Voorlopig verslag - De Raad van de Vlaamse

STUK 554 (2014-2015) – Nr.1
Voorlopig verslag
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
DE RAAD
ZITTING 2014-2015
3 MAART 2015
INTEGRAAL VERSLAG
VRAGEN OM UITLEG EN VRAAG
Commissie voor Onderwijs en Vorming
van dinsdag 3 maart 2015
Hebben aan de werkzaamheden deelgenomen:
Vaste leden: de heer Bruno De Lille, voorzitter, de heer Fouad Ahidar, de heer Paul Delva
mevrouw Liesbet Dhaene
Verontschuldigd: mevrouw Khadija Zamouri
1321
-2INHOUD
1. Mededeling van de commissievoorzitter
2. Vragen om uitleg (R.v.O., art. 60)
-
Vraag om uitleg van de heer Bruno De Lille aan de heer Guy Vanhengel,
collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken,
betreffende de vergroening van speelplaatsen
-
Vraag om uitleg van de heer Paul Delva aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter
bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, over de NT2mogelijkheden voor ouders op school
3. Vraag (R.v.O., art. 59)
-
Vraag van de heer Paul Delva aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd
voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, over de steun voor
Schakelscholen
4. Regeling van de werkzaamheden van de Commissie
-31.
Mededeling van de commissievoorzitter
Het Uitgebreid Bureau heeft in januari 2015 beslist dat de verslagen van de interpellaties,
vragen en vragen om uitleg die in Commissie worden afgehandeld, op dezelfde woordelijke
manier dienen te worden opgesteld als het Integraal Verslag van de plenaire vergadering.
Dat betekent dat enkel de audio-opname van de vergaderingen wordt gebruikt als basis voor
het verslag. Dit vergt een strenge discipline van alle sprekers inzake het gebruik van de
microfoons in de vergaderzalen.
Indien de microfoon niet aanstaat, kan het gesproken gedeelte niet woordelijk worden
weergegeven in het verslag en wordt dit ook zo vermeld in het verslag.
Alle sprekers hebben er in het belang van een grondig verslag baat bij hun microfoons
nauwgezet te gebruiken.
2.
Vragen om uitleg
Voorzitter: mevrouw Liesbet Dhaene
Vraag om uitleg van de heer Bruno De Lille aan de heer Guy Vanhengel,
collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken,
betreffende de vergroening van speelplaatsen
De heer Bruno De Lille (Groen): Schoolspeelplaatsen zijn meestal grijs, saai, verhard. Niet
meteen de ideale plek om te ontspannen of creatief te zijn. Nochtans kan een doordacht
aangelegde speelplaats, volgens verschillende studies, een positief effect hebben op de
leerlingen: gevarieerde speelkansen geven, contact met de natuur verzorgen, minder verveling
veroorzaken en daardoor minder negatief gedrag zoals pesten veroorzaken. Ook in het kader
van een Brede School, kan een groene, avontuurlijke speelplaats alleen maar een pluspunt
zijn. Als we onze scholen meer openstellen, kan de buurt daar ook meer mee winnen.
Een aantal schooldirecties en oudercomités hebben zin om werk te maken van een groene
speelplaats. Een mooi voorbeeld is de speelplaats van Sint-Joost-aan-zee, waar ouders
aanvullend op de renovatiewerken aan de school een project indienden voor de vergroening
van de speelplaats bij de Koning Boudewijnstichting en Cera. Voor heel wat scholen en
ouders blijft het echter bij dromen of plannen omdat ze bang zijn voor veiligheidsnormen, niet
goed weten welke beplanting te kiezen of waar de subsidies te halen. Er is nood aan
begeleiding, niet alleen aan financiële ondersteuning, maar ook aan concrete tips en
begeleiding.
Beetje bij beetje komt er meer ondersteuning. De provincie Vlaams-Brabant lanceerde
bijvoorbeeld een projectoproep ‘vergroening van de speelplaats’. In oktober 2014 lanceerden
een aantal privépartners, met name ARGUS, Klasse, KBC en Cera, eveneens een
projectoproep, ‘Pimp Je Speelplaats’ heet het project. Inschrijven kon tot 15 januari 2015.
