Rechtbank Noord-Nederland ECLI:NL:RBNNE:2014:4615, 18 september 2014 Belastingtijdvak: 1 juli 2012 > Algemene wet inzake rijksbelastingen: 5b ANBI-status van stichting die beoefening van TM-sidhi-techniek bevordert terecht ingetrokken Een stichting bevordert de beoefening van de TM(Transcendente Meditatie)-sidhi-techniek, zoals geleerd door Maharishi Mahesh Yogi, in Nederland. De stichting is in 1988 begonnen met het realiseren van een woonwijk in een plaats in Nederland. De huidige activiteiten van de stichting bestaan uit het onderhouden van de woonwijk en haar voorzieningen door het verstrekken van subsidies aan de basisschool, de biologische winkel en het vegetarische restaurant. Daarnaast organiseert en ondersteunt de stichting TM-activiteiten die ook vanuit het buitenland worden bezocht. In deze procedure is in geschil of de inspecteur de ANBI-status van de stichting terecht heeft ingetrokken. Niet meer in geschil is dat de stichting volgens haar doelstelling het algemeen nut beoogt. Dan blijft de vraag over of de activiteiten van de instelling voor 90% of meer op het realiseren van die doelstelling zijn gericht. Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de activiteiten in hoofdzaak er op zien dat zoveel mogelijk mensen deelnemen aan TM en dat het aanbieden van huisvesting één van de ondersteunende activiteiten is. Gelet hierop worden met de activiteiten in hoofdzaak de particuliere consumptieve belangen van de deelnemers gediend. De stichting heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt of en in welke mate andere belangen dan het persoonlijke welzijn en/of de persoonlijke ontwikkeling van de deelnemers worden gediend. Daarom is niet aannemelijk geworden dat met de activiteiten het algemene belang voor 90% of meer wordt gediend. De inspecteur heeft de stichting daarom terecht niet langer als ANBI aangemerkt. RECHTBANK NOORD-NEDERLAND Zittingsplaats Groningen Bestuursrecht zaaknummer: LEE 13/282 uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 18 september 2014 in de zaak tussen [eiseres], te [vestigingsplaats], eiseres (gemachtigde: [gemachtigde eiseres]), en De inspecteur van de Belastingdienst Oost-Brabant, verweerder (gemachtigde: [gemachtigde verweerder]). Procesverloop Verweerder heeft bij beschikking van 6 maart 2012 de status van eiseres als een algemeen nut beogende instelling (hierna: ANBI) als bedoeld in artikel 5b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (tekst 2012) per 1 juli 2012 ingetrokken. Bij uitspraak op bezwaar van 27 november 2012 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2014. Eiseres is daar vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder is daar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, bijgestaan door [bijstand]. Overwegingen Feiten 1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. 1.1. Eiseres is bij notariële akte van [datum] 1988 opgericht. 1.2. Volgens artikel 2 van de statuten van eiseres luidt haar doel: “1. De stichting heeft ten doel: het scheppen van mogelijkheden voor minimaal vierhonderd personen om gezamenlijk tweemaal per dag het TM- (rechtbank: Transcendente Meditatie) en TM-sidhiprogramma, zoals geleerd door Maharishi Mahesh Yogi, te beoefenen, om op deze wijze een zodanige invloed uit te oefenen op het collectieve bewustzijn van de Nederlandse bevolking, dat negatieve tendenzen gaan verdwijnen en worden omgebogen in positieve ontwikkelingen. 2. De stichting tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door: A) projecten te ontwikkelen, die bovengenoemde doelstellingen doen realiseren, zoals: a. woongelegenheid voor een dergelijke groep; b. huisvesting om het gezamenlijke meditatieprogramma te beoefenen; c. werkgelegenheid; d. het voorwaarden scheppen voor onderwijs op basis van de systematische ontwikkeling van het bewustzijn voor de betrokkenen; e. het voorwaarden scheppen voor mogelijkheden voor recreatie en gezondheidszorg. B) Het verstrekken van informatie over de genoemde doelstelling.”. 1.3 In het beleidsplan van eiseres voor de periode 2011-2021 van oktober 2011 staat onder meer: “Er is derhalve alle reden om de activiteiten van de Stichting (rechtbank: eiseres) uit te breiden, om te komen tot verdere groei van het aantal beoefenaars van de TM sidhi-techniek in Nederland. De Stichting zal hiertoe de komende jaren de volgende activiteiten ontplooien: (1) Publiciteit genereren over het nut van de transcendente meditatie en TM sidhi-techniek voor de maatschappij (2) Ondersteuning van de bouw van nieuwe huizen door de Stichting [stichting] (3) Professionalisering van beoefenaars van de TM sidhi-techniek (4) Ondersteuning voor de activiteiten in het huidige [woonwijk]”. 1.4 Eiseres schrijft in haar beroepschrift onder meer: “In 1988 is [eiseres] (rechtbank: eiseres) begonnen met het realiseren van [woonwijk]; een wijk in [woonplaats]. (…) De huidige activiteiten van [eiseres] bestaan uit het onderhouden van [woonwijk] en haar voorzieningen door het verstrekken van subsidies aan de basisschool, de biologische winkel en het vegetarische restaurant. Daarnaast organiseert en ondersteunt [eiseres] TM-activiteiten die ook vanuit het buitenland worden bezocht.”