Inpassing van lwoo en pro in passend onderwijs Wetsvoorstel 22 juli 2014 Wat gaat er veranderen? In het regeerakkoord is aangekondigd dat ook leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) en praktijkonderwijs (pro) onder de verantwoordelijkheid van de samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs gaan vallen. De samenwerkingsverbanden krijgen dan de verantwoordelijkheid voor de toewijzing en bekostiging van alle vormen van onderwijsondersteuning die leerlingen in de klas nodig hebben. Daardoor kunnen ze goed afwegen welke ondersteuning het beste bij een leerling past. Het voorstel is om de wet op 1 augustus 2015 in te laten gaan. Per 1 januari 2016 krijgen samenwerkingsverbanden vervolgens de verantwoordelijkheid over het toewijzen van de ondersteuning voor lwoo en pro en over de bijbehorende budgetten. Planning Zomer 2014 Wetsvoorstel ‘Integratie lwoo en pro in passend onderwijs’ naar Tweede Kamer 1 augustus 2015 Verwachte inwerkingtreding eerste deel wet: samenwerkingsverbanden moeten ondersteuningsplannen aanpassen aan de integratie van lwoo en pro 1 januari 2016 Verwachte volledige inwerkingtreding wet: samenwerkingsverbanden worden verantwoordelijk voor ondersteuningstoewijzing en ondersteuningsbekostiging van lwoo en pro Hoofdpunten uit het wetsvoorstel De inpassing van lwoo en pro in passend onderwijs zorgt voor 2 belangrijke veranderingen: 1 De samenwerkingsverbanden vo worden verantwoordelijk voor de toewijzing van lwoo en pro. De 16 regionale verwijzingscommissies (RVC’s) worden per 1 januari 2016 opgeheven. Scholen die lwoo en pro aanbieden vragen vanaf dat moment een ondersteuningstoewijzing voor lwoo of pro aan bij het samenwerkingsverband. Voorlopig blijven de huidige landelijke criteria voor lwoo en pro gehandhaafd. Ook de lwoo-licenties blijven voorlopig behouden. Medio 2014 wordt besloten wat er met de criteria en/of licenties gebeurt. Lwoo en pro worden daarbij apart van elkaar bekeken. Als alle schoolbesturen het ermee eens zijn, kunnen samenwerkingsverbanden vanaf 1 januari 2016 zelf bepalen welke criteria voor lwoo en pro gelden en welke scholen in aanmerking komen voor een lwoo-licentie. Dit noemen we de ‘opting out’mogelijkheid. De samenwerkingsverbanden vo worden ook verantwoordelijk voor de ondersteuningsbudgetten van lwoo en pro. De budgetten van lwoo en pro gaan deel uitmaken van het budget voor lichte ondersteuning per samenwerkingsverband. Dat gebeurt ook per 1 januari 2016. Veranderingen voor ouders en leerlingen Doordat de samenwerkingsverbanden verantwoordelijk worden voor alle onderwijsondersteuning, hoeven ouders en leerlingen niet meer bang te zijn dat samenwerkingsverbanden en RVC’s de verantwoordelijkheid voor ondersteuning van een leerling op elkaar afschuiven. Verder verandert er voor ouders en leerlingen weinig, tenzij een samenwerkingsverband kiest voor een opting out. Bij een opting out kan een samenwerkingsverband de criteria voor lwoo en pro zelf bepalen. Dit kan gevolgen hebben voor de toelaatbaarheid tot het pro of aanwijzing op het lwoo. Mogelijkheid tot opting out Als leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) en praktijkonderwijs (pro) worden ingepast in passend onderwijs, bestaat er voor samenwerkingsverbanden een opting out-mogelijkheid. Via opting out kunnen ze afwijken van de regels voor de vaste indicatiecriteria en de lwoolicenties. Een samenwerkingsverband kan kiezen voor 1 of meer vormen van opting out als alle besturen met een school of vestiging in het gebied van het samenwerkingsverband akkoord gaan met de opting out. Gaan 1 of meer schoolbesturen niet akkoord, dan moet het samenwerkingsverband de landelijk vastgestelde criteria gebruiken en/of vasthouden aan de lwoo-licenties. 