Titelpagina

Titelpagina
Colofon
Inleiding
De onderwerpen in dit leerwerkboek zijn verdeeld over 9 thema’s.
In de tekst worden enkele symbolen gebruikt waarvan we je hier de betekenis geven.
symbool
betekenis
uitleg
opdrachten Via de opdrachten ontdek je als het ware de
leerinhoud. Ze helpen je bij het verwerven van
de theorie.
proefjes en ‘aan de slag’
Dat zijn onderzoeken waarbij je ofwel zelf aan de
slag gaat ofwel gericht kijkt naar je leerkracht die
de proef uitvoert.
zoek op
Dat zijn opdrachten waar je theorie moet opzoeken
via het leerboek, het internet, een encyclopedie ...
toepassingen
Die helpen je de theorie te verwerken en verder
in te oefenen.
besluit
Dat is een samenvatting van wat voorafging. Dat
moet je zeker kennen voor de toetsen.
links naar de cd-rom
Op de cd-rom vind je meer informatie over de
vragen die gesteld worden. Je vindt er ook extra
oefeningen om te controleren of je de leerstof kent.
3
Inhoud
Inleiding op het vak biologie
Wegwijzer
1 Het vak biologie
2 De kenmerken van levende wezens
3 Wat komt er in de biologieles aan bod?
Samenvatting
Thema 1 Macroscopische bouw van een zaadplant
Wegwijzer
1 Zaadplanten
2 De grote delen van een zaadplant
2.1 De bloem
2.2 De wortel
2.3 De stengel
2.4 Het blad
3 Determineren van planten
Samenvatting
Thema 2 De zaadplant microscopisch bekeken
Wegwijzer
1 De microscoop
1.1 De belangrijkste delen van een microscoop en hun functie (U)
1.2 Werken met de microscoop
1.3 Preparaat maken
2 Bouwstenen van de plant
2.1 Een cel
2.2 Bouw van een plantencel
2.3 Bladgroenkorrels
3 Weefsels bij zaadplanten
3.1 Een weefsel
3.2 Weefsels in een blad
4 Van cel tot organisme
Samenvatting
Thema 3 Uitwendige bouw van gewervelde dieren
Wegwijzer
1 Wat zijn gewervelde dieren?
1.1 Onderscheid tussen gewervelde en ongewervelde dieren
1.2 Belangrijke kenmerken van de klassen van de gewervelde dieren
2 De grote lichaamsdelen van gewervelde dieren
3 Uitwendige bouw van het konijn
3.1 De huidbedekking
3.2 De kop
3.3 De romp
3.4 De poten
4
8
8
9
9
14
15
16
17
18
19
21
23
30
37
52
57
64
65
66
66
69
70
71
71
72
74
76
76
76
80
82
85
85
86
86
88
92
95
95
97
98
99
4 Uitwendige bouw van andere zoogdieren en de mens
4.1 De huidbedekking
4.2 De kop
4.3 De ledematen
Samenvatting
5 Uitwendige bouw bij andere gewervelde dieren (U)
Thema 4 Inwendige bouw van gewervelde dieren
Wegwijzer
1 Inwendige bouw van het konijn macroscopisch bekeken (dissectie)
1.1 De huid
1.2 De romp
1.3 De poten
2 Inwendige bouw van de mens macroscopisch bekeken
2.1 Stelsels bij de mens
2.2 De samenwerking tussen geraamte en spieren
3 Inwendige bouw van de gewervelde dieren microscopisch bekeken
4 Van cel tot organisme
Samenvatting
5 Aanpassingen van het geraamte aan de voortbewegingswijze bij
gewervelde dieren (U)
Thema 5 Voeding bij gewervelde dieren
Wegwijzer
1 Belang van de voeding
2 Samenstelling van het voedsel
2.1 Planteneters, vleeseters en alleseters
2.2 Voedingsmiddelen
2.3 Voedselbestanddelen
2.4 Voedingstabel
2.5 Gezond eten
Samenvatting
Thema 6 Vertering van de gewervelde dieren
Wegwijzer
1 Belang van de voeding
2 Hoe wordt het voedsel verkleind?
2.1 De mechanische verkleining
2.2 Chemische verkleining of vertering
2.3 Het verteringsproces stap voor stap
3 Absorptie van voedingsstoffen
3.1 Absorptie
3.2 Absorptie in de dunne darm
3.3 Absorptie in de dikke darm
Samenvatting
101
101
104
106
110
113
118
119
120
120
121
129
131
131
132
139
141
143
145
148
149
150
153
153
154
155
161
166
169
170
171
172
174
175
182
185
192
192
193
196
197
5
4 Aanpassingen van het gebit bij zoogdieren (U)
5 Aanpassingen van het spijsverteringskanaal aan de aard van het voedsel
bij zoogdieren en volgels (U)
5.1 Aanpassingen bij zoogdieren
5.2 Aanpassingen bij vogels Thema 7 Voeding bij zaadplanten
Wegwijzer
1 Opname van voedingszouten uit de bodem
1.1 Water en mineralen als voeding
1.2 Opname van voedingszouten 1.3 Opname van voedingsstoffen uit de bodem 1.4 Opname van voedingsstoffen uit de lucht
2 Fotosynthese of bladgroenwerking
2.1 Wat is fotosynthese?
2.2 Elementen die nodig zijn voor het starten van de fotosynthese
2.3 Elementen die gevormd worden tijdens de fotosynthese?
2.4 Het fotosyntheseproces
3 Hoe is de bouw van bladeren aangepast om aan fotosynthese te doen?
3.1 Macroscopische waarnemingen
3.2 Microscopische waarnemingen
Samenvatting
202
202
204
206
207
208
208
210
211
213
214
214
214
219
223
226
226
227
230
Thema 8 Voedselrelaties in een biotoop
232
Wegwijzer
1 De voedselketen
2 De voedselpiramide
3 Een voedselweb
4 Een voedselkringloop
5 Autotrofe en heterotrofe organismen
6 Het biologisch evenwicht
Samenvatting
233
234
236
238
240
243
245
248
Thema 9 Milieuzorg
Wegwijzer
1 Milieuzorg, een zaak voor iedereen?
2 De afvalberg
2.1 Soorten afval
2.2 Sorteren van huishoudelijk afval
2.3 Op welke manieren wordt het afval verwerkt?
2.4 Hoe kun je de afvalberg beperken?
Samenvatting
6
200
250
251
252
253
253
254
256
258
259
Aan de slag 1
Aan de slag 2
Aan de slag 3
Aan de slag 4
Aan de slag 5
Aan de slag 6
Aan de slag 7
Aan de slag 8
Aan de slag 9
Aan de slag 10
Aan de slag 11
Aan de slag 12
Aan de slag 13
Aan de slag 14
Aan de slag 15
Aan de slag 16
Aan de slag 17
Aan de slag 18
Hoe kunnen we de verschillende delen van een bloem bestuderen?
Hoe kunnen we de littekens en knoppen op een tak onderzoeken?
Hoe kunnen we de verdampingsproductie van bladeren aantonen?
Hoe komt het dat sommige plantendelen een opvallende kleur hebben?
Waar slaat de aardappelplant voedingsstoffen op?
Hoe verwijderen bladeren stoffen uit het blad?
Hoe komt het dat de beenderen van het skelet zo stevig zijn?
Welke vorm heeft de wervelkolom?
Bevatten alle voedingsmiddelen dezelfde voedselbestanddelen?
Welke invloed hebben zure stoffen op tanden?
Welke invloed heeft het zure maagsap op het voedsel?
Heeft alvleessap een invloed op de afbraak van eiwitten?
Heeft alvleessap een invloed op de afbraak van zetmeel?
Welke invloed heeft het galsap op het voedsel?
Hoe kunnen we de wortelharen aantonen?
Kunnen waterplanten sachariden, eiwitten en vetten uit vijverwater opnemen?
Hoe kunnen we de zuurstofproductie aantonen tijdens de fotosynthese?
Op welke plaatsen komen huidmondjes voor?
261
262
263
264
265
266
267
268
269
271
272
274
275
276
277
278
279
280
7
Inleiding op het
vak biologie
Wegwijzer
In het lager onderwijs heb je tijdens de lessen wereldoriëntatie al veel geleerd over de
natuur, het menselijk lichaam en het milieu.
Er zijn natuurlijk een hele hoop dingen die
je nog niet weet, en dan zijn er dingen waar
je al iets van weet. Tijdens de lessen biologie gaan jullie dit jaar dus je kennis verder
uitbreiden!
8
Inhoud
1 Het vak biologie
2 De kenmerken van levende
wezens
3 Wat komt er in de biologieles
aan bod?
Samenvatting
1
Het vak biologie
Wat bestudeert de biologie?
Opdracht 1
Waaraan denk jij bij het woordje biologie?
