Biogenie+ 1_HL (LB+WB).indd

Deel 6 Ingevuld werkboek
Deel 6: ingevuld werkboek
125
Woord vooraf
Beste leerling,
Dit werkboek biedt je de mogelijkheid om de leerstof uit het leerboek beter onder de knie te krijgen.
Elk thema in dit werkboek bevat twee onderdelen: Opdrachten en Aan de slag.
Opdrachten
De gevarieerde opdrachten (denkoefeningen) sluiten aan bij de onderwerpen in het leerboek
Biogenie+ 1.
Door de opdrachten op te lossen, krijg je een goed beeld van je inzicht in de leerstof. Ze zijn een
uitstekend middel om jezelf te evalueren.
Heel wat opdrachten zul je in de klas uitvoeren. Je kunt ze thuis gemakkelijk opnieuw inoefenen
door de antwoorden te bedekken.
Studeer eerst grondig de leerstof vooraleer je thuis de opdrachten uitvoert.
Het werkboek volgt perfect de structuur van het leerboek (je vindt dezelfde hoofdtitels terug). Je kunt
dus zelf gemakkelijk het antwoord op de vragen terugvinden.
Aan de slag
In Aan de slag vind je heel wat experimenten waarbij je een onderzoekstaak krijgt, maar ook
praktische opdrachten waarbij je vooral moet waarnemen.
In de zoektocht naar kennis van de natuur is het uitvoeren van experimenten noodzakelijk. Je zult
leren experimenteren door gebruik te maken van de wetenschappelijke methode, waarbij je
een bepaald stappenplan moet volgen. Dat stappenplan verloopt in grote lijnen als volgt:
stap 1
vraag
stap 2
plan
stap 3
uitvoering
stap 4
besluit
Stap 1: het probleem omschrijven en een onderzoeksvraag stellen
Je start je onderzoek met een waarneming, een idee of een probleem en je zet dat om in een onderzoeksvraag. Dan formuleer je een mogelijke veronderstelling of hypothese (eventueel een
beredeneerd gokje).
Stap 2: informatie verzamelen over het probleem en een onderzoeksplan opstellen
Wat heb je nodig om het onderzoek uit te voeren? Informatie om het onderzoek te voeren kun
je halen uit boeken, tijdschriften, op het internet …
Stap 3: het onderzoek uitvoeren
Het experiment (onderzoek) wordt volgens een bepaalde werkwijze uitgevoerd en de waarnemingen worden genoteerd.
Stap 4: een besluit formuleren
Uit de waarnemingen tijdens het experiment blijkt of de hypothese juist of fout was of bijgestuurd moet worden. Het besluit wordt geformuleerd en de onderzoeksvraag beantwoord.
We hopen dat dit werkboek je enthousiast kan maken voor natuurwetenschappen.
Veel succes!
Luc D’Haeninck en Leen Dekeersmaeker
auteurs
Woord vooraf
3
Tips bij het leren leren
Hierna volgen enkele tips bij het instuderen van de leerstof.
1 Ken je de titel van het thema?
2 Lees niet alleen de tekst, maar ook de onderschriften bij de figuren.
3 Richt vooral je aandacht op de vetgedrukte woordjes. Sommige van die woorden vind je
terug in de begrippenlijst. Je kunt je kennis van die begrippen inoefenen door de begrippen af
te dekken en alleen de verklaring (definitie) te lezen.
4 In het leerboek staan ontzettend veel figuren. Ze maken het je niet alleen gemakkelijker om
de tekst te begrijpen, maar ook om de leerstof te herhalen. Probeer bijvoorbeeld eens je les te
herhalen uitsluitend aan de hand van de figuren.
5 Studeer de samenvatting; probeer bijvoorbeeld eens de titels van de samenvatting uit het
hoofd te leren.
6 Besteed ook voldoende aandacht aan de experimenten (Aan de slag), die je hebt uitgevoerd. Hierbij moet je zeker een antwoord kunnen geven op volgende vragen:
• Wat willen we met het experiment onderzoeken? (onderzoeksvraag)
• Wat hebben we waargenomen tijdens of na het experiment?
• Hebben we eventueel een verklaring voor de waarneming gegeven?
• Welk besluit trekken we uit dat experiment?
7 Hoe kun je jezelf goed evalueren (= nagaan of je de leerstof kent)?
• Als je op de hoofdvragen van het thema kunt antwoorden.
• Als je de opdrachten in het werkboek kunt oplossen zonder leerboek.
4
Inhoud
Inleiding op het vak natuurwetenschappen
9
Thema 1: Algemene bouw van bloemplanten
10
1
2
3
11
18
20
Aan
Aan
Aan
Aan
De hoofddelen van bloemplanten
Determineren van bloemplanten
Aanpassingen van bloemplanten aan hun omgeving
de
de
de
de
slag
slag
slag
slag
1
2
3
4
Opname- en transportfunctie van de wortel aantonen
Transportfunctie van de stengel aantonen
Verdampingsfunctie van bladeren aantonen
Organismen determineren aan de hand van een determineertabel
22
24
25
28
Samenvatting
32
Thema 2: Biotoopstudie
34
1
2
3
4
5
35
37
40
40
41
Verscheidenheid aan organismen in de natuur
Abiotische factoren
Biotische factoren
Omschrijving van het begrip ‘biotoop’
Invloed van de mens op de natuur
Aan de slag 5
Aan de slag 6
Aan de slag 7
Aan de slag 8
Aan de slag 9
Aan de slag 10
Bodemhardheid onderzoeken
Verband tussen bodemhardheid en waterdoorlaatbaarheid van de
bodem onderzoeken
Verband tussen waterdoorlaatbaarheid en bodemvochtigheid
onderzoeken
Bodemtemperatuur op verschillende plaatsen in verschillende biotopen
meten
Lichtsterkte op verschillende plaatsen in een bos onderzoeken
Droogteslaap bij mossen onderzoeken
44
45
47
49
50
52
Samenvatting
53
Thema 3: Uitwendige bouw van gewervelde dieren
55
1
2
3
4
56
57
59
59
Wat zijn gewervelde dieren?
