Artikel: The First War of the World. H.G. Wells en zijn oorlogszucht

Artikel: The First War of the World. H.G. Wells en zijn oorlogszucht
Auteur: Igo Galama
Verschenen in: Skript Historisch Tijdschrift, jaargang 32.3, 131-143.
© 2014 Stichting Skript Historisch Tijdschrift, Amsterdam
ISSN 0165-7518
Abstract:
H.G. Wells was more than thrilled in 1914 at the outbreak of the First World
War. He foresaw a new and cleaner page in the history of mankind. After the war he couldn’t
quite grasp his own bellicosity and spoke of it as a mere fever. He said that his pro-war sentiment
was in contrast with pre-war utterances. In this article Igo Galama claims the opposite and
seeks, mostly in Wells’ pre-war literature, for deeper reasons to explain what Wells himself
could not: his bellicosity.
Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van
de uitgever.
Skript Historisch Tijdschrift is een onafhankelijk wetenschappelijk blad dat vier maal per jaar
verschijnt. De redactie, bestaande uit studenten en pas afgestudeerden, wil bijdragen aan actuele
historische debatten, en biedt getalenteerde studenten de kans om hun werk aan een breder
publiek te presenteren.
Een abonnement op Skript kost 20 euro per jaar. U kunt lid worden door het
machtigingsformulier in te vullen op www.skript-ht.nl. Ook kunt u een e-mail sturen naar de
redactie, dan krijgt u het machtigingsformulier thuisgestuurd. Losse nummers zijn verkrijgbaar
bij de redactie. Artikelen ouder dan een jaar zijn gratis te downloaden op www.skriptht.nl/archief.
Skript Historisch Tijdschrift • Spuistraat 134, kamer 558 • 1012 VB Amsterdam •
www.skript-ht.nl • [email protected]
The First War of the World
H.G. Wells en zijn oorlogszucht
Igo Galama
De Britse schrijver H.G. Wells (1866-1946) was, net zoals zijn tijdgenoten,
enthousiast over het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Achteraf begreep hij
niet hoe hij ooit zo naïef had kunnen zijn. In dit artikel maakt Igo Galama aan
de hand van literaire bronnen duidelijk hoe H.G. Wells in de greep raakte van de
heersende oorlogsstemming en duidt deze ‘waanzin’ als een poging om bevrijd te
worden uit het verstikkende Engelse burgermilieu.
Na de Eerste Wereldoorlog schreef de H.G. Wells in zijn autobiografie: ‘My prowar zeal was inconsistent with my pre-war utterances and against my profounder
convictions’1. Werkelijke verklaringen voor zijn oorlogsstemming geeft hij
echter niet. ‘As I recovered concioussness (…)’2 schrijft hij vervolgens, alsof zijn
toestand tijdens de oorlog dermate koortsachtig en ziekelijk was dat hij, onder
de onweerstaanbare invloed van iets, nauwelijks verantwoordelijk was voor zijn
eigen handelen. Of in zijn eigen woorden: ‘The fount of sanguine exhortation
in me swamped my warier disposition towards critical analysis and swept me
along.’3 Waarom werd hij zozeer meegesleept door de gebeurtenissen dat hij het
zelf achteraf haast ongeloofwaardig achtte? In dit artikel wordt getracht een
verklaring te geven voor de verleidingen van de Eerste Wereldoorlog, waar zowel
Wells als zijn tijdgenoten geen weerstand tegen konden bieden.
Verscheidene historici hebben reeds geschreven over de opmerkelijke
stemming in Europa in 1914 en de tijd daarna. De Amerikaanse historicus
Roland Stromberg, gespecialiseerd in Europese intellectuele geschiedenis,
beargumenteerde in zijn Redemption by War dat de verschillende Europese
intellectuele elites zich voorafgaand aan de oorlog verzetten tegen de, in hun
ogen, gezapige sociale orde, en dat ze het uitbreken van een immense oorlog
aanvankelijk als een schier apocalyptische bevrijding voelden.4 En in het
met prijzen bekroonde Rites of Spring van de Canadese historicus Modris
Eksteins blijkt dat dergelijke romantische ideeën niet beperkt bleven tot
salonbijeenkomsten en vrijwel ongelezen meesterwerken, maar dat ook soldaten
juist massaal Nietzsche lazen en verwachtten zichzelf te ontdekken aan het front,
als ware het front de grens van een nieuwe wereld die ontdekt moest worden.5 In
aanvulling op deze literatuur zal aan de hand van de uitspraken van H.G. Wells
getracht worden deze bevrijdingsgevoelens te expliciteren.
