, verbonden is met en haar betekenis
ontleent aan de rijke diversiteit van het andere en de anderen. Bovendien zorgt ze ervoor
dat dit leerproces gericht is op wat gemeenschappelijk gewaardeerd wordt als ‘het goede,
ware en schone’. De vraag is of we pastoraal
als dusdanig verstaan. Hoe wordt de pastoraal
vandaag in onze katholieke scholen geïntegreerd met moderne inzichten op pedagogie,
management, en kwaliteit? Hoe wordt pastoraal gepercipieerd en vanuit die perceptie
geïntegreerd in structuren, leerplannen, curricula, organisatie, leiderschapsstijl, systemen?
Wat we waarderen, waar we ons goed bij voelen, waar we trots op zijn, geeft inzicht in
onze waarden, in wat we belangrijk vinden,
in wat we als ‘normaal’ en ‘normatief’ beschouwen. Onze waardering onthult ons mensen wereldbeeld. Pastoraal gaat in die zin meer
over wat we waarderen dan over onze waarden. Pastoraal schept veeleer de voorwaarden
die de beleving van bepaalde waarden mogelijk maken. In de pastoraal gaat het niet
over het bewaken of doorgeven van een
geloofsleer, dan wel over de vreugde van een
boodschap, een aanbod, een evangelie. Goed
onderwijs vertrekt vanuit geloof. Allereerst
is er het geloof in het kind, in de kwetsbaarheid en de belofte die het in zich draagt. Ten
tweede is er het geloof in de gemeenschap.
Die gemeenschap is meer dan de som van de
delen. Individuen worden tot gemeenschap
wanneer ze zich verbonden weten in wat hen
samen overstijgt. Daarnaast is er de verwondering, bewondering en de zorg voor de wereld en de maatschappij waarin we leven.
Verwondering is de motor van elk leerproces.
De vakken op school confronteren ons met
een wereld die nieuwsgierigheid opwekt, die
vanuit zichzelf een zin en betekenis openbaart. De leraar brengt de leerling vervolgens
tot bewondering. De leerling mag zelf ook,
vanuit zijn eigenheid, zin en betekenis verlenen aan die wereld. Ten slotte is er de zorg
om van die wereld een plek te maken waar
het goed is om te wonen.
Tijdens de duur van het project Pastoraal in
3D gaven de deelnemers aan wat hen ter
harte gaat bij het werken aan pastoraal. Het
zijn kleine getuigenissen van betrokkenheid
en zorg. Gemeenschappelijk aan alle onderliggende uitspraken is een gevoel, een onderstroom, van waardering en dankbaarheid als
het pastorale team van de school de tijd en
ruimte krijgt om te reflecteren over de manier
waarop ze de katholieke identiteit van de
school gestalte mag geven. Meestal komen
onderwijsmensen er in de drukte van het
gewone schoolleven niet toe. Een tweede
gemeenschappelijke inzicht is dat alle pastorale teams door hun activiteiten en initiatieven het groepsgevoel op school faciliteren of stimuleren. Zij hebben bijzondere
aandacht voor het schoolklimaat en hebben
dus een niet te verwaarlozen aandeel in de
verhalen die over de school verteld worden.
En bestaat de identiteit van een school niet
precies uit alle verhalen die door leerlingen,
ouders, leerkrachten, oud-leerlingen, omwonenden, bestuur en directie gedeeld worden?
Want als een uitdaging ervaren wordt door
alle groepen is niet in de eerste plaats de
diversiteit aan levensbeschouwingen onder
de leerlingen, maar wel onder de collega’s.
De vertrouwdheid met het christelijke gedachtegoed neemt af en de taal, nodig om
de inhoud van de boodschap over te brengen,
is onvoldoende aanwezig. Er bestaat voldoende loyauteit en collegialiteit als het erop
aankomt mee te werken aan pastorale initiatieven, maar de vreugde van de boodschap
en de zinvolheid van de evangelisering worden niet ervaren. Er is een hiaat op het vlak
van kennis en beleving van de christelijke
boodschap en er is de rouw om het verlies
van een vanzelfsprekende traditie.
Mensen in de pastoraal zien zichzelf vooral
als doeners, gaan van actie naar actie en
vinden dat er te weinig wordt gereflecteerd
over de bron, de voeding van hun motivatie.
Er is nood aan de explicitering van het gelovige verhaal. Tijdens het traject verwoorden
de deelnemers het als volgt:
“De pastoraal moet ruimte bieden voor de
dingen van het leven, voor de vragen die de
jongeren en de volwassenen bezig houden
zodat een sfeer van veiligheid de mogelijkheid
biedt voor diepgaande, open en opbouwende
gesprekken over levensvragen. De pastoraal
kan een (christelijk) kader bieden om mensen
te helpen keuzes te maken. Het is belangrijk
dat mensen elkaar verhalen blijven vertellen
die ertoe doen.”
Of nog:
“De pastoraal is losgekoppeld van andere groepen die zich bezighouden met sociale en maatschappelijke vraagstukken. Waarmee moeten
we ons bezighouden en waarmee niet? We
hebben m.a.w. nood aan een kader voor de
pastoraal op school. We moeten verbinding
zoeken doorheen de hele school. De opsplitsing
in verschillende werkgroepen terug meer integreren.”
“De pastoraal moet ons helpen ontdekken wat
mensen raakt. Weten we dat? Hoe houden we
daar rekening mee? Hoe en wanneer houden
we rekening met andere levensovertuigingen?
Hoe maken we duidelijk dat pastoraal godsdienst overstijgt? Hoe ver gaan we in de dialoog
met de diversiteit? Waar kijken ouders naar,
leerkrachten en wat willen wij hen laten zien?”
“De pastoraal moet leren het gangbare kader
doorbreken. We zijn vaak gefragmenteerd bezig
in deeldisciplines en specialiteiten. Heel resultaat- en probleemoplossend gericht. Resultaat
moet er zijn, maar de groei, de weg, de ontwikkeling, het proces is het belangrijkste.”
Ten slotte:
“De pastoraal creëert voorwaarden om de
christelijke inspiratie ter sprake te brengen,
tot leven te brengen, maar ze is niet bij machte het geloof over te dragen. De pastoraal
brengt het verhaal van de christelijke inspiratie in herinnering en brengt de gemeenschap
samen rond het verhaal.”
Zin in onderwijs
Wat het project ‘Pastoraal in 3D’ duidelijk
maakt, is dat heel veel mensen in het katholiek onderwijs begaan zijn met de zinvolheid
van een traditie die hen gevormd, meer mens
en het katholiek onderwijs groot heeft gemaakt. De uitdaging bestaat eruit de inzichten uit die traditie op een hedendaagse
manier te laten concorderen met inzichten
op het vlak van pedagogie en didactiek zonder belerend te zijn, maar bezield vanuit een
doorleefde ervaring met de christelijke levensbeschouwing. Als het concept van de
katholieke dialoogschool succesvol wil zijn,
moet er vooral werk worden gemaakt van de
vorming van volwassenen die vlot, ernstig,
diepgaand en met vreugde de dialoog willen
aangaan met de eigen traditie en spiritualiteit.
Vervolgens komt het erop aan om dat gesprek
zonder complexen gestalte te geven in de
confrontatie met de bredere schoolcontext
en maatschappij. Kunnen buitenstaanders
merken aan de manier waarop leerkrachten
in het onderwijs staan en vorm geven aan
hun lesopdracht of ze geworteld zijn in een
dialoog met de blijde boodschap uit het evan-
november 2014
17
gelie of niet? Het gaat er dus niet om of het
katholiek onderwijs ‘meer’ te bieden heeft
dan een onderwijs van het andere net, maar
of leerlingen en leerkrachten op katholieke
scholen, via het aangeboden onderwijs, ervaren dat het leven en de wereld zin en betekenis hebben, voor er sprake is van enige
menselijke tussenkomst. Het is de verwondering en het openstaan voor het mysterie van
het leven dat een leerproces in gang zet dat
uitloopt op zorg en verantwoordelijkheid voor
het leven. Zoals een rentmeester niets van
wat hem is toevertrouwd in bezit heeft, maar
het met liefde en vreugde beheert omdat het
hem aangereikte vertrouwen hem inspireert
en aanzet tot mogelijkheden die hij bij zichzelf nooit had vermoed. Het ultieme referentiekader voor de zinvolheid van het leven is
niet de mens zelf, maar is Hij die de mens
tot mens en de wereld tot wereld maakt.
Inspiratie in de praktijk
Tot slot
Wie zin heeft om meer te vernemen over het
nascholingsproject ‘Pastoraal in 3D’, of dit
traject wil opstarten op de eigen school, kan
altijd mailen naar [email protected].
Het volgende stukje in de reeks (begin 2015)
zal handelen over een concretisering van het
nieuwe OKB (Opdrachten voor het Katholiek
Basisonderwijs). Het artikel zal meer specifiek
pastorale steekkaarten belichten die aan de
hand van praktische voorbeelden, blikverruimers en tips, kansen bieden om in gesprek
te gaan over schooleigen momenten en hoe
die te benaderen vanuit de opdrachtsverklaring van het katholieke onderwijs.
Op de website van de dienst Opvoedingsproject
& Pastoraal (http://pastoraal.vsko.be) vind je
directe en bruikbare informatie over allerlei
initiatieven, vormingen, werkvormen, thema’s,
publicaties die verband houden met de visie
op of de integratie van de pastoraal op school.
Pastoraal staat nooit los van het opvoedingsproject, maar is als een venster dat een specifiek (christelijk) uitzicht biedt op het leerproces en het pedagogisch handelen.
Bart Walgraeve
Stafmedewerker dienst Opvoedingsproject
& Pastoraal
Daarnaast kun je op de websites van het verbond van het basisonderwijs (VVKBaO) en het
buitengewoon onderwijs (VVKBuO) grasduinen
in hun aanbod op het vlak van het katholieke opvoedingsproject en of de pastoraal.
dromen dat het anders kan
Advent
W
orden dromen werkelijkheid of zijn dromen bedrog, zoals de hit van Marco Borsato van 1994 suggereert? Feit is dat we allemaal dromen en dromen nodig hebben
om gezond te blijven. Dromen zijn producten van onze geest die ons in staat stellen om de werkelijkheid creatief te verbeelden, te ordenen en onvermoede mogelijkheden op
het spoor te komen.
