Download - Ars Aequi

Huurrecht
Huurrecht
Mr. F.T. Oldenhuis, mw. mr. H.J. Rossel
Woonruimtebepalingen (artikel 7A: 1623a-o BW)
Huurovereenkomst voor bepaalde tijd Een
huurovereenkomst voor bepaalde tijd moet
worden opgezegd tegen een voor de betaling van
de huurprijs geldende dag, die niet valt voor het
verstrijken van de bepaalde tijd (artikel 1623b lid
2). In de praktijk leidt opzegging van dergelijke
huurovereenkomsten nogal eens tot problemen:
op instigatie van de verhuurder wordt dikwijls
een huurovereenkomst gesloten voor een bepaalde termijn, waarbij tevens wordt overeengekomen dat de huurovereenkomst — indien niet
tijdig wordt opgezegd — geacht wordt telkens
met een bepaalde termijn (vaak een jaar) stilzwijgend te zijn verlengd. Zo'n overeenkomst
voor telkens bepaalde tijd legt in verband met
het bepaalde in artikel 1623b lid 2 een zware gebondenheid op de huurder: een tijdstip voor
beëindiging van de overeenkomst doet zich
slechts voor tegen het einde van een bepaalde termijn, zodat de huurder bijvoorbeeld slechts één
keer per jaar de overeenkomst kan doen eindigen. Soms wordt ervoor gepleit om een dergelijke huurovereenkomst na het verstrijken van de
eerste termijn te beschouwen als een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd, waarbij opzegging tegen elke voor de betaling van de huurprijs
geldende dag mogelijk is (artikel 1623b lid 1) (zie
bijv. Dozy en Jacobs, Hoofdstukken Huurrecht
(1994), pp. 150-151. Zie ook Ktr Zuidbroek 14
februari 1985, WR 1985, 53). In de zaak die leid-
de tot HR 2 december 1994, RvdW 1994, 267
(Stassen- De Visscher) oordeelde de rechtbank
dat een en ander reeds voortvloeide uit het bepaalde in artikel 1623b lid 2. De feiten lagen als
volgt. De Visscher huurde van Stassen een boerderij voor ƒ 1900,- per maand, voor de tijd van
één jaar, ingaande op 1 oktober 1988. In het
huurcontract werd bepaald dat als de huurder
niet binnen één maand vóór 1 oktober 1989 bij
aangetekende brief te kennen zou geven de overeenkomst niet te willen continueren, de overeenkomst geacht werd met telkens 1 jaar stilzwijgend te zijn verlengd. Bij brief van 30 oktober
1989 heeft De Visscher de overeenkomst opgezegd tegen 1 december 1989, waarna hij de boerderij heeft ontruimd. Stassen heeft de boerderij
per 1 april 1990 aan een ander verhuurd en
spreekt De Visscher aan tot betaling van de
huurtermijnen tot die datum. De Visscher verweert zich met de stelling dat de huurovereenkomst na het verstrijken van de eerste termijn
van een jaar een overeenkomst voor onbepaalde
tijd is geworden, die met inachtneming van een
termijn van één maand kan worden opgezegd.
De Ktr. wijst de vordering van Stassen toe omdat uit het huurcontract volgt
'dat bij gebreke van een tijdige opzegging na 1 oktober
1989 sprake was van een huurovereenkomst voor bepaalde tijd, namelijk tot 1 oktober 1990;'
De Rb is echter van mening dat de huurovereenkomst na het verstrijken van de eerste termijn
een overeenkomst voor onbepaalde tijd is geworden:
'Uit artikel 1623b, tweede lid, (...) blijkt dat een huurovereenkomst voor bepaalde tijd niet eindigt door het
enkele verstrijken van de bepaalde tijd, doch eerst door
opzegging. Nu dat in casu bij ommekomst van het eerste jaar niet is gebeurd, is de huurovereenkomst reeds
daarom doorgelopen en behoeft een (stilzwijgende) verlenging niet eens aan de orde te komen. De huurovereenkomst moet vanaf dat moment worden beschouwd
als geldend voor onbepaalde tijd.'
In cassatie houdt deze uitspraak geen stand. Volgens de Hoge Raad is het onjuist om te stellen
dat uit artikel 1623b lid 2 volgt dat een huurovereenkomst voor bepaalde tijd, die niet tegen
het einde van de overeengekomen tijd is opgezegd, van rechtswege voor onbepaalde tijd doorloopt, ongeacht enig andersluidend beding.
KATERN 54 2553
Handels- en ondernemingsrecht
'Artikel 1623b lid 2 bepaalt uitsluitend dat (ook) een
huurovereenkomst van woonruimte voor bepaalde tijd
slechts door opzegging kan eindigen, maar geeft geen
regel met betrekking tot de duur waarvoor de overeenkomst bij gebreke van tijdige opzegging doorloopt. De
bepaling staat dan ook niet in de weg aan een beding
dat de huurovereenkomst die voor bepaalde tijd is aangegaan, bij gebreke van tijdige opzegging met een bepaalde tijd wordt verlengd. Ook uit de wetsgeschiedenis van de artikel 1623a e.v. valt geen aanwijzing te putten dat het partijen niet zou vrijstaan met betrekking
tot de verlenging van de huurovereenkomst zulk een regeling te treffen', aldus de Hoge Raad.
Wetgeving
Per 1 juli 1994 (Wet van 14 februari 1994, Stb.
1994, 133) zijn in werking getreden de wijzigingen die betrekking hebben op de uitbreiding van
artikel 1623a inzake de woonwagens en de standplaatsen. Artikel 1 HPW werd dienovereenkomstig aangepast.
Literatuur
Eind 1994 verscheen de tweede druk van Hoofdstukken Huurrecht door R.A. Dozy en Y.A.M.
Jacobs.
2554 KATERN 54