Mensen die ver weg wonen, zijn niet zo ver weg

bananenschil heeft gegooid”, zullen de meeste kinderen zeggen. Oké, maar wat als jij er
zelf bij was en had gezien dat die man dat deed? Hoe zit het dan? Over zo’n situatie kun
je met kinderen heel goed praten. Het is een klein en herkenbaar voorbeeld, maar het
gaat wel over eigen verantwoordelijkheid. Dat kun je ook groter maken en vertalen naar
de rest van de wereld. Dan is het wereldburgerschap. Kinderen vinden het vaak heel
leuk om dit soort gesprekken te voeren. Ze hebben veel ideeën en motiveren elkaar.
Belangrijk is vooral dat je als leerkracht de thema’s op een nonchalante en luchtige
manier aansnijdt.’
‘Wat aan de ene
kant van de wereld
gebeurt, kan effect
hebben aan de
andere kant.’
Dila Nurtas
basisschoollerares, AMSTERDAM
Column
Apetrots
Mijn buurmeisje van 8 doet jaarlijks mee aan een sponsorloop.
Het geld dat ze ophaalt gaat naar kindjes in Afrika. ‘Een ver en
arm land’, vertelt ze me. Ze weet niet precies waar het ligt. En ze
weet ook niet echt wat de kinderen met haar geld gaan doen; dat
heeft ze niet gevraagd. Maar het doet er ook niet toe, voor haar.
Ze heeft een goede daad verricht voor zielige mensen. En daar
is ze apetrots op.
Is zij een wereldburger? Jij vindt misschien van wel.
Bijvoorbeeld omdat zij, als kind uit een welvarend land,
bijdraagt aan de ontwikkeling van de arme medemens. Maar is
dat echt een reden? Veel mensen zouden zeggen: ‘Ze moet ook
wat meer weten over de wereld. Er meer van gezien hebben.’
Maar persoonlijk denk ik dat zelfs zo’n reis mijn buurmeisje
geen wereldburger zou maken. Wereldburgerschap gaat
namelijk niet over rijke westerlingen die de allerarmsten in
verre landen helpen, of die elk continent bezocht hebben.
Wereldburgerschap gaat over mensen uit alle windstreken die
samen de verantwoordelijkheid nemen over hun planeet. Die
de koppen bij elkaar steken om mondiale vraagstukken op te
lossen. En die begrijpen dat wat aan de ene kant van de wereld
gebeurt, effect kan hebben aan de andere kant.
Denk ook aan duurzame bouwprojecten in Tanzania. Huizen
kunnen daar nu zonder energieverslindende airco toch
lekker koel blijven. En denk bovendien aan de projecten die
het programma E-motive steunt. Zoals een werkwijze uit
Braziliaanse sloppenwijken, die Nederlandse probleembuurten
tegenwoordig socialer en leefbaarder maakt.
Als westerlingen moeten we inzien dat mensen in zogenaamde
‘ontwikkelingslanden’ niet alleen van ons kunnen leren, maar
wij ook van hen. En dan bedoel ik niet dat wij óók het vermogen
kunnen ontwikkelen vrolijk te zijn zonder bezit, de panfluit te
bespelen of ons te verweren tegen een hongerige leeuw. Ik heb
het over lessen om onze maatschappij mee te ontwikkelen. Denk
aan de methode die Zuid-Afrikaanse trainers van de stichting
Young In Prison in het leven riepen. Deze aanpak voorkomt
dat jonge veroordeelden weer vervallen in de criminaliteit.
Hoe voorkomen leraren een paternalistische toon als ze het
over mondiale kwesties hebben? En hoe stimuleren ze een
type wereldburgerschap waarin gelijkwaardigheid centraal
staat? In elk geval door niet de verschillen tussen mensen te
benadrukken, maar de overeenkomsten. Door voorbeelden te
geven van dingen waarmee iedereen te te maken krijgt, waar ter
wereld hij ook leeft. Van de eerste verliefdheid tot het overlijden
van naasten. En van het spelen met vriendjes tot het houden
van huisdieren. Bovendien kunnen lesgevenden hun leerlingen
laten ervaren dat mensen die ver weg wonen eigenlijk helemaal
niet zo ver weg zijn. Via moderne communicatiemiddelen valt er
immers zó contact mee te maken.
Een onderwijzer die leerlingen goed laat luisteren naar de
verhalen van mensen uit andere continenten. Die hen laat
meemaken dat ze – ondanks verschillen in gewoonten en
gebruiken – heel goed met die anderen kunnen samenwerken.
En die ervoor zorgt dat zij hun leeftijdsgenootjes aan de andere
kant van de wereld niet meer beschouwen als ‘ver weg’ of ‘zielig’,
maar als mede-wereldburgers die helemaal niet zo sterk van hen
verschillen. Zo’n onderwijzer wens ik mijn buurmeisje toe. Dan
heeft ze écht iets om apetrots op te zijn.
