volledige uitspraak

ECLI:NL:RBNNE:2014:2269
Deeplink
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
21-01-2014
Datum publicatie
13-06-2014
Zaaknummer
AWB-13_514
Rechtsgebieden
Belastingrecht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie
Inkomsten verpleegkundige zijn terecht als loon uit dienstbetrekking aangemerkt.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling bestuursrecht
locatie Leeuwarden
zaaknummer: AWB LEE 13/514
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 21 januari 2014 in de zaak tussen
[eiseres], te [woonplaats], eiseres
(gemachtigde: [gemachtigde eiseres]),
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen, verweerder
(gemachtigde: [gemachtigde verweerder]).
Procesverloop
Verweerder heeft voor het jaar 2009 aan eiseres een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting en
premie volksverzekeringen (IB/PVV) berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en
woning van € 38.192. Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van €
704 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Bij uitspraak op bezwaar van 20 december 2012 heeft verweerder het bezwaar van eiseres
ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2013. Eiseres is verschenen, bijgestaan
door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger].
Ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst om eiseres in de gelegenheid te stellen
nadere stukken in te dienen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat
naar partijen is gezonden.
Bij brief van 25 juni 2013 heeft eiseres’ gemachtigde nadere stukken ingezonden. Hierbij heeft hij
meegedeeld dat hij nog doende is om met meer stukken te verkrijgen. De rechtbank heeft hierop
de ter zitting afgesproken termijn voor het indienen van nadere stukken met drie weken verlengd.
Eiseres’ gemachtigde heeft binnen deze verlengde termijn niet nader gereageerd. De rechtbank
heeft hem daarom bij brief van 9 september 2013 verzocht om binnen een week schriftelijk te
reageren. Bij brief van 23 september 2013 heeft de rechtbank partijen om toestemming gevraagd
voor het doen van uitspraak zonder nadere zitting. Verweerder heeft bij brief van 1 oktober 2013
toestemming verleend. Eiseres’ gemachtigde heeft bij brief van 26 september 2013 meegedeeld
dat hij een nadere mondelinge behandeling van de zaak wenst.
De nadere mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van 2 december
2013. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten
vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [bijstand].
Overwegingen
Feiten
1.
De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
1.1
Eiseres, geboren op [geboortedag] 1966 is gediplomeerd verpleegkundige. Zij staat ingeschreven
in het BIG-register.
1.2
Eiseres heeft in het jaar 2009 bij de hierna vermelde organisaties de volgende inkomsten uit
tegenwoordige arbeid genoten, waarbij de onderstaande bedragen aan loonbelasting/premie
volksverzekeringen (LB/PVV) zijn ingehouden en afgedragen.
Organisatie
Vereniging [vereniging]
[uitzendbureau]
[X]
[ziekenhuis]
[Y]
[thuiszorgorganisatie]
[verzekeringsmaatschappij]
[verzekeringsmaatschappij]
Totaal
LH/PVV
6.283
2.601
1.520
1.355
336
207
21
7
12.330
Inkomsten
18.000
7.008
4.421
4.060
880
827
61
20
35.277
(bedragen in euro’s)
Alle hiervoor vermelde organisaties hebben ook premies werknemersverzekeringen inhouden en
afgedragen alsmede premies Zorgverzekeringswet. Van vijf van deze organisaties ontving eiseres
een aanvullende reiskostenvergoeding van in totaal ruim € 2.200.
1.3
In het jaar 2009 heeft eiseres de volgende inkomsten uit vroegere arbeid genoten, waarbij de
onderstaande bedragen aan LB/PVV
Organisatie
LH/PVV
[pensioenfonds]
727
UWV
722
Totaal
1.449
zijn ingehouden.
Inkomsten
2.193
107
2.300
(bedragen in euro’s)
1.4
Eiseres heeft in haar aangifte IB/PVV voor het jaar 2009 alle onder 1.2 bedoelde inkomsten uit
tegenwoordige arbeid verantwoord als winst uit onderneming. Als belastbare winst uit onderneming
heeft zij in totaal (na aftrek van onder meer kosten, lasten, ondernemersaftrek en MKBwinstvrijstelling) een bedrag van € 14.620 aangegeven. De op haar inkomsten uit tegenwoordige
arbeid ingehouden LB/PVV heeft eiseres, met het oog om deze als voorheffing met de aanslag te
verrekenen, in haar aangifte vermeld bij de post loon uit dienstbetrekking.