Op deze vraag zijn verschillende antwoorden mogelijk. Doel van deze brainstorm is te achterhalen waarmee leerlingen biogenie associëren.
enz.
groen
BIOLOGIE
leven
lagere school
dieren
Hoe kan een vis onder water ademen? Waarom verliezen zoveel bomen hun bladeren in de
herfst? Wat gebeurt er in ons lichaam met het voedsel dat we opeten? Er zijn heel wat vragen
over levende wezens waarop de biologie een antwoord probeert te zoeken.
Cd-rom
Wat is de oorsprong van het woord biologie?
B es l uit
Biologie is de wetenschap die de levende wezens of organismen bestudeert.
Inleiding op het vak biologie
9
2
De kenmerken van
levende wezens
Wat zijn de kenmerken van levende wezens?
Biologie bestudeert dus de levende wezens.
Opdracht 2
Een paardenbloem en een egel zijn beide voorbeelden van levende wezens; een steen of een
rots behoren niet tot de levende wezens. Welke levenskenmerken moet een organisme volgens
jou vertonen om te spreken van een levend wezen?
Dit is een opdracht om te achterhalen wanneer iets al dan niet als levend beschouwd
wordt door een leerling. Verschillende antwoorden zijn mogelijk.
Bijvoorbeeld: een levend wezen maakt geluid, beweegt enz.
Levende wezens vertonen een aantal kenmerken. In opdracht 3 achterhalen we alle levenskenmerken.
Opdracht 3
Bekijk onderstaande foto’s aandachtig. Noteer onder elke foto wat de levende wezens volgens
jou doen.
groeien
voortplanten
10
voedsel opnemen
afvalstoffen uitscheiden
reageren op prikkels
ademhalen
bewegen
De bloem van de waterlelie
opent zich 's morgens en
sluit zich 's avonds.
Bij dieren, planten en zwammen, maar ook bij bacteriën tref je al die kenmerken aan.
Daarom noemen we ze levende wezens.
Inleiding op het vak biologie
11
Opdracht 4
a Hieronder vind je enkele voorbeelden van levende wezens. Rangschik in het schema hieronder de organismen van klein naar groot.
b Noteer daaronder bij elk organisme of het microscopisch klein (M) is, of zichtbaar met het
blote oog (B).
© Science Photo Library
100 µm
© Science Photo Library
1 µm
De meeste bacteriën zijn slechts enkele honderdsten van een millimeter groot.
Een pantoffeldiertje is 0,5 mm groot.
De ware grootte van een blauwe vinvis is 30 m.
Een mammoetboom,
met een leeftijd van meer dan 3 500
jaar, kan bijna 100 meter hoog worden.
bacteriën
M
12
<
pantoffeldiertje
M
<
blauwe vinvis
B
<
mammoetboom
B
B es l uit
Levende wezens vertonen de volgende levenskenmerken:
• voortplanting
• groei
• voeding
• ademhaling
• uitscheiding van afvalstoffen
• beweging
• reacties op prikkels uit de omgeving.
Levende wezens die alleen zichtbaar zijn onder een microscoop, worden microorganismen genoemd.
Toepassing 1
Combineer de handelingen/ fenomenen links met het juiste levenskenmerk rechts door het
plaatsen van het juiste nummer.
nummer
handeling of fenomeen
nummer
levenskenmerk
1
Een zwemmer komt regelmatig boven water.
7
bewegen
2
Een merrie werpt een veulen.
4
uitscheiden van afvalstoffen
3
Een plant richt zich naar het zonlicht.
1
ademhaling
4
Een hond plast tegen een boom.
6
groeien
5
De bomen nemen water en mineralen op uit de
bodem via de wortels.
3
reageren op prikkels uit de omgeving
6
Een den neemt toe in de lengte.
2
voortplanting
7
Een eekhoorn klimt in bomen.
5
voeding
Zoek op 1
Worden virussen ook als levende wezens beschouwd?
Neen. Virussen vertonen niet alle kenmerken van levende wezens en worden daarom niet
beschouwd als levende wezens.
Bijvoorbeeld: virussen ademen niet, kunnen zich niet zelfstandig voortplanten enz.
Inleiding op het vak biologie
13
3
Wat komt er in de
biologieles aan bod?
De leerstof biologie van dit jaar is ingedeeld in drie grote delen:
1 Je bestudeert hoe zaadplanten en
gewervelde dieren uitwendig
en inwendig gebouwd zijn. Je leert
hoe de bouw van een levend wezen
aangepast is aan zijn levenswijze
en wat de taak of de functie van
de lichaamsdelen is.
Gestroomlijnd lichaam als voorbeeld van
functionele bouw bij vogels.
2 Je onderzoekt welk voedsel gewervelde dieren en zaadplanten
innemen en hoe ze zijn aangepast om zich te voeden.
3 In het deel milieuzorg komt de invloed van de mens op de natuur en
de zorg voor het milieu aan bod.
De biotoopstudie leert je welke planten en dieren op een bepaalde plaats in de natuur voorkomen. Je onderzoekt hoe die organismen aangepast zijn aan de typische leefomstandigheden
van de biotoop. Daarom zul je er met de klas op uit trekken om in de natuur heel wat waarnemingen te doen. Zo’n uitstap in de natuur noemen we een excursie.
Cd-rom
Wat heb je bij de uitvoering van een experiment nodig?
14
Inleiding op het vak biologie Samenvatting
Biologie is de wetenschap die de
levende wezens of organismen bestudeert.
Levende wezens vertonen 7 levenskenmerken:
voortplanting
• ________________________________________________________________________________
groei
• ________________________________________________________________________________
voeding
• ________________________________________________________________________________
ademhaling
• ________________________________________________________________________________
uitscheiden van afvalstoffen
• ________________________________________________________________________________
beweging
• ________________________________________________________________________________
reacties op prikkels uit de omgeving
• ________________________________________________________________________________
Inleiding op het vak biologie
15
Thema
1
Macroscopische bouw
van een zaadplant
Wegwijzer
Tijdens de biotoopstudie maak je kennis met de grote
verscheidenheid van planten en dieren in de natuur.
We zullen in dit thema enkele zaadplanten ‘macroscopisch’ bekijken. Met ‘macroscopisch’ bedoelen we
waarnemen met het blote oog. Om dat nauwkeuriger te
doen en nog meer details te zien, kun je een beroep
doen op een loep (vergrootglas).
Je zult dus de uitwendige bouw van zaadplanten nauwkeurig bestuderen. Daarbij leer je de verschillende
delen benoemen. Met experimenten onderzoek je wat
hun taak of functie is.
Inhoud
1 Zaadplanten
2 De grote delen van een zaadplant
2.1De bloem
2.2 De wortel
2.2.1Bouw
2.2.2Algemene functies
2.2.3Soorten wortelstelsels
2.2.4Verscheidenheid in wortelvormen
2.3De stengel
2.3.1Bouw
2.3.2Algemene functies
2.3.3Verscheidenheid in stengelvormen
2.4Het blad
2.4.1 Bouw
2.4.2 Algemene functies
2.4.3 Verscheidenheid bij bladeren
a Verscheidenheid volgens de bladinsnijding
b Verscheidenheid volgens de nervatuur
c Verscheidenheid volgens de bladstanden
d Verscheidenheid volgens de bladvorm
3 Determineren van planten
Samenvatting
CD-ROM
Wat is de oorsprong van het woord macroscopisch?
Thema 1: macroscopische bouw van een zaadplant
17
1
Zaadplanten
Wat zijn zaadplanten?
Opdracht 1
Kruis aan welke organismen bloemen (kunnen) dragen.
x
x
x
x
Opdracht 2
Kruis het juiste antwoord aan.
Wat moet je in de grond planten zodat een nieuwe plant kan ontstaan?
leen zaad
qeen zaadcel
qstuifmeel
qeen eicel
Zaadplanten zijn planten die zich voortplanten met zaden. Die zaden zitten meestal ingesloten in een vrucht. Vruchten en zaden ontstaan uit bloemen. Uit een zaad groeit een nieuwe
plant.
Grassen, kruiden, struiken en bomen behoren tot de zaadplanten.
18
Uit de bloemen van de Noorse esdoorn ontstaan gevleugelde vruchtjes.
Detail van rijpe gevleugelde vruchtjes
van de Noorse esdoorn
Vaak vallen bloemen op door hun schitterende
kleuren of vormen, zoals bij de orchideeën.
Soms zijn ze minder opvallend, zoals bij
grassen en dennen.
Bloemen van de bijenorchis
Zoek op 1
Wat zijn sporenplanten?
Sporenplanten zijn planten die geen bloemen en dus ook geen zaden vormen; ze planten
sporenplant zich voort met sporen. Een spore is een microscopisch klein deeltje
waaruit een groeit. Tot de sporenplanten behoren de wieren, de mossen en de varens.
Behoren de zwammen ook tot de sporenplanten?
Zwammen planten zich wel voort door middel van sporen, maar behoren niet tot het
plantenrijk. Ze zijn dus geen sporenplanten.