Als we de advent verbinden met de droom, dan is het precies omdat van oudsher het woord
advent verwijst naar een visioen, het beeld van hoop en verwachting. Er staat iets aan te komen.
Het is er nog niet, maar het hangt wel al in de lucht, het is voelbaar aanwezig. Een beetje te
vergelijken met de periode dat mensen in verwachting zijn. Er zijn al tekenen dat het kind op
komst is, het is de moeder aan te zien. De ouders dromen al een toekomst, zinnen op een naam.
Het leven wordt anders, ruimer, spannender, vol verrassingen.
Dromen doorbreken de routine, de sleur. Het zijn als het ware onvermoede vindplaatsen van
ingevingen, toekomstbeelden of boodschappen. In de Bijbel maakt God veelvuldig gebruik van
dromen om met mensen te communiceren. Paradoxaal houdt Hij zo de geesten wakker, wijst
hen op mogelijkheden die via het logische, rationele denken verborgen blijven. Daardoor krijgen de mensen opnieuw moed en komen in beweging. God haalt hen via dromen uit hun
comfortzone. Hij richt hun blik omhoog, voorbij het voor de hand liggende. De aarde krijgt
vanuit de hemel een ander perspectief. Zo toont Kerstmis ons een andere wereld: een koning
die geboren wordt midden onder de mensen, niet in het evidente paleis, maar in een stal, een
voederbak. Zo wordt een droom een vindplaats van God, een God die bereikbaar is voor gewone mensen, er wil zijn voor armen en zwakken. God is nooit meer veraf.
18
november 2014
Leeftocht
Leeftocht heeft het dit schooljaar over symbolen. Symbolen zijn universele dragers van
betekenis die het alledaagse verbinden met
het bijzondere. In de religieuze sfeer heet
dat bijzondere het transcendente. Dat is een
moeilijk woord voor een werkelijkheid die een
mens meer mens laat worden waardoor hij de
dingen anders ziet dan voorheen. Met ‘anders’
wordt bedoeld: het wondere, het niet direct
meetbare en grijpbare. Het thema van de
advent wordt in Leeftocht met het symbool
van de droom verbonden omdat de advent,
als aanloop naar het feest van Kerstmis, christenen op het spoor zet van een wondere
ontmoeting. De ontmoeting met een gebeurtenis, een Persoon die aan ons leven een
beslissende richting geeft. Leeftocht wil
volwassenen op school helpen om een verbinding te maken tussen de christelijke traditie en hun zoektocht naar zin en betekenis.
Leeftocht probeert dit te doen op een eigentijdse manier aan de hand van een beschouwing, een verhaal, een beeld, een gebed, een
stukje evangelie. Kleine momenten van verstilling en verdieping. Zuurstofshots tussen
de drukke bezigheden van het dagelijkse
leven. Eigenlijk wil Leeftocht handvatten
aanreiken om het gesprek aan te gaan over
het ‘waarom’ en het ‘hoe’ van het leven. Wat
de lezer aangereikt krijgt in deze publicatie
zijn aanzetten voor een dialoog met de eigen
levensovertuiging, welke die ook is. Leeftocht
gaat tegelijkertijd de confrontatie aan met
het christelijke zinsaanbod, toegankelijk, maar
steevast met sterke inhoud.
Wie op de website van de Dienst Opvoedingsproject en Pastoraal (http://pastoraal.vsko.
be) surft naar Leeftocht, vindt bij het decembernummer ‘Droom’ een meditatieve PowerPoint presentatie die kan gebruikt worden
om de advent in te leiden of te kaderen.
Er is ook een XXL (Extra Extra Large) beschikbaar voor wie graag een ietsje meer heeft,
met bruikbaar materiaal en concrete werkvormen, verhalen en verwijzingen. In deze
XXL is er een aanbod naar kinderen, jongeren
en leerkrachten. Er wordt een band gelegd
met Jezusverhalen en er is ook aandacht voor
initiatieven van andere christelijke organisaties (Welzijnszorg, Spoor Zes).
Adventsaffiche VSKO
Welzijnszorg
Wat zie je op de affiche? Wat ervaar je zelf
als je droomt? Waarvan droom je doorgaans?
Geven jouw dromen je richting? Helpen dromen jou om het leven meer glans te geven?
Welke wereld droom jij voor jezelf? Wat zou
je willen veranderen? Wat kan je veranderen?
Zoek je hulp bij anderen om dingen die niet
zo goed lopen anders aan te pakken?
Welzijnszorg geeft met de campagne voor
2014 ‘Iedereen beschermd tegen armoede?’
aan dat ons sociale netwerk niet sluitend is,
dat er gaten zitten in de paraplu van onze
verzorgingsstaat. Het leven is niet altijd een
droom.Soms lukt het niet om te schuilen tegen armoede of onrecht. Je ziet het niet
altijd aan de buitenkant hoe armoede een
mens van binnen raakt, hem of haar ontredderd, hulpeloos en vereenzaamd achterlaat.
Welzijnszorg vindt dat iedereen in ons land
recht heeft op een goede sociale bescherming.
Dat wil zeggen dat iedereen beschermd moet
zijn tegen sociale risico’s zoals ziekte of je
werk verliezen. Wie arm is, is onvoldoende
beschermd tegen allerlei risico’s, vindt geen
toegang tot de nodige diensten en voorzieningen om zijn sociale rechten te laten gelden. Solidariteit is geen scherm dat alle
moeilijkheden tegenhoudt, maar de toepassing
van een droom die ons helpt onze blik te
richten op mensen met een paraplu vol gaten,
mensen die in de kou blijven zitten. In de
praktijk leeft 1.6 miljoen mensen in ons land
in een situatie van sociale onderbescherming.
De advent is een uitgelezen periode om alert
te zijn voor de problematiek die Welzijnszorg
schetst. Jezus wordt met Kerstmis geboren
omdat God midden onder alle mensen wil
zijn, zonder onderscheid. Gods komst gaat
altijd gepaard met gerechtigheid. De kwaliteit
van een samenleving laat zich aflezen aan
wat ze doet voor de meest kwetsbaren. Hoe
zit het met onze samenleving? Hoe zullen we
dit jaar Kerstmis vieren? Wie nodigen we uit
aan onze kersttafel, onder de bescherming
van onze paraplu?
In de Bijbel wordt een droom een visioen
genoemd. Maria en Jozef hadden een droom
die hen inspireerde en die ze beschouwden
als een openbaring van God. Die droom werd
hun eigen kind. Toch bleek de vervulling van
hun droom helemaal anders te zijn, dan ze
hadden verwacht. Ze hadden de moed om
zich te laten veranderen door hun droom,
want dromen bezitten die kracht: ze kunnen
een mens veranderen, waardoor die mens de
wereld verandert. Zoals Gandhi ooit zei: “Als
je een verandering droomt voor de wereld,
wees dan die verandering”.
De wijzen uit het kerstverhaal hadden eveneens een droom, een ster die hen in beweging
bracht, weg van hun vertrouwde omgeving.
De wijzen hadden gehoord van een nieuwe
koning, een bijzondere leider. Ze lieten zich
leiden door een bijzonder kompas, een ster
aan de hemel. Die bracht hen op een merkwaardige bestemming, in de armen van een
kleine, zwakke familie. De ervaring van die
ontmoeting tekende hen zo diep dat ze naar
huis terugkeerden langs een andere weg. Hun
leven was voortaan helemaal anders.
november 2014
19
gaten in de paraplu van de sociale bescherming in ons land.
Het nieuwste tekstenboekje van Spoor
ZeS heet ‘Weer of
geen weer … Altijd
beschermd?’ en bevat
64 pagina’s met foto’s, citaten, stellingen, opdrachtjes,
getuigenissen, projecten, poëzie, bezinningsteksten en
gesprekvragen. Over
sociale bescherming, over ervaringen van
mensen met sociale bescherming en de gaten
in het systeem. Over mensen en projecten
die werken aan het dichten van die gaten.
Over hoop op een beter leven en sociale bescherming zonder gaten. Voor individueel
gebruik en gebruik in groepen en klassen.
Tijdens de campagne kan je het bestellen via
de Welzijnszorg webshop.
Spoor zes
Spoor Zes is een dienst van de Chiro die jaarlijks de campagne van Welzijnszorg steunt
met het ontwikkelen van solidariteitsmateriaal voor de leerkracht in de klas.
Voor het basisonderwijs wordt er altijd een
project uitgewerkt. Dit jaar heet het ‘Zeker
en vast’. Het brengt de campagne ‘Iedereen
beschermd’ van Welzijnszorg op een speelse
en belevende manier in de klas. Samen met
Robby en zijn vriendjes ontdekken jouw leerlingen wat het betekent om te leven in een
voortdurende onzekerheid. Armoede verbreekt
elk houvast.
Wil je meer informatie over dit project? Surf
naar spoorzesindeklas.be. Materiaal bestellen
doe je het beste via welzijnszorg.be.
Het pakket bestaat uit een handleiding voor
de leerkracht, een leerlingenboekje in kleur
en een cd met een fijn themalied. Daarnaast
kan elke geïnteresseerde ook de prentenset
kopen en een Robbypop. De rode draad is ook
dit jaar weer het leuke en spannende verhaal
van Robby en zijn vriendjes.
Voor het secundair onderwijs is er een jongerenspel ‘Beter beschermd!’. Tijdens ‘Beter
Beschermd!’ ondervinden de spelers aan den lijve
hoe het is om te
overleven met een
inkomen onder de
armoedegrens en
hoe moeilijk het
is om te krijgen
waar je recht op
hebt. Ze maken
kennis met de
20
november 2014
Info en materiaal
Droomvangers
Alle materialen geven vorm en taal aan de
droom van advent en Kerstmis die anders te
vluchtig en erg vrijblijvend blijft. Het leven
is ondenkbaar zonder dromen, maar dromen
alleen volstaat niet.
