Transparant - Nederlandse Transplantatie Stichting

Transparant
BLAD VAN DE NEDERLANDSE TRANSPLANTATIE STICHTING
NR. 59 | Oktober 2014
Leefstijlpoli
Gronings initiatief helpt
getransplanteerden
gezond ouder worden
DONATIE-INTENSIVIST
MARTIN DE JONG
OVER ZIJN TECHNIEK
VOOR HET
DONATIEGESPREK
ALLES
VOOR
DE ‘JA’
2
Oktober 2014
Transparant
Transparant
8
10
16
4 Martin de Jong over het donatiegesprek
7 De Stelling: is een beloningssysteem voor
nabestaanden haalbaar?
8 Twee ontwikkelingen in botreconstructie
onder de loep
10 Leefstijlpoli: getransplanteerden helpen
gezond ouder worden
13 Cijfers: halfjaarcijfers donatie en transplantatie
14 Kort nieuws
16 Jacqueline Koedam moest zichzelf weer leren
vertrouwen
Colofon
Hoofdredactie: Jeantine Reiger
Concept en productie: Maters &
Hermsen journalistiek & vormgeving
Druk: Puntgaaf Leiden
Transparant
Postadres:
Redactie Transparant,
Postbus 2304, 2301 CH Leiden
[email protected]
PRANGENDE
VRAAG
In deze rubriek spreken we professionals
over een onderdeel van het transplantatieproces.
Deze keer: transport
Is er financiële
compensatie voor
een zzp’er die
­doneert bij leven?
‘Soms rijden er acht voertuigen voor één donor’
Wie bij leven een orgaan doneert, maakt kosten en loopt vaak inkomsten mis omdat zij
een periode niet kunnen werken, zeker ondernemers zoals zzp’ers (zelfstandigen zonder
personeel). De overheid vindt dat dit soort
financiële gevolgen geen belemmering mogen
vormen. Daarom is er een ‘Subsidie­regeling
donatie bij leven’ die kosten en gederfde
inkomsten gedeeltelijk compenseert.
Met een telefoontje van
de transplantatiecoördinator naar een speciaal
0900-­nummer begint de
­donatieprocedure. Wat
­gebeurt er daarna?
‘Ik ga op pad om de dienstdoende transplantatiecoördinator op te halen en naar
de Intensive Care te brengen
van het ziekenhuis waar
de donor zich bevindt. De
transplantatiecoördinator
evalueert de potentiële donor
en als dit klaar is, belt ze me
met de ok-planning. Op basis
daarvan regel ik de logistiek
voor het zelfstandig uitnameteam, de thoraxteams en de
donororganen.’
Inkomsten die de donor misloopt, komen
voor compensatie in aanmerking. De hoogte
van de compensatie hangt af van de belastbare winst uit onderneming in het jaar
voorafgaand aan de donatie. Dat jaar is het
zogenoemde peiljaar. Als de winst in het jaar
van de donatie hoger is dan in het peiljaar
kan een herberekening worden aangevraagd.
De inkomstenderving moet rechtstreeks het
gevolg zijn van de donatie. De tegemoetkoming geldt tot maximaal 13 weken na een
nierdonatie of 26 weken na een leverdonatie.
De subsidie is bedoeld als ‘vangnet’. Als de
donor de kosten op een andere manier krijgt
vergoed, krijgt hij geen tegemoetkoming. Dat
is het geval wanneer bijvoorbeeld het UWV,
de ziektekostenverzekering, Wmo of AWBZ
uitkeren.
Aanvragen voor de regeling verlopen via de
NTS. Een zzp’er die overweegt om te doneren, kan bij de NTS een proefberekening aanvragen die de potentiële donor helpt te beslissen over donatie. Is er eenmaal gedoneerd,
dan kan de donor tot een jaar na ontslag uit
het ziekenhuis een aanvraag voor tegemoetkoming in de kosten aanvragen.
3
DE TRANSPLANTATIEVERJAARDAG VAN…
DE SCHAKEL
inhoud
4
Nederlandse Transplantatie Stichting
Mariëlle Asselbergs
Ooit was hij boekhouder maar in 1996 gooide hij
het roer om en werd chauffeur. Inmiddels is Henk
Landwaart (55) al jaren in dienst bij Witte Kruis
Transplant. West-Nederland is zijn werkgebied.
Hoe steekt die logistiek in
elkaar?
‘Dat verschilt per procedure.
Bij een heartbeating donor
komen bijvoorbeeld alle
organen inclusief het hart
in aanmerking om getransplanteerd te worden, bij een
non-heartbeating donor alle
organen behalve het hart.
De thoraxorganen worden
altijd het eerst uitgenomen.
Organen worden afzonderlijk
vervoerd. Al met al kunnen
er zomaar zeven of acht voertuigen betrokken zijn bij één
melding.’
Traan van geluk
Mariëlle Asselbergs-van Meel (45) kwam 22 jaar geleden halsoverkop en doodziek terug uit Turkije waar ze
in een hotel werkte. Ze had acute leverontsteking en
raakte in coma. Zes dagen later kwam ze bij, met een
nieuwe lever.
Wat doet het met je dat je met
donororganen door het land
rijdt? Ken je zelf mensen met
donororganen?
‘Het geeft mij een ontzettend
goed en trots gevoel deel uit
te maken van een team dat
mensen een ander, beter
en nieuw leven probeert te
geven. In mijn naaste omgeving ken ik twee mensen
met een donornier. Een van
hen sprak ik onlangs. Hij is
vader van twee zoons en hij
vertelde mij dat hij tijdens
zijn ziekte bang was dat hij
hen niet zou zien opgroeien.
Inmiddels is het 14 jaar geleden en het gaat uitstekend
met hem.’ ‘In juli dit jaar is mijn donorlever 22 jaar geworden en ik
was 22 toen ik deze lever ontving. Dat is voor mij zo bijzonder dat ik het uitgebreid heb gevierd met een groot tuinfeest
voor wel vijftig vrienden en familieleden. En ik heb een taart
met het getal 22 erop naar het transplantatieteam van het
Erasmus MC gebracht. Omdat zij zo goed voor mij hebben
gezorgd. Sowieso is er ieder jaar gebak op mijn “Lever”-dag
en de bijzondere getallen, 10, 15 en 20, vier ik uitgebreid.
