Orgaandonatie en transplantatie

n
enleving
sch
els
16. Orgaandonatie en
transplantatie
‘Ik overweeg om orgaandonor te worden, maar ik ben er nog niet helemaal uit. Ik vraag me af of artsen je nog wel tot het allerlaatst doorbehandelen als je orgaandonor bent. Kun je er zeker van zijn dat je organen pas
worden verwijderd als je echt bent overleden?’
Door orgaandonatie kun je het leven redden van mensen die anders
overlijden.Meer
Nog altijd
is de vraag naar organen veel groter dan het aanlezen
bod. Zouden christenen -niet voorop moeten lopen in het doneren van
hun organen, als ultieme daad van naastenliefde? Het antwoord is nog
niet zo eenvoudig.
Op 3 december 1967 plaatste arts Christiaan Barnard (1922-2001) een
nieuw hart in het lichaam van Louis Washkansky (1913-1967). Voor de
arts kwam daarmee een droom uit. Als jongen verloor Barnard zijn broer
AfwegingHij besloot alles op alles te zetten om hartchiaan een hartafwijking.
rurg te worden. Dat lukte, maar daarmee was de arts nog niet klaar.
Voor hem was een harttransplantatie het doel. Hij experimenteerde met
proefoperaties op honden tot hij zeker was van zijn zaak. In 1967 waagde hij de stap. Met een team van meer dan dertig mensen voerde hij de
eerste harttransplantatie in de geschiedenis uit. Washkansky, de patiënt,
kreeg een hart van Denise Dervall, die kort daarvoor was overleden aan
een auto-ongeluk.
Wat toenWetenschappelijk
een uitzondering was, is nu regelmaat: in Nederland worden per jaar tientallen harttransplantaties en duizenden grote en kleine
transplantaties van andere organen en weefsels uitgevoerd. Daarmee
wordt het leven van veel mensen gered, of de kwaliteit van hun leven
wordt sterk verbeterd (hoofdstuk 31).
Behandeling
Transplantatie in allerlei vormen
Iedereen kent wel iemand in zijn of haar buurt die ziek is omdat een belangrijk orgaan niet goed functioneert – het hart, de
lever, de nieren, de darmen. In sommige gevallen kunnen deze mensen
geholpen zijn met een donororgaan. Honderden patiënten staan op een
wachtlijst voor een orgaantransplantatie. Soms moeten ze lang wachten
op een gezond orgaan, want het aanbod is beperkt. Als het zover is, wordt
het orgaanPastoraal
van een donor in hun lichaam getransplanteerd (overgeplaatst)
om het zieke orgaan te vervangen.
Ook andere delen van het lichaam zijn te transplanteren: huid, hoornvliezen of hartkleppen bijvoorbeeld lenen zich voor weefseltransplantatie.
Soms wordt zelfs gebruikgemaakt van dierlijke materialen, zoals een varkenshartklep. Dit heet dan xenotransplantatie.
Het transplanteren van organen gebeurt pas sinds de zestiger jaren van de
vorige eeuw. Wat al wel veel langer bestaat, is bloedtransfusie. Eigenlijk
133
en
DEEL 3 IN GEZONDHEID EN ZIEKTE
is dat de meest simpele vorm van weefseltransplantatie. Bloed is namelijk
een speciale vorm van bindweefsel. Bij een bloeddonor vult het lichaam
het afgestane bloed weer zelf aan.
Je kunt organen of weefsel ná je dood afstaan, maar ook tijdens je leven: bloed, huidweefsel en zelfs een van je nieren of een stuk van je
lever. Mensen kunnen met één nier verder leven. Ethisch gezien is het
uitnemen van een orgaan bij een levend iemand minder bezwaarlijk dan
bij een overleden donor. In het laatste geval krijg je namelijk te maken
met het ingewikkelde dilemma van de hersendood (zie de toelichting
aan het einde van dit hoofdstuk). Een arts moet natuurlijk zeker weten
dat iemand echt dood is voordat hij vitale organen weghaalt. Anders
zou de donor
sterven
door het weghalen van de organen. Tegelijk moet
Meer
lezen
het lichaam van de patiënt
in deze situatie ‘levend’ worden gehouden,
om de organen goed te houden. De grens tussen leven en dood is dan
flinterdun. Voor nabestaanden kan het moeilijk en verwarrend zijn om
een hersendode geliefde uit handen te geven: hij ademt immers nog
kunstmatig? Het is belangrijk om je hiervan bewust te zijn bij de keuze
voor donorregistratie.
enleving AarzelingenAfweging
isch
els
leving
ch
Binnen de newagebeweging bestaat grote aarzeling ten aanzien van
orgaandonatie, zoals bij de Stichting Bezinning Orgaandonatie (SBO).