Onze dromen moeten we aan elkaar blijven
vertellen. Zo maken we aan elkaar duidelijk
wat ons bezighoudt, wat ons bindt. Zo inspireren we elkaar en geven we aan onze dromen
de kans om ons te bezielen. Dromen zijn
eigenlijk zielenvangers.
Aanbod VSKO:
een ster met vijf punten
Er is allereerst de affiche die het thema van
de advent op een eenvoudige manier op de
school zichtbaar maakt. Daarnaast is er de
PowerPointpresentatie die kan gebruikt worden als een stille bezinning of een inleiding
op het thema van droom en advent. Ten
derde heb je het Leeftochtnummer dat bedoeld
is voor volwassenen die tijdens de adventsperiode steun vinden bij wat verdieping. Ten
vierde de XXL, voor zij die op zoek zijn naar
verdieping aan de hand van teksten, tips,
suggesties, werkvormen voor in de klas. Je
vindt de XXL, in de loop van november op de
website, http://pastoraal.vsko.be. Ten slotte
geeft het VSKO, in samenwerking met Uitgeverij Muurkranten de bezinningskaartjes uit.
Ze bevatten mooie teksten van Kathleen Boedt
en Toon Vandeputte en zijn te bestellen via
www.muurkranten.be.
Bart Walgraeve
stafmedewerker dienst Opvoedingsproject &
Pastoraal
Elke school ontvangt samen met Leeftocht 3 affiches gratis: 1 affiche op A2-formaat
en 2 affiches op A3. Beide affiches kunnen bijbesteld worden: A2 tegen € 0,50,
A3 tegen € 0,30. Verzendingskosten bedragen € 2,50. Bestellingen bij het VSKO door
overschrijving op rekeningnummer BE 66 4350 3049 3143 van het VSKO, Guimardstraat
1, 1040 Brussel met de mededeling: “7031/11310 affiche advent 2014” + aantal affiches
+ gevraagd formaat + ev. naam en adres van de bestemmeling. Info: 02 507 07 71 –
[email protected] http://pastoraal.vsko.be
Elke school ontvangt eveneens de bezinningskaartjes. De Uitgeverij Muurkranten zendt
na een seintje graag een gratis presentexemplaar aan de scholen die er spontaan geen
ontvingen. Bestellen bij UM, Monnikenwerve 1, 8000 Brugge. Info: tel. 050 31 26 01
– fax 050 31 05 50 [email protected]. http://www.muurkranten.be. Prijs per stuk:
€ 0,50 (korting vanaf 25 ex.) + verzendingskosten. Verzendingskosten: € 3,95
Abonnering van Leeftocht gebeurt door overschrijving van het passende bedrag op het
rekeningnummer BE 66 4350 3049 3143 - KREDBEBB van het VSKO, Guimardstraat 1,
1040 Brussel met de mededeling “7031/11310 – abonnement Leeftocht” + aantal
exemplaren. Een individueel jaarabonnement omvat een startnummer, jaaraffiche (A2),
10 nummers en 2 affiches voor Advent en Vasten (A3 en A2). Vanaf 3 exemplaren van
de jaargang op éénzelfde adres bieden we een groepsabonnement aan. Meer info: neem
contact op met de Dienst katholiek Opvoedingsproject en Pastoraal van het VSKO: tel.:
02 507 07 71, e-mail: [email protected].
‘goede golven tillen alle bootjes op’
Segregatie en de rol van het onderwijs
I
n dit artikel reflecteren we op de publicatie Terug naar school, terug naar segregatie?
van het Itinera Institute. De studie richt zich voornamelijk op de situatie in het secundair
onderwijs. In dit artikel bespreken we enkele elementen uit de studie die van
toepassing zijn op het basisonderwijs.
Itinera pleit in zijn studie voor een betere
sociale mix in het onderwijs. Vlaamse basisscholen zijn veelal een afspiegeling van de
buurt waarin ze liggen. Dat leidt ertoe dat de
sociale mix niet overal gerealiseerd kan worden. We pleiten voor mogelijkheden om basisscholen een afspiegeling te laten zijn van een
buurt, eerder dan voor een meer geforceerde
sociale mix. Een structurele aanpak kan inderdaad helpen om segregatie tegen te gaan.
Maar veel belangrijker nog vinden we het
sociaal en onderwijskundig beleid van de
school, dat alle leerlingen kan stimuleren tot
hogere leerresultaten.
verbeteren via sociale inclusie.
We bespreken kritisch een aantal aanbevelingen om de resultaten van kansarme leerlingen te verbeteren en formuleren extra
suggesties om de persoonlijke ontplooiing
van élk kind, los van zijn sociale context, te
stimuleren.
Vreemd is ook dat het rapport veel cijfermateriaal gebruikt om een aantal uitspraken te
staven, maar daarnaast ook een aantal beweringen stelt, die niet worden gestaafd.
Bijvoorbeeld: “Cijfers over het basisonderwijs
tonen echter aan dat de overgrote meerderheid van de kansarme kinderen niet profiteerde van de financiering (van het decreet
Gelijke Onderwijskansen)”.
Vreemde onderbouwing van
besluiten in het rapport
Itinera focust op één van de kernconclusies
van het laatste PISA-rapport 2012, namelijk
op de gunstige effecten van sociale inclusie.
Landen die erin slagen sociale insluiting te
bevorderen, hebben betere wiskunderesultaten. Sociale insluiting vertaalt zich concreet
in de sociale mix op school.
De auteurs gaan onder meer na wat het gewicht van de sociale status van ouders en
van de veerkracht van de individuele leerling
op schoolresultaten is; ze geven aan waarom
sociale mix belangrijk is; ze vergelijken sociale segregatie in België met internationale
gegevens, en ze bespreken mogelijkheden om
de resultaten van kansarme leerlingen te
Resultaten van diverse landen met elkaar
vergelijken is moeilijk. Zo betwist Wim Van
den Broeck1 de conclusie van heel wat PISAanalyses, namelijk dat het onderwijs in Vlaanderen de sociale ongelijkheid doet groeien.
Hij stelt dat Vlaanderen, gezien de grote
diversiteitsindex, het net goed doet als het
gaat om het kansen bieden aan sociaal zwakkere leerlingen. Vlaanderen telt immers méér
veerkrachtige leerlingen die het, ondanks hun
moeilijke sociale start, heel goed doen in
vergelijking met jongeren uit een hogere sociale klasse.
In de tekst worden de factoren intelligentie
en sociale afkomst wel eens verward. Bijvoorbeeld in volgende stukken: “de goede leerlingen stimuleren elkaar om beter te presteren en de slechte leerlingen ontmoedigen
elkaar” en “men kan pas optimaal profiteren
van peer effects (sociale mix) zonder de
beste en de mindere leerlingen te benadelen
als men elke ‘bipolariteit’ vermijdt binnen
eenzelfde klas (enerzijds alleen ‘goede leerlingen’ en anderzijds alleen ‘slechte leerlingen’)”. Die resultaten worden in het artikel
meteen gebruikt om te “stellen dat […] de
initiële sociale ongelijkheid niet enkel weerspiegeld wordt op school, maar dat scholen
zullen trachten ze te verscherpen.” Ook die
bewering, die stoelt op een verkeerdelijk
gelijktrekken van sociale afkomst en intelligentie, wordt verder niet gestaafd.
De bewering dat “de kansarmste scholen de
neiging hebben om homogenere klassen te
vormen om hun leerlingen en onderwijzers
te ‘beschermen’ tegen de grote heterogeniteit
van de leerlingen op school.” wordt niet onderbouwd.
In het tekstdeel ‘Hoe kan men sociale segregatie verklaren?’ poneren de auteurs dat
scholen de vrijheid hebben om leerlingen te
kiezen. Zo zouden sommige secundaire scholen leerlingen selecteren op basis van hoge
resultaten in het basisonderwijs. Hoe scholen
dat nog kunnen in een tijdperk na het inschrijvingsdecreet, wordt niet uitgelegd.
Verder geeft de studie aan dat er geen effecten te vinden zijn van de keuzevrijheid
van ouders. Onze ervaring met mechanismen
als ‘witte vlucht’ en wachtrijen aan scholen
spreekt dat tegen.
Een wezenlijk gegeven voor ons in dit verband
is dat basisscholen buurtscholen zijn die de
sociale samenstelling uit de buurt weerspiegelen. Het kan niet de bedoeling zijn om
jonge leerlingen uit hun sociale context weg
te halen door scholen op basis van een ander
criterium heterogener samen te stellen.
Ondanks onze kritische bedenkingen ontkennen we niet dat we in het Vlaamse onderwijs
nog steeds met sociale segregatie kampen.
Besluiten over de rol van onderwijs lopen
echter uiteen, naargelang de interpretatie
van de onderzoeksgegevens. Vlaanderen investeert al jaren in een inschrijvingsbeleid
dat de sociale segregatie wil beïnvloeden en
in een gedifferentieerde omkadering van
scholen zodat wie werkt met veel lage SESleerlingen meer onderwijspersoneel en werkingsmiddelen krijgt. Of en hoe dit de kansen
van de individuele SES-leerling beïnvloedt,
kunnen we uit de studie van Itinera niet afleiden. Momenteel loopt er wetenschappelijk
onderzoek2 naar het effect van het inschrijvingsbeleid op de sociale segregatie. We
kijken uit naar de bevindingen.
1 Van den Broeck, W. (2014), Sociale ongelijkheid in het Vlaamse onderwijs. Onderzoeksrapport op grond van PISA- en TIMSS-studies, VUB, faculteit Psychologie en Educatiewetenschappen.
2 Meer bepaald het onderzoek naar Segregatie/sociale mix van het Steunpunt studie- en loopbanen.
november 2014
21
worden, vooral wanneer ze méér inspanningen
leveren. Ze mogen er ook op bevraagd worden.
Vroeg en daadkrachtig ingrijpen is daarbij
essentieel. Scholen moeten maximaal kunnen
inzetten op de noden van de eigen leerlingenpopulatie. Ze kunnen al langer een beroep
doen op de pedagogische begeleiding om hun
beleidsvoerend vermogen zo sterk mogelijk
te realiseren.