1.5
De onder 1.3 bedoelde inkomsten uit vroegere arbeid en de daarop ingehouden LB/PVV heeft
eiseres in haar aangiften verantwoord als loon uit vroegere dienstbetrekking. Ten aanzien van de
inkomsten van het UWV heeft zij in haar aangifte de bedragen voor de LB/PVV en het loon
verwisseld.
1.6
Eiseres heeft voor de jaren 2009 tot en met 2012 een Verklaring arbeidsrelatie (VAR-verklaring)
aangevraagd bij verweerder. In het bij de gedingstukken behorende aanvraagformulier voor een
VAR-verklaring voor het jaar 2009 heeft eiseres haar werkzaamheden omschreven als: “het
verzorgen van diensten op medisch gebied”. Op dit formulier heeft eiseres ingevuld dat zij de
inkomsten voor de VAR-werkzaamheden zelf beoordeelt als winst uit onderneming. De vraag of het
risico voor eiseres is als een opdrachtgever niet tevreden is over het resultaat van het werk heeft
eiseres bevestigend beantwoord. De vraag of zij facturen verstuurt voor de VAR-werkzaamheden
heeft zij eveneens bevestigend beantwoord. De vraag of eiseres verplicht is alle aanwijzingen van
haar opdrachtgever(s) op te volgen bij de uitvoering van haar werkzaamheden heeft eiseres
ontkennend beantwoord. De vraag of eiseres verwacht de VAR-werkzaamheden te verrichten voor
opdrachtgevers waar dezelfde werkzaamheden ook in loondienst worden verricht, heeft eiseres
eveneens ontkennend beantwoord. Op de vraag of door eiseres’ opdrachtgever(s) loonheffingen
worden ingehouden op haar inkomsten voor de VAR-werkzaamheden heeft eiseres een bevestigend
antwoord gegeven. In het aanvraagformulier voor het jaar 2010 heeft eiseres haar
werkzaamheden omschreven als: “het verrichten van paramedische handelingen alsmede overige
verpleegkundige handelingen”. De beschrijving van eiseres’ werkzaamheden in het
aanvraagformulier voor het jaar 2011 luidt: “het verrichten van medische diensten waaronder te
verstaan het geven van medicijnen, het verplegen van patiënten en het geven van injecties op
route”. In het aanvraagformulier voor het jaar 2012 heeft eiseres haar werkzaamheden aangeduid
als: “het verzorgen van verpleegkundige diensten en het verrichten van medische handelingen op
verzoek van derden”.
1.7
Verweerder heeft aan eiseres bij beschikkingen van 10 september 2009, 2 april 2010, 8 november
2010 en 23 mei 2012 aan eiseres voor respectievelijk de jaren 2009, 2010, 2011 en 2012 VARverklaringen afgegeven. Hierbij heeft verweerder de voordelen die eiseres geniet of zal gaan
genieten uit de in haar aanvraagformulieren vermelde werkzaamheden, aangemerkt als winst uit
onderneming. Verweerder heeft zich hierbij gebaseerd op de feiten en omstandigheden die eiseres
op haar aanvraagformulieren heeft ingevuld. Voor het jaar 2013 heeft verweerder bij beschikking
van 3 september 2012 aan eiseres automatisch een VAR-verklaring afgegeven. Hierbij heeft
verweerder eiseres’ werkzaamheden, net als de voorgaande drie jaren, aangemerkt als winst uit
onderneming.
1.8
De inkomsten uit tegenwoordige arbeid die eiseres bij de Vereniging [vereniging] ([vereniging])
heeft verworven betreffen – naar eiseres naderhand heeft erkend – loon uit dienstbetrekking. Er is
sprake van een dienstverband voor één week in de maand.