Dan denk ik aan dit kostbare geschenk en ik denk in stilte
aan mijn donor, met een traan van geluk. De eerste jaren na de transplantatie stond ik niet zo vaak stil
bij mijn donor. Ik denk dat ik er te jong voor was en dat mijn
onbezorgde leventje te abrupt was geëindigd. Het was zo’n
grote schok. De ene week was ik gezond en fit en een week
later was ik tweemaal getransplanteerd. De eerste lever
bleek namelijk te groot en toen kwam er onmiddellijk een
tweede lever. Dat gaat gelukkig al jaren goed. Een tijd geleden heb ik alsnog een brief aan de nabestaanden geschreven. Naarmate ik ouder word, dringt het steeds meer tot
me door hoe bijzonder deze gift was en hoeveel geluk ik heb
gehad. Het had ook andersom kunnen zijn; dat ik zelf jong
was overleden en donor was geworden.’ Marielle exposeert tijdens de Donorweek, 11 t/m 17 oktober
2014 in Delft. Door haar werk laat ze mensen stil staan
bij het kwetsbare leven en het lichaam waarin we wonen,
zie www.donorkunst.nl
4
Transparant
Oktober 2014
Alles voor
een ‘ja’
Donatie-intensivist Martin de Jong voert al jaren
donatiegesprekken. Dat doet hij met opmerkelijk succes.
Hoe stelt hij de donatievraag en wat werkt juist averechts?
‘Ik benadruk altijd hoe bijzonder orgaandonatie is.’
tekst: Sarah Leers fotografie: Linelle Deunk
H
oe communiceert u met
nabestaanden?
‘Ik ben van het type ‘veel
informeren’. Alle ontwikkelingen bespreek ik met de
familie. Zo kunnen ze langzaam aan het idee wennen dat het steeds
slechter gaat met hun dierbare. Of steeds
beter, dat kan natuurlijk ook. Maar als
de familie ziet dat er elke dag een nieuw
apparaat naast het bed staat, dat er steeds
meer zorg nodig is, dan trekken ze vaak
zelf al de conclusie. Zo laat ik bijvoorbeeld
ook de scans zien, als daarop het verloop
van de ziekte duidelijk te herkennen is.
Ik wacht vaak wel tot de familie zelf met
vragen komt, want niet iedereen zit te
wachten op medische informatie. Maar
over het algemeen vind ik dat artsen best
meer in detail mogen treden om de familie
erbij te betrekken. Mocht hun dierbare
komen te overlijden, dan kunnen zij als
nabestaanden de situatie eerder accep­
teren en zijn ze ook gewend aan het contact met de arts.’
Bent u de enige arts in het MCA die
deze gesprekken voert?
‘Alle intensivisten hebben de cursus
‘Com­municatie rond donatie’ van de NTS
gedaan. Maar de ene arts heeft meer affiniteit met het voeren van zo’n gesprek dan
de andere. Als mijn collega’s mij vragen
om het gesprek voor hen te voeren, dan
doe ik dat. Ik doe dit werk al dertig jaar
en meestal hadden we in ons ziekenhuis
jaarlijks zo’n vier tot zes geslaagde operaties voor multi-orgaandonatie. Sinds
het Masterplan Orgaandonatie een paar
jaar geleden inging is dat aantal duidelijk
­toegenomen. In het Medisch Centrum
Alkmaar voerden we het afgelopen half
jaar alleen al dertien donatiegesprekken. In zes gevallen bleek donatie toch
niet mogelijk. Zeven multi-orgaandonatie-operaties zijn geslaagd.’
Denkt u dat dit aantal nog kan
toenemen?
‘Als je de getallen erop nakijkt, besef je dat
de kans dat de omstandigheden gunstig
zijn heel erg klein is. Het komt relatief
maar weinig voor dat organen geschikt
zijn en een donor op een IC overlijdt.
Vorig jaar waren er in Nederland 706
transplantaties in totaal. Toen ik dat cijfer
zag, drong pas tot me door hoe weinig dat
eigenlijk is. We hebben een heel systeem
opgezet om orgaandonatie mogelijk te
maken, terwijl dat eigenlijk maar zo wei-
nig oplevert. Het enige wat je dan kan
doen is dat systeem zo optimaal mogelijk
laten functioneren. We mogen geen potentiële donor verliezen.’
Hoe kunnen intensivisten daar met het
donatiegesprek aan bijdragen?
‘Door de gesprekstechnieken van de
NTS ter harte te nemen. Met de training
“Communicatie rond donatie” verbeter
je je gespreksvaardigheden. Je leert met
welke bewoordingen je de donatievraag
kunt stellen en hoe je kunt omgaan met de
reacties van familieleden. Ook leer je hoe
je informatie kunt geven over orgaan- en
weefseldonatie. Deze methode is de beste
manier en daar moet je achter staan. Wat
mij betreft is het bieden van duidelijkheid cruciaal. Als iemand niet meer beter
wordt, dan moet de familie dat weten.
Waar ik voorheen het slechte nieuws in
beetjes probeerde te brengen, doe ik dat
nu in één keer. Daardoor is het ook voor
mij minder emotioneel. Na het slechtnieuwsgesprek nemen we even een pauze
om het nieuws te laten bezinken. Die
pauze is belangrijk, daarmee respecteer
je het verdriet. Daarna ga ik verder met de
donatievraag. Ik leef me in door te zeggen
dat het heel ernstig is en dat ik me waar-
Nederlandse Transplantatie Stichting
Transparant
5
6
Transparant
Oktober 2014
‘Ook als het
medisch
ingewikkeld
uit te leggen is,
kun je het best
in lekentaal
vertellen’
schijnlijk nooit helemaal kan voorstellen
hoe groot het verdriet moet zijn. Maar dat
het overlijden toch iets moois kan betekenen voor anderen. Ik benadruk altijd hoe
uitzonderlijk en hoe weinig frequent het
is dat hun dierbare organen kan afstaan en
daarmee misschien één, maar misschien
ook meerdere levens kan redden. Veel
mensen realiseren zich niet dat orgaan­
donatie een zeldzaamheid is.’
Bent u teleurgesteld als nabestaanden
weigeren?