Het vorige VGC-College maakte eind 2013 werk van een algemeen kader voor het creëren
van een kansrijke speelleeromgeving. Scholen kunnen een dossier indienen om subsidies te
krijgen voor het uitvoeren van infrastructuurwerken aan de speelplaats en de aankoop van
-4vaste of losse uitrusting. Dit alles binnen bepaalde voorwaarden. Vanzelfsprekend moet het
project gebaseerd zijn op een visie gedragen door de school. Aangezien het ook om
pilootprojecten gaat, moet de school bereid zijn een ambassadeursrol te spelen naar andere
scholen toe. Ik juich dit initiatief natuurlijk toe.
Graag kreeg ik wat meer informatie over het budget en de timing.
Welke instrumenten en welk tijdspad heeft u om ervoor te zorgen dat op termijn elke school
een meer creatieve en hopelijk ook groene speelplaats heeft? Welke materiële steun en welke
begeleiding voorziet de VGC?
Wie zijn hierin uw partners? Wat kan bijvoorbeeld FIX vzw, het vroegere schoolinterventieteam, hierin betekenen?
Hoeveel Brusselse scholen hebben een speelplaats die naam waardig? Zijn hier good practices
bij die gebruikt kunnen worden om andere scholen te sensibiliseren en concreet te
ondersteunen?
Zijn er Brusselse scholen die een project hebben ingediend bij de recente oproep van Argus en
Klasse?
Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Een avontuurlijke, goed ingerichte speelplaats geeft
kinderen en jongeren niet alleen de kans om zich uit te leven en te ontspannen, maar zet
natuurlijk ook aan tot creativiteit en leergierigheid en dergelijke meer, wat belangrijk is voor
de ontwikkelingskansen van elk kind. Na een reeks projectwerkzaamheden zoals bv. de
gevels, plassen met klassen, energiezuinige stookinstallaties, enz., startte de VGC in 2013 met
een nieuwe projectmatige aanpak van infrastructuurinvesteringen namelijk het project
‘BuitenSpel’.
Met ‘BuitenSpel’ wil de VGC de creatie van een uitdagende speelplaats en leeromgeving
stimuleren, met oog voor motoriek en zintuiglijke waarneming, natuurbeleving en natuurlijke
spelelementen, de participatie van ouders en buurt en het multifunctioneel gebruik, waaronder
ook voor sport en spel. Dat kan tijdens de schooluren, maar ook in het kader van de Brede
Schoolwerking, de voor- en naschoolse opvang en de speelpleinwerking, waarbij er een brug
wordt gecreëerd tussen school en vrije tijd. De VGC wil van scholen en speelplaatsen de
ontmoetingsruimten bij uitstek maken, de motor van stedelijk beleid in de verschillende
wijken en buurten.
De oproep voor de pilootprojecten ‘BuitenSpel’ werd gelanceerd in 2013. Momenteel lopen
14 pilootprojecten, waarvan 1 in het secundair onderwijs, de andere 13 in het basisonderwijs.
Elk van deze scholen - het directieteam, het leerkrachtenteam en de ouders - ontwikkelt een
visie voor hun speelplaats, zowel infrastructureel als inhoudelijk. Indien de scholen dat
wensen, biedt het Onderwijscentrum Brussel (OCB) inhoudelijke ondersteuning. Zij hebben
good practices, goede voorbeelden en aandachtslijstjes. De administratie van de VGC, AGIOn
en het GO! nemen het infrastructurele voor hun rekening. Zij kijken of alles klopt met de
regels.
Uiteraard is FIX vzw opgenomen in een aantal projecten. De VGC voorziet ongeveer 100.000
euro per project. Dit is geen kleine investering.
-5Het project van de Vlaamse Gemeenschap ‘Pimp Je Speelplaats’ is ons bekend, maar
aangezien de maximumsubsidie slechts 3.500 euro bedraagt, is dit voor ons minder relevant.
Het gaat over niet meer dan wat aanplantingen. Hoewel er 37 Brusselse scholen intekenden,
zal er slechts 1 Brusselse school worden toegelaten.
Het opzet van deze pilootprojecten is om de nodige ervaring en ‘best-practices’ te
verzamelen. Als we het nu doen vanuit de 14 pilootprojecten is het de bedoeling om van
daaruit te gaan leren om ‘Buitenspel’ verder uit te bouwen tot een volwaardige subsidielijn
van de VGC, die zowel de speel-infrastructuur als de pedagogische sterkte van de
speelplaatsen zal versterken. Er wordt momenteel gewerkt aan een subsidielijn en een
subsidiereglement voor alle scholen van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel.
