Joost Kampen op Managementboek.nl

Joost Kampen op Managementboek.nl
De werkelijkheid in organisaties
Dit boek is een 'must' voor iedere veranderaar: de werkelijkheid in organisaties krijgt taal. Het is
een basisboek voor het begrijpen van het alledaagse organisatieleven. In dit boek worden een
aantal basislessen uit de organisatiekunde kort samengevat zoals complexiteit van organisaties
(hoofdstuk 2.1) en cultuurspecifieke organiseerprincipes (hoofdstuk 2.2) en wordt gewaarschuwd
voor niet ter discussie staande organiseerprincipes (hoofdstuk 2.3). Hiermee maken de auteurs de
opstap naar 'wat er nog meer is in organisaties'. Dit noemen zij met gevoel voor understatement:
het ondertussen.
'Ondertussen is iets wat er is, terwijl we er geen aandacht voor hebben' (p.11) en 'Ondertussen is de
nabije ruimte waar je aandacht niet naar toe gaat, maar wel dingen gebeuren die jou en je
handelen beïnvloeden' (p.12). De betekenis van ondertussen komt nog het meest overeen met het
Engelse 'in the meantime'. Dit boek is breder en conceptueel nog rijker dan hun vorige boek
onveranderbaarheid van organisaties: ondertussen speelt niet enkel in tijden van geplande
verandering. Ondertussen is er altijd en is de keerzijde van alle intentioneel handelen in
organisaties. Daarmee past het boek -onbedoeld- in de traditie van Cor Lammers, die sprak over de
desmaskeerlust van de socioloog. De auteurs onthullen een aspect van het functioneren van
organisaties dat zij een schaduwsysteem noemen.
Van Oss en van 't Hek waarschuwen dat het geen 'to do' boek is: de narratieven brengen het begrip
ondertussen beeldend tot leven en laten ook voldoende ruimte voor eigen fantasieën omtrent de
werkelijkheid in organisaties. Toch is het vooral een boek om verschijnselen in organisaties beter te
begrijpen: dat is ook niet verwonderlijk als je weet dat de beide auteurs veranderaars zijn die vaak
als interim een veranderopdracht uitvoeren. In die praktijk gebeurt er 'ondertussen' veel dat de
uitvoering van die veranderopdracht kan beïnvloeden. 'Ondertussen' is in zichzelf geen object van
interventie, de auteurs spreken zelf van een indirecte benadering. Misschien is dit iets te
bescheiden: het onthullen van het ondertussen is een interventie die heftige reacties kan oproepen,
want mensen voelen zich betrapt wanneer ze bezig zijn te ondermijnen zoals de 'stoelpootzagende
kaderleden' op p.51.
De werkelijkheid in organisaties wordt beschreven met veel passie en het knappe is dat de auteurs
niet oordelen terwijl tegelijkertijd klip en klaar is dat zij niet tot de 'modellenbureau's' en de 'blije
eikels' onder de veranderaars behoren. Het boek zit vol met prachtige casuïstiek die pakkend wordt
beschreven zoals in de casus over dynamiek in de vakbonden met eerdergenoemde kaderleden. Of
waar invloed op de ander wordt beschreven met een zinsnede als 'vrijmoedig winkelen in de
waarheid' (p.84) danwel het onderscheid tussen coulissen en toneel met als illustratie dat 'op de WC
ter plekke een coalitie kan ontstaan'. Denk hier even aan de actualiteit waar VVD, CDA, D66,
Groenlinks en ChristenUnie binnen 2 dagen een akkoord sloten. Hoeveel ontmoetingen tijdens het
WC bezoek zouden er hier hebben plaatsgevonden? Maakt de PvdA wellicht van een andere
toiletgroep gebruik? Paul Valens geeft in zijn intermezzo een prachtige beschrijving van liegen voor
je werk. Dit is een voorbeeld van een aspect van de organizational reality dat iedere veranderaar
kent maar slechts zelden in een rapportage te vinden zal zijn: 'het hoofd P&O heeft gelogen om zijn
hachje te redden'.
Het boek start met een verkenning van het begrip ondertussen en hoe dit vormt krijgt in
organisaties. Dan maken de auteurs onderscheid in het individuele ondertussen en het sociale
1 ondertussen. In hoofdstuk 5 wordt de dynamiek tussen theorie, ideaal en werkelijkheid van alledag
behandeld met ondertussen als resultante. Hier komt alles samen en hier wordt een belangrijke
stap gezet naar een werkzaam organisatieconcept: zie de figuur op p.136 in de vorm van een
driehoek. Dit hoofdstuk had mijns inziens een plaats vooraan in het boek mogen hebben: dit is het
concept, de aanzet tot de theorie. In hoofdstuk 7 wordt een handzaam repertoire aan theorieën en
modellen beschreven om het concept ondertussen beter te begrijpen en te hanteren. Dit komt op
deze plaats in het boek als een handreiking voor de praktijk terwijl het meer een theoretische
uitwerking van het concept ondertussen betreft en daarmee het fundament onder de driehoek uit
hoofdstuk 5.
De bijdragen van andere auteurs passen naadloos bij de conceptuele opbouw van het ondertussen in
organisaties. Ook hier, op een enkele uitzondering na zoals in de bijdrage van Ber Damen, geen
verkondigingen van een nieuwe heilsleer voor organisatieverandering. De kwestie 'hoe kun je als
veranderaar gevoeliger worden voor het ondertussen' wordt aangestipt in de bijdrage van gastauteur
Joep Schrijvers in zijn bijdrage waar hij wijst op het begrip serendipiteit. Je zoekt iets en vindt iets
anders. Je neemt iets waar waar je niet op hebt gerekend. Daar ben je verrast over en je gaat er
iets mee doen. Dit verdient nadere uitwerking in relatie tot het concept ondertussen. In het
slothoofdstuk wordt daar een begin mee gemaakt zoals in 'de mensen die weten hoe het werkt'
(hoofdstuk 8.5).
De doorgewinterde organisatieveteraan, waar ik de auteurs beide toe reken, weten uit ervaring
waar 'tussenruimtes' kunnen zitten in organisaties, zij herkennen situaties in het ondertussen, zij
herkennen de verschijnselen die wijzen op een levendig ondertussen. Door deze ervaring te delen
kan de gevoeligheid voor het ondertussen worden vergroot.
Tot slot een kritische kanttekening die voortkomt uit een wens naar meer. Het begrip ondertussen
verdient nadere conceptuele en theoretische uitwerking: wie wil er een promotieonderzoek aan
wijden? Voorts blijft bij mij als veranderaar de wens bestaan naar de vraag 'hoe maak je het begrip
ondertussen hanteerbaar en intervenieerbaar'. Dat verdient aandacht bijvoorbeeld door
methodische reflectie op het handelen van veranderaars die de 'organizational reality' als
vertrekpunt nemen in plaats van organisatiekundige modellen.
Het boek heeft op mij het door de auteurs gehoopte effect gehad: mijn fascinatie voor de
werkelijkheid in organisaties is aanzienlijk verrijkt en toen ik eenmaal met lezen begon kon ik niet
meer stoppen. Toegegeven, het hoofdstuk van Harrie Regtering heb ik twee maal moeten lezen: dit
is een hersenkraker.
Dr.Joost Kampen is als veranderaar verbonden aan Van de Bunt en docent bij SIOO. Hij is auteur van
het boek 'Verwaarloosde organisaties' (Kluwer, 2011).
2