Anne-Katrien Denissen
ProJECTMEDEWERKER SOLIDARIDAD
Een wereld aan INVALSHOEKEN
‘Stel: een man gooit een bananenschil op straat.
Iemand anders glijdt daarover uit en breekt zijn
been. Wie is dan verantwoordelijk? “De man die de
en
mondiale vraagstukk
is één van de grootste
e
nd
De omgang met afval
eie
de gro
stijgende welvaart en
van deze tijd. Door de
gezamenlijk
we
die
al
afv
id
hoeveelhe
consumptie wordt de
DO onderzocht in
reld almaar groter. NC
produceren in de we
nders aankijken tegen
S/NIPO hoe Nederla
samenwerking met TN
al en waarom doen
eiden zij zelf hun afv
afval. In hoeverre sch
ers het belangrijkste
is volgens Nederland
deze
ze dit eigenlijk? Wat
omgeving en ook in
e afval in hun naaste
en
ak
M
ld?
probleem aangaand
ge
tie
van sta
ze van het afschaffen
en
kk
vla
wereld? Wat vinden
ze
de
n er op
rgen over afval? En zij
ze zich überhaupt zo
en met 34 jaar) en
tot
(18
ers
nd
rla
ge Nede
verschillen tussen jon
r)?
oudere (vanaf 35 jaa
. Ga naar:
staan nu online
op deze vragen
-en-afval
De antwoorden
anders
/nederl
www.ncdo.nl/artikel
‘Ik werk op een wit
te school. Veel
diversiteit is hier n
iet. Dat vind ik
jammer. Maar áls
ik diversiteit tegen
kom,
maak ik er actief g
e
b
ru
ik
van. Een jongen in één
van mijn klassen is
bijvoorbeeld Jeho
vagetuige. Hij doet
de kerstactiviteite
niet mee met
n op school. Dat he
bben we uitgebreid
de klas. De kindere
besproken in
n vonden het harts
tikke interessant.
je vervolgens uitbr
Zo
’n gesprek kun
eiden naar andere
religies en culture
moet wel waken vo
le
ve
rschillen. Je
or een belerende
toon. Om kindere
te brengen, moet
n burgerschap bij
je de dialoog aang
aan. Je luistert na
leerlingen en gaat
ar de mening van
de discussie aan. He
t werkt niet als je
moet of hoort. Er
vertelt hoe het
is bovendien niet
één manier voor go
Uiteindelijk vult ied
ed
burgerschap.
ereen het op zijn
eigen manier in.’
Lily Poortman
docent levensbescho
uwing, Den Helder
‘Wat een onz
in d
wij geld geven at
aa
mensen in Afr n
ika! Het
komt voor da
t
een leerling zo
iets roept,
in een les over
wereldburge
rs
chap.
Vol overtuigin
g het gelijk aa
n
zi
jn of
haar zijde te
hebben. Het
mooie is dat
er dan eigenl
ijk altijd wel ee
n andere
leerling is die
tegenargumen
ten
opvoert. Daa
rdoor hoef je
je
er
als
onderwijzer ni
et direct in te
mengen.
Al vind ik wel
dat dit gewoo
n moet
kunnen. Je m
ag kinderen be
st
informatie ge
ven waardoo
r
ze
hun
mening kunn
en bijstellen.
H
et
m
oet
alleen geen pr
eek worden –
ze moeten
zelf tot conclu
sies komen, da
n beklijft
het beter. Je
hoeft ook niet
al
les
meteen uit te
leggen. Laat
m
aa
r wat
vragen open
voor een volg
en
de
les.
Daarin kun je
dan voortbor
du
re
n
op
hun verbazin
g en fascinat
ie. En als
de kinderen de
behoefte hebb
en iets
te doen, kun
je samen met
he
n
een
project bede
nken. Bijvoorb
eeld spullen
of geld inzam
elen voor arm
e kinderen.’
Okkie Bult
basisschoolleraar
, Groningen
Tussenlijst
Hoofdstuk 2 staat vol suggesties voor het invullen van jouw lessen over
wereldburgerschap. Hieronder een selectie uit die aanbevelingen:
•Start je lessen met een concrete situatie uit het leven van kinderen.
•Hang een internationaal component aan een bekend onderwerp.
•Kom direct tot de kern van een verhaal; vermijd wetenschappelijke nuances.
•Laat kinderen ervaringen opdoen via je les: die blijven hen beter bij.
•Leer kinderen kritisch te denken en hun eigen mening te vormen.
•Vermijd een prekerige toon; daarmee schrik je leerlingen af.
45 Een wereld aan INVALSHOEKEN
lees je in
afval