De grote lichaamsdelen van gewervelde dieren
Gewervelde dieren indelen in klassen
Aanpassingen van gewervelde dieren aan de leefomgeving en de leefgewoonten
Samenvatting
65
Thema 4: Inwendige bouw van gewervelde dieren
68
1
2
3
4
5
69
69
71
72
73
Organen gegroepeerd tot stelsels
Organen van de buikholte
Organen van de borstholte
Andere stelsels
Stelsels bij de mens
Samenvatting
74
inhoud
5
Thema 5: Organismen microscopisch bekeken
77
1
2
3
4
5
6
7
78
79
79
80
82
83
83
Van macroscopische tot microscopische waarnemingen
Hoe maak je een micropreparaat?
Hoe werk je met een microscoop?
Plantaardige en dierlijke cellen herkennen
Cellen groeperen zich tot een weefsel
Weefsels groeperen zich tot een orgaan
Samenhang tussen organisatieniveaus in een organisme
Aan de slag 11
Aan de slag 12
Aan de slag 13
84
86
87
Samenvatting
88
Thema 6: Materie
90
1
2
3
4
5
6
7
91
92
92
93
93
95
95
Aan
Aan
Aan
Aan
Voorwerpen en stoffen
Zowel de levende als de niet-levende natuur bestaat uit materie
Materie in drie toestanden: vaste stof, vloeistof en gas
Grootheden en eenheden
Massa en massabepaling
Volume en volumebepaling
Ook organismen hebben een massa en een volume
de
de
de
de
slag
slag
slag
slag
14
15
16
17
Massa van een hoeveelheid vaste stof en vloeistof bepalen
Massa van een hoeveelheid lucht bepalen
Het volume van een hoeveelheid vloeistof bepalen
Het volume van een voorwerp met een onregelmatige vorm bepalen
96
97
98
99
Samenvatting
100
Thema 7: Bouwstenen van de materie
102
1
2
3
4
5
6
7
8
103
104
106
107
108
109
112
112
Materie bestaat uit deeltjes
Tussen materiedeeltjes is er lege ruimte
Materiedeeltjes zijn in beweging
De temperatuur beïnvloedt de snelheid van de bewegende materiedeeltjes
Het deeltjesmodel van de materie
Mengsels van stoffen scheiden
Een zuivere stof en een mengsel herkennen op basis van het deeltjesmodel
Ook in organismen komen mengsels van stoffen voor
Aan de slag 18
Aan de slag 19
Aan de slag 20
Aan de slag 21
Aan de slag 22
Aan de slag 23
Samenvatting
6
Micropreparaat maken van het dekvliesje aan de binnenkant van een
uirok
Micropreparaat van een blaadje waterpest maken
Micropreparaat van cellen van het mondslijmvlies maken
Het bestaan van onzichtbare materiedeeltjes aantonen
Het bestaan van lege ruimte tussen materiedeeltjes aantonen
De snelheid van bewegende materiedeeltjes bij verschillende
temperaturen onderzoeken
Verschillende watersoorten onderzoeken en identificeren
Een mengsel van zand en kristalsuiker scheiden
Informatie over industriële toepassingen van scheidingstechnieken
opzoeken (ICT)
113
114
115
116
117
118
120
Thema 8: Energievormen en energieomzettingen
122
1
2
3
123
124
127
Energie, energiebronnen en energievormen
Energieomzettingen
Voedsel is een energiebron
Aan de slag 24
Aan de slag 25
Aan de slag 26
Aan de slag 27
Energieomzetting onderzoeken
Informatie over de energetische waarde van voedingsmiddelen
opzoeken en vergelijken (ICT)
Etiket van een energiedrank analyseren (ICT)
Een duurzame levensstijl in verband brengen met schaarste aan
fossiele energiebronnen (ICT)
128
129
131
132
Samenvatting
134
Thema 9: Structuurveranderingen van stoffen
136
1
2
3
4
5
137
137
144
145
146
Aan
Aan
Aan
Aan
Aan
Stoffen kunnen van structuur veranderen
Moleculen veranderen niet van samenstelling
Moleculen veranderen wel van samenstelling
Onderscheid tussen faseovergang en stofomzetting
Energie- en stofomzettingen in de cel
de
de
de
de
de
slag
slag
slag
slag
slag
28
29
30
31
32
Uitzetten en inkrimpen van metaal onderzoeken
Werking van een bimetaal onderzoeken
Uitzetten van een vloeistof onderzoeken – demoproef
Uitzetten van lucht onderzoeken
Sublimeren en desublimeren onderzoeken
147
148
149
150
151
Samenvatting
152
Thema 10: Spijsvertering
154
1
2
3
4
155
155
158
161
Belang van de voeding
Samenstelling van voedsel
Verkleining van voedingsmiddelen
Verkleining van voedingsstoffen
Aan de slag 33
Aan de slag 34
De noodzaak van vertering aantonen
De rol van speeksel bij de vertering onderzoeken
164
165
Samenvatting
166
Thema 11: Ademhaling
169
1
2
3
4
5
6
170
170
173
174
177
179
Uitwendige waarnemingen bij het in- en uitademen
Volumeveranderingen van borstholte en longen
Ademvolume en vitale capaciteit
Bouw en functie van het ademhalingsstelsel
Verschillen tussen in- en uitgeademde lucht
Doel van de ademhaling
Aan de slag 35
Aan
Aan
Aan
Aan
Aan
de
de
de
de
de
slag
slag
slag
slag
slag
36
37
38
39
40
Samenvatting
De werking van de buitenste tussenribspieren bestuderen aan de
hand van een model
De noodzaak van zuurstofgas voor de verbranding aantonen
Het zuurstofgehalte van omgevingslucht (= ingeademde lucht) bepalen
Zuurstofgas in uitgeademde lucht aantonen
Hoe kun je koolstofdioxide opsporen?