3 vormen van opting out Er zijn 3 vormen van opting out: 1. Opting out bij de landelijke criteria en de duur van de ondersteuningstoewijzing voor pro 2. Opting out bij de landelijke criteria en de duur van de ondersteuningstoewijzing voor lwoo 3. Opting out van de licenties Bij de eerste 2 vormen van opting out kunnen samenwerkingsverbanden zelf criteria vaststellen voor de toewijzing van ondersteuning aan lwoo- en/of pro-leerlingen. Daarbij kunnen ze er aanvullend voor kiezen om zelf de geldigheidsduur van de toewijzing of toelaatbaarheidsverklaring te bepalen. Het samenwerkingsverband kan een eigen geldigheidsduur bepalen, maar mag ook de geldigheidsduur voor de duur van de schoolloopbaan houden. Bij de opting out van de lwoo-licenties kunnen samenwerkingsverbanden zelf bepalen welke scholen in aanmerking komen voor lwoo-bekostiging. Omdat lwoo-middelen zijn bedoeld voor vmbo-leerlingen, blijft de voorwaarde bestaan dat alleen scholen die vmbo aanbieden middelen voor lwoo kunnen ontvangen. Afspraken opnemen in ondersteuningsplan Bij elke vorm van opting out moet het samenwerkingsverband de afspraken over de invulling van de opting out opnemen in het ondersteuningsplan. Zo is het samenwerkingsverband transparant naar leerlingen en hun ouders. Bij opting out voor de criteria en duur moet het 2 samenwerkingsverband opnemen welke criteria het vaststelt en wat de duur is van de toelaatbaarheidsverklaring voor pro of aanwijzing tot lwoo. Bij de opting out voor lwoolicenties neemt het samenwerkingsverband op welke scholen onder welke voorwaarden in aanmerking komen voor de aanvullende lwoo-bekostiging. Bekostiging lwoo en pro Per 1 januari 2014 wordt het bedrag dat scholen ontvangen voor leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) en praktijkonderwijs (pro) opgesplitst in een budget voor basisbekostiging en een budget voor ondersteuningsbekostiging. De basisbekostiging is gelijk aan de bekostiging van een gemiddelde vmbo-leerling. De rest bestaat uit het ondersteuningsbudget. Maximering budget lwoo en pro Er zijn 2 vormen van budgettering voor de ondersteuningsbekostiging van lwoo en pro. Deze volgen elkaar op in de tijd: Landelijke budgettering in de overgangsperiode (van 1 januari 2014 tot 1 januari 2016). Vanaf 1 januari 2014 wordt het totale landelijke ondersteuningsbudget voor lwoo en pro gemaximeerd. Het totale budget is berekend op basis van het aantal leerlingen lwoo en pro op 1 oktober 2011. Het aantal leerlingen dat lwoo of pro volgt, kan wel nog groeien. Bij een stijging van het totale aantal lwoo- en pro-leerlingen daalt het ondersteuningsbudget per leerling. Budgettering op niveau van het samenwerkingsverband (vanaf 1 januari 2016). Als lwoo en pro zijn ondergebracht in passend onderwijs verandert de wijze van budgettering: voor elk samenwerkingsverband wordt een maximumbudget voor lwoo en voor pro vastgesteld. Omdat er sprake is van kalenderjaarbekostiging gaat deze nieuwe budgettering in op 1 januari 2016. Hieronder leest u hoe het budget per samenwerkingsverband wordt vastgesteld. Ondersteuningsbudget voor lichte ondersteuning Zodra lwoo en pro zijn ingepast in passend onderwijs, kan het samenwerkingsverband de ondersteuningstoewijzing integraal bekijken, zowel voor de lichte als de zware ondersteuning. Onder lichte ondersteuning valt ondersteuning door bijvoorbeeld