1.9
[X] ([X]),[Y] en [thuiszorgorganisatie] (hierna tezamen te noemen als: de bemiddelingsbureaus),
gaven aan eiseres opdrachten door middel van het verstrekken van een planningslijst. Op deze lijst
stond het aantal door eiseres te bezoeken cliënten vermeld met het verzoek om bepaalde
verpleegkundige handelingen te verrichten. Het was aan eiseres om de desbetreffende opdracht al
dan niet te aanvaarden. Indien zij voor een bepaalde dag al stond ingepland bij een andere
organisatie, was dit voor haar een reden om de opdracht te weigeren. Eiseres heeft de vrijheid om
de planning te veranderen of naar eigen inzicht in te richten. In dat geval neemt zij telefonisch
contact op met de desbetreffende cliënt (de zorgbehoevende, zijnde een cliënt van de
bemiddelingsbureaus) om te overleggen hoe laat zij komt. Eiseres komt bij de cliënt thuis en
verricht daar de door de bemiddelingsbureaus verzochte medische handeling(en). Hierop wordt ter
plaatse geen toezicht gehouden door de bemiddelingsbureaus. Als verpleegkundige heeft eiseres
op grond van haar BIG-registratie een eigen verantwoordelijkheid. Indien eiseres een bepaalde
voorgeschreven medicatie niet verantwoord acht, geeft zij deze niet. In het geval een cliënt een
klacht heeft over eiseres, kan hij zich wenden tot de bemiddelingsbureaus. De cliënt beschikt om
privacy-redenen niet over eiseres’ telefoonnummer. Bij een klachtbehandeling vragen de
bemiddelingsbureaus eerst aan eiseres om de klacht zelf af te handelen. Eiseres komt bij de cliënt
namens de bemiddelingsbureaus, maar zij draagt niet het logo van de bemiddelingsbureaus. Als
eiseres ziek is, neemt zij geen opdrachten aan. Als zij ziek wordt terwijl zij staat ingepland, geeft
zij de opdracht terug aan het bemiddelingsbureau. Het bemiddelingsbureau zorgt dan voor
vervanging. Eiseres krijgt bij ziekte niet betaald. Eiseres krijgt geen opdrachten van de cliënten als
zodanig. De bemiddelingsbureaus kunnen eiseres ’s avonds nog wel benaderen met de vraag of zij
de volgende dag kan worden ingepland. Bij het inplannen door de bemiddelingsbureaus hebben de
medewerkers in vaste dienst voorrang.
1.10
Voor [uitzendbureau] ([uitzendbureau]) verrichtte eiseres dezelfde werkzaamheden als voor [X].
Deze werkzaamheden betroffen het verrichten van verpleegkundige handelingen, zoals een
vaccinatieproject. Bij de werkzaamheden voor [uitzendbureau] was daarbij de GGD aanwezig en
werd er met de GGD verstrekte medicamenten gevaccineerd. Eiseres maakte zelf een professionele
afweging of zij iemand wel of niet zou vaccineren. Zij had ook de vrijheid om in te delen wie eerst
zou worden gevaccineerd.
1.11
Bij het [ziekenhuis] draaide eiseres voornamelijk nachtdiensten in het ziekenhuis.
1.12
Indien eiseres voor haar werkzaamheden moest reizen, maakte zij gebruik van haar eigen auto.
1.13
Eiseres leverde digitaal urenstaten in bij de bemiddelingsbureaus. Daarop vermeldde zij de dag,
voor welk bemiddelingsbureau zij werkte en het aantal gereden kilometers. De cliënten vermeldde
zij om privacy-redenen alleen door middel van een code. Verder vulde zij in of zij de medische
handeling al dan niet had uitgevoerd en welke medicamenten zij had toegediend. Eiseres’
gemachtigde heeft bij zijn brief van 25 juni 2013 een tweetal bijlagen gevoegd, door hem
aangeduid als “de modelfacturering bij [X]”. Op deze bijlagen staat als titel vermeld “Urenstaat
werkzaamheden [Z]” en “Urenverantwoordingsstaat”. Hierop staan onder meer de dagen van de
week vermeld, waarbij eiseres begin- en eindtijden kan invullen, de gemaakte uren en haar eigen
reistijd. Indien eiseres geen urenstaten indient bij de bemiddelingsbureaus, wordt zij niet
uitbetaald voor haar werkzaamheden.
1.14
Eiseres stond in het onderhavige jaar als ondernemer ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.
Zij maakte niet actief reclame. Eiseres heeft geen beroepsaansprakelijkheidsverzekering
afgesloten.
1.15
Verweerder heeft bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV voor het jaar 2009 de onder bedoelde
inkomsten uit tegenwoordige arbeid van in totaal € 35.277 aangemerkt als loon uit
dienstbetrekking. De hierop ingehouden en afgedragen LH/PVV van € 12.330 heeft verweerder
verrekend met de aanslag. Overigens is verweerder niet afgeweken van eiseres’ aangifte. Het
belastbaar inkomen uit werk en woning heeft verweerder vastgesteld op een bedrag van € 38.192.
