Forum nr 7 - september 2014 - Vlaams Secretariaat van het

07
Jaargang 45 • Maandblad • verschijnt niet in juli en augustus
Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X - P509707 • Afzendadres: Guimardstraat 1 • 1040 Brussel
V l a a m s s e c r e ta r i a at va n h e t k at h o l i e k o n d e r w i j s
SEPTEMBER 2014
in dit nummer
Interview met Lieven Boeve, nieuwe directeur-generaal VSKO /
Evaluatie Pedagogische Begeleidingsdienst / Educans
forum nr. 07 • september 2014
Hoofdartikel
Nieuwe boekentas
3
In de kern
Bij een nieuwe start
4
Algemeen onderwijsbeleid
Interview met Lieven Boeve, Directeur-generaal VSKO
5
Basisonderwijs
Leren zichtbaar maken in Rotterdam
10
Secundair Onderwijs
Dit zijn mijn kinderrechten, mijnheer de directeur
13
Internaten
Tweedaagse vorming voor opvoeders
krijgt volgend jaar al een 3de editie
15
Volwassenenonderwijs
Bezoek Deense delegatie
17
Pedagogische ondersteuning
Evaluatie pedagogische begeleidingsdienst
katholiek onderwijs
19
Educans
Samenwerking voor beter onderwijs in het zuiden
21
Schoolbesturen
Wat als … Jezus directeur was van mijn school?
23
Vormingsaanbod voor besturen 2014-2015
25
Opvoedingsproject & pastoraal
Zin in onderwijs
26
Een wellnesskuur op maat van het onderwijs
28
Is verschenen
31
Nieuwe boekentas
Ik heb een paar dagen geleden een nieuwe boekentas gekregen. Het nieuwe schooljaar is begonnen. Leerlingen,
studenten, cursisten, leraren, directeurs, pedagogisch begeleiders, schoolbestuurders en ondersteunend personeel
hebben ondertussen hun eerste schooldagen achter de rug. Alles oogt fris, routine is er nog niet, vele mogelijkheden
en kansen wachten. De toekomst kan nog verrassen. En dat geldt ook voor mij: enkele dagen geleden trok ik de deur
van de universiteit achter me dicht om aan de slag te gaan in het VSKO.
Het is nog steeds wennen wanneer ik plaats neem in het kantoor van waaruit Mieke Van Hecke tien jaar lang de
belangen van het katholiek onderwijs in Vlaanderen gediend heeft. Met grote doorzetting en inspiratie drukte ze haar
stempel op de onderwijswereld. We hebben zeer veel om haar dankbaar voor te zijn. Ik ben haar zeer erkentelijk voor
de uitstekende, gemotiveerde ploeg die ik op het VSKO aangetroffen heb. Bij diverse gelegenheden in de voorbije
maanden hebben we onze appreciatie voor Mieke kunnen uitspreken. We wensen haar het allerbeste toe!
Sinds 18 augustus heeft ze de fakkel aan mij doorgegeven. Het belooft een boeiende maar drukke tijd te worden.
Weinig tijd te verliezen ook, want er is een nieuwe Vlaamse regering, met een nieuwe minister van Onderwijs.
De regeringsverklaring oogt op het eerste gezicht veelbelovend, ook al zijn vele punten nog aan verdere invulling
toe. Dat de overheid enkel het kader dient uit te tekenen, waarbinnen de aanbieders van het onderwijs naar eigen
inzicht en opvoedingsproject concreet gestalte geven aan onderwijs en vorming, hebben we alvast gesmaakt.
Zeker moet nog duidelijk gemaakt worden hoeveel en waar er in het onderwijs bespaard wordt. Voor ons is het alvast
een uitgemaakte zaak dat aan de financiering van de kernopdrachten van onderwijsinstellingen niet geraakt mag
worden. Voorts willen we vanzelfsprekend betrokken worden, zowel bij de uittekening van het nieuwe beleid als bij
het vastleggen van de besparingen. De regeringsverklaring nodigt uit tot het opnemen van verantwoordelijkheid en
we zijn daar klaar voor.
Ook het VSKO zelf krijgt een deels nieuwe ploeg: Machteld Verhelst komt aan het hoofd te staan van de Pedagogische
Begeleidingsdienst in plaats van Fredy Mels, die voorzitter wordt van het Samenwerkingsverband Netgebonden
Pedagogische Begeleidingsdiensten (SNPB). Chris Smits lost VSKO-secretaris-generaal Ann Verreth af, die kabinetschef
geworden is van Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits. Beiden dank ik van harte. Met de nieuwe mensen en
de oude getrouwen gaan we nu aan de slag om de tweevoudige taak van het VSKO nog daadkrachtiger op te nemen:
enerzijds dienstverlening en ondersteuning aan scholen en internaten op pedagogisch, juridisch en organisatorisch
vlak, anderzijds vertegenwoordiging en belangenbehartiging van die onderwijsinstellingen bij beleidsmakers en in
de samenleving. Met alle medewerkers van het VSKO, de directies van de onderwijsinstellingen, de schoolbesturen,
de vicariaten, de scholen en de internaten, gaan we samenzitten om hiervan werk te maken.
Het nieuwe schooljaar is begonnen. Alles oogt fris, routine is er nog niet, vele mogelijkheden en kansen wachten.
De toekomst kan nog verrassen. En ik heb een nieuwe boekentas gekregen.
Veel succes in het nieuwe schooljaar!
Prof. dr. Lieven Boeve
Directeur-generaal VSKO
© Rob Stevens
l
e
k
i
t
r
a
d
f
Hoo
IN DE KERN
bij een nieuwe start
D
e vakantie ligt achter ons… Met spijt in het hart kijk ik ernaar
omdat alles voorbij is. Maar ook met grote tevredenheid
omdat deze deugd heeft gedaan.
De vakantie was de ideale tijd om tot het besef te komen dat we ons
vaak druk maken om kleine dingen, die erg relatief zijn.
De vakantie was de ideale tijd om tot het besef te komen dat het
soms nodig is het wat kalmer aan te doen en wat meer te zoeken
naar een evenwicht tussen inzet en ontspanning, tussen rust en
gezonde onrust…
De vakantie was de ideale tijd voor tientallen goede voornemens…
Tijdens de vakantie heeft de natuur me weer stil gemaakt. Door het
werk in mijn tuin voelde ik me steeds meer verbonden met Gods
schepping. Maar ook buiten mijn tuin heb ik de natuur kunnen bewonderen: in de velden (ik woon nu eenmaal in het mooi landelijke
en heuvelachtige Hageland) en bij enkele uitstappen. Ook de zwaluwen op mijn binnenkoer hebben mij geboeid. Ik heb ze vaak geobserveerd: het koddig gefladder met hun korte vleugels, hun enorme
bedrijvigheid, meestal in groep. Je ziet dat ze elkaar wonderwel
verstaan. Er is een grote solidariteit. ‘Echt teamwerk’ zouden we
zeggen. Om jaloers op te zijn.
Het deed en doet me denken aan al onze scholen. Hoe pakken wij
het nieuwe schooljaar aan? Met vertrouwde én nieuwe gezichten
samen? Gedragen door solidariteit en verbondenheid, met aandacht
voor iedereen, ook voor de zwakste, de kleinste, de armste? Hoe
plaatsen wij in het nieuwe schooljaar elk kind centraal? Vanuit welke inspiratie doen wij dat?
als directeur-generaal zo veel heeft betekend voor het katholiek onderwijs, was 1 september het begin van een nieuwe leeftijdsfase
(Mieke, we wensen u in alle dankbaarheid het allerbeste toe). Maar
ook voor haar opvolger Lieven Boeve en voor het VSKO betekende 1
september een nieuwe start (Lieven, ook u wensen we het allerbeste
toe in uw nieuwe opdracht). Met vertrouwde én nieuwe gezichten
samen en eveneens gedragen door solidariteit, verbondenheid en
eenzelfde inspiratiebron zien we het nieuwe schooljaar hoopvol tegemoet in dienstbaarheid aan alle scholen, die ons zijn toevertrouwd.
1 September. De dag van een nieuwe start: voor de ene is deze dag
meer bijzonder dan voor de andere. Voor het eerst naar school, beginnen in het eerste leerjaar, het middelbaar aanvatten, het jaar moeten
overdoen of overschakelen naar een andere klas, richting of school.
Maar ook voor de allereerste keer voor je eigen klas staan. Of misschien niet kunnen of niet meer hoeven te starten.
Ik hoop alvast dat eenieder een goede vakantie heeft gehad en dat
het iedereen goed mag gaan in het nieuwe schooljaar! We kunnen
weer aan de slag, net als… juist, zoals zwaluwen… in dienst van elk
kind, elke jonge mens, geïnspireerd door een evangelische boodschap
van geloof, hoop en liefde, ons gebracht door een Leraar of Meester,
die destijds met ‘gezag’ sprak en ons vandaag nog steeds mag aanspreken en bemoedigen.
Ik wens eenieder een fijn school- en werkjaar toe!
Van harte,
De zwaluwen doen me ook denken aan het VSKO met al zijn diensten
en verbonden. Hoe pakt het VSKO het nieuwe werkjaar aan nu het
meest vertrouwde gezicht er niet meer is? Voor Mieke Van Hecke, die
Jan Vander Velpen
VSKO-pastor
CONTACTBLAD VOOR SCHOOLBESTUREN, PEDAGOGISCH BEGELEIDERS
DIRECTIES EN PERSONEELSLEDEN VAN HET KATHOLIEK ONDERWIJS
MAANDBLAD
Verschijnt niet in juli en augustus
VERANTWOORDELIJKE UITGEVER
Lieven Boeve, directeur-generaal VSKO
Guimardstraat 1 - 1040 Brussel
EINDCOÖRDINATIE: Willy Bombeek
EINDREDACTIE: Rita Herdies
REDACTIELEDEN: Lieven Boeve, Willy Bombeek, Jan-Baptist De Smet, Isabelle Dobbelaere, Rita Herdies, André Janssens, Janwillem Ravyst, Chris Smits,
Dimitri Vandekerkove, Marijke Van Bogaert
4
september 2014
REDACTIEADRES:
VSKO - Forum - Guimardstraat 1 - 1040 Brussel
Tel.: 02 507 06 19 • Fax: 02 513 36 45
E-mail: [email protected] - Website: www.vsko.be
ABONNEMENT
Jaarabonnement: 23,10 euro (inclusief BTW)
38,10 euro: buitenland. Te storten op rekeningnr.
000-0947400-01 van LICAP cvba, 1040 Brussel
PRE-PRESS EN DRUK: Licap cvba, tel. 02 509 96 83
COVER: © Jolijn Geerts
ALGEMEEN ONDERWIJSBELEID
interview met lieven boeve
Nieuwe Directeur-generaal VSKO
L
ieven Boeve, de nieuwe directeur-generaal van het VSKO hoeven we aan de medewerkers van het VSKO niet echt meer voor te stellen. We zagen hem de voorbije maanden
regelmatig gezwind naar de verbonden en diensten trekken om hoogte te krijgen van
hoe het er reilt en zeilt. De redactie van Forum zocht hem op met enkele vragen.
We bleven niet op onze honger zitten en onthouden alvast “katholieke dialoogschool”, ”levensbeschouwelijke veelheid”, “VSKO in 3D”, “verantwoordelijkheid, efficiëntie en transparantie”,
maar bovenal “veel goesting” om eraan te beginnen, vanaf 18 augustus, en “voor echt”.
Het VSKO was hem al eerder bekend. Als partner bij de activiteiten op de Faculteit Theologie en Religiewetenschappen, onder meer
via Thomas (Theologie, Onderwijs en Multimedia: Actieve Samenwerking) was er, zo
vertelt Lieven Boeve, een enorme win-win
situatie door de grote samenwerking en uitwisseling van expertise tussen VSKO en de
Faculteit.
Bovendien komt hij uit een onderwijsfamilie
en kwam hij ook op die manier reeds veel
eerder in contact met het VSKO en natuurlijk
ook via de media.
In hoeverre is de K van VSKO
belangrijk voor ons?
Lieven Boeve: Binnen de grondwettelijke vrijheid van onderwijs hebben wij een bepaalde
rol te vervullen die met deze K benoemd
wordt. Wij maken gebruik van deze vrijheid
van onderwijs in de mate dat wij in staat zijn
om vanuit de rijke katholieke traditie een
kwaliteitsvol onderwijsaanbod te doen aan
ieder die daar interesse voor heeft. In die zin
is die K extreem belangrijk voor ons. In de
komende jaren komt het er op aan via het
concept van de katholieke dialoogschool zo’n
aanbod te doen, aangepast aan de actuele
context. Dit kan enkel als we het project van
de katholieke dialoogschool niet alleen levensbeschouwelijk proberen te realiseren,
maar in de eerste plaats als een breder pedagogisch project ontwikkelen.
van de situatie waar we naartoe gaan, is
precies die levensbeschouwelijke verscheidenheid en het veelvormig zoeken naar identiteit.
Verschil mag er zijn, verschil doet er toe: dus,
als je het verschil dan ook benoemt, denk ik
dat je een streepje voor hebt.
In wat verschilt een katholieke school van
de scholen uit het andere net, die ook in
dialoog gaan?
Lieven Boeve: Iedereen dialogeert, of zegt
minstens dat te doen. Voor ons is het belangrijk dat die dialoog inhoudelijk gestoffeerd
is. Wat is daar bepalend? De christelijke achtergrond waarin de dialoog vorm krijgt. In
die zin komt de katholieke traditie op twee
manieren in de katholieke dialoogschool ter
sprake. Eerst vormt ze de achtergrond: waarom zou je immers dialogeren? En hoe begrijp
je dialoog? Het mens- en wereldbeeld van
christenen biedt hier een antwoord op. Op
grond van hun traditie weten christenen zich
van bij de aanvang in een antwoordrelatie
geplaatst. Zij staan namelijk in een verhouding
tot een God die er eerst is en die hen roept.
Uiteraard beleeft de ene christen dit explicieter dan de andere. Zich in een antwoordrelatie geplaatst weten gaat gepaard met een
bepaalde basisattitude, een manier van in
het leven staan. Je bevindt je namelijk reeds
in een situatie waarin je niet het eerste woord
hebt, maar waarin anderen je toespreken.
Hoe reageer je daar nu op? Hoe ga je daarmee
om? Het is niet eerst “ik”, neen, je bevindt
je reeds in een relatie waarin je aangesproken
wordt, en zo tot een “ik” komt. Dat nu en
dan in herinnering roepen enerzijds, en de
katholieke dialoogschool doet dat zeer expliciet, en anderzijds de christelijke stem in de
dialoog binnenbrengen, dat vormt het project
van die katholieke dialoogschool. Want dat
laatste is de tweede wijze waarop het christelijke geloof aan bod komt: als stem binnen
de dialoog die op school plaatsvindt.
© Rob Stevens
Bij het herpositioneren van het VSKO en van
het katholiek onderwijs in Vlaanderen is het
blijven benoemen van de inspiratie van waaruit we werken, te midden van de levensbeschouwelijke veelheid vandaag, nog belangrijker dan vroeger. Eén van de grote voordelen
september 2014
5
En dat betekent voor alle leerkrachten dat
die opdracht eigenlijk met hun lesopdracht
samenhangt?
Hoe kan het VSKO de schooldirectie daarbij
helpen?
Lieven Boeve: Ik denk dat we de komende
jaren moeten kijken hoe we de scholen een
duidelijk kader, inspirerende teksten, werkbare modellen en tools kunnen aanreiken om
die katholieke dialoogschool in de praktijk
te realiseren. Daarnaast zetten we in op het
vormen van onze besturen en directies, en
beogen we zo een multiplicatoreffect. Vorming
© Rob Stevens
Lieven Boeve: Voor het geheel van de katholieke school is dat de opdracht. Wie welke rol
daarin opneemt, kan natuurlijk verschillen,
naargelang de levensbeschouwelijke insteek
van de mensen die in de school actief zijn
als bestuurder, directeur, leraar, administratief
staflid, ouders,… We verwachten dat de
christenen op school op één of andere manier
geresponsabiliseerd worden, weliswaar in hun
variëteit, om die christelijke stem mee op de
school binnen te brengen. Niet-christenen
helpen vanuit hun eigen bronnen en inspiratie mee het kader scheppen waarin dit kan
gebeuren. Ze doen dit allen samen door een
dialogale cultuur te bevorderen en in respect
voor de traditie van de school hun overtuigingen in de dialoog in te brengen.
die, met de beide voeten in de realiteit, in
staat zijn die christelijke stem binnen een
dialogaal perspectief te verwoorden, ook in
het schoolbestuur. Moet de directeur dan een
katholiek “pur sang” zijn? Dat is zeker een
meerwaarde. Hij of zij moet iemand zijn die
op zijn minst in staat is om in de school te
detecteren hoe die christelijke stem het best
ter sprake kan komen en hoe er ruimte voor
te maken.
Wie kan de motor zijn?
Lieven Boeve: Schoolbesturen en directies
hebben daar uiteraard een belangrijke rol in
en kunnen daarop aangesproken worden. Als
wij nadenken over de “versterking van het
beleidsvoerend vermogen” van besturen van
scholen en internaten, dan, denk ik, gaat het
niet alleen over die praktische, technische,
financieel en organisatorische zaken, maar
uiteraard ook over het opvoedingsproject dat
via de katholieke dialoogschool in de komende jaren opnieuw vorm zal krijgen. Dat
betekent dat als men expertise zoekt, men
niet alleen de spreekwoordelijke advocaat of
architect in het schoolbestuur een plaats moet
bieden, maar ook op zoek gaat naar mensen
6
september 2014
voor vormers is zeer belangrijk. Uiteraard gaan
we dat per 1 september niet klaar hebben.
Wel zullen we in het eerste jaar zeer duidelijk
maken wat het doel zal zijn, waar we in de
komende jaren willen landen, welk traject we
zullen gaan, en dan ook na vijf jaar evalueren
of we daar in geslaagd zijn of niet.
Dat gebeurt uiteraard in samenwerking met
alle partners in het veld. Niet alleen met de
mensen die in huis met identiteit bezig zijn.
Een katholieke dialoogschool kleurt ook het
management, de wijze waarop je verantwoording aflegt over je financiën, de wijze waarop je bestuurt en omgaat met leerkrachten
en leerlingen. Een katholieke dialoogschool
kleurt het geheel. Het is een nieuwe manier
om het christelijke wereldbeeld vlees en bloed
te geven in de concrete realiteit in een grondig gewijzigde situatie. Wat is dan het verschil? (Springt op)
Als wij in staat zijn om de katholieke dialoogschool consequent uit te rollen en scholen uit andere netten doen wat wij doen op
dat moment, wat is dan eigenlijk het probleem? Het betekent dat we toonaangevend
zijn, ook voor de andere scholen. Als andere
scholen iets anders doen, OK, dan maken wij
met onze visie het verschil. Maar dat anderen
doen wat wij doen is niet ons probleem. Zolang als wij maar weten wat we moeten doen
en we ertoe in staat zijn.
