Werkwijze Transitieautoriteit Jeugd (TAJ)

Werkwijze Transitieautoriteit Jeugd (TAJ)
De Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ) heeft als taak ervoor te zorgen dat gemeenten en
organisaties voor jeugdhulp, de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen of
jeugdreclassering en de advies- en meldpunten voor huiselijk geweld en
kindermishandeling voldoende gelegenheid krijgen om tot goede inkoopafspraken te
komen. Inkoopafspraken die de continuïteit van hulp verzekeren en voorkomen dat
voorzieningen die niet gemist kunnen worden, verdwijnen bij de transitie. Gemeenten
dienen deze afspraken zodanig in te vullen dat de wettelijke garantie op continuïteit
van hulp is verzekerd, de daarvoor benodigde infrastructuur behouden blijft en
frictiekosten worden beperkt. In overeenstemming met artikel 8 van haar
instellingsbeschikking publiceert de TAJ hierbij haar werkwijze en de criteria die zij
bij haar werkzaamheden zal hanteren.
Een gefundeerde en uniforme aanpak vormt een belangrijke basis voor het realiseren
van de doelen die zijn meegegeven aan de Transitie Autoriteit Jeugd. De TAJ voert
haar werkzaamheden uit op verzoek van organisaties die zich daartoe bij de TAJ
hebben gemeld. Dit kan onder meer door een aanmeldformulier in te vullen op
www.transitieautoriteitjeugd.nl of door een brief te sturen aan de TAJ. De TAJ zal
naar aanleiding van verzoeken van organisaties vaststellen of, en zo ja welke
ondersteuning noodzakelijk is. Vervolgens kan de TAJ:

bemiddelen tussen organisaties en gemeenten;

gemeenten adviseren bij de inkoop van die functies van hulp waarvan de
continuïteit mogelijk onder druk komt te staan;

organisaties adviseren bij het doorvoeren van een noodzakelijke
sanering;

bewindslieden adviseren over het nemen van bestuurlijke maatregelen
jegens gemeenten;