Ik ben benieuwd naar één van de toekomstige projecten: namelijk het project van ’t
Klavertjevier in Brussel Stad. Deze school heeft een megagrote speelplaats, maar is
megalelijk. Het is gewoon een zwarte geasfalteerde vlakte met hier en daar wat gekleurde
lijntjes. Deze speelplaats biedt ongelooflijk veel mogelijkheden omdat ze zo ruim is. Er wordt
nagedacht over wat met deze speelplaats gedaan kan worden. Als het project wordt ingediend
en goedgekeurd, kan men daar met 100.000 euro al iets leuks doen.
De heer Bruno De Lille (Groen): Ik ben blij dat de VGC dit serieus neemt en er serieuze
budgetten voor voorziet. We leven in een tijd waar alle aandacht gaat, en terecht ook, naar de
uitbreiding van de capaciteit. We mogen de leerlingen die vandaag in een school zitten niet
vergeten. Hoe een leerling zich in zijn vel voelt, kan een invloed hebben op zijn hele carrière.
We moeten maken dat onze leerlingen op dit vlak ook in de watten worden gelegd.
Het is inderdaad zo dat veel speelplaatsen zich beperken tot een geasfalteerde vlakte of een
vlakte met betondallen. Je kan hier niet veel verkeerd mee doen, maar je kan er ook helemaal
niets goeds mee doen.
Ik ben blij dat dit project vooruit gaat.
‘Pimp Je Speelplaats’ heeft 37 scholen overtuigd om een projectaanvraag in te dienen, terwijl
het om een heel klein bedrag gaat. Terwijl de VGC maar 14 pilootprojecten heeft. Vanwaar
dit grote verschil? Uiteindelijk zou je denken dat dit omgekeerd zou zijn.
Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Ik denk dat er al makkelijker ingeschreven wordt voor
een kleine verbetering die je ziet. Vandaar dat er zo weinig worden behouden. De ambitie van
‘Pimp Je Speelplaats’ is groot, maar het bedrag is klein.
Een school kan met dit kleine bedrag bv. al de speelplaats herschilderen. Maar dit is zo klein,
waar men dan ook niet op zit te wachten.
De VGC heeft zelf 14 locaties gekozen om uit te leren. Nadien zal er een oproep naar alle
scholen worden rondgestuurd.
De heer Bruno De Lille (Groen): Voor hoeveel projecten is er geld? Ik veronderstel dat dit
niet voor 37 of 38 scholen zal zijn.
-6Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Dat zal ervan afhangen. Jullie weten hoe ik redeneer. Als
er goede dingen zijn, moet je daar geld voor vrijmaken. Dat geld moet dan ook gevonden
worden.
Laten we aannemen dat er 30 goede dossiers zijn. Dan zou dit betekenen dat er 3 miljoen euro
beschikbaar moet zijn. Dit bedrag moet dan ook gezocht worden.
***
Voorzitter: de heer Bruno De Lille
Vraag om uitleg van de heer Paul Delva aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter
bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, over de NT2mogelijkheden voor ouders op school
De heer Paul Delva (CD&V): In Brussel gebeurt er momenteel al heel wat met betrekking
tot het stimuleren van anderstalige inwoners, ouders, om lessen NT2 te volgen. De sturende
kracht hierachter is natuurlijk het Brusselse Huis van het Nederlands. Zij werken in goed
teamverband samen met het Onderwijscentrum Brussel. Ouders kunnen bijvoorbeeld
infosessies krijgen op school waarbij ze gerichte informatie krijgen over het lesaanbod in hun
buurt.
Er zijn daarnaast ook sommige scholen waarin het Huis van het Nederlands in samenwerking
met een CVO lessen NT2 geeft. Dit kan echter enkel wanneer de groep voldoende groot is en
de school een infosessie volgt. Deze lessen zijn aangepast aan de schoolse context, waarbij
het uiteindelijke doel is om de communicatie tussen ouders en de school te optimaliseren. Dit
gebeurt in enkele scholen in Schaarbeek, Koekelberg, Brussel en Etterbeek. Daarnaast is er
ook nog het project Babbelschool, waarbij oefenkansen voor Nederlands op een informele
manier worden aangeboden met als uiteindelijke doel de spreekdurf te verhogen.
In Antwerpen, maar ook in andere steden natuurlijk, bestaat dezelfde vraag naar lessen
Nederlands. In Antwerpen bestaat sinds 2007 het project ‘KAAP’, een interessant project.