Daartoe zal allereerst het oorlogsenthousiasme van Wells in kaart worden
gebracht. Daarna wordt betoogd dat dit oorlogsenthousiasme gevoed werd
131
door een contemporain, ideologisch denkkader. Vervolgens wordt aan de hand
van enkele theoretische uitgangspunten getracht dit denkkader inzichtelijk te
maken. Ten slotte wordt Wells’ enthousiasme verklaard, hierbij wordt gebruik
gemaakt van de oorlogsrede van David Lloyd George. Door het gehele essay
heen spelen de citaten van Wells een hoofdrol, zij vormen het fundament waarop
de conclusies van dit onderzoek zijn gebaseerd.
H.G. Wells in 1914
Wells schreef veel. Elk jaar produceerde hij één, twee en soms wel drie romans,
waarvan The War of the Worlds (1898) de bekendste is. Veelal behelzen zijn
fictieve werken – hoewel bedoeld als kritiek op de contemporaine politiek en
levensstijl – de toekomst. Wells wordt tegenwoordig meer geroemd vanwege
zijn profetische gaven, dan om zijn literaire kwaliteiten. Hij schreef bijvoorbeeld
kort voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in The World Set Free (1914)
over een gigantische oorlog middenin de twintigste eeuw, met in de hoofdrol
Engeland, Frankrijk en Duitsland, die beslecht werd door een atoombom. The
World Set Free schetst een conflict tussen behoudendheid enerzijds en anderzijds
ontdekkingsdrang en vooruitstrevendheid. De ontdekkende mens, die de
elementen wil beheersen, wordt beknot door de behoudende mens, hetgeen een
explosieve situatie oplevert. Met name het tijdstip van verschijnen, voorjaar 1914,
maakt het werk buitengewoon interessant.
Behalve (science fiction) romans schreef hij essays, artikelen en ingezonden
brieven aan kranten waarin hij zijn mening gaf over allerlei zaken. Hij mengde
zich in publieke debatten en bemoeide zich met politiek, wetenschap, literatuur
en alle zaken die destijds belangwekkend waren. Hij was zijn gehele leven als
geen ander op de hoogte van wat er speelde in zijn land en daarbuiten. Hoewel
de incarnatie van een tijdsgeest misschien niet bestaat, komt Wells aardig in de
buurt. In een essay getiteld The War That Will End Wars zette Wells uiteen wat in
zijn ogen het nagestreefde doel van de Grote Oorlog was. ‘We have to spread this
idea, repeat this idea, and impose upon this war, the idea that this war must end
war.’6 Dit doel, een nieuw Europa dat had afgerekend met zijn verleden, was zo
verheven dat het alle middelen heiligde.
Tijdens de eerste maanden van de oorlog schreef Wells ingezonden brieven
aan kranten waarmee hij zijn landgenoten bewust wilde maken van het belang
van de gebeurtenissen die plaatsvonden . ‘Our country is fighting for existence.
No one who remains sane can suppose we have any other alternative before
us now except victory, or destruction.’7 Het belangrijkste was volgens Wells
dat niemand het verloop van de gebeurtenissen in de weg zou staan, opdat het
verheven doel bereikt kon worden. ‘I would implore Liberals not to let this sort
of blank-mindedness, this pseudo-sage, intellectual laziness, this easy dread of
“prematurity” carry them into a merely passive and obstructive position.’8 Het
verloop mocht niet belemmerd worden, omdat een nieuwe wereld in de maak
was: ‘Things are on the move now, as for a century they may never be again.
Skript Historisch Tijdschrift 32.3
132
A sane settlement of Europe may wipe out hundred festering wrongs, reduce
the reasons for armaments to a minimum, open a new and cleaner page in the
history of mankind.’9 De kans die zich nu voordeed zou zich niet snel weer
voordoen, daar wilde Wells zijn lezers van doordringen. ‘Surely there is more life
in Liberalism than that it should play the part of a drag, and no other part, in
these tremendous happenings.’10
Wells ging zelfs zo ver in zijn enthousiasme dat hij, door middel van
een ingezonden brief, poogde de overheid ertoe over te halen de gehele
burgerbevolking te bewapenen opdat zij zich zou kunnen verdedigen tegen
eventuele Duitse raids.
And, in the first place, let the experts have no illusions as to what we ordinary people are going to do if we find German soldiers in England one morning. We are going to fight. (…) We irregulars will, of course, massacre every German straggler we can put a gun to. Naturally. Such a procedure may be sanguinary, but it is just the common sense of the situation. We shall hang the officers and shoot the men. A German raid to England will in fact not be fought – it will be lynched.11
Later bekende Wells in zijn autobiografie dat de Grote Oorlog een aan
verstandsverbijstering grenzend enthousiasme in hem had aangewakkerd. De
oorlog veroorzaakte bij hem een breuk in de psyche vanwege de immense impact
die het had op zijn belevingswereld.