‘Je zet alle zeilen bij om ervoor te zorgen
dat ze ja zeggen. Maar als ze nee zeggen,
dan moet je dat respecteren. Heel soms
gaat een familie in tegen een JA-keuze van
de overledene. Dat moet je respecteren als
het echt niet anders kan. Gelukkig komt
dat de laatste jaren nog maar weinig voor
door de aandacht die de media aan dit
onderwerp geven. Het is heel erg jammer
voor de patiënten op de wachtlijst, maar
nabestaanden hebben – wat mij betreft –
het recht om zelf te beslissen. Ik ben bij
een ‘nee’ even teleurgesteld. Maar zolang
wij het donatiegesprek goed hebben
gevoerd, kan ik daar vrede mee hebben.’
Waar kunnen professionals verder
nog op letten bij het voeren van het
donatiegesprek?
Nederlandse Transplantatie Stichting
Transparant
de stelling:
Over Martin
de Jong
Martin de Jong is
internist-intensivist en
donatie-intensivist bij het
Medisch Centrum Alkmaar.
Het MCA valt onder de regio
Noord-Holland, samen met
het AMC, het VUMC en het
OLVG. Vanuit zijn functie
als donatie-intensivist is De
Jong ook betrokken bij de
ziekenhuizen in Beverwijk
en Den Helder. Hij geeft
onder meer voorlichting
aan artsen en verpleegkundigen, waarbij hij met
name aandacht vestigt op
donorherkenning en de
mogelijkheden van orgaandonatie bij patiënten die
overlijden na hartstilstand
(non-heartbeating).
‘Ik zie het vaker misgaan als een arts-assistent het donatiegesprek voert. Arts-assistenten zijn meestal niet goed voorbereid op
het voeren van een dergelijk zwaar gesprek
en komen soms onzeker over. Nabestaanden wijzen het verzoek dan eerder af.
Er zijn ook andere omstandigheden
waardoor het toch niet zo loopt zoals je
hoopt. Een paar jaar geleden werd er bij
ons in het ziekenhuis een vrouw binnengebracht die een ernstige hersenbloeding
had gehad. Zij zou komen te overlijden en
stond niet geregistreerd. Haar man was op
dat moment in het buitenland, te ver weg
om direct naar huis te komen. De kinderen, pubers nog, waren wel in het ziekenhuis en hebben via de telefoon met hun
vader overlegd. De man wilde zijn vrouw
graag nog ongeschonden zien en stemde
dus niet in met orgaandonatie. Ik begrijp
dat ergens wel, maar ik vind toch: overleden is overleden. Ook na de orgaandonatie
kun je afscheid nemen. In dit geval denk
ik dat de echtgenoot misschien anders had
besloten als we persoonlijk het gesprek
hadden kunnen voeren.
Ook het gesprek met nabestaanden van
niet-westerse afkomst kan lastig zijn. Wij
bereiden dat goed voor, onder andere door
een geestelijke van de religie van de nabestaanden uit te nodigen. Een bemiddelaar
die zelf een positieve attitude heeft en die
de vraag kan voorleggen in de eigen taal.
Toch blijkt het hierbij vaak moeilijk om de
vooroordelen weg te nemen.
En verder is het belangrijk dat je geen
dingen vertelt die niet waar zijn. Vroeger
vertelden wij bijvoorbeeld niet dat de
overledene na een donatie van de huid
beschermende onderkleding aan krijgt.
Dit voorkomt vochtverlies door de kleding
heen. Nabestaanden schrokken daarvan
wanneer zij de overledene aanraakten.
Dus nu vertellen we het erbij. Wees dus
altijd direct en duidelijk. Ook als het
medisch ingewikkeld uit te leggen is, kun
je het best in lekentaal vertellen.’
Communicatie
rond donatie
Meer informatie over de cursus
Communicatie rond Donatie en
het voeren van het donatiegesprek
vindt u op de website van de
NTS. Als u meer wilt weten,
neem dan contact op met
Nichon Jansen van de NTS via
[email protected]
Nabestaanden die hebben ingestemd
met orgaan- of weefseldonatie
moeten extra punten krijgen als ze
zelf op de wachtlijst komen
Is een dergelijk beloningssysteem haalbaar voor mensen die instemmen
met orgaan- en weefseldonatie? Drie deskundigen geven hun mening.
‘Niet haalbaar’
‘Donoren belonen’
‘In geest van overledene’
‘Mensen die bereid zijn om organen
af te staan, zouden daarvoor beloond
mogen worden met een hogere plek
op de wachtlijst. Omgekeerd vind ik
dat ook realistisch; als iemand een
nier nodig heeft en zelf geen nier wil
afstaan, dan zou deze persoon lager op
de lijst moeten komen. In theorie ben
ik dus voorstander van het beloningsprincipe.
Maar in deze stelling ligt dat veel
gecompliceerder. Want: hoe registreer
je de keuze van nabestaanden? Een
dergelijke registratie is er nog niet en
zou ook een enorme oneerlijkheid met
zich mee kunnen brengen. Een familie
is het onderling vaak niet eens. Misschien wordt er niet ingestemd met
orgaandonatie, maar had de persoon
die later zelf een orgaan nodig heeft
wel willen instemmen. En hoe registreer je familieleden die niet aanwezig
konden zijn bij het nemen van het
besluit? Vallen die hier dan
buiten? Daarnaast kan
het ook gebeuren dat
een overledene geregistreerd staat met een
‘nee’. Dan benadeel je
daarmee automatisch de
familie. Ik denk dus
dat deze regeling
in de praktijk
niet haalbaar is.’
‘Een idee dat mensen stimuleert
donor te worden, draag ik natuurlijk
een warm hart toe. Ik heb echter wel
moeite met deze stelling. Met name
omdat nabestaanden een beloning
krijgen voor een donatie van organen en of weefsels van een overleden
­dierbare.
Ik ga er vanuit dat nabestaanden altijd
proberen een beslissing te nemen in
de geest van wat ze weten, aannemen
of vermoeden dat de overledene zou
hebben gewild. Dat zou ik op geen
enkele manier willen verstoren. Al is
het misschien maar een piepkleine
kans. Stel je voor dat met deze regeling
het eigenbelang van de nabestaanden
of onenigheid tussen nabestaanden
om de hoek sluipt. Zij krijgen immers
extra punten indien zij positief besluiten over de donatie van een ander. Bij
een te grote prikkel zou men in deze
besluitvorming misschien tegen
de vermoedelijke wens
van de ­over­ledene
kunnen ingaan. Ik
vind het eerlijker
om mensen te
belonen die zelf
besluiten om donor
te worden.’
