‘t twaalfuurtje van deze week _________________________________________ 28 januari 2015 In het twaalfuurtje van deze week staat een door de Hoge Raad op 16 januari 2015 gewezen arrest centraal dat betrekking heeft op de uitleg van de opzetclausule in de polisvoorwaarden van een verzekering. Wat was er aan de hand? Een verzekerde heeft een aanrijding veroorzaakt terwijl hij alcohol gedronken had. En niet een beetje! Het onderzoeksresultaat van de ademanalyse bedroeg 840.0 ug/l. Tegenover de politie had de verzekerde bovendien verklaard dat het zijn vaste gewoonte was om op donderdag- en vrijdagavond tussen de 15 en 20 biertjes in de kroeg te drinken en dan naar huis te rijden. De WAM-verzekeraar van de verzekerde, TVM, heeft de aangereden partij schadeloos gesteld en vervolgens een regresvordering tegen de verzekerde ingesteld. De polisvoorwaarden van TVM kennen geen alcoholclausule (een beding waarbij schade als gevolg van het rijden onder invloed van alcohol expliciet van dekking is uitgesloten). TVM stelt zich echter op het standpunt dat sprake is van voorwaardelijke opzet en haar derhalve een beroep toekomt op de opzetclausule in de polisvoorwaarden. De rechtbank wijst de vordering van TVM grotendeels toe. Het hof oordeelt echter anders. Met een beroep op HR 13 januari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU3715, NJ 2006/282 wijst het hof de vordering van TVM af. Het hof overweegt dat de Hoge Raad in voornoemd arrest geoordeeld heeft dat niet kan worden gezegd dat het algemene publiek dat een WAMverzekering afsluit, geacht kan worden te weten, of uit voor ieder toegankelijke bronnen te weten kan komen, dat veelal in WAM-verzekeringen dekking is uitgesloten voor schade die is toegebracht door de verzekerde auto terwijl de bestuurder daarvan meer alcohol in zijn bloed had dan het wettelijk toegestane promillage. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof. Volgens de Hoge Raad was zijn eerdere arrest door het hof uit zijn verband gerukt. Door het hof was miskend dat het door hem aangehaalde arrest van de Hoge Raad betrekking had op de vraag of onder de uitsluiting van dekking van schade "veroorzaakt terwijl de feitelijke bestuurder niet wettelijk bevoegd is het motorrijtuig te besturen" ook het geval was begrepen waarin sprake was van rijden onder invloed van alcohol in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet. Deze (rechts)vraag was hier niet aan de orde. De vraag die in het onderhavige geval beantwoord dient te worden is of de verzekerde bij de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst met TVM heeft moeten begrijpen dat de opzetclausule dekking uitsloot voor schade als gevolg van de gedragingen zoals die zijn voorgevallen, te weten het besturen van de verzekerde auto na gebruik van een zeer aanzienlijke hoeveelheid alcohol, in samenhang met de gewoonte van de verzekerde om op donderdag- en vrijdagavond na consumptie van 15 à 20 biertjes te gaan rijden. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch voor verdere behandeling en beslissing. In zijn conclusie bij het arrest van de Hoge Raad laat A-G Wuisman er weinig misverstand over bestaan hoe hij de uitkomst van de zaak ziet, door als volgt te concluderen: “2.4.1 Wanneer in een verzekeringsovereenkomst is bepaald dat van dekking is uitgesloten schade die met voorwaardelijk opzet is veroorzaakt, zal bij de beantwoording van de vraag of een bepaald geval kan worden opgevat als een geval van voorwaardelijk opzet in de zin van de uitsluitingsclausule, tot uitgangspunt moeten worden genomen dat wat meer in het algemeen onder het begrip voorwaardelijk opzet wordt verstaan. Daarvan is, zoals hierboven in 2.2.1 vermeld, sprake wanneer aan een handelen of nalaten een aanmerkelijk kans