ROC Midden Nederland cursistenstatuut 2009

ROC Midden Nederland
cursistenstatuut 2009
1. Inleiding
163
2. Begrippenlijst
166
3. Regels over het ROC als leef- en werkgemeenschap 169
4. Regels over het onderwijs
181
5. Handhaving van het cursistenstatuut
184
6. Verzekeringen
187
7. Korte toelichting
190
161
162
1. Inleiding
De onderwijsovereenkomst (artikel 8.1.3 van de WEB) regelt de wederzijdse
rechten en plichten die behoren bij de inschrijving van een cursist voor een
opleiding van een ROC. Anders dan onder de wet op het voortgezet onderwijs
is onder het regime van de WEB de onderwijsovereenkomst de juridische basis
van de relatie tussen cursist en onderwijsinstelling.
Dit cursistenstatuut bevat kortom, samen met de onderwijsovereenkomst,
regels, rechten én plichten van de cursist en van het ROC.
Naast een beschrijving van de rechten, plichten en gedragsregels op school
bevat het cursistenstatuut ook een regeling van de wijze waarop met die
­rechten, plichten en gedragsregels en de daaruit voortkomende conflicten
moet worden omgegaan.
Overal waar in dit cursistenstatuut “zij” staat, kan ook “hij” gelezen worden.
Het cursistenstatuut bevat onder meer regelingen voor:
• de handhaving van een goede gang van zaken op school
• geschillen
• de wettelijk verplichte registratie van langdurige afwezigheid van cursisten
• de bescherming van de privacy
• de vertrouwenscontactpersoon
• de bewaking van de kwaliteit van het onderwijs
1.1 Belang van een cursistenstatuut
Wat willen wij met het cursistenstatuut bereiken?
1 M.i.v. 2004 - 2005 maakt het cursistenstatuut niet langer integraal deel
uit van de onderwijsovereenkomst, maar wordt in de onderwijsovereenkomst wel expliciet verwezen naar het cursistenstatuut
2 Het cursistenstatuut tracht bij te dragen tot het verder verbeteren van het
onderwijsklimaat,
waarbij de begrippen democratie en emancipatie van belang zijn.
3 Het cursistenstatuut dient een bijdrage te zijn tot het voorkomen en het
oplossen van conflicten binnen het ROC en tot het bevorderen van de
rechtsgelijkheid.
Het cursistenstatuut brengt de visie van ROC Midden Nederland tot
­uitdrukking, met name waar het gaat om respect voor ieder, non-discriminatie
en het individu als maat.
163
Enkele belangrijke uitgangspunten van dit statuut zijn:
1 Alle cursisten van opleidingen of cursussen van het ROC hebben de mogelijkheid tot het volgen en afronden van een opleiding die bij hen past en
die hen in staat stelt een arbeidsplaats te verwerven of een aansluitende
(beroeps)opleiding te volgen dan wel meer te participeren in de samen­leving.
2 Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen cursisten op grond van
­levensbeschouwing, geslacht, afkomst, leeftijd, seksuele geaardheid of
anderszins.
3 Alle cursisten hebben recht op begeleiding bij het doorlopen van hun
­leerweg en bij de keuze voor een beroep.
Ook in het onderwijs zullen grondrechten als vrijheid van levensovertuiging,
van meningsuiting, van persoonlijke levenssfeer, van vereniging en vergadering gerespecteerd worden, ook tegenover de cursisten.
Minderjarigheid, waarvan de ouderlijke macht en (civielrechtelijk) handelingsonbekwaamheid belangrijke aspecten zijn, is als zodanig geen beperking van
de grondrechten.
Ook het bevoegd gezag van het ROC heeft geen bijzondere bevoegdheden
om beperkingen te stellen aan de uitoefening van grondrechten door de
­cursisten. Cursisten zijn burgers, of burgers in ontwikkeling.
In een democratische samenleving past een democratisch ROC. Een demo­
cratisch ROC is de voorbereiding op én een onderdeel van een democratische samenleving. Een cursistenstatuut is een middel waarmee het ROC de
­democratie vorm kan geven.
De in een cursistenstatuut neer te leggen gedragsregels hangen sterk samen
met het in het ROC wenselijk geachte leefklimaat. Er kan daarom ook geen
­sprake zijn van één landelijk uniform statuut. Het ROC Midden Nederland,
waar de eigen verantwoordelijkheid en respect voor elkaar voorop staan, zal
op eigen wijze het cursistenstatuut invullen.
