Boeken 2 april 2014 11 In de voetsporen van Spinoza Wij in de Nederlanden mogen gerust fier zijn op onze kunstschilders - Bosch, Rubens, Vermeer, Mondriaan, Ensor… -, die de hele wereld ons benijdt. Maar ook op onze filosofen Spinoza, Erasmus, Bolland en Cornelis Verhoeven mogen we gerust fier zijn. En op geleerden als Simon Stevin, Hugo de Groot (Grotius) en de grote historicus Johan Huizinga. Sinds de late jaren negentig ontstond zelfs een nieuwe rage: de vernieuwde belangstelling voor de nochtans moeilijke geschriften van Spinoza, die zowel in het Latijn als in het Nederlands schreef. Het is de grote verdienste van Rudi Rotthier (Sint Niklaas, 1957), een Vlaamse journalist en onvermoeibare wereldreiziger, dat hij een zeer leesbaar boek schreef over het leven en de geestelijke arbeid van Baruch de Spinoza (Amsterdam, 1632 - Den Haag, 1677) die door zijn joodse gemeenschap werd geëxcommuniceerd en die nu meer dan ooit in Europa als één van de belangrijkste denkers wordt gezien. Auteur Rotthier reisde echt in het voetspoor van die bescheiden (hij werkte als lenzenslijper) maar streng wetenschappelijke man (hij was ook wiskundige en natuurkundige) die al bij al niet zo lang leefde en over wie niet heel veel bekend is. Zijn biografie bevat veel hiaten, maar zijn geschriften worden nog altijd gelezen, bestudeerd en becommentarieerd. Toch is de auteur van dit boek, De naakte perenboom. Op reis met Spinoza, geen dor filosoof of theoloog, geen trouwe exegeet of een volgeling van de humanist die weliswaar leefde in de joods-christelijke sfeer, maar toch een onderscheid maakte tussen het Bijbelse en het filosofische Godsbeeld. De Duitse filosoof Gottfried Leibniz (Leipzig, 1646 - Hannover, 1716) was een tijdgenoot van Spinoza en zocht hem op in Nederland, waar Leibniz zelfs probeerde zijn geschriften te lezen en te kopiëren (niet als letterdief, maar als bewonderaar). Aangename lectuur Als eerste kennismaking met Spinoza biedt dit boek zeer aangename lectuur met verrassende ontmoetingen, spitante anekdotes en leerzame bemerkingen in de rand. Ook de historische omgeving en context waarin Spinoza leefde, kan de auteur goed oproepen. Laten we niet vergeten dat de zeventiende eeuw in Nederland bekend staat als de Gouden Eeuw. Eén voor ons in de Zuidelijke Nederlanden allicht belangrijk citaat uit het tweede hoofdstuk, ‘Het verhaal van twee torens’, laat ik hier volgen: “Willem II, de jeugdige prins van Oranje, had zich in 1648 gekant tegen de Vrede van Münster die een einde stelde aan de Tachtigjarige Oorlog (hij vond dat de Republiek beter kon doorvechten tegen Spanje, en proberen de Zuideljijke Nederlanden te heroveren), en hij ergerde zich, toen de vrede dan toch niet voorkomen kon worden, aan de eenzijdige beslissing van Holland en de stad Amsterdam om het leger, waarvan hij de bevelhebber was, drastisch af te slanken.” En zo maakt Rotthier zijn boek zeer aangenaam om lezen. Hij werpt zich niet op als een saaie filosoof en ook niet als een spinozist, maar brengt de vele discussies en disputen weer tot leven. Nationaalsocialisme?! Zo komt hij in het zestiende hoofdstuk ‘Onweerstaanbaar’ (p. 256- 273) van zijn zeer merkwaardig boek, ik herhaal het nogmaals, bij een zoveelste verrassende ontmoeting met dr. Wim Klever (die niet minder dan drie boeken over het fenomeen Spinoza schreef) die als voormalig polemist – en wel zeer ver van het politiek correcte denken – onder meer volgende boude uitspraak doet in verband met het denken van Spinoza over de politiek en de samenleving. Ik citeer eerst Rotthier (p. 271): “Klever doet niet aan politiek correct. Zo haalt hij de term ‘nationaalsocialisme’ boven om het ideeëngoed van Spinoza en Van den Enden samen te vatten. Hij wil uiteraard niet beweren dat de auteurs met de nazi’s vergeleken kunnen worden, maar wel dat ze nationalistische en socialistische elementen in hun denken verenigen.” En wat verder Klever (p. 272 en 273): “Spinoza, en dat hebben ze me kwalijk genomen, vooral in Israël, is een nationaalsocialist. Zijn nationalisme ontstaat door socialisme, en zijn socialisme door middel van nationalisme. Je kunt geen sterke natie hebben tenzij je solidariteit schept, en het algemeen belang dient. En je kunt geen goede socialist zijn zonder natie. Anders drijft alles weg in kosmopolitische vaagheid.” Deze citaten om aan te tonen hoe leesbaar en toch relevant dit boek over Spinoza wel is, en verder geen commentaar, want onze lezers zullen wel beseffen dat de wonderen nog niet uit de wereld zijn. Dit pretentieloze boek is een ware verrassing, en dit van een schrijver die tot in 1989 journalist was voor het sectaire dagblad De Morgen. Gelukkig schrijft hij nu goede boeken die een nieuw licht werpen op de duisternis die ons De brave Hendrik (soms) omringt. * De naakte perenboom, Op reis met Spinoza, Rudi Rotthier, Amsterdam/Antwerpen, Atlas Contact, 2013, 394 blz., 21,95 euro, ISBN 978 90 450 2552 0. Leven van Rob van Roosbroeck eindelijk geboekstaafd Armand van Nimmen, “Rob van Roosbroeck en tijdgenoten: het verdriet van Vlaanderen”. Gent, Academia Press, 2014. Ill., 449 blz. gen., 35 euro. ISBN 978 90 3822 278 3 Rob van Roosbroeck (1898-1988) was niet alleen een historicus met naam en faam, ook buiten die discipline maakte hij in het interbellum en tijdens de bezettingsjaren naam, onder meer als voordrachtgever en opiniemaker. Zijn leven werd eindelijk geboekstaafd door biograaf Armand van Nimmen, die decennialang in de Verenigde Staten van Amerika woonde, en de laatste jaren in Wenen waar hij aan de universiteit doceerde. Hij typeert zijn onderwerp als iemand met veel zin voor “geschiedenis, gepaard met een gevoelen voor dichtkunst, in dienst gesteld van vriendschap en trouw” (bladzijde 255). Voor zijn biografie deed Van Nimmen jarenlang onderzoek. Hij keerde als het ware iedere steen om waar hij ook maar een spoor van Van Roosbroeck meende te kunnen vinden. Daarnaast stelde hij een zo adequaat mogelijke bibliografie van zijn onderwerp op. Een schier ondankbare taak, als je weet dat de Willem van Oranje-specialist in zijn lange leven een paar duizend boeken, brochures, artikels en recensies onder tientallen schuilnamen heeft geschreven. Van Roosbroeck bezat een tomeloze energie en een bijzonder scherpe geest, die het hem mogelijk maakte vlug te schrijven. Terecht besteedt auteur Van Nimmen veel aandacht aan het historische werk van de gebiografeerde. Zo was hij in de jaren dertig van vorig eeuw belast met de hoofdredactie van de zesdelige “Geschiedenis van Vlaanderen” en in de jaren zeventig bezat hij een ruim aandeel in het tot stand komen van de vijftiendelige “Twintig Eeuwen Vlaanderen”. Daarnaast publiceerde hij meerdere boeken over de 16de en de 17de eeuw (Willem van Oranje, Marnix van Sint-Aldegonde, de migratie vanuit Vlaanderen naar Nederland en Duitsland). “Doorwinterde collaborateur” Na het behalen van zijn diploma van onderwijzer, in de zomer van 1917, vond Rob van Roosbroeck onmiddellijk werk. Tevens was hij betrokken bij het Antwerpse activisme. In 1918-1919 was hij een overtuigd antiklerikaal en stond hij het dichtst bij radicaal socialistische middens. Het was trouwens dankzij zijn contacten in die middens (Camille Huysmans!) dat hij kort na de oorlog en zijn schorsing weer een betrekking in het onderwijs vond. Binnen de met het communisme sympathiserende Clarté-groep gold Van Roosbroeck als een idealistisch pacifist. Als voordrachtgever (Volkshoogeschool Herman van den Reeck), journalist (“Volk en Staat”) en pamflettist bouwde hij een sterke reputatie op. Goede vrienden van hem waren onder meer Wies Moens, Herman Vos en Ward Hermans. Tijdens de Duitse bezetting was Van Roosbroeck actiever dan ooit. Door zijn engagement in de DeVlag en bij de Vlaamse SS kreeg hij meerdere hoge functies aangeboden. Hij was professor in Gent, scholingsleider van de SS, oorlogsschepen van Onderwijs in Antwerpen en leider van het ambt van opvoeders van de DeVlag. Zijn biograaf noemt hem een “doorwinterde collaborateur (die) verblind was door het regime en ook hier en daar zelf verviel in antisemitische diatribe”. Uitgebreid tracht hij een antwoord te vinden waarom de overtuigde Vlaams-nationalist en GrootNederlander zich uitgerekend bij de anti-Dietse SS engageerde. Van Nimmen zoekt Van Roosbroecks handelswijze enerzijds bij eerzucht en ambitie, anderzijds verklaart hij zijn gedrag uit “verbolgen wrok” en “verblinde liefde” voor Vlaanderen. Maar, geeft de biograaf ruimhartig toe, Van Roosbroecks gedrag zal voor altijd een “gedeeltelijk onopgelost raadsel” blijven. Na de oorlog werd Van Roosbroeck bij verstek ter dood veroordeeld. Vrienden en familie zorgden voor hem. Zeven jaar zat hij ondergedoken bij het gezin van Albert van der Poel in Nederland. In 1954 zorgde professor Pieter Geyl ervoor dat Van Roosbroeck zich in Nederland vrij kon verplaatsen en een verblijfvergunning kreeg. Om in zijn levensonderhoud en dat van zijn gezin te voorzien, schreef hij als een razende. Zo schreef hij onder diverse pseudoniemen 28 “Vlaamse Filmkens”, werkte hij mee aan damesbladen, vertaalde boeken van Sven Hedin en Knut Hamsun, en schreef hij zelfs een heuse meisjesroman, “Truie van het tolhuis” (1955). In de jaren zestig en zeventig publiceerde hij een kleine reeks historische werken. Dankzij zijn Duitse vrienden (Franz Petri, Alfred Toepfer e.a.) genoot hij in Duitse academische middens een stevige reputatie. Armand van Nimmen leverde ons een uitstekend en rijkgevuld levensverhaal, en hij oordeelt nergens. Wel begrijp ik niet goed waarom hij zijn boek als ondertitel “Het verdriet van Vlaanderen” meegaf. Ook blijft Van Roosbroecks gezinsleven haast volledig onderbelicht. De eindnoten bevatten heel wat aanvullende informatie op de eigenlijke tekst. Het boek vergt van de lezer de nodige aandacht en concentratie, maar verveelt nergens. Hier en daar ontsieren germanismen (‘attentaat’, “adelige tante”…) de lectuur, maar dat zijn pindanootjes vergeleken bij de hoeveelheid aan nieuwe gegevens die je voorgeschoteld krijgt. Een stevige aanwinst! Maekeblyde
© Copyright 2024 ExpyDoc