De resultaten van kansarme
leerlingen verbeteren
Enkele onderzoeksresultaten uit de studie van
Itinera sluiten aan bij wat we al langer weten
uit didactisch onderzoek3 én leunen nauw
aan bij de Opdrachten voor het katholiek basisonderwijs in Vlaanderen (VVKBaO, 2013).
Leerlingen leren beter in gematigd heterogene groepen. Daarbij geldt dat elke leerling
baat heeft bij de aanwezigheid van leerlingen
die goed presteren in de klas. Dat verklaart
waarom homogeen sterke groepen hoge leerresultaten vertonen. Wanneer de verschillen
tussen leerlingen echter te groot worden, kan
dat leiden tot demotivatie en belemmert dit
het leren. Het principe van de ‘zone van de
naaste ontwikkeling’ rendeert dan niet meer.
We kunnen aannemen dat dit principe ook
geldt voor wat betreft de sociale mix in de
klas. Een gemengde buurt weerspiegelt zich
in een heterogene school, een concentratiebuurt leidt tot een homogene school. Daarop
ingrijpen is een delicate zaak en is, volgens
ons, eerder een verantwoordelijkheid voor het
beleid via initiatieven die de kansen van de
buurt vergroten.
Sociale interactie via samenwerkend leren
stimuleert het leerrendement én levert zeer
veel mogelijkheden tot het stimuleren van
sociale en zelfsturingsvaardigheden. Die werkvormen creëren zeker meer kansen voor alle
leerlingen in de klas, wanneer ze goed opgezet en begeleid worden. De leerkracht speelt
dan ook een centrale rol. Het lijkt ons nuttig
te onderzoeken welke ondersteuning scholen
nodig hebben om die strategieën voor coöperatief leren meer in te zetten.
De auteurs vermelden de samenhang van
veerkracht van leerlingen met hun (hogere)
studieresultaten. Het begrip veerkracht verwijst naar een emancipatorische opvoedingsvisie, die voor ons de basis vormt van een
goed gelijke onderwijskansenbeleid in onze
scholen omdat ze de uniciteit en de ontplooiing van elke persoon centraal stelt. Het gaat
daarbij om initiatieven in de klas en de school
die de talenten van leerlingen naar boven
halen, hoge verwachtingen stellen en het
leerproces van de kinderen grondig opvolgen.
Ze leren kinderen reflecteren op hun leven
en geven hen stimulansen om eigen keuzes
onderbouwd te formuleren. Ze leren hen omgaan met kansen en tegenslagen door denken communicatievaardigheden te oefenen,
en hebben daarbij veel aandacht voor hun
zelfwaardegevoel. Dat kinderen uit kansarme
milieus daarin meer ondersteund en gestimuleerd moeten worden, is duidelijk. Ook dient
er meer ingezet te worden op ouderparticipatie.
Scholen verschillen onderling. Ze verschillen
naar grootte, naar accenten, naar pedagogisch
project en schoolwerkplan. Het ene kind voelt
zich prettiger in een grote school, het andere loopt er verloren. De ene ouder kiest
liever een school met een sterke klemtoon
op muzische vorming, de andere ouder opteert
voor een school met een tuinproject. Scholen
evolueren ook doorheen de tijd (o.a. een
ander lerarenteam, een evolutie in de accommodatie of een andere populatie in de buurt).
Eerder dan meteen op de vrije schoolkeuze
in te grijpen, is het belangrijk scholen zélf
verantwoordelijk te stellen voor de wijze
waarop ze de sociale segregatie tegengaan.
Natuurlijk moeten ze daarbij ondersteund
3 O.a. Bellens, B. en De Fraine, B., Wat werkt? Kenmerken van effectief onderwijs, Acco, Leuven, 2012.
22
november 2014
Dat zittenblijven niets oplevert weten we,
het werkt meestal net negatief in op het
leren van de leerling. Zittenblijven moet zeker beperkt worden. Dat dit mechanisme (in
de basisschool) als een bewuste strategie voor
uitsluiting gehanteerd zou worden, zoals de
studie stelt, betwijfelen we. Een belangrijke
hefboom om zittenblijven te vermijden, ligt
in flexibelere vormen van differentiatie en
groeperingsvormen waardoor leerlingengroepen kunnen variëren in functie van het leerrendement en elke leerling voldoende uitdaging krijgt tot leren. Een goed zicht op de
wijze waarop scholen dat momenteel aanpakken en de vragen waarmee ze worstelen op
dit vlak kunnen aanknopingspunten voor
begeleiding opleveren.
Tot besluit
Structurele maatregelen zoals een inschrijvingsbeleid die leerlingen uit diverse sociale
contexten ‘samenhouden’, juichen we toe,
maar ze leiden op zich niet tot wezenlijke
veranderingen in de werking van scholen en
hun leraren. We staan achter het principe dat
basisscholen buurtscholen zijn. Daarnaast is
een onderwijskundig beleid nodig op maat
van de school. Een schoolbeleid dat het
­samenwerkend leren en de zelfsturing van
leerlingen bevordert en dat, via differentiatie
en andere didactische innovaties, de kijk van
kinderen op de wereld verruimt en alle leerlingen maximale onderwijskansen biedt.
De belangrijkste schakel vormt de leraar, en
de manier waarop die in zijn taakopvatting
en interpretatiekader naar het onderwijs kijkt.
Met hem staat of valt de brede zorg voor alle
kinderen. Daar willen we met de begeleiding
dan ook op inzetten.
Ria De Sadeleer, pedagogisch coördinator
VVKBaO, en Gerda Bruneel, pedagogisch
begeleider VVKBaO
het studiegelddebat
Waarom het VSKO gewonnen is voor een beperkte verhoging
“H
et moment is aangebroken om over de rol en de verantwoordelijkheid van de
student te spreken.” Die profetische zin uit het VSKO-memorandum is inmiddels
werkelijkheid geworden. In het regeerakkoord staat immers dat de gevolgen van
de (in bepaalde gevallen) doorgeschoten flexibilisering zullen worden aangepakt en dat
niet-bindende toelatingsproeven gefaseerd hun intrede zullen doen in het hoger onderwijs.
Van de verhoging van het studiegeld valt geen spoor terug te vinden in het regeerakkoord,
maar de laatste paar maanden hebben geleerd dat die er zal komen. Waarom is het VSKO
gewonnen voor het optrekken van het studiegeld?
Penibele situatie
Voordat ingegaan wordt op de redenen waarom de katholieke hogescholen al langere tijd
vragende partij zijn om te sleutelen aan de
private bijdrage van studenten, is het aangewezen om eerst kort de financiële situatie
van de hogescholen te schetsen.
Sinds 1994 kennen de hogescholen het financieringssysteem van de gesloten enveloppe. Een dergelijk model biedt de hogescholen weliswaar meer beleidsruimte maar
maakt hen tegelijkertijd financieel kwetsbaar.
De enorme toename van het aantal studenten
is bijvoorbeeld slechts mondjesmaat verdisconteerd en voor de oplopende personeelskosten (indexering) heeft de overheid meermaals geen oor gehad. Dat alles maakt dat
de hogescholensector de afgelopen twintig
jaar meermaals de broekriem heeft moeten
aanhalen.
In vergelijking met de universiteiten kennen
de hogescholen slechts een zeer beperkt onderzoeks- en valorisatiebudget waardoor
intern schuiven met middelen quasi onmogelijk is. Dat betekent concreet dat wanneer
de eerste geldstroom vermindert, bijvoorbeeld
vanwege overheidsbesparingen, er onmiddellijk problemen rijzen in het financiële huishouden. Tegenvallers kunnen niet worden
opgevangen door tijdelijk andere budgetten
aan te spreken omdat die simpelweg niet
voorhanden zijn. Besparingen van de overheid
komen door dat alles harder aan bij de hogescholen dan bij hun universitaire collega’s.
Putten uit de reserves van de hogescholen,
zoals in de berichtgeving door sommigen
wordt geopperd, biedt geen soelaas omdat
deze middelen juist apart zijn gezet om de
broodnodige infrastructuurwerken te financieren. De continue stijging van het studentenaantal heeft tot gevolg dat hogescholen
bijna letterlijk uit hun voegen barsten. Door
vooruitziend financieel beleid valt de schade
mee en hebben veel hogescholen kunnen
investeren in hun gebouwenpatrimonium want
net als in het leerplichtonderwijs zijn de investeringsmiddelen van de overheid niet
afdoende.
Verhoging
van het studiegeld
Gegeven die situatie ligt het voor de hand
dat de hogescholen al langer het gesprek over
de studiegelden willen aangaan. De universiteiten waren daar in het verleden niet voor
te vinden (denk ook aan hun substantiële,
diverse financieringsbronnen uit de tweede
en derde geldstromen) en stelden dat een
verhoging weinig effect zou hebben op hun
financiële resultatenrekening. In 2012 kwam
er bij de universiteiten nochtans iets meer
dan 47 miljoen euro binnen (cijfers van het
regeringscommissariaat) – een niet te verwaarlozen bedrag.
De universiteiten lijken inmiddels overstag
te zijn gegaan nadat ze kennis hebben genomen van de omvang van de besparingen
in het hoger onderwijs. Het belangrijkste
motief voor die omslag is dat de studenten
altijd het kind van de rekening zullen zijn.
Als de besparingen niet gepaard gaan met
het verhogen van het studiegeld, dan zullen
de studenten dat voelen in de vorm van ver-
A
SPEEL NIET MET ONZE TOEKOMST
HET IS OOK DIE VAN U !
TEGEN DE VERHOGING VAN
DE INSCHRIJVINGSGELDEN.
A
minderde begeleiding of grotere groepen. Een
hogere private bijdrage is dan nog het kleinste kwaad aangezien in dat geval de kwaliteit
gewaarborgd wordt.
Politiek spel
Het is de hogescholen en de universiteiten
met andere woorden om het behoud van de
onderwijskwaliteit te doen. In de politieke
arena speelt echter een andere logica. Het
studiegeld is de laatste weken in de ogen van
de oppositie een symbooldossier geworden
van het toekomstige, hardvochtige regeringsbeleid. Zij probeert in het Vlaams Parlement
politieke munt te slaan uit de discussie door
de verantwoordelijkheid bij de regering te
leggen. De regering en de onderwijsminister
op hun beurt, proberen die verantwoordelijkheid ten dele te leggen bij de sector zelf.