It took me some months of reluctant realization to bring my mind to face the unpalatable truth that this “war for civilisation,” this “war to end war” of mine was in fact no better than a consoling fantasy, and that the flaming actuality was simply this, that France, Great Britain and their allied Powers were, in pursuance of their established policies, interests, treaties and secret understandings, after the accepted manner of history.12
Doordat de oorlog in de loop der jaren een nieuwe betekenis kreeg, kreeg ook het
leven een nieuwe betekenis. ‘No intelligent brain that passed through the experience
of the Great War emerged without being profoundly changed. Our vision of life
was revised in outline and detail alike’13 De wereld was dus inderdaad veranderd
door de oorlog. Ironisch genoeg niet door succes, maar door deceptie. Gavrilo
Princip had in 1914 op symbolische wijze een oude wereld doodgeschoten. Een
wereld die behoorde aan Habsburgers en Bourbons. In de rap liberaliserende
en democratiserende westerse wereld die bedreigd werd door communisme en
fascisme was het voor Wells ondenkbaar zich nog eens te enthousiasmeren voor een
dergelijke oorlog. Dit maakt het niet geheel onbegrijpelijk dat Wells moeite had zich
in zijn jongere zelf te verplaatsen en zijn toestand in 1914 afdeed als een irrationele
bevlieging. ‘The return to complete sanity took the greater part of two years. My
mind did not get an effective consistent grip upon the war until 1916.’14
133
Een explosieve tijd
De oorlogszuchtige woorden van Wells pasten binnen een contemporaine ideologie,
een geheel van ideeën over de mens, menselijke relaties en de inrichting van de
samenleving.15 Het verhaal dat in dit essay aan de hand van Wells wordt verteld zou
op ongeveer dezelfde wijze verteld kunnen worden aan de hand van D’Annunzio
of Barrès, Thomas Mann of Diaghilev, Shaw of Ortega y Gasset, zelfs aan de
hand van een frontsoldaat die een dagboek bijhield of zijn oom die hem brieven
schreef. Zonder animo had deze oorlog nooit gevoerd kunnen worden. Specifieke
gedachtepatronen die steeds gebruikelijker werden aan het begin van de twintigste
eeuw vormden een stevige voedingsbodem voor deze begeestering.
Zonder kennis van het vertoog van toen, en de implicaties die daarvan uitgaan,
is begrip voor het oorlogsenthousiasme onmogelijk. Verscheidene auteurs, denkers
en kunstenaars gaven aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog blijk van
verachting van het verleden, de ratio en het verlichte. Ze verheerlijkten juist actie,
daden en de geest, en raakten gefrustreerd door teveel zelfbewustzijn, en door de
manco’s van beschaving. De moderne beschaving bleek een façade waarachter
ijdelheid, hypocrisie en decadentie school, een wereld van beleefde manieren maar
onedele intenties. Men wilde het zelfbewustzijn en de gemankeerde beschaving
ontvluchten door het maken van een sprong in het duister, en het begin van een
nieuwe wereld. Dergelijke en eindeloze combinaties en articulaties van zulke
ideeën nestelden zich in talloze boeken, essays, schilderijen, kranten, brieven
en gedichten aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste
eeuw. Op verschillende wijzen getuigden avant-gardisten, futuristen, realisten,
socialisten, sociaaldarwinisten, Tolstoj, Dostojevski en bovenal Nietzsche van deze
gedachtewereld. De futuristen waren het meest fundamenteel. Zij hoopten letterlijk
op ‘liberation of the burden of history’ 16 Modris Eksteins schrijft in Rites of Spring
dat Modernisme ‘(…) in its prewar form was a culture of hope.’17 Ruwe, onbevreesde
hoop.
In een dergelijke ideeënwereld begon Wells met schrijven. Het idee van
bijvoorbeeld de futuristen dat die zogenaamd onechte oude wereld onthutst
achtergelaten diende te worden bestond echter bij de gratie dat er aan de andere
kant een rotsvast geloof was in die burgerlijke negentiende-eeuwse idealen van
gematigdheid, zedigheid en behoudendheid. De ergernis bestond er juist uit dat die
idealen van de zichzelf in aangeleerde gedragingen huldigende burgerij zich continu
en uitermate succesvol manifesteerden in het dagelijkse leven.18 In zijn roman Ann
Veronica, een feministisch werk waarin de hoofdpersoon zich ontwikkelt als een
nieuwe, moderne vrouw, formuleert Wells dat als volgt:
Life is two things, that’s how I see it; two things mixed and muddled up together. Life is morality – life is adventure. (…) Morality tells you what is right, and adventure moves you. If morality means anything it means keeping bounds, respecting implications, respecting implicit bounds. If individuality means anything it means breaking bounds – adventure. Will you be moral and your species, or immoral and yourself? 19
Skript Historisch Tijdschrift 32.3
134
Caspar David Friedrich,
Der Wanderer über dem Nebelmeer 1818
(bron: www.zeno.org)
135
Vooral de imperiale grootmacht Groot-Brittannië symboliseerde traditie
civilisatie, stiff upper lip en beleefde manieren. Kortom, westerse beschaving.