Zo heeft de organisatie twijfels bij het hersendoodcriterium: is iemand
wel echt dood? SBO heeft er – terecht – oog voor dat de mens meer is
dan een machine. Verder onderzoek naar het effect en de gevolgen van
orgaandonatie voor de ontvanger is zeker zinvol. Maar tot nu toe geven
onderzoeksresultaten geen aanleiding om te denken dat orgaandonatie
op zichzelfWetenschappelijk
schadelijke gevolgen heeft voor de ontvanger.
Aan orgaandonatie hangt ook een fors prijskaartje. Er kunnen op termijn
(financiële) grenzen zitten aan de mogelijkheden voor dergelijke operaties. Dat vraagt om zorgvuldige criteria vanuit de medische wereld en
de overheid. Aan de andere kant bespaart de transplantatie van bijvoorbeeld een nier de kosten voor een jarenlange nierdialyse.
Bij het doneren van organen bestaat ook het gevaar dat we het menselijke
Behandeling
lichaam gaan zien als een ‘broedstoof’ voor organen. Sommige mensen
zijn vandaag bereid om een van hun organen te koop aan te bieden. Willen
we dat het lichaam van mensen onderdeel kan worden van een marktsysteem? Meer lezen
-
‘Ik geloof als christen in een lichamelijke opstanding uit de dood.
Pastoraal
Ik
vraag me daarom af of je wel organen uit je lichaam kunt laten
wegnemen om ze aan iemand anders te geven. Doe je daarmee
geen schade aan het lichaam dat je na de opstanding krijgt?’
De allereerste vraag waar je rond orgaandonatie mee kunt worAfweging
stelen, is: wat vind ik als christen van het weghalen van goede
organen uit het lichaam van een gestorvene? De Bijbel zegt hier
niet rechtstreeks iets over. In Bijbelse zin is het lijf na het intreden van de
dood niet langer het lichaam van een menselijke persoon. Het is een lijk
134
16. ORGAANDONATIE EN TRANSPLANTATIE
dat tot ‘stof’ vergaat, zoals Genesis 3: 19 zegt. Verder komt in de Bijbel het
balsemen van dode lichamen ter sprake. Daarbij worden alle lichaamsholten van het stoffelijk overschot leeggemaakt. Alleen het omhulsel, de
‘mummie’, wordt bewaard. Zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament
lees je geen negatieve woorden over deze gebruiken (Genesis 50: 1 | Hebreeën 11: 22).
In de Bijbel zul je ook nergens een direct gebod of verbod rond orgaandonatie vinden. Het doneren van organen bestond toen nog niet en je moet
dus voorzichtig zijn om allerlei teksten ‘zomaar’ toe te passen. Een tekst
over de vernieuwing van het hart bijvoorbeeld heeft niks te maken met
orgaandonatie. De Bijbel gebruikt onze organen vooral in beeldspraak,
bijvoorbeeld als het gaat om ons hart. Gevoelsmatig vinden veel mensen
een niertransplantatie iets anders dan een harttransplantatie, misschien
wel omdat het woord ‘hart’ zo vaak wordt gebruikt als aanduiding van je
diepste innerlijk. Maar het zijn allebei ‘neutrale’ organen.
Het lichamelijke bestaan wordt wel hoog gewaardeerd in de Bijbel. Je leven is waardevol en het staat in dienst van God (1 Korintiërs 6: 15-20). In
een christelijke visie hoort je lichaam er helemaal bij. Daarom wordt ons
lichaam ook ‘gezaaid’ nadat we zijn gestorven, in de verwachting van de
lichamelijke opstanding (1 Korintiërs 15: 35-58). Moet je dan ‘gaaf’ worden begraven? Natuurlijk gaan we zorgvuldig met het lichaam om, ook
na overlijden. Maar als je door een haai bent opgegeten of als er operatief
delen van je lichaam zijn verwijderd, zul je volgens de Bijbel toch opstaan
met een nieuw lichaam. Je lijf wordt gezaaid in natuurlijke vergankelijkheid, oneer en zwakheid. En het wordt opgewekt in geestelijke onvergankelijkheid, heerlijkheid en kracht (1 Korintiërs 15: 42-44).