. 1.5 Verweerder heeft een brief overgelegd van ‘[X]’ van 4 februari 2008 inzake de inschrijving voor een woning. In deze brief staat onder meer: “Wij danken u voor uw aanvraag tot inschrijving en hopen op korte termijn aan uw woonwensen te kunnen voldoen. [woonwijk] huisvest momenteel ca. 300 huishoudens van merendeel mediterenden en sidha’s. (…) Voordat u zich bij ons inschrijft is het nodig dat u een overeenkomst hebt gesloten met [eiseres]. [eiseres] regelt, als bewonersorganisatie, de toelating tot [woonwijk].”. 1.6 Verweerder heeft een ‘Deelnemersovereenkomst [eiseres]’ overgelegd. Daarin staat onder meer: “Deze overeenkomst regelt de deelname van bewoners aan [woonwijk]. 2. Partijen 2.1 Partijen in deze overeenkomst zijn: 1. de deelnemer inclusief de tot zijn/haar huishouden behorende leden en 2. [eiseres] (verder genoemd [eiseres]) of haar rechtsopvolgers. 3. Ingang van de overeenkomst 3.1 De overeenkomst gaat in op de dag dat, voor het huishouden waartoe de deelnemer behoort, een huurovereenkomst voor een woning in [woonwijk] ingaat, dan wel het eigendom van een woning in [woonwijk] wordt verkregen. (…) 6. Financiële bijdrage 6.1 Deelnemers en alle personen die tot zijn of haar huishouden behoren (als ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie) zijn een maandelijkse bijdrage verschuldigd aan [eiseres] voor de duur van deze overeenkomst.”. Geschil en beoordeling 2. In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder de status van ANBI van eiseres terecht heeft ingetrokken. Het geschil spitst zich toe op de vraag of eiseres uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen belang beoogt en dient. 3. Eiseres is van mening dat zij het algemeen belang beoogt en dient. Onder verwijzing naar de uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 9 juni 2011 (ECLI:NL:GHSHE: 2011:BT6822) en het arrest van de Hoge Raad van 22 juni 2012 (ECLI:NL:HR:2012: BW9055) onderscheidt zij de zogeheten ‘doelgroeptoets’ en de ‘quid-pro-quo toets’. Eiseres is van mening dat zij aannemelijk heeft gemaakt dat ze aan beide criteria voldoet. 4. Verweerder is van mening dat eiseres statutair wel het algemene belang dient (verweerder heeft dit standpunt ter zitting ingenomen in afwijking van zijn verweerschrift), maar dat zij feitelijk voor 100% particuliere belangen dient. Verweerder voert daartoe aan dat de Transcendente Meditatie (TM) primair is gericht op de persoonlijke ontwikkeling van de beoefenaar van TM. Feitelijk is derhalve van een rechtstreeks uitsluitend of nagenoeg uitsluitend dienen van een algemeen belang niet gebleken. Overigens is verweerder van mening dat eiseres niet voldoet aan de in de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 nader gestelde voorwaarden ter verkrijging of ter behoud van de ANBIstatus. 5. De rechtbank overweegt dat tussen partijen niet (meer) in geschil is dat eiseres volgens haar doelstelling het algemeen nut beoogt en derhalve aan de zogeheten ‘kwalitatieve toets’ voldoet. Deze gezamenlijke mening van partijen geeft naar het oordeel van de rechtbank geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Dan blijft over de vraag of de activiteiten van de instelling voor 90% of meer op het realiseren van die doelstelling zijn gericht (hierna: de kwantitatieve toets; vergelijk Kamerstukken II, 2011/12, 33 006, nr. 6, blz. 10). 6. Uit de activiteiten van eiseres, zoals blijkt uit het onder het 1.3 opgenomen gedeelte van het Beleidsplan 2011, uit hetgeen eiseres daarover zelf stelt (1.4) en uit de overgelegde stukken (1.5 en 1.6), leidt de rechtbank af dat eiseres’ activiteiten in hoofdzaak er op zien dat zoveel mogelijk mensen deelnemen aan TM en dat het aanbieden van huisvesting één van de ondersteunende activiteiten is. Gelet hierop worden, naar het oordeel van de rechtbank, met de activiteiten van eiseres in hoofdzaak de particuliere consumptieve belangen van de deelnemers gediend. Eiseres heeft niet, althans onvoldoende, aannemelijk gemaakt of en in welke mate andere belangen dan het persoonlijke welzijn en/of de persoonlijke ontwikkeling van de deelnemers worden gediend. Weliswaar kan het persoonlijke welzijn en de persoonlijke ontwikkeling van de deelnemers een gunstig effect hebben op hun omgeving, maar dat effect, wat daar overigens ook van zij, is, naar het oordeel van de rechtbank, indirect en ondergeschikt aan het individuele belang van de deelnemers. Derhalve is niet aannemelijk geworden dat met de activiteiten van eiseres het algemene belang voor 90% of meer wordt gediend. 7. Gelet op het voorgaande is eiseres, naar het oordeel van de rechtbank, met hetgeen zij heeft gesteld en overgelegd niet geslaagd in haar bewijslast. Verweerder heeft eiseres daarom terecht niet langer als ANBI aangemerkt. Nu de rechtbank reeds op deze gronden tot deze conclusie komt, gaat zij voorbij aan de overigens door partijen aangevoerde standpunten. 8. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard. 9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. G.B.A. Brummer, voorzitter, en mr. J.W. Keuning en mr. M. Chin-Oldenziel, leden, in aanwezigheid van mr. H.J. Haanstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 september 2014. w.g. griffier w.g. voorzitter Algemene wet inzake rijksbelastingen art. 5b Artikel 5b Algemeen nut 1 Een algemeen nut beogende instelling is: beogende instelling – niet zijnde een vennootschap met in aandelen verdeeld kapitaal, een coöperatie, instelling derlinge waarborgmaatschappij of een ander lichaam waarin bewijzen van rechtigdheid kunnen worden uitgegeven – die: of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt; vens op elektronische wijze via internet openbaar maakt; n bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden; s in het Koninkrijk, in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een bij ministeriële ewezen staat, en specteur als zodanig is aangemerkt; niet in het Koninkrijk, in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een bij ministeriële g aangewezen staat gevestigde, door Onze Minister als zodanig aangemerkte instelling en zolang zij voldoet aan de door hem te stellen voorwaarden. 2 Publiekrechtelijke lichamen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboekzijn algemeen nut beogende instellingen. Algemeen nut 3 Als algemeen nut in de zin van dit artikel wordt beschouwd: ijn; uur; erwijs, wetenschap en onderzoek; herming van natuur en milieu, daaronder begrepen bevordering van duurzaamheid; ndheidszorg; d- en ouderenzorg; wikkelingssamenwerking; enwelzijn; e, levensbeschouwing en spiritualiteit; evordering van de democratische rechtsorde; shuisvesting; combinatie van de bovengenoemde doelen, alsmede financieel of op andere wijze ondersteunen van een algemeen nut beogende instelling. Culturele instelling 4 Een algemeen nut beogende instelling die zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend richt op cultuur, kan verzoeken tevens te worden aangemerkt als culturele instelling.5 Een instelling die werkzaamheden verricht die gericht zijn op het bieden van volkshuisvesting als bedoeld in het derde lid, onderdeel k, kan slechts worden aangemerkt als algemeen nut beogende instelling, indien zij op de voet van artikel 70 van de Woningwetbij koninklijk besluit is toegelaten als instelling die in het belang van de volkshuisvesting werkzaam is.6 Het aanmerken als een algemeen nut beogende instelling of als culturele instelling geschiedt op verzoek van de instelling. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking eventueel onder door hem te stellen voorwaarden. In afwijking van de eerste volzin kan de inspecteur een categorie instellingen dan wel een groep met elkaar verbonden instellingen bij één voor bezwaar vatbare beschikking aanmerken als instellingen als bedoeld in het eerste lid, ook zonder dat een daartoe strekkend verzoek is gedaan door die instellingen. Einde ANBIstatus 7 Een instelling als bedoeld in het eerste lid, wordt door de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking niet meer als zodanig aangemerkt met ingang van het tijdstip waarop deze instelling niet langer uitsluitend of nagenoeg uitsluitend een algemeen nut beogend karakter heeft, niet meer voldoet aan de bij ministeriële regeling gestelde voorwaarden dan wel niet meer is gevestigd als aangegeven in het eerste lid. Een instelling als bedoeld in het vierde lid wordt door de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking niet meer als zodanig aangemerkt met ingang van het tijdstip waarop deze instelling zich niet langer uitsluitend of nagenoeg uitsluitend richt op cultuur. Het tijdstip van intrekking kan liggen voor de datum van de dagtekening van de beschikking.8 Een instelling wordt eveneens door de inspecteur niet, of niet langer, als algemeen nut beogende instelling aangemerkt indien de instelling, een bestuurder van die instelling, een persoon die feitelijk leiding geeft aan die instelling of een voor die instelling gezichtsbepalende persoon door een Nederlandse rechter onherroepelijk is veroordeeld wegens het opzettelijk plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, mits: misdrijf is gepleegd in de hoedanigheid van bestuurder, feitelijk leidinggevende of sbepalend persoon van de instelling; geen vier kalenderjaren zijn verstreken sinds de veroordeling, en misdrijf gezien zijn aard of de samenhang met andere door de algemeen nut beogende ng of genoemde personen begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde rt. 9 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, die openbaar worden gemaakt, alsmede met betrekking tot de wijze waarop deze gegevens via internet openbaar worden gemaakt.10 Voor de toepassing van het vierde en het zesde tot en met achtste lid kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld.
© Copyright 2024 ExpyDoc