Volgens Eksteins was Groot-Brittannië voor veel Duitsers ‘a world of form,
devoid of spiritual values: it was a culture not of honesty and true freedom
but of manners, superficiality, and dissimulation.’ Duitse Kultur daarentegen
weerspiegelde in hun ogen innerlijke vrijheid, authenticiteit en ‘essence as
opposed to appearance.’20
Aan de andere kant waren er veel Britten die juist trots waren op het verloop
van de geschiedenis en wilden sterven voor het behoud van veronderstelde
waarheden die nu telkens in twijfel getrokken werden. Waarheden over plicht,
eer, trouw, vrijheid en gematigdheid. Toch waren er ook binnen Groot-Brittannië
steeds meer, met name jonge mensen, die zich verzetten tegen de geijkte invulling
van zulke idealen. De wereld bewoog, alles ging sneller, alles was bereikbaar per
auto en per trein, de welvaart steeg, er was minder honger, mensen kregen vrije
tijd, hobby’s, ze sportten, ze lazen, ze aten gezonder, gingen uit en stierven ouder.
Alleen de oude Britse politieke en maatschappelijke tradities bleven achter bij
deze ontwikkelingen, zo scheen het. Wells was, ondermeer in The World Set Free,
een prominent criticus van politieke tradities:
For two hundred years there had been no changes in political or legal methods and pretensions, the utmost change had been a certain shifting of boundaries and slight readjustments of procedure, while in nearly every other aspect of life there had been fundamental revolutions, gigantic releases and an enormous enlargement of scope and outlook.21
Juist het broeiende conflict tussen verandering aan de ene kant en statigheid
aan de andere kant maakte het begin van de twintigste eeuw explosief. Of in
de woorden van Wells: ‘The oldest of old bottles and this new wine, the most
explosive wine. Something will overtake them.’22
Wonder and the Sea: beschaving als gevangenis
Wells’ oorlogsfurie is dus minder ongegrond dan hij zelf doet voorkomen in
zijn autobiografie. Zijn oorlogsstemming kan verklaard worden vanuit een
ideologisch perspectief. Zijn gedachten waren conform een contemporain
denkkader. Een meer theoretische benadering biedt wellicht de mogelijkheid dit
denkkader begrijpelijk te maken.
Het vergt te allen tijde zelfbeheersing om macht niet ten volle te exploiteren.
Veelal is die zelfbeheersing een vanzelfsprekendheid, veel dingen doen we niet
terwijl ze wel in onze macht liggen. We vermoorden geen oude woekeraarster
zoals Dostojevski’s Raskolnikov, maar we zouden het kunnen doen. We vragen
geen wildvreemde ten huwelijk en geven zelfs geen bespottelijke fooi van
driehonderd procent aan de kantinejuffrouw bij de aanschaf van een espresso,
maar het zou kunnen. Het is onze gewoonte de perken niet te buiten te gaan.
Skript Historisch Tijdschrift 32.3
136
Er bestaan ook behoorlijk goede redenen om onszelf te beheersen: economische
redenen, morele, fysieke, sociale, dierlijke, gerechtelijke en beschaafde redenen die
zich voornamelijk uiten in angst, waardoor angst de grootste reden tot zelftucht
wordt. Een latente angst die verhindert dat de grens met het gevaarlijke, het
onbekende of maatschappelijk onaanvaardbare te ver wordt overschreden, en een
angst die zo natuurlijk voelt dat slechts een enkeling beseft erdoor in zijn vermogen
beknot te worden.
Zodra echter dit besef – wellicht meer onbewust dan bewust – gestalte krijgt
blijkt zelfbeheersing geen vanzelfsprekendheid meer. Macht lonkt, hoe dan ook,
waardoor de vraag rijst: als ik het kan, waarom doe ik het niet? Hoogtevrees is
een goed voorbeeld, het uit zich dikwijls niet in een vliegtuig maar wel op een
flatgebouw, want daar is de mogelijkheid om te springen, daar ligt een sprong
of een ongelukkige val binnen de grenzen van de macht. Hoogtevrees is daarom
niet werkelijk de angst om te vallen, maar eerder de angst om de verleiding niet te
kunnen weerstaan;23 de verleiding haast om volkomen machteloos te worden, om zo
de teisterende machtsbeperkingen te tarten.
