Economische Berichten • nr. 27 • 1 maart 2015 Japan na twee jaar Abenomics In tegenstelling tot de gouden periode van 1960 tot het einde van de jaren 80, kende Japan sinds het begin van de jaren 90 een erg lage of zelfs negatieve economische groei. Bovendien lag de inflatie tijdens de voorbije twee decennia gemiddeld onder nul. De overheidsschuld liep intussen op tot een onhoudbaar niveau tegen de achtergrond van een snel vergrijzende bevolking. De beleidsmaatregelen die de Japanse overheid toen nam, volstonden niet om het tij te doen keren. Bijgevolg evolueerde de Japanse economie van een voorbeeld voor het westerse model naar een economisch scenario van quasi-stilstand. Premier Abe probeert daar sinds begin 2013 met zijn Abenomicsbeleid verandering in te brengen. Door middel van een expansief monetair beleid, budgettaire sanering en structurele hervormingen tracht hij de Japanse economie weer op het juiste pad te zetten. Na twee jaar Abenomics zijn de doelen evenwel nog niet bereikt. Voorgeschiedenis Tussen 1960 en het einde van de jaren 80 groeide het Japanse reële bbp gemiddeld ruim 6% per jaar, wat ongeveer twee keer zo snel was als de groei in de VS en de huidige groep van eurolanden (grafiek 1). De nauwe samenwerking tussen bedrijven en overheid en de strenge regulering binnen het financiële systeem tijdens de eerste jaren van die periode speelden daarbij een belangrijke rol. Enerzijds zorgde het Ministerie van Internationale Handel en Industrie voor de bescherming van strategisch belangrijke sectoren. Anderzijds zorgde het systeem van winstdeling voor flexibele loonkosten en werden werknemers aangezet om hun productiviteit te verhogen. Daarnaast garandeerde een strikte functionele segmentatie de stabiliteit van het financiële systeem (1). Aan het einde van de jaren 80 geraakte de Japanse economie evenwel oververhit. Dat uitte zich in een snelle stijging van aandelen- en vastgoedprijzen en een aanzienlijke toename van de kredietverlening. In combinatie met een verregaande deregulering van de financiële sector leidde dat uiteindelijk tot het uiteenspatten van de zeepbel en een recessie bij het begin van de jaren 90. De jaren 90 worden vaak het ‘verloren decennium’ van Japan genoemd. De gemiddelde groei van het reële bbp bedroeg slechts 1%. Dat was lager dan de groei in de VS (ruim 3%) en in de eurolanden (ruim 2%) (grafiek 1). Het uiteenspatten van de vastgoedzeepbel zorgde voor een ernstige bankencrisis. Banken hadden heel wat problematische kredieten verschaft en de waarde van het onderpand daalde. Tot het midden van de jaren 90 reageerden banken en beleidsmakers nauwelijks. Schuldenaars kregen simpelweg extra tijd om hun kredieten af te betalen en probleemkredieten werden zonder meer verlengd. Om faillissementen te voorkomen, gaven de banken nog meer kredieten, wat de bankencrisis verder verergerde. De ernst daarvan werd aanvankelijk dus grotendeels genegeerd. Dit zogenoemde ‘extend and pretend’-beleid zou nog vele jaren aanhouden. Midden de jaren 90 reageerde de Bank of Japan met een forse verlaging van de beleidsrente. De Japanse regering lanceerde budgettaire stimuli, waarvan een groot deel investeringen in openbare infrastructuur, die moesten bijdragen tot de herleving van de Japanse economie. Tijdens de tweede helft van de jaren 90 doorkruisten de gevolgen van de Aziatische crisis dit stimulerende 1 Economische Berichten Grafiek 1 - Japan, koploper in de jaren 60-80 en achterblijver vanaf de jaren 90 Grafiek 2 - Gemiddeld deflatie sinds de jaren 90, dalend extern overschot eind jaren 2000 (jaarwijziging reëel bbp, in %) 14 8 12 7 10 6 8 5 6 4 4 3 2 2 0 1 -2 0 -4 -1 -6 1961 66 71 Japan 76 81 86 VS 91 96 2001 06 Eurozone -2 1980 11 14(*) (*) KBC-raming Bron: IMF 83 86 89 92 95 98 2001 04 De regering reageerde met een uitbreiding van de budgettaire stimuli en een injectie van kapitaal in het financiële systeem, maar deed niets aan de problematische kredieten. Begin 1999 lanceerde de Bank of Japan, na een te geleidelijke daling van de rente, de Zero Interest Rate Policy (ZIRP). Daarbij herleidde de centrale bank de beleidsrente tot nul om deflatie tegen te gaan en de economische groei aan te zwengelen. Sindsdien hield ze de rente permanent op een zeer laag niveau. 