Een tweede lijn in de Bijbel is die van het liefhebben van je naaste. Dat is
niet meteen een reden om voorstander van orgaandonatie te zijn, maar
het kan je gedachten wel richting geven. Deze liefdedaad gaat wel gepaard
met ingrijpende technische processen om het doel te bereiken. Voor veel
christenen is donatie toch wel degelijk een moderne toepassing van het
dubbele liefdegebod (Markus 12: 28-34 | Johannes 13: 31-35). Binnen de
christelijke kerken is er brede eenstemmigheid over de morele aanvaardbaarheid van orgaantransplantatie. Hoe je er ook over denkt, het blijft
moeilijk om een bezwaar tegen orgaandonatie waterdicht te verwoorden.
Voor christenen is het wel duidelijk dat de organen die zijn gestempeld
door je unieke persoonlijkheid, uitgesloten zijn van donatie. Dan kun je
denken aan voortplantingsorganen en delen van de hersenen – als dat
technisch gezien al mogelijk zou zijn. Tot nu toe zijn deze organen uitgesloten van de Wet op de orgaandonatie. Intussen komt er in de wetenschap wel steeds meer ruimte om met geslachtscellen en embryo’s te
experimenteren.
Donorregistratie
Met je keuze voor of tegen orgaandonatie word je ook bepaald bij de
visie van de overheid op orgaandonatie. In ons land laat de regering
hierin nog alle ruimte voor een eigen keuze. In 1998 is de Wet op de
orgaandonatie (WOD) ingevoerd. Iedere Nederlander van twaalf jaar en
ouder kan zijn wensen voor orgaan- en weefseldonatie laten vastleggen
135
DEEL 3 IN GEZONDHEID EN ZIEKTE
door het invullen van een donorformulier. Die keuze wordt opgeslagen
in het donorregister. Je hebt de keuze tussen ‘ja’ en ‘nee’ of je laat de
keuze over aan je nabestaanden. Registreren is niet verplicht, maar het is
wel een gemakkelijke manier om te laten weten wat je wilt. Bovendien
ben je ervan verzekerd dat artsen en nabestaanden handelen volgens je
eigen keuze. Je voorkomt bovendien dat nabestaanden op een emotioneel moment een moeilijk besluit moeten nemen.
De overheid doet veel aan voorlichting over de keuze voor orgaandonatie, omdat de wachtlijsten erg lang zijn. En geen keuze betekent in ieder
geval: geen donor. Jaarlijks wordt daarom de Donorweek georganiseerd
om mensen te stimuleren in het maken van een keus. Het invullen van
het register kan tegenwoordig eenvoudig via DigiD.
Tot nu toe gaat de Nederlandse wet dus uit van een zogeheten toestemmingssysteem bij donorregistratie. Je moet tijdens je leven zelf uitdrukkelijke toestemming geven voor een donatie voordat je organen en
weefsels mogen worden gebruikt. Met zo’n systeem doe je recht aan
het zelfbeschikkingsrecht, de eigen verantwoordelijkheid, de positie van
de nabestaanden en het (verhogen van het) aanbod van organen. Ook
Duitsland en Engeland werken met een toestemmingssysteem voor donatie.
Er zijn ook landen die het heel anders aanpakken. Zij hanteren het zogeheten geenbezwaarsysteem. In principe is iedereen donor, tenzij je
nadrukkelijk bezwaar hebt gemaakt. Dat bezwaar kan worden vastgelegd in een geschreven document of in een (nationaal) register. Spanje,
Oostenrijk, België, Frankrijk, Italië en Zweden hanteren zo’n aanpak.
De laatste tijd klinkt in Nederland steeds vaker de roep om een Actief
Donorregistratiesysteem (ADR). In feite is dit een alternatieve variant van
Lezen
Meer lezen
het geenbezwaarsysteem. Iedereen die zijn keuze -niet heeft gemaakt,
krijgt een oproep om dat alsnog te doen. Als je na drie oproepen niet
hebt gereageerd, word je automatisch donor. Het doel is helder: meer
orgaandonoren krijgen. In het huidige regeerakkoord valt te lezen dat
dit kabinet de keuze voor een ADR overlaat aan de kamer.