Zwammen hebben kenmerken gemeen met planten en dieren, maar missen ook van beide
groepen bepaalde belangrijke kenmerken. Daarom worden ze in een afzonderlijk rijk
geplaatst in het vijfrijkensysteem van levende wezens.
B es l uit
Zaadplanten zijn planten die zich voortplanten met zaden.
Thema 1: macroscopische bouw van een zaadplant
19
De grote delen
van een zaadplant
2
Welke plantendelen vinden we terug bij de zaadplanten?
Een zaadplant bestaat steeds uit een aantal hoofdorganen.
2
Opdracht 3
Benoem in de tabel de aangeduide organen.
Kies uit: bloemen – stengel – blad – vruchten – wortel
3
nummer
grote delen van een zaadplant
1
vruchten
2
bloemen
3
stengel
4
blad
5
wortel
1
4
5
Herderstasje
Een zaadplant bestaat steeds uit drie hoofddelen: wortel, stengel en blad. Naast die hoofddelen kan een plant ook nog bloemen en vruchten dragen.
Omdat alle zaadplanten uit dezelfde grote delen zijn opgebouwd, spreken we hier over eenheid of gelijkenissen in de bouw van zaadplanten.
B es l uit
De hoofddelen van een zaadplant zijn:
• wortel
• stengel
• blad.
Zaadplanten kunnen ook bloemen en vruchten dragen.
20
2.1 De bloem
Hoe is een bloem opgebouwd?
In de maand september zijn er nog veel bloemen te vinden in de natuur. Daarom behandelen we eerst de
studie van de bloem vooraleer we de wortel, de stengel en het blad bespreken.
Opdracht 4
In de derde kolom van de tabel vind je de functies van de verschillende bloemdelen. Benoem
die bloemdelen in de tweede kolom en noteer in de eerste kolom het nummer waarmee ze zijn
aangeduid op de tekening.
nummer
deel van de bloem
functie
4
kelkbladeren
de overige bloemdelen beschermen
3
kroonbladeren
insecten lokken met hun felle kleuren
1
meeldraad
stuifmeelkorrels vormen. Elke stuifmeelkorrel bevat een
mannelijke voortplantingscel of zaadcel.
2
stamper
de vrouwelijke voortplantingscel of eicel dragen
1
stuifmeel
3
1
2
eicel
4
© Science Photo Library
2
De delen van een bloem
De functie van de bloem is voortplanting mogelijk maken.
Thema 1: macroscopische bouw van een zaadplant
21
B es l uit
De voornaamste delen van een bloem zijn:
• kelkbladeren
• kroonbladeren
• meeldraden
• stamper.
De bloem is een orgaan dat instaat voor de voortplanting.
Toepassing 1
Op de tekening is een bloem schematisch afgebeeld. Met 'schematisch' bedoelen we dat de
tekening niet precies overeenstemt met één welbepaalde bloem uit de natuur. De tekening geeft
echter wel een goed beeld van hoe de bloem is gebouwd.
Schrijf naast elk deel van de bloem in de tabel het nummer waarmee het is aangeduid.
delen van een bloem
nummer
eicel
5
kelkblad
1
stuifmeel
6
meeldraad
3
kroonblad
2
stamper
4
6
3
2
4
1
22
5
2.2 De wortel
2.2.1 Bouw
Hoe is een wortel opgebouwd?
Opdracht 5
Benoem de delen van de wortel op de figuur.
hoofdwortel
wortelhaartjes
zijwortel
worteltop
Microfoto van wortelhaartjes
De delen van een wortel
Als je de wortels van het herderstasje macroscopisch bestudeert, herken je duidelijk één grote
wortel en een aantal kleinere. We spreken van een hoofdwortel en zijwortels.
Met een loep kun je nabij de worteltop van gekiemde zaadjes haarfijne uitstulpingen waarnemen. Het zijn wortelhaartjes.
B es l uit
De voornaamste delen van een wortel zijn:
• hoofdwortel
• zijwortels
• wortelhaartjes
• worteltop.
Thema 1: macroscopische bouw van een zaadplant
23
2.2.2 Algemene functies
Wat zijn de belangrijkste functies van een wortel?
De wortels van zaadplanten hebben twee algemene functies. We gaan hier even dieper op in.
Opdracht 6
De foto hieronder illustreert de eerste functie van wortels. Welke?
Functie 1:
Wortels hechten de plant vast
______________________________
in de grond.
______________________________
De wortels van een spar in een rotsbodem
Als je een kamerplant uit een bloempot probeert te trekken, lukt je dat nauwelijks; zelfs een
hoge boom trotseert meestal de hevigste stormen. Dat wijst erop dat de wortels de plant stevig
vastzetten in de grond.
De tweede functie van de wortel achterhalen we aan de hand van proef 1.
PROEF 1
Werkwijze
1 Plaats in maatcilinder A een plantje met wortels in 100 ml leidingwater.
2 Zet in maatcilinder B een gelijkaardig plantje in een eosine-oplossing (100 ml). De eosine
noemen we opgeloste stof.
3 Doe in maatcilinders C en D dezelfde hoeveelheid leidingwater, maar plaats er geen
plantje in.
4 Dek de vloeistof in maatcilinders A, B en C af met een laagje olie; in maatcilinder D doe je
geen olie.
5 Duid op het glas het vloeistofniveau in de maatcilinders aan.
6 Bekijk de proefopstelling na twee dagen.
24
olie
olie
olie
water
gekleurd
water
water
A
B
C
water
D
Waarnemingen
Schrap wat niet past en vul de zin aan.
- In maatcilinder A is het vloeistofniveau ONVERANDERD / GESTEGEN / GEDAALD.
- In maatcilinder B is het vloeistofniveau ONVERANDERD / GESTEGEN / GEDAALD.
- In maatcilinder C is het vloeistofniveau ONVERANDERD / GESTEGEN / GEDAALD.
- In maatcilinder D is het vloeistofniveau ONVERANDERD / GESTEGEN / GEDAALD.
- In maatcilinder B
is het plantje verkleurd.
Interpretatie
Waarom moet je de maatcilinders afdekken met olie?
Zo kan er geen water verdampen via het wateroppervlak.
___________________________________________________________________________________
Waarom heb je eosine toegevoegd aan het leidingwater?
In water zitten opgeloste stoffen.
___________________________________________________________________________________
Conclusie
Met dit experiment hebben we de tweede functie van de wortel aangetoond:
wortels nemen water en mineralen (opgeloste stoffen) op.
Mineralen zijn stoffen die in de bodem voorkomen. Deze stoffen zijn opgelost in het water
dat de wortels opzuigen; daarom noemen we ze ook opgeloste stoffen. De plant heeft
mineralen nodig om te kunnen groeien.
Het zijn de wortelhaartjes die het water en de opgeloste stoffen opnemen.
B es l uit
De algemene functies van de wortels zijn:
• de plant in de grond vasthechten
• water en mineralen opnemen.
Thema 1: macroscopische bouw van een zaadplant
25
2.2.3 Soorten wortelstelsels
Welke wortelstelsels komen voor?
Alle wortels van een plant samen noem je een wortelstelsel. We onderscheiden twee wortelstelsels.
Opdracht 7
Op de foto zie je twee soorten wortelstelsels, aangeduid met A en B. Zet de juiste letter bij de
beschrijving van het wortelstelsel.
• Hoofdwortel met zijwortels
We spreken van een hoofdwortel met zijwortels als één wortel, de hoofdwortel,
duidelijk sterker ontwikkeld is dan alle andere, de zijwortels. Die zijwortels
zijn vertakkingen van de hoofdwortel.
A
• Bijwortels
Bij enkele planten vind je geen hoofd- en zijwortels. Je treft er wel wortels aan die
allemaal even sterk ontwikkeld zijn. Ze zitten naast elkaar vast aan de
basis van de stengel. De wortels van de ui zijn daar goede voorbeelden van. We
noemen ze bijwortels.
A Wortelstelsel herderstasje
B Wortelstelsel prei
A
B
B es l uit
We onderscheiden twee soorten wortelstelsels:
• hoofdwortel met zijwortels
• bijwortels.
26
B
Toepassing 2
Alle wortels van een plant samen noem je een wortel stelsel
1
.
2
De figuur toont twee wortel stelsels :
1 hoofdwortel met zijwortels
2 bijwortels
2.2.4 Verscheidenheid in wortelvormen
Hoe komt het dat sommige wortels er anders uitzien?
Bij een aantal planten stel je vast dat het uitzicht van hun wortel(s) opvallend verschilt van de
bouw van de zojuist beschreven wortelsoorten. Die wortels hebben dan ook een specifieke
functie.
Omwille van de verschillen tussen de wortels spreken we van verscheidenheid in wortelvormen.
Opdracht 8
Bestudeer aandachtig de afbeeldingen en zet een kruisje bij de juiste omschrijving.