10 13 Bron: IMF Saldo lopende rekening (in % van bbp) beleid. De Japanse economie kromp in 1998 en 1999 en deflatie stak voor het eerst de kop op (grafiek 2). Om de fors opgeloJapan pen overheidsschuld in te dijken, voerde de Japanse overheid in VS Eurozone 1997 een btw-verhoging door. Die leidde echter tot een sterke terugval van de private consumptie, wat de recessie versterkte. Bovendien kende de Japanse yen een enorme appreciatie, wat de concurrentiekracht van de Japanse bedrijven deed afnemen. Vanaf de jaren 90 stak ook de vergrijzing van de bevolking de kop op (grafiek 3). Dat leidde tot een daling van de bevolking op beroepsactieve leeftijd en droeg bij tot de groeivertraging. 07 Inflatie (in %) Saldo lopende rekening (in % van bbp) Inflatie toe en vertraagde de economische groei. De sterke yen zorgde voor een afname van het overschot op de lopende rekening van de betalingsbalans (grafiek 2). De overheidsschuld liep intussen op tot meer dan 235% van het bbp in 2012. Tegen de achtergrond van de vergrijzing die in Japan al sinds de jaren 80 opgang maakt, is die hoge publieke schuld op termijn onhoudbaar. Drie pijlers van Abenomics Tegen de achtergrond van de zwakke economische prestaties, de gigantische overheidsschuld en structurele problemen zoals de vergrijzing en de verplaatsing van bedrijven naar het buitenland, was de verkiezingscampagne van Shinzo Abe in 2012 volledig gericht op het economische herstel. In december 2012 kreeg zijn partij, de Liberal Democratic Party (LDP), samen met de conservatieve Komeito-partij een tweederde meerderheid in het parlement. Partijleider Abe werd aangesteld als premier en Grafiek 3 - Relatief snelle vergrijzing in Japan Aan het begin van de jaren 2000 werd Japan meegetrokken in de wereldwijde crisis veroorzaakt door het uiteenspatten van de ICT-zeepbel op de aandelenbeurzen. De overheid startte met de toepassing van een meer assertieve strategie om de problemen in de bankensector aan te pakken. Maatregelen binnen deze strategie waren: het gebruik van overheidsgeld om de financiële sector te voorzien van vers kapitaal, strenger toezicht door de overheid op de sector en het versnellen van de procedure om problematische kredieten af te schrijven. Bovendien ging de centrale bank in 2001 over tot kwantitatieve monetaire versoepeling, waarbij ze geld bijdrukte om obligaties op te kopen. (65-plussers in verhouding tot 15-64 jarigen, in %) 90 80 70 60 50 40 30 20 10 In tegenstelling tot de Amerikaanse Federal Reserve en de Europese Centrale Bank greep de Bank of Japan niet in met monetaire versoepeling tijdens en na de Grote Recessie van 2008. Als gevolg daarvan apprecieerde de yen, nam de deflatoire druk 2 0 1950 60 70 Japan Bron: OESO 80 90 2000 VS 10 20 30 Eurozone 40 50 kort daarna verkoos het parlement Kuroda als gouverneur van de centrale bank. Hij bleek tien jaar eerder al voorstander van een inflatiedoelstelling. Zijn aanstelling deed dan ook de hoop rijzen dat de centrale bank snel meer verregaande monetaire stimuli zou doorvoeren. In april 2013 lanceerde Abe zijn beleidsplan, intussen gekend als ‘Abenomics’. Abenomics omvat een geheel van economische beleidsmaatregelen met als doel om de deflatoire spiraal te doorbreken en de economie binnen twee jaar nieuw leven in te blazen, dat alles door middel van