In eerste instantie leek het erop dat de hogescholen en de universiteiten zelf de hoogte mochten bepalen, of tenminste voorstellen
mochten doen. De minister legde wel als
voorwaarde op dat de sector tot een uniform
tarief moest komen aangezien het studiegeld
geen element in de onderlinge wedijver om
november 2014
23
de student mag worden. Inmiddels is het
duidelijk dat het bedrag niet boven de 1.000
euro mag komen te liggen en dat waarschijnlijk ergens tussen de 850 en 950 euro geland
zal worden. Hoe het ook zij, het Vlaams Parlement zal zich altijd moeten uitspreken
omdat de Grondwet dit zo voorziet. Ondertussen zal het zwartepietenspel tussen alle actoren worden voortgezet …
Economische les
De belangrijkste tegenwerping tegen de regeringsvoorstellen is dat een verhoging van
het studiegeld de democratisering van het
onderwijs teniet zou doen – zie daartoe de
afbeeldingen bij dit artikel van twee strooibiljetten die tijdens de opening van de KU
Leuven door de studenten werden uitgereikt.
Uit alle debatten en opiniestukken blijkt dat
de onderwijsdemocratisering op velerlei wijzen wordt begrepen. De een denkt eerder aan
de participatiegraad terwijl de andere bekommerd is om het lot van de ondervertegenwoordigde groepen in het hoger onderwijs.
Doorgaans is het achterliggende idee dat een
hogere private bijdrage een negatief effect
zal hebben op de inschrijvingscijfers van
hogescholen en universiteiten. Een economische wetmatigheid luidt inderdaad dat een
verhoging van de prijs leidt tot uitval (verlaging) van de vraag.
Velen beseffen echter niet dat die eenvoudige economische relatie tussen vraag en
aanbod lang niet altijd opgaat. In bepaalde
gevallen zullen consumenten evenveel blijven
24
november 2014
consumeren ongeacht de prijsstijging. In het
vakjargon heet dat prijsinelasticiteit. Dat wil
zeggen dat prijsverhogingen en –verlagingen
weinig effect ressorteren op de consumptiehoeveelheid. Voor het hoger onderwijs lijkt
zich dat voor te doen. Onderzoek in Nederland
heeft uitgewezen dat een verdubbeling van
het collegegeld nauwelijks gevolg heeft voor
de onderwijsdeelname. De Leuvense onderzoekers Stijn Kelchtermans en Frank Verboven
hebben hetzelfde aangetoond voor Vlaanderen. Een fikse verhoging van het studiegeld
zou slechts 1 à 2 procent minder deelname
betekenen.
zeker niet altijd negatieve, consequenties
optreden. Studenten zullen zich veeleisender
opstellen als het gaat over het geboden onderwijs en dit kan de juridisering voort in de
hand werken. De studiekeuze kan eveneens
worden beïnvloed. Als studenten meer moeten betalen zullen ze er bijvoorbeeld beter
over nadenken of ze überhaupt wel willen
gaan studeren en welke opleiding het meest
bij hen past. In elk geval is het belangrijk
dat de gevolgen van de studiegeldverhoging
nauwgezet worden opgevolgd.
Internationale
vergelijkingen
Voor het moment lijkt het met de weerstand
en het verzet tegen de regeringsvoornemens
mee te vallen. Een online petitie heeft aardig
wat intekenaars opgeleverd, maar echt protesteren lijkt aan de reguliere student niet
besteed te zijn, zijn sociale of politiek geëngageerde collega’s uiteraard buiten beschouwing latend. Het valt te verwachten dat er
bij de start van volgend academiejaar wel
meer protest zal rijzen als de verhoging in
voege is want voor dit jaar hebben de studenten voor een heel jaar studeren nog steeds
‘maar’ 619,90 euro op tafel moeten leggen.
Een tweede belangrijk argument dat dikwijls
wordt aangevoerd is dat van de internationale vergelijkingen. Vlaanderen zou, naargelang van de gekozen landen, over een hoog
of juist laag tarief beschikken. De keuze voor
de landen waarmee de situatie in Vlaanderen
wordt vergeleken, is natuurlijk allesbepalend
in dezen. Het gaat erom dat gekeken moet
worden naar die landen en regio’s die echt
relevant zijn. Nederland is uiteraard zo een
geval en kent een veel hoger collegegeld (nog
net geen 2.000 euro) maar heeft tegelijkertijd
ook een royaler (universeler) ‘studentenondersteuningsstelsel’. Aan dergelijke cruciale
aspecten wordt veelal te gemakkelijk voorbijgegaan. In een internationale vergelijking
van Eurydice wordt er daarom voor gewaarschuwd om zomaar hogeronderwijssystemen
te vergelijken zonder het hele plaatje van alle
mogelijke kosten, beurzen, toelagen en leningen in rekening te brengen.
Bezwaren en gevaren
Een verhoging van het studiegeld in Vlaanderen lijkt zeker goed mogelijk, maar er zijn
ook houtsnijdende argumenten om het studiegeld te laten voor wat het is. Zo vraagt de
overheid al een flinke kostprijs (belastingen)
voor het huidige voorzieningenniveau. En met
de huidige voorstellen zal de onderwijskwaliteit in het beste geval slechts behouden
blijven. Daarenboven kunnen in geval van
een toename van het studiegeld bepaalde,
Afronding
In heel deze discussie pleiten de katholieke
hogescholen voor een beperkte verhoging van
het studiegeld met behoud, en mogelijks
uitbreiding, van de sociale correctiemechanismes. Niet enkel om de rekening te laten
kloppen en de onderwijskwaliteit te handhaven maar ook om de lusten en de lasten van
het studeren evenwichtig te verdelen tussen
de maatschappij, de overheid en de studenten of afgestudeerden. Het is evenwel aan de
politiek om gegeven deze financieel donkere
tijden een perspectief te bieden op wat in de
komende jaren verwacht mag worden. Het
kan alvast geen kwaad, mochten er initiatieven worden genomen om de vooruitzichten
op de wat langere termijn in kaart te brengen
alsmede om de toekomstbestendigheid van
het hele systeem onder loep te nemen. Al
doende kunnen bruuske schokken, zoals thans,
op voorhand worden vermeden.
Dit artikel werd geschreven op 3 oktober 2014.
Ton van Weel
Stafmedewerker VVKHO
[email protected]
de vreugde van het evangelie
Missionstatement Paus Franciscus
O
nlangs verscheen het eerste “grote“ document van de hand van Paus Franciscus,
“’Evangelii gaudium’ – De vreugde van het evangelie”, in de vorm van een apostolische exhortatie. Dat is een pauselijke brief aan de hele kerkgemeenschap.­
Een beetje een “missionstatement”, zo vertelt Geert Lesage, secretaris van de Pers- en
Infodienst van de Bisschoppenconferentie. Hij werkte mee aan de vertaling en maakt ons
wegwijs in het gedachtegoed van Paus Franciscus, onder meer daar waar hij het heeft over
onderwijs, maar ook over de vorm en de toon waarin het boek is geschreven.
Geert Lesage besprak de kerngedachten in het
boek op een vijftal vellen papier, een handige
samenvatting waarvan we dankbaar gebruik
maken. Voor de ‘Vlaamse’ editie, een uitgave
van Licap in de reeks ‘Wereldkerkdocumenten’
(nr. 34) maakte Etienne Quintiens de vertaling.
Hij baseerde zich daarbij o.m. op de Franse
en Engelse versie van het document. De originele Spaanse versie leest naar verluidt als
een trein en vertalen was dus geen sinecure.
tekenis. Spreken over evangelisatie in het
Westen is niet hetzelfde als evangelisatie in
Centraal-Afrika, Libanon of de streek van de
Grote Meren in Congo. De hele exhortatie,
verdeeld over 288 genummerde paragrafen
in vijf hoofdstukken, gaat over het evangelie, de Blijde Boodschap, de getuigenis en de
vreugde die ze met zich meebrengt.
Wat is een exhortatie?
Geert Lesage: Weinig. In hoofdstuk III, het
centrale gedeelte van het boek, geeft hij zijn
persoonlijke visie op de synode. In de paragrafen 133 en 134 over “Cultuur, denkwereld
en opvoeding” schrijft hij over theologie als
wetenschap en haar opdracht: het vertalen
van de Blijde Boodschap voor een heterogene wereldgemeenschap. Over de rol van de
katholieke universiteiten: De universiteiten
zijn de plaats bij uitstek om over evangelisatie
na te denken en ze te ontwikkelen op een
interdisciplinaire en geïntegreerde manier. De
katholieke scholen die steeds de opvoedende
taak met de expliciete verkondiging van het
Evangelie willen laten samengaan, leveren een
belangrijke bijdrage aan de evangelisatie van
de cultuur, zelfs in landen en steden waar een
ongunstig klimaat veel creativiteit vergt om
aangepaste wegen te vinden.
Geert Lesage: De aanleiding voor deze exhortatie was de Bisschoppensynode over de
nieuwe evangelisatie (oktober 2012). De
besluiten van een synode worden door de
paus samengevat in de vorm van een postsynodale exhortatie. Zoals we dat onderhand
van hem gewoon zijn schreef Franciscus een
heel andere exhortatie dan gebruikelijk, bestemd voor “bisschoppen, priesters en diakens,
godgewijde personen én lekengelovigen”,
zoals hij het in zijn inleiding zelf aankondigt.
Voor alle duidelijkheid, een exhortatie is geen
encycliek, die is op de eerste plaats voor de
bisschoppen bestemd. Een exhortatie heeft
minder ‘gezag’ dan een encycliek, maar is wel
leerstellig (over de leer/doctrine). Ze heeft
tegelijkertijd een pastorale dimensie (exhortatio = aanmaning, aansporing).