Penwortel
van de wortel
Knolwortel
van de radijs
Wortelknollen
van de dahlia
Welk deel van de wortel is verdikt?
l hoofdwortel
q zijwortels
q bijwortels
Welk deel van de wortel is verdikt?
l hoofdwortel
q zijwortels
q bijwortels
Welk deel van de wortel is verdikt?
q hoofdwortel
q zijwortels
l bijwortels
vorm:
q knolvormig
l langwerpig verdikt
q verschillend
vorm:
l knolvormig
q langwerpig verdikt
q verschillend
vorm:
q knolvormig
q langwerpig verdikt
l verschillend
l
q
functie:
opstapelen reservevoedsel
ongeslachtelijke vermenigvuldiging
l
q
functie:
opstapelen reservevoedsel
ongeslachtelijke vermenigvuldiging
l
l
We spreken van (een) gewijzigde:
hoofdwortel
zijwortels
bijwortel
l
q
q
We spreken van (een) gewijzigde:
hoofdwortel
zijwortels
bijwortel
q
q
l
l
q
q
functie:
opstapelen reservevoedsel
ongeslachtelijke vermenigvuldiging
We spreken van (een) gewijzigde:
hoofdwortel
zijwortels
bijwortel
Thema 1: macroscopische bouw van een zaadplant
27
Opdracht 9
Bestudeer aandachtig de afbeeldingen en zet een kruisje bij de juiste omschrijving.
tak van de
waardplant
Maretak
Zuigwortels van
de maretak
zuigwortels
Hechtwortels
van de klimop
Maretak in de
kruin van een boom
Welk deel van de wortel is gewijzigd?
Welk deel van de wortel is gewijzigd?
q
q
l
q
q
l
hoofdwortel
zijwortels
bijwortels
hoofdwortel
zijwortels
bijwortels
functie:
l vasthechting boven de grond
q water en mineralen opzuigen
uit andere planten
functie:
q vasthechting boven de grond
l water en mineralen opzuigen
uit andere planten
We spreken van (een) gewijzigde:
We spreken van (een) gewijzigde:
q
q
l
q
q
l
hoofdwortel
zijwortels
bijwortels
hoofdwortel
zijwortels
bijwortels
B es l uit
Wortels vertonen een verscheidenheid in vormen:
• hoofdwortels
o penwortel: reservevoedsel opslaan
o knolwortel: reservevoedsel opslaan
• bijwortels
o wortelknol: reservevoedsel opslaan en de plant vermenigvuldigen
o hechtwortels: de stengel boven de grond vasthechten
o zuigwortels: water en mineralen opzuigen uit waardplant
28
Toepassing 3
a De tekeningen illustreren de verscheidenheid in wortelvormen. Plaats naast elke wortelvorm in de tabel het juiste nummer.
1
5
2
3
6
verscheidenheid bij wortels
4
7
nummer
hechtwortels
3
penwortel
5
gewone bijwortels
4
wortelknollen
7
gewone hoofdwortel met zijwortels
2
zuigwortels
6
knolwortel
1
b Welke van de afgebeelde wortels beantwoorden aan de wortelfuncties uit de volgende
tabel? Plaats naast elke functie het (de) juiste nummer(s).
wortelfunctie
nummer(s)
water en mineralen opzuigen uit andere planten
6
vermenigvuldiging van de plant
7
vasthechting boven de grond
3
reservevoedsel opslaan
1, 3, 5, 7
Thema 1: macroscopische bouw van een zaadplant
29
2.3 De stengel
2.3.1 Bouw
Uit welke delen is een houtige stengel opgebouwd?
eindknop
Opdracht 10
Benoem de aangeduide delen op de
afbeelding.
Om de bouw van een stengel te bestuderen, neem je best een gebladerd
takje. Een takje is een houtige stengel.
bladschijf
Op de stengel vind je op regelmatige
afstanden van elkaar verdikkingen of
knopen. Een knoop is de plaats waar
een blad aan de stengel vastzit.
Wanneer het blad is afgevallen, blijft er
op de knoop een bladlitteken achter.
knoop
tussenknoopstuk
Door die knopen wordt de stengel in
verschillende stukken verdeeld. Het stuk
stengel tussen twee knopen noemen we
een tussenknoopstuk. Een tussenknoopstuk samen met één knoop heet
een lid. Omdat een stengel uit meerdere
leden bestaat, zeg je dat hij geleed is.
Op een stengel komen ook knoppen
voor. Een knop is eigenlijk een ministengeltje met kleine, opgevouwen blaadjes
beschermd door knopschubben.
lid
bladsteel
okselknop
bladoksel
Delen van de stengel
De hoek die de stengel met het blad
vormt, noemen we de bladoksel. In
een bladoksel vind je meestal een
okselknop.
Functie van de okselknop:
Bij het ontluiken vormt een okselknop
een nieuwe gebladerde zijstengel.
De eindknop bevindt zich aan het uiteinde van de stengel.
Functie van de eindknop:
Het ontluiken van de eindknop maakt
de tak langer.
Op de plaats waar de knopschubben
van de ontluikende eindknop afvallen,
blijft er een ringlitteken achter.
Ontluikende bladknoppen
van de paardenkastanje
30
Opdracht 11
Duid met een pijltje het ringlitteken aan op onderstaande foto.
Uit sommige knoppen ontluiken geen
bladeren maar bloemen. We spreken
dan van bloemknoppen.
Ontluikende bloemknop van de Noorse esdoorn.
De knopschubben (door pijltjes aangeduid) hebben hun beschermende functie achter de rug.
B es l uit
De voornaamste delen van een stengel zijn:
• het lid (de knoop + het tussenknoopstuk)
• de okselknop
• de eindknop.
Toepassing 4
De woorden hieronder stemmen overeen met een omschrijving in de tabel. Plaats naast elke
omschrijving het juiste nummer.
okselknop (1) – knoop (2) – eindknop (3) – bladlitteken (4) – bladoksel (5) – ringlitteken (6)
omschrijving
nummer
maakt de tak langer
3
aanhechtingsplaats voor de bladsteel op de stengel
2
de hoek tussen bladsteel en stengel
5
daaruit ontstaat een zijtak
1
wat achterblijft op de knoop na het afvallen van de knopschubben van de eindknop
6
wat achterblijft op de knoop na het afvallen van het blad
4
Thema 1: macroscopische bouw van een zaadplant
31
Toepassing 5
Op de tekening zie je de delen van een bladerloze tak.
Plaats naast elk deel in de tabel het juiste nummer.
delen van een twijgje
1
2
nummer
bladlitteken
7
ringlitteken
6
lid
5
eindknop
1
okselknop
3
tussenknoopstuk
4
knopschub
2
3
5
2.3.2 Algemene functies
Wat zijn de belangrijkste functies van een stengel?
We onderscheiden twee algemene stengelfuncties.
Opdracht 12
Schrap wat niet past.
- Op welk orgaan van de plant zijn de knoppen vastgehecht?
wortel / stengel / blad / bloem
- Op welk orgaan van de plant zijn de bladeren vastgehecht?
wortel / stengel / blad / bloem
- Op welk orgaan van de plant zijn de bloemen vastgehecht?
wortel / stengel / blad / bloem
- Op welk orgaan van de plant zijn de vruchten vastgehecht?
wortel / stengel / blad / bloem
Functie 1:
De stengel kan knoppen, bladeren, bloemen en vruchten dragen.
Opdracht 13
Beantwoord onderstaande vraag.
Langs welk orgaan neemt een plant water op? de wortel, via de wortelharen.
32
4
7
6
Hoe komt het dan dat snijbloemen niet dadelijk verwelken? We onderzoeken het in proef 2!
PROEF 2
Werkwijze
Neem een gebladerde stengel met bloempjes van een witte dovenetel en plaats hem twee
dagen in een eosine-oplossing (100 ml).
Waarnemingen
De blaadjes en de bloemen van de witte
______________________________________________
dovenetel zijn lichtroze gekleurd.
______________________________________________
______________________________________________
______________________________________________
______________________________________________
______________________________________________
eosine-oplossing
Conclusie
De functies van de stengel zijn:
knoppen, bladeren, bloemen
- dragen
van _____________________________
en vruchten
________________________________________
water en opgeloste stoffen
- vervoeren
van ___________________________
________________________________________
De lichtrood gekleurde bladeren tonen aan dat
de stengel het water met de opgeloste
stoffen (o.a. de rode kleurstof) in het water
vervoert van de wortel naar de bladeren.
B es l uit
De algemene functies van een stengel zijn:
• bladeren, knoppen, bloemen en vruchten dragen
• water en opgeloste stoffen vervoeren.
Thema 1: macroscopische bouw van een zaadplant
33
2.3.3 Verscheidenheid in stengelvormen
Hoe komt het dat sommige stengels er anders uitzien?