een orthopedagogisch en didactisch centrum (opdc) of door scholen die lwoo en/of pro aanbieden. Vanaf 1 januari 2016 zijn de samenwerkingsverbanden verantwoordelijk voor de budgetten van 3 vormen van lichte ondersteuning: ondersteuningsbudget van lwoo ondersteuningsbudget van pro het budget van de overige lichte ondersteuning (het regionaal zorgbudget, Rebound, Herstart en Op de Rails) Met passend onderwijs vallen al deze budgetten onder verantwoordelijkheid van het samenwerkingsverband. De basisbekostiging wordt – net als voorheen – rechtstreeks overgemaakt aan het schoolbestuur waar de leerling staat ingeschreven. De samenwerkingsverbanden worden dus verantwoordelijk voor de ondersteuningsbekostiging. De budgetten voor lichte ondersteuning en voor zware 3 ondersteuning zijn van elkaar gescheiden: een overschrijding op het ene budget gaat niet ten koste van het andere budget. Geen verevening Om de financiële positie van vo-scholen die lwoo en pro aanbieden te waarborgen, is er geen sprake van verevening voor lwoo en pro in het conceptwetsvoorstel. Na een onderzoek wordt in 2016 besloten of er een verevening komt. Ondersteuningsbudget lwoo en pro per samenwerkingsverband In het vo is er sprake van kalenderjaarbekostiging. Voor het samenwerkingsverband betekent dit dat het budget voor lwoo en pro per kalenderjaar wordt toegekend. Het budget voor de zware ondersteuning daarentegen wordt op schooljaarbasis aan het samenwerkingsverband toegekend. Het aantal leerlingen op 1 oktober van een jaar is bepalend voor de bekostiging vanaf 1 januari in het kalenderjaar daaropvolgend. De omvang van het ondersteuningsbudget voor lwoo en het ondersteuningsbudget voor pro per samenwerkingsverband bestaat uit een bedrag per leerling. Omdat er sprake is van een gebudgetteerde bekostiging vormt het aantal lwoo- en pro-leerlingen dat het samenwerkingsverband had op 1 oktober 2012 de basis. Om rekening te houden met demografische ontwikkelingen, wordt dit aantal leerlingen uitgedrukt in een deelnamepercentage op 1 oktober 2012. Vervolgens wordt ieder jaar het totaal aantal voleerlingen in het samenwerkingsverband vermenigvuldigd met dit percentage. Het aantal leerlingen dat daaruit komt, wordt vermenigvuldigd met een landelijk vastgesteld bedrag. Deze berekening wordt zowel voor lwoo als voor pro gedaan. Voorbeeld: Een samenwerkingsverband had op 1 oktober 2012 5.000 leerlingen waarvan er 500 deelnamen aan het lwoo. Op 1 oktober 2015 heeft dit samenwerkingsverband 6.000 leerlingen en maken 550 leerlingen gebruik van het lwoo. Het lichte ondersteuningsbudget lwoo wordt als volgt berekend: 500/5.000= 10% 6.000 *10%= 600 600 * een bedrag per leerling = lichte ondersteuningsbudget voor deel lwoo Het budget dat het samenwerkingsverband krijgt toegekend voor lwoo is dus niet gebaseerd op het daadwerkelijke aantal leerlingen in het samenwerkingsverband in dat jaar (in dit geval 550), maar op het percentage lwoo-leerlingen in het samenwerkingsverband op 1 oktober 2012 (500). Verrekening op basis van aantal lwoo- en pro-leerlingen Het lichte ondersteuningsbudget valt onder de verantwoordelijkheid van het samenwerkingsverband. Voordat DUO de middelen voor lichte ondersteuning (de 3 budgetten gezamenlijk) overmaakt naar het samenwerkingsverband, vindt een verrekening plaats op basis van het aantal leerlingen dat op 1 oktober is ingeschreven in het pro of als lwoo-leerling. Deze middelen gaan naar de vmboscholen met lwoo-licentie en de pro-scholen in het samenwerkingsverband. Het resterende budget wordt overgemaakt naar het samenwerkingsverband om de overige lichte ondersteuning vorm te geven. 