Met de aanslag heeft verweerder in totaal een bedrag van € 13.164 aan LH/PVV verrekend.
1.16
Op het bezwaar van eiseres heeft verweerder bij brief van 12 oktober 2012 aan eiseres
meegedeeld dat hij tegemoet komt aan eiseres’ verzoek om betreffende de aangegeven inkomsten
van het UWV de verwisseling van bedragen aan loon en LB/PVV (zie 1.5) te herstellen. Voor het
overige heeft verweerder meegedeeld dat hij eiseres’ bezwaar zal afwijzen. Bij de uitspraak op
bezwaar heeft verweerder nagelaten om de zojuist bedoelde verwisseling van bedragen te
herstellen en heeft hij eiseres’ bezwaar afgewezen.
Geschil en beoordeling
2.
In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder de onder 1.2 bedoelde inkomsten, met
uitzondering van die van [vereniging], terecht heeft aangemerkt als loon uit dienstbetrekking.
2.1
Ter zitting van 4 juni 2013 heeft eiseres verklaard dat zij niet meer weet op welke werkzaamheden
de inkomsten van [verzekeringsmaatschappij] zien. Eiseres heeft onbestreden gesteld dat deze
inkomsten moeten meeliften in de onder 2 bedoelde vraag. De rechtbank volgt partijen hierin.
3.
Eiseres stelt dat de onder 1.2 bedoelde inkomsten, behoudens die van [vereniging], moeten
worden aangemerkt als winst uit onderneming. Eiseres voert hierbij onder meer aan dat zij heeft
gewerkt voor wel acht verschillende opdrachtgevers. De werkzaamheden verricht zij niet op de
plaats waar haar opdrachtgevers zijn gevestigd, maar op de locatie van de cliënt. Zij verricht daar
haar werkzaamheden zonder dat daarop door haar opdrachtgevers wordt toegezien. Van een
gezagsverhouding is dus geen sprake. Verder stuurt eiseres met betrekking tot de door haar
verrichte werkzaamheden facturen naar haar opdrachtgevers.
4.
Verweerder beantwoordt de onder 2 bedoelde vraag bevestigend. Hij wijst erop dat alle onder 1.2
bedoelde organisaties LH/PVV, premies werknemersverzekeringen en premies Zorgverzekeringswet
hebben ingehouden. Dit duidt erop dat eiseres met deze organisaties arbeidsovereenkomsten heeft
gesloten. Er zal dan sprake zijn van een gezagsverhouding. De werkzaamheden die eiseres als
verpleegkundige heeft verricht, worden volgens verweerder doorgaans in dienstbetrekking verricht.
De door eiseres ingevulde digitale urenstaten en de door haar overgelegde bijlagen
“modelfacturering bij [X]” (zie onder 1.13) kunnen volgens verweerder niet als facturen worden
beschouwd.
5.1
Vast staat dat eiseres’ werkzaamheden bestonden uit (kort gezegd) het als verpleegkundige
verrichten van medische handelingen. Dergelijke werkzaamheden worden naar het oordeel van de
rechtbank in het algemeen in dienstbetrekking verricht. Dit geldt naar het oordeel van de
rechtbank ook indien deze werkzaamheden worden uitgevoerd op de wijze waarop eiseres haar
werkzaamheden met de daaraan verbonden verantwoordelijkheden heeft verricht (zie onder de
punten 1.9 tot en met 1.11). Daarnaast staat vast dat alle onder 1.2 bedoelde organisaties
LH/PVV, premies werknemersverzekeringen en premies Zorgverzekeringswet hebben ingehouden.
Dit duidt er naar het oordeel van de rechtbank op dat eiseres met deze organisaties, in hun
hoedanigheid als werkgever, arbeidsovereenkomsten heeft gesloten. Verder staat vast dat eiseres
geen beroepsaansprakelijkheidsverzekering heeft afgesloten.