Dankzij dit project kunnen ouders Nederlands leren op de school van hun kind, maar het is
een ander concept. De ouderbetrokkenheid wordt erdoor maximaal ontwikkeld. De lessen
worden 2 keer per week aangeboden door een NT2-lesgever. In deze lessen wordt een
specifiek Nederlands jargon aangeleerd, waarmee de ouders de school en leerkrachten beter
kunnen leren kennen, waarmee ze hen beter kunnen aanspreken en waarmee de communicatie
van de school naar de ouders toe begrijpelijker wordt. Het zijn geen algemene taallessen
Nederlands. Het is er op gericht om de communicatie tussen de ouders en de school te
verbeteren. Dit project werd in 2012 geëvalueerd en het wordt tot nu toe verder gezet.
Brusselse scholen worstelen ook met deze communicatie en zetten in op expertise vanuit het
Onderwijscentrum Brussel, die de school vormingen aanbiedt over communicatie met ouders.
-7Dit project ‘KAAP’ gaat echter nog een stap verder, en selecteert samen met de school
geïnteresseerde ouders om deze ‘lespakketten’ te volgen.
Het is ook zo dat bij een eerste contactname tussen de school en de ouders de directie de
ouders aanspreekt over dit project ‘KAAP’. Er is een actieve communicatie vanwege de
directie naar de ouders toe om hen te overtuigen het project te volgen.
Ik vind dit een interessant concept, vandaar mijn vragen.
School-oudercommunicatie is een zeer cruciaal element voor het welslagen van jongeren in
hun schoolse loopbaan. Het OCB zet – en dat is zeker goed – vooral in op wat de school kan
doen om deze communicatie optimaal te laten verlopen. Het KAAP-project heeft een andere
invalshoek en zet ook ouders aan om zich te engageren in het schoolse gebeuren. Dit is een
tweede verschil. Hoe staat de collegevoorzitter tegenover dit project? Is het nuttig om hier in
Brussel eens over na te denken?
Het KAAP-project bestaat, in deze hoedanigheid, niet in Brussel. Is er een mogelijkheid om
dit met de Brusselse partners zoals het Huis van het Nederlands en het Onderwijscentrum
Brussel ook in Brussel te introduceren? Ik begrijp dat er geen dubbel werk gedaan moet
worden.
Ik vond het project zo doelgericht op een problematiek die we allemaal kennen waardoor ik
het nuttig vond om dit in de VGC aan te kaarten.
Collegevoorzitter Guy Vanhengel: KAAP is inderdaad een interessant project waarbij
ouders Nederlands kunnen leren op de school van hun kinderen. Het doel van dit project is,
zoals u aangeeft, de verhoging van de ouderbetrokkenheid op de school van het kind. Het is
een interessant en waardevol project en het heeft heel wat raakvlakken met het bestaande
aanbod binnen het Brussels hoofdstedelijk gewest. Ik kan u trouwens melden dat er reeds
verschillende keren contact is geweest tussen de Brusselse onderwijspartners en KAAP,
waarbij ervaringen en goede praktijken worden uitgewisseld.
De Nederlandstalige scholen in Brussel kunnen voor ondersteuning van taal, taalbeleid,
taalvaardigheid NT2 terecht bij Brusselleer, het Huis van het Nederlands Brussel en het
Onderwijscentrum Brussel. Schoolteams kunnen hun eigen ondersteuningsaanbod
samenstellen op maat van hun school en hun ouders. Deze 3 partners communiceren
gemeenschappelijk via hun eigen communicatiekanalen. Al naargelang waar het thuis hoort
zal men steun krijgen van Brusselleer, het Huis van het Nederlands Brussel en het
Onderwijscentrum Brussel.
Wat doet het Onderwijscentrum Brussel? Schoolteams die de ouders van hun school beter
willen leren kennen, met hen willen samenwerken, kunnen een beroep doen op het
Onderwijscentrum. Dit staat een beetje los van taal.
Het OCB organiseert vormingen voor leerkrachten en directies over ouderbetrokkenheid.
Scholen kunnen ook zelf een ondersteuningsvraag stellen en minstens een jaar samen met een
onderwijsondersteuner werken aan hun visie en praktijk.
Dit staat een beetje los van taal, maar heeft veel te maken met het kosmopolitisch gegeven
waarin we werken met veel verschillende culturen. Als het OCB tussenkomt heeft dit meer te
maken met de manier waarop mensen betrokken worden bij het schoolgebeuren.