4 Bij overschrijding van het budget voor lichte ondersteuning hanteren we dezelfde systematiek als bij het budget voor de zware ondersteuning: het wordt verhaald op de lumpsum van alle besturen die een school of vestiging hebben binnen het gebied van het samenwerkingsverband. Het is bij een overschrijding dus niet zo dat het bedrag per leerling lager wordt Leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs / uitvoeringsvragen Blijven de indicaties voor lwoo en pro van Regionale Verwijzings Commissies (RVS’s) geldig? Ja, indicaties die RVC’s hebben afgegeven zijn geldig voor de duur van de schoolloopbaan, ook na inpassing van lwoo en pro in passend onderwijs. De bedragen voor lwoo en pro zijn gemaximeerd. Wat betekent dat voor mijn school de komende jaren? Er zijn 2 vormen van budgettering voor de ondersteuningsbekostiging van lwoo en pro. Deze volgen elkaar op in de tijd: Landelijke budgettering in de overgangsperiode (van 1 januari 2014 tot 1 januari 2016). Vanaf 1 januari 2014 wordt het totale landelijke ondersteuningsbudget voor lwoo en pro gemaximeerd. Het totale budget is berekend op basis van het aantal leerlingen lwoo en pro op 1 oktober 2011. Het aantal leerlingen dat lwoo of pro volgt, kan wel nog groeien. Bij een stijging van het totale aantal lwoo- en pro-leerlingen daalt het ondersteuningsbudget per leerling. Omgekeerd geldt hetzelfde. Het bevoegd gezag ontvangt aan het einde van het jaar een overzicht van het basis- en ondersteuningsbudget voor het daaropvolgende kalenderjaar. Budgettering op niveau van het samenwerkingsverband (vanaf 1 januari 2016). Als lwoo en pro zijn ondergebracht in passend onderwijs verandert de wijze van budgettering: voor elk samenwerkingsverband wordt een maximumbudget voor lwoo en voor pro vastgesteld. Omdat er sprake is van kalenderjaarbekostiging gaat deze nieuwe budgettering in op 1 januari 2016. Voor uw school betekent dat dat u voor uw leerling én een vaste basisbekostiging ontvangt én een vastgestelde ondersteuningsbekostiging. Als er binnen het samenwerkingsverband meer leerlingen worden geïndiceerd dan het samenwerkingsverband middelen heeft, gaat dat dus niet ten koste van de hoogte van het ondersteuningsbudget per leerling. Het wordt dan van het budget van de school afgetrokken. Welke instantie is verantwoordelijk voor de ondersteuningstoewijzing van lwoo en pro en welke voor de financiële afhandeling? Zodra lwoo en pro zijn ondergebracht in passend onderwijs gaan de samenwerkingsverbanden de ondersteuningstoewijzing voor lwoo en pro doen, en regelt DUO de financiële afwikkeling. Net als bij passend onderwijs is het samenwerkingsverband verantwoordelijk voor het ondersteuningsbudget lwoo en het ondersteuningsbudget pro. Als een samenwerkingsverband bijvoorbeeld een toelatingsverklaring heeft afgegeven voor een pro-leerling en de leerling is ingeschreven op een school voor praktijkonderwijs, maakt DUO automatisch de 5 bijbehorende bekostiging over naar de pro-school. Het samenwerkingsverband zit daar niet tussen. Als het samenwerkingsverband minder ondersteuning voor lwoo en pro toewijst dan dat er middelen voor lichte ondersteuning beschikbaar zijn, ontvangt het samenwerkingsverband die overige middelen. Als het samenwerkingsverband meer ondersteuningstoewijzing voor lwoo en pro toewijst dan dat er beschikbare middelen (voor lichte ondersteuning) zijn, worden alle besturen van het samenwerkingsverband door DUO gekort op hun lumpsum. Mogen samenwerkingsverbanden zelf bepalen welk ondersteuningsbudget naar de pro-scholen gaat? Nee. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap stelt het ondersteuningsbudget dat een school ontvangt landelijk vast. Samenwerkingsverbanden kunnen het budget voor een (lwoo- of) pro-leerling dus niet veranderen. Waarom is er voor het lwoo en pro geen grensverkeerregeling? De ondersteuningstoewijzing voor lwoo of pro is landelijk geldig, net zoals in het (v)so. Heeft een van een samenwerkingsverband een toelaatbaarheidsverklaring (tlv) voor pro gekregen, dan wordt hij ook toegelaten op een pro-school in een ander samenwerkingsverband. De ondersteuningstoewijzing voor lwoo of pro wordt bekostigd door het samenwerkingsverband waar de leerling op dat moment naar school gaat, zowel bij grensverkeer als bij verhuizing van woonplaats. Dit is een andere keuze dan in passend onderwijs voor het (v)so is gemaakt. Voor het (v)so geldt dat het samenwerkingsverband dat de tlv heeft afgegeven betaalt, zowel bij grensverkeer als bij verhuizing van woonplaats. Deze keuze heeft de volgende redenen: Er zijn in elk samenwerkingsverband scholen die lwoo en pro aanbieden. Leerlingen gaan doorgaans direct na de basisschool naar een school die lwoo of pro aanbiedt. Er stromen zelden leerlingen op een later moment naar deze schoolsoorten. Hierdoor is er veel minder sprake van leerlingen die overstappen naar een andere school dan in het (v)so. De aanvraag voor lwoo of pro wordt ook door de lwoo- of pro-school gedaan. Het voorkomt een ingewikkelde verrekening tussen samenwerkingsverbanden. Wat betekent de inpassing van lwoo en pro voor ouders en leerlingen? Doordat de samenwerkingsverbanden verantwoordelijk worden voor alle onderwijsondersteuning, hoeven ouders en leerlingen niet meer bang te zijn dat samenwerkingsverbanden en RVC’s de verantwoordelijkheid voor ondersteuning van een leerling op elkaar afschuiven. Verder verandert er voor ouders en leerlingen weinig, tenzij een samenwerkingsverband kiest voor een opting out. Via opting out kan het samenwerkingsverband afwijken van de regels voor de vaste indicatiecriteria en de lwoo-licenties. Kies het samenwerkingsverband voor opting-out dan neemt het de afspraken over de invulling van de opting out op in het ondersteuningsplan. Zo is het samenwerkingsverband transparant naar leerlingen en hun ouders. Wordt het budget voor pro helemaal niet meer ingepast in passend onderwijs? 6 Het ondersteuningsbudget voor (lwoo en) pro wordt wel ingepast in passend onderwijs. De samenwerkingsverbanden worden verantwoordelijk voor dit budget. Elk samenwerkingsverband krijgt een budget voor lichte ondersteuning. DUO maakt eerst de bekostiging voor alle pro- (en lwoo-) leerlingen over naar de scholen. Alles wat overblijft, maakt DUO over naar het samenwerkingsverband. Is er tekort, dan wordt dit verrekend met alle besturen in het samenwerkingsverband. Wordt er bezuinigd op lwoo en pro of op passend onderwijs? Nee. De bezuiniging op het budget van samenwerkingsverbanden voor de inpassing van lwoo en pro is met de begrotingsafspraken voor 2014 teruggedraaid. Er wordt dus niet bezuinigd op passend onderwijs: niet op de samenwerkingsverbanden en niet op lwoo en pro. Verliezen pro-scholen de helft van hun budget? Nee. Een pro-school krijgt voor elke leerling die op de school is ingeschreven en toelaatbaar is verklaard voor pro altijd de basisbekostiging én de ondersteuningsbekostiging rechtstreeks van DUO. Het samenwerkingsverband zit daar niet tussen. 7
© Copyright 2024 ExpyDoc