een laks monetair beleid, budgettaire saneringen en een strategie om de structurele groei te verhogen. Het plan omvat drie grote pijlers. Grafiek 4 - Monetaire basis als nieuw beleidsinstrument (in biljoen yen) 290 240 190 140 90 De eerste pijler is die van de kwalitatieve en kwantitatieve monetaire versoepeling. Het doel was om de nieuwe infla40 1997 99 2001 03 05 07 09 11 13 tiedoelstelling van 2% zo snel mogelijk, ten laatste na twee jaar, en op een duurzame manier te behalen. De centrale bank beoogde een verdubbeling van de monetaire basis tegen Bron: Bank of Japan 2015 door een toename van de aankopen van activa en de verlenging van de looptijd van de obligaties die al in het bezit waren van de centrale bank. Meer bepaald besliste de centrale voorloper van de tweede pijler van Abenomics. bank om de monetaire basis aan een jaarlijks tempo van 60 tot 70 biljoen yen (zo’n 14% van het bbp) te doen toenemen. De derde pijler omvat structurele ingrepen die de potentiële groei Verder werd besloten om meer Japanse overheidsobligaties moeten opkrikken. Aangezien de werkloosheidsgraad erg laag aan te kopen zodat hun uitstaande waarde jaarlijks zou toeis en de bevolking snel veroudert, botst Japan tegen de grennemen met 50 biljoen yen (10% van zen van zijn potentiële groei (grafiek 5). het bbp). Ook de duurtijd van de Abenomics omvat een geheel van De structurele hervormingen moeten de uitstaande overheidsobligaties werd beleidsmaatregelen met als doel om arbeidsproductiviteit en participatiegraad verlengd van drie naar zeven jaar. de deflatoire spiraal te doorbreken en doen toenemen waardoor de jaarlijkse Daarnaast ging de Bank of Japan de economie binnen twee jaar nieuw reële bbp-groei weer klimt richting 2%. over tot een grotere aankoop van leven in te blazen. De maatregelen die dat moeten bewerkexchange-traded funds (ETF’s) en real stelligen, omvatten onder meer hervorestate investment trusts (REIT’s) (2). Om de geloofwaardigheid mingen van het pensioen- en gezondheidszorgsysteem, de vervan het beleid te verhogen, benadrukte Kuroda dat de centrale hoging van de participatiegraad van vrouwen, de stimulering van bank de maatregelen zou aanhouden zolang als nodig om de risicokapitaal en een verlaging van de vennootschapsbelasting, inflatiedoelstelling te bereiken. Het vernieuwende aan deze een grotere integratie in de wereldeconomie en de bevordering pijler was de expliciete inflatiedoelstelling, waarmee Japan zich van de concurrentie binnen de diensten- en energiesector. confirmeert met de rest van de wereld, in het bijzonder met de VS. Ook het gebruik van de geldbasis als beleidsinstrument in plaats van de beleidsrente was een nieuw element (grafiek 4). Grafiek 5 - Dalende werkloosheidsgraad en krappere arbeidsmarkt tijdens Abenomicsperiode De tweede beleidspijler focust op de budgettaire toestand 4,5 60 van de overheid. Een budgettaire hervorming moest de over59,8 4 heidsschuld doen dalen om de houdbaarheid ervan te garan59,6 3,5 deren. Het bereiken van een primair overschot in 2020 is het 59,4 uiteindelijke doel. De tweede pijler van het Abenomicsbeleid 3 59,2 is niet nieuw. In augustus 2012 voerde de Japanse overheid de 2,5 59 Comprehensive Reform of Social Security and Tax door. Daarin 2 58,8 werden de twee btw-verhogingen, in april 2014 en oktober 1,5 58,6 2015, al gepland. De overheid voorzag extra inkomsten voor 1 de hervorming van het socialezekerheidssysteem teneinde de 58,4 0,5 financiering van toekomstige sociale uitgaven te garanderen. 