Reactie QuaWonen novelle Blok

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
T.a.v. De Minister voor Wonen en Rijksdienst,
De heer S.A. Blok
Postbus 20011
2500 EA Den Haag
Uw kenmerk:
Adres vestiging:
Hof ter Bergen 25
Plaats vestiging:
Bergambacht
Ons kenmerk:
RvdB/SvH
Onderwerp:
Reflectie novelle d.d. 11-2-2014 Bijlagen:
Datum: 27 februari 2014
-
Geachte heer Blok,
Ter consultatie ligt voor de novelle d.d. 11 februari 2014. Ik neem de vrijheid om vanuit mijn functie als
directeur-bestuurder van QuaWonen, alsmede voorzitter van de Federatie van woningcorporaties in de
Krimpenerwaard, te reflecteren op de tekst van de novelle.
Algemeen
De novelle knipt en plakt naar harte lust uit Regeerakkoord, de Woningmarktafspraken met de
Kunduzcoalitie, afspraken met Aedes, bestaande wet- en regelgeving en tankt ideologisch elementen uit de
verschillende verkiezingsprogramma’s. Het resultaat: 1) veel tekst, 2) moeilijk leesbaar, 3) uitvoerbaar
maar niet werkbaar, 4) de voorstellen brengen de beleidsdoelen van de overheid niet dichterbij.
Faciliterende overheid
Corporaties moeten weer dienstbaar worden aan het publiek belang in hun werkgebied. De suggestie is dat
corporaties op dit moment blijkbaar niet dienstbaar zijn aan het publiek belang. De uitzonderingen
daargelaten kan ik me niet aan de indruk onttrekken, dat het gros van de corporaties dienstbaar is, met de
focus op de kernactiviteiten en in samenspraak met de belanghouders uitvoering geeft aan de lokale
woonagenda. De rol van de overheid zou in deze faciliterend moeten zijn. Ik stel vast dat de novelle niet aan
dit criterium voldoet.
Investeringen op peil
U geeft in de memorie van toelichting aan, dat gewaarborgd moet worden dat maatschappelijk bestemd
vermogen niet weglekt. Ik wijs u er in dit verband op dat de Verhuurdersheffing bij uitstek maatschappelijk
bestemd vermogen onttrekt aan de kerntaak van de corporatie. Het effect is evident. U schrijft in uw
memorie van toelichting dat de afspraken met Aedes beogen de investeringen in de woningmarkt op peil te
houden. Ik kan u verzekeren dat het gevoerde rijksbeleid, inclusief de werking van de novelle daartoe niet
bijdragen. Er is geen wetenschapper of onderzoeksinstituut te vinden in Nederland die bewijs vindt voor de
stelling dat gevoerd beleid en novelle wél bijdragen aan behoud van investeringskracht. Het zichtbare effect
is dat corporaties de investeringsprogramma’s fors terugdraaien. Het bewijs ligt buiten voor het oprapen,
onderzoeksmateriaal die daaraan onderbouwing geeft is ruimschoots voor handen.
Daeb / niet-Daeb
De prijs die betaald moet worden voor de knip Daeb / niet-Daeb is hoog. De eenvoudigste is de forse
stijging van de bedrijfslasten. De hoogte van de bedrijfslasten zijn een doorn in het oog van de politiek. De
doorvoering van de novelle leidt tot structureel fors stijgende bedrijfslasten. De memorie van toelichting
geeft duidelijk aan dat ook de overheid verwacht dat de bedrijfslasten hierdoor zullen stijgen. Onwenselijk
en vooral veroorzaakt door verder oplopende regeldruk. De knip betekent in zijn uitwerking dat corporaties
niet actief zullen en kunnen zijn in de niet-Daeb. Dat wat wenselijk is, moet wel kunnen. Ik vergelijk het met
de 100 meter hordelopen; blijkbaar mogen corporaties hordelopen. Maar wanneer het aantal hindernissen
en de hoogte ervan maar hoog genoeg is, zal geen corporatiedeelnemer de finish ongeschonden halen. Ik
zie daarin twee belangrijke elementen: de procedure is dermate complex en tijdrovend dat in de praktijk de
doorlooptijd van projecten fors oploopt. Het tempo verdwijnt, het effect is dat corporaties beduidend minder
gaan investeren. Het andere belangrijke element betreft de financiering: de financiering van de niet-Daeb is
dermate ingewikkeld en praktisch onmogelijk gemaakt, dat corporaties op voorhand niet meer zullen
beginnen aan nieuw niet-Daeb. Dat wat wenselijk is, is daarmee niet langer mogelijk.
Drie of twee categorieën
De denkfout die structureel onder de novelle ligt, is dat in de praktijk sprake is van 3 categorieën
investeringen en de overheid insteekt op twee. Categorie 1 staat buiten de discussie en betreft de Daebactiviteiten. Categorie 2 is een tussencategorie waarvoor geldt: a la commissie Dekker wenselijk vanuit het
perspectief van buurt- en wijkontwikkeling, woonvisies e.d. en de markt kan of wil niet investeren. Categorie
3 betreft de ‘echte’ niet-Daeb. De novelle schrijft de vingers blauw op categorie 2: de wetgever ziet dat als
100% niet-Daeb, markt gefinancierd, niet behorende tot de kerntaak van een corporatie. De praktijk is
echter dat categorie 2 nooit door de markt gedaan zal (kunnen) worden.