Koolstofdioxide in in- en uitgeademde lucht opsporen
180
181
182
184
185
187
188
inhoud
7
Thema 12: Transport van stoffen door het bloed
191
1
2
3
4
5
192
192
194
195
196
Samenstelling van het bloed
Functies van het bloed
Bouw en functie van het hart
Bouw en functie van de bloedvaten
De bloedsomloop
Aan de slag 41
8
Samenstelling van bloed onderzoeken
198
Samenvatting
200
Thema 13: Uitscheiding
202
1
2
203
204
Noodzaak van uitscheiding
Uitscheiding via de nieren
Samenvatting
206
Samenhang tussen de stelsels
207
Inleiding op het vak
natuurwetenschappen
OP D R AC H T 1
Tijdens de lessen natuurwetenschappen zul je een aantal experimenten uitvoeren, zoals enkele
algemene functies bij wortels, stengels en bladeren onderzoeken. Dat zul je doen volgens een bepaald stappenplan van de wetenschappelijke methode. Zet de cijfers van volgende handelingen in
de volgorde zoals ze aan bod komen:
hypothese formuleren (1), besluit formuleren (2), nagaan wat je precies nodig hebt (3), een onderzoeksvraag opstellen (4), waarnemingen noteren bij het experiment (5), informatie verzamelen (6)
4, 1, 6, 3, 5, 2
OP D R AC H T 2
Welke stap van het meerstappenplan breng je in verband met volgende gegevens uit de tabel? Vul
het cijfer van de juiste stap in. Kies uit:
• stap 1: het probleem omschrijven
• stap 2: wat heb je nodig?
• stap 3: uitvoering van het experiment
• stap 4: besluit.
stap
Ik veronderstel dat olie zwaarder is dan water.
1
De kleurverandering van het opsporingsmiddel lugol levert het bewijs dat er in een
aardappel zetmeel aanwezig is.
4
Speelt het aantal bladeren van een plant een rol bij de verdamping?
1
Voor het onderzoek heb ik een trechter en een filtreerpapiertje nodig.
2
Wikipedia op het internet leert me dat pantoffeldiertjes van het licht wegzwemmen.
2
Ik stel vast dat de kamerplant naar het licht groeit.
3
inleiding op het vak natuurwetenschappen
9
THEMA
1
Algemene bouw
van bloemplanten
!
Wat moet je kennen?
Hieronder vind je de inhoud van thema 1 uit het leerboek. Duid aan wat je NIET moet kennen voor
een toets of het examen.
INHOUD
1 De hoofddelen van bloemplanten
1.1 De bloem
1.1.1 Algemene bouw
1.1.2 Algemene functie
1.2 De wortel
1.2.1 Algemene bouw
1.2.2 Algemene functies
1.2.3 Andere functies van wortels
1.3 De stengel
1.3.1 Algemene bouw
1.3.2 Algemene functies
1.3.3 Andere functies van stengels
1.4 Het blad
1.4.1 Algemene bouw
1.4.2 Algemene functies
1.4.3 Andere functies van bladeren
2 Determineren van bloemplanten
2.1 Verschil tussen enkelvoudige en samengestelde bladeren
2.2 Verscheidenheid volgens de nervatuur
2.3 Verscheidenheid volgens de bladinsnijding
2.4 Verscheidenheid volgens het aantal bladeren per knoop
3 Aanpassingen van bloemplanten aan hun omgeving
3.1 Aanpassingen om te overwinteren
3.2 Aanpassingen aan extreme weersomstandigheden
3.3 Aanpassingen om voldoende licht op te nemen
3.4 Aanpassingen aan betreding
Samenvatting
Volgende ‘weetjes’ die je in een kadertje op een gekleurde achtergrond in het leerboek vindt, moet je
NIET kennen voor een toets of het examen:
•
•
•
•
??
?
Van bloem naar nieuwe plant (p. 17)
Het belang van wortelhaartjes (p. 21)
Functie van de bladval (p. 25)
Hoe werken de vangbladeren van zonnedauw? (p. 27)
Wat moet je kunnen?
Hierna volgt een opsomming van de hoofdvragen van thema 1. Eventueel kan je leerkracht één of
meer van die hoofdvragen schrappen. Duid dat goed aan.