Het zou verkeerd zijn te denken dat stengels alleen boven de grond voorkomen en wortels
uitsluitend ondergrondse plantendelen zijn. Om te weten of een ondergronds plantendeel een
wortel of een stengel is, moet je kijken naar de aanwezigheid van knoppen. Wortels
dragen nooit knoppen; ze komen alleen op stengels voor.
Ook bij de stengels hebben we verscheidenheid in stengelvormen. Vervormde stengels hebben
vaak andere functies.
Opdracht 14
Bestudeer aandachtig de afbeeldingen en zet een kruisje bij de juiste omschrijving.
Kruipende stengels of uitlopers bij hondsdraf.
De pijltjes wijzen drie knopen aan waar nieuwe
plantjes zijn ontstaan.
Een takdoorn is een harde, puntige ‘stengel’.
Een blootgelegde wortelstok van zandzegge
De stengel is:
l boven de grond
q onder de grond
De stengel is:
l boven de grond
q onder de grond
De stengel is:
q boven de grond
l onder de grond
groeirichting:
groeirichting:
groeirichting:
l
q
q
q horizontaal
q verticaal
l andere
l
q
q
functie:
functie:
functie:
q
l
q
q
q
l
l
l
q
horizontaal
verticaal
andere
opstapelen reservevoedsel
ongeslachtelijke vermenigvuldiging
bescherming
opstapelen reservevoedsel
ongeslachtelijke vermenigvuldiging
bescherming
horizontaal
verticaal
andere
opstapelen reservevoedsel
ongeslachtelijke vermenigvuldiging
bescherming
Zoek op 2
Wat is het verschil tussen een takdoorn en een stekel?
Een
takdoorn is een puntige zijtak of -stengel met als functie de plant te beschermen
tegen planteneters. Het inwendige van een doorn is verbonden met het inwendige van
de tak of stengel waarop hij zit.
Een stekel, die je aantreft op rozen en bramen, is een uitstulping van de buitenste ‘mantel’
of opperhuid van de stengel of tak. Stekels hebben net als doornen een beschermende
functie. De stekel is niet verbonden met het inwendige van de stengel of tak waarop
hij vastzit. Daarom zal een stekel gemakkelijker afbreken dan een doorn.
34
Heeft een roos stekels of doornen? stekels
Opdracht 15
Bestudeer aandachtig de afbeeldingen en zet een kruisje bij de juiste omschrijving.
Stengelknol met scheuten van de aardappel.
De scheuten groeien uit de knoppen (ook wel
ogen genoemd) op de aardappel.
Doorsnede van een rode ui:
omdat er op de bolschijf bladeren
en knoppen vastzitten,
is de bolschijf de stengel.
De stengel is:
q boven de grond
l onder de grond
De stengel is:
q boven de grond
l onder de grond
functie:
functie:
l
l
q
l
l
q
opstapelen reservevoedsel
ongeslachtelijke vermenigvuldiging
bescherming
Het reservevoedsel is opgeslagen in:
l de stengel
q de gewijzigde bladeren
opstapelen reservevoedsel
ongeslachtelijke vermenigvuldiging
bescherming
Het reservevoedsel is opgeslagen in:
q de stengel
l de gewijzigde bladeren
B es l uit
Stengels vertonen een verscheidenheid in vorm. We onderscheiden:
• bovengrondse stengels
o uitlopers: de plant vermenigvuldigen
o takdoorn: de plant beschermen
• ondergrondse stengels
o wortelstok: reservevoedsel opslaan en de plant vermenigvuldigen
o stengelknol: reservevoedsel opslaan en de plant vermenigvuldigen
o bolschijf: reservevoedsel opslaan en de plant vermenigvuldigen
Thema 1: macroscopische bouw van een zaadplant
35
Toepassing 6
a De tekeningen hieronder tonen enkele voorbeelden van de verscheidenheid in stengelvormen. Plaats naast elke stengelvorm in de tabel het juiste nummer.
3
1
2
4
5
verscheidenheid bij stengels
nummer
uitloper
3
wortelstok
5
stengelknol
2
bolschijf
1
takdoorn
4
b Welke van de afgebeelde stengels beantwoorden aan de stengelfuncties uit de tabel hieronder? Plaats naast elke functie het juiste nummer.
stengelfunctie
nummer(s)
reservevoedsel opslaan
1, 2, 5
de plant vermenigvuldigen
1, 2, 5
de plant beschermen
4
rokken en klisters dragen
1
Toepassing 7
a Welk plantendeel wordt op de tekening voorgesteld? Schrap wat niet past.
stengel/ wortel/ vrucht
b Waaraan kun je dat zien?
Aan de ogen Dat zijn knoppen waaruit scheuten groeien. Een scheut vertakt zich boven
36
de grond tot zijstengels met vele bladeren.
2.4 Het blad
2.4.1 Bouw
Uit welke delen is een blad samengesteld?
Opdracht 16
Vul de tekst aan met behulp van de afbeelding.
Kies uit: bladsteel - bladschede - bladrand - bladschijf – bladvoet - hoofdnerf – bladadertjes bladmoes - stevigheid - sappen.
Aan een blad onderscheiden we gewoonlijk een bladsteel en een bladschijf:
_________________
bladsteel
• de
is het deel van het blad waarmee het blad vastzit aan de stengel.
Het onderste deel van de bladsteel dat vastzit op de stengel is meestal verbreed en wordt
bladschede
_________________ genoemd. Bij sommige planten ontbreekt de bladsteel: we spreken dan
van een zittend blad.
bladschijf
• de _____________________
zit aan het uiteinde van de bladsteel. Het onderste deel van de
bladschijf is de bladvoet; het andere uiteinde is de bladtop. De omtreklijn van de blad
bladrand
schijf noemen we de __________________.
Op
de bladschijf zie je nerven: een hoofdnerf
_____________________ en kleinere zijnerven, die op hun
vertakken
bladadertjes
beurt
in ____________________.
Tussen de nerven zit het zachte bladmoes.
Functies van de nerven:
sappen
De nerven zorgen voor het transport van ___________
in het blad.
stevigheid Daarom noemen we alle nerven samen het
Ze geven de bladschijf ook ______________.
bladskelet.
De adertjes op dit blad zijn de vertakkingen
van de zijnerven.
Een blad met nerven en zonder
bladmoes noemen we een bladskelet.
Thema 1: macroscopische bouw van een zaadplant
37
B es l uit
De voornaamste delen van een blad zijn:
• de bladschede
• de bladsteel
• de bladschijf met
o nerven (hoofdnerf, zijnerven, adertjes)
o bladmoes
o bladrand
o bladvoet
o bladtop.
Toepassing 8
Op de tekening zie je de delen van een blad.
Plaats naast elk deel in de tabel het juiste nummer.
1
delen van een blad
nummer
bladadertjes
3
bladsteel
5
bladschede
4
bladschijf
2
hoofdnerf
1
zijnerf
6
6
2
5
3
4
De delen van een blad
De delen van een blad
2.4.2 Algemene functies
Wat zijn de belangrijkste functies van een blad?
We onderscheiden twee algemene bladfuncties. We achterhalen de eerste functie door middel
van proef 3.
PROEF 3
Werkwijze
1 Doe in vier maatcilinders 100 ml leidingwater.
2 Plaats in alle maatcilinders behalve het eerste een takje met respectievelijk 0, 4 en 8 bladeren.
3 Breng in elke maatcilinder een laagje olie aan en laat enkele dagen staan.
38
liguster
olie
water
A
B
C
D
Waarnemingen
C en D
- Het vloeistofniveau is het meest gedaald in maatcilinder(s) ________________________
.
B
- Het vloeistofniveau is het minst gedaald in maatcilinder(s) ________________________
.
- Het vloeistofniveau is niet gedaald in maatcilinder(s) A
________________________
.
Conclusie
Met deze proef hebben we een eerste functie van bladeren aangetoond:
hoe meer water er verdampt wordt.
hoe meer bladeren aan een plant, ______________________________________________
Functie 1: bladeren verdampen water.
De meeste planten bestaan voor 80 tot 90 % uit water. Water is dus onmisbaar voor planten.
Soms nemen de wortels meer water uit de bodem op dan nodig is. Het teveel aan water verlaat
de plant langs kleine openingen of huidmondjes in de bladeren.
Functie 2: bladeren maken suiker.
Het valt op dat bladeren naar het licht
groeien. Dat is levensnoodzakelijk voor
een plant omdat hij licht nodig heeft om
suiker in zijn bladeren te maken. Hoe
dat gebeurt en waarom suiker zo
belangrijk is voor planten en andere
organismen, leer je in thema 7.
Planten groeien naar het licht,
dus weg van de muur.
B es l uit
De algemene functies van een blad zijn:
• water verdampen
• licht opnemen om suiker te maken.