Ziekenhuissterfte
Samenleving
Afweging
Een van de oorzaken voor het lage aantal donoren in Nederland
kan het dalen van de ziekenhuissterfte zijn. Om organen van
een donor te kunnen gebruiken, is het nodig dat hij in het ziekenhuis overlijdt. Zo kunnen de organen meteen na het overlijden worden weggehaald. Momenteel overlijdt 34 procent van
de Nederlanders thuis, 16 procent in verzorgingshuizen, 10 procent in een hospice en 40 procent in een ziekenhuis. Maar als je
Medisch
de
Nederlanders ernaar vraagt, wil slechts 2 procent in een zieWetenschappelijk
kenhuis overlijden. De overgrote meerderheid kiest ervoor om
thuis te sterven (88 procent) of heeft een hospice (10 procent)
als voorkeurplaats. Er is dan ook sprake van een aanzienlijke daling van de ziekenhuissterfte. Bovendien zijn de mensen die in
een ziekenhuis sterven, steeds ouder. Dat maakt hun organen
minder geschikt voor transplantatie. Beide trends hebben geBehandeling
volgen voor de orgaan- en weefseldonatie.
136
Bijbels
leving
ch
s
16. ORGAANDONATIE EN TRANSPLANTATIE
Mag je als overheid mensen ‘zonder tegenbericht’ automatisch
als
orgaandonor inschrijven? Met die vraag begeef je je meteen
Afweging
op medisch-ethisch gebied: je neemt een beslissing over het lichaam van een ander. Dat klinkt cru, maar zo vreemd is het niet.
Als je orgaandonatie ziet als een kwestie van rechtvaardigheid – als iets
waar een zieke recht op heeft – dan zou je in feite iedereen tot donatie
moeten verplichten. Maar in onze visie op christelijke ethiek ligt de nadruk
anders. Je persoonlijke verantwoordelijkheid staat voorop. Je bent zelf
verantwoordelijk voor de manier waarop je jouw lijf en leven inzet voor
anderen.
Wetenschappelijk
Onze overheid stimuleert mensen om donor te worden – en meer dan dat.
Met de mogelijke invoering van een Actief Donorregistratiesysteem tast
ze de eigen verantwoordelijkheid aan. Waarom mag de keuzevrijheid bij
toestemming voor orgaandonatie niet meer vooropstaan? Het lichaam is
niet van de staat, ook niet van de samenleving, maar van de mens zelf. Dat
blijkt als iemand is overleden. Dan draagt de familie van de overledene de
Behandeling
verantwoordelijkheid
voor de bezorging
van het
lichaam: de begrafenis of
Lezen
Meer
lezen
crematie. Die kosten worden niet betaald door de staat-of de samenleving,
maar door de nabestaanden.
Natuurlijk benadrukt de overheid het belang van een keuze over orgaandonatie, of het nu voor of tegen is. Maar het wordt dubieus als ze een
morele beslissing zo nadrukkelijk bepleit en bijna oplegt. Waar is die veelgeprezen
autonomie gebleven? Als mensen orgaandonatie als een zuivere
Pastoraal
deugd zien, zou de overheid er niet zo op hoeven te hameren. Maar je
Samenleving
Afweging Misschien ben je
kunt en mag gerede twijfels hebben bij orgaandonatie.
er simpelweg niet van overtuigd dat het onomstotelijk goed is. Misschien
vraag je je af of er in de medische praktijk wel zorgvuldig met het lichaam
en het leven van een orgaandonor wordt omgegaan. Als de voorvechters
voor orgaandonatie zich te gretig opstellen, kan dat het vertrouwen van
mensen in orgaandonatie ook ondermijnen.
Wanneer is iemand hersendood?
Medisch
Je hersenen bestaan uit tientallen
miljarden zenuwcellen.
Wetenschappelijk
Ze
zijn bepalend voor je leven. Als je hersenen dood zijn, ben je
gestorven. Dankzij je hersenen vertoon je tekenen van leven: je
kunt horen, zien, voelen, ademhalen, je hebt een bloedsomloop,
gedrag, geheugen, een bewustzijn en emoties. Die eigenschappen zitten vooral aan de buitenkant van de hersenen, in de hersenschors. Met een EEG of elektro-encefalogram (hersenfilmBehandeling
pje) kunnen we uit bio-elektrische signalen opmaken hoe het
ervoor staat met die hersenschors en of deze nog functioneert.
Bijbels
Zo’n EEG is niet schadelijk voor een patiënt.