5.2
Hetgeen onder 5.1 is overwogen, rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank het vermoeden
dat eiseres bij de onder 1.2 bedoelde organisaties (op oproepbasis) in dienstbetrekking werkzaam
is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres dit vermoeden niet weten te
ontzenuwen. Uit hetgeen eiseres naar voren heeft gebracht, kan niet worden opgemaakt dat zij
over een zodanige zelfstandigheid dan wel verantwoordelijkheid beschikt, dat een
gezagsverhouding ontbreekt tussen haar en de desbetreffende organisaties. Gesteld noch
aannemelijk is bijvoorbeeld geworden dat eiseres zelfstandig behandelplannen heeft opgesteld. De
rechtbank passeert verder eiseres’ stelling dat zij met de desbetreffende organisaties geen
arbeidscontracten heeft afgesloten, maar alleen tariefafspraken heeft gemaakt. Eiseres heeft deze
stelling namelijk op geen enkele wijze onderbouwd. Eiseres heeft nimmer gebruik gemaakt van de
haar geboden gelegenheid om de door haar gestelde met deze organisaties gesloten
(tarief)contracten over te leggen. De rechtbank verwerpt eveneens eiseres’ stelling dat zij facturen
heeft gestuurd naar door haar vermeende opdrachtgevers. Naar het oordeel van de rechtbank
kunnen de door eiseres bij de bemiddelingsbureaus ingediende urenstaten, zoals de door eiseres
overgelegde bijlagen “modelfacturering bij [X]” niet worden gezien als facturen. De urenstaten
worden kennelijk door de desbetreffende organisaties verstrekt, zodat eiseres de door haar bij de
verschillende cliënten gemaakte uren kan bijhouden en doorgeven. Dat eiseres alleen wordt
uitbetaald indien zij urenstaten indient, maakt niet dat deze urenstaten als facturen moeten
worden aangemerkt.
5.3
Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder de onder 1.2 bedoelde
inkomsten wettelijk gezien terecht heeft aangemerkt als loon uit dienstbetrekking. De rechtbank
verwerpt daarom eiseres’ beroepsgrond, zoals onder 3 is weergegeven. Eiseres stelt, naar de
rechtbank haar begrijpt, subsidiair dat de onder 1.2 bedoelde inkomsten, behoudens die van
[vereniging], moeten worden aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden. De rechtbank
verwerpt ook deze stelling, gezien het bevestigende antwoord op de onder 2 bedoelde vraag.
Indien reeds sprake is van belastbaar loon, kan het met de desbetreffende werkzaamheden
behaalde resultaat namelijk niet meer worden aangemerkt als resultaat uit overige
werkzaamheden (zie artikel 3.90 van de Wet inkomstenbelasting 2001).
6.
Eiseres stelt dat haar onder 3 weergegeven beroepsgrond op grond van het vertrouwensbeginsel
toch moet worden gevolgd. Eiseres voert hierbij aan dat verweerder voor de jaren 2009 tot en met
2012 op haar verzoek VAR-verklaringen heeft afgegeven. Bij deze verklaringen heeft verweerder
de voordelen die eiseres geniet of zal gaan genieten uit de in haar aanvraagformulieren vermelde
werkzaamheden, steeds aangemerkt als winst uit onderneming. Voor het jaar 2013 heeft
verweerder zelfs automatisch aan eiseres een VAR-verklaring afgegeven met dezelfde strekking.
Eiseres is van mening dat zij aan deze VAR-verklaringen het in rechte te beschermen vertrouwen
mocht ontlenen dat de onder 1.2 bedoelde inkomsten, behoudens die van [vereniging], zouden
worden aangemerkt als winst uit onderneming.
7.
Verweerder stelt dat de voor de jaren 2009 tot en met 2013 gegeven VAR-verklaringen enkel zijn
gebaseerd op de door eiseres in haar aanvraagformulieren gepresenteerde feiten en
omstandigheden. Achteraf is gecontroleerd of deze feiten stroken met de werkelijkheid. Bij eiseres
is gebleken dat dit niet het geval is. De VAR-verklaringen zijn dus gebaseerd op onjuiste feiten.
Eiseres kan daarom geen vertrouwen ontlenen aan deze door verweerder gegeven VARverklaringen.