‘Als deze “beloning” enkele mensen
stimuleert om zich te registreren, dan
ben ik daar wel voorstander van. Maar ik
betwijfel of de belofte van bonuspunten
echt het verschil maakt. Uit ervaring
kan ik zeggen dat je op het moment van
beslissen echt niet bezig bent met je
eigen positie. Je wilt je keuze maken in
de geest van de overledene. Voor ons was
het een steun om te weten dat mijn moeder zelfs na haar dood nog mensen heeft
kunnen helpen. Dat past bij wie ze was.
Als een arts mij de keuze zou hebben
voorgelegd met de belofte van bonuspunten, dan zou ik dat heel ongepast
hebben gevonden. Bij de voorlichting
over orgaandonatie mag het perspectief
van nabestaanden wel wat vaker aan bod
komen. Nu staat vaak het verhaal van de
ontvanger centraal. Als je overweegt je te
registreren, is het volgens mij belangrijk
om te weten hoe de nabestaanden van de
donor orgaandonatie hebben ervaren.’
Andries Hoitsma, emeritus hoogleraar aan de
Radboud Universiteit
Bernadette Haase, directeur NTS
Timna Rauch, nabestaande van een orgaandonor
Meediscussiëren? [email protected]
7
8
Transparant
Oktober 2014
Op zoek naar
groeiend
botweefsel
Nieuw botweefsel uit stamcellen of de printer
Kunnen we een versleten heup niet beter herstellen dan het bot vervangen door een
kunstheup? Het antwoord luidt: nog niet. De regeneratieve geneeskunde is hard op zoek
naar een methode om de aanmaak van nieuw bot te stimuleren, te controleren en zo
nodig na te bootsen, om zo beschadigd bot op een duurzame manier te herstellen.
V
cel de mogelijkheid heeft om
tot verschillende weefsels uit
te groeien, blijkt het moeilijk
om de uitgroei tot een bepaald
celtype te controleren. Daarom
brengen de onderzoekers eerst
de natuurlijke controlemechanismen in kaart, die de uitgroei
van deze stamcel bepalen.
Welke factoren spelen hierin
een rol en wat is hun onderlinge
verband? Welke signalen geven
ze elkaar? Op deze vragen moet
een antwoord komen voordat
er met deze stamcel botweefsel
gemaakt kan worden.
3D-printen
Op dit moment gaat binnen het
onderzoek naar regeneratieve
geneeskunde veel aandacht
uit naar het 3d-printen van
weefsels. Aan de Universiteit
Utrecht proberen onderzoekers
met stamcellen of andere cellen
Transparant
9
Betere doorbloeding zorgt
voor beter resultaat
De wetenschap staat verre van stil op het
gebied van botreconstructie en -transplantatie. Transparant neemt twee ontwikkelingen onder de loep: het verbeteren van
bottransplantaten en het kweken van nieuw
botweefsel. tekst: Hester Sleeking beeld: beschikbaar gesteld door BISLIFE
oordat het zover is, moeten de onderzoekers een
compleet beeld hebben
van de wijze waarop botweefsel ontstaat uit stamcellen en
wat ervoor nodig is om zelf bot
te maken. Onderzoekers van
het Nederlands Instituut voor
Regeneratieve Geneeskunde
(NIRM) doen hun uiterste
best om antwoorden op deze
vragen te krijgen. Zowel bot
als kraakbeen ontstaat uit een
type cel: de mesenchymale
stamcel. Dit zijn hele jonge
cellen die normaal gesproken
in het lichaam uitrijpen tot
cellen die deel uitmaken van
ondersteunende weefsels,
zoals kraakbeen, botten en
vetweefsel. Onderzoekers
proberen deze stamcel uit het
lichaam te isoleren om ze bot
of kraakbeen te laten vormen.
Omdat de mesenchymale stam-
Nederlandse Transplantatie Stichting
van patiënten te printen. In
de 3D-print moeten die cellen
botweefsel gaan maken, dat
voor de patiënt lichaamseigen
weefsel is. Zo ver is het nog niet.
In Utrecht werd eerder de bioinkt ontwikkeld, waardoor het
mogelijk is om 3D-structuren
te printen met levende cellen.
Hiermee lukt het nu om een
soort voorloper van kraakbeenen botweefsel te maken, waarbij
de cellen op de juiste plek zitten
maar ze nog niet functioneren
als natuurlijk weefsel.
Volgend jaar opent in het Universitair Medisch Centrum Utrecht een
ad een centrum voor regeneratieve geneeskunde haar deuren.
Een afdeling van dit research­
centrum zal zich volledig bezighouden met het 3D-bioprinten.
Door bloedvaten van de ontvanger in het donorbot te transplanteren
en groeifactoren toe te dienen, wordt het donorbot vitaler en vermindert de kans op complicaties na transplantatie. Wouter Willems, in
opleiding tot plastisch chirurg in het AMC, onderzocht deze nieuwe
technieken en promoveerde onlangs op zijn bevindingen.
R
econstructie van grote botdefecten, bijvoorbeeld als gevolg
van een tumor of een trauma,
gebeurt vaak met een allotransplantaat, het bot van een donor. Het donorbot is diepgevroren en niet doorbloed.
‘De bloedvoorziening is afwezig en
het bot is avitaal, daardoor groeit dit
bot niet goed vast in het skelet’, zegt
Wouter Willems. Het gebruik van
allotransplanaten is voor het opvullen
van grote botdefecten, bijvoorbeeld
na tumorchirurgie een belangrijke
methode, waardoor een been of arm
behouden kan blijven. De transplantaten zijn in verscheidene maten te
verkrijgen en ze zijn belangrijk voor
de stabiliteit. Helaas is de botingroei
door de grootte van de botdefecten
niet altijd optimaal, waardoor het
transplantaat niet optimaal vastgroeit.
Wouter Willems zocht naar een op­lossing om de complicaties van niet optimale botingroei te voorkomen.
Vitaler
Willems bedacht nieuwe technieken
om botdoorbloeding en botremodelering in bottransplantaten te herstellen. Zo implanteerde hij een bundel
bloedvaten van de ontvanger van het
bot in de mergholte van het donorbot.
