overzicht wijzigingen wetsvoorstel werk en zekerheid door

OVERZICHT WIJZIGINGEN WETSVOORSTEL WERK EN ZEKERHEID DOOR
AANGENOMEN AMENDEMENTEN EN MOTIES
Op 18 februari 2014 heeft de Tweede Kamer ingestemd met het Wetsvoorstel werk en zekerheid
(Kamerstuknummer 33 818). Tijdens deze stemming is een aantal amendementen en moties
aangenomen. Daarnaast heeft minister Asscher tijdens de plenaire behandeling op 13 februari 2014
het amendement 1 over het behoud van de vrijstelling van de preventieve toets voor werknemers die
een geestelijk ambt bekleden overgenomen. Door deze amendementen wijzigt het wetsvoorstel, kort
gezegd als volgt.
1.1.
Introductie wettelijke scholingsplicht
In artikel 7:611a BW wordt een scholingsplicht 2 voor werkgevers opgenomen. In het BW wordt
vastgelegd dat de werkgever de werknemer in staat moet stellen scholing te volgen die noodzakelijk
is voor de uitoefening van zijn functie. Voor zover dat redelijkerwijs van de werkgever kan worden
verlangd, moet hij de werknemer ook in staat stellen scholing te volgen die noodzakelijk is voor het
voortzetten van de arbeidsovereenkomst indien de functie van de werknemer komt te vervallen of
hij niet langer in staat is deze te vervullen.
1.2.
Verduidelijking herplaatsingsverplichting
Het wetsvoorstel formuleert in artikel 7:669 lid 1 BW een algemene verplichting voor de werkgever
om te werken aan herplaatsing, in aanvulling op de eis dat bij opzegging sprake moet zijn van een
redelijk grond. Indien herplaatsing niet in de rede ligt, komt de herplaatsingsverplichting te
vervallen. In de laatste zin van artikel 7:669 lid 1 BW wordt verduidelijkt dat de
herplaatsingsverplichting 3 bij opzegging in ieder geval niet in de rede ligt indien sprake is van
verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer dat zodanig is dat van de werkgever in
redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
1.3.
Vervallen preventieve toets beëindiging arbeidsovereenkomst werknemers die een
geestelijk ambt bekleden
Aan artikel 7:671, lid 1 BW wordt onderdeel ea. toegevoegd. Dit onderdeel regelt dat er geen
preventieve ontslagtoets (door UWV of rechter) geldt voor de beëindiging van een
arbeidsovereenkomst met een werknemer die een geestelijk ambt 4 bekleedt. De
herplaatsingsverplichting is op deze groep werknemers niet van toepassing (zie het nieuwe lid 1a
van artikel 7:669 BW). De rechter kan op verzoek wel een billijke vergoeding toekennen.
1.4.
Wijziging preventieve toets beëindiging arbeidsovereenkomst werknemers in het
bijzonder onderwijs
Aan artikel 7:671, lid 1 BW wordt onderdeel fa. toegevoegd. Dit onderdeel regelt dat de
arbeidsovereenkomst van werknemers binnen het bijzonder onderwijs 5 zonder instemming van de
werknemer kan worden opgezegd als de reden voor de opzegging is gelegen in handelen of nalaten
1
Amendement nr. 20.
Amendement nr. 29.
3
Amendement nr. 39.
4
Amendement nr. 20.
5
Amendement nr. 52.
2
van de werknemer dat onverenigbaar is met de uit de godsdienstige of levensbeschouwelijke
grondslag voortvloeiende identiteit van de onderwijsinrichting, mits vooraf toestemming is verleend
door een van de werkgever onafhankelijke en onpartijdige commissie.
1.5.