‘Into cleanness leaping’ noemt de Groningse geschiedfilosoof Eelco Runia
dit.24 Het merendeel van Runia’s werk, onder meer Waterloo, Verdun, Auschwitz.
De liquidatie van het verleden (1999), strekt ten betoog dat de mens soms de
onbedwingbare neiging heeft een onberedeneerde sprong te wagen, een daad te
stellen alvorens deze te rationaliseren. Dat men niet weloverwogen besluit maar
pas achteraf de dadendrang reconstrueert in een logisch verhaal en een rationeel
zelfbeeld, waardoor de illusie van een volmaakt kloppend plot wordt geschapen.
In een groter geheel doet de historicus volgens Runia precies hetzelfde, hij rijmt
het ongerijmde. De beste historicus schept verbanden op plaatsen waar geen ander
ze zou zoeken, hij zoekt aannemelijke aanleidingen en verklaringen voor elke
beslissing, elke misstap, elke gebeurtenis en elk volksoproer en hij smeedt daartussen
samenhang. Dit terwijl in werkelijkheid – Runia beargumenteert dit aan de hand
van psychologisch onderzoek – menselijk handelen zich gewoonlijk kenmerkt door
gebrek aan overweging.25 Sterker: belangrijke beslissingen worden veelvuldig, en
zeker relatief, minder gefundeerd genomen dan schijnbaar betekenisloze besluiten.
Handelen is in beginsel impulsief. Hieruit vloeit voort dat eminente historische
wendingen, zoals de Franse Revolutie, de val van de Muur en wellicht de verkiezing
van Obama, niet zozeer de vruchten zijn van het verleden waarin ze wortelen,
maar eerder het product van de ‘irresistible urge to cut oureselves loose from our
moorings.’26
Hoewel dergelijke ideeën niet stroken met onze doorgaans rationalistische
geschiedopvatting, blijkt de onberedeneerde vlucht voorwaarts een gemeenplaats
in de literatuur. De ‘gevoelsmatige’ herkenbaarheid van de aantrekkingskracht
van irrationaliteit impliceert wellicht dat deze als emotie deel is uit gaan maken
van de mens, of althans van de westerse cultuur.27 Immers, reeds Achilles verkoos
heldenroem en een wisse dood boven een lang leven door in een onbekende oorlog
te springen. De Engelse dichter Rupert Brooke deed net zoiets: ‘Not a bad place
and time to die, Belgium, 1915’ schreef hij aan een vriend enkele maanden voor zijn
dood.28
137
Maar wat maakt nu een morbide oorlog vergelijkbaar met een frisse duik?
Waarom stortten dichters, studenten, boerenknechten en arbeiders zich
als vrijwilligers vol overgave in een modderige, manschappendecimerende
loopgravenoorlog ‘as swimmers into cleanness leaping’.29 Plichtsbesef alleen is
niet genoeg, is soms zelfs een façade voor de sluimerende wil los te breken. Los
waarvan dan? Wells geeft daar een aardig antwoord op in The World set Free:
He sat down on a seat and became aware of the two people next to him. It was the talk of a young couple evidently on the eve of marriage. The man was congratulating himself on having regular employment at last; ‘they like me’, he said, ‘and I like the job. If I work up – in’r dozen years or so I ought to be gettin’ somethin’ pretty comfortable. That’s the plane sense of it, Hetty. There aint’t no reason whatsoever why we shouldn’t get along very decently – very decently indeed.’ The desire for little success amidst conditions securely fixed! So it struck upon Holsten’s mind. He added in his diary, ‘I had a sense of all this globe as that…’ (…) He reassured himself against the invasion of this disconcerting idea that he was something strange and inhuman. Man had not always been thus; the instincts and desires of the little home, the little plot, was not all his nature; also he was an adventurer, an experimenter, an unresting curiosity, an insatiable desire. For a few thousand generations indeed he had tilled the earth and followed the seasons, saying his prayers, grinding his corn and tramping the October winepress, yet not for so long but that he was still full of restless stirrings…‘If there had been home and routine and the field,’ thought Holsten, ‘there have also been wonder and the sea.’30
Civilisatie en de wens daarmee te breken zijn kennelijk complementair, kunnen
slecht zonder elkaar. In een volstrekt primitieve bestaansvorm is een breuk
onmogelijk, er bestaat simpelweg geen concept dat gebroken kan worden. Pas
als er een concept ontstaat, en daarmee betekenisgeving – een wereld zoals
ze gedacht wordt – en inherent daaraan codes, gemeenplaatsen, richtlijnen,
discoursen, culturele categorieën, hiërarchieën en allerlei andere impliciete
begrenzingen van de civiele wereld, pas dan is er iets om voor weg te vluchten.