• Kun je op figuren van bloemplanten de hoofddelen herkennen en benoemen?
• Kun je op een figuur de delen van de wortel, de stengel en het blad aanduiden en benoemen (= de bouw van wortel, stengel en blad)?
• Kun je de algemene functies van de hoofddelen verwoorden?
• Kun je via waarnemingen op figuren enkele andere functies van wortels, stengels en bladeren afleiden?
• Kun je een determineertabel of determineerkaart gebruiken?
• Kun je via waarnemingen op figuren van bloemplanten uitleggen hoe die planten aangepast zijn aan hun omgeving?
10
1
De hoofddelen van bloemplanten
OP D R AC H T 1
a Vul de zin aan.
Een plant behoort tot de bloemplanten als hij bloemen kan dragen
.
b Welke van volgende planten behoren tot de bloemplanten? Plaats een kruisje in de rechterkolom.
voorbeelden van planten
bloemplanten
mos
appelboom
x
vliegenzwam
aardbeiplant
x
varen
OP D R AC H T 2
Bloemen van zeldzame planten mag je niet plukken. Waarom?
Zonder bloemen kunnen planten zich niet voortplanten.
Zeldzame planten zullen nog zeldzamer worden.
OP D R AC H T 3
1
Op de tekening zie je de delen van een bloemplant. Plaats
naast elk nummer in de tabel de naam van het plantendeel.
Onderstreep de hoofddelen in het rood.
nummer
grote delen van een bloemplant
1
bloem
2
vrucht
3
stengel
4
blad
5
wortel
2
3
4
5
herderstasje
Thema 1: algemene bouw van bloemplanten
11
1.1
De bloem
OP D R AC H T 4
Op de tekening is een bloem schematisch afgebeeld.
Met ‘schematisch’ bedoelen we dat de tekening niet
precies overeenstemt met één welbepaalde bloem uit
de natuur. De tekening geeft echter wel een goed
beeld van hoe de bloem is gebouwd.
6
3
Plaats naast elk deel van de bloem in de tabel het
juiste nummer.
delen van een bloem
nummer
eicel
5
kelkblad
1
stuifmeel
6
meeldraad
3
kroonblad
2
stamper
4
2
4
5
1
2
1.2
De wortel
OP D R AC H T 5
Op de tekening zie je vier delen van een wortel.
Plaats naast elk deel in de tabel het juiste nummer.
delen van een wortel
nummer
hoofdwortel
2
zijwortel
4
wortelhaartjes
3
worteltop
1
4
3
OP D R AC H T 6
a Bij welke figuur (1 of 2) herken je een hoofdwortel? 1
b Hoe worden de wortels op de andere figuur dan genoemd?
Bijwortels
12
1
1
2
OP D R AC H T 7
a Welke algemene functie van de wortels kun je aantonen, nadat je
een plantje met zijn wortels in een eosineoplossing hebt geplaatst en de
vloeistof hebt afgedekt met een laagje olie?
Wortels nemen water en opgeloste stoffen op en geven
die door aan de stengel.
olie
b In de tabel staan enkele andere functies van wortels. Welke functies
kun je uit de wortelvorm van volgende tekeningen afleiden? Plaats naast
elke functie in de tabel het juiste nummer.
1
1.3
2
3
andere wortelfuncties
nummer(s)
vermenigvuldiging van de plant
4
vasthechting boven de grond
2
reservevoedsel opslaan
1, 3, 4
eosineoplossing
4
De stengel
OP D R AC H T 8
1
Op de tekening zie je de delen van een gebladerd takje. Plaats
naast elk nummer in de tabel de naam van het stengeldeel.
nummer
delen van een gebladerd takje
1
eindknop
2
knoop
3
okselknop
4
bladoksel
3
2
4
Thema 1: algemene bouw van bloemplanten
13
OP D R AC H T 9
De tekening stelt een bladloze tak of stengel voor. Men zegt dat de stengel
geleed is, omdat hij uit leden bestaat. Een lid wordt omschreven als een
knoop + een tussenknoopstuk (= het stengelstuk tussen twee knopen).
Duid op de tekening 2 opeenvolgende leden aan. Doe dat aan de hand van
2 accolades. Kleur de knopen die behoren tot die twee leden rood.
OP D R AC H T 10
De woorden hieronder stemmen overeen met een omschrijving in de tabel.
Plaats naast elke omschrijving het juiste nummer.
okselknop (1) – knoop (2) – eindknop (3) – bladlitteken (4) – bladoksel (5)
omschrijving
nummer
door te ontluiken wordt de stengel langer
3
aanhechtingsplaats voor de bladsteel op de stengel
2
de hoek tussen bladsteel en stengel
5
daaruit ontstaat een zijtak
1
wat achterblijft op de knoop na het afvallen van het
blad
4
OP D R AC H T 11
a Welke algemene functie van de stengel kun je aantonen, nadat je
een plant met witte bloemen met zijn wortels in een eosineoplossing hebt
geplaatst?
Stengels vervoeren water en opgeloste stoffen.
olie
eosineoplossing
14
b In de tabel staan enkele andere functies van stengels. Welke functies kun je uit de stengelvormen van volgende tekeningen afleiden? Plaats naast elke functie in de tabel het juiste
nummer.