U bent ook binnen de KU Leuven met de
opleiding Islamitische Theologie en Godsdienstwetenschappen gestart.
(nvdr Vooraleer daar op te antwoorden heeft
Lieven Boeve naar eigen zeggen eerst een
kopje koffie nodig, en is hij de deur al uit
vooraleer we goed en wel beseffen dat het
gesprek even onderbroken is, ondertussen
springt hij ook eens bij Mieke binnen.)
Lieven Boeve: De vraag waarom een decaan
van de Faculteit Theologie aan de KU Leuven
daar mee bezig is, is me vaak gesteld. Fundamenteel heeft dit alles te maken met de
wijze waarop we de samenleving in de toekomst zien. Is levensbeschouwing in de toekomst louter een privéaangelegenheid, zodat
het niet uitmaakt wat je denkt en doet, zolang
je maar politiek correct bent op het niveau
van de samenleving en daar een soort seculier discours voert? Of zien we de samenleving
als een soort samenspel van tradities en levensbeschouwingen die samen nadenken over
wat “het goede leven” is? In dat laatste geval, dus om daarover samen te kunnen nadenken, moeten allen in staat zijn over de
eigen levensbeschouwing te reflecteren.
Zonder de eigen traditie of levensbeschouwing
op te geven, dienen mensen de competentie
te hebben er niettemin kritisch mee om te
gaan. Mensen zijn dan in staat om afstand
te nemen binnen de betrokkenheid, kritisch
na te denken over de zingeving waarmee ze
hun leven kleur geven. Dit is wat de theologie altijd geweest is binnen de christelijke
traditie. In die zin is iedere gelovige die nadenkt over het geloof een beetje theoloog.
Eigenlijk moeten alle levensbeschouwingen
daartoe in staat zijn om waarachtig in dialoog
te kunnen gaan; dit is: te luisteren naar wat
de ander te zeggen heeft, de eigen positie
van daaruit te herbekijken en opnieuw eigen
te maken. Dat is wat er in het geding is als
je echt met levensbeschouwelijk anderen in
dialoog gaat.
© Rob Stevens
Katholiek godsdienstonderwijs, en het concept
van de katholieke dialoogschool, is jongeren
daartoe opvoeden. Ervoor zorgen dat ze weten dat identiteit belangrijk is, dat er een
levensbeschouwelijke veelheid is, die in dialoog met elkaar brengen én daarin de rol van
de christelijke traditie erkennen. We stellen
vast, samen met de Vlaamse regering en de
vertegenwoordigers van de moslimgemeenschappen in Vlaanderen, dat er eigenlijk
nauwelijks plaatsen zijn op dit moment waar
islamitische vormers opgeleid worden om
moslims in onze samenleving uit te dagen
daarover binnen hun eigen geloof actief na
te denken, om zo in staat te zijn de dialoog
aan te gaan. Als je voor een samenleving
gaat waar levensbeschouwingen op een nadenkende, kritisch-constructieve manier met
elkaar in dialoog gaan en dus ook hun eigen
identiteit gaan vorm geven vanuit die dialoog,
dan moet je mensen daartoe in staat stellen
en daarvoor dient die opleiding.
Als het klopt dat de moslimbevolking in België tegen 2030 zal groeien van 6% naar 10,2%
en in de leeftijdsgroep tussen 15 en 29 jaar
in Europa 20,9% van de bevolking moslim zal
zijn1, dan kunnen wij niet langer de kop in
het zand steken. Ons aandeel in het onderwijs
bedraagt immers tussen 60% en 75%, naargelang het onderwijsniveau. Onderzoek toont
aan dat vooral moslimjongeren deel uitmaken
van de niet gekwalificeerde uitstroom uit het
secundair onderwijs. Hier ligt dus een grote
maatschappelijke verantwoordelijkheid.
Is er plaats voor zedenleer
in het katholiek onderwijs?
Mag een student gesluierd
naar de universiteit komen?
Lieven Boeve: Ik ben geen voorstander om
de pluraliteit aan vakken, zoals ze georganiseerd wordt in het gemeenschapsonderwijs,
te kopiëren. Dan haal je de verscheidenheid
uit elkaar, terwijl wij precies pleiten voor het
in dialoog brengen van de verscheidenheid.
Dat gebeurt bij ons onder meer in de godsdienstlessen. Natuurlijk zijn we daar voor een
deel “parti pris”, dat is juist het concept van
de katholieke dialoogschool: binnen een
christelijk mens- en wereldbeeld zijn we immers allemaal ‘kinderen van God’, Gods evenbeeld en gelijkenis, en precies daarom is de
dialoog met de medemens geen luxe maar
voorwaarde. In het project van het gemeenschapsonderwijs wordt dat anders georganiseerd omwille van een andere onderwijsfilosofie, die ik uiteraard respecteer. Onze
filosofie is verschillend, precies omwille van
het onderliggende christelijk mens- en wereldbeeld: we willen de dialoog actief voeren,
omdat levensbeschouwing er toe doet. Onderwijs en opvoeden zijn immers niet levensbeschouwelijk neutraal; meer nog: beweren
dat het wel levensbeschouwelijk neutraal is,
is meteen ook een levensbeschouwelijke positie innemen, namelijk één die op termijn
secularistisch wordt. Ik heb daar niets op
tegen, maar laat ons dat dan ook zo benoemen, en daarna in gesprek gaan – in respect
voor alle visies, ook de onze.
Lieven Boeve: We moeten de discussie van
de hoofddoek in haar juiste proportie zien.
Het gaat hier over levensbeschouwelijke symbolen. Principieel kan je in een katholieke
dialoogschool niet tegen het dragen van
levensbeschouwelijke symbolen zijn. Als levensbeschouwing er op het publieke forum
toe doet, dan moet dat ook zichtbaar kunnen
worden. De tijd dat er andere vrouwen in onze
scholen gesluierd waren, ligt niet zo heel ver
weg. In vele scholen waren vroeger religieuze zusters actief, en velen van hen droegen
een hoofddoek. Wanneer wordt de sluier een
probleem? Wanneer het meer wordt dan een
teken van identiteit, meer dan een levensbeschouwelijk symbool, voor vervreemding
zorgt en gebruikt wordt om politieke statements te maken.
Ik denk niet dat het aan het VSKO is om
daarin het laatste woord te hebben. Binnen
de omvattende visie van de katholieke dialoogschool is het aan de scholen zelf om in
de eigen context uit te maken of de principiële gastvrijheid daarvoor, gehinderd wordt,
door bijvoorbeeld orde of veiligheid.
Het verschil met andere organisaties?
Lieven Boeve: Het verschil tussen onze koepel en de andere: wij zijn geen organisatie
met scholen, maar scholen met een organisatie. Onze stakeholders zijn onze scholen en
1 Pew Forum on Religion and Public Life, The Future of the Global Muslim Population (January 2011)
http://pewforum.org/The-Future-of-the-Global-Muslim-Population.aspx
http://www.knack.be/nieuws/wetenschap/moslimbevolking-groeit-komende-20-jaar-twee-keer-sneller-dan-andere-bevolkingen/article-normal-21096.html
september 2014
7
internaten, de nieuwe statuten van onze vzw
maken dat ook duidelijk. Aan hen en aan de
overheid (van wie we de middelen krijgen)
zijn we verplicht zo goed mogelijk scholen
te ondersteunen bij het organiseren van het
onderwijs, het begeleiden van leerlingen, het
omgaan met leerkrachten, het organiseren
van directies.
Wij kunnen dat wanneer we zeer efficiënt met
de middelen omgaan, transparant en verantwoordelijk zijn. Hoe we dat de komende jaren
aanpakken, is een oefening voor iedereen
hier in huis; een oefening die we samen met
onze stakeholders zullen maken. Ik denk dat
het als organisatie goed is na te denken over
hoe we het beste van dienst kunnen zijn voor
diegenen voor wie we werken. Voor ons zijn
dat de schoolbesturen, maar ook de directies,
de leerkrachten, de leerlingen, de ouders,
kortom iedereen die betrokken is, dus ook de
overheid en de samenleving.
De voorbije tien jaar gebeurden hieromtrent
fantastische dingen in huis. Mieke Van Hecke
heeft onze “scholen met een organisatie” zeer
sterk gepositioneerd in het Vlaamse landschap.
Het is onze gemeenschappelijke taak om dat
nu ook de komende tien jaar te doen.
Bent u ook bereid om scholen te bezoeken?
Lieven Boeve: Dat is noodzakelijk om de job
goed te kunnen doen en de vinger aan de
pols te houden. Voor een directeur-generaal
zijn dat meestal officiële bezoeken, die vaak
ook informele contacten met zich meebrengen.
Voor mensen van de pedagogische begeleidingsdienst betekent het concreet in scholen
actief zijn, voor mensen die met leerplannen
bezig zijn is dat het contact met mensen uit
de praktijk. Enerzijds weten voor wie we het
doen, anderzijds input krijgen om ons werk
optimaal te kunnen doen.
Hoe ziet u de contacten met de andere netten,
provinciaal, OVSG, GO?
Lieven Boeve: Ook hier speelt het dialogale
perspectief. Vanuit onze eigen identiteit zijn
wij bereid met iedereen te praten, zeker ook
over die zaken die ons samen ter harte gaan.
Als er respect is voor ons project zullen wij
op z’n minst respect hebben voor de andere
projecten, dat past immers binnen het perspectief van die katholieke dialoogschool.
Als de positie van één van de partners in de
dialoog is dat er eigenlijk maar één net moet
Met welke uitdagingen
zullen we geconfronteerd worden?
8
september 2014
Maar, als er dan toch maar één net moet zijn,
en al de andere netten tot ons net toetreden,
dan heb ik daar op zich geen problemen mee!
(schaterlach!)
Wat zou voor u
een ideale minister van onderwijs zijn?
Lieven Boeve: Een minister die ruimte laat
aan wie de verantwoordelijkheid willen nemen
kwaliteitsvol onderwijs te organiseren en
daartoe eerder ondersteunend dan regulerend
werkt. Zolang wij in staat zijn de kwaliteit
die de samenleving van ons vraagt te leveren,
doen wij ons werk. Uiteraard willen wij meespreken over wat kwaliteit is, want ook dat
is geen levensbeschouwelijk neutrale term.
Ook hier moet een minister van Onderwijs
inzien dat standpunten inzake onderwijs niet
neutraal zijn. Hij of zij moet dan ook het
debat over kwaliteitsvol onderwijs durven
aangaan. Bijvoorbeeld dat resultaten van
bepaalde PISA onderzoeken niet noodzakelijk
de enige of voornaamste maatstaf zijn. Er
zijn kwaliteiten in onderwijs die niet onmiddellijk gemeten kunnen worden en die ook
in het geding zijn.
Wat is de bedoeling van uw laatste boek
“Theologie in dialoog, op het kruispunt van
universiteit, kerk en samenleving”?
Lieven Boeve: De rol van een koepel is eigenlijk tweevoudig. Het gaat over de organisatie
van de dienstverlening aan de leden alsook
belangenbehartiging en –verdediging van het
katholiek onderwijs. Dit laatste betreft het
opkomen voor de vrijheid van onderwijs en
voor het verwerven van de ruimte en de middelen om het eigen project uit te rollen. Hier
wil ik ook naar het memorandum van het VSKO
aan de Vlaamse en federale regering verwijzen.
De tweede taak van het VSKO is, zoals gezegd,
de concrete ondersteuning van onze partners
zelf. Hier zijn we op vele domeinen actief.
Eigenlijk kun je zeggen dat we een organisatie in 3D zijn. We werken zowel thematisch
(scholenbouw, opvoedingsproject, zorg, juridische ondersteuning, personeelsbeleid,
lerarenopleiding, … ), niveau-betrokken
(basisonderwijs, secundair onderwijs, buitengewoon onderwijs, hoger onderwijs), als regionaal (diocesen en congregaties). Wie wat
doet, en goede taakafspraken maken, is een
belangrijke eerstvolgende opdracht. Keuzes
hierbij dienen in de eerste plaats op inhoudelijke gronden te gebeuren. Verantwoordelijkheid gaat tegelijk gepaard met het zoeken
naar efficiëntie en transparantie, en vraagt
verder om verantwoording. Het is de kwaliteit
van de dienstverlening voor onze diverse
partners die voorop dient te staan.
zijn, dan is er wellicht maar weinig ruimte
voor dialoog tussen de netten.
Lieven Boeve: In de feiten maak ik met dat
boek bewust de overgang tussen de job van
decaan aan de KU Leuven en die van directeurgeneraal van het VSKO. Ik had altijd wel het
plan dit boek te schrijven. Op het moment
dat ik signalen kreeg dat ik wel eens van job
zou kunnen veranderen in de zomer 2014,
besloot ik de ideeën uit artikelen en lezingen
die ik als onderzoeker en als decaan over de
plaats van de theologie in de actuele context
schreef, te bundelen. Zo schrijf ik mijn meeste boeken: ik publiceer regelmatig artikelen
of geef lezingen, en na verloop van tijd merk
ik in de veelheid aan teksten een bepaalde
lijn die tot een boek kan worden uitgewerkt.
Daarna aanvaard ik alleen maar opdrachten
die op één of andere manier die lijn verder
ontwikkelen. Maar zoals gezegd maak ik met
dit boek de overgang tussen twee jobs, en
dit zowel qua tijdstip van publicatie als in
inhoudelijk opzicht.
Theologie in dialoog,
op het kruispunt van universiteit,
kerk en samenleving.
Pelckmans, Kalmthout,
288 blzn,
ISBN 978 90 289 7781 5
Met ”Theologie in dialoog” wil ik - en in die
zin is het uitdrukkelijk een boek van een
theoloog - de theologische grondslag van
dialoog en dus uiteindelijk ook van de katholieke dialoogschool meegeven en verder
ontwikkelen. De drie hoofdstukken van het
eerste deel gaan over de hedendaagse context
waarin de theologie functioneert en hoe haar
plaats in deze context grondig veranderd is:
ze bevindt zich tegelijk in de marge en op
het kruispunt van universiteit, Kerk en samenleving. Het tweede deel omvat drie hoofdstukken die zich op het kruispunt tussen
universiteit en Kerk begeven. In het derde
deel maak ik de brug naar het katholieke
onderwijs. In het zevende hoofdstuk presenteer ik de modellen van katholieke identiteitsconstructie, die ook geoperationaliseerd
zijn door mijn collega Didier Pollefeyt in het
identiteitsonderzoek. In het achtste hoofdstuk
vervolg ik deze reflectie en bespreek ik hoe
die modellen vandaag functioneren, ook in
de discussie met bijvoorbeeld actief-pluralisme en een katholicisme dat de dialoog minder genegen is. En het laatste hoofdstuk gaat
over de rol van het godsdienstonderwijs in
een context van levensbeschouwelijke veelheid. In dit derde deel maak ik als theoloog
zeer bewuste de oversteek naar de nieuwe
opdracht.
U zegt ‘oversteek’, betekent het dat u bepaalde taken niet meer opneemt binnen de
universiteit?
Lieven Boeve: Ik maak uiteraard niet alleen
inhoudelijk de oversteek. Ik blijf wel als hoogleraar aan de Faculteit actief, maar op een
veel lager pitje. Ik ben uiteraard niet langer
decaan, en ook de meeste van mijn andere
opdrachten gaan naar mijn opvolger die ondertussen is aangesteld. Wel heb ik nog een
aantal doctoraatstudenten en onderzoeksprojecten die ik verder wil begeleiden. En over
twee jaar misschien een kleine onderwijsopdracht die met het boek in verband staat.
functie van decaan niet altijd eenvoudig,
enorm veel geleerd heb uit de vele contacten
die ik gehad heb. Wat me vooral is opgevallen, is het enorme engagement en de enorme
expertise zowel van de mensen hier in het
huis als op het veld. Bijna spreekwoordelijk
is de grote betrokkenheid van velen bij het
project van het katholiek onderwijs. Dat geeft
me heel veel moed en een groot draagvlak
om met volle goesting mijn nieuwe opdracht
op het VSKO en voor het Katholiek onderwijs
op te nemen. Het is een taak die ik gelukkig
niet alleen hoef te doen, maar waarvoor ik
op enorm veel mensen zal kunnen rekenen.
We gaan er samen werk van maken.
Veel succes!
Interview: Willy Bombeek
Redactie: Rita Herdies
Misschien toch even zeggen dat ik de laatste
maanden, ook al was de combinatie met de
Bio
Lieven Boeve (Veurne, 10 april 1966) is gewoon hoogleraar fundamentele theologie aan de Faculteit Theologie en Religiewetenschappen,
KU Leuven. Vanaf 18 augustus 2014 werd hij tevens directeur-generaal van het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs (VSKO).
Van 1 augustus 2008 tot 31 juli 2014 was hij decaan van de Faculteit Theologie en Religiewetenschappen. Van 2012 tot april 2014 was
hij ook voorzitter van het Academisch Vormingscentrum voor Leraren van de KU Leuven.
In 1995 promoveerde hij tot Doctor in de Godgeleerdheid met als proefschrift een studie voor over de receptie van de postmoderniteit
in de theologie, getiteld: ‘Spreken over God in “open verhalen”. De theologie uitgedaagd door het postmoderne denken’.
Van 1998 tot 2003 doceerde hij ook aan de theologische Faculteit van de Université Catholique de Louvain, Louvain-la-Neuve.
In 2000 vormde hij de onderzoeksgroep Theologie in een postmoderne context, in het kader waarvan een tiental onderzoeks- en
doctoraatsprojecten lopen, zo onder meer over de studie van ‘theologische methode’, christelijk geloof in de actuele cultuur, de verhouding tussen filosofie en theologie, enz. Ondertussen is hij ook betrokken in de interdisciplinaire onderzoeksgroep Anthropos, die zich
toelegt op onderzoek naar een adequate, hedendaagse, christelijke antropologie.
In 1999 (4de druk in 2013) verscheen van hem: ‘Onderbroken traditie. Heeft het christelijke verhaal nog toekomst?’ (Kapellen: Pelckmans).
In 2006 verscheen een tweede, meer methodologisch georiënteerde monografie over de verhouding tussen theologie en actuele context:
‘God onderbreekt de geschiedenis. Theologie in tijden van ommekeer’, Kapellen: Pelckmans, 2006. Beide boeken zijn vertaald in het Engels.
Recent was hij ook de uitgever van: (met T. Merrigan), ‘The Normativity of Tradition’, Leuven: Peeters, 2013. In april 2014 verscheen van
zijn hand: ‘Lyotard and Theology, Beyond the Master Narrative of Love’, Londen: Bloomsbury, 2014. Hij publiceerde ook heel wat artikelen
in wetenschappelijke tijdschriften en verzamelbundels. Meer informatie kan je op Lirias vinden.
Van 2005 tot 2009 was Lieven Boeve internationaal voorzitter van de Europese Vereniging voor Katholieke Theologie.