bewindslieden adviseren over het bieden van ondersteuning in bijzondere
gevallen bij frictiekosten van instellingen en de daaraan te verbinden
voorwaarden.
De TAJ ontplooit naar eigen inzicht al die activiteiten die zij in het kader van deze
kerntaken noodzakelijk oordeelt.
Een eventueel besluit of al dan niet wordt overgegaan tot een tegemoetkoming in
verband met frictiekosten wordt genomen door de Staatssecretarissen van VWS en
van Veiligheid en Justitie. De beleidsregels die zij in dat kader vaststellen, zijn voor
de afwegingen over een tegemoetkoming leidend en zijn als bijlage bijgevoegd.
Bij de uitvoering van haar taken is de TAJ er zo veel mogelijk op gericht in
samenspraak met de organisaties en gemeenten en zo nodig de betrokken ministeries
tot gezamenlijke oplossingen te komen. Daarbij laat zij zich leiden door de volgende
criteria.
Toegang
1. De TAJ voert haar werkzaamheden uit op verzoek van organisaties die zich daartoe
bij de TAJ hebben gemeld. Maar dit ontslaat de TAJ niet van de verantwoordelijkheid
om pro-actief signalen uit het veld op te pakken en hierover in contact te treden met
aanbieders en/of gemeent(en). Voor zover dat voor het vervullen van haar
werkzaamheden noodzakelijk is, deelt en verifieert de TAJ door organisaties
verstrekte informatie met/bij betrokken gemeenten en ministeries. De informatie
wordt niet gedeeld met andere organisaties.
2. Alleen organisaties die jeugdhulp bieden in de zin van de nieuwe Jeugdwet en
organisaties die zijn belast met de advisering en verwerking van meldingen inzake
huiselijk geweld en kindermishandeling of de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering hebben toegang tot de TAJ. Jeugdhulpverleners
zonder personeel kunnen geen aanspraak maken op ondersteuning.
Bemiddeling
3. De TAJ biedt desgevraagd haar bemiddeling aan indien zij meent dat dit bijdraagt
aan het tot stand brengen van goede inkoopafspraken tussen gemeenten/regio's en
organisaties. Onder inkoopafspraken wordt tevens verstaan het maken van afspraken
over door gemeenten toe te kennen subsidie.
4. De TAJ zal bij haar bemiddeling rekening houden met de volgende factoren:
 de mate waarin het reguliere inkoopproces van gemeenten vordert en de
organisatie al dan niet contracten heeft kunnen afsluiten.
 de mate waarin de organisatie zich heeft ingezet contracten te verwerven;
 de mate waarin organisaties en gemeenten daarbij gebruik hebben gemaakt
en nog kunnen maken van door de VNG ontwikkelde
modelovereenkomsten en landelijke raamovereenkomsten voor
specialistisch en bovenregionaal jeugdhulpaanbod.
 de mate waarin een organisatie zich in het verleden en tijdens de transitie
heeft ingespannen en nog inspant zich – rekening houdend met haar
specifieke mogelijkheden en beperkingen - aan de eisen die de financier
stelt aan te passen;
 het aantal jeugdigen aan wie de organisatie in de betreffende regio van zijn
voorziening jeugdhulp pleegt te verlenen;
 het hebben van jongeren in zorg uit de gemeente/regio waarvan de
indicatie in 2015 doorloopt.
Advies Inkoop
5. De TAJ kan gemeenten adviseren bij een specifieke organisatie een voorziening in
te kopen, indien de TAJ meent dat deze inkoop noodzakelijk is om de wettelijk
gegarandeerde continuïteit van jeugdhulp en van de uitvoering van
kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering te verzekeren (artikel 12.4
Jeugdwet).
6. De gemeente kan besluiten dat in redelijkheid (artikel 10.1, 10.2 en 10.3 van de
Jeugdwet) niet van haar gevraagd kan worden de hulpverlening bij de huidige
aanbieder te borgen. In dat geval betrekt de TAJ bij haar advies in ieder geval de
volgende overwegingen:
 de mate van passendheid van het door de gemeente aangedragen
alternatief;
 de mate van instemming van de betrokken cliënten;
 het verschil in kosten voor de gemeenten tussen een door de cliënt
geprefereerde oplossing bij de huidige aanbieder en een vergelijkbare
oplossing bij de aanbieder die de gemeente voorstaat.
7. De TAJ kan de gemeenten/regio’s adviseren bepaalde vormen van jeugdhulp in te
kopen indien zij meent dat jeugdhulp die ook na de invoering van de Jeugdwet niet
gemist kan worden, bij het uitblijven van inkoop dreigt te verdwijnen of voor cliënten
binnen de regio in onvoldoende mate beschikbaar zal zijn.
8. De TAJ zal een advies als bedoeld onder punt 7 alleen geven nadat zij met de
gemeenten in gesprek is getreden over de argumenten die de gemeenten aan hun
besluiten ten grondslag hebben gelegd. Daarbij is van belang:
 de inzet van gemeenten bij de beperking van frictiekosten;
 de beschikbaarheid van een passend alternatief dat in voldoende mate
voorziet in de lokale en regionale hulpvraag;
 het mogelijk unieke karakter van de hulpvorm;
 de mate waarin rekening is gehouden met de noodzaak dat gemeenten en
regio’s behoud en inkoop van bovenregionaal georganiseerde hulpvormen
onderling afstemmen;
 de termijn waarbinnen de hulp beschikbaar moet zijn (crisishulp),
 de bijzondere doelgroep die met een hulpvorm wordt bediend,
 de mate waarin de huidige aanbieder bereid en in staat is om zijn
organisatie financieel gezond te maken en de hulpverlening inhoudelijk
aan te passen aan de eisen van de gemeenten al dan niet gekoppeld aan
meerjarige inkoopafspraken en een mogelijke tegemoetkoming in
onvermijdelijke frictiekosten;
Advies Herstructurering
9. De TAJ kan instellingen adviseren bij het doorvoeren van
herstructureringsmaatregelen indien dat voor de financiële gezondmaking van de
organisatie noodzakelijk is.
10. De TAJ kan adviseren de uitvoering van dat advies als voorwaarde te verbinden
aan inkoopafspraken van gemeenten en aan een advies aan bewindslieden over het
nemen van bestuurlijke maatregelen of over het verstrekken van een financiële
tegemoetkoming in de frictiekosten.
Advies Bestuurlijke interventies
11. Indien de TAJ vaststelt dat haar adviezen naar haar mening niet of onvoldoende
worden overgenomen, kan zij de bewindslieden van VWS, VenJ en BZK adviseren
om bestuurlijke maatregelen te nemen waardoor inkoop alsnog plaats zal vinden.
Zij zal daarbij aangeven op welke gronden zij meent dat de continuïteit van zorg of de
daarvoor benodigde infrastructuur bij het nalaten van de geadviseerde inkoop in
gevaar komt.
Advies Frictiekosten in bijzondere gevallen.
12. De TAJ kan de bewindslieden in bijzondere gevallen adviseren organisaties een
financiële tegemoetkoming in de frictiekosten toe te kennen. De hoogte van de
geadviseerde tegemoetkoming dient te passen binnen de Regeling van de
Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van
Veiligheid en Justitie van 7 juli 2014, 642067-123483-J, houdende vergoeding
bijzondere transitie transitiekosten van organisaties in verband met de
inwerkingtreding van de Jeugdwet wordt begrensd door het in artikel 7 van de
regeling genoemde beschikbare financiële kader.