En juist deze mogelijkheid maakt beschaving dynamisch. Des te begrensder en
ordelijker het concept, des te groter de verleiding.31 Dit niet alleen omdat het
‘concept’ de persoonlijke macht intoomt en zelfbeheersing vereist, maar ook
omdat het het ervaren onecht doet lijken; de gedachte wereld distantieert zich
namelijk van de werkelijke wereld, dat is de paradox van bewustzijn. De gegeven
betekenis (van wat dan ook) is een opgelegde betekenis, civilisatie drogeert de
werkelijkheid, zo schijnt het. Cultivatie – of, home and routine and the field – is
als een web dat steeds dichter wordt geweven.
Mensen willen echtheid ervaren, iets hogers dan het dagelijkse, iets
wezenlijks, zichzelf leren kennen, de wereld begrijpen. Dit lijkt te kunnen door
het dagelijkse, het conceptuele web te doorbreken, door discontinuïteit te
stichten, persoonlijk of maatschappelijk. ‘The real trouble of life isn’t that we
Skript Historisch Tijdschrift 32.3
138
exist – that’s a vulgar error; the real trouble is that we don’t really exist and we
want to. That’s what this – in the highest sense – much stands for! The hunger to
be – for once – really alive – to the fingertips. (H.G. Wells, Tono-Bungay 1909).’32
Zolang er een concept bestaat lijkt men niet echt te leven.
Wells zijn enthousiasme verklaard
All my life has been at bottom, seeking, disbelieving always, dissatisfied always, with the thing seen, the thing believed, seeking something in toil, in force, in danger something whose name and nature I do not clearly understand, something beautiful, worshipful, enduring, mine profoundly and fundamentally, and the utter redemption of myself; I don’t know – all I can tell is that it is something I have ever failed to find.33
Langzaamaan wordt door citaten als bijvoorbeeld deze uit Tono-Bungay, een
roman uit 1909 over frustraties door sociale hiërarchieën, duidelijk waardoor
Wells zich mee liet slepen. Hij herkende de oorlog onbewust als een thema waar
hij in de jaren voorafgaand aan 1914 veelvuldig over schreef. Dit valt goed aan
te tonen door zijn schrijven te vergelijken met de oorlogsrede van de Engelse
minister van Financiën (en vanaf 1915 minister van Oorlog), David Lloyd George.
Deze rede is juist zo betekenisvol vanwege haar retorische element. Het oogmerk
van deze rede is de morele articulatie van de betekenis van de Grote Oorlog,
een legitimatie van de geschiedenis die op dát moment geschreven wordt. Lloyd
George verplaatste zich als politicus en als retoricus ongetwijfeld zo goed als hij
kon in dat momentum. Hij vroeg zich af: wat maakt deze politieke aardbeving
aanvaardbaar?34 Impliciet – en wellicht onbewust – poogde hij, om dat doel te
bereiken, verscheidene ideeën en gevoelens die toen broeiden samen te vatten in
één enkele rede, en tot besluit zelfs in één alinea. Hij besloot zijn rede namelijk
met de volgende woorden:
139
May I tell you in a simple parable what I think this war is doing for us. I know a valley in North Wales, between the mountains and the sea. It is a beautiful valley, snug, comfortable, sheltered by the mountains, from all the bitter blasts. But it is very enervating, and I remember how the boys were in the habit of climbing the hill above the village to have a glimpse of the great mountains in the distance, and to be stimulated and freshened by the breezes which came from the hilltops, and by the great spectacle of their grandeur. We have been living in a sheltered valley for generations. We have been too comfortable and too indulgent, many, perhaps, too selfish, and the stern hand of Fate scourged us to an elevation where we can see the great everlasting things that matter for a nation – the great peaks we had forgotten, of Honour, Duty, Patriotism, and, clad in glittering white, the great pinnacle of Sacrifice pointing like a rugged finger to Heaven. We shall descend into the valley again: but as long as the men and women of this generation last, they will carry in their hearts the image of those great mountain peaks whose foundations are not shaken, though Europe rock and
sway in the convulsions of a great war. (Enthusiastic and continued applause.)35
Deze allegorie behaagde Wells ongetwijfeld. Dit omdat de tekst nauwgezet
aansluit bij verlangens waar Wells over schreef. Verlangens die kennelijk
herkenbaar waren voor zijn lezers, en ondanks talrijke verschillen in opvattingen
gedeeld werden door allerlei andere auteurs.
In het dal van Lloyd George is het vreselijk saai. Het personage van Wells in
Tono-Bungay wil het liefst echt leven ‘to the fingertips’. Dat lijkt pas mogelijk als
hij uit dat beschutte dal klimt, want in die veilige omgeving zal hij nooit precies
vinden wat hij zoekt, namelijk: ‘something beautiful, worshipful, enduring, mine
profoundly and fundamentally, and the utter redemption of myself’. Dat zoekt hij
immers juist in ‘toil, in force, in danger’, het is iets ‘whose name and nature I do
not clearly understand’. Alleen het onbekende – of onbeschutte – maakt het leven
spannend, avontuurlijk, de moeite waard.