NIEUWE SECRETARIS-GENERAAL VSKO
Ter vervanging van Ann Verreth, is Chris Smits ingegaan op mijn vraag om de functie van secretaris-generaal van het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs (VSKO) tijdelijk op te nemen. Tijdens de
komende maanden zal hij deze functie combineren met een beperkt aantal coördinatieopdrachten voor het
VVKSO, zodat de continuïteit verzekerd blijft. We streven ernaar om vanaf januari 2015 tot een meer definitieve oplossing te komen.
Ann Verreth, secretaris-generaal VSKO, werd door Hilde Crevits, minister van Onderwijs, gevraagd om kabinetschef te worden. Mevrouw Verreth heeft hierop positief geantwoord. Het VSKO wenst haar veel succes in haar nieuwe functie.
Ik heb er alle vertrouwen in dat Chris op ieders steun zal kunnen rekenen en dat we in de komende tijd onze constructieve samenwerking
zullen voortzetten.
Prof. dr. Lieven Boeve
Directeur-generaal VSKO
september 2014
9
BASISONDERWIJS
leren zichtbaar maken in rotterdam
O
p 21 mei 2014 vond in Rotterdam een studiedag over John Hattie plaats. De voormiddag werd georganiseerd door Bazalt, de Nederlandse tegenhanger van het bij ons
alom gekende Abimo. Hattie zelf kregen we, behalve dan op een levensgrote banner
en in een filmpje, niet te zien. Maar zijn meta-analyses werden op een manier uitgelegd
zoals alleen Nederlanders dat kunnen: met veel enthousiasme. In de namiddag planden we
een schoolbezoek in de Agnesschool in Rotterdam-Zuid. Dat is een school met heel wat
uitdagingen door de hoge concentratie aan allochtone leerlingen. In dit artikel belichten we
de belangrijkste punten van ons bezoek.
John Hattie
John Hattie is één van de meest toonaangevende onderwijswetenschappers ter wereld.
Hij werkt aan de universiteit van Melbourne
in het Melbourne Education Research Institute. Zijn eerste boek Visible Learning bevat
de resultaten van meer dan 15 jaar onderzoek
waarbij miljoenen leerlingen zijn betrokken.
Het bevat de grootste collectie evidence-based
onderzoek over wat feitelijk werkt op school
om het onderwijs aan leerlingen te verbeteren. In zijn tweede boek Visible learning for
teachers (in het Nederlands vertaald naar
Leren zichtbaar maken) richt hij zich naar de
leerkracht en de klaspraktijk. Het boek is
gebaseerd op meer dan 900 meta-analyses
(systematische analyses van eerdere onderzoeken over een bepaald onderwerp om daarover tot één algemeen resultaat te komen)
en 50 000 wetenschappelijke studies. Maar
liefst 250 miljoen leerlingen werden er uiteindelijk bij betrokken. Het onderzoek loopt
nog steeds.
Hattie biedt met zijn onderzoek een antwoord
op een vraag die bij veel leerkrachten speelt:
Ken je
impact
Effectieve
feedback
De
‘zichtbaar
leren school’
De bevlogen
leerkracht
10
september 2014
De
zichtbaar
lerende
Hoe kan ik als leerkracht een groter effect
bereiken bij mijn leerlingen? We zijn in ons
onderwijs dagelijks bezig met innoveren. Denk
maar aan de digitalisering, het invoeren van
team-teaching, het coöperatief werken, de
nadruk op differentiatie… Maar heeft dat ook
daadwerkelijk effect op het leren van onze
leerlingen? Hoe maak je als leerkracht het
verschil? Hoe bewijs je dat wat je ingezet
hebt ook iets veranderd heeft?
Hattie richt zich in zijn boek vooral naar leerkrachten, maar het boek is ook bedoeld voor
schoolleiders of schoolbesturen. Hij geeft een
overzicht met een aantal belangrijke inzichten
die niet voor één bepaalde leeftijdsgroep
bedoeld zijn, maar die zich richten op leren
in het algemeen en hoe we dat zichtbaar kunnen maken. Voor we beslissingen maken op
school- of klasniveau zouden we eerst moeten
kijken naar wat écht werkt. Daarin helpt Hattie
ons al een flink stuk op weg.
5 actiegebieden voor
schoolontwikkeling
Hattie wil lijn brengen in alle aspecten van
schoolontwikkeling. Zijn voornaamste stelling
is dat als het lesgeven en het leren duidelijk
zichtbaar zijn, er een grotere kans is dat leerlingen hun prestaties verbeteren. Om dat
mogelijk te maken is een volleerd leerkracht
als beoordelaar en als “change agent” nodig.
Leren wordt zichtbaar in je school wanneer
je zowel het onderwijskundig leiderschap van
het schoolbestuur en de school als het lesgeven versterkt. De focus ligt op het primair
proces, namelijk het leren van de leerling. De
sprekers destilleerden een aantal actiegebieden uit Hatties boek. We gaan er kort op in.
Ken je impact
De boodschap is niet om dé topmethode van
lesgeven te kiezen, maar een methode te
selecteren en die te beoordelen voor wat
betreft het effect op het leren van alle leerlingen. Ken je je leerlingen? Wat moet je doen
om iemand beter te laten scoren? Directe
instructie kan bijvoorbeeld wel een kans bieden op een gunstig effect, maar hoe ga je
dat succes meten? Het is ook niet de hoeveelheid directe instructie die succes garandeert.
Belangrijk is om na te gaan hoe je kan aantonen dat directe instructie effectief is. Dat
gaat verder dan toetsscores. Het gaat over
een denkkader, een visie. Ook beoordelingen
van leerkrachten, het gedrag in de klas, leerlingenrapportages … spelen een rol. Het is
een proces. Aan de hand daarvan kan je je
didactiek aanpassen.
NIVEAUS
HOOFDVRAGEN
DRIE FEEDBACKVRAGEN
TAAK
Hoe goed is de taak uitgevoerd,
is het correct gedaan of niet?
Waar ga ik heen?
Wat zijn mijn doelen?
PROCES
Welke strategieën zijn nodig voor de taak?
Zijn er alternatieven?
Hoe sta ik ervoor?
Welke vooruitgang is er
op weg naar het doel?
ZELFREGULATIE
Wat is de noodzakelijke kennis en begrip
om te weten wat je doet?
Wat is de volgende stap?
Wat moet ik vervolgens doen
om betere vooruitgang
te boeken?
ZELF
Persoonlijke evaluatie en gevoel voor leren.
De zichtbaar lerende
De leerlingen dienen zichzelf en hun leren in
te schatten. Dat kunnen ze op drie punten:
• inschatten wat ze moeten leren;
• inschatten hoe ze dat moeten leren;
• inschatten wie ze daarvoor nodig hebben.
Het is belangrijk om na te gaan of de leerling
zelf echt aan zet is. De rol van de leerling is
niet eenvoudigweg te doen wat de leerkracht
opgeeft, maar actief beheersen en begrijpen
wat zijn vorderingen zijn. Dat betekent dat ze
hun eigen vooruitgang moeten beoordelen,
verantwoordelijk zijn voor hun leren en dat ze
met hun klasgenoten samen leren omgaan met
hun vooruitgang. De verwachtingen die de
leerling ten opzichte van zichzelf stelt, kent
namelijk een groot effect op hun prestaties.
Hattie gaat daarin nog een stap verder dan
wat de theorie van de krachtige leeromgeving
vooropstelt. Om tot betekenisvol leren te
komen – zo zegt die theorie – dient de leerkracht rekening te houden met de beginsituatie van de leerlingen. Volgens Hattie schatten leerlingen hun beginsituatie het best zelf
in om tot voor hen betekenisvol leren te
komen. De autonomie van het leren ligt hier
dus meer in handen van de leerling dan van
de leerkracht.
Effectieve feedback
Feedback is één van de krachtigste hulpmiddelen bij succesvol lesgeven. Om effectieve
feedback te geven, moeten leerkrachten precies weten waar de leerling staat en waar hij
naartoe moet. Het is dus het verschil tussen
zijn huidige resultaten en de succescriteria.
Hoe transparanter die communicatie daarover
gebeurt naar de leerling toe, des te beter de
leerling zelf de weg naar succes kan afleggen
en de gekregen feedback kan vertalen naar
zijn eigen leren.
Bron: Hattie (2013)
De eerste drie feedbackniveaus zijn opeenvolgend. De juiste feedback op of net boven
het huidige niveau van de leerling is optimaal.
Daarmee onderscheiden de eerste drie feedbackniveaus zich van het vierde.
Prijzen is niet gelijk aan feedback geven. De
leerling voelt er zich misschien wel beter
door, maar het heeft geen invloed op het
leren. Wanneer je op de toets van een leerling
bijvoorbeeld “Fantastisch!” noteert, zal de
leerling op zijn volgende toets opnieuw “Fantastisch!” proberen te halen. Hij weet echter
niet hoe hij tot die beoordeling kwam, het
proces is niet duidelijk voor hem.
Feedback mag gevoed worden door fouten.
We hoeven daarover niet negatief te denken.
Fouten bieden namelijk ook kansen. Een fout
geeft het verschil aan tussen wat we weten
en kunnen, en wat we willen weten en kunnen.
Het kennen van en inzicht hebben in een fout
is het fundament voor het behalen van succes.
Net daar ligt het doel van feedback.
De bevlogen leerkracht
Bevlogen leerkrachten hebben de rotsvaste
overtuiging dat zij verantwoordelijk zijn voor
het leren van hun leerlingen en richten al hun
inspanningen op het elke dag weer verbeteren
van hun werk (Steele, 2009, p. 185).
De passie van de bevlogen leerkracht wordt
zichtbaar als de leerkracht praat over het
leren van de leerlingen. We mogen hoge verwachtingen hebben van leerkrachten en
scholen voor het positieve effect dat zij hebben op de vorderingen van leerlingen. Dat
gaat niet over hun persoonlijke of karaktereigenschappen. Het gaat over hoe een (beginnende) leerkracht kan weten welke invloed
hij heeft op zijn leerlingen. Deskundige leerkrachten moeten in staat zijn te reageren op
de situatie, de verschillende leerlingen en
het moment. Ze begrijpen hoe ze kunnen
aansluiten bij de leerling vanuit de kennis
over hun vak en ze creëren een krachtige
leeromgeving. Het is niet mogelijk om als
Hattie onderscheidt vier niveaus waarop feedback werkt: het niveau van de taak, het proces, de zelfregulatie en het zelf. Om die niveaus te verduidelijken stelt hij verschillende
vragen: (zie bovenstaand schema)
september 2014
11
leerkracht voortdurend invloed uit te oefenen,
maar Hattie benadrukt wel dat deskundige
leerkrachten voortdurend letten op de aard
en de kwaliteit van het effect dat ze hebben
op een leerling. Ze geloven dat alle leerlingen
de succescriteria kunnen bereiken.
Wat werkt nu het beste?
95 procent van wat de leerkracht doet, werkt.
Je gaat als leerkracht op zoek naar wat een
groter effect heeft op de prestaties van je
leerlingen. Wanneer bijvoorbeeld een bepaalde, tijdsintensieve actie een klein effect
heeft op de resultaten van de leerlingen,
overweeg je best of dat wel de moeite is.
Wat heeft het meest effect op het leren
van de leerling? Top 3:
1. Verwachtingen van leerlingen
De leerling eigenaar laten zijn van zijn
eigen leerproces (eigen doelstellingen
bepalen en hoge verwachtingen voor zichzelf laten stellen).
2. Klassengesprek
Dialoog, wederkerigheid, niet enkel de
leerkracht stelt vragen, het gaat verder
dan een kringgesprek, vragen naar een
diepere betekenis.
3. Feedback
Een schoolvoorbeeld van
een Brede School
Concept ‘Children’s Zone’
We bezochten de Agnesschool omdat dat één
van de enige scholen is waar in Nederland op
woensdagnamiddag les wordt gegeven. De
Agnesschool was de eerste school in Nederland
waar men met het project ‘Children’s Zone’
startte, gebaseerd op de Harlem Children’s
Zone in New York. De Children’s Zone is een
onderdeel van het Nationaal Programma
Rotterdam-Zuid. In het kader van die onderwijsmethode gaan de leerlingen in de Agnesschool 36 uur per week naar school. Dat moet
ertoe leiden dat de onderwijsresultaten stijgen en de schooluitval daalt. Omdat we hier
in Vlaanderen ook vaak opperen om kinderen
langer op school te laten blijven in het kader
van de Brede School en omdat we ons in
Vlaanderen inspireerden op het idee van de
Brede School in Nederland, leek het ons interessant om dat van dichtbij te bekijken.
De kinderen van de groepen 6 tot 8 (4de tot
6de leerjaar) gaan per week tien uur extra
naar school. Voor de kinderen van de groepen
3 tot 5 (1ste tot 3de leerjaar) wordt dat beperkt tot zes extra uren. De extra lessen die
de kinderen krijgen, zijn uiteenlopend en
kunnen ingevuld worden met taal, rekenen
of studievaardigheden, maar evengoed met
breakdance of basketbal. Ze worden door de
leerkrachten van de school of door externen
(bijvoorbeeld voor de lessen filosofie) gegeven. Op woensdagnamiddag wordt de Children’s Zone meestal ingevuld door technieklessen in het kader van beroepsoriëntatie. Het
kiezen van een juiste opleiding met een
uitzicht op werk is namelijk essentieel om
schooluitval tegen te gaan. Wij zagen bijvoorbeeld een groep leerlingen de Taj Mahal
nabouwen in maquettevorm.
Tijdens de Children’s Zone kunnen leerlingen
ook deelnemen aan sportwedstrijden of excursies. Kinderen die al ingeschreven zijn in
een sportclub of muziekschool, worden ervan
vrijgesteld, zodat ze hun hobby kunnen blijven beoefenen. De andere kinderen worden
zo op een heel speelse manier van de straat
af gehouden.
Binnen de school wordt ook sterk ingezet op
professionalisering bij de leerkrachten. In
tegenstelling tot Vlaanderen krijgen de leerkrachten daar extra uren voor vrij.
Ouderbetrokkenheid
Een andere belangrijke pijler in het concept
van de Children’s Zone is ouderbetrokkenheid.
Bij dit project worden een aantal zaken van
de ouders verwacht. De ouders tekenen daarom samen met hun kinderen een contract met
de school. Aan het bijwonen van ouder- en
rapportavonden wordt veel belang gehecht.
Ook probeert de school te werken aan de betrokkenheid van ouders bij vakken op school.
Iedere wijk in de Rotterdam Children’s Zone
krijgt ook een wijkteam dat bij gezinnen thuis
komt om te kijken wat er met een kind aan
de hand is. Er wordt uitgegaan van een wederzijds vertrouwen en verantwoordelijkheid.
Wat zegt Hatties onderzoek?
Wanneer we de inzichten van de voormiddag
koppelen aan de ervaringen die we tijdens
ons bezoek aan de Agnesschool opdeden,
kunnen we ons afvragen of zo’n project effectief is? Of het effectief bijdraagt tot betere prestaties van de leerlingen van de
Agensschool kunnen we niet besluiten. Maar
Hatties onderzoek geeft wel aan dat het effect
van de thuisomgeving op de prestaties van
de leerlingen niet te onderschatten is. Hoe
groter de kloof tussen de thuis- en schoolcontext, hoe moeilijker leerlingen het hebben
om zich ook thuis te voelen op school. Er is
een positief verband tussen de betrokkenheid
van ouders zowel op school als thuis en de
prestaties van de leerlingen. Dat toont nog
maar eens aan dat inzetten op ouderbetrokkenheid loont!
Marie Haeck en Lien De Feyter,
pedagogisch stafmedewerkers VVKBaO
BRON
Hattie, J., Leren zichtbaar maken,
Bazalt, 2013.
www.rotterdam.nl/childrenszone
RIA DE SADELEER - NIEUWE PEDAGOGISCH COÖRDINATOR VVKBAO
Ria De Sadeleer wordt vanaf 1 september 2014 pedagogisch coördinator van VVKBaO.
Zij vervangt Machteld Verhelst, die directeur van de vzw PBDKO wordt.
Mevrouw De Sadeleer is licentiate Psychologie en Pedagogische Wetenschappen. Ze is sinds 2000 actief in
de lerarenopleiding en op dit ogenblik hoofdlector aan de HUB-KAHO Campus Brussel in het studiegebied
Onderwijs. Ze is er opleidingshoofd van de Banaba Schoolontwikkeling en van de verkorte opleiding Bachelor
Lager Onderwijs.
We willen haar van harte verwelkomen!
12
september 2014
SECUNDAIR ONDERWIJS
dit zijn mijn kinderrechten,
mijnheer de directeur
Het VVKSO in gesprek met het Kinderrechtencommissariaat
“G
eachte directeur, u spreekt met een medewerker van het Kinderrechtencommissariaat. Wij werden gecontacteerd door een leerling die meldt dat hij
vorige week definitief werd uitgesloten. De leerling geeft aan dat één en ander
niet correct verlopen is. Wij hebben het verhaal van de leerling beluisterd en bijkomende
vragen gesteld. Graag had ik het verhaal van de school gehoord. Het Kinderrechtencommissariaat vindt het belangrijk alle partijen te horen om een correcte inschatting te kunnen
maken, maar ook om samen met u te zoeken naar mogelijke oplossingen.”
Voor een aantal scholen is deze situatie herkenbaar. Meer en meer neemt het Kinderrechtencommissariaat op vraag van de betrokken
leerling en zijn ouders contact op met de
school wegens een tuchtmaatregel. Wat is het
Kinderrechtencommissariaat? Wat is zijn opdracht? Hoe gaat het te werk? Wat kunnen
scholen verwachten van het Kinderrechtencommissariaat? Het VVKSO ging met het Kinderrechtencommissariaat hierover in gesprek.
Hoeder van kinderrechten
Het Kinderrechtencommissariaat is de officieel erkende vertolker van de rechten, noden
en belangen van minderjarigen bij het Vlaams
Parlement. Het ziet toe op de naleving van
kinderrechten in Vlaanderen in alle mogelijke maatschappelijke domeinen zoals welzijnszorg en gezondheidszorg, wonen, gezin,
vrije tijd, media, justitie, politieoptreden,
tewerkstelling, kinderen op de vlucht en onderwijs. Daarnaast behandelt het Kinderrechtencommissariaat ook individuele klachten.
Pedagogische vrijheid
en kinderrechten:
dezelfde medaille
De pedagogische vrijheid van scholen is een
fundamenteel recht. Scholen moeten zelf vorm
kunnen geven aan een visie op zorg voor hun
leerlingen, m.i.v. een verantwoord leerlingensanctiebeleid. Maar uiteraard kan de pe-
dagogische vrijheid van een school nooit
zover gaan dat rechten van leerlingen geschonden worden bij orde- of tuchtmaatregelen.
