Notitie beëindiging onderhoud kleine watergangen

BIJLAGE
Notitie beëindiging onderhoud kleine watergangen
(versie april 2014)
Besluit algemeen bestuur
Bij de vaststelling van de perspectievennota 2014-2017 is besloten in de meerjarenraming
rekening te houden met een aanvullend besparingspakket waarin is opgenomen: ‘Beperken
waterschapszorg: geen onderhoud kleine watergangen tot in beginsel 20 ha’.
Er is in de perspectievennota vanuit gegaan dat dit om 700 km watergang in het landelijk
gebied zou gaan, wat een besparing van onderhoudskosten zal opleveren die oploopt van
€ 150.000 in 2015 tot een bedrag van € 350.000 per jaar vanaf 2017.
Overwegingen van het algemeen bestuur onder dit besluit.
Dit besluit is onderdeel van de resultaten van de ambitiediscussie die vorig jaar in het
algemeen bestuur is gevoerd. De overwegingen van het bestuur onder dit besluit zijn
samengevat:
- een evenwichtige verdeling van de bezuinigingen over de verschillende taakonderdelen
van het waterschap (zuivering, natuur, landbouw);
- vermindering van ontzorging door het waterschap: meer verantwoordelijkheid voor
eigenaren/gebruikers voor het onderhoud van watergangen die van beperkt belang zijn
(de mate van onderhoud van deze kleine watergangen heeft alleen lokale effecten voor
de percelen van aanliggende eigenaren en beïnvloed de rest van het watersysteem
nauwelijks).
Er zijn meer argumenten pro en contra dit besluit. Deze zijn deels benoemd in de
ambitiediscussie en andere gesprekken over het onderwerp. De pro’s en contra’s die niet in
het voorstel zijn opgenomen zijn ter informatie onderaan deze bijlage opgesomd.
Algemene toelichting begrenzing onderhoudstaak waterschappen
Waterschappen zijn verantwoordelijk voor het regionaal waterbeheer. Dit betekent niet dat
het waterschap verantwoordelijk is voor de instandhouding van al het oppervlaktewater.
Drainagemiddelen zoals greppels en de kleinste watergangen zijn niet in onderhoud bij
waterschappen. Veelal wordt gebruik gemaakt van de maatgevende afvoer (afvoer in l/sec
die gemiddeld één dag per jaar bereikt wordt) om:
- de grens te stellen om te bepalen of een watergang zo groot is dat het waterschap het
beheer voert (toezicht houdt op de instandhouding);
- de grens te stellen om te bepalen of een watergang zo groot is dat het waterschap
daarnaast ook zelf zorgt voor het onderhoud van de watergang.
Het vaststellen en het in de praktijk hanteren van deze grenzen, helpt het waterschap te
voldoen aan het gelijkheidsbeginsel in het bestuursrecht dat voorschrijft dat de overheid
gelijke gevallen op gelijke wijze moet behandelen, in dit geval een gelijk voorzieningenniveau
over het gebied. Door in deze grenzen uit te gaan van een maatgevende afvoer wordt
rekening gehouden met de hydrologische verschillen in het gebied.
Waterschap Rijn en IJssel hanteert maar één grens. Alle watergangen die bij het waterschap
in beheer zijn, worden ook door het waterschap onderhouden. Er is geen categorie
schouwwatergangen. Op dit moment geldt een maatgevende afvoer van 5 l/sec als grens,
maar het is niet zo dat dit overal ook doorgevoerd is. Door de ontstaansgeschiedenis zijn er
ook watergangen met grotere maatgevende afvoeren (tot ca. 20 l/sec) die niet in beheer zijn
bij het waterschap.
1
Eerste selectie en eigendom van de kleine watergangen
Op grond van bovenstaande is bij de selectie van kleine watergangen uitgegaan van de
maatgevende afvoer om zodoende rekening te houden met de gebiedsverschillen. Er is dus
niet geselecteerd op een grens van 20 ha afwaterend gebied, maar op een maatgevende
afvoer van 20 l/sec. In een gebied als het Duivense broek (in de Liemers) correspondeert
een maatgevende afvoer van 20 l/sec met een oppervlakte van minder dan 20 ha afwaterend
gebied (afvoer coëfficiënt groter dan 1 l/sec/ha). In een hoger, droger gebied zijn beduidend
meer hectares nodig om tot deze maatgevende afvoer te komen.