2
1
4
3
andere stengelfuncties
nummer(s)
vermenigvuldiging van de plant
1, 2, 4
de plant beschermen tegen planteneters
3
reservevoedsel opslaan
1
OP D R AC H T 12
a De tekening stelt 2 aardappelen voor. Is een aardappel een stengel, een
wortel of een vrucht?
Een aardappel is een stengel.
b Waaraan kun je dat zien?
De aardappel draagt knoppen of ogen.
Thema 1: algemene bouw van bloemplanten
15
1.4
Het blad
OP D R AC H T 13
Op de tekening zie je de delen van een blad. Plaats naast elk deel in de tabel het juiste nummer.
delen van een blad
nummer
bladadertjes
3
bladrand
10
bladsteel
5
bladschede
4
bladvoet
8
bladschijf
2
hoofdnerf
1
zijnerf
6
bladtop
7
bladmoes
9
7
1
10
6
2
5
8
9
3
4
OP D R AC H T 14
a Op de foto zie je een blad dat gedeeltelijk is afgedekt met een kobaltchloridepapiertje. Welke
algemene functie van het blad willen we met dit experiment onderzoeken?
Bladeren verdampen water.
b Welke andere algemene functie voeren bladeren uit als ze voldoende licht krijgen?
Ze maken suiker.
OP D R AC H T 15
Waarom moeten kamerplanten voor een raam regelmatig gedraaid worden?
De plant zou anders maar naar 1 kant ontwikkelen, namelijk de kant van het licht.
16
OP D R AC H T 16
In de tabel staan enkele andere functies van bladeren. Welke functies kun je uit de bladvormen, die door een witte pijl op de foto’s zijn aangeduid, afleiden? Plaats naast elke functie in de
tabel het juiste nummer.
1
2
3
4
5
andere bladfuncties
nummer(s)
prooien vangen
2
knoppen beschermen
5
water opslaan
4
de stengel vasthechten
3
reservevoedsel opslaan
1
OP D R AC H T 17
Vul de zin aan. Plaats de letter van het juiste antwoord in het vakje.
Bladeren vallen af
a omdat de strooisellaag van afgevallen bladeren de wortels in de winter beschermt tegen de
koude.
b opdat de kruin niet zou scheuren onder het gewicht van de bladermassa.
c opdat de plant niet zou uitdrogen.
c
d omdat te veel bladeren te weinig licht krijgen.
OP D R AC H T 18
Hoe verklaar je dat in een serre met tomatenplanten de ramen beslagen zijn wanneer de deur en
de ramen gesloten zijn?
De bladeren verdampen water dat niet naar buiten kan.
Thema 1: algemene bouw van bloemplanten
17
2
Determineren van bloemplanten
OP D R AC H T 19
Om bomen op naam te brengen, kun je met behulp van een determineertabel naar de bladranden
kijken. De foto’s hieronder stellen vijf verschillende bladranden voor. Neem juist waar en teken die
bladranden na.
gaaf
gezaagd
gegolfd
getand
gekarteld
OP D R AC H T 20
Op de tekening zie je verschillende bladkenmerken. Plaats naast elk bladkenmerk in de tabel het
juiste nummer.
18
1
2
bladkenmerk
nummer(s)
enkelvoudig
2, 3
handvormig samengesteld
1
veervormig samengesteld
4
3
4
OP D R AC H T 21
a Hoeveel bladeren zie je op de tekening?
Twee
2
b Naar welk onderdeel van de plant moet je kijken om de vorige vraag te beantwoorden?
Naar de okselknoppen
c Welk deel van de plant/het blad wordt voorgesteld door de nummers in de tabel? Vul in.
1
4
1
hoofdnerf
2
zijnerf
3
bladsteel
4
okselknop
3
OP D R AC H T 22
a De foto’s hieronder stellen vier verschillende nervaturen voor. Neem juist waar en teken die
nervaturen na.
b Plaats onder elke nervatuur het juiste nummer. Kies uit: (1) parallelnervig (kromnervig) – (2)
handnervig – (3) veernervig – (4) parallelnervig (rechtnervig).
nummer nervatuur
3
2
4
1
Thema 1: algemene bouw van bloemplanten
19
3
Aanpassingen van bloemplanten aan hun
omgeving
OP D R AC H T 23
De foto’s hieronder illustreren aanpassingen van bloemplanten aan hun omgeving.
In de linkerkolom van de tabel vind je de beschrijving van een aantal aanpassingen van bloemplanten aan de leefomstandigheden. De rechterkolom vermeldt het doel van een aantal aanpassingen.
Plaats de nummers 1 tot 12 uit de tabel onder de juiste foto’s die de aanpassing illustreren.
soort aanpassing
doel van de aanpassing
1
De bladeren rollen zich op tot een
koker.
8
aanpassing om te overwinteren met
reservevoedsel
2
De plant heeft een wortelrozet.
9
aanpassing aan de droogte
3
De plant heeft alleen maar kleine,
harde, schubvormige blaadjes.
10
aanpassing aan de koude
4
De bladeren vormen een bladmozaïek.
11
aanpassing om voldoende licht op te
vangen
5
De bladeren zijn behaard.
12
aanpassing aan betreding
6
De plant heeft ondergronds verdikte
plantendelen.
7
Er komt een dikke waslaag op de bladeren voor.