De balans zal zijn dat op termijn blijkt dat noch de corporatie, noch de markt actief kan zijn in categorie 2.
Letterlijk genomen heeft de overheid dan haar zin: want gelijk speelveld. Maar dan wel eentje waarop
niemand meer acteert, en wat leidt tot maatschappelijk verlies. Wat wenselijk is (categorie 2) moet wel
kunnen. Wenselijk niet omdat de corporatie ‘opgave verzint’, maar omdat gemeenten in hun beleid nut en
noodzaak duiden. Er is in de novelletekst geen financiering denkbaar wanneer een corporatie in categorie 2
geacht wordt marktconform, markt gefinancierd, niet geborgd, zonder kruissubsidie te werken. Waarom zou
een corporatie immers wél in staat zijn om dat voldoende rendement te maken en een marktpartij niet? Als
een marktpartij het niet kan, kunnen corporaties het onder dezelfde condities per definitie ook niet. Het is
een misvatting om te denken dat beleggers op grotere schaal actief gaan worden in achterstandswijken, in
Postbus 27, 2860 AA Bergambacht, telefoonnummer 088 – 799 66 36, fax 088 – 799 66 20, www.quawonen.com
krimpgebieden / anticipeergebieden, op polderlocaties. Er is niks mis met een gelijk speelveld, maar dan
moet de zoektocht zijn gericht op: faciliteren, verleiden, mogelijk maken, beren van de weg. De novelle
biedt op dit punt geen enkel bruikbaar aanknopingspunt. Niet voor marktpartijen, niet voor corporaties.
Decentralisatie
Daar waar de overheid rijkstaken decentraliseert naar gemeenten, zet de novelle in op verstatelijking,
centralisatie, met een grote rol – beleidsmatig en op het terrein van toezicht – voor de rijksoverheid. De
plank wordt daarmee misgeslagen; het ankerpunt zou volgens de uitgangspunten van beleid op het lokale
niveau moeten liggen: want daar haalt de corporatie de legitimatie op voor het handelen, bepalen
gemeenten mede de koers en richting van het beleid. In de uitwerking neemt de overheid echter een andere
afslag. Rigiditeit en centrale aansturing verhouden zich slecht tot de lokale context die de opgave van
corporaties bepaalt. In die zin is het raar dat er één inkomensgrens, één huurprijsgrens voor alle corporaties
en woningmarktgebieden is geïntroduceerd. Alsof Oost-Groningen met Amsterdam met het Groene Hart of
met Zuid-Limburg te vergelijken is. Beter ware het geweest wanneer de overheid écht invulling geeft aan
het lokale / regionale spel. Nog corporaties, nog gemeenten kunnen met de uitwerking op dit punt uit de
voeten.
Betaalbaarheid
Omdat vrijelijk is geknipt en geplakt, zijn belangrijke elementen uit beeld verdwenen: bijvoorbeeld de
betaalbaarheid van het wonen. En zijn soms oude koeien wederom in de tekst geïntroduceerd – bijvoorbeeld
de druk om te liberaliseren boven de 142 WWS-punten. Daarmee is het tamelijk willekeurig welke
elementen wel, en welke niet in de wetstekst terecht komen. Belangrijk nadeel van vrijelijk knippen en
plakken is ook dat de ene maatregel haaks staat op de ander, dan wel averechts uitpakt. Je kunt opschrijven
dat de investeringen op peil moeten blijven – maar een verhuurdersheffing helpt dit punt op voorhand om
zeep. Je kunt opschrijven dat corporaties ook in niet-Daeb actief mogen zijn – maar de regelgeving maakt
het vervolgens onmogelijk. Je kunt willen dat de bedrijfslasten dalen, maar tegen de oprukkende regeldrift is
geen bedrijfsbezuiniging opgewassen. Je kunt willen dat marktpartijen actief zijn in categorie 2, maar de
werkelijkheid is een andere.
Per saldo biedt de novelletekst geen houvast voor herstel van de woningmarkt. De novelle draagt ook niet
bij tot behoud van investeringen in de woningmarkt. Bedrijfslasten zullen er eerder door stijgen dan dalen,
en in categorie 2 is straks niemand meer actief. Om dit allemaal mogelijk te maken, zullen straks in de
uitvoering corporaties, Raden van Commissarissen, toezichthouders en accountants buitengewoon moeizaam
blijken te manoeuvreren door een woud aan regels, rapportages, interpretaties, protocollen. Hier resteert
slechts één vraag: voor welk probleem biedt de novelle een oplossing?
Alternatieven
Alternatieven zijn zeker denkbaar het denken in drie in plaats van in 2 categorieën biedt soelaas. Het
zwaartepunt zou moeten liggen op de lokale en regionale afstemming; laat daar het samenspel gemeente –
corporaties – marktpartijen maar bepalen wat wél en niet maatschappelijk nodig is. Daarbij past een
faciliterende, terughoudende rol van de overheid.
Beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald.
Met vriendelijke groet,
R.A. van den Broeke
Directeur-bestuurder Stichting QuaWonen
Voorzitter Federatie corporaties Krimpenerwaard
Cc: Aedes en Fracties Wonen Tweede Kamer
Postbus 27, 2860 AA Bergambacht, telefoonnummer 088 – 799 66 36, fax 088 – 799 66 20, www.quawonen.com