Nettopensioen bij een pensioenfonds 1. Algemeen Op basis van het Witteveenakkoord 2015 wordt de fiscaal maximale pensioenopbouw vanaf 1 januari 2015 onder andere beperkt tot een salaris van € 100.000. Veel werkgevers en werknemers zoeken nog naar oplossingen om deze beperking in de pensioenopbouw op te vangen. Hierbij wordt vaak gedacht aan een compensatie in de vorm van een salarisverhoging. Vervolgens is de vraag of de werkgever een fiscaal gefacilieerde nettopensioenregeling wil aanbieden aan zijn werknemers. Deze notitie gaat in op de mogelijkheden om een nettopensioenregeling bij een pensioenfonds onder te brengen. De nettopensioenregeling is een variant op de nettolijfrente: de nettolijfrente wordt in de privésfeer gesloten, het nettopensioen in de werkgever-/werknemer sfeer. De nettopensioenregeling moet net als de nettolijfrente voor de werknemer vrijwillig zijn. De fiscaal gefacilieerde nettopensioenregeling is een pensioenregeling waarbij de pensioenpremie uit het nettoloon wordt betaald. Over de waarde van het nettopensioen is geen vermogensrendementsheffing verschuldigd. Als de nettopensioenregeling bij een pensioenfonds wordt ondergebracht, gelden er aanvullende voorwaarden om te voorkomen dat het nettopensioen vermengd wordt met het “gewone” (bruto) pensioen. Staatssecretaris Wiebes spreekt in dat kader over “fiscale hygiëne”: het voorkomen van kruissubsidiëring tussen het “gewone” pensioen en het nettopensioen. 2. Zuivere premieovereenkomst De eerste voorwaarde voor pensioenfondsen is dat het nettopensioen een zuivere premieovereenkomst (DC-regeling) moet zijn. Het pensioenfonds mag op het pensioenkapitaal ook geen rendementsgarantie toekennen. De pensioengelden mogen wel collectief, samen met de pensioengelden van de basispensioenregeling, worden belegd als de verdeling van het rendement vervolgens maar plaatsvindt op basis van een vooraf objectief te rechtvaardigen verdeelsleutel. Hierbij zou bijvoorbeeld gedacht kunnen worden aan de verhouding tussen het vermogen dat beschikbaar is voor de nettopensioenregeling en het “gewone” pensioenvermogen. 3. Aparte administratie De kosten voor het nettopensioen moeten apart worden vastgesteld en apart aan de groep deelnemers met nettopensioen worden toegerekend. Dit kan plaatsvinden via een vooraf objectief te rechtvaardigen verdeelsleutel. Om een en ander te kunnen controleren moet het pensioenfonds voor het nettopensioen – zowel in de opbouwfase als de uitkeringsfase – een gescheiden administratie bijhouden. 4. Pensioenen in de basispensioenregeling Met het pensioenkapitaal moet op het moment dat de werknemer gewezen deelnemer wordt, overlijdt of met pensioen gaat een pensioen bij het pensioenfonds worden ingekocht. Anders dan bij de huidige DC-regelingen, lijkt shoppen met het pensioenkapitaal dus niet mogelijk. De regeling mag ook bepalen dat een (gewezen) deelnemer in de 10 jaar voorafgaande aan de pensioendatum begint met deze inkoop. Dit om het aankooprisico te spreiden. Bij de inkoop van het nettopensioen bij het pensioenfonds moeten dezelfde pensioenvormen worden toegekend als binnen de basispensioenregeling van het pensioenfonds. De inkoop bij het pensioenfonds moet verder tegen de zuiver kostendekkende premie plaatsvinden1. Daarbij moeten voor de levensverwachting gegevens worden gebruikt die betrekking hebben op de specifieke groep van deelnemers aan de nettopensioenregeling. Gezien het gemiddelde inkomen van deze groep deelnemers, kan dit betekenen dat er tegen zwaardere overlevingstafels pensioen moet worden ingekocht dan voor de basisregeling van het pensioenfonds het geval is. Indien de gemiddelde levensverwachting van de groep deelnemers met nettopensioen afwijkt van de gemiddelde levensverwachting van de deelnemers in de basisregeling krijgen de ingegane nettopensioenen een eigen voorwaardelijke indexatie. De hoogte van de indexatie van het pensioenfonds zal namelijk gecorrigeerd moeten worden als de levensverwachting van de deelnemers aan de nettopensioenregeling meer stijgt dan die van de deelnemers aan de basispensioenregeling. Er moet ook een correctie van de indexatie plaatsvinden als de werkgever binnen de basispensioenregeling een extra bedrag stort voor indexatie. Deze extra indexatie is dan niet van toepassing voor het nettopensioen. 