Overlijden aan de machine
Tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw betekende een ademPastoraal
halingsstilstand en een hartstilstand
de dood van een persoon.
De dood was daarmee eenvoudig vast te stellen. Onder normale omstandigheden voldoen deze klassieke criteria nog steeds,
omdat stilstand van ademhaling en bloedcirculatie binnen
korte tijd hersendood tot gevolg heeft. Maar onder bijzondere
137
DEEL 3 IN GEZONDHEID EN ZIEKTE
omstandigheden zijn deze criteria niet meer voldoende om te
kunnen weten of iemand is overleden. Door de toegenomen
medische beademingstechniek kunnen mensen overlijden aan
de machine, bijvoorbeeld na een hersenbloeding. Op welk punt
ben je dan echt overleden? Om dat te bepalen, kijken we naar
het functioneren van onze hersenen.
Hersenstam
Een belangrijk onderdeel van onze hersenen is de hersenstam.
Deze hersenstam zit onderaan de schedel, in het verlengde van
het ruggenmerg. Die hersenstam verbindt de grote hersenen
vóór in ons hoofd en de tussenhersenen daarachter met de
kleine hersenen en het ruggenmerg. Van de twaalf hersenzenuwen komen er tien direct uit de hersenstam. Dan kun je denken
aan de reukzenuw, de oogzenuw, de oogbewegingszenuw, de
tong- en keelzenuw. De kernen van die zenuwen liggen in de
hersenstam. De hersenstam bestuurt dan ook vitale levensfuncties, zoals hartslag, ademhaling en bloeddruk.
Hersendood
Bij het spreken over hersendood– dat als concept nader onderzoek verdient –spelen drie essentiële vragen een rol:
1. Wat is de definitie of het ‘concept’ van de dood: wat is er zó
wezenlijk voor het leven van een mens dat het verlies ervan de
dood inhoudt? Dat is een filosofische vraag.
2. Wat zijn de criteria om vast te stellen of de dood is ingetreden:
waar moet je dan naar kijken?
3. Welke specifieke testen zijn er voor het vaststellen van de
dood: hoe weet je dat aan de criteria is voldaan?
Er zijn twee definities van de hersendood in omloop. De eerste definitie van hersendood is de hogere hersendooddefinitie.
Hierbij gaat het om het totaal en onomkeerbaar verlies van het
vermogen tot bewustzijn (een functie van de hersenschors), van
datgene dat minimaal noodzakelijk is voor het persoon-zijn. Het
verlies van verstandelijke functies is dan voldoende bewijs voor
de dood, ook al kunnen de vitale levensfuncties in de hersenstam nog functioneren. Deze benadering beoordeelt mensen
als overleden die volgens de tweede definitie nog zouden leven.
De tweede is de totale hersendooddefinitie. In deze definitie
gaat het om het definitieve einde van het organisme als geheel.
Iemand is overleden als zijn geestelijk-lichamelijke eenheid niet
meer bestaat. De NPV gaat uit van deze definitie.
Kunstmatige beademing
Onder hersendood verstaan we dus het volledig en onherstelbaar verlies van de functies van de hersenen, inclusief die
van de hersenstam. De persoon kan dan ook niet meer zelfstandig ademhalen (een functie van de hersenstam). Alle hersenfuncties zijn uitgevallen en het lichaam kan de bloeddruk
138
16. ORGAANDONATIE EN TRANSPLANTATIE
en temperatuur niet meer regelen. Deze toestand is juridisch
gelijkgesteld aan de dood. Als de persoon in kwestie aan een
beademingsmachine ligt, laat de kunstmatige beademing de
borstkas kunstmatig op- en neergaan. Daardoor blijft de bloedcirculatie in stand. Als die beademing wordt gestopt, is er geen
natuurlijke reactie meer en zullen alle weefsels snel beginnen af
te sterven. Het stoppen met beademen (‘de stekkers eruit’) heeft
dan dus niets met levensbeëindigend handelen te maken.
Voor familieleden is het moeilijk te accepteren dat een familielid
overleden blijkt óndanks het warme lichaam met polsslag en de
op en neer gaande borst door kunstmatige beademing. Op de
monitor is toch de hartslag te zien? Maar als spontane ademhaling en bloedsomloop definitief zijn uitgevallen, of als het onomkeerbaar verlies van iedere hersenfunctie is geconstateerd,
is de persoon gestorven.