‘Ik heb dit onderzoek uitgevoerd binnen een rattenpopulatie. De eerste
onderzoeksgroep kreeg alleen het
donorbot geïmplanteerd, de tweede
kreeg donorbot met bloedvaten. Na
zestien weken was in groep twee uitgebreide botremodelering zichtbaar. Het
bot werd vitaler. Of het ook sterker
werd, is niet met zekerheid te zeggen,
daarvoor was de onderzoeksperiode
te kort. Maar de conclusie is wel dat
de doorbloeding in de gehele cortex
kwantitatief en kwalitatief toeneemt
en dat het zelf herstellend vermogen
van het donorbot terugkeert, wanneer
bloedvaten worden geïmplanteerd.’
Groeifactoren
Naast revascularisatie onderzocht
Willems de mogelijkheid om groeifactoren, stoffen die cellen stimuleren
tot celdeling en –verandering en die
zodoende een rol spelen in het botremodeleringsproces, in te zetten
om de doorbloeding van donorbot
te herstellen. Hij selecteerde twee
groeifactoren, de fibroblast groeifactor
(FGF) en de vasculaire endotheliale
groeifactor (VEGF) en bestudeerde
hun werking aan de binnenkant van
het donorbot. ‘De eerste factor deed
niet zo veel. In de rattenpopulatie die
we VEGF gaven, toegediend in biologisch afbreekbare micropartikels
waardoor een continue en langdurige
afgifte werd bereikt, zagen we wel
aanzetten tot botremodelering. Dit
onderzoek was vrij grof, in het menselijk lichaam zijn enorme aantallen
groeifactoren aan het werk in een zeer
subtiele balans en hun werking is ook
zeer complex, maar dit is wel een aanzet voor mogelijk vervolgonderzoek in
grotere dieren.’
Wouter Willems werkte tussen 2009 en
2012 aan het onderzoek naar revascularisatie
en het gebruik van groeifactoren. Op 8 mei
2014 promoveerde hij op zijn proefschrift
Bone Graft Revascularization Strategies aan
de Universiteit van Amsterdam
10
Transparant
Oktober 2014
Nederlandse Transplantatie Stichting
Transparant
LEEFSTIJLPOLIKLINIEK VOOR GETRANSPLANTEERDEN
Helpen gezond
ouder worden
Eén ‘leefstijlpolikliniek’ waar patiënten na transplantatie
worden begeleid. Waar niet alleen het getransplanteerde
orgaan, maar het hele lichaam en geest van de patiënt in
een – ‘one stop shop’ – aan de orde komen. Met als doel:
eraan bijdragen dat getransplanteerden gezond oud worden.
Aan zo’n poli werkt het Universitair Medisch Centrum
Groningen (UMCG). Volgend jaar moet de poli
een feit zijn, vertelt prof. dr. Robert Porte.
tekst: Eugène van Rijn fotografie: Jeroen van Kooten
O
vergewicht, diabetes, hoge bloeddruk,
cholesterolproblemen, bepaalde soorten kanker. De gezondheidsproblemen
waarmee patiënten geconfronteerd
kunnen worden na een transplantatie
zijn uiteenlopend, zelfs als het getransplanteerde orgaan goed werkt. Dat kan bijvoorbeeld
komen door de immunosuppressiva die ze structureel
moeten slikken. Maar vaak komt het ook doordat
­patiënten na jaren leven als een kasplantje, zich
moeilijk een leefstijl kunnen aanleren die past bij hun
nieuwe – gezonde – status. Ze kunnen ineens veel
meer dan in de wachtlijstjaren, maar ze dóen eigenlijk minder dan goed voor hen zou zijn. Met name de
leefstijlfactor is in de polikliniek te beïnvloeden. Om
de lichamelijke en geestelijke conditie van getransplanteerde patiënten in de gaten te houden richt het
UMCG de polikliniek Transplantatiegeneeskunde,
zoals de leefstijlpoli officieel heet.
Ouder centrum in nieuwe tak
Transplanteren is een relatief jonge “tak van sport”
in de medische wereld, legt prof. dr. Robert Porte uit.
Porte is een van de initiatiefnemers van de ­poli­kliniek.
In die beginjaren lag de nadruk bij transplantatie logischerwijs op het laten slagen van de ingrepen op zich:
hoe zorg je dat transplantatie slaagt en dat het orgaan
langdurig blijft functioneren in het lichaam van de
ontvanger. Aan de andere kant is ­Groningen binnen
deze nieuwe tak al een ouder centrum. Door de verbeterde transplantatietechnieken en de toe­genomen kennis leven getransplanteerden steeds langer en komt er
ook aandacht voor de gezondheidstoestand op de lange
termijn. Porte: ‘We hebben hier in Groningen achttienduizend polikliniekbezoeken per jaar. Wat we zien
is dat de gezondheid van een patiënt wordt bepaald
door de totale manier van leven, lang niet alleen door
de werking van het getransplanteerde orgaan.’
‘De polikliniek biedt alle hulp die onze patiënten
nodig hebben via één loket’, vat Porte samen. ‘En bij
dat ene loket wordt per patiënt bekeken wat nodig
is om hem fit te krijgen en te houden. De nefroloog
houdt bijvoorbeeld wel de werking van de nier in de
gaten, maar behandelt geen overgewicht of depressiviteit bij een patiënt die thuis zit omdat hij geen
11
12
Transparant
Oktober 2014
Transparant
‘We weten steeds
beter wat we al
bieden en wat
we nog kunnen
verbeteren’
Halfjaarcijfers donatie en transplantatie
Resultaten eerste helft 2014
De Nederlandse Transplantatie Stichting publiceert cijfers betreffende orgaandonatie, orgaantransplantatie
en wachtlijsten in Nederland. Enkele van deze tabellen staan ook in de maandcijfers op de NTS website
transplantatiestichting.nl. De cijfers worden vergeleken met dezelfde periode een jaar eerder. De peildatum
voor onderstaande cijfers is 8 augustus 2014.
Het aantal geëffectueerde postmortale
orgaandonoren is in de eerste helft van
2014 vijf procent hoger dan in de eerste
helft van 2013. Ten opzichte van vorig jaar
is het aantal NHB orgaandonoren met 33
procent gedaald, terwijl het aantal HB orgaandonoren met 68 procent is gestegen.