De titel van het document – Evangelii gaudium – plaatst de vreugde op de voorgrond,
een kwaliteit die de paus zelf uitstraalt, vertelt Geert Lesage. Franciscus vermijdt het
woord ‘evangelisatie’ en wil naar eigen zeggen
de vrijwillige dimensie en de dynamiek van
de verkondiging herwaarderen. Daarin herken
je de Zuid-Amerikaan, evangelisatie heeft
immers niet overal in de wereld dezelfde be-
Heeft de paus het in zijn exhortatie
over onderwijs?
In dit hoofdstuk heeft hij het wel over vorming in haar brede betekenis. Het gaat erom
je talenten als getuige van de Blijde Boodschap te ontplooien, zodat je getuigenis aan
diepgang wint.
Hij heeft het over religieuze, catechetische
vorming, niet specifiek onderwijsgebonden.
In de passages waarin hij het christelijke
verrijzenisgeloof ter sprake brengt, schrijft
hij in zijn eigen enthousiasmerende stijl: “De
hele christelijke vorming is voor alles een verdieping van het kerygma (het ‘hart’ van de
christelijke verkondiging: Jezus is de Christus,
die met zijn lijden, dood en verrijzenis de
mensheid heeft verlost) dat steeds meer en
steeds beter vlees en bloed krijgt. (…) De
verkondiging is een antwoord op de dorst naar
het oneindige die in ieder mensenhart aanwezig is. (…) Dit vraagt van de persoon die
evangeliseert bepaalde grondhoudingen, die
ertoe bijdragen dat de verkondiging gemakkelijker ingang vindt: nabijheid, bereidheid tot
dialoog, geduld, hartelijke benadering zonder
veroordeling,”(nr 165).
Aan het einde van dit derde hoofdstuk geeft
hij ook een leidraad, “Pedagogische hulpmiddelen” (nr 156), voor voorgangers en hun
preek. Hij raadt ze aan in beelden te spreken.
Een aantrekkelijk beeld maakt dat de boodschap
wordt aangevoeld als iets vertrouwelijk, nabij,
mogelijk en betrokken op het eigen leven. (nr
157)
“Dynamiek van de doorbraak”
Geert Lesage: In het eerste hoofdstuk heeft
hij het over zijn visie op Kerk. Hij blijft dromen van een gedecentraliseerde Kerk, naar
buiten gericht, naar de andere. Hij spreekt
van een dynamiek van het naar buiten treden’,
die God wil bewerken bij de gelovigen.(nr 20).
Het gericht zijn op de andere is een kerkvisie
die een echte ommekeer inhoudt, ook voor
de paus zelf. Een “bekering” van het pausschap, zo schrijft hij. Hij is paus, maar ziet
zichzelf in eerste instantie als bisschop van
Rome. Die moet soms voor zijn kudde uit
lopen, soms er midden in blijven en een andere keer weer achteraan lopen, want de
kudde zelf heeft een neus voor het vinden van
nieuwe wegen.(nr 31)
Heeft hij het over
de rol van de vrouw in de Kerk?
Geert Lesage: Hij stipt het even aan in de
laatste paragrafen van zijn tweede hoofdstuk,
“Het gemeenschappelijke engagement in crisis” over de wereld en zijn ongerechtigheden.
Hij vestigt daar de aandacht op de buitengewone rol van de vrouw in de samenleving en
voegt eraan toe: Ik zie met vreugde hoeveel
vrouwen pastorale verantwoordelijkheden de
november 2014
25
len met de priesters. (…) Maar we moeten
nog veel meer ruimte geven aan een ingrijpender aanwezigheid van vrouwen in de Kerk.(nr
103), zonder zich te focussen op het priesterschap, dat gereserveerd blijft voor mannen.
De paus roept pastores en theologen op om
nog beter te begrijpen wat dit betekent voor
de mogelijke rol van de vrouw daar waar belangrijke besluiten worden genomen in de
verschillende geledingen van de Kerk. (nr 104).
Mogen we de paus in België verwachten?
Geert Lesage: Ik zie hem wel een land in
diepe crisis bezoeken, waar hij met zijn bezoek
misschien hoopt verandering te kunnen brengen. Als man van het Zuiden heeft de paus
de marginalisatie van bevolkingen in derdewereldlanden immers van dichtbij meegemaakt. Hij is er onuitwisbaar door getekend
en wil de Kerk bewust maken op dat vlak. Dat
is het doel van zijn tweede hoofdstuk.
Daarbij mogen we niet vergeten dat het overgrote deel van de mannen en vrouwen in onze
tijd dagelijks nog in precaire omstandigheden
leeft, met alle ernstige gevolgen van dien.
(…) Er woedt een strijd om te overleven en
vaak om toch enigszins waardig te kunnen
leven. (nr 52)
de sociale integratie van de armen en de zoektocht naar vrede en sociale dialoog (nr 185).
In verband met sociale integratie van de armen onderstreept de paus de waardigheid
van arme mensen. Hier is de herder aan het
woord die de bevrijdingstheologie kent, maar
zich niet wil laten opsluiten in haar marxistische of politieke dimensie. Hij legt ook het
verband tussen engagement voor de armen
en sociale gerechtigheid: het privébezit van
goederen, schrijft hij, moet zo goed mogelijk
het algemeen welzijn dienen, daarom moet
solidariteit worden beleefd als een beslissing
om aan de arme terug te geven wat hem toekomt. (nr 189). Paus Franciscus roept op tot
een mondiaal bestuur om het probleem van
de armoede op te lossen.
Dit sociaal engagement is volgens de paus
een voorwaarde voor het overleven van christelijke gemeenschappen. Hij houdt hier een
pleidooi voor een soort ‘Verenigde Naties ter
bestrijding van de armoede’. De sociale dialoog
is een bijdrage aan de vrede, samen met de
dialoog met de wetenschappen, de oecumenische dialoog, de dialoog met het Jodendom
en de interreligieuze dialoog.
Met hoofdstuk V over de “Begeesterde verkondigers van het Evangelie”, rondt Paus
Franciscus zijn exhortatie af. Hij pleit voor
een vernieuwde missionaire impuls dankzij
de persoonlijke ontmoeting met Jezus (nr
267). Waar hij in hoofdstuk I begint met “De
missionaire omvorming van de Kerk”, eindigt
hij in hoofdstuk V met de “Begeesterde verkondigers van het Evangelie” en geeft hij
enkele “motieven voor een vernieuwd missionair elan”. Het tweede deel van hoofdstuk
V wijdt hij aan “Maria, moeder van evangelisatie”. Zij was met de leerlingen om Hem te
aanroepen (cf. Hnd 1,14) en zij heeft zo het
missionaire elan van de Heilige Geest op Pinksteren mogelijk gemaakt. Zij is de moeder van
de evangeliserende Kerk (…). (nr 284)
Geert Lesage: Hij noemt dit ronduit een
“schandaal” dat noopt tot vier stellingnames:
Neen aan een economie van de uitsluiting
(nr 53), Neen aan de nieuwe afgoderij van
het geld (nr 55), Neen aan het geld dat regeert in plaats van dient (nr 57) en Neen aan
de sociale ongelijkheid die tot geweld leidt
(nr 59).
Onze paus twittert er op los…
Geert Lesage: Hij besteedt veel aandacht aan
de ontwikkeling van de nieuwe media. Zij zijn
voor hem verbonden met de nieuwe stadscultuur. Hij is op dit vlak uiterst optimistisch
en schrijft er ronduit lyrisch over. In enorme
grootsteden groeien nieuwe culturen waarin
de christen het niet meer gewoon is promotor
of bewerker van zingeving te zijn. (…) Een
volledig nieuwe cultuur ontstaat en ontwikkelt
zich in de steden. (…) Het is heel belangrijk
daar aanwezig te zijn waar de nieuwe verhalen
en paradigma’s groeien en dat met het Woord
van Jezus die diepste zielenroerselen van de
stad wordt geraakt. (nr 73 & 74)
De sociale integratie van de armen
Geert Lesage: In de hoofdstukken IV en V
heeft hij het over de sociale consequenties
van de evangelisatie. Die sterke link tussen
evangelisatie en samenleving is één van de
karakteristieken in het denken en doen van
deze paus. Hij richt zich hier op twee kwesties:
26
november 2014
De vreugde van het evangelie.
Evangelii Gaudium.
Paus Franciscus.
Vertaling:
Bisschoppenconferentie van België
met dank aan Etienne Quintiens.
Uitgeverij:Licap.
Guimardstraat 1, 1040 Brussel. 188 p.
ISBN Nr.:
ISBN 978-94-6196-051-1
Prijs:
€ 11
Interview: Willy Bombeek
Redactie: Rita Herdies
vlaamse jongeren interviewen
paus franciscus
V
ijf Vlaamse jongeren die deel uitmaken van het communicatieproject ‘Verse vis’ van IJD Jongerenpastoraal Vlaanderen maakten
hun droom waar en spraken uitgebreid met paus Franciscus, voorjaar 2014. Het hele gebeuren werd ook nog eens gefilmd en
vastgelegd op DVD. Roel Steyaert, 22 jaar en leerkracht lager onderwijs aan Sint-Paulus Gent, was één van die vijf jongeren en
kwam graag getuigen over dit historisch moment.
Vanwaar die idee van een interview met de paus?
Roel Steyaert: De idee kwam van Koen Vlaeminck en Pieter Nolf (IJD Jongerenpastoraal). Bisschop Van Looy kent
de secretaris van de paus goed en stuurde hem een fax met
de vraag voor een interview. Het antwoord was er snel; er
mochten vijf jongeren mee, waaronder ik. Wij hadden precies een week om één en ander voor te bereiden.
Hoe kwamen de vragen tot stand?
Roel Steyaert: Ieder IJD-lid mocht drie vragen opstellen,
we gingen voor open geformuleerde, niet suggestieve vragen. Ze werden in het Engels op voorhand naar de paus
verstuurd. In totaal werd hem een achttal vragen gesteld.
‘Bent u gelukkig?’, ‘Hebt u angsten?, …
Wat vond u van zijn reacties?
Roel Steyaert: De paus had duidelijk nagedacht over de
vragen. Hij kwam ook zeer natuurlijk over. Hij straalde veel
vertrouwen uit, hij was enthousiast, wilde heel graag met
jongeren praten.