58,2 Ook het doel om in 2020 een primair overschot te behalen, 0 58 Jan-2013 Jul-13 Jan-14 Jul-14 legde de overheid al in 2010 vast in de Fiscal Management Werkloosheidsgraad (in % beroepsbevolking, linkse schaal) Strategy. Het hoofddoel daarvan was om de schuldgraad te Participatiegraad (beroepsbevolking in % 15-64 jarigen, rechtse schaal) stabiliseren en uiteindelijk te doen afnemen. Het was dus de Bron: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Communicatie Werkloosheidsgraad (in % beroepsbevolking, linkeras) Participatiegraad (beroepsbevolking in % 15-64 jarigen, rechteras) 3 Economische Berichten Japans scenario toch niet zo dramatisch? Hoewel de groeicijfers van het Japanse reëel bbp de voorbije twee decennia sterk achterbleven tegenover de VS en de eurozone, is de evolutie van het bbp per capita veel minder onrustwekkend. In tegenstelling tot de achterblijvende eurozone, steeg het Japanse bbp per capita sinds het ontstaan van de financiële crisis in 2008 zelfs aan een gelijkaardig tempo als dat in de VS (grafiek 6). Dat toont aan dat het Japanse scenario toch niet zo dramatisch is als velen doen uitschijnen. Zelfs na twee verloren groeidecennia verbetert het welvaartsniveau van de gemiddelde Japanner nog altijd. De verklaring is de dalende bevolking en niet de groei van het bbp. Japan heeft al sinds het midden van de jaren 2000 te maken met een daling van zijn bevolkingsomvang te wijten aan de vergrijzing. Tegen de achtergrond van de bijna volledige werkgelegenheid en een sterk dalende bevolking op beroepsactieve leeftijd, is het duidelijk dat het groeipotentieel aan zijn plafond zit. Grafiek 6 - Reëel bbp per capita (2008 = 100) 110 105 100 95 90 85 80 75 70 1990 92 94 Japan 96 98 2000 02 VS 04 06 08 10 Eurozone 12 14 Bron: Europese Commissie Japan Een eerste evaluatie Eerste pijler: expansief monetair beleid Sinds de invoering van de monetaire maatregelen steeg de monetaire basis aan een versneld tempo en nam de inflatie toe. De forse depreciatie van de yen was een inhaalbeweging na de overwaardering die tot stand kwam tijdens de jaren 90. Vanaf het derde kwartaal van 2013 werd een positieve inflatie opgetekend en in het derde kwartaal van 2014 liep de inflatie zelfs op tot boven 3%. Als we de effecten van de btw-verhoging niet meerekenen, kwam de inflatie eind 2014 evenwel niet boven 1% uit. Om te voorkomen dat de inflatiedoelstelling niet zou worden gehaald, breidde de centrale bank eind oktober 2014 haar beleid van monetaire expansie uit. Op kwantitatief vlak besliste ze om de expansie van de monetaire basis te versnellen tot zo’n 80 biljoen yen per jaar (17% van het bbp). Op kwalitatief vlak werd de gemiddelde resterende looptijd van de Japanse overheidsobligaties nog verder verlengd met drie jaar, tot maximaal tien jaar. Daarenboven werd het stijgingstempo van de uitstaande bedragen in ETF’s en REIT’s verdriedubbeld. Hoewel de resultaten de goede richting uitgingen tot midden 2014, lagen ze toch nog altijd ruim onder de inflatiedoelstelling. Bovendien heeft de inflatie sindsdien weer een dalende trend ingezet mede door de forse terugval van de olieprijzen. De inflatietoename tijdens de Abenomicsperiode was tot nu toe voornamelijk te danken aan de btw-verhoging en de zwakkere yen die leidde tot hogere invoerprijzen (grafiek 7). Daarnaast loopt de transitie van inflatie naar hogere lonen mank. Ondanks de krapte op de arbeidsmarkt stegen de nominale lonen amper, wat de diep ingebakken deflatieverwachtingen tijdens loononderhandelingen weerspiegelt. Daardoor daalden de reële lonen en dus de koopkracht. De winsten die 4 exporterende bedrijven haalden uit VS de zwakke yen hebben zich onvoldoende naar de consumenten vertaald. Bijgevolg is het Eurozone proces van overgang naar een duurzaam hogere inflatie nog altijd erg broos. Door de massale aankoop van Japanse overheidsobligaties werd de centrale bank de grootste houder ervan (grafiek 8) (3). Aangezien de centrale bank het merendeel van de nieuwe obligaties opkoopt, domineert ze de obligatiemarkt volledig. De