-8Wat doet het Huis van het Nederlands Brussel? Met ‘Nederlands voor ouders’ - wat heel erg
lijkt op KAAP - kunnen scholen samen met het Huis werken aan duidelijke schriftelijke en
mondelinge communicatie. Het Huis van het Nederlands helpt hen om wat ze te melden
hebben, zodanig te melden dat het leesbaar en verstaanbaar blijft.
Schoolteams krijgen vorming en gaan aan de slag op basis van bestaand materiaal als brieven,
het schoolreglement, oudercontacten, enz. Daarnaast geeft het Huis infosessies aan
anderstalige ouders over Nederlands oefenen op school en in de buurt en organiseert het
lessen NT2 specifiek voor ouders, in scholen en afgestemd op de schoolcontext.
Wat ‘KAAP’ doet, kan ook door het Huis van het Nederlands gebeuren als men daar het Huis
van het Nederlands voor aanspreekt.
Verder is er de ‘Babbelschool’, waarbij activiteiten worden georganiseerd in de school en
ouders hun Nederlands kunnen oefenen op een ontspannen, niet-schoolse manier.
Tenslotte is er Brusselleer. Inzake taalkennis wordt hier een trapje gezakt. Met het project
‘Mijn kind gaat naar school. Ik ook!’ wil Brusselleer de zelfredzaamheid van laaggeletterde
ouders binnen de school versterken om de schoolloopbaan van hun kinderen zo goed mogelijk
te kunnen ondersteunen. Hier spreken we bijna van alfabetisering of vlakaf van alfabetisering.
Het Nederlands is geen doelstelling meer op zich. Als het Huis van het Nederlands
tussenkomt gaat het over het Nederlands leren. Bij Brusseleer is geletterdheid de eerste
doelstelling.
Het Nederlands is niet meer de eerste doelstelling, maar komt op een geïntegreerde manier
aan bod in de lessencoaching. Komen aan bod: thema’s zoals spelend leren, communiceren
met de school, ICT en digitale geletterdheid, taalstimulering in de thuissituatie, enz.
KAAP is een interessant project, maar in Brussel hebben we evenzeer een degelijk en iets
gevarieerder aanbod. Er is dus geen onmiddellijke nood om dit project te kopiëren. We zijn er
trouwens van overtuigd dat ouders meer nodig hebben dan een basiskennis Nederlands en dat
er ook van de scholen zelf een inspanning wordt verwacht om te werken aan
ouderbetrokkenheid.
Het is fijner als de scholen zelf een beetje proberen, via de ouderbetrokkenheid én het
inroepen van hulp van het Huis van het Nederlands, eigen momenten te bouwen waarbij ze
ouders meer kennis van het Nederlands kunnen bijbrengen.
Het OCB en het Huis van het Nederlands kennen KAAP goed. Er wordt af en toe ook
informatie uitgewisseld.
De heer Paul Delva (CD&V): Het was een zeer verhelderend antwoord. Het is waar dat er in
Brussel al heel veel gebeurt, veel goede dingen.
Ik heb begrepen dat de taakverdeling duidelijk is. Het OCB focust zich vooral op de
ouderbetrokkenheid, het Huis van het Nederlands vooral op het Nederlands aanleren en
Brusseleer op de geletterdheid.
-9De doelstellingen die KAAP nastreeft, worden voor een deel opgevangen door het OCB, het
Huis van het Nederlands en Brusselleer.
Als het op een of andere manier al in Brussel bestaat, juich ik dit toe.
Ik vond het nuttig deze vraag te stellen omdat de aanpak een beetje weggaat van de
theoretische kennis van de taal en dat het zodanig praktisch gericht is dat de ouders het nut
ervan onmiddellijk inzien.
Ik begrijp dat het Huis van het Nederlands een deel van zijn werking daar op richt. Dus ik
veronderstel dat het hiermee al wordt opgevangen.
Ik ga het sowieso blijven opvolgen want ik vind het een interessant concept. Het is een
kortere weg om contacten te leggen tussen ouders (anderstalige) en de school.
In deze zin ben ik tevreden met het antwoord en hoop ik dat het Huis van het Nederlands toch
dat ene aspect zal blijven benadrukken.
***
3.