De eerste selectie van watergangen met een maatgevende afvoer die kleiner is dan 20 l/sec,
omvat ca. 760 km watergang. De verdeling van deze 760 km watergang over eigenaren
staat in onderstaande tabel. Omdat iedere watergang twee eigenaren kan hebben (links en
rechts) staan in deze tabel het aantal kilometers watergangzijde vermeldt. In totaal gaat het
dus over 2 x 760 km = 1520 km watergangzijde.
Waterschap
Andere overheden + combinaties met
overheden met andere eigenaren
Lengte
watergangzijde
360 km
370 km
waarvan 260 km
van gemeenten
120 km
NV’s BV’s, Verenigingen, Stichtingen, Kerken,
allerlei combinaties
Particulieren (Man, Vrouw of combinaties)
670 km
TOTAAL 1520 km
Aantal eigenaren
1
25 + 76
ca. 350
ca. 3850
ca. 4300
Er zijn 68 particuliere eigenaren die meer dan 1 kilometer watergangzijde in bezit hebben en
tezamen 114 km. Er zijn bijna 3800 particulieren die minder dan 1 km watergangzijde in bezit
hebben en samen 557 km bezitten (gemiddeld ca. 150 meter).
Onderstaand de gemeentes met meer dan 10 kilometer watergangzijden. Dit betreft met
name bermsloten. Het kan zo zijn dat een gemeente in de praktijk de bermsloten in geheel
onderhoudt. In dat geval gaat het voor de gemeenten Oude IJsselstreek, Bronckhorst en
Berkelland om een kostenpost van ruim € 20.000 per jaar (40.000 m * € 0,50 per meter
watergang). Hierbij is er vanuit gegaan dat de gemeente de watergangen tegen dezelfde
kosten kan onderhouden als het waterschap dat doet.
Gemeente Oude IJsselstreek
Gemeente Bronckhorst
Gemeente Berkelland
Gemeente Aalten
Gemeente Montferland
Gemeente Oost Gelre
Gemeente Winterswijk
Gemeente Zevenaar
46 km
43 km
41 km
30 km
27 km
19 km
15 km
13 km
Uiteindelijke selectie
Er zijn een aantal watergangen die ondanks de geringe maatgevende afvoer toch in beheer
van het waterschap zullen blijven zoals watergangen met riooloverstorten, inlaatleidingen en
mogelijk ook watergangen met bijzondere functies. Ook zal met een beheerdersoordeel een
correctie worden uitgevoerd op de resultaten van de op theoretische wijze uitgevoerde
selectie.
Verwacht wordt dat er uiteindelijk 700 km watergang overblijft waarvan het onderhoud door
het waterschap beëindigd kan worden.
2
Globaal is de eigendomsverdeling hiervan als volgt (voor het overzicht afgerond naar
ronde getallen dus niet precies corresponderend met verhoudingen in vorige tabel).
Waterschap
Andere overheden + combinaties met overheid
NV’s BV’s, Verenigingen, Stichtingen, Kerken
etc
Particulieren (Man, Vrouw of combinaties)
TOTAAL
Lengte
watergangzijde
340 km
340 km waarvan
240 km van
gemeenten
120 km
Lengte watergang
600 km
300 km
700 km
170 km
170 km waarvan
120 km van
gemeenten
60 km
Manieren om het onderhoud te beëindiging
Het waterschap kan het onderhoud beëindigen door de watergangen te verwijderen van de
legger of door in de legger een onderhoudsplicht voor de aanliggende eigenaren op te
nemen. Deze twee mogelijkheden zijn toegelicht in het voorstel.
Als wordt gekozen de watergangen te verwijderen van de legger, schrijft het waterschap
niets voor over het onderhoud van deze watergangen en houdt het geen toezicht op het
onderhoud. Voor aanpassing van de watergang (bijvoorbeeld beduikering) is geen
vergunning meer nodig. De eigenaar heeft wel de plicht het water van bovenstrooms gelegen
eigenaren af te voeren, dus de watergang in stand te houden. Dit geldt dan niet op basis van
de keur (want de watergangen staan dan niet meer op de legger), maar op basis van het
Burgerlijk wetboek.