marktwerking is daardoor zoek en de liquiditeit van de overheidsobligaties komt in het gedrang. De gouverneur verklaarde eind november 2014 bereid te zijn om de monetaire stimuli nog verder uit te breiden indien nodig om de inflatiedoelstelling te kunnen halen. De vraag is of hij daar- Grafiek 7 - Hogere inflatie gedreven door btw-verhoging en zwakke yen (jaarwijziging consumptieprijzen, in %) 4 3 2 1 0 -1 -2 2010 11 12 13 Bron: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Communicatie 14 Grafiek 9 - Overheidsschuld stijgend, begrotingstekort op hoog niveau Grafiek 8 - Centrale bank grootste houder overheidsobligaties (aandeel in totale waarde Japanse overheidsobligaties, in %, september 2014) (in % bbp) Andere 0,04 Niet-financiële instellingen 0,7 Huishoudens 1,9 Japanse centrale bank 22,9 Buitenland 8,9 300 0 -1 250 -2 Overheid 6,4 200 -3 Andere financiële tussenpersonen 3,9 -4 150 -5 Verzekerings- en pensioenfondsen 22,8 -6 Banken 30,4 100 -7 50 -8 -9 1994 Tweede pijler: budgettaire sanering De btw-verhoging in april 2014 leidde, net zoals in 1997, tot een recessie, ondanks het economisch stimuleringspakket waarmee de verhoging gepaard ging. Dit pakket omvatte onder meer publieke werken ter voorbereiding van de Olympische Spelen in Tokyo in 2020, een verlaging van de vennootschapsbelasting en budgettaire voordelen om private investeringen aan te moedigen. De regering stelde de in 2015 geplande btw-verhoging tot 10% uit naar 2017. Daarvoor ontbond premier Abe het parlement en kondigde hij in december 2014 nieuwe verkiezingen aan om zijn ambt tot 2017 te kunnen verlengen. Bij deze verkiezingen behaalde de partij van Abe, de Liberal Democratic Party, en haar partner, de Komeito-partij, opnieuw een tweederde meerderheid. De erg lage opkomst bij de verkiezing, slechts 53%, roept evenwel twijfels op over de algemene steun voor het Abenomicsbeleid. 2000 03 06 09 12 14 0 Bruto overheidsschuld (rechtse schaal) Begrotingssaldo (linkse schaal) Bron: IMF Bron: Bank of Japan voor nog wel een meerderheid kan krijgen in de bestuursraad van de centrale bank. De negatieve gevolgen van de monetaire expansiepolitiek, namelijk een verzwakking van de yen die gegeven het uitblijven van loonstijgingen negatief is voor gezinnen, worden steeds meer in acht genomen. Daarenboven zou het vertrouwen in het monetaire beleid kunnen lijden onder de herhaaldelijke monetaire uitbreidingen die hun effecten alsnog missen. Voorlopig zijn de doelen van de eerste pijler dus nog niet bereikt. 97 Begrotingssaldois(linkeras) Bruto overheidsschuld (rechteras)belasDe hoge overheidsschuld dus deels een niet-geheven ting, wat ruimte biedt voor belastingverhogingen. De Japanse overheidsschuld is bovendien grotendeels in handen van de Japanners zelf (grafiek 8), waardoor de schuldenproblematiek niet te vergelijken valt met die in de eurozone. Om het doel van een primair overschot in 2020 te halen, is een meer gedetailleerd en geloofwaardig budgettair saneringsplan op middellange termijn nodig zodat er vertrouwen blijft in de duurzaamheid van de overheidsfinanciën tegen de achtergrond van de vergrijzing. Uitgavedoelen per categorie en een planning in de tijd voor de belastingverhoging zijn essentieel om de effectiviteit en geloofwaardigheid te garanderen. In het kader van de tweede pijler zijn dus al wel maatregelen genomen, maar het doel is nog niet in zicht. De grootschalige budgettaire sanering gaat bovendien gepaard met een aanzienlijk risico voor de binnenlandse vraag. De koop- Grafiek 10 - Japanse belastingdruk relatief laag (totale overheidsontvangsten, in % bbp, 2014) 50 45 40 35 30 25 Het uitstel van de btw-verhoging betekent ook uitstel van extra belastinginkomsten die nodig zijn om de doelen van de tweede pijler te bereiken. Op dat vlak is nog onvoldoende vooruitgang geboekt. Het begrotingssaldo verbeterde onder Abe, maar is nog altijd sterk negatief (grafiek 9). Ook de overheidsschuld ligt nog altijd op een erg hoog niveau en heeft nog geen dalende trend ingezet. Een belangrijke noot daarbij is de lage Japanse belastingdruk vergeleken met die in Europa (grafiek 10). 