Vraag
Vraag van de heer Paul Delva aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd
voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, over de steun voor
Schakelscholen
De heer Paul Delva (CD&V): De overgang tussen basisonderwijs en secundair onderwijs is
voor veel kinderen een moeilijke fase. Daarom werkt de VGC, samen met een aantal
onderwijsinstellingen, aan een model voor een andere aanpak: het opzetten van een
‘Schakelschool’ op maat van Brussel.
Dit model moet bruggen slaan tussen het basisonderwijs en het secundair onderwijs om
gradueel te werken aan talentontwikkeling en het maken van een weloverwogen studiekeuze.
Expertise op dit vlak is dus zeer belangrijk. Dit wordt tevens zo vermeld in de
beleidsverklaring van 2013-2014.
Op 19 december 2013 werd in het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie een
besluit goedgekeurd met betrekking tot de subsidiëring van een initiatief voor het
Nederlandstalig onderwijs te Brussel met betrekking tot schakelscholen (ten belope van
64.000 euro). Aan de school die deze toelage kreeg, werd gevraagd om hiermee een
“blauwdruk” te realiseren van een op te richten schakelschool in Brussel.
Deze realisatie zou gebeuren tussen 1 januari 2014 en 31 december 2014. Gezien deze periode
een tweetal maanden afgelopen is, stellen ik hierover enkele vragen.
Werd de bedoelde blauwdruk ondertussen gefinaliseerd? Hoe moeten we deze ‘blauwdruk’
concreet zien? Welke conclusies kunnen hieruit getrokken worden voor de VGC en de
ontwikkeling van schakelscholen in Brussel? Het idee van schakelscholen is bijzonder nuttig
in Brussel.
- 10 Zijn er andere gelijkaardige projecten zoals deze lopende, of ondertussen eventueel
afgelopen? Zo ja, welke en door welke scholen uitgevoerd?
In het collegebesluit valt af te leiden dat het Onderwijscentrum Brussel bij deze blauwdruk
betrokken werd. Wat was de rol van het OCB hierin? Hoe zal het OCB verder nog betrokken
worden bij de mogelijke uitbouw van schakelscholen in Brussel?
In het huidige bestuursakkoord van de VGC wordt aangegeven dat initiatieven rond
schakelscholen blijvend ondersteund zullen worden. Het artikel ‘subsidies voor
onderwijsondersteuning’ waarop de subsidie werd aangerekend, staat echter niet meer in de
huidige begroting. Vanaf welk artikel zullen er hiervoor nog subsidies kunnen worden
verleend?
Collegevoorzitter Guy Vanhengel: De VGC nam in haar bestuursakkoord op dat zij
initiatieven wil ondersteunen die een meer intense en gestructureerde samenwerking tussen de
derde graad basisonderwijs en de eerste graad secundair onderwijs mogelijk maken. Zo kan er
ruimte geboden worden om extra in te zetten op de talenten van alle leerlingen, zodat deze
zich verder kunnen ontwikkelen op basis van hun interesses en zodat een gefundeerde
studiekeuze kan worden gemaakt. De overgang van de basisschool naar het secundair
onderwijs is een belangrijke fase in de levensloop van eenieder. De situatie verandert: van de
grootste in de kleine school wordt een leerling plots de kleinste in de grote school. Dat is
psychologisch niet evident. Daar waar een kind in het zesde leerjaar alles in handen heeft,
komt in het eerste middelbaar en voelt het zich een ‘klein manneke of meiske’.
Een ‘schakelschool’ of ‘brugschool’ of ‘middenschool’ moet de overgang tussen het
basisonderwijs en het secundair onderwijs verbeteren en kinderen helpen hun interesses te
ontdekken. Voor kinderen van 11 tot 14 jaar is er in zo een school zowel begeleiding bij het
detecteren en ontwikkelen van verschillende soorten talenten, als bij het verkennen van
studierichtingen die de beste kansen geven. Quod non. Mocht men aan mij gezegd hebben in
het eerste middelbaar dat ik 15 jaar lang begroting en financiën zou doen, dan ……
Commissievoorzitter Bruno De Lille (Groen): Ben je het nog eens met je eigen antwoord?
(Hilariteit)
Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Ik zei: quod non.
Een schakelschool zorgt voor een breed aanbod en een geleidelijke overgang van de laatste
graad van de basisschool naar de eerste graad van het secundair onderwijs, wat zowel op het
vlak van instructiemethode, leermethode als studiekeuze, het kind en de ouder moet toelaten
deze scharniermomenten bewust te doorlopen. Als deze zin wordt voorgelezen aan de ouders
waar we het daarstraks over hadden… We moeten er eens op letten hoe vaak we een zin
formuleren die voor niet-ingewijden, soms zelfs voor ingewijden, bijzonder ingewikkeld is.