1.2 Bindend voor iedereen
Omdat de rechten van de één plichten voor de ander inhouden zal een
­cursistenstatuut bindend moeten zijn voor alle leden van alle geledingen
van het ROC.
In de eerste plaats voor de cursisten, dat wil zeggen ook onderling. Zo zal
de vrijheid van meningsuiting in het ROC beperkt zijn door een verbod op
­belediging van een ander. Dergelijke uitingen (zonder twijfel wanneer deze
een racistisch of seksistisch karakter hebben) zijn niet toelaatbaar tussen
­cursisten onderling of tussen medewerkers en cursisten.
In de tweede plaats geldt het cursistenstatuut, voor zover de strekking
van de bepalingen zich daartegen niet verzet, ook voor:
164
• alle personeelsleden van het ROC met inbegrip van het College van
Bestuur.
• alle ouders (en/of verzorgers), voor zover zij althans in de rechten treden
van minderjarige
cursisten.
Voor personeelsleden is het cursistenstatuut niet juridisch bindend. Zij kunnen
in voorkomende gevallen echter wel door hun leidinggevende worden aangesproken op gedrag dat niet met het cursistenstatuut te rijmen is. Bovendien
kunnen zij uiteraard de rechten die zij op grond van het cursistenstatuut
­hebben, doen gelden.
Dit betekent dat daar waar in het cursistenstatuut gesproken wordt van
­‘cursisten’, voor zover de strekking van de bepalingen zich daartegen niet
­verzet, tevens bedoeld wordt: ‘de ouders of wettelijke vertegenwoordigers van
minderjarige cursisten’ en ‘personeelsleden van ROC Midden Nederland’.
Een cursistenstatuut kan alleen een praktische betekenis krijgen als het geldt
voor iedereen binnen het ROC. Daarom is het hoogste orgaan binnen het ROC
de aangewezen instantie om het cursistenstatuut vast te stellen: het College
van Bestuur nadat de MR zijn instemming heeft verleend.
Binnen een grote instelling als ROC Midden Nederland, met haar relatief onafhankelijke sectoren en haar grote hoeveelheid locaties, is het niet goed mogelijk en ook niet wenselijk alles op een identieke wijze tot in details te regelen.
Dit cursistenstatuut regelt slechts een beperkt aantal zaken heel ­precies.
Het cursistenstatuut wordt vastgesteld voor in principe twee jaar. Na twee
jaar wordt het cursistenstatuut geëvalueerd en wordt het, al dan niet gewijzigd,
opnieuw vastgesteld volgens de zojuist beschreven procedure.
1.3 Geschillen
Natuurlijk blijft ook bij een onderwijsovereenkomst en cursistenstatuut de
docent verantwoordelijk voor de gang van zaken tijdens de onderwijsactiviteiten en blijft de sectordirectie verantwoordelijk voor de orde en de goede gang
van zaken in de sector. Het ligt dan ook voor de hand dat een cursist die zich
onrechtmatig bejegend acht, zich eerst wendt tot de betreffende docent en
eventueel vervolgens tot haar begeleider of de sectordirectie.
Pas indien deze normale weg voor de cursist onvoldoende resultaat oplevert,
kan behoefte bestaan aan een verdergaande geschillenregeling. In het cursistenstatuut hebben wij voor die omstandigheid een geschillencommissie
gecreëerd. De geschillencommissie moet onafhankelijk zijn en gelijktijdig de
verschillende belanghebbenden vertegenwoordigen. Een geschillencommissie
is een zeer ingrijpend middel om een probleem op te lossen. Daarom moet
in eerste instantie de begeleider of de sectordirectie voor dergelijke gevallen
aanspreekbaar zijn.
165
2. Begrippenlijst
Afdelingsmanager
De leidinggevende van de afdeling waartoe de cursist behoort.
Begeleider
Docent, aangewezen door de sectordirectie of door de afdelingsmanager om
een cursist of een groep cursisten gedurende het schooljaar of gedurende de
opleiding of cursus te begeleiden bij de studievoortgang, bij het persoonlijk
functioneren en op sociaal-emotioneel gebied en om de wederzijdse verstandhouding tussen cursisten, docenten en sectordirectie te bevorderen.
Beroepspraktijkvorming
Onderwijs dat plaatsvindt in de praktijk van het beroep, dus in een bedrijf of
een organisatie, op grond van een praktijkovereenkomst.
College van Bestuur
Het bestuur van ROC Midden Nederland, waarvan de taken en bevoegdheden
zijn vastgelegd in het bestuursreglement
Commissie van Beroep
De Commissie van het ROC die klachten van cursisten over beslissingen van
de examinator of examencommissie behandelt ex artikel 7.5.2 van de Wet
Educatie en Beroepsonderwijs (WEB).