20 15 10 5 0 Japan VS Eurozone Bron: Europese Commissie 5 Economische Berichten kracht wordt erdoor aangetast, wat een ernstige bedreiging vormt voor de private consumptie. Uit het verleden is gebleken dat de Japanners erg gevoelig zijn voor aanpassingen van de consumptiebelasting. Saneringsmaatregelen hebben mogelijk een negatieve impact op de economische groei en de Japanse overheid zal een evenwicht moeten vinden tussen die twee. De plannen om de btw-verhoging van 2015 te verschuiven naar 2017 om zo een nieuwe negatieve vraagschok te vermijden, kaderen in die evenwichtsoefening. Daarnaast kan de dalende vraag het prijszettingsgedrag van bedrijven negatief beïnvloeden wanneer zij die vraagdaling als permanent beschouwen en hun inflatieverwachtingen dalen. Grafiek 11 - Participatiegraad vrouwen stijgt, maar onvoldoende (beroepsbevolking, in % 14-65 jarigen) 49,4 73,5 49,2 73 49 72,5 48,8 72 71,5 48,6 71 48,4 70,5 48,2 70 48 69,5 47,8 69 Derde pijler: potentiële groei opkrikken Een monetaire versoepeling en budgettaire maatregelen stimuleren de economie op korte termijn, maar op langere termijn zijn structurele hervormingen essentieel om het groeipotentieel te verhogen. Aangezien er al volledig werkgelegenheid is, zijn er immers weinig mogelijkheden om de groei via dat kanaal verder uit te breiden. De plannen bij de aanvang van Abenomics waren veelbelovend. De overheid erkende duidelijk de problemen waarmee Japan kampte en plande, weliswaar vaag en niet-tijdsgebonden, de nodige aanpak ervan. 74 68,5 2005 06 07 08 09 Mannen (linkse schaal) Mannen (linkeras) 10 11 12 13 14 47,6 Vrouwen (rechtse schaal) Vrouwen (rechteras) Bron: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Communicatie en lange termijn aan te moedigen. De opgehaalde middelen dienen voor de financiering van nieuwe bedrijven. De overheid verlaagde daarnaast de effectieve vennootschapsbelasting met 2,4%. Bovendien plant ze de komende jaren verdere verminderingen tot een percentage beneden 30%, met de eerstvolgende afname in 2015. De genomen maatregelen hebben al geleid tot een herstel van de bedrijfsinvesteringen. Toetredingsbarrières in de dienstensector en de markt van kmo’s staan nieuwe investeringen evenwel nog altijd in de weg. Om de gevolgen van de vergrijzing op te vangen, nam de overheid al verschillende beslissingen. Op vlak van gezondheidszorg stelde de overheid een nieuw juridisch kader op dat de commercialisering van generische geneesmiddelen toelaat. Om vrouwen te stimuleren om te participeren op de arbeidsmarkt breidde de Voor een verdere integratie in de wereldeconomie sloot Japan regering de diensten voor kinderopeen handelsakkoord met Australië, de vang uit. Op de arbeidsmarkt verschoof Ondanks de krapte op de arbeidsJapan-Australian Economic Partnership de voornaamste focus van het behoud markt stegen de lonen amper, wat Agreement. De onderhandelingen over van jobs naar de mobiliteit ervan. de diep ingebakken deflatieverwachhet Trans-Pacific Partnership, een regiDaarenboven plant de Japanse overheid tingen tijdens loononderhandelingen onale vrijhandelszone met onder meer om het verloningssysteem gebaseerd weerspiegelt en de koopkracht onderde VS, zijn stilgevallen door disputen op het aantal gewerkte uren om te mijnt. over tarieven in de landbouwsector vormen naar een systeem gebaseerd op en de nog aanwezige barrières binnen de geleverde resultaten. Dat alles leidde tot een toename van de de