5. Geen verplichte herverzekering In eerste instantie werd de eis gesteld dat de risico’s van de premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en het nabestaandenpensioen verplicht zouden moeten worden herverzekerd. Deze eis is vervallen. Deze risico’s mogen binnen het pensioenfonds worden gedekt. De risicopremie moet overigens wel worden afgestemd op de groep die deelneemt aan de nettopensioenregeling. 6. Verplichtstelling Verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfondsen mogen ook een nettopensioenregeling uitvoeren. Ook hierbij geldt dat de werknemer niet verplicht is om daar aan deel te nemen. Een werkgever in de betreffende bedrijfstak kan echter ook een eigen nettopensioenregeling vaststellen. Daarvoor krijgt hij vrijstelling van het bedrijfstakpensioenfonds als zijn regeling gelijkwaardig is aan de regeling van het bedrijfstakpensioenfonds. Het is nog niet duidelijk wat met “gelijkwaardig” precies wordt bedoeld. 1 De premie mag dus niet worden gedempt. Verder moet de actuariële premie verhoogd worden met de solvabiliteitsopslag en de uitvoeringskosten van de nettopensioenregeling. SV-2014-0867 september 2014 2 7. 3%-staffel Voor nettopensioenen kan – net als bij de nettolijfrente – uitgegaan worden van een premie die maximaal gelijk is aan de premie die op basis van de fiscale leeftijdsstaffels bij premieovereenkomsten mag worden gehanteerd. In principe geldt daarvoor net als bij de nettolijfrente de zogenoemde 4%-staffel. Als de nettopensioenregeling echter voldoet aan de uitkeringsbegrenzingen die bij beschikbare premieregelingen aan een 3%-staffel worden gesteld, kan bij een nettopensioenregeling het percentage uit de 3%-staffel als maximum worden gebruikt. Dit leidt naar verwachting tot de volgende maximale premies die in de nettopensioenregeling kunnen worden ingelegd: leeftijdscategorie 15 tot en met 19 20 tot en met 24 25 tot en met 29 30 tot en met 34 35 tot en met 39 40 tot en met 44 45 tot en met 49 50 tot en met 54 55 tot en met 59 60 tot en met 64 65 tot en met 67 Percentage van de pensioengrondslag 4%- staffel nettolijfrente 3%-staffel nettopensioen 2,304 2,736 3,312 3,936 4,704 5,664 6,816 8,256 9,936 11,904 13,488 4,032 4,560 5,280 6,000 6,912 7,968 9,168 10,608 12,192 13,968 15,312 Deze staffels leiden wij af uit antwoorden tijdens de Kamerbehandeling van het wetsvoorstel inzake Witteveen 2015. De staffels zijn echter nog niet officieel gepubliceerd. Verder is het nog niet zeker of de genoemde maximale premiepercentages nog verhoogd kunnen worden met de uitvoeringskosten van de nettopensioenregeling. De pensioengrondslag is gelijk aan het salarisdeel boven de € 100.000. Voor deeltijdwerkers geldt daarbij het naar voltijd omgerekende salaris. 8. Opmerkingen Sprenkels & Verschuren De voorwaarden die aan een nettopensioen bij een pensioenfonds worden gesteld zijn minder vergaand dan in eerdere voorstellen. Door de eis dat er een aparte administratie moet worden bijgehouden, zal de nettopensioenregeling echter alleen bij grotere pensioenfondsen met een grote groep deelnemers met een salaris boven de € 100.000 interessant zijn. De kosten moeten door de gescheiden behandeling van bruto en netto pensioenen namelijk (vrijwel) volledig door de deelnemers aan de nettopensioenregeling worden betaald. De hiervoor genoemde voorwaarden zijn vastgelegd in een ontwerpbesluit. De voorwaarden kunnen dus nog veranderen. Er bestaat echter wel consensus over. Wij verwachten geen grote veranderingen. De meer definitieve regelgeving zal waarschijnlijk (uiteindelijk) in het Belastingplan 2015 worden vastgelegd. Het nettopensioen kan ook bij een verzekeraar of een PPI worden ondergebracht. Of daarbij ook aanvullende voorwaarden worden gesteld is nog niet bekend. SV-2014-0867 september 2014 3
© Copyright 2024 ExpyDoc