Onder het gezelschap was één niet-gelovige, dat was een
bewuste keuze van de initiatiefnemers. Hoe reageerde
de paus?
Roel Steyaert: Hij zei: “Wij zijn op de eerste plaats ‘mens’,
broeders en zusters van elkaar.”
Hoelang duurde het gesprek?
Roel Steyaert: Het gesprek zou normaal 20 minuten mogen
duren, we kregen 45 minuten.
“Zoek je schat”
WAAR IS JOUW SCHAT?
Roel Steyaert: Aan het eind van het gesprek gaf de paus
ons een opdracht mee: “zoek je schat”. “Zoek wat zinvol
voor u is. Waar wil jij voor leven?” Ik mocht de paus een
brief terugsturen. Aan mijn leerlingen uit het vijfde leerjaar
vroeg ik een tekening voor hem te maken.
Sommigen onder ons zagen
al enkele flarden van het
gesprek op de tv-programma’s “Koppen” en “Iedereen
beroemd”. Voor wie graag
al de vragen en de uitvoerige antwoorden van de paus wil kennen, is er de DVD.
Waar is jouw schat? Interview Vlaamse jongeren met paus Franciscus.
Bestel DVD en magazine nu!
Op deze DVD staat de documentaire over de jongeren en de paus alsook het volledige interview dat nog nergens te zien was. Bij de DVD hoort een
glossy magazine met foto’s, achtergrondinformatie, de volledige tekst van het interview en een suggestie van verwerkingsmethodiek voor groepen.
Voor de DVD en het magazine betaalt u 15 EUR (+ 1 EUR portkosten). Vanaf 10 exemplaren betaalt u 12,5 EUR per exemplaar (+ 1 EUR portkosten).
Het magazine kan vanaf 10 exemplaren ook apart aangekocht worden voor 2 EUR/stuk.
Bestellen kan door volgende gegevens door te mailen naar [email protected]:
naam, voornaam, adres, postcode, gemeente, mailadres, aantal
­gewenste pakketten (DVD + magazine).
Het pakket wordt per post opgestuurd. + foto met logo Wat is jouw schat?
november 2014
27
Onze studieplanner
is een ideale aanvulling
op uw digitale agenda
Dé nieuwe
Schoolagenda
2015-2016
Bekijk alle details op
agendasecundair.be
Een uitgebreid aanbod:
A4-formaat:
multiplanner, weekplanner, studieplanner
A5-formaat:
Volledig vernieuwde dagplanner
Alle agenda’s kunnen worden gepersonaliseerd
op maat van uw school.
Voor meer uitleg of om een persoonlijke afspraak
te maken, contacteer ons:
Licap cvba, Guimardstraat 1, 1040 Brussel,
tel. 02 509 96 05, [email protected]
onderwijs- en leeromgeving in lager
onderwijs en eerste graad secundair
TALIS-spiegel 2013
O
p 25 juni 2014 lanceerde de OESO, samen met de Europese Commissie, de resultaten
van de “Teaching and Learning International Survey 2013”, kortom: TALIS 2013.­
Dit onderzoek peilt bij leraren en directies naar proceskenmerken van de
leeromgeving van de eerste graad secundair onderwijs, en dit via zelfrapportering.
Vlaanderen opteerde om ook lager onderwijs aan het onderzoek te laten deelnemen. Op 24
september nodigden wij professor Van Petegem uit om met VSKO de voornaamste resultaten
door te nemen. Wat doet TALIS? Welk beeld zet het onderzoek neer van onze onderwijs- en
leeromgeving in het lager en de eerste graad secundair onderwijs in Vlaanderen? Een
globaal zicht op de laatste TALIS-resultaten in Vlaanderen.
De oorspronkelijke bedoeling was om zicht
te bieden op proceskenmerken van de leeromgeving van de eerste graad secundair om dan
met de resultaten van de 15-jarigen in PISA
te kunnen verbinden. Dat is niet gelukt, onder meer omdat de scholen die aan PISA en
TALIS deelgenomen hebben, niet noodzakelijk
dezelfde zijn en omwille van discretie ten
aanzien van de scholen. In Vlaanderen wordt
PISA door Universiteit Gent beheerd en TALIS
door Universiteit Antwerpen. Voor TALIS 2013
hebben onder meer Finland, Letland, Portugal,
Roemenië en Spanje gevraagd om toch de
link met PISA te leggen.
Editie 2013 is uitgebreid van eerste graad
secundair (ISCED 21) – de standaardoptie –
naar lager onderwijs (ISCED 1) en bovenbouw
secundair (ISCED 3). Vlaanderen heeft geopteerd om naast eerste graad secundair (2681
leraren uit 198 scholen) ook lager onderwijs
(3129 leraren uit 168 scholen) mee op te
nemen in het onderzoek.
Krijtlijnen
van het onderzoek
TALIS staat voor “Teaching and Learning International Survey” en wordt door de OESO
opgezet. De eerste editie ging door in 2008,
met bekendmaking van de resultaten in 2009.
Hoofddoel van het vijfjaarlijks onderzoek is
beleidsrelevante, internationaal vergelijkbare data te bieden om verder te analyseren,
om op basis daarvan indicatoren te ontwikkelen en om vervolgens onderwijsbeleid en
-praktijk op te stoelen. Editie 2013 houdt
weer een schat aan complexe cijfergegevens
in: de resultaten voor Vlaanderen, een vergelijking tussen de situatie in 2008 en in
2013, een internationale vergelijking met het
TALIS-gemiddelde of met het gemiddelde van
een set landen met een vergelijkbare context,
de stem van leraren en directies, uit het lager
onderwijs en de eerste graad secundair.
TALIS verzamelt gegevens met betrekking tot
• De professionalisering
van leraren en schoolleiders
• De aanvangsbegeleiding en mentoring
van leraren
• De beoordeling en feedback van leraren
• Het lesgeven van leraren en hun
onderwijsopvattingen
• Het schoolleiderschap
en het schoolklimaat
• De jobtevredenheid
van leraren en schoolleiders.
Het opzet van het onderzoek klinkt veelbelovend. We mogen echter niet vergeten dat
de resultaten gebaseerd zijn op zelfrapportering van leraren en schoolleiders. Deze
subjectief gekleurde invalshoek levert dus
opinies, opvattingen, overtuigingen en eigen
beschrijvingen van activiteiten. Deze zijn mee
bepaald door de interpretatie van de vaktermen die in het onderzoek gebruikt worden,
en het jargon dat door de respondenten gehanteerd wordt. Zo gaan leraren uit het lager
onderwijs veel naar “conferenties” (hun “pedagogische studiedag”). Verder merken we
dat leraren en directies soms een verschillend
beeld neerzetten, zo bijvoorbeeld in de perceptie van aanvangsbegeleiding.
Verder hadden we gehoopt meer informatie
te krijgen over de verschuivingen van 2008
naar 2013. Dit bleek niet overal mogelijk
omwille van de beperkte overlap tussen de
vragenlijsten. De lijst deelnemende landen
verschilt ook tussen de twee data-afnames.
De Vlaamse brochure geeft hier en daar vergelijkingen tussen de resultaten van de drie
onderwijsnetten.
1 ISCED International Standard Classification of Education, classificatiesysteem van UNESCO.
november 2014
29
Net als in 2008 wordt de schoolinterne situatie bekeken en is er praktisch geen aandacht
voor externe ondersteuning van de pedagogische begeleiding. Zij komen alleen voor
als bron van feedback aan de leraren (tabel
43 en 47).
Voor internationale vergelijking beperkt het
Vlaamse resultatenrapport zich soms tot “vergelijkingslanden”: “een set landen die gekozen zijn omwille van hun aansluiting bij de
Vlaamse context”. Zo ontstaat naast het “TALIS gemiddelde”, het “LO- of SO-gemiddelde”
dat naar de vergelijkingslanden verwijst.
Dat in Vlaanderen de “beste” leraren niet systematisch ingeschakeld worden in de “moeilijkste” klassen werd door de heer Schleicher,
directeur Onderwijs en Vaardigheden van de
OESO, aangehaald tijdens de lancering in het
Berlaymontgebouw van de Europese Commissie, maar wordt niet aangekaart in de brochure van de Universiteit Antwerpen. We zetten de voornaamste bevindingen op een rijtje.
Schoolklimaat
Het schoolklimaat komt zeer positief uit de
bevraging. Onze leraren schatten hun relatie
met de leerlingen hoog in. Onze klassen zijn
relatief klein: 18 leerlingen in lager onderwijs,
19 leerlingen in de eerste graad secundair.
De ratio leraar-pedagogisch personeel en
leraar – administratief of managementpersoneel is hoger dan in andere landen, met andere woorden er is minder ondersteuning in
Vlaanderen dan elders. Onze leraren ergeren
zich aan leerlingen die te laat komen en aan
pestgedrag van leerlingen; onze directeurs
ergeren zich aan leerlingen èn leraren (secundair) die te laat komen, aan pestgedrag
van leerlingen en aan ongewettigde afwezigheid (voornamelijk op niveau secundair).
ICT
Onze schoolleiders wijzen op een ontoereikend
aantal computers en op onvoldoende internettoegang, in minder mate op ontoereikende
de tijd lesgegeven. Activiteiten en werkvormen zijn meer gevarieerd in lager onderwijs,
waar er meer oog is voor differentiatie en
actieve werkvormen dan in de eerste graad
secundair onderwijs. Onze leraren secundair
ontwikkelen meestal hun eigen toetsen, onze
leraren lager onderwijs gebruiken makkelijker
gestandaardiseerde toetsen. Zelfevaluatie door
leerlingen komt in Vlaanderen relatief weinig
voor. Lesgeven in Vlaanderen blijft voornamelijk een individuele activiteit. Er wordt ook
relatief weinig samen geleerd.
Aanvangsbegeleiding
Onze schoolleiders geven aan dat ze een formeel systeem hebben voor aanvangsbegeleiding, meer in secundair dan in lager onderwijs.