Kinderrechten zijn geen instrument dat pas
uit de kast gehaald wordt op een ogenblik
dat de relaties tussen leerlingen, hun ouders
en de school al verzuurd zijn en er nauwelijks
nog gespreksruimte mogelijk is. Rechten – die
van leerlingen, ouders en schoolpersoneel verschijnen niet op het einde van een verhaal,
op het ogenblik dat elke dialoog gestokt is,
maar vormen het vertrekpunt van elke dialoog.
Het is dan ook belangrijk dat een ingrijpende maatregel als een definitieve uitsluiting
doordacht wordt genomen. Ze zou steeds in
verhouding moeten staan tot wat er gebeurde. Ook zal de school steeds het recht waarborgen van de leerling om zich te verdedigen
en moet de tuchtmaatregel schriftelijk gemotiveerd worden. Die motiveringsplicht is
belangrijk: ofwel leidt ze tot (een beter)
begrip voor de genomen beslissing; ofwel
blijkt ze niet te motiveren, wat een duidelijke indicator is dat de tuchtmaatregel niet
proportioneel is.
De pedagogische vrijheid van scholen en
kinderrechten zijn dus twee kanten van dezelfde medaille.
Herstel als uitgangspunt
Een leerling moet zich positief verbonden
weten met de school. In een verbindend
schoolklimaat zal er ook expliciet worden
gekozen voor een herstelgerichte aanpak van
conflicten. Dat wil niet zeggen dat begeleidende en ordemaatregelen overbodig zijn.
Ook tuchtprocedures kunnen in uitzonderlijke omstandigheden noodzakelijk blijven.
In een verbindend schoolklimaat zal men ze
wel meer bewust inzetten, bv. wanneer een
leerling niet vrijwillig mee wil werken aan
een herstelgerichte methodiek.
In contacten met scholen naar aanleiding
van een klacht over sancties geeft het Kinderrechtencommissariaat aan voorstander te zijn
van herstelgericht werken. Op korte termijn
zorgt herstelbemiddeling ervoor dat grote
incidenten aangepakt worden op een manier
die ‘daders’ een nieuwe kans geeft en slachtoffers ernstig neemt en hun schade herstelt.
Op lange termijn zorgt de aanpak voor een
basishouding bij het schoolpersoneel die
proactief incidenten voorkomt en incidenten
ziet als leerkansen. Herstelbemiddeling leidt
tot minder tuchtprocedures en uitsluitingen.
Deze aanpak leert leerlingen en schoolpersoneel verantwoordelijkheid op te nemen voor
hun gedrag.
Samen naar
een gedragen oplossing
Het Kinderrechtencommissariaat luistert zowel naar het verhaal van de minderjarige, als
dat van de betrokken school. Het probeert
zich in te leven in het perspectief van beiden.
Het gaat ook na of de leerling en ouders de
mogelijkheid om in dialoog te treden met de
school, zelf wel voldoende kansen hebben
gegeven. Als het Kinderrechtencommissariaat
rechtstreeks contact opneemt met een school
n.a.v. een concrete klacht, is dat vooral bedoeld om zich zo goed mogelijk te informeren.
Dat houdt in eerste instantie geen beoordeling in van het dossier.
Eenmaal een duidelijk zicht op de situatie,
toetst het Kinderrechtencommissariaat ze af
aan het kinderrechtenverdrag en het wettelijk
kader. Daarnaast zijn de algemeen aanvaarde
ombudsnormen een belangrijk toetsingskader.
Die normen hebben vooral te maken met be-
september 2014
13
hoorlijkheid en zorgvuldigheid van de dienstverlening van overheden, diensten en voorzieningen. Enkel wanneer er twijfel bestaat
over de redelijkheid en/of de wettelijke principes zal het Kinderrechtencommissariaat een
onderzoek voeren. In de praktijk betekent dit
dat het Kinderrechtencommissariaat heel wat
klachten niet opneemt.
Het Kinderrechtencommissariaat gaat samen
met de betrokkenen op zoek naar mogelijke
oplossingen. Vaak ligt de oplossing al in het
opnieuw op gang brengen van de dialoog
tussen leerling en ouders enerzijds en school
anderzijds. Indien nodig of wenselijk verwijst
de Klachtenlijn door.
Inge staat op het punt om een gedragscontract te krijgen, als ze zich schuldig
maakt aan de diefstal van een jas. De
school vindt dat ze het vertrouwen van de
school ernstig heeft geschonden en sluit
haar definitief uit. Het Kinderrechtencommissariaat probeert te bemiddelen. Het
heeft begrip voor het standpunt van de
school, maar vraagt om Inge toch een kans
te geven om te werken aan haar houding.
Dat was immers wat het gedragscontract
beoogde. De schooldirectie heeft begrip
voor het standpunt van het Kinderrechtencommissariaat en maakt de definitieve
uitsluiting ongedaan. Inge krijgt een gedragscontract en moet daarnaast wekelijks
op gesprek met het CLB. Tevens dient ze
een time-out met psychologische begeleiding te aanvaarden. Twee maanden later
krijgt het Kinderrechtencommissariaat een
telefoontje van Inge. Het gaat goed met
haar. De time-out en het wekelijks gesprek
met het CLB hebben haar doen inzien dat
ze in het verleden vaak verkeerd reageerde.
Ze zegt dat haar relatie met de leerkrachten nog nooit zo goed is geweest.
Meerzijdig partijdig
Als basishouding en methodiek steunt het
Kinderrechtencommissariaat op het principe
van de “meerzijdige partijdigheid” of “veelvuldig gerichte partijdigheid”. Meerzijdige
partijdigheid veronderstelt een wisselende
betrokkenheid op de verschillende partijen
en impliceert dat de klachtenbehandelaar naar
alle betrokken partijen luistert. Aan deze
houding ligt de overtuiging ten grondslag
dat het in het belang is van de melder om
DANK
14
niet alleen zijn belangen recht te doen, maar
ook de belangen van de mensen (leraren,
directie, medeleerlingen …) en diensten
(school, CLB …) om hem heen. Het doel is
de dialoog opnieuw op gang te brengen.
Toch valt niet te ontkennen dat het Kinderrechtencommissariaat belangenbehartiger van
de minderjarige is. In het klachtenonderzoek
vertegenwoordigt het Kinderrechtencommissariaat immers de stem van die minderjarige.
Dat betekent echter niet dat leerlingen en hun
ouders steeds gelijk krijgen of dat het Kinderrechtencommissariaat het aandeel van de
betrokken leerling zal minimaliseren of ontkennen. Het belang van het kind vooropstellen is
niet de leerling gelijk geven.
Wanneer Frank eind november al een
maand thuiszit contacteert hij de Klachtenlijn. Hij werd uitgesloten omdat hij zich
niet hield aan de voorwaarden van zijn
gedragscontract. Frank is het thuiszitten
beu en wil liefst van al terugkeren naar
zijn school van vorig jaar. Het Kinderrechtencommissariaat geeft aan dat dit allesbehalve vanzelfsprekend is, maar wil wel
proberen te bemiddelen bij de school.
Wanneer de directeur en het CLB worden
gecontacteerd verneemt het Kinderrechtencommissariaat in detail welke zorginitiatieven de school intern en extern nam.
Frank gaf er echter vaak zelf de brui aan
of weigerde mee te werken. Toen Frank
ook een time-out voorstel weigerde nadat
hij met de leerlingenbegeleider op bezoek
ging, zag de school zich genoodzaakt hem
definitief uit te sluiten. De directeur is
echter bereid om Frank eventueel toch weer
op te nemen. Hij blijft van mening dat
Frank hulp nodig heeft in plaats van sancties. De directeur stelt wel als eerste voorwaarde dat Frank zelf ook de draad oppikt
en hulp aanvaardt, in eerste instantie een
time-out. Frank wil echter niet meestappen
in dat verhaal. Het Kinderrechtencommissariaat helpt Frank op weg naar een andere school en informeert hem over laagdrempelige hulpverleningsinitiatieven.
soms aan een school of het kennis kan nemen
van bepaalde relevante documenten. Scholen
zouden hierover moeilijk kunnen doen. Er kan
immers discussie bestaan of vrije scholen
verplicht zijn in te gaan op een vraag naar
informatie van het Kinderrechtencommissariaat. Wij pleiten er echter voor om een zo
groot mogelijke openheid en transparantie
aan de dag te leggen en vanuit het belang
van de minderjarige te streven naar een oplossing die door alle betrokkenen gedragen
kan worden. Ook van het Kinderrechtencommissariaat mag men dat immers op elk niveau
van de behandeling van klachten verwachten.
Uiteraard zal dit alles steeds dienen te gebeuren met naleving van de regels inzake
privacy, vertrouwelijkheid en voorzichtigheid.
Vermits het Kinderrechtencommissariaat een
mandaat heeft van de betrokken leerling en
zijn ouders, is het ook logisch dat het toegang
heeft tot die documenten waartoe ook de
leerling en zijn ouders toegang hebben.
Ombudsman geen rechter
Als onafhankelijke instelling is het Kinderrechtencommissariaat goed geplaatst om van
buitenaf toe te zien op de manier waarop
schoolbesturen klachten behandelen en eventueel als ombudsdienst op te treden tussen
de leerling en het schoolbestuur. Het zal
proberen te streven naar een oplossing waar
alle betrokkenen zich kunnen in vinden, maar
vooral mee verder kunnen. Het kan nooit een
“oplossing” in het belang van de minderjarige aan de school opdringen.
Evenmin kan het kinderrechtencommissariaat
sanctionerend optreden wanneer het vaststelt
dat een en ander niet helemaal correct is verlopen. De vaststellingen worden wel naar de
school (en de leerling en zijn ouders) gecommuniceerd, samen met advies over hoe de
school het wel correct had kunnen aanpakken.
Vraag naar informatie:
constructieve opstelling
Wanneer een school zich toch in het defensief
gedrukt zou weten door de manier van optreden van het Kinderrechtencommissariaat,
of twijfelt aan de onpartijdigheid van zijn
aanpak, kan ze dat wel signaleren aan het
VVKSO, meer bepaald aan de dienst Leerlingen
en schoolorganisatie.
Om een klacht grondig te kunnen onderzoeken, vraagt het Kinderrechtencommissariaat
Lieselot Vantuyckom
VVKSO Dienst Leerlingen en schoolorganisatie
De gift aan het Kinderarmoedefonds van de Koning Boudewijnstichting naar aanleiding van het officiële
afscheid van Mieke Van Hecke als directeur-generaal van het VSKO, bedraagt drieduizend euro.
Langs deze weg wil Mieke Van Hecke alle schenkers van harte danken.
september 2014
INTERNATEN
tweedaagse vorming voor opvoeders
krijgt volgend jaar al een 3de editie
B
ijna de helft van onze internaatsbeheerders komt elk jaar naar deze vormingen
aan zee. Het klapstuk was dit jaar echter de Vorming voor Opvoeders, die de Dienst
Internaten aanbood op 3 en 4 april en waar 16 opvoeders voor intekenden uit
11 verschillende internaten.
Als we heel het voorbije vormingsjaar overschouwen, dan heeft de Dienst Internaten
verschillende vormingen aangeboden die de moeite waard waren. Het begon met de nationale
studiedag, waar professor Dirk De Wachter (psychiater KU Leuven) 330 internaatsmensen
zodanig boeide dat ze ademloos luisteren naar zijn uiteenzetting over “Borderline Times”,
een thema waarover hij vorig jaar een boek publiceerde. Daarop volgden de regionale
studiedagen, die zoals de traditie het wil per bisdom georganiseerd worden op de vrijdagen van november: in St.-Niklaas, Duffel, Sint-Truiden en Brugge kwamen alles samen (ook)
zo’n 310 mensen uit de vrije internaten opdagen. Zij luisterden enthousiast en met veel
belangstelling naar de boeiende voordrachten van o.a. Noël Selis, Hendrik Gaublomme en
Philip Brinckman. Marcella Deneve gaf voor de laatste keer haar sessie “Leerbegeleiding”
(zij gaat immers dit jaar met pensioen) en Peter Engelborghs zorgde voor een uitstekende
begeleiding van drie sessies voor beheerders aan zee, samen zo’n 45 beheerders.
Het was in alle opzichten een groot succes
en het was een vorming waar de deelnemers
niet enkel enthousiast van terugkwamen, maar
waar zij ook heel bruikbare inzichten kregen
in hun eigen functioneren als opvoeder en
een heleboel “kapstokken” en “handvatten”
kregen om de uiteenlopende situaties in hun
job zo goed mogelijk in te schatten en aan
te kunnen. Voor die bijzonder waardevolle
inzichten zorgden Rishi Panchasara en Philip
Brinckman tijdens dit seminarie in Brugge
(in “Huize Komvest”, een van de internaten
van hotel- bakkerij en slagerijschool Ter
Groene Poorte).
De charmes en intensiteit
van 2 dagen samenzijn
Deze vorming voor opvoeders ging voor het
2de jaar door. Belangrijk in de aanpak was
dat we bij het heropnemen van de draad van
“Vorming voor opvoeders” (we hadden vroeger al vormingsdagen rond dit thema) meteen
gekozen hebben voor een vorming in seminarieverband, op een goeie locatie waar je
ook kan overnachten. En zo werd ons seminarie voor Opvoeders een tweedaagse vorming
en precies het feit dat het om een residentieel seminarie gaat, zorgt voor extra troeven.
Die maken zo’n vorming alleen maar krachtiger en sterker, meer indringend. Je kan daarover de getuigenissen van Filip en Jolyn lezen
verder in dit artikel! De kern van de zaak is
dat de cursisten twee dagen samen zijn en
dat maakt de vorming intenser en geeft ze
een meerwaarde tegenover “losse” vormingsdagen. Men maakt niet alleen samen de sessies mee, de uitwisseling en het proces van
elkaar leren kennen verloopt ook veel intenser omdat je bijna alles samen doet. Je eet
samen, je ontspant samen, je gaat samen de
stad in tijdens een break, en je bent ook ’s
avonds na de laatste sessie samen en dat is
een geweldig pluspunt. Je krijgt daardoor
immers de kans om elkaar te leren kennen.
Je krijgt ook de kansen om uit te wisselen
over je job, om van elkaar te horen hoe het
er op andere internaten aan toe gaat. De
filosofie vertoont gelijkenissen met die van
de seminaries voor beheerders aan zee. Op
basis van zelfreflectie en het geven (en ook
krijgen!) van goeie feedback over je eigen
functioneren, doen de deelnemers een pak
inzicht en ervaring op en leren zij vooral bij
over zichzelf. Zoals een beheerder heeft ook
een opvoeder behoefte aan zelfreflectie en
goeie feedback. Wie met mensen mag werken,
werkt met levend materiaal en dat maakt het
net zo boeiend en leerrijk. Je bent in de job
van opvoeder, in het opvoeden van kinderen
en jongeren, nooit volleerd: je leert voortdurend en dat doe je enerzijds door mensen
met ervaring te beluisteren en anderzijds door
naar elkaar te luisteren en ervaringen en
ideeën uit te wisselen.
Edelmetaal smeden
De eerste namiddag tijdens dit seminarie voor
opvoeders hadden we Rishi Panchasara te
gast. Rishi is de zoon van Marcella Deneve
en het vormingsbloed zit hem in de genen.
Hij heeft vorming en lesgeven a.h.w. met de
paplepel binnengekregen. Rishi heeft een
tijdje in de bijzonder jeugdzorg gewerkt en
vanuit die ervaring behandelde hij het thema
“Sanctioneren: kansen en valkuilen”. We gaan
het gras niet voor zijn voeten wegmaaien
door te veel te verklappen over zijn voordracht, maar zeggen dat de deelnemers aan
zijn lippen hingen is een huizenhoog cliché...
Gevoed door de praktijk gaf Rishi tal van
voorbeelden waar het zinvol of zelfs nodig
is om te sanctioneren. Hij duidde het begrip
“sanctioneren”. Dat kreeg mettertijd vaak een
negatieve bijklank in de zin van “sanctioneren” is straffen: sanctioneren is waarderen
en betekent in positieve zin dus ook “belonen”. Sanctioneren kadert de lesgever in het
proces om jongeren vooruit helpen op hun
eigen “leertrap”, een verruimende visie op
opvoeding. De tweede dag was Philip Brinckman onze gastspreker. Philip is beheerder van
het internaat van het Sint-Jozefscollege in
Turnhout en hij sprak over het thema: “Smaak
krijgen in opvoeding: bevestigen ² (warmte)
– begrenzen (sturing) – boeien”. Hij gebruikte een mooi beeld om opvoeden van
jongeren en dan in het bijzonder pubers te
duiden: het is werken in de hoogoven waar
edelmetaal gesmeed wordt. Philip weet
waarover hij spreekt: voor hem geldt bij uitstek dat hij zichzelf gevormd heeft in twintig
jaar praktijk in het internaat. Hij is belezen
en hij geeft graag vorming en hij doet dat
ook voor zijn opvoeders in zijn eigen internaat. Hij wil op die manier zijn inzichten
delen met anderen, met opvoeders. Hij heeft
een duidelijke visie en je moet die niet delen,
maar hij prikkelt je wel en hij doet je nadenken, hoe dan ook. Wij hebben vaak gezegd
tijdens die tweedaagse vorming voor opvoeders, zowel over Rishi Panchasara als over
Philip Brinckman: “dit zou iedereen moeten
gehoord hebben: dit zijn zo’n belangrijke
inzichten als je over de opvoeding van kinderen en jongeren praat!”
Voor de inhoudelijke begeleiding van dit seminarie werd de Dienst Internaten bijgestaan
door een handvol leden van de Pedagogische
Commissie: Nicole Vande Putte, Rita Lybaert,
september 2014
15
© Peter Vandamme
Erna de Keulenaere, Marc Peeters en Jan Geebelen. Nicole Vande Putte besloot de eerste
dag met een verhaal over “de voorbeeldfunctie”, want daar is het toch vaak (zoniet altijd)
om te doen in je job als opvoeder en beheerder: het goede voorbeeld geven aan de kinderen en de jongeren : je blijft immers ALTIJD
een opvoeder, iemand die het goede voorbeeld
voorleeft en aanmoedigt. De leden van de
Pedagogische Commissie legden getuigenis
af over het dagelijks leven van een beheerder
en de vragen van de deelnemers aan deze
cursus werden open en eerlijk beantwoord.
Getuigenissen
van twee deelnemers
Wie samen met collega’s wil nadenken over
zijn of haar job als opvoeder, hoeft geenzins te vrezen dat hij een geweldig inspirerend evenement en een unieke kans
gemist heeft: op 2 en 3 april 2015 doen
we hetzelfde programma met dezelfde
gastsprekers nog eens over. Je moet er
alleen voor zorgen dat je tijdig inschrijft
en waarom zou je niet naar Brugge komen
samen met een goede collega die ook leergierig met zijn job bezig is en gemotiveerd
is om een heleboel dingen bij te leren…
We kunnen niet beter doen dan tot slot twee
deelnemers aan het woord laten, die in hun
verhaal iets vertellen over de rijkdom van de
sprekers en ook getuigen van de verrijking
door de onderlinge uitwisseling. Filip Poukens
is beheerder-opvoeder in het Abdij-Internaat
in Sint-Truiden en Jolyn Geerts is opvoedster
in het internaat van Ledeberg bij Gent. Zij
spreken beiden rechtuit en zij vertellen hoe
zij deze tweedaagse ervaren hebben.