Thema 1: macroscopische bouw van een zaadplant
39
2.4.3 Verscheidenheid bij bladeren
Bladeren kunnen van elkaar verschillen volgens de diepte van de insnijding in de bladschijf en
volgens de manier waarop de nerven lopen (nervatuur). Ook het aantal bladeren dat op de
knoop vastzit, kan verschillend zijn (bladstand).
a Verscheidenheid volgens de bladinsnijding
Hoe kunnen we bladeren indelen volgens de insnijding?
Opdracht 17
a Omlijn met een rode pen de bladrand van de bladeren.
b Schrap wat niet past.
In de bladrand van grassen, jasmijn of prei komen er
geen insnijdingen voor.
We spreken van een gave/gezaagde/ gegolfde/
getande/ gekartelde bladrand.
Bij de meeste planten is de bladschijf wel ingesneden.
Door die insnijdingen ontstaan ook uitsteeksels die
scherp of stomp kunnen zijn.
Als je de grootte, de diepte en de vorm van de insnijdingen en uitsteeksels vergelijkt, kom je tot de volgende
indeling.
Gave bladrand bij de jasmijn
Insnijdingen in de bladrand (ondiepe insnijdingen)
Gezaagde bladrand bij de brandnetel
Getande bladrand bij de hulst
40
Gegolfde bladrand bij de look-zonder-look
Gekartelde bladrand bij de hondsdraf
• Zowel uitsteeksels als insnijdingen zijn scherp:
de bladrand is gezaagd/ gegolfd/ getand/ gekarteld.
• Zowel uitsteeksels als insnijdingen zijn stomp:
de bladrand is gezaagd/ gegolfd/ getand/ gekarteld.
• De uitsteeksels zijn scherp en de insnijdingen stomp:
de bladrand is gezaagd/ gegolfd/ getand/ gekarteld.
• De uitsteeksels zijn stomp en de insnijdingen scherp:
de bladrand is gezaagd/ gegolfd/ getand/ gekarteld.
Is een beukenblad gaaf of gegolfd?
Een beukenblad heeft een gave bladrand; de bladrand is dus niet ingesneden. De gave
bladrand is met fijne haartjes bezet. Dat zie je goed als je het blad tegen het licht houdt.
Het bladoppervlak is aan de randen gegolfd. Je kunt dit vergelijken met een blad papier
waarmee je de golven van de zee nabootst.
Insnijdingen in de bladschijf, niet tot aan de hoofdnerf (diepe insnijdingen)
Opdracht 18
a Omlijn met een rode pen de bladrand van de bladeren.
b Vul in het onderschrift de bladrand aan.
• De insnijding komt bijna tot aan de helft van de zijnerf: gelobd.
• De insnijding komt tot aan de helft van de zijnerf: gespleten.
• De insnijding komt verder dan de helft van de zijnerf: gedeeld.
Ondanks de insnijdingen blijft de bladschijf toch uit één geheel bestaan; we spreken daarom
van enkelvoudige bladeren.
gespleten bladrand bij de amberboom
_____________
gelobde
_____________
bladrand bij de zomereik
gedeelde
_____________
bladrand bij de meidoorn
Thema 1: macroscopische bouw van een zaadplant
41
Insnijdingen in de bladschijf tot op de hoofdnerf (diepe insnijdingen)
Opdracht 19
a Duid met een rode pen de nervatuur aan van onderstaande samengestelde bladeren.
b Schrap wat niet past in het onderschrift en in het kadertje.
Door insnijdingen in de bladschijf tot op de hoofdnerf wordt de bladschijf in meerdere
blaadjes verdeeld. We spreken van samengestelde bladeren.
Soorten samengestelde bladeren:
•handvormig samengestelde bladeren
•veervormig samengestelde bladeren.
Veervormig / Handvormig blad, veervormig / handvormig samengesteld blad, bestaande uit vijf blaadjes bij de vlier
bestaande uit zeven blaadjes bij de paardenkastanje
Hoe kun je enkelvoudige van samengestelde bladeren onderscheiden?
Door naar de knoppen te kijken, kun je vaststellen of het een enkelvoudig of een samengesteld blad is. Een blad begint steeds met een bladschede ter hoogte van een okselknop.
Takje met enkelvoudige / samengestelde
Takje met enkelvoudige / samengestelde
bladeren bij forsythia: elk blad begint bij een
bladeren bij de es: elk samengesteld blad begint
okselknop / eindknop.
bij een zwarte okselknop / eindknop.
42
B es l uit
We kunnen bladeren indelen volgens de bladinsnijding:
• geen insnijding in de bladrand: gaaf
• insnijdingen in de bladrand (ondiepe insnijding):
o gezaagd
o gegolfd
o getand
o gekarteld
• insnijding in de bladschijf, niet tot aan de hoofdnerf (diepe insnijding)
o gelobd
o gespleten
o gedeeld
• insnijding in de bladschijf tot aan de hoofdnerf (diepe insnijding)
o handvormig samengesteld
o veervormig samengesteld
Toepassing 9
Op de tekening zie je verschillende bladrandinsnijdingen. Plaats naast elke soort bladrand
in de tabel het juiste nummer.
bladrandinsnijding
nummer
gaaf
5
gezaagd
2
getand
3
gekarteld
4
gegolfd
1
gedeeld
8
gespleten
7
gelobd
6
samengesteld
9
1
4
6
3
2
5
4
7
8
9
Thema 1: macroscopische bouw van een zaadplant
43
Toepassing 10
Op de tekening zie je verschillende bladkenmerken. Plaats naast elk bladkenmerk in de
tabel het juiste nummer.
1
2
bladkenmerk
3
4
nummer(s)
2 en 3
enkelvoudig
handvormig samengesteld
1
veervormig samengesteld
4
Toepassing 11
Op de tekening zie je enkele delen van bladeren. Plaats naast elk deel in de tabel het juiste
nummer.
delen van het blad
3
nummer
bladschijf
4
bladsteel
5
hoofdnerf
1
zijnerf
3
blaadje
2
2
4
1
6
5
Nummer 6 op de tekening is de ___________________
okselknop
Toepassing 12
Welke figuur stelt een samen
1
gesteld
blad voor? _________
Waaraan kun je dat zien?
de okselknop. De deel__Aan
________________________
bij figuur 1 hebben
__blaadjes
________________________
okselknop. We heb__geen
________________________
dus te maken met een
__ben
________________________
samengesteld blad.
1
44
2
b Verscheidenheid volgens de nervatuur
Hoe kunnen we bladeren indelen volgens het verloop van de nerven?
De manier waarop de nerven in een blad lopen, is niet bij elke plantensoort dezelfde. Volgens
het verloop van de nerven onderscheiden we vier mogelijkheden.
Opdracht 20
a Schets de nervatuur van elk blad in het kadertje.
b Schrap wat niet past in het onderschrift.
• De bladschijf heeft één hoofdnerf in het midden, waarop aan beide zijden zijnerven ontspringen. De vorm doet denken aan de bouw van een vogelveer. Het blad is veernervig.
• Vanaf de voet van de bladschijf vertrekken uit eenzelfde punt verschillende grote nerven, zoals
de vingers van een hand. Het blad is handnervig.
• Alle andere bladeren zijn parallelnervige bladeren. De nerven lopen naast elkaar
zonder elkaar te raken vanaf de bladvoet tot de bladtop. Er kunnen zich echter twee verschillen voordoen.
- Alle nerven lopen vanaf de bladsteel evenwijdig en recht tot aan de bladtop: rechtnervig.
- Alleen de hoofdnerf is recht; de zijnerven lopen gekromd, maar verenigen zich aan de top
en de basis van de bladschijf: kromnervig.
blad bij de olm
Handnervig / rechtnervig / kromnervig / veernervig
blad bij Noorse esdoorn
Handnervig / rechtnervig / kromnervig / veernervig
blad bij de grassen
Handnervig / rechtnervig / kromnervig / veernervig
blad bij breedbladige weegbree
Handnervig / rechtnervig / kromnervig / veernervig
Thema 1: macroscopische bouw van een zaadplant
45
B es l uit
We kunnen bladeren indelen volgens de nervatuur:
• veernervig
• handnervig
• parallelnervig
o kromnervig
o rechtnervig.
Toepassing 13
Op de tekening zie je verschillende nervaturen. Plaats naast elke nervatuur in de tabel het
juiste nummer.
nervatuur
nummer
kromnervig
3
veernervig
2
handnervig
1
rechtnervig
4
1
2
3
4
c Verscheidenheid volgens de bladstanden
Hoe kunnen we bladeren indelen volgens de manier waarop ze op de stengel gerangschikt zijn?
Opdracht 21
a Schets schematisch de bladstand in het voorziene kadertje. Het lijntje stelt de stengel voor.
b Schrap wat niet past.
De manier waarop de bladeren op de stengel gerangschikt zijn, noemen we de bladstand.
Volgens het aantal bladeren per knoop komen volgende bladstanden voor:
• één blad per knoop:
de bladstand is verspreid/ tegenoverstaand/ kransstandig.
• twee bladeren per knoop:
de bladstand is verspreid/ tegenoverstaand/ kransstandig.