Krokusbollen
Gebladerde tak
van een esdoorn
6, 8
A
4, 11
B
A Helmgras
B Microfoto van
een dwarsdoorsnede
van een
helmgrasblad
1, 5, 7, 9, 10
20
Dopheide
Weegbree
3, 7, 9, 10
2, 12
OP D R AC H T 24
Welke plantendelen op de afbeeldingen zijn sterk verdikt? Noteer het nummer van de foto op de
juiste plaats in de tabel.
1
plantendelen
2
nummer(s)
3
bloem
wortel
1
stengel
2
blad
3
vrucht
Thema 1: algemene bouw van bloemplanten
21
Aan de slag 1
Opname- en transportfunctie van de wortel aantonen
vraag
plan
uitvoering
besluit
Onderzoeksvraag: Welke functie heeft de wortel?
Hypothese: Wortels nemen water en opgeloste stoffen op en geven die door aan de stengel.
vraag
plan
uitvoering
besluit
Wat heb je nodig?
•
•
•
•
vijf maatcilinders (100 ml)
drie plantjes met witte bloemen (bv. vlijtige liesjes), die voorzichtig werden uitgegraven
eosineoplossing (los hiervoor eosinepoeder op in water)
tafelolie
vraag
plan
uitvoering
besluit
Werkwijze
1 Plaats in maatcilinder A een plantje met de wortels in 100 ml leidingwater. Breng een olielaagje
aan.
2 Vul maatcilinder B met 100 ml leidingwater. Breng een laagje olie aan en plaats vervolgens een
plantje met de wortels in de vloeistof.
3 Vul maatcilinder C met 100 ml eosineoplossing. Plaats een plantje in de maatcilinder en breng
dan een olielaagje aan.
4 Doe in maatcilinders D en E 100 ml leidingwater, maar plaats er geen plantje in. Breng alleen
in D een laagje olie aan.
A
22
olie
olie
olie
olie
water
water
eosineoplossing
water
B
C
D
water
E
• Waarom brengen we een olielaagje aan?
Om te verhinderen dat het water zomaar uit de maatcilinder verdampt.
• Waarom voegen we maatcilinders D en E toe?
Om te controleren of het olielaagje de verdamping van water tegenhoudt.
• Waarom gebruiken we eosine?
Om in het leidingwater zichtbare opgeloste stoffen te hebben.
Waarnemingen
Schrap wat niet past of vul de zin aan. Geef ook telkens een verklaring.
• In maatcilinder A is het vloeistofniveau ONVERANDERD / GESTEGEN / GEDAALD.
Verklaring: de wortelhaartjes zijn in staat om water en opgeloste stoffen op te nemen.
• In maatcilinder B is het vloeistofniveau ONVERANDERD / GESTEGEN / GEDAALD.
Verklaring: de wortelhaartjes zijn niet meer in staat om water en opgeloste stoffen
op te nemen, omdat ze bedekt zijn met olie.
• In maatcilinder C is het vloeistofniveau ONVERANDERD / GESTEGEN / GEDAALD.
Verklaring: de wortelhaartjes zijn in staat om water en opgeloste stoffen op te nemen.
• In maatcilinder D is het vloeistofniveau ONVERANDERD / GESTEGEN / GEDAALD.
Verklaring: het olielaagje belet verdamping.
• In maatcilinder E is het vloeistofniveau ONVERANDERD / GESTEGEN / GEDAALD
Verklaring: zonder olielaagje op het wateroppervlak verdampt er water en daalt het
vloeistofniveau.
• Beoordeel in maatcilinder C de kleur van stengel, blad en bloem. De kleur is VERANDERD /
ONVERANDERD.
Verklaring: water en opgeloste stoffen worden vervoerd van de wortel via de stengel
naar de bladeren en bloemen.
vraag
plan
besluit
uitvoering
Met dit experiment hebben we de volgende functie van wortels aangetoond:
• opnamefunctie: wortels nemen water en opgeloste stoffen op.
• transportfunctie: wortels geven de opgenomen stoffen door aan de stengel.
Thema 1: algemene bouw van bloemplanten
23
Aan de slag 2
Transportfunctie van de stengel aantonen
vraag
plan
uitvoering
besluit
Onderzoeksvraag: Welke functie heeft de stengel?
Hypothese: De stengel vervoert water en opgeloste stoffen.
vraag
plan
uitvoering
besluit
Wat heb je nodig?
•
•
•
•
gebladerde stengel van een witte dovenetel of vlijtig liesje (met witte bloemen)
eosineoplossing
maatcilinder of maatbeker
scalpel
vraag
plan
uitvoering
besluit
Werkwijze
1 Neem een gebladerde stengel met witte bloemen
en plaats hem twee dagen in een eosineoplossing (100 ml). Let op de kleurverandering bij de
bloemen.
2 Snijd de stengel dwars door en bekijk de doorsnede.
eosine-oplossing
Waarnemingen
De bloemen kleuren lichtrood. In de stengeldoorsnede zie je de kanalen die
de eosineoplossing transporteren.
vraag
plan
uitvoering
besluit
Met dit experiment hebben we de volgende functie van de stengel aangetoond:
De stengel vervoert water en opgeloste stoffen.
24
Aan de slag 3
Verdampingsfunctie van bladeren aantonen
vraag
plan
uitvoering
besluit
Onderzoeksvraag: Planten verliezen water door verdamping. Waar gebeurt die
verdamping?
Hypothese: Planten verliezen water door verdamping langs hun bladeren.