auto-industrie. Daarnaast versoepelde Japan de toekenning vrouwelijke participatiegraad en tot de laagste werkloosheid in van visums, voornamelijk voor inwoners uit landen die lid zijn 8 jaar (grafiek 11). Het structurele probleem van het onderscheid van de Associatie van Zuidoost-Aziatische Naties (ASEAN). tussen tijdelijke en vaste werknemers blijft evenwel bestaan. Het grote aantal werknemers zonder vaste betrekking zorgt voor De Japanse overheid zette daarenboven de eerste stappen een daling van de reële lonen gegeven de positieve inflatie. Zij richting een grondige hervorming van de energiesector. De genieten namelijk niet van eventuele loonsverhogingen en worimplementatie van de wet die de uitbreiding van het nationale den amper beschermd. Zolang deze dualiteit aanhoudt, vertalen netwerk bewerkstelligd, is gepland in 2015. In het tweede de krapte op de arbeidsmarkt en de winsten van bedrijven zich kwartaal van 2015 gaat de Organization for Cross-regional niet in een toename van de nominale lonen die boven de inflatie Coordination of Transmission Operators (OCCTO) van start. Die uitstijgt en zal duurzame inflatie uitblijven. staat onder meer in voor het toezicht op de concurrentie binnen de energiemarkt. Bovendien zal de Japanse overheid vanaf De overheid verlaagde de belasting ten belope van zo’n 2016 de volledige vrijmaking van de toegang tot de markt van 1 biljoen yen (0,2% van het bbp) om investeringen vanuit de elektriciteitsleveranciers implementeren. Daardoor kunnen conparticuliere sector te stimuleren. Verder ontwikkelde ze ook sumenten zelf hun provider en tarief kiezen. Daarnaast keurde de Nippon Individual Savings Account (NISA), een belastingvrij Kagoshima, een stad in het zuidwesten van Japan, de heropspaarsysteem, in de hoop de kapitaalvorming op middellange start van de plaatselijke kerncentrale begin 2015 goed. Wellicht 6 Economische Berichten zullen andere steden snel volgen. Dat betekent de herleving van de kernenergieproductie in Japan na de kernramp in 2011. De implementatie van de plannen die bij de start van Abenomics werden gemaakt, laat op zich wachten. Hoewel Abe al een aantal kleinere maatregelen doorvoerde, blijven structurele hervormingen van de arbeidsmarkt, de energiemarkt en de dienstensector tot nu toe grotendeels uit. De reële groei van slechts 0,5% in 2014 toont aan dat de Japanse regering verder zal moeten gaan in het realiseren van de gemaakte plannen. Ook binnen de derde pijler zijn de doelen dus nog niet bereikt. Een belangrijke nuance daarbij is dat het doorvoeren van structurele hervormingen en het ervaren van de effecten ervan meer tijd in beslag nemen dan de twee jaar waarbinnen de doelstellingen van Abenomics werden vastgelegd. Bijgevolg kunnen de uiteindelijke resultaten van de derde beleidspijler op zulke korte termijn niet volledig worden geëvalueerd. Conclusie Na twee jaar regeren en ruim anderhalf jaar Abenomics zijn de resultaten eerder ontgoochelend. Tot nu toe steunde Abenomics te veel op de eerste twee beleidspijlers en kregen in het kader van de derde pijler nog onvoldoende maatregelen concreet vorm. Daarnaast moeten we bij de evaluatie van Abenomics niet alleen kijken naar het beleid zelf, maar ook rekening houden met externe factoren die hun invloed hebben op de resultaten van Abenomics. De ontwikkeling op de Japanse uitvoermarkten is daarbij een belangrijke factor. De uitvoercijfers vielen tegen in 2014. Dat was voornamelijk te wijten aan een vertraging van de groei bij de belangrijke handelspartners Europa en China en aan de zwakke wereldwijde investeringsactiviteiten. De schuldenproblematiek en lage infla- tiecijfers in Europa enerzijds en de vooruitgang van de structurele aanpassingen in opkomende economieën anderzijds kunnen de Japanse uitvoerprestaties