Het gemiddeld aantal getransplanteerde
organen per donor is in het algemeen hoger bij HB dan bij NHB donoren. Het aantal
transplantaties met organen van postmortale donoren is daardoor halverwege
2014 ten opzichte van de- eerste helft van
2013, niet met vijf procent, maar met 25
procent gestegen (zie tabel). Het aantal HB
niertransplantaties is met 90 procent ge-
Effectief bezoek
Om een bezoek aan de poli in Groningen zo effectief
mogelijk te maken, is het de bedoeling dat de patiën­
ten zelf hun elektronisch dossier bijhouden. Door
bijvoorbeeld in te vullen hoe ze bewegen, of ze werk
hebben en van welke ongemakken ze last hebben. ‘We
weten dan voordat ze komen al welke zorg ze nodig
hebben. Hun bezoeken aan de polikliniek kunnen we
dan vooraf zo plannen dat het precies op maat gebeurt.’
Het lijkt een logische veronderstelling dat de zorg
aan getransplanteerden op de beschreven manier
beter wordt. Maar hoe precies en in welke mate is
onderwerp van onderzoek in het UMCG. Daarom
worden de metingen van de zorgprofessionals bij de
poli­kliniekbezoeken opgenomen in een database en
vormen die gegevens de basis voor onderzoek.
Om de polikliniek een plek te geven in het UMCG-­
complex is een verbouwing noodzakelijk. Daarna,
Porte gaat uit van 2015, kunnen de deuren open. Maar
vooruitlopend op de samenwerking in het gebouw,
werken de deelnemende zorgverleners al intensiever
samen. ‘Daar weten we steeds beter wat we al bieden
en wat we nog kunnen verbeteren’, zegt Robert Porte
daarover. ‘Eén voorbeeld daarvan: we hadden al een
revalidatieprogramma voor mensen die een longtransplantatie achter de rug hebben. Voor nierpatiënten is
dat er sinds kort, maar voor mensen met een getransplanteerde lever is zo’n programma er nog niet. Terwijl
iedereen na een transplantatie hierbij baat kan hebben
en dezelfde dingen moet leren. Zo’n programma willen
we dus ook leverpatiënten gaan aanbieden.’
De Kilimanjaro op, aandacht
vragen voor gezond leven
In de Donorweek klimmen elf
transplantatiepatiënten van het
UMCG de Kilimanjaro op, met bijna zes kilometer de hoogste berg
van Afrika. Ze doen dat om op
een bijzondere manier aandacht
te vragen voor het feit dat je na
transplantatie weer heel veel
kunt als je er een gezonde leefstijl
op nahoudt. De elf zijn een voorbeeld voor andere getransplanteerden, maar de organisatoren
hopen door de aandacht ook
meer donoren te werven.
Op Facebook (zoek naar
­Expeditie Kilimanjaro) zijn
de voorbereidingen en de
expeditie­leden te volgen.
Type donor 2014 2013 +/-
Heartbeating 84 50 68 %
Non-heartbeating 55 82 -33 %
De periode 01-2013 t/m 06-2013 is vergeleken met de periode 01-2014 t/m 06-2014
Aantal orgaantransplantaties in Nederland met organen
van levende donoren
Transplantaties 2014 2013
+/-
Nier - HB 129 68 90 %
Nier - NHB 107 133 -20 %
Pancreas - HB 3
2
-
Pancreas - NHB -
1
-
Nier met pancreas - HB
11 10 10 %
Nier met pancreas - NHB 2
1
-
Hart 31 17 82 %
Long - HB 44 25 76 %
Long - NHB 9
19 -53 %
61 39 56 %
6
2
-
25 26 -4 %
Nier met lever - HB 2
1
-
Pancreas met lever - HB
-
1
-
Dunne darm - HB
-
-
-
Dunne darm met nier - HB -
-
-
430 345 25 %
2014 2013 +/-
Lever - HB Verwante niertransplantatie 122 128
-5 %
Lever split - HB
Onverwante niertransplantatie 154 140 10 %
Lever - NHB -
2
-
276 270 2 %
Verwante levertransplantatie
Totaal stegen, terwijl het aantal NHB niertransplantaties met 20 procent is gedaald. Het aantal
NHB levertransplantaties en longtransplantaties is hierdoor ook gedaald; het aantal HB
levertransplantaties en longtransplantaties
is gestegen. Aangezien alleen HB donoren
harten doneren, is het aantal harttransplantaties bijna verdubbeld.
Aantal orgaantransplantaties in Nederland met organen van
postmortale donoren. Er is onderscheid gemaakt tussen
heartbeating (HB) en non-heartbeating (NHB) donoren.
Aantal geëffectueerde postmortale orgaandonoren
in Nederland onderverdeeld in heartbeating en nonheartbeating donoren
baan heeft. De polikliniek brengt medisch specialisten
samen met psychologen, maatschappelijk werkers,
fysiotherapeuten en diëtisten. Op die manier kun je
de patiënten veel beter helpen.’
13
De periode 01-2013 t/m 06-2013 is vergeleken met de periode 01-2014 t/m 06-2014
Totaal
De periode 01-2013 t/m 06-2013 is vergeleken met de periode 01-2014 t/m 06-2014
Opmerking: nier-en-bloc wordt geteld als 1 transplantatie
Transparant
Nederlandse Transplantatie Stichting
Oktober 2014
‘De hartslag van een ander’
Masterplan
Orgaan­
donatie met
twee jaar
verlengd
Wouter Duinisveld is een gezonde, sportieve jongeman totdat een virale myocarditis zijn hart compleet
verwoest. Totaal onverwacht hangt zijn toekomst aan een zijden draadje. Na een jaar balanceren op het
randje van de dood krijgt hij een donorhart en daarmee een tweede kans in het leven.
D
eze maand verschijnt Wouters
boek ‘De hartslag van een ander, van
transplantatie naar triatlon’, dat hij
samen schreef met auteur Marcia
Jansen. Het is een wake-up-call voor iedereen die nog twijfelt over orgaandonorschap.
Wouter vertelt zijn aangrijpende en inspirerende verhaal en bewijst met zijn relaas
hoe belangrijk orgaandonoren zijn. Dankzij
een enorme dosis moed, doorzettingsvermogen en optimisme zit hij nu fysiek en
mentaal weer stevig in het zadel.
Levenslessen
Wouter Duinisveld draagt zijn boek op aan
zijn zoontje en dochtertje. ‘Mijn kinderen
Foto: team4talent
Ironman Frankfurt
In juli 2014 volbracht Wouter zijn grootste
droom: deelnemen aan de Ironman van
Frankfurt (3,8 km zwemmen, 180 km fietsen en 42,2 km lopen). Glimlachend, trots,
moe maar voldaan haalde hij de finish.