Op tweedaagse vorming voor het werk! Eerst
dacht ik: moet dat echt :). Maar na een paar
uur had ik al de indruk: dit wordt leuk. Het
ontmoeten van andere collega’s binnen de
internaatswerking was een verrijking. Hun
verhalen horen en de mijne vertellen was echt
fijn. Uiteraard waren we er niet alleen om naar
elkaar te luisteren en elkaar een beetje te leren
kennen maar ook om professionele informatie
op te doen. Ook dit is zeker gelukt. De sprekers
die zijn geweest brachten begrijpbare en bruikbare taal. De praktijkvoorbeelden die bij de
theorie werden aangebracht klonken zeer vertrouwd in de oren. Je hoorde zaken die je ooit
wel al eens in de lessen vroeger had gezien
maar er kwamen ook nieuwe elementen aanbod. Want zoals iedereen wel weet is opvoeden
iets dynamisch en staat dit niet stil, dus vernieuwing en verandering is vaak goed. Kort
samengevat was de tweedaagse ontspannend,
verrijkend, sfeervol, ....
Een aanrader voor toekomstige opvoeders.
Groetjes Jolijn Geerts
16
september 2014
“Je bent chocotoff”
Jan, binnenkort is er een tweedaags seminarie voor beginnende opvoeders. Dat lijkt me iets voor
jou te zijn!”, klinkt plots uit de mond van onze beheerder tijdens de opvoedersvergadering, medio
januari.
Twee andere collega’s schrijven zich ook in, om Jan te vergezellen en te steunen. Maar eigenlijk
ook met een verborgen agenda: groeien als opvoeder in je job, doe je immers je leven lang! Het
stevige, maar gevarieerde programma beloofde immers dieper in te gaan op inzichten en vaardigheden die je nodig hebt als opvoeder.
Opvoedersstijl, straffen en belonen, sanctioneren, deontologie,… de opvattingen hierover waren
even talrijk als er deelnemers waren. Ervaren moderatoren brachten nieuwe inzichten bij en steeds
meer voelden we de neuzen in dezelfde richting gaan. Vele gesprekssessies waren intervisie en
supervisie tegelijkertijd. Het werd een tweedaagse met een correcte, eerlijke kijk op het opvoederzijn, in een informele sfeer. Aan tafel, maar ook ’s avonds in de bar, hadden we echt het gevoel
elkaar al jaren te kennen. Iedereen wilde elkaar stimuleren, vooruit helpen, tips geven,…!
“Een moeilijke intern? Bombardeer hem met aandacht en liefde.”, vertelde Philip Brinckman ons.
De Dienst Internaten deed dit met elk van ons. Regelmatig vonden we een zakje snoep met een
tekstje als “je hebt veel in je mars” of “je bent chocotoff”: snoepjes die kracht gaven! Aan het
einde van de cursus kreeg je een persoonlijk briefje mee naar huis: hoe men jou had leren kennen,
met je waardevolle inbreng,… Het gaf elk van ons drieën vleugels. Dankjewel voor twee zo’n
zinvolle dagen.
Opvoedersvergadering, medio april: “Het seminarie voor opvoeders was zijn geld méér dan waard.”,
besluit onze beheerder nadat we aan elkaar verteld hadden ‘wat we geleerd hadden’. Groetjes,
Filip Van Poucke
Anja Dingenen en Jan Willems
Dienst Internaten VSKO
VOLWASSENENONDERWIJS
bezoek deense delegatie
Maart 2014
V
DKVO verwelkomde van 12 tot 14 maart een Deense groep directeurs in het kader
van een studiebezoek. Onze vikingen wilden meer leren over de rol die het
volwassenenonderwijs speelt in het inburgerings- en integratietraject van Belgische
nieuwkomers om zo de eigen praktijk verder te ontwikkelen.
Omdat de opleidingsstructuren in beide landen toch enigszins verschillen -- en wij in
Vlaanderen met heel wat partners betrokken
zijn in het veld van inburgering en integratie
– werd de eerste dag volledig gewijd aan het
kaderen van ons werkterrein. We hanteerden
hierbij het ‘traject dat een nieuwkomer bij
ons doorloopt om toch enige structuur aan
te brengen en nodigden zowel beleidsmakers
als actoren uit.
Tijdens de eerste voormiddag kwam het beleid
aan bod. De collega’s van het kabinet Inburgering en Integratie en Onderwijs en Vorming
gaven een uitgebreide presentatie over de
manier waarop het inburgeringsbeleid en
onderwijs samen de kaders uitzetten voor de
actoren. Het werd vrij snel duidelijk dat onze
structuren zeer complex waren voor onze
bezoekers. Vooral de verdeling van bevoegdheden op Vlaams (inburgering en onderwijs)
en federaal niveau (Binnenlandse Zaken) was
niet evident.
Tijdens de namiddagsessie lichtten de verschillende actoren hun werking en bijdrage in het
inburgerings- en integratietraject toe. We
hadden sprekers van het Gentse onthaalbureau
KOM-PAS, het Huis van het Nederlands, Centrum voor Basiseducatie en als laatste werd
ook de rol van VDKVO voor de centra voor
volwassenenonderwijs toegelicht. Het werd
een zeer interactieve sessie waar heel wat
vragen werden gesteld.
De eerste dag was meteen een goed gevulde
dag, maar essentieel om het programma van
de volgende twee dagen goed te laten verlopen. Zowel de actoren, de mensen van het
beleid als de delegatie waren positief over
deze eerste ‘kennismakingsdag’. Voor VDKVO
zelf was dit een gelegenheid om de banden
met de partners buiten het onderwijsveld aan
te halen en dit moment aan te grijpen om
naar de toekomst verdere samenwerking te
faciliteren.
Moe maar voldaan keerden onze bezoekers
richting hotel.
Huis van het Nederlands
Op donderdag verzamelden de Denen zich ’s
ochtends aan het Huis van het Nederlands te
Brussel. Hier zouden ze een intake krijgen,
zoals alle potentiële NT2-cursisten die op zoek
zijn naar een NT2-cursus die ook meemaken.
Omdat in Denemarken geen ‘Huizen van het
Deens’ bestaan die cursisten oriënteren, wilden ze graag de werking van het Huis leren
kennen. Dus werd elk van de deelnemers
uitgebreid bevraagd naar motivatie en schoolloopbaan en ‘onderworpen’ aan de zgn. COVAAR-test, een test die peilt naar de leervaardigheid van cursisten.
Op basis van de resultaten van deze test en
het eerste interview worden cursisten doorverwezen naar de voor hen meest geschikte
cursus uit het aanbod van het Centrum voor
Basiseducatie (CBE) of een CVO (Centrum voor
Volwassenenonderwijs).
september 2014
17
Brusseleer
In de loop van de namiddag zouden onze
Deense gasten zowel een les bij CBE Brusselleer als een les in CVO Lethas Brussel Campus
Rouppeplein kunnen volgen. Tijdens deze
lesbezoeken maakten zij kennis met de speciale aanpak die Brusselleer bij de laaggeschoolde cursisten inzet, alsook met een
typische NT2-les in het CVO. Allen kwamen
heel enthousiast uit de lessen terug en lieten
onmiddellijk trots al een paar woordjes Nederlands horen.
Na deze zware intellectuele inspanningen was
het tijd voor een culinair vervolg en kregen
onze gasten een bierproeverij aangeboden,
waarbij ze enkele van onze lekkerste Belgische
bieren met veel smaak degusteerden. Het
verbroederen met lesgevers van CVO Lethas
en Brusselleer en medewerkers van het Huis
verliep op deze manier zeer geanimeerd. Zo
werd de avond gezellig ingezet om te eindigen bij de charmante Italiaan Filippo, die het
gezelschap aangenaam verwende met zijn (h)
eerlijke kookkunsten.
Inspectie
Vrijdag, en tevens laatste dag van het bezoek,
stond in het teken van een kennismaking met
de Pedagogische Begeleidingsdienst. Ingrid
Hermans, pedagogisch begeleider met o.a.
focus op NT2, had het in haar presentatie
o.a. over de decretale opdracht van PBDKO,
de missie en visie van VDKVO en de specifieke ondersteuning aan centra met studiegebied NT2. Uit de reacties en vragen over
de werking van de PB bleek een zeer grote
interesse hiervoor, temeer omdat in Denemarken een dergelijke dienst niet bestaat.
Ook bleek de werking van de Inspectie veel
vragen op te roepen, omdat dit ook voor hun
centra in Denemarken onbestaande is. Daar
zijn het de gemeenten die bepalen welk centrum hoeveel cursussen mag organiseren, op
basis van het belangrijkste criterium: de
kostprijs. Verder zijn de Denen ook vragende
partij naar (een) kwaliteitsinstrumenten, om
hun interne kwaliteit te kunnen meten.
Na deze boeiende voormiddag werd de groep
nog even op sleeptouw genomen in hartje
Brussel (de Marollen), onder leiding van Kris
de Nys, adjunct-directeur van CVO Lethas en
jarenlang inwoner van Stad Brussel, voor wie
de stad geen geheimen meer heeft. Na de
obligate tussenstop op de Zavel voor de aankoop van ons populairste product, nl. onze
wereldvermaarde chocolade, ging het richting
‘Goudblommeke van Papier’ voor de afsluitende lunch. Hier werden we vergast op een
uitgebreid Brussels buffet en werden we door
Danny Verbiest himself, mede-eigenaar en in
een vorig leven trouwe hond van ‘Gertje’,
geïnformeerd over de roemrijke historiek van
dit Brussels artistiek Estaminet. Bij de typische ‘bloempansj’en de Brusselse ‘pottekeis’
werd nagepraat over de afgelopen driedaagse en al plannen gesmeed voor een verdere
samenwerking. Onze sympathieke gasten
willen zich zeker nog verder verdiepen in de
werking van onze Inspectie en in Kwaliteitszorg, terwijl zij heel wat ervaring hebben met
differentiëren en zelfsturende teams en wij
hier nog heel veel kunnen van opsteken. Gezien de grote bereidheid van alle deelnemers
al delend te leren en de ondertussen ook op
persoonlijk vlak gegroeide contacten, gaan
hier in de toekomst nog mooie dingen ontstaan. Lang leve Europa!
Een woord van dank, tenslotte, aan alle deelnemers aan het programma en al wie een
bijdrage leverden, zowel inhoudelijk, organisatorisch als logistiek. Bedankt ook VSKO/
VDKVO, Huis van het Nederlands, CBE Brusselleer en CVO Lethas, dat we bij jullie even
thuis mochten zijn...
Roeland Van Kerckhove
Ingrid Hermans
Stafmedewerkers VDKVO
Kurt Berteloot, directeur Vlaamse Dienst van het Katholiek Volwassenenonderwijs
18
september 2014
PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING
katholiek onderwijs
Evaluatie pedagogische begeleidingsdienst
T
ijdens het voorbije schooljaar vond er een evaluatie plaats van de verschillende
pedagogische begeleidingsdiensten en het Samenwerkingsverband van de Netgebonden Pedagogische Begeleidingsdiensten, de vzw SNPB. De uitwerking van het
infodossier i.f.v. de evaluatie ging gepaard met een eigen SWOT-analyse m.b.t. de taken en
de werking van PBDKO. De evaluatie leverde een aantal rapporten op, waarvan we enkele
zaken in dit artikel belichten. De rapporten zijn inspiratiebronnen om de organisatie nog
kwaliteitsvoller te maken. We krijgen immers een beeld van onze begeleidingsdienst met
zijn sterktes en groeikansen, en kunnen zo een eerste analyse maken van de uitdagingen
waar PBDKO voor staat.
Hoe verliep de evaluatie?
Een commissie onder leiding van de heer
Georges Monard trachtte zich een beeld te
vormen van de werking van de verschillende
begeleidingsdiensten. Elke begeleidingsdienst
stelde daartoe in een eerste fase een uitvoerig informatiedossier met een ruime sterktezwakte analyse samen. Naast het informatiedossier hanteerde de commissie nog andere
bronnen: de resultaten van een kwantitatief
onderzoek (uitgevoerd onder leiding van prof.
Van Petegem van de Universiteit Antwerpen)
en een visitatie van de begeleidingsdiensten.
Tijdens de visitatie werden er heel wat gesprekken gevoerd met pedagogisch begeleiders, met leidinggevenden van de begeleidingsdienst en van de koepel, en met
personeelsleden en directeuren van de begeleide scholen.
Net voor de kerstvakantie ontvingen de begeleidingsdiensten een voorlopige versie van
hun rapport, om die na te lezen en feitelijke
onjuistheden te signaleren. De rapporten
werden daarna bijgewerkt en op 10 februari
2014 werden de definitieve rapporten aan de
begeleidingsdiensten afgeleverd. Daaraan werd
een persconferentie gekoppeld waarbij de
commissievoorzitter het samenvattend rapport
over de werking van de begeleidingsdiensten
heeft voorgesteld en de minister een eerste
beleidsreactie formuleerde.
ten en op adviezen vanuit haar kijk op
begeleidingswerk. Op de sterktes van het
begeleidingswerk wordt er daardoor minder
uitvoerig ingegaan.
Volgende tien aanbevelingen werden aan alle
pedagogische begeleidingsdiensten gedaan.
•
Prioritaire aandacht voor de klaspraktijk
en de schoolontwikkeling: werken met de
leerkrachten- en CLB-teams.
•
Véél meer ondersteuning van de startende
personeelsleden (driehoek scholen/CLB’s
– lerarenopleiding – begeleiding).
•
Overhead reduceren: o.a. door reductie én
upgrading van de centrale staf en méér
begeleiders naar de werkvloer.
•
De POC’s integreren in de PBD’s.
•
Afstemming nascholing en begeleiding:
twee facetten van de professionalisering
van het onderwijspersoneel.
•
Autonomie van de PBD’s: de zeven verplichte decretale opdrachten vervangen
door doelstellingen; opvolging door de
overheid via de begeleidingsplannen en
jaarverslagen; enveloppefinanciering.
•
Stimuleren van de kritische zelfreflectie
van de scholen- en CLB-teams.
•
Inspectie en begeleiding: elk zijn rol, maar
betere afstemming en wederzijdse info.
•
Inzetten op de juiste selectie en professionalisering, in de lijn van de doelstellingen van de begeleiding; vaste personeelskern en vernieuwbare mandaten;
interne kwaliteitszorg, met het oog op
permanente verbetering.
•
Continuering van de diensten per koepel
met hun eigenheid, mits véél grotere sa-
Wat blijkt uit de rapporten?
We stellen vast dat de commissie ervoor gekozen heeft om een rapport op te stellen dat
vooral de aandacht vestigt op aandachtspun-
menwerking van alle PBD’s en inzonderheid
van de kleinere koepels, inzake leerplannen,
ontwikkeling materialen, ondersteuning
van starters in scholen en clb’s , professionalisering van begeleiders; begeleiding
DKO door OVSG, versterking van het samenwerkingsverband SNPB…
Na de persvoorstelling kopten de media dat
begeleiding meer tot op de klasvloer moet
komen. PBDKO meent dat deze conclusie niet
zomaar getrokken kan worden als men de
beperkte mankracht van PBDKO (450 begeleiders t.o.v. 140 000 leerkrachten) in acht
neemt. PBDKO gaat uit van een getrapt model van ondersteuning, gericht op directies,
middenkaders en (groepen van) leraren. Waar
leden van de commissie in gesprekken de
nadruk legden op rechtstreekse intensieve
ondersteuning van leraren op de klasvloer,
werd dus geen rekening gehouden met de
grootte van de te begeleiden groep leraren,
noch met de verschillende profielen en opdrachten van begeleiders (vak-, school-,
leergebied- of domeinbegeleiders). Dat er
weinig rekening gehouden werd met de verschillende lagen van begeleiding (directies,
middenkader, leraren) en het beperkte contingent begeleiders die deze groepen ondersteunen, zorgt voor te ongenuanceerde interpretaties en conclusies over de werking
van begeleiding.
Ook uitspraken van de commissie betreffende de effectiviteit van begeleidingswerk
dienen o.i. met enige nuance benaderd te
worden, aangezien effectiviteit van begeleidingswerk erg moeilijk meetbaar is. Dit gaven
alle pedagogische begeleidingsdiensten,
hierin gesteund door verschillende onderwijsdeskundigen, in hun infodossier al aan.
Welke aandachtspunten
nemen we mee?
Dat PBDKO bedenkingen formuleert bij het
rapport van de evaluatie, neemt niet weg dat
een aantal bevindingen uit het rapport ons
kan helpen om verder werk te maken van een
sterke ondersteuning van scholen. Hieronder
vatten we kort samen wat we uit het evaluatierapport van de PBDKO als aandachtspunten meenemen.
september 2014
19
Complexiteit van de organisatie
•
•
•
PBDKO moet de complexiteit van de organisatie grondig evalueren overeenkomstig
de efficiënte inzet van de toegekende middelen voor concrete begeleiding in scholen.
Er zijn grote verschillen tussen de geledingen. Er is een spanning tussen het streven
naar gemeenschappelijkheid en autonomie
van de geledingen. De commissie geeft een
aantal voorbeelden:
» De begeleiding van scholen na doorlichting verschilt in aanpak van geleding
tot geleding.
» De aanpak tussen de verschillende geledingen m.b.t. innovatie verschilt.
» De interne overleg- en samenwerkingsstructuur en -cultuur verschilt sterk tussen de geledingen.
De commissie is van mening dat er niet
enkel afgestemd moet worden tussen de
centrale en regionale geledingen, maar ook
binnen de verschillende regionale geledingen en tussen de verschillende onderwijsniveaus. In het algemeen dient PBDKO nog
een weg af te leggen naar meer gelijkgerichtheid.)
•
De centrale geledingen hebben een belangrijke rol in de materiaalontwikkeling, die
sterk gewaardeerd wordt door alle gesprekspartners.
•
De commissie adviseert grondig te reflecteren over de betrokkenheid van centrale
begeleiders bij de begeleiding in de scholen. Het is belangrijk dat dit vanuit een
duidelijke visie gebeurt.
Afstemming van nascholing
en begeleiding
Hoewel nascholing en begeleiding in de begeleidingsfilosofie een geheel vormt, komt
dit niet altijd zo over in de scholen. De commissie is van oordeel dat deze integratie goed
zou kunnen verlopen als er (nog) meer vanuit trajecten met scholen (in partnerschap
en co-eigenaarschap) gedacht en gehandeld
wordt. Tevens vindt de commissie het belangrijk dat er verder gewerkt wordt aan de
afstemming tussen de centrale en regionale
nascholingsdiensten.