aanzienlijk beïnvloeden en dus ook hun invloed hebben op de groei. De betere uitvoercijfers eind 2014 waren voornamelijk te danken aan de zwakke yen en wellicht niet duurzaam. Hoewel het voor economen wereldwijd overduidelijk is dat structurele hervormingen essentieel zijn om Japan uit de deflatoire spiraal te bevrijden, is dat in de Japanse maatschappij veel minder het geval. Onder druk van lobbygroepen worden doortastende maatregelen vaak tegengehouden. De conservatieve houding die heerst in de Japanse maatschappij lijkt alle nodige hervormingen in de weg te staan. Door het gebrek aan structurele veranderingen is het verschil tussen Abenomics en het beleid tijdens de periode van 1990 tot 2010 ook niet helemaal duidelijk. De monetaire expansie is grootschaliger en de budgettaire maatregelen gaan iets verder, maar fundamentele breuklijnen met het verleden zijn nergens te bespeuren. Het Abenomicsbeleid is dus niet zo revolutionair als bij de lancering ervan werd beweerd. Om de geloofwaardigheid van Abenomics te verhogen, zal Abe de structurele hervormingen die passen binnen de derde pijler, ondanks alle protest, toch moeten implementeren. De sleutel tot succes daarbij is een omvorming van het proces van loonvorming waardoor stijgingen van het reële loon voor de hele werkende bevolking mogelijk worden. Zo niet, zal Abenomics uitdraaien op niets en zal Japan verder gaan op het pad van deflatie, lage groei en onhoudbare overheidsfinanciën tegen de achtergrond van de verregaande vergrijzing van de bevolking. Een pad dat het al meer Jill Van Goubergen [email protected] dan twee decennia bewandelt. (1) Financiële instellingen mochten het werkgebied van andere types van financiële instellingen niet betreden. Er gold een strikt onderscheid tussen enerzijds instellingen gespecialiseerd in kortetermijnkredietverlening en instellingen gespecialiseerd in langetermijnkredietverlening, en anderzijds tussen instellingen met gewone bankactiviteiten en instellingen gefocust op vermogensbeheer. (2) ETF’s zijn beleggingsinstrumenten die een index, bv. de Euro STOXX 50, volgen en het rendement ervan willen evenaren. REIT’s zijn instrumenten waarmee wordt belegd in bedrijven die vastgoed bezitten of financieren en hun inkomsten daaruit uitkeren als dividenden aan hun aandeelhouders. (3) Japanse overheidsobligaties door de Bank of Japan gedefinieerd als de som van T-Bills en Fiscal Investment and Loan Program bonds (FILP bonds). Onze webstek www.kbceconomics.be houdt u op de hoogte van alle analyses en vooruitzichten van de KBC-economisten. Voor vragen i.v.m. de inhoud van deze publicatie kunt u terecht bij: Jill Van Goubergen (32) (0)2 429.62.01 E-mail: [email protected] Verantwoordelijke uitgever: Johan Van Gompel, Havenlaan 2, B-1080 Brussel Correspondentieadres & abonnementenbeheer: KBC Groep NV, GCE, Havenlaan 2, 1080 Brussel, E-mail: [email protected] Deze publicatie komt tot stand op de Chief Economist Department van KBC Groep. Noch de mate waarin de voorgestelde scenario’s, risico’s en prognoses de marktverwachtingen weerspiegelen, noch de mate waarin zij in de realiteit zullen tot uiting komen, kunnen worden gewaarborgd. De prognoses zijn indicatief. De gegevens in deze publicatie zijn algemeen en louter informatief. Ze mogen niet worden beschouwd als beleggingsadvies conform de Wet van 6 april 1995 inzake secundaire markten, het statuut van en het toezicht op beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs. KBC kan niet aansprakelijk worden gesteld voor de juistheid of de volledigheid ervan. Alle historische koersen, statistieken en grafieken zijn actueel tot en met 25 februari 2015, tenzij anders vermeld. De beschreven meningen en vooruitzichten zijn die zoals ze gelden op 25 februari 2015.
© Copyright 2024 ExpyDoc