• meer dan twee bladeren per knoop:
de bladstand is verspreid/ tegenoverstaand/ kransstandig.
We zeggen dat de bladeren een ‘rozet’ vormen.
46
Verspreide bladstand bij de olm
Tegenoverstaande bladstand
bij de gewone esdoorn
De kransstandige bladeren bij kleefkruid
noemen we ook een bladrozet omdat
de rozet langs de stengel voorkomt.
De kransstandige bladeren bij reigersbek
noemen we ook een wortelrozet omdat
de rozet net boven de wortel voorkomt.
B es l uit
We kunnen bladeren indelen volgens de bladstand:
• verspreid: één blad per knoop
• tegenoverstaand: twee bladeren per knoop
• kransstandig: meer dan twee bladeren per knoop.
Thema 1: macroscopische bouw van een zaadplant
47
Toepassing 14
Op de tekening zie je verschillende bladstanden. Plaats naast elke bladstand in de tabel het
juiste nummer.
nervatuur
nummer
kransstandig
2
tegenoverstaand
3
verspreid
1
1
2
3
d Verscheidenheid volgens de bladvorm
Hoe komt het dat sommige bladeren een andere bladvorm hebben?
Een aantal bladvormen wijken heel sterk af van de normale bladvorm. Zulke bladeren hebben
dan ook een bijzondere bladfunctie.
Opdracht 22
a Wat voor blad is het? Vul aan.
b Wat is de functie van de aangepaste bladeren? Vul aan.
De verdikte ondergrondse
_______________
van een witte ui
bladeren
____________________
bladranken van de heggenrank
opslaan van reservevoedsel
functie: _____________________________________
functie: stengel
vasthechten, waardoor de plant
_____________________________________
omhoog kan klimmen
48
knobschubben
Kleverige
_______________________
bij de paardenkastanje
naalden
________________ van de grove den
bescherming van het binnenste van de knop
functie:
_____________________________________
functie: _____________________________________
beperken van de verdamping
Succulente
bladeren van de muurpeper
_____________________
Vangbladeren
____________________ met ‘lijmdruppeltjes’ bij zonnedauw
functie: _____________________________________
opslaan van waterreserve
functie: insecten
vangen
_____________________________________
• Rokken
De witte, ondergrondse verdikte bladeren op een bolschijf van een ui noem je
rokken.
Functie:
Rokken slaan reservevoedsel op. Door dat reservevoedsel kan de plant ondergronds overwinteren en de volgende lente opnieuw bovengronds groeien.
• Bladranken
De heggenrank heeft twee soorten bladeren; de normaal uitziende bladeren vangen zonlicht op om suiker te maken. De
andere bladeren, bladranken genaamd,
winden zich als kurkentrekkers rond draden of stengels van andere planten.
Functie:
Bladranken hechten de stengel vast
waardoor de plant omhoog kan klimmen
op zoek naar licht.
De bladranken van de heggenrank winden
zich rond draden en stengels.
Thema 1: macroscopische bouw van een zaadplant
49
• Knopschubben
Knopschubben zijn de buitenste verharde blaadjes die een knop bedekken.
Functie:
Knopschubben beschermen het binnenste van de knop tegen de vrieskou, uitdroging en insecten.
• Naalden
Naalden bij naaldbomen zijn uiterst smalle bladeren. Ze zijn voorzien van een dikke waslaag die nauwelijks water doorlaat.
Functie:
Door hun beperkt bladoppervlak en dikke waslaag beperken naalden de verdamping.
Daardoor blijven ze ook in de winter aan de boom hangen en kunnen ze al vroeg in het
voorjaar suiker maken.
• Succulente bladeren
De bladeren van muurpeper en zeeraket noemen we
succulente bladeren.
Functie:
Succulente bladeren slaan een waterreserve
op. Zo wordt verhinderd dat de plant uitdroogt bij
langdurige droogte.
• Vangbladeren
Insectenetende planten, zoals zonnedauw,
dragen vangbladeren die lijmdruppeltjes afgeven.
De succulente bladeren van de zeeraket
slaan een waterreserve op.
Functie:
Vangbladeren vangen insecten en eten ze op.
Een libel zit vast aan de kleverige vangblaadjes van zonnedauw.
B es l uit
Verscheidenheid in bladvormen:
• rokken: reservevoedsel opslaan
• bladranken: de plant vasthechten
• knopschubben: het binnenste van de knop beschermen
• naalden: verdamping beperken
• succulente bladeren: waterreserve opslaan
• vangbladeren: insecten vangen.
50
Toepassing 15
a De foto’s hieronder tonen enkele voorbeelden van verscheidenheid in bladvormen. Plaats
naast elke bladvorm in de tabel het juiste nummer.
verscheidenheid bij
bladeren
1
2
3
4
nummer
naald
2
rok
5
vangblad
4
bladrank
1
succulent blad
3
5
b Welke van de afgebeelde bladvormen beantwoorden
aan de bladfuncties uit de volgende tabel?
Plaats naast elke functie het juiste nummer.
bladfuncties
nummer
prooien vangen
4
reservevoedsel opslaan
5
de stengel vasthechten
1
verdamping beperken
2
water opslaan
3
Thema 1: macroscopische bouw van een zaadplant
51
3
Determineren van planten
Hoe kunnen we planten determineren?
In de biologie betekent determineren de naam van organismen opsporen door hun
uitwendige kenmerken te bestuderen.
Opdracht 23
Op basis van welk determinatiekenmerk kun je onderstaande bomen herkennen?
Kies uit: veervormig samengesteld blad – handvormig samengesteld blad – gevleugelde vruchtjes - knoppen – gevlekte schors – handnervige bladeren - vruchten – zuilvormige kruin.
A
B
Een paardenkastanje herken je aan zijn:
handvormig samensgesteld blad
vruchten
__________________________________
(A) en __________________________________
(B).
A
B
C
Een es herken je aan zijn:
zwarte knoppen
samengesteld blad
_________________ (A), veervormig
_______________________________
(B)
en ________________________
gevleugelde vruchtjes (C).
52
C
A
B
Een plataan herken je aan zijn:
gevlekte schors
_______________________________
(A)
vruchten
_________________________
(plataankogels) (B)
handnervige
_______________________________________
(C).
ERRATUM
Het zetduiveltje wisselde in onderstaande oefening een aantal foto’s van plaats. De kruin op de
foto is die van de Italiaanse populier, het blad
dat van de plataan.
Een Italiaanse populier herken je aan zijn:
___________________.
Je kan dus de naam van een boom te weten komen door de bladeren, de knoppen, de schors of de
vruchten te bestuderen. Ook de algemene vorm van de plant kan daarbij helpen.
Om te determineren kun je een beroep doen op een determineertabel.
B es l uit
Determineren: de naam van organismen opsporen door hun uitwendige kenmerken
te bestuderen
Je kunt planten determineren door te letten op:
• de bladeren
• de knoppen
• de schors
• de vruchten
• de algemene vorm van de plant.
Om te determineren kan je een determineertabel gebruiken.
Thema 1: macroscopische bouw van een zaadplant
53
Toepassing 16
Wat is een determineertabel?
Een determineertabel is een tabel waarin een aantal typische kenmerken van organismen zijn opgenomen.
Aan de hand van die typische kenmerken kun je de naam van een organisme te weten komen.
Hoe moet je zo’n tabel gebruiken?
• Bij het determineren moet je altijd bij nummer 1 beginnen. Daarna zijn er telkens twee keuzemogelijkheden (A en B). Je bekijkt het organisme en maakt dan de juiste keuze, bijvoorbeeld A.
• Na je keuze vind je een verwijzing naar de volgende fase, bijvoorbeeld (ga naar) 3.
• Na enkele stappen zul je uiteindelijk de juiste naam van het organisme terugvinden.
We geven je als voorbeeld twee eenvoudige determineertabellen waarmee je kunt oefenen.
Eenvoudige determineertabel voor enkele
bomen en struiken
Determineer de volgende bomen en struiken aan de hand van een determineertabel.