8.1
In artikel 3.156 van de Wet IB 2001) is bepaald dat de belastingplichtige een verzoek kan doen
aan verweerder om zekerheid te krijgen over de vraag hoe het inkomen dat hij geniet of zal gaan
genieten uit een of meer arbeidsrelaties, zal worden aangemerkt. In de
totstandkomingsgeschiedenis van dit artikel is onder meer het volgende aan de orde gekomen:
“De beschikking wordt gebaseerd op de door de belastingplichtige bij het verzoek gepresenteerde
omstandigheden. Indien de feitelijke omstandigheden wijzigen ten opzichte van hetgeen eerder is
gepresenteerd, is de belastingplichtige verplicht daarvan melding te maken bij de inspecteur zodra
de wijzigingen zich voordoen. Dit is opgenomen in het tweede lid.” (Kamerstukken II 2000/01, 27
466, nr. 3, p. 62).
8.2
De rechtbank overweegt dat verweerder bij het vaststellen van de VAR-verklaringen, gelet op het
tweede lid van artikel 3.156 van de Wet IB 2001 en de onder 8.1 aangehaalde
totstandkomingsgeschiedenis, mocht afgaan op de door eiseres in haar aanvraagformulieren
gepresenteerde feiten. Dit geldt naar het oordeel van de rechtbank ook indien verweerder ermee
bekend was of kon zijn de dat werkelijke feiten afwijken van de gepresenteerde feiten. Indien de
door eiseres gepresenteerde feiten overeenkomen met de werkelijkheid, is verweerder in beginsel
gebonden aan de door hem gegeven VAR-verklaringen. De rechtbank zal hierna ingaan op de vraag
of dit het geval is.
8.3
Eiseres heeft alleen voor het jaar 2009 een afschrift van het door haar ingevulde aanvraagformulier
voor een VAR-verklaring overgelegd. De rechtbank overweegt dat een aantal door eiseres
ingevulde antwoorden op de in dit aanvraagformulier gestelde vragen overeenkomen met de
werkelijkheid. Zo heeft eiseres bijvoorbeeld terecht vermeld dat haar opdrachtgevers loonheffingen
inhouden op haar inkomsten. Echter, eiseres heeft naar het oordeel van de rechtbank ook een
aantal antwoorden ingevuld, waarvan niet aannemelijk is dat die juist zijn. Zoals volgt uit hetgeen
onder 5.2 is overwogen, heeft eiseres, anders dan zij heeft ingevuld, geen facturen verstuurd. Ook
heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte een ontkennend antwoord gegeven
op de vraag of zij verwacht de VAR-werkzaamheden te verrichten voor opdrachtgevers waar
dezelfde werkzaamheden ook in loondienst worden verricht. Zij heeft zelf ter zitting namelijk
verklaard dat bij het inplannen door bemiddelingsbureaus (zie 1.9) de medewerkers in vaste dienst
voorrang hebben. Hieruit trekt de rechtbank de conclusie dat bij deze organisaties dezelfde
werkzaamheden ook in loondienst worden verricht. Daarnaast heeft eiseres naar het oordeel van
de rechtbank de vraag of zij verplicht is alle aanwijzingen van haar opdrachtgever(s) op te volgen
bij de uitvoering van haar werkzaamheden ten onrechte ontkennend beantwoord. Deze vraag is
kennelijk gericht op of het feit of tussen eiseres en haar opdrachtgevers een gezagsverhouding
aanwezig is. Wellicht heeft eiseres bij het invullen van deze vraag gedacht aan de aan de
uitoefening van haar werkzaamheden verbonden verantwoordelijkheden, waarbij zij haar eigen
professionele afwegingen maakt bij bijvoorbeeld het toedienen van medicijnen. Hieruit volgt echter
niet dat tussen eiseres en de desbetreffende organisaties in werkelijkheid een gezagsverhouding
ontbreekt. Eiseres’ ter zitting opgeworpen stelling dat zij met de desbetreffende organisaties enkel
tariefcontacten heeft gesloten, zou wel kunnen leiden tot het oordeel dat geen gezagsverhouding
aanwezig is. Echter, eiseres heeft deze stelling op een enkele wijze onderbouwd (zie 5.2), zodat de
juistheid hiervan niet kan worden aangenomen. De rechtbank gaat, mede gezien het feit dat door
de desbetreffende organisaties LH/PVV is ingehouden, daarom uit van het niet ontzenuwde
vermoeden dat eiseres met de desbetreffende organisaties arbeidsovereenkomsten heeft gesloten.
Gelet hierop heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank evenmin aannemelijk gemaakt dat
het door haar gegeven ontkennende antwoord op de vraag of het risico voor haar is als een
opdrachtgever niet tevreden is over het resultaat van het werk, overeenkomt met de werkelijkheid.