EXPERIMENT 1
vraag
plan
uitvoering
besluit
plan
uitvoering
besluit
Wat heb je nodig?
s POTPLANTBVEENGERANIUM
s DOORZICHTIGPLASTICZAKJE
s TOUWTJE
vraag
Werkwijze
"RENG ROND ENKELE BLADEREN VAN EEN
POTPLANT EEN DOORZICHTIG PLASTIC ZAKJE
aan en sluit goed af.
2 Geef de plant regelmatig water.
Waarneming
.AEENPAARDAGENMERKJEINHETZAKJEWATERDRUPPELTJES.
vraag
plan
uitvoering
besluit
-ETDITEXPERIMENTHEBBENWEDEVOLGENDEFUNCTIEVANBLADERENAANGETOOND
Bladeren verdampen water.
Thema 1: algemene bouw van bloemplanten
25
EXPERIMENT 2
vraag
plan
uitvoering
besluit
Wat heb je nodig?
• vier maatcilinders
• drie twijgjes laurierkers met respectievelijk 0, 4 en 8 bladeren
• tafelolie
vraag
plan
uitvoering
besluit
Werkwijze
1 Doe in vier maatcilinders 100 ml leidingwater.
2 Plaats in alle maatcilinders behalve de eerste een takje met respectievelijk 0, 4 en 8 bladeren.
3 Breng in elke maatcilinder een laagje olie aan en laat enkele dagen staan.
liguster
olie
water
A
B
C
D
Waarnemingen
Het vloeistofniveau is het meest gedaald in maatcilinder(s) D
Het vloeistofniveau is niet gedaald in maatcilinder(s) A en B
vraag
plan
uitvoering
.
.
besluit
Met dit experiment hebben we de volgende functie van bladeren aangetoond:
Hoe meer bladeren aan de stengel, hoe meer verdamping. Bladeren zorgen dus voor verdamping van water.
26
EXPERIMENT 3
vraag
plan
uitvoering
besluit
uitvoering
besluit
Wat heb je nodig?
•
•
•
•
drie gedroogde kobaltchloridepapiertjes
twee paperclips
geraniumplant
doorzichtige kleefband
vraag
plan
Werkwijze en waarnemingen
1 Breng een druppeltje water aan op de rand van een droog kobaltchloridepapiertje. Vul in wat
je waarneemt.
Het kobaltchloridepapier is door het water verkleurd van blauw
naar roze
.
2 Bevestig met een paperclip een kobaltchloridepapier aan de bovenkant en één aan de onderkant van een geraniumblad.
In een vochtig klaslokaal breng je best kleefband aan tegen de zijde van de kobaltchloridepapiertjes die contact maakt met de omgevingslucht.
3 Wacht minstens 20 minuten. Vul in wat je waarneemt.
Alleen het kobaltchloridepapiertje aan de onderkant van het blad is duidelijk verkleurd van
blauw
naar roze
vraag
.
plan
Bladeren verdampen water
zich openingen of huidmondjes
besluit
uitvoering
. Aan de onderzijde van het blad bevinden
waarlangs waterdamp
vrijkomt.
Thema 1: algemene bouw van bloemplanten
27
Aan de slag 4
Organismen determineren aan de hand van een determineertabel
Wat is een determineertabel?
Een determineertabel is een tabel waarin een aantal typische kenmerken van organismen zijn opgenomen. Aan de hand van die typische kenmerken kun je de naam van een organisme te weten
komen.
Hoe moet je zo’n determineertabel gebruiken?
• Bij het determineren moet je altijd bij nummer 1 beginnen. Dan krijg je telkens twee keuzemogelijkheden (A en B). Bekijk het organisme en maak dan de juiste keuze, bijvoorbeeld A.
• Na je keuze vind je een verwijzing naar de volgende stap, bijvoorbeeld (ga naar) 3.
• Na enkele stappen zul je uiteindelijk de juiste naam van het organisme terugvinden.
Eenvoudige determineertabel voor enkele kevers
1
2
3
4
A De achterpoten zijn duidelijk behaard
GEELGERANDE WATERTOR
B Anders
2
A De voelsprieten zijn langer dan het lichaam
BOKTOR
B De voelsprieten zijn borstelvormig
MEIKEVER
C Anders
3
A Heel grote grijpkaken
VLIEGEND HERT
B Anders
4
Duidelijke dekschilden
SNUITKEVER
Korte dekschilden, het achterlijf is zichtbaar
KORTSCHILDKEVER
Determineer de afgebeelde kevers aan de hand van een determineertabel. Noteer de juiste naam
bij elke figuur.
28
vliegend hert
boktor
snuitkever
kortschildkever
geelgerande watertor
meikever
Determineertabel voor bomen en struiken aan de hand van bladkenmerken
1
2
3
4
5
6
A Enkelvoudig blad
2
B Samengesteld blad
10
A Veernervig blad
3
B Handnervig blad
9
A De bladrand is licht gegolfd en meestal
behaard; de bladschijf is glanzend.
BEUK
B De bladrand is getand.
4
C De bladrand is gezaagd.
5
D De bladrand is dubbel gezaagd.
6
E Anders
8
A De bladvorm is langwerpig.
TAMME KASTANJE
B De bladvorm is eirond – ovaal,
bladschijf met dikke glanzende waslaag.
HULST
A De bladvorm is langwerpig – ovaal.