Dat is al een wereldprestatie voor gezonde
professionele topatleten, laat staan voor
een amateursporter met een donorhart.
Wouter is zijn donor elke dag dankbaar dat
hij of zij hem een nieuw hart heeft gegund.
‘Ik heb mijn leven weer kunnen oppakken
en inrichten op een manier die mij heel
gelukkig maakt. Vlak na de transplantatie
durfde ik niet te dromen dat ik weer zou
kunnen sporten op hoog niveau.’
Een aantal activiteiten die
ontplooid zijn binnen het
Masterplan Orgaandonatie,
het plan uit 2008 om het
aantal orgaantransplantaties te verhogen, wordt met
twee jaar verlengd.
zijn het mooiste wat mij is overkomen na
de transplantatie’, vertelt de jonge vader.
‘Dankzij hen en mijn vrouw heeft mijn
­leven een extra dimensie gekregen. Ik
hoop dat ik nog lang van ze mag genieten.
Wat mij is overkomen en hoe ik daarmee
om ben gegaan, wil ik mijn kinderen
vertellen als ze wat ouder zijn. Ik wil ze
belangrijke levenslessen meegeven, net
zoals mijn vader dat met mij heeft gedaan.
Maar als ik die tijd niet krijg, want mijn
levensverwachting is helaas beperkt, staat
alles in dit boek.’
Het leven is prachtig!
Duinisveld wil een inspiratiebron zijn
voor mensen die er nog aan twijfelen om
orgaandonor te worden. ‘Mijn ziekteperiode was niet alleen heel zwaar, het heeft me
ook mooie dingen gebracht. Ik geniet nu
elke dag optimaal van het leven.’
Het boek is vanaf medio oktober verkrijgbaar
in de boekhandel en via www.uitgeverijlucht.nl,
www.wouterduinisveld.nl.
Vernieuwde patiëntenbrochure wachtlijst orgaantransplantatie
De NTS heeft een bro­
chure gemaakt voor pa­
tiënten die op de wacht­
lijst staan of die daarop
komen te staan. Voor de
inhoud werkte de NTS
nauw samen met Euro­
transplant, de NTV en
patiënten­verenigingen.
Ondersteuning
Patiënten krijgen de brochure
mee na het gesprek met hun
arts, zodat ze thuis de belangrijkste dingen kunnen nalezen.
De brochure is er nadrukkelijk
alleen ter ondersteuning van
de communicatie tussen arts
en patiënt.
Inlegvellen
Per donororgaan komt er een
inlegvel met orgaanspecifieke
informatie. Het inlegvel over
nieren is als eerste beschikbaar. De inlegvellen over het
hart en over de longen zijn
later dit jaar klaar. Daarna vol-
gen nog inlegvellen over pancreas, dunne darm en lever.
InformatIe voor
patIënten
Dit is een uitgave van de
Bestellen
U kunt de brochure en de
inlegvellen kosteloos bestellen
via de webshop van de NTS
(transplantatiestichting.nl/
webshop/folders-en-brochures).
Van de brochure is een gedrukte
versie beschikbaar. De inlegvellen zijn – als ze klaar zijn –
alleen te down­loaden in
de webshop.
Nederlandse Transplantatie Stichting
transplantatiestichting.nl
Op de wachtlijst voor
orgaantransplantatie
Destijds werden rond vier thema’s
(aanpak en organisatie in ziekenhuizen, voorlichting, donatie bij
leven en wijziging beslissysteem)
verschillende initiatieven opgezet
om het aantal transplantaties te
verhogen. Om de ziekenhuisorganisatie te verbeteren, bedachten
de donatieregio’s Groningen
en Leiden bijvoorbeeld pilots
betreffende de introductie van de
donatie-intensivist en de zelfstandige uitnameteams. Die kwamen
na een eerdere evaluatie al voor
landelijke uitrol in aanmerking.
Daarnaast lopen er diverse projecten, zowel in Groningen en Leiden
als in Amsterdam en Maastricht.
Cultuuromslag
‘In korte tijd moest er in de
ziekenhuizen veel gebeuren’, zegt
Bernadette Haase, directeur van
de NTS. ‘Sommige initiatieven vergen een cultuuromslag, dat lukt
niet in korte tijd. Daarom is het fijn
dat de belangrijkste vernieuwingen, die ontwikkeld zijn binnen het
Masterplan, worden verlengd. Zo
krijgen we de ruimte om resultaat
te boeken.’
Aanscherpen
De komende twee jaar wordt een
periode van aanscherpen, verwacht Haase. ‘De efficiëntie en het
nog steeds hoge weigeringspercentage van nabestaanden staan
hoog op de agenda. Bovendien
moet er een structurele financiering opgezet worden voor wanneer
de subsidie afloopt en moeten we
naar een meer uniforme uitvoeringsorganisatie. Op die manier
kunnen we alle initiatieven die
goede resultaten boeken, borgen
voor de toekomst.’
Transparant
15
HET LAATSTE WOORD
Orgaandonatie na euthanasie:
het kan, maar simpel is het niet
H
et komt steeds vaker voor: mensen die
om euthanasie vragen en na hun dood
hun organen willen doneren. In België
bestaat hier al langer ervaring mee en
in Nederland kwam deze combinatie in 2013
vijf keer voor. Orgaandonatie na euthanasie:
het kan soms wel, maar er liggen nogal wat
medische, praktische en ethische hobbels op
de weg.
De meeste mensen die overlijden door euthanasie komen medisch gezien niet in aanmerking voor orgaandonatie. Mensen met kanker
bijvoorbeeld, het overgrote deel van de mensen
die euthanasie krijgen, kunnen bijvoorbeeld
vrijwel nooit hun organen doneren. Maar voor
andere patiënten kan het soms wel. Het gaat
dan bijvoorbeeld om mensen met een spierof zenuwaandoening, zoals ALS of MS.
In de meeste gevallen wordt euthanasie uitgevoerd door de huisarts bij de patiënt thuis. Maar
omdat organen direct na het overlijden moeten
worden uitgenomen, is het noodzakelijk dat de
euthanasie wordt uitgevoerd in het ziekenhuis.