Noteer de juiste naam bij elke figuur.
esdoorn
plataan
beuk
linde
paardenkastanje
zwarte els
54
es
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
A
Loofboom
2
B
Naaldboom
15
A
Enkelvoudig blad
3
B
Samengesteld blad
11
A
Veernervig blad
4
B
Handnervig blad
10
A
De bladrand is licht gegolfd en meestal behaard;
de bladschijf is glanzend
BEUK
B
De bladrand is getand
5
C
De bladrand is gezaagd
6
D
De bladrand is dubbel gezaagd
7
E
Anders
9
A
De bladvorm is langwerpig
TAMME KASTANJE
B
De bladvorm is eirond – ovaal; de bladschijf heeft een
dikke glanzende waslaag
HULST
A
De bladvorm is langwerpig – ovaal
AMERIKAANSE VOGELKERS
B
De bladvorm is omgekeerd eirond; er ontbreekt een
spitse bladtop
ZWARTE ELS
C
De bladvorm is hartvormig
LINDE
D
De bladvorm is lancetvormig
WILG
E
De bladvorm is driehoekig
POPULIER
A
De bladvorm is driehoekig – eirond
BERK
B
De bladvorm is omgekeerd eirond
HAZELAAR
C
De bladvorm is ovaal
8
A
De bladvoet (= de basis van de bladschijf) is symmetrisch
HAAGBEUK
B
De bladvoet is asymmetrisch
IEP
A
De diepere insnijding in de bladschijf is gelobd of gespleten
EIK
B
De diepere insnijding in de bladschijf is gedeeld
MEIDOORN
A
Op het einde van de bladsteel vertrekken 3 grote nerven
PLATAAN
B
Op het einde van de bladsteel vertrekken 5 grote nerven;
de voor- en achterzijde van de bladschijf zijn groen
ESDOORN
C
De bladsteel en de achterzijde van de bladschijf zijn wit behaard WITTE ABEEL
A
Handvormig samengesteld
PAARDENKASTANJE
B
Veervormig samengesteld
12
A
De blaadjes zijn eirond en bijna gaaf
ACACIA
B
Anders
13
A
7 of minder blaadjes (meestal 5)
VLIER
B
9 of meer blaadjes
14
A
De knopschubben zijn zwart
ES
B
De knopschubben zijn niet zwart
LIJSTERBES
A
De naalden staan per twee in een bundel
DEN
B
Vele naalden zitten samen in een bundel (vallen af in de herfst)
LORK
C
Elke naald is afzonderlijk ingeplant
16
A
De naalden staan op twee rijen
TAXUS
B
Anders
SPAR
Thema 1: macroscopische bouw van een zaadplant
55
Toepassing 17
Eenvoudige determineertabel voor enkele kevers
Determineer de afgebeelde kevers aan de hand van een determineertabel. Noteer de juiste naam bij elke
figuur.
vliegend hert
snuitkever
1
2
3
4
56
boktor
geelgerande watertor
kortschildkever
meikever
A
De achterpoten zijn duidelijk behaard.
GEELGERANDE WATERTOR
B
Anders
2
A
De voelsprieten zijn langer dan het lichaam.
BOKTOR
B
De voelsprieten zijn borstelvormig.
MEIKEVER
C
Anders
3
A
Heel grote grijpkaken
VLIEGEND HERT
B
Anders
4
A
Duidelijke dekschilden
SNUITKEVER
B
Korte dekschilden, het achterlijf is zichtbaar.
KORTSCHILDKEVER
Thema 1 - Samenvatting
1
Wat zijn zaadplanten?
Zaadplanten zijn planten die zich voortplanten met ______________
die meestal opgesloten zitten in een
zaden
vrucht. Vruchten en zaden ontstaan uit ____________________.
Uit een zaad groeit een nieuwe
bloemen
plant
_____________________.
2
De grote delen van een zaadplant
wortel
stengelen ______________,.
blad
Een zaadplant bestaat steeds uit de drie hoofddelen: ______________,
______________,
Naast die hoofddelen kan een plant ook nog bloemen en vruchten dragen.
2.1
De bloem
• De voornaamste delen van de bloem zijn:
stamper
kroonblad
meeldraad
kelkblad
voortplanting
• De functie van de bloem is _________________________.
2.2
De wortel
hoofdwortel
• De voornaamste delen van de wortel zijn:
• Algemene functies van wortels zijn:
plant in de grond ___________________
vasthechten
- de
wortelhaartjes
zijwortel
water
- _________________
en mineralen opnemen.
• Twee soorten wortelstelsels:
hoofdwortel
zijwortels
- _______________en
_________________
bijwortels
- ___________________________________.
worteltop
Thema 1: macroscopische bouw van een zaadplant
57
• Verscheidenheid in wortelvormen
a verscheidenheid in hoofdwortels
specifieke functies
penwortel / knolwortel / wortelknol /
hechtwortels / zuigwortels
____________________
opstapelen
reservevoedsel
penwortel / knolwortel / wortelknol /
hechtwortels / zuigwortels
____________________
opstapelen
reservevoedsel
b verscheidenheid in bijwortels
specifieke functies
penwortel / knolwortel / wortelknol /
hechtwortels / zuigwortels
____________________
opstapelen en de plant
reservevoedsel
______________________________
vermenigvuldigen
penwortel / knolwortel / wortelknol /
hechtwortels / zuigwortels
de _______________
boven de grond vasthechten
stengel
penwortel / knolwortel / wortelknol /
hechtwortels / zuigwortels
water en mineralen opzuigen uit de __________________
andere plant
58
2.3De stengel
eindknop
• De voornaamste delen van de stengel zijn:
knoop
lid
tussenknoopstuk
okselknop
• Algemene functies van de stengel zijn:
- bladeren, ___________________,
bloemen en ___________________
dragen
knoppen
vruchten
- ___________________
en ________________
vervoeren.
water
opgeloste ______________________
stoffen
• Verscheidenheid in stengelvormen
a verscheidenheid in bovengrondse stengels
specifieke functies
de plant vermenigvuldigen /
de plant beschermen /
reservevoedsel opslaan
uitlopers
____________________
de plant vermenigvuldigen /
de plant beschermen /
reservevoedsel opslaan
takdoorn
____________________
Thema 1: macroscopische bouw van een zaadplant
59
b verscheidenheid in ondergrondse stengels
specifieke functies
de plant vermenigvuldigen /
de plant beschermen /
reservevoedsel opslaan
____________________
wortelstok
de plant vermenigvuldigen /
de plant beschermen /
reservevoedsel opslaan
stengelknol
____________________
de plant vermenigvuldigen /
de plant beschermen /
reservevoedsel opslaan
____________________
bolschijf
2.4
Het blad
• De voornaamste delen van het blad zijn:
bladtop
hoofdnerf
zijnerven
bladrand
bladschijf
bladmoes
bladsteel
bladadertjes
bladschede
60
• Algemene functies van het blad zijn:
- ___________________
verdampen
water
- ___________________
opnemen om suiter te maken.
licht
(ERRATUM)
• Verscheidenheid bij bladeren
a verscheidenheid volgens de bladinsnijding
insnijding in de bladrand
geen insnijding
4
gaaf /gezaagd /
gaaf /gezaagd /
gaaf /gezaagd /
gaaf /gezaagd /
gaaf / gezaagd /
getand / gegolfd /
getand / gegolfd /
getand / gegolfd /
getand / gegolfd /
getand / gegolfd /
gekarteld
gekarteld
gekarteld
gekarteld
gekarteld
diepe insnijding in de bladschijf, niet tot aan de hoofdnerf
gelobd / gedeeld / gespleten
gelobd / gedeeld / gespleten
gelobd / gedeeld / gespleten
insnijding in de bladschijf tot aan de hoofdnerf
veervormig samengesteld /
veervormig samengesteld /
handvormig samengesteld
handvormig samengesteld
Thema 1: macroscopische bouw van een zaadplant
61
b verscheidenheid volgens de nervatuur
veernervig / kromnervig / veernervig / kromnervig / veernervig / kromnervig /
veernervig / kromnervig /
handnervig / rechtnervig
handnervig / rechtnervig
handnervig / rechtnervig
handnervig / rechtnervig
c verscheidenheid volgens de bladstand
kransstandig / verspreid /
kransstandig / verspreid /
kransstandig / verspreid /
tegenoverstaand
tegenoverstaand
tegenoverstaand
d verscheidenheid in bladvormen
specifieke functies
rokken/ bladranken/
knopschubben/ naalden/
vangbladeren/
__________________
opslaan
reservevoedsel
succulente bladeren
rokken/ bladranken/
knopschubben/ naalden/
vangbladeren/
de plant _______________________
vasthechten
succulente bladeren
rokken/ bladranken/
knopschubben/ naalden/
vangbladeren/
succulente bladeren
62
het binnenste van de
knop __________________
beschermen
d verscheidenheid in bladvormen (vervolg)
specifieke functies
rokken/ bladranken/
knopschubben/ naalden/
vangbladeren/
__________________
beperken
de verdamping
(ERRATUM)
succulente bladeren
rokken/ bladranken/
knopschubben/ naalden/
____________________
opslaan
waterreserve
vangbladeren/
succulente bladeren
rokken/ bladranken/
knopschubben/ naalden/
vangbladeren/
____________________
vangen
insecten
succulente bladeren
3
Determineren van planten
determineren
In de biologie betekent __________________
de naam van organismen opsporen door hun uitwendige kenmerken te bestuderen. Zo kun je de naam van een boom te weten komen door de bladeren, de knoppen,
de schors, de vruchten en de algemene vorm van de plant te bestuderen. Om te determineren kun je
een beroep doen op een _____________________________.
determineertabel
Thema 1: macroscopische bouw van een zaadplant
63