AMERIKAANSE VOGELKERS
B De bladvorm is omgekeerd eirond;
er ontbreekt een spitse bladtop.
ZWARTE ELS
C De bladvorm is hartvormig.
LINDE
D De bladvorm is lancetvormig.
WILG
E De bladvorm is driehoekig.
POPULIER
A De bladvorm is driehoekig – eirond.
BERK
Thema 1: algemene bouw van bloemplanten
29
7
8
9
10
11
12
13
30
B De bladvorm is omgekeerd eirond.
HAZELAAR
C De bladvorm is ovaal.
7
A De bladvoet (= de basis van de
bladschijf) is symmetrisch.
HAAGBEUK
B De bladvoet is asymmetrisch.
IEP
A De diepere insnijding in de bladschijf
is gelobd of gespleten.
EIK
B De diepere insnijding in de
bladschijf is gedeeld.
MEIDOORN
A Op het einde van de bladsteel
vertrekken 3 grote nerven.
PLATAAN
B Op het einde van de bladsteel vertrekken
5 grote nerven; de voor- en achterzijde
van de bladschijf zijn groen.
ESDOORN
C De bladsteel en de achterzijde van
de bladschijf zijn wit behaard.
WITTE ABEEL
A Handvormig samengesteld
PAARDENKASTANJE
B Veervormig samengesteld
11
A De blaadjes zijn eirond en bijna gaaf.
ACACIA
B Anders
12
A 7 of minder blaadjes (meestal 5)
VLIER
B 9 of meer blaadjes
13
A De knopschubben zijn zwart.
ES
B De knopschubben zijn niet zwart.
LIJSTERBES
Vooraleer je het determineren met de determineertabel voor bomen en struiken inoefent, laten we je
eerst nog even nadenken over het verschil tussen een
enkelvoudig en een samengesteld blad. Bekijk aandachtig tekeningen 1 en 2 en beantwoord volgende
vragen:
a Welke figuur stelt een samengesteld
blad voor? 1
b Waaraan kun je dat zien?
Je ziet dat aan de plaats van de okselknop.
1
2
Determineer nu de volgende bomen met behulp van de determineertabel op p. 29-30.
linde
esdoorn
beuk
paardenkastanje
es
zwarte els
plataan
Thema 1: algemene bouw van bloemplanten
31
Algemene bouw van bloemplanten
Samenvatting
1
De hoofddelen van bloemplanten
De hoofddelen van bloemplanten zijn: bloem
stengel
1.1
en blad
(vrucht), wortel
,
.
De bloem
Algemene functie: voortplanten
1.2
De wortel
1
2
Een bloemplant heeft ofwel een
hoofdwortel met zijwortels
(1),
ofwel bijwortels
(2).
Algemene functies:
• de plant vasthechten in de grond
• met de wortelhaartjes water en opgeloste stoffen opnemen
Andere functies:
• reservevoedsel opstapelen
• de plant vermenigvuldigen
in verdikte hoofdwortel of bijwortels
door het losscheuren van verdikte bijwortels
• de plant vasthechten boven de grond
1.3
De stengel
Belangrijke delen van een stengel zijn de knoop
de okselknop
(2) en de eindknop
3
(1),
(3).
Algemene functies:
• steun
functie: de stengel draagt knoppen, bladeren, bloemen en vruchten
• transport
functie: water en opgeloste stoffen vervoeren
1
Andere functies:
• de plant vermenigvuldigen
• reservevoedsel opslaan
• de plant beschermen tegen planteneters
32
(uitlopers, wortelstok)
2
(stengelknol)
(takdoorn)
1.4
Het blad
Belangrijke delen van een blad zijn de bladsteel
(1) en de bladschijf
(2) met nerven.
Algemene functies:
• water verdampen
langs de huidmondjes
• suiker maken
met behulp van lichtenergie
Andere functies:
• reservevoedsel opstapelen
(rok)
• waterreserve opslaan
(verdikte bladeren)
• de stengel vasthechten
(bladranken)
• insecten vangen
(vangbladeren)
• knoppen beschermen
(knopschubben)
2
1
2
Determineren van bloemplanten
Om bomen te determineren of op naam te brengen
kun je de bladeren,
de knoppen, de schors, de vruchten of de vorm van de boom bestuderen.
Een belangrijk determineerkenmerk van bladeren is het enkelvoudig of samengesteld blad; het
verschil stel je vast door te kijken naar de okselknoppen
.
De bladschijf van een enkelvoudig blad bestaat uit één geheel
. De bladschijf
van een samengesteld blad bestaat uit meerdere blaadjes
.
3
Aanpassingen van bloemplanten aan hun omgeving
3.1
Aanpassingen om te overwinteren
Sommige planten slaan reservevoedsel op in ondergronds verdikte plantendelen.
3.2
Aanpassingen aan extreme weersomstandigheden
• De bladeren zijn klein
en bedekt met een dikke waslaag
• Bij warm weer zullen bladeren zich oprollen tot een koker
.
om het
contactoppervlak met de zon te verkleinen.
• Bladeren zijn behaard
3.3
.
Aanpassingen om voldoende licht op te nemen
• Planten groeien naar het licht.
• bladmozaïek
3.4
Aanpassingen aan betreding
Tred
stengel
planten beschikken over een wortelrozet
, een heel korte
waarop de bladeren vlak tegen de grond zeer dicht op elkaar zitten.
Thema 1: algemene bouw van bloemplanten
33