Rol van de Stafdienst PBDKO
De commissie onderschrijft het belang dat
PBDKO hecht aan een stafdienst. Ze stelt vast
dat deze dienst zich sterk ondersteunend
opstelt en zo ten dienste van de geledingen
werkt. Echter, de commissie wil deze stafdienst
stimuleren om meer initiatief te tonen en
proactief (en vanuit een duidelijke visie op
begeleiding) te werken.
20
september 2014
Kerntaken van begeleiding
•
De regionale geledingen geven aan dat een
grondige reflectie over de kerntaak nodig
is. De commissie sluit zich aan bij deze
zorg om meer prioriteiten te stellen in het
takenpakket van de pedagogische begeleidingsdienst.
•
De commissie is van oordeel dat begeleiding
van onderwijsinstellingen en hun personeel
de primaire taak is van de diocesane pedagogische begeleidingsdiensten.
•
PBDKO moet duidelijke prioriteiten stellen
als pedagogische begeleidingsdienst en die
transparant communiceren naar scholen.
PBDKO moet duidelijker stellen wat de begeleidingsdienst wel en niet kan opnemen.
•
Het valt de commissie op dat de vragen
naar ondersteuning m.b.t. het opvoedingsproject nauwelijks genoemd worden in de
focusgespekken met scholen, met uitzondering van de congregationele scholen.
Profiel en opdracht van de begeleider
•
De commissie waardeert de inspanningen
van PBDKO om vak- én schoolbegeleiding
aandacht te geven en apprecieert de werking met ankerfiguren. De commissie stelt
wel dat we prioritair het concept ‘schoolbegeleiding’ nauwkeuriger moeten omschrijven en daarover eenduidig moeten communiceren. De opdracht schoolbegeleiding
wordt momenteel zeer divers ingevuld.
•
Inzake vakbegeleiding kan PBDKO meer een
makelaarsfunctie opnemen. Die makelaarsrol kan met behulp van externe expertise,
maar ook met behulp van aanwezige expertise in PBDKO worden opgenomen.
•
Ondanks de grote inzet van de medewerkers
moet de commissie vaststellen dat concrete begeleidingsopdrachten in de scholen
en ondersteuning op de klasvloer minder
dan de helft van de tijdsbesteding innemen.
De commissie vraagt om in dit licht de
taakinvulling van de medewerkers kritisch
te bekijken en manieren te zoeken om de
ondersteuning van de klaspraktijk en aanwezigheid van de begeleiders op de scholen fors te versterken.
Begeleidingsmethodieken
en doelgroepen
•
Uit het onderzoek van Van Petegem, e.a.
(2013) kwam naar voren dat directies meer
worden bereikt dan leerkrachten en ervaren
leerkrachten meer contact hebben met
PBDKO dan beginnende leerkrachten.
•
Begeleiding van beginnende leerkrachten
gebeurt vooral via netwerkactiviteiten en
ondersteuning van directeurs. Daadwerke-
lijke begeleiding op de klasvloer gebeurt
minder. Men raadt PBDKO aan om met
scholen en lerarenopleidingen een model
voor aanvangsbegeleiding op te zetten.
•
De commissie stelt met genoegen vast dat
er grote inspanningen geleverd worden om
een degelijke opleiding voor directeurs in te
richten. Vooral de opleiding van directeuren
basisonderwijs ProfS wordt gewaardeerd. Men
pleit voor een grotere gelijkgerichtheid in
het aanbod over de onderwijsniveaus heen.
•
De netwerkactiviteiten die PBDKO als prioritair beschouwt, moeten aanzetten tot
diepgaand leren en tot reflectie over de
eigen praktijk en de achterliggende opvattingen. Er moet transfer zijn van het geleerde naar de eigen praktijk en naar collega’s. Netwerken moeten meer systematisch
opgevolgd en geëvalueerd worden.
•
Inspanningen van de PBDKO om innovaties
te stimuleren, worden gewaardeerd maar
moeten nog meer en met voldoende expertise en tijd, systematisch en proactief
aangepakt worden, met inbegrip van investeringen in studiewerk, ondersteuning
op basis van wetenschappelijk onderzoek
en in samenwerking met het hoger onderwijs. Scholen verwachten van begeleiders
dat ze bron van innovatie zijn: de commissie vraagt een doelgerichte dialoog omtrent
expertisedeling rond ontwikkeling en gebruik van materialen en instrumenten, en
dus om een goed informatie- en documentatiebeheer binnen PBDKO. Er moet volgens
de commissie niet alleen meer ingezet
worden op het delen van materialen tussen
begeleiders, maar ook tussen scholen. Het
voorbeeld van het buitengewoon onderwijs
inzake delen van materialen m.b.t. specifieke types tussen scholen en begeleiders
verdient navolging.
Kwaliteitszorg
De huidige losse initiatieven inzake kwaliteitszorg zijn waardevol, maar dienen volgens
de commissie opgezet te worden vanuit een
duidelijke visie én dienen systematisch opgevolgd te worden. Bovendien stelt de commissie vast dat heel wat instrumenten en
methodieken aangeboden worden, maar dat
nog meer dient gewerkt te worden aan een
kwaliteitscultuur. Anders gezegd: eerder dan
de nadruk te leggen op instrumenten (die
overigens nooit waardenneutraal zijn) dient
met kwaliteitszorg de collectieve reflectie
gestimuleerd te worden, uitgaande van de
wil om te verbeteren. De commissie adviseert
hier werk van te maken vanuit een sterk inzicht in de basisprincipes van kwaliteitszorg,
vooraleer over te gaan tot de keuze van instrumenten en modellen.
Samenwerkingsverbanden
•
•
De commissie stelt vast dat VCLB en PBDKO sterk onafhankelijk van elkaar functioneren, maar is niet overtuigd dat onafhankelijkheid van CLB’s en scholen moet
doorgetrokken worden naar VCLB, c.q.
PBDKO. Ook hier dient de samenwerking
en het delen van expertise versterkt én
uitgebreid te worden.
De commissie adviseert om de verdere
netoverstijgende samenwerking binnen
SNPB te exploreren, maar stelt vast dat
PBDKO daar geen grote nood aan voelt. Zij
stelt ook vast dat de PBDKO (als begeleidingsdienst van het VSKO) zijn autonomie
t.o.v. de overheid sterk benadrukt.
Hoe gaat PBDKO nu verder om
met de resultaten van de evaluatie?
PBDKO pakt de bespreking en de verwerking
van de resultaten op verschillende niveaus aan,
en betrekt daarbij al zijn begeleiders. Onder
meer de volgende acties zijn hiertoe opgezet:
•
•
Er is een werkgroep met vertegenwoordigers
uit verschillende geledingen, raad van bestuur, VIMKO en enkele externe deskundigen samengesteld die een analyse van het
PBDKO-rapport maakt. Deze werkgroep zal
ook een aantal aanbevelingen aan de Raad
van Bestuur van de vzw PBDKO formuleren.
De rapporten zijn meteen na ontvangst via
www.pbdko.be aan alle personeelsleden van
PBDKO en ook extern ter beschikking gesteld. De inhoud van het eindrapport van
PBDKO wordt besproken met de directeuren
en de hoofdbegeleiders van PBDKO. De
eindrapporten van PBDKO en SNPB en het
samenvattend rapport werden op 5 juni
2014, tijdens een bijeenkomst met alle
begeleiders, gepresenteerd. Op de dag van
de begeleiding op 11 september worden de
rapporten in een breder perspectief gekaderd
en gaan alle pedagogisch begeleiders van
PBDKO er mee aan de slag. De analyse en
de aandachtspunten worden dan verwerkt.
PBDKO is er van overtuigd dat een externe
kijk op de werking van zijn diensten heel wat
inspiratie kan bieden en een interessante
aanvulling kan zijn bij de eigen SWOT- en
strategische analyse. De werkpunten uit die
analyses zullen mee verwerkt worden in het
bepalen van de prioriteiten voor het
begeleidingsplan 2015-2018.
Stafdienst PBDKO
educans
Samenwerking voor beter onderwijs in het Zuiden
D
e vakantie is voorbij. Tijd om plannen te maken voor het nieuwe schooljaar, ook
rond solidariteit. Met zijn allen willen we kansen delen met wie het minder goed
heeft of anders leeft. Vele kleintjes maken een groot. Hebben we zin om de krachten te bundelen, om ervaringen en expertise te delen, en wel specifiek voor beter onderwijs
in het Zuiden? Educans wil graag samen met scholen en met katholieke organisaties de
dialoog aangaan, een ondersteuningsplatform bieden en effectieve stappen zetten om bij
te dragen aan het dichten van de onderwijskloof. Het wil vanuit christelijke waarden samenwerking tot stand brengen in het gefragmenteerde landschap van ontwikkelingsinitiatieven in het onderwijs in Vlaanderen. Educans stelde haar werking voor op de raad van
bestuur van de dienst inrichtende machten (VIMKO).
Waarom?
Wat?
Wereldwijd gaan er vandaag 57 miljoen kinderen niet naar school. Investeren in onderwijs is echter cruciaal voor duurzame ontwikkeling, emancipatie en zelfbeschikking. Op
gebied van onderwijs zijn het meestal kleinschalige en gefragmenteerde initiatieven die
naar hun mogelijkheden een verschil willen
maken. Educans stelt zich tot missie meer
kinderen in meer en betere scholen te krijgen
bij kansarmen in het Zuiden. Samenwerking
kan dit versterken.
Het activiteitenpalet van Educans is breed
en ambitieus. Educans werkt vanuit christelijke waarden en wil bijdragen tot actief en
verantwoordelijk wereldburgerschap. De hoofdtoon ligt niet op “helpen”, maar op “van en
met elkaar leren”: competentie-uitwisseling
tussen Noord en Zuid, die, goed omkaderd en
voorbereid, tot een wederzijdse leerwinst leidt.
Het wil onderwijsondersteuning in het Zuiden
op professionele wijze uitwerken in een struc-
tuur van programma’s en projecten. Hiertoe
wil het tegelijk inzetten op kennisuitwisseling
en vorming op het gebied van onderwijspartnerschappen Noord-Zuid. Verdere activiteiten
richten zich op sensibilisering en solidariteit
vanuit een mondiale wereld. De netwerking
en samenwerking heeft eveneens tot doel
fondsen te werven en te herverdelen over
kwaliteitsvolle projecten en programma’s.
Educans wil aan haar partners een gelaat
geven en zichtbaarheid in het veld van onderwijsondersteuning in het Zuiden bieden.
Hiertoe wil het kleine en grote spelers bijeenbrengen en in dialoog kwaliteitsvol leren
leren en leren zijn met het Zuiden.
Wat biedt Educans
aan scholen?
Educans nodigt uit tot partnerschap om de
kleinschalige initiatieven van de scholen op
gebied van onderwijssamenwerking te versterken en zichtbaar te maken. Vanuit gedeelde christelijke waarden biedt het een
kwaliteitskader en professionaliseringsmogelijkheden om resultaatsgericht onderwijsprojecten en activiteiten vorm te geven.
september 2014
21
Het biedt een platform om netwerkmatig in
dialoog te gaan met elkaar.
Educans biedt kansen om mundiale vorming
op school via een dichtere leerlingenbetrokkenheid en engagement vorm te geven. Het
ondersteunt de reflectie over geëngageerd en
verantwoordelijk wereldburgerschap. Het pleit
niet alleen voor het fundamenteel recht op
kwaliteitsvol onderwijs, het zet ook stappen
om dit in de praktijk te realiseren. Het brengt
jongeren en leraren uit Noord en Zuid bij elkaar.
Tot slot
Wereldwijd gaan 57 miljoen kinderen niet
naar school. Onderwijs maakt weerbaar, geeft
kinderen vaardigheden waar ze hun leven lang
op kunnen bouwen. Daarom werkt Educans
aan meer en betere scholen in het Zuiden.
Educans roept geïnteresseerde katholieke
scholen en organisaties op om contact op te
nemen met de heer Fierens, afgevaardigd
bestuurder en senior adviser.
André Janssens,
directeur dienst inrichtende machten
Karine Van Thienen,
stafmedewerker internationalisering
Contact: Kris Fierens
Adres: Abdij St-Andries, Zevenkerke 4, 8200 - St-Andries
Telefoon: 050-40 61 80 • Mobiel: 0473- 95 88 16
Email: [email protected]
Bestuurder: P. Jean-Marie Christiaens • Telefoon: 050-40 61 97
Website: www.educans.be • Startdatum: 1 juni 2014
Activiteiten
•
•
•
22
Projecten en programma’s ondersteunen
van en met partners in het Zuiden
Kwaliteit van het onderwijs in het Zuiden bevorderen (sterscholen)
“Going global”: betrekken van scholen (N) met scholen (Z)
in een solidaire wereld
september 2014
•
•
•
•
“Werelddocenten”: stages en peer learning
tussen Noord en Zuid bevorderen
“From learning to earning”: projecten met technische scholen
Ervaringsuitwisseling, leren en systematiseren
Fondsen werven, financiële programma’s aangaan met derden
SCHOOLBESTUREN
wat als …
Jezus directeur was van mijn school?
I
n elk bisdom is een diocesaan comité besturen actief, waar vertegenwoordigers van
de besturen op regelmatige basis overleggen over gemeenschappelijke materies.
Elk schooljaar verzamelen de diocesane comités van alle bisdommen zich eenmaal in
een interdiocesaan forum voor een gezamenlijke studienamiddag. In 2014 nodigde het
bisdom Antwerpen de collega’s uit de andere bisdommen uit voor dat gezamenlijk treffen,
in Antwerpen natuurlijk.
Inhoudelijk was de themanamiddag gewijd aan de verantwoordelijkheid van het bestuur
voor de christelijke identiteit en pastoraal op school. Beleid voeren is de kerntaak van
een bestuur. Dat beleid geeft richting aan onderwijs en vorming. De christelijke inspiratie is voor een bestuur van katholiek onderwijs richtingwijzer. Zij is voedingsbodem voor
en rode draad in de globale en veelomvattende verantwoordelijkheid van een bestuur.
Wat betekent dat concreet in onze dagen?
Met als leidraad een bloemlezing van prikkelende vragen, stellingen en situatieschetsen
gingen de deelnemers daarover met elkaar in gesprek. Daaraan voorafgaand gaf Jürgen
Mettepenningen, directeur Dienst Identiteit van het vicariaat Onderwijs in het aartsbisdom Mechelen-Brussel, een duiding bij het gespreksthema. In onderhavig artikel leest
u de neerslag van zijn inbreng.
Wat is de identiteit van een katholieke school?
En vooral de christelijke eigenheid ervan?
Het betreft een zoektocht op maat van iedere school en iedere persoon, maar ook met
een kompas dat voor allen kan gelden die de
zoektocht aangaan.
Katholieke school
Laat het ons even scherp zeggen: vroeger was
de ‘katholieke school’ vooral duidelijk katholiek en het onderwijsgebeuren kaderde binnen
die katholieke context, ondergeschikt wel-
haast. Vandaag spreken we met twee woorden:
er is de school en er is de katholieke identiteit. De afgelopen decennia is de afstand
gegroeid tussen de twee woorden, niet in het
minst omwille van een groeiende vervreemding
van de Kerk en de professionalisering van het
onderwijs. Een ‘katholieke school’ is vandaag
vooreerst school, waarbij het adjectief ‘katholieke’ vrijblijvend lijkt en op sommige
plaatsen zelfs vervaagd is. De verbinding
tussen de twee woorden is niet meer vanzelfsprekend. In zekere zin is dat laatste een
gelukkige zaak: zeker de maatschappelijke
context van verschillende levensbeschouwingen dwingt tot verantwoording. Geen bewustzijn van de eigen identiteit zonder verantwoording, minstens aan onszelf reeds. Dialoog
met elkaar, met de samenleving en met de
Kerk start met luisteren, respect en een bewustzijn van de eigen positie in de dialoog.
Wat is die positie, de identiteit van een katholieke school?
Identiteit
De identiteit van een school is de verzamelnaam van heel wat componenten. Denken we
maar aan de geschiedenis van de school, haar
plaats in de gemeente, haar schoolbestuur,
de populatie van leerkrachten en leerlingen,
enzovoort. Meteen is duidelijk dat de identiteit van een school geen statisch gegeven
is, maar iets dat voortdurend in beweging is.
In die ontwikkeling speelt ook levensbeschouwing een rol van betekenis. Waar die vroeger
sociologisch bepaald was en evident – iedereen is katholiek – is vandaag het christelijk
profiel iets dat uitgelegd moet worden. En
die uitleg verschilt wel eens, afhankelijk van
de schoolcontext. Dat is niet meer dan normaal: alle componenten van de identiteit van
een school zijn met elkaar verbonden (zonder
dat onderling verband zouden het immers
geen componenten zijn van een identiteit).
Inderdaad, identiteit is een relationele term,
net zoals geloven.
Hoezeer de christelijke identiteit van een
school ook verschilt van school tot school,
er zijn gemene delers. En dieperliggend: gemeenschappelijke pijlers. In essentie betreft
het drie zaken die ik kort toelicht: de pijler
van de gave, die van de opgave en tot slot
de pijler waar de twee elkaar kruisen: mezelf
als directeur, schoolbestuurder, leerkracht,
secretaresse …
© Helga Melis
Christelijke identiteit: gave
Of de school katholiek is of niet, hangt niet
af van de beslissing van een directeur of
schoolbestuur. Het is een katholieke school.
Directeur en schoolbestuur zijn de eerste
rentmeesters van christelijke identiteit, geen
beheerders of eigenaars ervan. De school – ook
haar identiteit – is aan hen toevertrouwd om
er, zoals goede huisvaders betaamt, op een
september 2014
23
gezonde manier mee om te gaan en later door
te geven aan een volgende generatie. Kortom,
de katholieke eigenheid van de school is
voorgegeven. Het is een gave. Daarmee is
gezegd dat de christelijke eigenheid van een
school een baseline is die aan ieder beslissingsniveau voorafgaat, waarbij die baseline
in wezen een ideaal betreft. Dat ideaal of die
baseline slaat op het evangelie: het verhaal
van en over Jezus. Het betreft een geheel
aan wijsheden, oproepen, voorbeelden en
lessen, gefundeerd in de heel intieme band
tussen Jezus en God, die hij Abba noemde.
Niemand kan die hoeksteen van de christelijke inspiratie claimen. Precies de band tussen die inspiratie en de school geldt als nietonderhandelbare kern van de (christelijke)
identiteit van een katholieke school.
Christelijke identiteit:
opgave
De directeur en het schoolbestuur mogen dan
rentmeesters zijn van christelijke identiteit,
er wordt meer van hen verwacht dan open
ontvankelijkheid. Aan de gave van de christelijke inspiratie hangt een appél vast, een
opgave. Aan de directeur en het schoolbestuur
de beslissing hoe met de gave om te springen.
Kortom, hoe kunnen zij en het lerarenkorps
aan de christelijke identiteit van een school
gestalte geven, ook buiten de godsdienstles?