Wells vraagt: ‘will you be moral and your species, or immoral and yourself?’
Het antwoord van Lloyd George zou wellicht zijn: in deze oorlog ben je jezelf
én moreel. De hoge toppen die het dal beschutten kunnen gezien worden als
metaforen voor de ‘implicit bounds’ ontsproten uit ‘morality’, civilisatie en
decadentie waarover Wells schrijft. Die begrenzingen zijn echter niet absoluut
want ‘the instincts and desires of the little home, the little plot, was not all
his nature’. Wells en Lloyd George zijn het er over eens dat de hoogten niet
onoverwinbaar zijn, en dat schier onneembare muren in werkelijkheid gemaakt
zijn van papier, en desgewenst instorten als kaartenhuizen. In 1910 schreef Wells
reeds in The history of Mr. Polly:
But when a man has once broken through the paper walls of everyday circumstance, those insubstantial walls that hold so many of us securely prisoned from the cradle to the grave, he has made a discovery. If the world does not please you, you can change it. Determine to alter it at any price, and you can change it altogether. 36
De zelfbeheersing die vereist is om te kunnen functioneren in het dagelijkse
leven was frustrerend, omdat ergens aan de horizon een alternatief gloorde.
Een geloof had zich geworteld in Wells dat de mensen aan de vooravond van de
Eerste Wereldoorlog misschien inderdaad – zoals Lloyd George suggereerde –
uitverkoren waren om de wereld te redden. ‘Things are on the move now, as for
a century they may never be again’. Het offer dat gebracht moest worden, bracht
hij bereidwillig. ‘Such a procedure may be sanguinary, but it is just the common
sense of the situation.’ Wells kreeg er iets onweerstaanbaars voor terug, namelijk
het gevoel deel uit te maken van iets dat boven al het andere uitstijgt. Boven het
Skript Historisch Tijdschrift 32.3
140
dagelijkse en het persoonlijke. Iets glorieus dat zich manifesteerde in een oorlog.
De oorlog was subliem en daarom de moeite waard, verdere legitimatie was niet
nodig. In The World Set Free formuleert Wells dit sentiment: ‘“It has begun”, he
writes in his diary in which these things are recorded. “It is not for me to reach
out the consequences I cannot foresee. I am a part, not a whole; I am a little
instrument in the armoury of Change.”’37
Conclusie
Rationele redenen om de Eerste Wereldoorlog verheugd te verwelkomen had
H.G. Wells niet. Volgens Wells was zijn oorlogsstemming ‘(…) inconsistent
with my pre-war utterances and against my profounder convictions.’ Deze
uitspraak is zonder twijfel welgemeend, maar desalniettemin dubieus. Pas na de
oorlog strookte zijn enthousiasme niet met profounder convictions. De oorlog
deed zijn denken veranderen en vervaagde het ideologische perspectief dat de
voedingsbodem vormde van zijn aanvankelijke idee, dat de oorlog een sprong
voorwaarts inhield. Dit idee maakte hem blind voor de schaduwzijden van
oorlog. Bovendien doen citaten uit zijn vooroorlogse romans sterk vermoeden
dat zijn verheerlijking van de oorlog geenszins in strijd was met pre-war
utterances. Hij schreef over het beschutte dal waar Lloyd George later over zou
spreken, en over de irrationele drang dat dal te verwerpen. Wells zag dat dal net
als Lloyd George als gezapig en ingedut. Een dal van ordelijkheid, gezelligheid,
beleefdheid, scholen, universiteiten, kappers, koffiehuizen en cafés. Dit dal deed
verlangen naar hoogtes waar vaste ondergrond geen vanzelfsprekendheid was,
waar een val binnen de grenzen van de macht lag. Verwonderlijk is het daarom
allerminst dat Wells de zomer van 1914 beleefde als een bevrijding en meegevoerd
werd door een golf van oorlogsbezieling. Hij was niet de enige.
141
Noten
H.G. Wells, Experiment in autobiography (Londen 1934) 678.
2
Ibidem.
3
Ibidem, 667.
4
R. Stromberg, Redemption by war, the intellectuals and 1914 (Lawrence KA, 1982).
5
M. Eksteins, Rites of spring, the Great War and the birth of the modern age (Boston 1989). Met dit werk won Eksteins de Ferguson Award, en de Tillium Book Award.
6
D.C. Smith, H.G. Wells, desperately mortal (Yale 1986) 221. Oorspronkelijk uit essay ‘The war that will end war’.