Het huidige decretaal kader laat immers toe om, op maat van de jongeren, het onderwijs aan
hun noden aan te passen. Dat is onvoldoende geweten.
Dergelijke schakelvormen tussen basis- en secundair onderwijs bestaan reeds in Vlaanderen,
in de verschillende netten, maar nog niet in Brussel. Een aantal Brusselse scholen gaven te
kennen dat zij rond dit aspect onderzoek wilden doen. De VGC speelde hierop in door
ondersteuning te bieden met het oog op de uitwerking van een concept of ‘blauwdruk’ dat
eveneens flexibel kan ingezet worden door andere geïnteresseerde inrichtende machten.
- 11 De realisatie wordt ondersteund en opgevolgd door een werkgroep. Hierin werken de
inrichtende machten, de inhoudelijke medewerkers van de scholen, het Onderwijscentrum
Brussel (OCB) en de VGC-administratie samen aan de pedagogiek, de organisatie, de
leerdoelstellingen, de financiële organisatie, de infrastructuur, enz. Gezien de complexiteit
van het onderwijslandschap in Brussel, werd de datum van oplevering verschoven naar eind
2015. Er is dus op dit ogenblik nog geen ‘blauwdruk’ voorhanden, maar eens het concept
beschikbaar, blijft de werkgroep actief ten gunste van andere inrichtende machten die een
schakelschool willen inrichten. Bij het begin van deze legislatuur zijn we er aan begonnen en
werd rond de tafel gezeten om ook voor Brussel iets te ontwikkelen dat in Vlaanderen bestaat,
maar het vraagt tijd.
De heer Paul Delva (CD&V): Ik dank collegevoorzitter Guy Vanhengel voor zijn antwoord.
Ik heb begrepen dat de datum van 31 behouden blijft, maar dat het jaar verandert.
(Vrolijkheid)
Eigenlijk is er een verdubbeling van de looptijd van het project. Dan moet het toch wel een
flink project zijn, waar ik niet aan twijfel. De bedoeling is dat het kan worden uitgewerkt op
meerdere plaatsen, als ik het goed begrepen heb. Vermits we er geen resultaten moeten van
verwachten voor het einde van dit jaar, zal ik u dan dezelfde vraag stellen in de hoop dat het
antwoord dan concreter zal zijn. Ik heb begrepen dat een project soms een langere looptijd
heeft dan verwacht. In dit geval een verdubbeling en dat is toch wel zeer lange toename van
de duurtijd.
Ik kreeg geen antwoord op mijn laatste vraag over het budget. Als het zo is dat men daar in
blijft geloven, dan moeten er toch ergens middelen tegenover staan en ik heb dat niet
gevonden.
Collegevoorzitter Guy Vanhengel: De oorspronkelijke subsidie hadden wij voorzien voor de
blauwdruk. Vermits de ontwikkeling van de blauwdruk duurt tot eind 2015, moet u eind 2015
vragen waar de middelen staan voor de implementatie van de blauwdruk. En die zullen we
dàn moeten voorzien.
Commissievoorzitter Bruno De Lille (Groen): U krijgt al een vraag cadeau. (Vrolijkheid)
Commissielid Paul Delva (CD&V): Dus het budget is behouden, het project is behouden,
alleen de duurtijd is veranderd.
***
4.
Regeling van de werkzaamheden van de Commissie
Commissievoorzitter Bruno De Lille (Groen): Op grond van een aantal voorstellen en
suggesties van collega’s, de collegevoorzitter en mezelf, die reeds in vorige vergaderingen
werden naar voor geschoven, schematiseerde ik een voorstel rond de werkzaamheden van de
Commissie voor Onderwijs en Vorming tot eind 2015. Dit in de optiek van mijn overtuiging
dat het goed is dat deze commissie een actieve rol zou spelen. Onderwijs is in Brussel immers
‘talk of the town’.
- 12 -
Ik overloop het voorstel. Alle opmerkingen en suggesties zijn welkom.