Hier is vooral de rol van de directeur van
groot belang: hij/zij is de spilfiguur die bijvoorbeeld bepaalt welke ruimte er mag zijn
voor een gedegen pastorale werking op school.
Maar ook hoe aan zieke leerkrachten een teken van betrokkenheid wordt gegeven, hoe
met moeilijke leerlingen wordt omgegaan, of
er initiatief wordt genomen om het fenomeen
van lege brooddozen te bestrijden, in welke
mate er proactief een visie wordt ontworpen
en maatregelen worden genomen om burnouts
tegen te gaan en – zo ze zich voordoen –
betreffende collega’s te bemoedigen. En de
lijst gaat verder: hoe begin je de dag op
school (met een bezinnend moment of gewoon
met de agenda?), hoe ga je om met barmhartigheid op school (volgt na de rechtvaardigheid ook barmhartigheid of vergeving, of
niet?), hoe ga je om met mensen die een
andere levensbeschouwing hebben (enkel
vrijblijvend respect of mag het respectvolle
dialoog zijn in een geest van betrokkenheid?),
enzovoort.
Het zijn stuk voor stuk vragen die directies,
schoolbesturen en leerkrachten voor keuzes
plaatsen. De gave van de christelijke identiteit mag daarbij het noorden zijn van het
kompas dat gehanteerd wordt om wegen en
24
september 2014
“Het inspiratietoneelgezelschap Inspinazie vrolijkte het gebeuren op.”
uitwegen te zoeken… Christelijke identiteit
wordt zo inderdaad al gauw veel meer dan
theorie. Het is de Blijde Boodschap in haar
ware dimensie: die van de toepassing. Is dat
geen navolging van Jezus op school?
Wat als …?
Wat als Jezus lid was van onze raad van bestuur, van ons directieteam, van onze personeelsraad, van onze werkgroep,…? Of wat als
hij in ons directiekantoor, in de lerarenkamer,
op de speelplaats, in de klas zou zitten? Nog
beter: wat als Jezus in mijn schoenen zou
staan, wat zou hij dan zeggen of doen? Over
christelijke identiteit kunnen bibliotheken vol
geschreven worden (wat ook al is gebeurd),
maar in essentie komt het altijd neer op de
band tussen het evangelie en het leven. God
toont zich in dat verband als het noorden van
het kompas, een wegwijzer, appél, toetssteen,
gewetensspiegel, richtsnoer, gids, wijze tochtgenoot… Zovele omschrijvingen om te zeggen
dat binnen de school God eenieder – zinzoekers van christelijke, andersgelovige en nietgelovige strekking –via Jezus uitnodigt en
uitdaagt om zijn/haar positief steentje bij te
dragen aan school en wereld, en voor de christenen onder ons ook aan de Kerk. Sluit die
uitnodiging en uitdaging niet aan bij de roeping van iedere mens om van betekenis te
willen zijn voor anderen? En vindt ieders nood
aan bevestiging niet precies hier een aanknopingspunt?
Jürgen Mettepenningen,
directeur Dienst Identiteit,
vicariaat Onderwijs
Aartsbisdom Mechelen-Brussel
In de nieuwsrubriek op de website
besturen.vsko.be vindt u onder ‘Actualiteit’ een meer omvangrijke en verdiepende studietekst van Jürgen Mettepenningen over hetzelfde onderwerp.
De studienamiddag voor de leden van de diocesane comités was een etappe in de voorbereiding van een breed vormingsinitiatief voor besturen, dat dit najaar in elk bisdom
plaatsvindt. De ‘oogst’ van de groepsgesprekken op de interdiocesane ontmoeting geeft
voeding aan de inhoud van dat vormingsaanbod. Op deze diocesane vormingsavonden
kunnen bestuurders zich laten vergezellen van hun directie.
Hoe kijkt het bestuur, in dialoog met de directie en de hele school, naar de eigenheid van
zijn school of scholen en naar de pastoraal op school in de actuele context van secularisering en diversiteit?
Wat is de specifieke, eigen bijdrage van het bestuur in het oriënteren en ondersteunen
van zijn instelling(en) op het vlak van de christelijke identiteit en in het realiseren van
een dynamische pastoraal op school?
Bent u geboeid door die vragen?
Schrijf dan in voor een van de avonden via www.nascholing.be onder ‘Aanbod besturen’
Hasselt – maandag 17 november 2014 – 19.00 u.
Antwerpen – dinsdag 18 november 2014 – 19.30 u.
Gent – woensdag 19 november 2014 – 19.00 u.
Brugge – maandag 24 november 2014 – 19.00 u.
Mechelen – maandag 1 december – 19.00 u.
Helpdesk: tel. 02 507 07 80 (tijdens kantooruren) – e-post: [email protected]
SCHOOLBESTUREN
vormingsaanbod voor besturen
2014-2015
A
ctualiteit, beleidsvraagstukken, expertise en mogelijkheid tot uitwisseling…
bestanddelen van de vormingsactiviteiten die bestuurders ook weer terugvinden in
het vormingsprogramma 2014-2015. Christelijke identiteit en pastoraal en Bestuurlijke schaalvergroting verdienen de volle aandacht. De Masterclass en het Voorjaarsseminarie,
twee succesvolle initiatieven van het voorbijgaande jaar, worden met een vernieuwde inhoud
opnieuw aangeboden. En zoals elk jaar is er voor besturen de mogelijkheid een vorming op
maat aan te vragen.
Masterclass “De kracht van
diversiteit: hoe het beste
halen uit de verschillende
generaties op de werkvloer?“
Een stevige voordracht inspireert bestuurders,
daagt hen uit tot reflectie en nodigt hen uit
tot onderlinge uitwisseling. Welke input kan
de ondernemerswereld geven aan besturen
met ziel en zakelijkheid, de baseline voor
besturen in katholiek onderwijs? Saskia Van
Uffelen, Digital Champion Belgium en CEO
Belux bij Ericsson, spreekt over dit boeiende
thema, waarvoor bestuurders op dinsdag 21
oktober 2014 uit heel Vlaanderen in de
Guimardstraat 1 te Brussel uitgenodigd
worden.
Christelijke identiteit
en pastoraal
Actuele inzichten en de eigen visie omtrent
de christelijke identiteit van het katholiek
onderwijs en de pastoraal op school worden
bestudeerd en naast elkaar gelegd. De
verantwoordelijkheid van het bestuur op dit
vlak wordt belicht en bediscussieerd. In elk
bisdom krijgen bestuurders de gelegenheid
om in te schrijven voor deze vorming.
Bestuurlijke schaalvergroting
Het thema bestuurlijke schaalvergroting komt
aan bod in twee parallelle sessies op dezelfde
avond maar met een verschillende invalshoek.
De juridische consequenties of de organisatieveranderingen worden onderzocht. In elk bisdom gaan beide sessies door, dus het is aan
de bestuurder om te beslissen aan welke inhoudelijke input hij/zij de voorkeur geeft.
Voorjaarsseminarie 2015
Elk bisdom biedt tijdens het voorjaarsseminarie
een aantal keuzethema’s aan. Elke deelnemer
kiest een thema. Een bestuur dat deelneemt
met een aantal bestuurders, die elk een ander
onderwerp kiezen, krijgt op een avond een
brede en gedifferentieerde vorming.
Thema 1: Datagebruik: systematisch gebruik
maken van informatie voor beleidsvoering
(Gent, Mechelen)
Thema 2: Bestuurdersaansprakelijkheid
(Antwerpen, Gent, Hasselt)
Thema 3: M-decreet: consequenties voor het
gewoon onderwijs (in alle bisdommen)
Thema 4: Welzijnsbeleid (Hasselt)
Thema 5: Inleiding in de personeelsreglementering (Brugge)
Thema 6: Evalueren van personeel en directie
(Gent, Hasselt, Mechelen)
Thema 7: De geschikte directeur selecteren
(Brugge)
Thema 8: Dienend leiderschap (Mechelen)
Thema 9: Toelichting over de procesbegeleidingen die lopen rond ‘identiteit’ (Brugge)
Thema’s uit de vorming en
ondersteuning op maat
•
•
•
•
•
•
Uitbouwen van concrete samenwerking
tussen besturen, bundelen van krachten
Schouder aan schouder, exploreren van de
relatie bestuur-directie
Identiteit en pastoraal
Besturen op de digitale snelweg
Personeelsbeleid
Vorming op maat voor bestuurders met een
rol als evaluator
Aanvullend aanbod
In de loop van het schooljaar worden door
de verschillende diensten en verbonden
vormingen georganiseerd waar bestuurders
ook kunnen intekenen; volg hiervoor de
berichtgeving van het aanvullend aanbod op
besturen.vsko.be.
Een bestuur of een netwerk van besturen kan
kiezen voor vorming of ondersteuning op
maat. Een externe begeleider werkt na de
intake een programma op maat uit. Het accent
kan meer liggen op het verwerven van kennis
en inzichten of op reflectie en samenspraak.
Een toelichting bij alle vormingen vindt u
samen met de data en de locaties op de website www.nascholing.be onder ‘Aanbod besturen’. U kunt de vormingskalender raadplegen
op de website besturen (besturen.vsko.be).
Er is keuze uit een waaier aan thema’s:
• Nu nadenken over morgen!
• Beter besturen: zelfevaluatie als hulpmiddel
Lieve Van Camp
Vormingsmedewerker
Dienst Besturen, VSKO
september 2014
25
OPVOEDINGSPROJECT & PASTORAAL
zin in onderwijs
E
nthousiasme1 (van binnenuit vervuld) en inspiratie2 (door de geest ingegeven) zijn
niet weg te denken uit het katholiek onderwijs. Ze vormen er een wezenlijk onderdeel van en stellen de mens in staat richting te geven aan en zin te vinden in een
leven vol uitdagingen. Maar hoe bereik je dit in de hedendaagse context van een ver
doorgedreven secularisatie en grote diversiteit? Het oorspronkelijke verhaal hertalen en
herbronnen is nodig om moderne mensen kennis te laten maken met de zingeving die het
katholiek onderwijs eigen is.
Het is een geïntegreerd verhaal van pastoraal,
identiteit en godsdienst, te onderscheiden, niet
te scheiden. De ontmoeting tussen de katholieke traditie en de levensbeschouwelijke diversiteit van de aanwezigen kunnen elkaar
verrijken. De hertaling van het oorspronkelijke
verhaal is immers maar mogelijk als er sprake
is van dialoog, van samenspraak. De diversiteit
zit zowel binnen de eigen geloofsgemeenschap
als in de aanwezige andere levensovertuigingen
op school. Het VSKO kiest voor het model van
de dialoogschool. Die keuze wordt in dit artikel verder toegelicht.
Een dialoog wordt altijd
gevoerd binnen een context
In het schooljaar 2014-2015 wil de dienst
opvoedingsproject en pastoraal een reeks
artikelen wijden aan de wijze waarop de pastoraal op school mee gestalte geeft aan de
katholieke identiteit van het onderwijs. Het
woord ‘pastoraal’ is erg beladen vandaag. Voor
veel mensen is het iets uit een duister verleden, wordt het verengd tot het organiseren
van vieringen of een scenario voorzien bij
een rouwproces, terwijl het in wezen gaat
om een geestelijk leiderschap als dat van
Christus. Geestelijk heeft alles te maken met
de woorden ‘enthousiasme’ en ‘inspiratie’ uit
de inleiding. Leiderschap heeft te maken met
inleiden in en richting geven aan, in dit geval, het christelijke geloof. En dit geestelijke
leiderschap staat in nauwe relatie tot de
begrippen identiteit en godsdienst. De katholieke identiteit drukt de uniciteit uit van
dit onderwijs. De pastoraal verbindt in een
eigen taal en vorm de identiteit met de katholieke traditie enerzijds en de maatschappij en cultuur waaraan dit onderwijs mee helpt
vorming geven anderzijds. Pastoraal is altijd
een werk van ‘recontextualiseren’. De pastoraal
gaat vanuit de uniciteit van het katholiek
26
september 2014
onderwijs in gesprek met enerzijds de eigen
traditie en anderzijds de aanwezige, diverse
context van levensovertuigingen. Uniciteit
en verbondenheid worden daarbij gekleurd
door de inspiratie van het evangelie.
In het katholiek onderwijs staat meer
dan de leerling centraal. Het gaat niet
zomaar om het leren an sich via bepaalde vakken. De focus van dit onderwijs
wordt niet louter verengd tot de werkelijkheid zoals die is. Wat centraal staat
is de liefde voor de leerling, de liefde
voor het onderwijzen en de liefde voor
de schepping. Dit liefhebben is menselijk,
beperkt en onaf, maar ze krijgt haar
volle betekenis vanuit het geloof in de
liefde van God voor de mens en de wereld. Daarom is onderwijzen ook altijd
het wonder wijzen. Met andere woorden,
onderwijzen is meer dan leren. Het is
niet louter instrumenteel. Het gaat niet
alleen om het bijbrengen van competenties, vaardigheden en normen. De
uiteindelijke doelstelling van dit onderwijs is mensen op het spoor brengen van
wie ze ten diepste zijn en waartoe ze
geroepen worden.
Een school die vanuit een christelijke inspiratie haar doelstelling wil bereiken, profileert
zich in dit proces bij voorkeur als een dialoogschool. Het OKB (Opdrachten voor het
Katholiek Basisonderwijs in Vlaanderen) geeft
op blz. 17 een heldere uitleg van wat het
VSKO verstaat onder dialoogschool.
“Dialoogschool wil zeggen dat het katholiek onderwijs zich in de katholieke
geloofstraditie plaatst, maar zich er niet
in opsluit. Een dialoogschool creëert
bewust openheid naar de verschillende
andere levensvisies en levenshoudingen.
Er is ruimte voor ontmoeting met andersof niet-gelovige leerlingen. Een dialoogschool neemt die ontmoeting ernstig. In
het gesprek vormt de katholieke geloofstraditie het kader van waaruit met respect
naar andere overtuigingen wordt gekeken.”
Een dialoog
veronderstelt partners
Pastoraal, identiteit en inspiratie kunnen dus
niet los van elkaar en van het vormingsproces
gedacht worden. Pastoraal op school is een
gebeuren dat iedereen in het katholiek
onderwijs op weg zet om kennis te maken
met haar identiteit en inspiratie en hen
stimuleert om beide vorm te geven binnen
een pedagogische context. Het katholiek
onderwijs vertaalt haar identiteit en inspiratie in het schooleigen opvoedingsproject en
in de verwerkelijking ervan. Daardoor zijn
beide impliciet aanwezig in alle vakken en
alle aspecten van het schoolleven, maar ze
worden, voor alle duidelijkheid, ook geëxpliciteerd in het vak godsdienst. Pastoraal gaat
hierbij niet voorbij aan de dialoog met de
aanwezige diversiteit. De reeks artikelen,
waarover sprake in het begin van de vorige
VVKBaO die het materiaal van COM-PAS hebben geïntroduceerd in enkele basisscholen.
Hoe is dit materiaal onthaald? Hoe kan hun
ervaring andere scholen inspireren?
Dialogeren
doe je nooit alleen
alinea, wil aan de hand van concretiseringen
of pastorale verwezenlijkingen op de werkvloer
getuigenis brengen van de manier waarop
mensen aan de slag gaan met de visieteksten
die de dienst opvoedingsproject en pastoraal,
samen met zijn vele interdiocesane en diocesane partners ontwikkelde en verder ontwikkelt. Deze artikelenreeks wil scholen in het
katholiek onderwijs inspireren om de pastorale werking te herbronnen en de visietekst
te implementeren. In datzelfde kader passen
de map “Pastoraal op school. Denk & doe in
dialoog” voor het secundair onderwijs en de
publicatie “Inspiratie in de praktijk. Pastorale steekkaarten” voor het basisonderwijs.
Een dialoog
vertrekt van een verhaal
De artikelen worden gepresenteerd als een
reeks thema’s. In het najaar zal een artikel
gewijd worden aan de ervaringen van concrete scholen in verband met het nascholingsproject: “Pastoraal in 3D” (een project
voor het secundair onderwijs). Begin 2015
zal een volgende artikel in Forum een concretisering van het nieuwe OKB (Opdrachten
voor het Katholiek Basisonderwijs) belichten
aan de hand van materiaal, onlangs ontwikkeld binnen COM-PAS (commissie pastoraal
basisonderwijs). Dat materiaal bestaat uit
praktische steekkaarten die scholen een richting geven om hun identiteit te laten oplichten binnen hun dagelijkse werking. In dat
artikel zullen opzet, bedoeling en mogelijkheden van deze steekkaarten onder de loep
worden genomen. In het voorjaar van 2015
zal er in Forum een artikel verschijnen met
als thema “verlies en rouw”. Hoe kunnen
scholen wegwijs raken in de veelheid aan
materiaal en publicaties? Wat zijn kleine,
concrete inzichten die mensen kunnen helpen
om het thema te benaderen vanuit de christelijke inspiratie en te integreren in het dagelijkse schoolleven? Bij wie kunnen ze terecht om antwoorden te vinden op hun
vragen? Ten slotte reflecteert Forum in de
zomer van volgend schooljaar over de nascholingen rond identiteit en pastoraal van
De artikelenreeks is bedoeld voor directies,
schoolbesturen, leerkrachten, begeleiders en
nascholers in het basis- en secundair onderwijs en het buitengewoon onderwijs. Zij zijn
de ambassadeurs van een gedeelde visie op
identiteit en pastoraal. De een fungeert als
spil in het hele proces van implementatie, de
ander als katalysator en nog een ander als
inspirator. Natuurlijk zijn er verschillen en
nuances in de beleving van identiteit, pastoraal en inspiratie. Verschillen zorgen voor
kleur en verhinderen dat een project vervalt
in onverschilligheid, maar in de echte dialoog
gaan de gesprekspartners in de eerste plaats
op zoek naar wat hen verbindt. De rode draad
doorheen de artikelenreeks is en blijft de
recontextualisering van het christelijk geloof
in dialoog met de aanwezige diversiteit.
Els Van Schelvergem
Pedagogisch begeleider VVKBuO
Bart Walgraeve
Stafmedewerker
dienst opvoedingsproject en pastoraal
1 Enthousiast bn. ‘geestdriftig’ Nnl. enthousiasten ( zn.
mv. ) ‘door de godheid geïnspireerde personen’ Het
woord “Enthousiasme” komt uit het Grieks en betekent
letterlijk: “van God (en theos) vervuld (iastes)”
2 Inspiratie (de(v.)) 1 inademing 2 (abstr.) bezieling 3
(theol.) ingeving van God aan hen die zijn openbaringen mondeling of schriftelijk meedelen 4 (concr.)
ingeving, inval
september 2014
27
OPVOEDINGSPROJECT & PASTORAAL
een wellnesskuur op maat van het onderwijs
De helende kracht van Bezinning voor onderwijsmensen in de abdij van Averbode
B
ezinning voor onderwijsmensen is een 24-urenbehandeling die werkt als een cocktail van een tranquillizer en een pepmiddel. Het vinden van nieuwe energie in het
tot rust komen, dat is het recept. Eenvoudig en o zo doeltreffend. Inzet en bezinning
hebben elkaar immers nodig. De abdij van Averbode, een gedreven begeleider die een
stevig inhoudelijk aanbod doet, en de ontmoeting in de echte zin van het woord met onderwijscollega’s, dat zijn de stempels op het kwaliteitslabel. Enkele deelnemers vertellen in dit
artikel over hun doortocht in de abdij. Voor dit schooljaar staan er binnenkort vier nieuwe
bezinningsinitiatieven in de etalage.