7
D.C. Smith ed., The correspondence of H.G. Wells 2 1904-1918 (Londen 1998) 379. Brief werd geplaatst in de Labour Leader op 3 september 1915.
8
Ibidem, 377. Brief werd geplaatst op 21 augustus 1914. in de Daily News.
9
Ibidem.
10
Ibidem.
11
Ibidem, 391. Brief werd geplaatst in The Times op 25 oktober 1914.
12
H.G. Wells, Experiment in autobiography, 669. Wells verwijst hier naar twee essays die hij in deze periode schreef: ‘the war war that will end war’ en ‘war for civilisation’.
13
Ibidem, 666.
14
Ibidem, 668.
15
Definitie ideologie van Antoine Destutt de Tracy.
16
J.W. Burrow, The crisis of reason, 1848-
1914 (Yale 2000) 253.
17
M. Eksteins, Rites of spring, 237.
18
Vergelijk J. Joll, ‘The mood of 1914’, 215: ‘The mood of 1914 must be seen partly as the product of a widespread revolt against the liberal values of peace and rational solutions of all problems which had been taken for granted by
1
many people for much of the nineteenth century.’
19
L.R. Anderson, Bennet, Wells and Conrad, 137.
20
M. Eksteins, Rites of spring, 77.
21
H.G. Wells, The world set free (Londen 1988, origineel 1914) 56.
22
Ibidem, 39.
23
E. Runia, ‘Into Cleanness Leaping’ History & Theory (in press) 14. Runia formuleert dit als volgt: ‘Vertigo may feel like ‘the fear to fall’, but in reality it is – according to psychoanalysis – a wish to jump, covered by a fear to fall.’ Overigens bestaat angst in een vliegtuig natuurlijk eveneens, dit moet echter gezien worden als een ander psychologisch fenomeen.
24
De term into cleannness leaping is afkomstig uit een gedicht van Rupert Brooke.
25
Ibidem, 12-13. Namelijk de Wilson/
Nisbett thesis. Runia schrijft hierover: ‘It consist of two parts. The first part is, among psychologists, hardly challenged anymore: many of our judgements, feelings, thoughts and actions are brought about by the adaptive unconscious. The second part of the Wilson/Nisbett however is still a bit controversial This second part is, in the words of Wilson, that ‘because people do not have conscious access to the adaptive unconscious, their conscious selves confabulate reasons for why they responded the way they did.” Put differently: though our consciousness may not be very good in controlling our actions, it is extremely good in inducing the belief that we do what we do because we have good reasons to do so.’
Skript Historisch Tijdschrift 32.3
142
Idem (Deze alinea is een samenvatting en interpretatie van Runia’s gehele essay p. 1-20, citaat p.4)
27
Ik weet niet zeker of ‘emotie’ exact het juiste woord hiervoor is. Wat ik
bedoel is dat de vrij vage realisatie iets – wat dan ook – te willen forceren als een psychologisch fenomeen moet worden gezien; een fenomeen dat met name in de westerse wereld (hoewel, misschien daarbuiten ook wel, maar mijn kennis daarover is niet toereikend) is gecultiveerd doormiddel van literatuur en dergelijke. De vraag in hoeverre deze ‘spronggedachte’ inherent is aan de menselijke psyche, en in hoeverre eerder juist een resultaat van cultivatie ervan, is denk ik eerder het terrein van psychologisch of/en biologisch onderzoek; ik heb niet de illusie die vraag hier te kunnen beantwoorden.
28
R. Wohl, The generation of 1914, 90. Overigens is het natuurlijk niet te staven of Brooke inderdaad die innerlijke overtuiging had. Dat hij echter koos voor zulke woorden om 'zijn situatie te beschrijven, daar gaat het mij hier om.
29
R. Brooke, The collected poems (Londen 1987) 312. Het gedicht Peace schreef Rupert Brooke in 1914.
30
H.G. Wells, The world set free, 30-32.
31
Vergelijk R. Musil, Der Mann ohne Eigenschaften (Hamburg 1952, origineel 1930-1942) 465: ‘Irgendwie geht Ordnung in das Bedürfnis nach Totschlag über’, en Runia’s opmerkingen daarover in ‘Into cleanness leaping’, 1-4.
32
L.R. Anderson, Bennet, Wells and Conrad, 144.
33
H.G. Wells, Tono-Bungay (Londen
26
143
1946, origineel 1909) 196.
34
Althans, dit in de veronderstelling dat Lloyd George zelf deze rede schreef, hetgeen er niet werkelijk toe doet
(tenminste voor het doel dat ik in dit essay nastreef).
35
http://www.archive.org/details/
greatwarspeechde00lloyuoft.
36
L.R. Anderson, Bennet, Wells and Conrad, narrative in transition, 152.
37
H.G. Wells, The world set free, 32.