In geval een arbeidsovereenkomst is gesloten, is dit risico immers doorgaans voor rekening van de
werkgever. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit in haar geval anders is.
8.4
De rechtbank concludeert dan ook dat een belangrijk deel van de door eiseres in haar
aanvraagformulier voor het jaar 2009 ingevulde antwoorden niet stroken met de werkelijkheid. De
rechtbank gaat ervanuit dat dit ook geldt ten aanzien van de voor de jaren 2010 tot en met 2012
door eiseres ingevulde aanvraagformulieren. Gesteld noch aannemelijk is geworden dat eiseres
deze aanvraagformulieren anders heeft ingevuld dan die voor het jaar 2009. De rechtbank is dan
ook van oordeel dat eiseres geen vertrouwen kan ontlenen aan de door verweerder, op basis van
de in eiseres’ aanvraagformulieren gepresenteerde feiten, vastgestelde VAR-verklaringen. De
rechtbank verwerpt dan ook eiseres’ beroep op het vertrouwensbeginsel, zoals weergegeven onder
punt 6.
9.
Eiseres heeft ter zitting van 2 december 2013, voor het geval de onder 2 vermelde vraag
bevestigend moet worden beantwoord, gesteld dat de door haar met haar eigen auto gemaakte
reiskosten in aftrek moeten worden gebracht op de onder 1.2 bedoelde inkomsten. Op basis van
een departementale richtlijn kunnen deze reiskosten volgens haar voor een bedrag van € 0,19 per
kilometer in aftrek worden gebracht. Eiseres schat dat zij 40.000 kilometer heeft gereden voor
haar werkzaamheden.
10.
Verweerder stelt dat de Wet op de inkomstenbelasting 2001 (de Wet IB 2001) geen mogelijkheid
biedt om op het loon uit dienstbetrekking reiskosten in aftrek te brengen. Verweerder bestrijdt dat
sprake is van een departementale richtlijn op grond waarvan de door eiseres gestelde reiskosten in
aftrek kunnen worden gebracht.
11.
De rechtbank is van oordeel dat de onder 9 bedoelde beroepsgrond geen steun vindt in het recht.
De Wet IB 2001 biedt geen ruimte om het loon uit dienstbetrekking te verminderen met de kosten
voor de per eigen vervoer gemaakte reizen. Er is de rechtbank evenmin beleid bekend van de
Staatssecretaris van Financiën dat wel tot deze aftrek zou kunnen leiden. Eiseres’ beroepsgrond
faalt dus.
12.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat eiseres’ beroepsgronden geen doel treffen. Toch zal de
rechtbank het beroep gegrond verklaren. Ter zitting hebben partijen namelijk gezamenlijk gesteld
dat betreffende de aangegeven inkomsten van het UWV de verwisseling van bedragen aan loon en
LB/PVV nog moet worden hersteld (zie punt 1.16). Dit brengt mee dat als looninkomsten van het
UWV een bedrag van € 107 in aanmerking moet worden genomen (in plaats van € 722). De op
deze inkomsten ingehouden LH/PVV bedraagt dan
€ 722 (in plaats van € 107). Het belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.192 moet dan
worden verminderd tot een bedrag van € 37.577. De met de aanslag te verrekenen LH/PVV
bedraagt dan € 13.779 in plaats van € 13.164 (zie 1.15).
13.
Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de heffingsrente. Eiseres heeft geen
zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrente aangevoerd. Nu de met de
beschikking heffingsrente samenhangende aanslag zal worden verminderd, verstaat de rechtbank
dat verweerder het bedrag van de heffingsrente dienovereenkomstig zal verminderen.
14.
De beroepen zijn gegrond en de rechtbank vernietigt de uitspraken op bezwaar. De rechtbank
vermindert de aanslag tot een aanslag berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk
en woning van € 37.577. De rechtbank vermindert de heffingsrente dienovereenkomstig.
15.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan
eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
16.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt
de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde
beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.217,50 (1 punt voor het indienen van het
beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het verschijnen ter nadere
zitting, met een waarde per punt van € 487 en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de aanslag tot een aanslag berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk
en woning van € 37.577, onder verrekening van € 13.779 aan LH/PVV;
- vermindert de heffingsrente dienovereenkomstig;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 42 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.217,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr. M.
Hiemstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2014.
w.g. griffier
w.g. rechter