Elk huis heeft ramen. Een andere kijk op God
Erik Galle, 22-23 november 2013
‘Dat zou iets zijn voor jou’, die onderwijsweekends van Averbode, zei een vroegere
studiegenote mij op een culturele ontmoeting.
En ik geloofde haar. Geloof ligt me nauw aan
het hart in alle betekenissen van het woord.
Dus ik schreef me in en ja, jaren later en heel
veel weekends Averbode verder ( ik telde er
17) geloof ik nog. Als november nadert, is het
hoog tijd voor Averbode. Het zit waarschijnlijk
al in mijn biologische klok. De drang naar rust,
stilte, gezang, ontmoeting, bezinning, meeleven in de abdij ... begint te kriebelen.
Vol vertrouwen schrijf ik mij altijd in. Ook al
ken ik de sprekers niet, ik laat mij graag
verrassen. Ik verwacht steeds voedsel voor
geest en ziel.
dat we heel persoonlijk kiezen en toch kopen
we wat we zelf niet willen of wat we niet
nodig hebben.
Behoeften lijken zo vlug mogelijk bevredigd
te moeten worden. Deze houding houdt ook
een gevaar in voor het onderwijs. Economie
neemt ook daar een belangrijker plaats in
dan de geesteswetenschappen.
‘Ik zie je graag’,
kan niet beantwoord worden met
‘oké, ik heb het genoteerd’.
Wat is verlangen dan nog? Verlangen en vervulling liggen heel ver van elkaar.
In deze sacrale ruimten weet ik ook
heel zeker dat God naar mij verlangt.
‘Moeder, in welke wereld leven wij?’ luidt de
titel van onze avondconferentie. Deze keer
is Eric Galle de uitverkoren spreker. Met zijn
zachte televisiestem weet hij ons onmiddellijk te bekoren. Zelfs al is het vrijdagavond.
Hij raakt iets aan waar we in onze maatschappij zoveel mee te maken hebben: de ik-cultuur.
We kennen haar wel.
Behoeften en verlangens zijn een verwarrend
duo geworden. Consumptie schept de illusie
28
september 2014
En daartussen is er een belangrijke leegte.
Alleen in die leegte komt er plaats om een
dialoog aan te gaan met de dingen zoals ze
op ons leven afkomen en niet zoals wij willen.
Hier, in de abdij, beleef ik heel sterk die
leegte. Daarvoor wil ik altijd zo graag naar
hier komen. Maar ik weet ook dat we bang
zijn van leegte. Waarom moet de tv altijd
aan? Moet ik overal internet hebben? Word
ik ongemakkelijk waar er stilte heerst? Daarom duurt het wel een tijdje voor ik de leegte van de abdij goed tot mij kan laten doordringen. Dan wordt het weer eens duidelijk
uit welke wereld we komen. Een wereld van
zelfbeschikking, zelfzorg, zelfontplooiing met
nadruk op eigen verantwoordelijkheid.
Gelukkig eindigen we onze avond met een
hoopgevend inzicht: ik word bemind, dus ik
ben. De mensen om me heen maken mijn ikje
belangrijk en niet mijn iPad.
Mooi is het als ik ga slapen met de gedachte
dat er andere mensen naar mij verlangen. In
deze sacrale ruimten weet ik ook heel zeker
dat God naar mij verlangt.
Tijdens het vroege morgengebed mag ik halfwakker beseffen dat God tegelijkertijd nabijheid en afstand is, zoals Erik het die voormiddag mooi verwoordt. Als gelovige voel ik goed
dat Jezus in God nabij is en toch die grote
onbekende blijft. En voel ik dezelfde dynamiek
ook niet in mijn eigen relaties? Mijn dierbaren zijn mij zo bekend en toch zijn ze soms
zo verschillend en ver van mijn persoon. Met
deze wijze woorden van onze spreker mogen
we gerust zijn. We hoeven niet overal zelf
verantwoordelijk voor te zijn. We moeten zelfs
God niet zelf zoeken. Hij zoekt mij eerst en
dat is een hele geruststelling.
Ik wil vanaf nu ook een beetje contemplatief
leven: het leven op mij laten afkomen zoals
het is. Ik kan heel eenvoudig beginnen. Tijdens een boswandeling laat ik heel bewust
alle geluiden, gevoelens en geuren op mij
‘Ik zie je graag’, kan niet beantwoord worden
met ‘oké, ik heb het genoteerd’.
Woorden openbaren.
Woorden helen.
Woorden brengen ons verder dan we zelf zijn.
Ik moet dus leren ontvangen, ontvangen, ontvangen met volle teugen.
Pas dan kan ik iets doorgeven.
afkomen. En in de kerk mag ik bewust ervaren
dat God er al is. Zo had ik het voordien nooit
ervaren, getuigt een deelnemer in het afsluitend gesprek de zaterdagavond. Ik moet dus
leren ontvangen, ontvangen, ontvangen met
volle teugen. Pas dan kan ik iets doorgeven.
Ik kan inderdaad maar liefde doorgeven als
ik liefde ontvang. Dat wist ik al. Maar nu het
nog eens verwoord wordt, kan ik er weer aandacht aan schenken in het leven van elke
dag. Soms durf ik wel eens denken dat het
onderwijs alleen maar geven is.
Ik heb er geen woorden voor ...
Vóór de koffie en de wafel van de zaterdagnamiddag mogen we genieten van wondermooie gedachten rond het feit dat woorden
relatiegericht zijn.
© André Janssens
Woorden moeten mens worden.
Woorden staan tussen onszelf en de ander/
Ander.
Woorden hebben een mens nodig.
Woorden hebben meer dan één betekenis.
Woorden moeten eerst door een mens gaan
voor ze werkzaam worden.
Woorden drukken niet altijd uit
wat we eigenlijk willen zeggen.
Woorden die geen brug zijn,
zijn oneigenlijke woorden.
Woorden brengen de werkelijkheid dichterbij.
Is het daarom dat Maria woorden in haar hart
bewaarde? Woorden die tijd nodig hadden
om te openbaren, te helen ...
Wanneer worden woorden gebed? Als ze verbinding maken. En dat maken we tijdens dit
weekend zeker mee. Voor de één maken die
woorden meer verbinding tijdens de gebedstijden met de paters, voor de ander maken
woorden verbinding in collegiale ontmoetingen en voor nog een ander zorgen de woorden
van Erik Galle voor verbinding in zichzelf.
Op zaterdagavond vertrekken we met meer
dan genoeg woorden. Woorden om door te
geven. Ik weet nog niet op welke manier,
maar ze zullen in elk geval verbinding maken.
Woorden om te bewaren en tevoorschijn te
halen als er zich in ons leven iets bij aansluit.
Misschien is de ervaring dan zelfs te groot
voor woorden.
Met al deze woorden heb ik toch niet genoeg
kunnen uitdrukken wat zo’n onderwijsweekend
voor mij betekent.
Dorine Vangheluwe
Wat bezielt
die onderwijsmensen?
Myrjam De Keyser, 21-22 februari 2014
Het is een traditie in het schoolbestuur waar
ik bestuurder ben om jaarlijks gesprekken te
houden met beginnende leerkrachten. In zulk
gesprek ervaar je het ‘enthousiasme’ van die
jonge mensen Zij vertellen mij dat hun
keuze voor onderwijs voor hen ‘als een roeping’ is. Die leerkrachten vullen verder aan
dat zij al heel vroeg wisten dat het werken
met kinderen en jongeren datgene was wat
zij heel graag wilden. In zo’n gesprek komt
soms ook naar boven dat sommige van hen
wel serieus geschrokken zijn van de administratieve belasting die op de job weegt.
Het doet deugd om die gemotiveerde leerkrachten te beluisteren. Langs de andere kant stellen wij bij sommige leerkrachten vast dat zij
doorheen de jaren wat van hun enthousiasme
verliezen. Zo kan bezieling verloren gaan wanneer de werkdruk toeneemt en routine de
overhand krijgt. Wanneer de vele regels en de
papierberg beginnen te wegen en ontmoediging
dreigt, moet een mens op zoek gaan naar innerlijke krachtbronnen.
Het is voor vele mensen een ontdekkingstocht om hun passie te vinden én
levend te houden.
Dokter Myrjam De Keyser schreef vanuit haar
eigen ervaring als oogarts een boek over op
zoek gaan naar inspiratie in de zorgsector.
Zij vond hiervoor steun bij Teresa van Avila
en haar boek Innerlijke Burcht. In dit werk
biedt deze kerklerares een wegbeschrijving
aan naar verdieping en het uitpuren van de
relatie met jezelf, met God en de anderen.
Haar doorleefde weg kan ook mensen van nu
zinvolle houvast bieden.
In het onderwijsweekend in Averbode nam
dr. Myrjam De Keyser de uitdaging aan om
wat zij gevonden heeft bij Teresa van Avila
te vertalen van de zorgsector naar de onderwijssector. Immers, ook daar stappen mensen
in vanuit een diepmenselijke motivatie, maar
geraken na jaren praktijk soms ontmoedigd
door het gewone, door de sleur, door ontmoediging, teleurstelling en wanhoop. Dieper
zoeken helpt dan om terug een nieuwe adem
te vinden om verder te gaan.
Het boek ‘Innerlijke Burcht’ vormde de leidraad
voor de uiteenzetting van dr. De Keyser. Te-
september 2014
29
resa Van Avila vergelijkt in dit werk de menselijke ziel met een burcht met oneindig veel
kamers, in te delen in zeven verblijven. Elk
verblijf symboliseert een stap in de kennis
van jezelf en de groei naar het transcendente. In het diepste, zevende verblijf, ontmoet je God.
Dr. Myrjam De Keyser maakte gebruik van dit
beeld om op zoek te gaan naar diepgang en
inspiratie in de zorg- en onderwijssector. De
weg doorheen de burcht is geen rechte weg;
je gaat niet gewoon van de ene verblijven
naar de andere, maar volgt een soort spiraalbeweging waarbij je regelmatig terug in dezelfde verblijven komt, maar steeds op een
dieper niveau.
Hoewel Teresa schreef vanuit christelijk perspectief is haar invalshoek transreligieus. Haar
wijsheid is niet alleen bedoeld voor katholieken, of zelfs maar voor christenen, doch
is toegankelijk voor alle soorten gelovigen
en niet-gelovigen. Het mystieke standpunt
dat zij inneemt, overstijgt cultuur- en traditiegebonden benaderingen om zich enkel
bezig te houden met de essentie. En die is
vanuit elke optiek dezelfde.
Doorheen de verschillende verblijven komt
elke mens tot een innerlijke groei, om uiteindelijk in het zevende verblijf te belanden,
de diepste kern van de ziel waar God verblijft.
De zeven verblijven bieden nieuw leven met
een nieuw respect voor jezelf en de anderen.
Je wordt er terug op uitgestuurd met een
vernieuwde bezieling voor je job.
Volgens Teresa is de weg van de verinnerlijking
een weg die leidt naar meer enthousiasme,
naar meer bezieling. Bezieling is iets heel
persoonlijks en heeft direct met het leven
zelf te maken. Het gaat om passie, gedrevenheid, bevlogenheid, enthousiasme, energie,
vuur in mensen. Het is voor vele mensen een
ontdekkingstocht om hun passie te vinden
én levend te houden. Hier ligt een direct
verband met leren: leren is ontdekken en
ontwikkelen. Heel veel is in de mens in potentie aanwezig, het moet alleen naar buiten
kunnen komen.
Het was een interessante kennismaking met
een grote dame uit de geschiedenis van de
katholieke kerk. De spreekster gaf ons, ter
overweging, de volgende gedachte mee.
Elke dag, telkens weer, die ene vraag:
“Hoeveel tijd heb je vandaag
aan je binnenkant besteed,
om aan de buitenkant
iets voor een ander te kunnen betekenen?”
(Zonnewijzers, Kerk en Wereld, 2001)
Beatrijs Pletinck
directeur juridische dienst
30
september 2014
Wie had ooit verwacht dat een vrouw uit de 16de eeuw
zo wijs, zo toegankelijk, zo inspirerend zijn kon
voor “onderwijsmensen” …
Wie had ooit gedacht dat een oogarts
zo gegrepen, zo geroepen over de ziel van een mens
kon spreken, een bezielde schrijfster
die alle verblijven van de innerlijke burcht grondig onderzocht.
Mooi van buiten én van binnen!
Wie van ons blijft onbewogen
bij de uitdagingen om te willen groeien, om een mooier mens te worden,
om God toe te laten in ons diepste zijn.
Wie wil niet , na deze dagen,
op weg met Teresa van Avila, de spiralen aftasten,
de innerlijke burcht ontdekken, stap voor stap,
met vallen en weer opstaan.
In dit samenzijn, in dit onderwijsweekend
mocht ik weer ervaren dat je hier mag thuiskomen,
in de abdij, bij collega’s, bij God én bij jezelf.
Empathie, luisterend liefhebben, een mooier mens worden…
Ik ervaar het met Teresa’s woorden,
als een kleine prijs die ik betaal voor een onnoemelijke winst.
En daar kan ik alleen maar ongelooflijk dankbaar voor zijn!
Monique Vennekens
BEZINNING VOOR
ONDERWIJSMENSEN
IN 2014-2015
•
21 en 22 november 2014
Tom Schellekens
•
23 en 24 januari 2015
Nikolaas Sintobin
•
27 en 28 februari 2015
Veerle Neyens
•
27 en 28 maart 2015
Raymond Minnaert
Telkens van vrijdagavond om 19 u. tot zaterdagavond om 19 u.
Meer info op pastoraal.vsko.be in de rubriek ‘Vorming’ en op www.nascholing.be.
Een programmabrochure is beschikbaar tegen het begin van het schooljaar. Elke abonnee
van Forum ontvangt ze als bijlage bij het septembernummer. Wie ze via de post wenst
toegezonden te krijgen, geeft een seintje aan [email protected] of tel. 02 507 07 71.
Graag bekendmaken bij belangstellende collega’s.
IS VERSCHENEN
Pastoraal en
Levensbeschouwelijke
Diversiteit (PaLeD)
PaLeD staat voor “Pastoraal en Levensbeschouwelijke Diversiteit”. Een werkgroep met die naam komt geregeld
samen. Ze ontwikkelde een publicatie,
een grote expertise en een netwerk van
(ervarings)deskundigen op dit terrein.
Op de website van PaLeD vind je alle
informatie (www.vsko.be/paled).
Daar kun je ook de publicatie ‘Pastoraal
en Levensbeschouwelijke Diversiteit in
katholieke scholen’ bestellen. PaLeD
wil ingaan op concrete noden en vragen
voor pastoraal op school in een superdiverse context. Als groep gingen ze
op zoek naar uiteenlopende situaties,
good practices van pastoraal in die
contexten, maar ook naar op te volgen
evoluties.
Wilt u grasduinen in het archief van School+visie of het nieuwe nummer downloaden?
Surf dan naar www.vvkbao.be > inloggen > School+visie-zoeker.
september 2014
31
Tussen taal en teken
Bliksem
LASER OP MET DE BLIKSEM
Waarom sprong Archimedes plots uit bad, terwijl
hij riep: “Eureka!”
Wat ging er door Newton heen toen hij een appel
zag vallen?
Wat deed Franklin met een vlieger in onweer?
Wat zette Einstein op weg naar de relativiteitstheorie
Hoe kwam Braille ertoe om een speciaal schrift
voor blinden te ontwikkelen?
Waar haalde Marie Curie haar radioactieve
inzichten vandaan?
Al deze illustere geesten werden ooit op een of
andere manier door een soort van bliksem
getroffen. En dit voorval veranderde het zicht op
de wereld voor de rest van ons, mensen.
Voorbij en achter de leerplannen en de eindtermen,
de decreten en de leerlijnen,
ligt het land van inspiratie en verbeelding:
stroomstoten van enthousiasme,
© Koen Lemmens
opgewekt door bezielde lesgevers,
die de ontvankelijke leerling jaren later
nog voorzien van energie en hem of haar
vervullen met warmte en heldere inzichten.
Een bliksemschicht en donderslag bij een niet zo heldere hemel.
Zo valt op 1 september de zomer in het water. Lekker nietsdoen
maakt plaats voor het verwittigingsteken:
opgelet voor overstekende leerlingen.
Kent niet ieder van ons van die bliksemse
leerkrachten aan wie we met
dankbaarheid terugdenken?
Lieve God,
laat deze dag voor onze klas
een dag van nieuwe kansen zijn:
een kans tot luisteren en begrijpen,
een kans tot zoeken en bewonderen,
een kans tot denken en danken,
een kans tot omgaan met het spontane
en intuïtieve, het ongewone
en het vreemde.
Vul deze dag met nieuwe dingen,
met glans en originaliteit.
Vul deze dag met oude dingen
die weer worden ontdekt.
Leer ons elkaar zien,
zoals de bliksem het donkere landschap
in lichterlaaie zet, voor even
en we het evidente plots zien
in een bijzondere gloed.Aanstekelijke
God,
raak ons met het vuur
van uw enthousiasme,
de kracht die de wereld
tot wonder schiep.
Amen.
Elke abonnee van Forum ontvangt Leeftocht automatisch en gratis als bijlage. Wie geen abonnee van Forum is,
kan een individueel jaarabonnement nemen. Hebben meer collega’s graag hun eigen origineel exemplaar van
elk nieuw Leeftochtnummer? Vanaf drie jaarabonnementen op eenzelfde adres geniet men van een voordelig
groepstarief. Zie de voorwaarden op pastoraal.vsko.be in de rubriek Leeftocht.
Leeftocht – Maandelijkse inspiratiebron – Een verademing voor onderwijsmensen – Proviand voor onderweg.
‘Tussen taal en teken’, de kracht van symbolen.
De nieuwe jaargang staat online. Start-, september- en oktobernummer kun je downloaden. Een bezinnende PowerPoint leidt de jaargang in.
Surf naar de rubriek Leeftocht van pastoraal.vsko.be en aarzel niet om je impressie te mailen naar [email protected].
De affiche voor de Leeftochtjaargang 2014 -2015 was bijlage bij het Forumnummer van juni.
In bijlage bij voorliggende Forumeditie zit het Leeftochtnummer voor oktober.
Jg. 30, Tussen taal en teken
nr. 01, september 2014