Benodigde formele besluiten
Formeel zal de uitvoering van dit besluit van het algemeen bestuur van het waterschap
bestaan uit twee andere besluiten van het bestuur:
1. Aanpassing van de ‘Nota omvang waterschapszorg’;
2. Aanpassing van de legger van watergangen (schrappen van kleine watergangen).
De aanpassing van de ‘Nota omvang waterschapszorg’ heeft dusdanige gevolgen dat het op
grond van de inspraakverordening van het waterschap ter inzage moet worden gelegd.
Het besluit tot aanpassing van de legger moet op grond van de provinciale waterverordening
voorafgegaan worden met een ter inzage legging en de mogelijkheid voor belanghebbenden
om een zienswijze in te dienen. De belanghebbende kan in beroep gaan tegen het besluit tot
vaststelling van de legger.
Pro’s en contra’s van het besluit
Hieronder volgt een opsomming van argumenten die tot nu toe in gesprekken over de
beëindiging van het onderhoud van kleine watergangen zijn genoemd en die niet in het
voorstel zelf zijn benoemd. Het doel van deze opsomming is niet om te stimuleren om de
discussie nogmaals te voeren, maar om vast te stellen dat deze argumenten inderdaad
bestaan en dat we die tegen kunnen komen bij de uitvoering van het besluit als reactie van
partners en eigenaren. Voor het algemeen bestuur zijn vooral de overwegingen die op de
eerste bladzijde van deze bijlage staan bepalend geweest voor het voornemen het
onderhoud van kleine watergangen te beëindigen.
Pro’s
- Door de kleinste watergangen van de legger te halen wordt het voorzieningenniveau meer
gelijkgetrokken over het gehele beheergebied van het waterschap (de kleine watergangen
die het waterschap onderhoud zijn grotendeels voormalige B-watergangen die in het
zuidelijke deel van het beheergebied liggen, met een grote dichtheid in het
3
Duivense Broek). In andere delen van het gebied staan veel kleine watergangen nu al niet
op de legger.
- Het voorzieningenniveau dat het waterschap biedt zal met de aanpassing meer in lijn
komen met dat van de omliggende waterschappen, met name dat van de Rijn-Oost
waterschappen.
Contra’s
- Het waterschap kan ook trots zijn op het hoge voorzieningenniveau dat het biedt ondanks
zijn lage tarieven ten opzichte van andere waterschappen.
- De maatschappelijke kosten worden door de overdracht van de onderhoudstaak mogelijk
hoger. De ingelanden hebben bij het uitvoeren van het onderhoud niet de
schaalvoordelen die het waterschap geniet. De kosten kunnen hoger uitvallen dan de
€0,50 per meter watergang die het waterschap hiervoor uitgeeft.
- Sommige eigenaren die nu nog geen andere perceelsloten onderhouden, weten mogelijk
niet hoe ze het onderhoud van een relatief kort traject watergang moeten organiseren
tegen aanvaardbare kosten.
- Verschuiving van de plicht tot onderhoud van het waterschap naar andere overheden
heeft geen effect op de overheidslasten en wordt uiteindelijk via een andere belasting bij
de burger worden opgehaald.
- Bij wateroverlast kan onduidelijkheid ontstaan of dit het gevolg is van de
onderhoudstoestand van de kleine watergangen of van de grotere watergangen die nog
wel door het waterschap worden onderhouden.
- Het waterschap zal mogelijk gebiedskennis en contact met de ingelanden verliezen.
- De uiteindelijke bezuiniging op het onderhoud is maar beperkt ten opzichte van de totale
waterschapslasten.
Beeld van de ligging van de kleine watergangen
Op onderstaande kaart zijn de watergangen die in eerste instantie geselecteerd zijn rood
weergegeven zodat de spreiding over het gebied zichtbaar is. Er vindt nog een finetuning
plaats dus het gaat in dit stadium vooral om het beeld en niet om de specifieke watergangen.
4