Orgaandonatie
Het hersendoodcriterium is allereerst van belang bij het ontkoppelen van de patiënt van de beademingsmachine. Ook bij
het afstaan van voor het leven noodzakelijke organen – zoals
hart en longen – moet onomstotelijk vaststaan dat de donor is
overleden. Zo niet, dat zou de donor sterven door het uitnemen
van die organen en dan is er sprake van moord.
Voor de vaststelling van hersendood is een vlak EEG – het ontbreken van bio-elektrische activiteit van de hersenschors – een
noodzakelijke voorwaarde. Dat is niet genoeg, want het zegt nog
niet alles over de rest van de hersenen. Daarom moeten artsen
aan de andere kant beginnen. Als er sprake is van hersenstamdood, kan namelijk ook de hersenschors niet meer functioneren.
Daarbij wordt gekeken naar de afwezigheid van alle hersenstamreflexen, zoals gefixeerde, stijve pupillen en afwezigheid van
spierreacties in het verzorgingsgebied van de hersenzenuwen. Bij
de onherstelbare uitval van de hersenstam als het meest precieze
en definitieve doodscriterium is er sprake van totale hersendood.
Coma
Een coma is iets anders dan de ‘hersendood’. Patiënten kunnen in
een meer of minder diep coma raken: een diepe bewusteloosheid
waaruit iemand niet is wakker te maken. Een coma is meestal het
gevolg van ernstig hersenletsel door bijvoorbeeld een ongeval of
een hersenbloeding. In zeldzame gevallen is er sprake van een
‘wakend coma’ (coma vigil). Dan heeft iemand zijn ogen overdag
open en ademt hij spontaan. Ook kan hij de indruk wekken dat
hij rondkijkt. Maar het is geen gericht kijken en het is niet mogelijk contact met de patiënt te krijgen, ook geen oogcontact. Dit is
een diep coma dat waarschijnlijk zonder enig zelfbewustzijn is.
Stervensproces
Het vaststellen van het ‘moment van de dood’ is niet eenvoudig. Sterven is een proces. Als mens leef je nog zolang je sterft.
139
DEEL 3 IN GEZONDHEID EN ZIEKTE
Medisch
Wetenschappelijk
Door de toegenomen medisch-technische mogelijkheden zoals
kunstmatige beademing en intensive care is sterven een ingewikkeld proces geworden. Het moment van het sterven is niet
het moment waarop alle cellen van het lichaam dood zijn. Het is
het moment waarop de hersenen definitief ophouden te functioneren. Dat is duidelijk medisch vast te stellen.
Behandeling
Lichaam
Bijbels en ziel
De dood is de laatste vijand van de mens: zo ervaren mensen
dat al sinds mensenheugenis (1 Korintiërs 15: 26). De christelijke
ethiek kan niet anders dan het erkennen van de manieren waarop langs medische weg het tijdstip van de dood wordt vastPastoraal
gesteld. Dit vraagt wel een uiterst
zorgvuldige toepassing van
klinisch en medisch-technisch onderzoek. Je kunt niet maar
zo zeggen dat de behandeling wordt gestaakt omdat iemand
‘hersendood’ is. Praktisch gezien moet dan duidelijk zijn dat de
hersenstam geen activiteiten meer laat zien.
Maar deze vernietiging treft niet de hele mens. In het christelijke
geloof is er ná de dood een voortgaand geestelijk beginsel van
de mens (1 Korintiërs 15). Leven en dood zijn tegenstellingen,
maar tegelijk ook van dezelfde orde. Leven en dood sluiten elkaar uit én ze gaan hand in hand – als een mysterie, even ondoorgrondelijk als God (Job 36: 26).
Tot slot: een cadeau met verdriet
Als je in grote spanning afwacht op een nieuw hart, zul je enorm blij
zijn als er een transplantatieorgaan is gevonden. Tegelijkertijd gaan de
geliefden van de overledene op dat moment gebukt onder een groot
verlies. Als patiënt op de wachtlijst kan dat besef je in de problemen
brengen. Je kunt en wilt natuurlijk nooit bidden om de dood van een
ander, maar intussen verlang je zo naar herstel en genezing. Transplantatie is daarom aan alle kanten een emotioneel gebeuren. Zeker als het
gaat om een orgaan dat noodzakelijk is om te kunnen leven. De een
leeft dankzij de dood van een ander. Een cadeau met verdriet.
140