Bedenktijd werknemer bij instemming met einde arbeidsovereenkomst
Het wetsvoorstel voorziet in de introductie van een wettelijke bedenktermijn van veertien dagen
indien de werknemer schriftelijk heeft ingestemd met de opzegging of beëindiging van zijn
arbeidsovereenkomst. De werkgever heeft de plicht om in een beëindigingsovereenkomst of binnen
twee werkdagen nadat een werknemer schriftelijk heeft ingestemd met de opzegging de werknemer
schriftelijk te wijzen op deze bedenktermijn van veertien dagen. Binnen deze bedenktermijn heeft
de werknemer het recht om de beëindigingsovereenkomst zonder opgave van redenen te ontbinden
of zijn instemming met de opzegging te herroepen. In het wetsvoorstel werd voorgesteld om de
termijn van veertien dagen te verlengen naar één maand indien de werkgever niet aan deze
informatieplicht heeft voldaan. Door dit amendement 6 wordt de bedenktermijn van de werknemer
na instemming met opzegging of een beëindigingsovereenkomst voor het geval de werkgever niet
aan zijn informatieplicht over het bestaan van deze bedenktermijn voldoet, gewijzigd van een
maand in drie weken (zie artikel 7:670b, derde lid BW en artikel 7:671, derde lid BW).
1.6.
Uitstel inwerkingtreding en evaluatie gewijzigde ketenbepaling
De beoogde inwerkingtreding van de gewijzigde ketenbepaling 7 per 1 juli 2014 wordt met één jaar
uitgesteld. Het is de bedoeling dat de nieuwe ketenregeling tegelijk met de invoering van het
nieuwe ontslagrecht per 1 juli 2015 in werking treedt (zie artikel XXXIX, lid 2). De nieuwe
ketenbepaling wordt drie jaar na de inwerkingtreding ervan geëvalueerd 8 (zie artikel XXVa).
1.7.
Overbruggingsregeling transitievergoeding voor kleine MKB-werkgevers
Er wordt in een nieuw artikel 7:673d BW een tijdelijke overbruggingsregeling 9 geïntroduceerd
voor kleine MKB-werkgevers. Tot 1 januari 2020 mogen werkgevers met minder dan 25
werknemers bij de berekening van de hoogte van de verschuldigde transitievergoeding uitgaan van
de duur van het dienstverband te rekenen vanaf 1 mei 2013. Deze overbruggingsregeling geldt
alleen indien het ontslag is ingegeven door de slechte financiële situatie waarin de werkgever
verkeert. Dienstjaren gelegen voor die datum blijven bij de berekening van de transitievergoeding in
dat geval dus buiten beschouwing.
1.8.
Aangenomen moties
De Tweede Kamer heeft bij de behandeling van het Wetsvoorstel werk en zekerheid ook een vijftal
moties aangenomen. Dit betreft kort gezegd de volgende moties.
(1)
Motie nr. 43. Deze motie verzoekt de regering te zorgen voor gelijke behandeling bij de
arbeidsvoorwaarden tussen payrollwerknemers werkzaam bij de inlener en de eigen
werknemers bij de inlener.
(2)
Motie nr. 44. Deze motie verzoekt de regering om in de regeling op grond van het zevende
6
Amendement nr. 34.
Amendement nr. 30.
8
Amendement nr. 21.
9
Amendement nr. 24.
7
(2)
lid van artikel 7:671a BW geen rol toe te bedelen aan de Ontslagadviescommissie bij
reguliere zaken, maar slechts bij ingewikkelde gevallen.
(3)
Motie nr. 50. Deze motie verzoekt de regering om te zorgen voor een stroomlijning tussen
de maatregelen in de Wet werk en zekerheid en de nieuwe Wet werken na AOW-leeftijd
door de inwerkingtreding van deze wetten op elkaar af te stemmen.
(4)
Motie nr. 54. Deze motie verzoekt de regering om de mogelijkheden en de voor- en nadelen
van een meerjarig tweede contract te onderzoeken, hierover met sociale partners te
overleggen en de Tweede Kamer hierover bij de begroting voor 2015 te informeren, en zo
mogelijk hiertoe voorstellen te ontwikkelen.
(5)
Motie nr. 56. Deze motie verzoekt de regering de gevolgen van de aanpassing van het
ontslagrecht in de gaten te houden en de Kamer periodiek te informeren over de relatieve
ontwikkeling van het aantal banen in het MKB.
***
(3)