Dat betekent dat de patiënt en de huisarts – als
die de euthanasie uitvoert – naar het ziekenhuis
moeten komen, vaak per ambulance, voor de
euthanasie. Los van de emotionele en praktische problemen die dit met zich meebrengt
hebben veel ziekenhuisdirecties er vanwege
mogelijke aansprakelijkheid moeite mee als een
huisarts binnen hun muren euthanasie uitvoert.
De uitvoering van euthanasie vindt dus niet
thuis plaats, maar in de klinische setting van
een ziekenhuis. En vanwege de benodigde snelheid hebben de nabestaanden pas na de
orgaandonatie gelegenheid om afscheid te
nemen van het lichaam van de overledene.
Juridisch gezien zijn er geen beletsels voor de
combinatie van procedures: noch de euthanasiewet noch de wet op de orgaandonatie staan
in de weg. Maar omdat euthanasie een niet-­
natuurlijke dood is en de organen direct moeten worden uitgenomen, moet de Officier van
Justitie vooraf ingelicht worden dat deze bijzondere combinatie uitgevoerd gaat worden.
Bij orgaandonatie na euthanasie zijn meerdere
artsen betrokken die nauw met elkaar moeten
samenwerken. Maar de arts die de euthanasie
uitvoert mag natuurlijk geen belang hebben bij
het uitnemen van de organen. De twee procedures moeten dan ook strikt gescheiden verlopen, maar moeten wel naadloos op elkaar aansluiten. Dat is logistiek niet eenvoudig. Om
mogelijke druk op de patiënt te vermijden kan
er pas over orgaandonatie worden gesproken
als de euthanasieprocedure is afgerond en duidelijk is dat aan de zorgvuldigheidscriteria voor
euthanasie is voldaan. En uiteraard moet de
patiënt in de gelegenheid worden gesteld tot op
het laatste moment nee te zeggen tegen zowel
de orgaandonatie als de euthanasie.
Als het zo ingewikkeld is, waarom er dan toch
aan beginnen? Allereerst natuurlijk omdat met
de gedoneerde organen mensenlevens gered
kunnen worden. Volgens schattingen zou ongeveer vijf tot tien procent van de mensen die
euthanasie krijgen in aanmerking kunnen komen
voor orgaandonatie. Vijf procent lijkt niet veel,
maar betekent toch jaarlijks 250-500 potentiële
orgaandonoren. En wie zich bedenkt dat er in
Nederland jaarlijks maar zo’n 250 ‘normale’
orgaandonoren zijn, waarmee zo’n 700 vaak
levensreddende transplantaties uitgevoerd worden, ziet meteen dat het in theorie om een verdubbeling van het aantal orgaandonoren gaat.
Dit redden van mensenlevens is voor de mensen die door euthanasie gaan overlijden ook
meteen het belangrijkste motief om de organen
te doneren. Zij hebben de zekerheid dat zij gaan
overlijden, en willen door orgaandonatie zin
geven aan dat overlijden. Ook voor nabestaanden kan dit een troost zijn. En gelet op de moeite
die deze dappere mensen zich moeten getroosten verdienen zij hiervoor respect en optimale
ondersteuning door zorgverleners.
Gert van Dijk is ethicus aan het
Erasmus MC te Rotterdam
Reageren op deze column?
Discussieer mee op www.linkedin.com/company/
nederlandse-transplantatie-stichting
illustratie: Mireille Schaap
14
16
Transparant
Oktober 2014
‘Ik moest
mezelf
weer leren
vertrouwen’
Ze ging naar de oogarts voor een nieuwe bril en kwam terug met een plaats op de
wachtlijst voor een hoornvliestransplantatie. Ze blijkt dystrofie aan haar hoornvlies te
hebben. Na de transplantatie geniet Jacqueline Koedam (58) nu meer dan ooit van
haar vrijheid. tekst: Fieke Walgreen fotografie: Jurgen Huiskens
Je dacht eerst dat je een nieuwe bril
nodig had?
‘Dat was zo’n anderhalf jaar geleden, ik
zag slechter en dacht dat een nieuwe bril
de oplossing zou zijn. Dat bleek anders:
ik werd doorgestuurd naar de oogarts,
de diagnose: Fuch’s endotheel dystrofie,
dystrofie aan het hoornvlies, of zoals ik het
niet-medici uitleg: zwakte van mijn hoornvlies. Na een maand zag ik nog maar voor
veertig procent. De oogarts plande mij zo
vlot mogelijk in voor de eerste transplantatie aan het eerste oog.’
Hoe was het om steeds minder te
kunnen zien?
‘Die boodschap kwam keihard aan. Ik werkte bij de Nederlandse Spoorwegen als Informatie manager, maar dat kon niet meer. Ik
gebruikte een stok om te lopen en kon niet
meer fietsen of auto rijden. Dat gebeurde
allemaal in een half jaar: overweldigend.’
Hoe verliep de behandeling?
‘In het ziekenhuis in Haarlem was mijn
eerste operatie. Ik kreeg niet een heel
nieuw hoornvlies, alleen een nieuwe laag
cellen. Helaas mislukte die eerste operatie,
het hoornvlies liet los. De tweede operatie ging wel goed. Bij mij is de vrij nieuwe
techniek DSEK (Decemet’s Stripping
Endothelial Keratoplasty) toegepast. Ik
kreeg eerst een staaroperatie, gevolgd door
een hoornvliestransplantatie. Daarna aan
het andere oog dezelfde reeks operaties.’
Hoe gaat het nu?
‘Ik fiets weer, rijd weer auto. Dat laatste
was in het begin best eng. Ik moest mezelf
weer leren vertrouwen en heb daarom
eerst wat rijlessen genomen. Mijn baan is
inmiddels ingevuld door iemand anders.
Ik zit nu in een re-integratietraject voor
een passende functie binnen NS. Het is
een rouwproces geweest. Aan de andere
kant ben ik zo blij dat ik weer kan zien,
dat ik de rest allemaal als extra zie. Ik heb
mijn blindengeleidestok nog in de hal
staan om mij daaraan te herinneren.’
Heeft deze periode je veranderd?
‘Ik stel dingen die ik graag wil niet meer
uit. Als het mooi weer is en het werk laat
het toe, neem ik een middag vrij om iets
leuks te doen. Ik plan veel minder, want
deze periode heeft me wel geleerd dat er
weinig in het leven echt te plannen valt.’