van ontstaan van schade is verbonden en de handelende of nalatende persoon die kans bewust aanvaardt. Het ervoor kiezen om als bestuurder van een voertuig aan het verkeer te gaan deelnemen, terwijl men in een aanmerkelijke staat van dronkenschap verkeert, is op te vatten als een handelen zoals zojuist bedoeld en daarmee in beginsel ook als een handelen met het voorwaardelijke opzet in de zin van de uitsluitingsclausule. Er bestaat alleen dan aanleiding om, voor wat dit laatste betreft, tot een andere conclusie te komen, indien er sterke aanwijzingen zijn dat het toch niet de bedoeling is om het zojuist vermelde handelen mede onder de uitsluiting van dekking van met voorwaardelijke opzet veroorzaakte schade te laten vallen. Als een zodanige aanwijzing valt niet reeds te beschouwen het gegeven dat in WAMverzekeringen dekking voor schade, die is toegebracht door de verzekerde auto terwijl de bestuurder daarvan meer alcohol in zijn bloed had dan het wettelijk toegestane promillage, veelal niet is uitgesloten. Hiermee bedoelt men dat van de verzekeringsvoorwaarden veelal geen zogeheten alcoholuitsluitingsclausule deel uitmaakt. Uit het niet opgenomen zijn van een dergelijke clausule in de polisvoorwaarden kan niet reeds worden afgeleid, dat het geval waarin een bestuurder van een voertuig in een aanmerkelijke staat van dronkenschap aan het verkeer deelneemt, ook niet valt onder de clausule waarin van dekking is uitgesloten schade die met voorwaardelijke opzet is veroorzaakt. Men zou het ook zo kunnen zeggen dat juist de uitsluiting van dekking van met voorwaardelijk opzet veroorzaakte schade het opnemen van een alcoholuitsluitingsclausule niet of althans in mindere mate nodig maakt.” Commentaar: Uit het arrest van de Hoge Raad en de conclusie van A-G Wuisman kan opgemaakt worden dat de verzekeraar een beroep op voorwaardelijke opzet toekomt indien uit de feiten en omstandigheden van het geval volgt dat sprake is van een handelen of nalaten van de verzekerde waaraan een aanmerkelijke kans van ontstaan van schade is verbonden en de verzekerde die kans bewust heeft aanvaard. De omstandigheid dat de verzekeraar ervoor gekozen heeft geen specifieke dekkingsuitsluiting in de polisvoorwaarden op te nemen (terwijl sommige andere verzekeraars dit wel doen), staat een beroep op voorwaardelijke opzet niet in de weg. Het arrest van de Hoge Raad treft u hier aan en de conclusie van A-G Wuisman hier. Marko Jongkind Vragen over dit Twaalfuurtje kunt u stellen via [email protected] _________________________________ “Het Twaalfuurtje van deze week” is een initiatief van Van Randwijck Advocaten. Doel is om een zorgvuldig geselecteerd aantal geadresseerden elke woensdag van de week om klokslag 12.00 uur (of zoveel eerder of later als het de techniek behaagt) een berichtje te sturen waarin één enkele opvallende ontwikkeling in de praktijk wordt aangestipt en behandeld. Verzoeken tot opname in de lijst van geadresseerden kunnen worden gericht aan [email protected] Indien geen prijs wordt gesteld op toezending van de berichten, kunt u dit melden door middel van een enkel berichtje aan [email protected] Van Randwijck Advocaten Postbus 34060 3005 GB Rotterdam telefoon 010-2180808 telefax 010-4180707 www.randwijck.nl Deze e-mail is uitsluitend bestemd voor de geadresseerde(n). Verstrekking aan en gebruik door anderen is niet toegestaan. Van Randwijck Advocaten sluit iedere aansprakelijkheid uit die voortvloeit uit elektronische verzending. Van Randwijck Advocaten contracteert onder toepasselijk verklaring van haar algemene voorwaarden (te vinden op www.randwijck.nl). Van Randwijck Advocaten is Associate Master Aansprakelijkheid en Verzekering Erasmus School of Law, Erasmus Universiteit Rotterdam
© Copyright 2024 ExpyDoc