Het afschaffen van de mentoruren in secundair heeft weinig impact gehad op de situatie. Uit de rapportering van de leraren leiden
we af dat de opgezette systemen nog niet op
volle toeren draaien, zelfs als er alleen naar
leraren met 5 jaar ervaring of minder gekeken
wordt. Mentoring door ervaren leraren is hier
de meest gebruikte methode, meer in secundair dan in lager onderwijs. Team teaching
met een meer ervaren leraar komt bij ons
weinig voor.
Professionalisering
Vlaamse resultaten
Opleidingsniveau
Wat het opleidingsniveau van onze leraren
en schoolleiders betreft, komt, net als in 2008,
naar voor dat de meesten onder hen een basisopleiding hebben op het niveau van professionele bachelor. Slechts weinigen onder hen
zijn academisch opgeleid. Dit systeemkenmerk
zegt echter weinig over de kwaliteit van de
opleiding. Wij hebben een relatief jong lerarenkorps, met een relatief hoog aantal deeltijdse leraren, die het gevoel hebben dat ze
goed opgeleid zijn en die hun graad van zelfeffectiviteit zeer hoog inschatten. Leraren
en directeurs rapporteren een zeer hoge graad
van jobtevredenheid.
30
november 2014
software. Onze leraren gebruiken relatief
weinig ICT in de klas, slechts een derde onder
hen geeft aan dat ze aan professionele ontwikkeling doen op dat vlak (met 80% of meer
positieve impact). Toch geven weinigen onder hen aan dat ze de behoefte ervaren om
zich op dat vlak verder te ontwikkelen.
Lesopdracht
Onze leraren besteden de meeste tijd aan hun
eigenlijke lesopdracht, inclusief planning,
voorbereiding en evaluatie. In het secundair
onderwijs is de tijd besteed aan al wat niet
eigenlijke lestijd is lager dan gemiddeld in
de TALIS-landen. Tijdens de les neemt ordehandhaving nog gemiddeld 13% van de tijd
in beslag. Er wordt effectief zowat 78% van
Net als in 2008 blijkt dat er nog veel groeipotentieel is op het vlak van de professionele ontwikkeling van onze leraren. Veel leraren engageren zich, maar het aantal dagen
dat ze hieraan besteden is nog zeer beperkt,
voor secundair onderwijs zelfs minder dan in
2008. Professioneel leren verloopt voornamelijk via cursussen en workshops. Het is
minder divers en minder breed dan elders.
Er is weinig aandacht voor domeinen als lesgeven in een multiculturele setting, loopbaanbegeleiding van leerlingen, lesgeven aan
leerlingen met specifieke behoeften of methoden voor geïndividualiseerd leren. De
impact is relatief hoog, maar er is weinig
behoefte aan verder leren, zelfs minder dan
in 2008. Obstakels voor deelname hebben
voornamelijk betrekking op het werkschema
en op familiale verplichtingen. Er is nochtans
relatief veel ondersteuning voor professionalisering tijdens de werkuren.
Feedback
Feedback op de werking van de leraren komt
in de eerste plaats van de directeur, meer
nog in lager dan in de eerste graad secundair
onderwijs, en komt zeer weinig van collegaleraren, zeker in vergelijking met andere
landen. De bronnen zijn minder gevarieerd
dan elders, inhoudelijk is de feedback minder
divers en minder leraren rapporteren positieve wijzigingen naar aanleiding van de
feedback. Aan formele beoordelingen zijn
relatief weinig gevolgen verbonden. Verbeterpunten worden met de leraar besproken,
er worden relatief weinig ontwikkelingsplannen opgesteld. Soms worden mentoren ingeschakeld, meer in secundair dan in lager
onderwijs.
Gedeeld leiderschap
Deelname aan professionalisering is hoog bij
onze schoolleiders, minder intensief dan elders,
wel intensiever dan bij onze leraren. In internationale vergelijking besteden onze directeurs
relatief minder werktijd aan elementen die
met curriculum en lesgeven te maken hebben.
Relatief weinig schoolleiders geven aan dat
ze de voorbije 12 maanden aan lesobservatie
deden. Samenwerking met collega’s van andere scholen scoort dan weer hoog. Onze
schoolleiders rapporteren een hoge mate van
gedeeld leiderschap; onderwijskundig leiderschap is minder aan de orde. Wellicht heeft
dit ook te maken met de taakverdeling binnen
het directieteam. Beleidsvoering op basis van
data over leerlingenprestaties ligt in Vlaanderen relatief laag. Onze directeurs ergeren zich
het meest aan overheidsregulering en –beleid.
Op de tweede plaats vinden we hoge werklast
en hoge verantwoordelijkheid.
Besluit
De Vlaamse TALIS 2013-resultaten zetten een
tevreden leraar en schoolleider neer. Onze
Vlaamse leraar voelt zich goed opgeleid en
vindt dat hij effectief kan handelen op de
werkvloer. Hij kan genieten van interne ondersteuning, met name de aanvangsbegeleiding en feedback of beoordeling door in-
terne en externe actoren, en dit ondanks het
uitvallen van de mentoruren in 2010. Participatie aan nascholing is, meer nog dan in
2008, beperkt, zowel in absolute cijfers als
in internationale vergelijking. De behoefte
aan verdere nascholing wordt zeer laag ingeschat, ondanks de positieve impact van gevolgde sessies. Met het oog op de steeds meer
gediversifieerde leerlingenpopulatie, het
toenemend aantal jongeren met specifieke
onderwijsbehoeften in het gewoon onderwijs
en de onontgonnen ICT-mogelijkheden in onze
digitale maatschappij, verwachten wij een
intensievere deelname aan professionaliseringsactiviteiten in de toekomst. En graag
meer teamleren en leren uit de observatie
van lessen van collega’s.
Karine Van Thienen,
Stafmedewerker internationalisering,
Pedagogisch Bureau
Voor meer informatie:
• Vlaamse brochure van de Universiteit Antwerpen:
http://www.talisvlaanderen.be.
• TALIS 2013 resultaten op de website van de OESO:
http://www.oecd.org/edu/school/talis.htm
• A Teachers’ guide to TALIS, OESO:
http://www.oecd.org/edu/school/TALIS-Teachers-Guide.pdf
• The Teaching and Learning International Survey, Europese Commissie, directoraatgeneraal Onderwijs en Cultuur:
http://ec.europa.eu/education/library/reports/2014/talis_en.pdf
Oeso, Education at a Glance
Education at a Glance is een andere publicatie van de OESO. Het jaarlijks rapport wil
de meest recente gegevens (vnl. 2012) rond onderwijs bundelen en aan de hand hiervan
informeren over trends in onderwijsbeleid en participatie over de verschillende continenten
– de OESO-landen en een aantal partnerlanden. Ook de TALIS-, PISA- en PIAAC-resultaten
worden hierin opgenomen.
Voor meer informatie: http://www.oecd.org/edu/eag.htm
november 2014
31
Tussen taal en teken
Steen
We gedenken en herdenken
gebeurtenissen,
mensen en plaatsen,
in ons persoonlijk leven
en in onze samenleving.
Ze laten onuitwisbare sporen
na in ons hart en in ons leven.
We willen de herinnering
in stand houden
en bestendigen.
Gedenkplaten en monumenten
in duurzame materialen
stellen hen aanwezig.
Opschriften, symbolen,
houdingen en gebaren
vertolken de gevoelens
en de boodschap
die we willen doorgeven.
© Koen Lemmens
Het verleden
leeft zo verder in het heden.
Stapsteen
en sleutel voor de toekomst.
Een schakel tussen generaties.
Gedenkstenen
zijn krachtige getuigen.
Ze verwijzen ons naar mensen
die we lief hadden,
die we eren
om hun verdiensten,
die we huldigen om
hun trouw aan een ideaal …
We staan deze maand
speciaal stil bij
de miljoenen militairen
en burgers
die wereldwijd de dood vonden
in De Groote Oorlog.
En we gedenken ook
onze lieve familieleden
en vrienden die ons voorgingen
naar een nieuw leven
na de dood.
Als stenen konden spreken …
De steen
symbool in een wereld
TUSSEN TAAL EN TEKEN.
Rijen witte stenen met eenvoudige kruisen.
Namen met geboorte- en sterfdata die doen duizelen.
Jonge mensen, gestorven in modder en vuiligheid.
Een bloedrode bloem als erkenning, als herkenning
voor wat 100 jaar geleden de wereld een stukje in brand stak.
Suggestie: Deze cover, met teksten uit Leeftocht, kan gebruikt worden voor een bezinnend moment.
LIEFDE IS STERKER DAN DE DOOD
Vroeg op de eerste dag van de week, toen
het nog donker was, kwam Maria uit Magdala bij het graf. Ze zag dat de steen van
de opening van het graf was weggehaald.
Ze liep snel terug naar Simon Petrus en de
andere leerling, van wie Jezus veel hield,
en zei: ‘Ze hebben de Heer uit het graf
weggehaald en we weten niet waar ze hem
nu neergelegd hebben.’ Petrus en de andere leerling gingen op weg naar het graf
…
Ik ben er maar eentje van vele
en in m’n eentje stel ik weinig voor.
Maar met ons allen samen
vormen we muren, gebouwen,
die beschutten en beschermen,
die bewaren en huisvesten.
We zijn vakmanschap, we vormen kunst,
allen even belangrijk
en samen een fortuin waard.
Uit het evangelie van Johannes (20,1-3) in
De Nieuwe Bijbelvertaling
Leeftocht – Maandelijkse inspiratiebron – Een verademing voor onderwijsmensen – Proviand voor onderweg.
Surf ook naar de rubriek Leeftocht van pastoraal.vsko.be en aarzel niet om je impressie te mailen naar [email protected].
Bij het vorige Forumnummer vond je het novembernummer ‘Steen’, het decembernummer ‘Droom’ en de adventsaffiche ‘Dromen dat het
anders kan’ in twee formaten (1 ex. A2 en 2 ex. A3). In dit novembernummer van Forum zit een artikel met nadere toelichting over het
adventsaanbod, maar geen Leeftochtnummer.
Het novembernummer met extra links en het decembernummer met een uitgebreide XXL kun je downloaden.
Iesja
Jg. 30, Tussen taal en teken
nr. 03, november 2014