1. Terreinbezoek Onderwijscentrum Brussel: maart 2015
- Werking van het OCB
- Uitdagingen en knelpunten
- Rondleiding
- Gedachtewisseling
2. Hoorzitting met Vlaamse Scholierenkoepel (op hun verzoek): april 2015
- Kennismaking
- Prioriteiten – Memorandum
- Gedachtewisseling
3. Terreinbezoek Campus Kasterlinden: mei/juni 2015, voor de officiële opening
- Werking
- Infrastructuur
- Rondleiding
- Gedachtewisseling
4. Onderwijscapaciteit Brussel: eind september/begin oktober 2015
- Feiten, cijfers, simulaties: OCB
- Programmering en planning op korte en middellange termijn
 GO! (tienjarenplan)
 Vrij Onderwijs
- Gedachtewisseling
5. Hoorzitting Brede School en terreinbezoek: eind oktober, 2 vergaderingen
- Werking/ervaring van de betrokken partners van de diverse projecten, die zeer
verschillend zijn
- Gedachtewisseling
- Terreinbezoek (Nieuwland)
- Gedachtewisseling
Commissielid Paul Delva (CD&V): Ik vind het voorstel en de timing goed. Twee elementen
wou ik nog even aankaarten. Voorlopig zit het meest elementaire van een commissie
onderwijs niet in het voorstel: een plaatsbezoek aan enkele wijkscholen, 1 per net
bijvoorbeeld. Iedereen doet dit natuurlijk individueel op zijn of haar manier. Maar het zou
interessant zijn om dergelijke bezoeken met de commissie af te leggen. Dat kan motiverend
werken voor de directies. Het is niet dringend, het kan na de zomervakantie, maar lijkt me
toch boeiend.
Een tweede bedenking. Sinds ik in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement zetel valt me op hoe
we met zijn allen gebiologeerd zijn door de grenzen van het gewest. We zijn natuurlijk
verantwoordelijk binnen dit gebied, maar er zijn heel wat interessante projecten in
Antwerpen, Gent… Misschien zijn er ook boeiende en leuke - al dan niet gelijkaardige projecten, zoals KAAP, in andere steden en kunnen we daar eens op bezoek gaan met de
commissie Onderwijs.
- 13 Commissievoorzitter Bruno De Lille (Groen): Dat is een zeer goede suggestie. Ik nam dit
zelf niet op in het voorliggend voorstel omdat ik niet direct een concreet project voor ogen
heb. Ook interessante projecten net over de grens komen in aanmerking voor een
commissiebezoek.
Commissielid Liesbet Dhaene (N-VA): Ik ga volledig akkoord met dit voorstel.
Commissielid Fouad Ahidar (sp.a): Ik begrijp dat dit voorstel van de commissievoorzitter
is, op grond van suggesties die door collega’s en het College werden gemaakt en nog geen
voorstellen uit de fracties bevat? Gaat u ook de fracties uitnodigen om interessante initiatieven
voor te stellen, zoals dat in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement gebeurt? Niet dat ik iets
heb tegen het voorliggend voorstel.
Commissievoorzitter Bruno De Lille (Groen): Het zijn zeker geen ‘groene’ voorstellen. Ze
kwamen in de afgelopen 6 maanden ter sprake in de commissie, op het laatste punt na, dat een
voorstel van mij is. Ik zal een brief naar alle fracties versturen met verzoek voorstellen inzake
de werking van de commissie te bezorgen en meteen de planning 2015 meesturen. De
planning 2015 wordt ook opgenomen in het verslag. Het is de bedoeling dat het terrein weet
dat de commissie Onderwijs actief bezig is.
Het voorstel om wijkscholen te bezoeken vind ik interessant.
Commissielid Fouad Ahidar (sp.a): We moeten oppassen als we bepaalde scholen bezoeken
en andere niet. Scholen die niet worden bezocht, vragen zich af waarom zij niet in aanmerking
komen voor een commissiebezoek. We maken een keuze en het is niet evident om dat
evenwichtig te doen zonder dat het vragen oproept. Verder moeten er voldoende aanwezigen
zijn als er een terreinbezoek wordt georganiseerd. Het is zeer jammer als de mensen
inspanningen doen en er dan maar 2 of 3 parlementsleden opdagen. Dat gaat niet. Soms
worden de medewerkers meegenomen op terreinbezoek om de bezoekersgroep wat
omvangrijker te maken.
Commissievoorzitter Bruno De Lille (Groen): De Commissie telt maar 5 effectieve leden
en 5 plaatsvervangers, maar ik begrijp de bekommernis van collega Ahidar.
________