Cursist
Deelnemer/deelneemster, zoals bedoeld in artikel 8.1.1 van de Wet Educatie
en Beroepsonderwijs (WEB), dan wel iemand die een contractcursus volgt.
Cursistenraad
Een geledingenraad, samengesteld uit en door cursisten als bedoeld in artikel
26 van de Wet Medezeggenschap Onderwijs 1992 (WMO).
Cursistenstatuut
Document waarin de wederzijdse rechten en plichten van cursist en ROC
­verwoord staan; in de onderwijsovereenkomst wordt expliciet verwezen naar
het cursistenstatuut.
Deel-MR
De deelraad als bedoeld in artikel 27 van de Wet Medezeggenschap
Onderwijs 1992 (WMO).
166
Deelkwalificatie
Verzameling van voor de beroepsuitoefening samenhangende eindtermen die
wordt afgerond met een toets die bij voldoende resultaat een certificaat oplevert.
Docenten
De leden van het onderwijsgevend personeel.
Examendeelnemer
Degene die uitsluitend bij het ROC is ingeschreven voor het afleggen van één
of meer examens/examenonderdelen.
Geschillencommissie
De commissie die het College van Bestuur adviseert over klachten ingesteld
tegen alle handelingen en beslissingen door de sectordirectie of het College
van Bestuur ten opzichte van de cursist(en), waaronder beslissingen op grond
van bepalingen uit de onderwijsovereenkomst, het cursistenstatuut en de
praktijkovereenkomst.
Inspectie
De inspecteur die belast is met het toezicht op het onderwijs als bedoeld in
artikel 5.1 van de WEB.
Kwalificatieniveau
Aanduiding van het niveau van de opleiding.
Medezeggenschapsraad
De raad als bedoeld in artikel 3 van de WMO.
Onderwijsovereenkomst
Een overeenkomst als bedoeld in artikel 8.1.3 van de WEB tussen de cursist
en het bevoegd gezag van het ROC, die ten grondslag ligt aan de inschrijving. De onderwijsovereenkomst regelt de rechten en verplichtingen tussen
het ROC en de cursist.
Personeel
Het aan de onderwijsinstelling verbonden onderwijsgevend, ondersteunend
en beheerspersoneel.
Praktijkovereenkomst
De overeenkomst die tussen het ROC, de cursist en de praktijk biedende
­organisatie wordt gesloten voor de realisering van de beroepspraktijkvorming,
zoals bedoeld in artikel 7.2.9 van de WEB.
167
ROC
ROC Midden Nederland, een onderwijsinstelling, zoals bedoeld in artikel 1.3.1
van de WEB, of diens bevoegd gezag.
Schooldagen/werkdagen.
De dagen waarop onderwijsactiviteiten aangeboden worden..
Schorsing
Het aan de cursist ontzeggen van de toegang tot alle gebouwen en onderwijsactiviteiten van het ROC gedurende een bepaalde periode.
Sectordirectie
De ROC-directeur van de betreffende sector en het directielid/de directieleden.
Vertrouwenscontactpersoon
Het als zodanig per locatie of sector aangewezen personeelslid, bij wie de
cursist terecht kan voor zaken waarvoor zij de begeleider niet kan of durft
te benaderen, onder meer indien het gaat om problemen in verband met
­seksuele intimidatie (zie artikel 3.17 van het cursistenstatuut).
Wet
Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB), Stb. 501, 31 oktober 1995.
168
3.Regels over het ROC als
leef- en werkgemeenschap
3.1 Toelating
1 Voor ieder die een opleiding of cursus van ROC Midden Nederland wil
­volgen, spant ROC Midden Nederland zich in een passend aanbod te ­bieden.
2 Toelating geschiedt conform het gestelde in de WEB bij artikel 8.2.1
(inschrijving) en 8.2.2 (nadere vooropleidingseisen), alsmede het in de
­statuten van ROC Midden Nederland bepaalde omtrent de toegankelijkheid van het ROC.
3 Door de sectordirecteur daartoe gemandateerd beslist de afdelings­
manager in eerste aanleg over de toelating van de kandidaat-cursisten tot
een bepaalde opleiding.
4 Bij een afwijzende beslissing over de toelating tot een bepaalde opleiding,
bericht de afdelingsmanager de kandidaat-cursist schriftelijk waarop de
afwijzing is gebaseerd. Tevens geeft men aan dat de kandidaat-cursist
tegen de beslissing in beroep kan gaan bij de sectordirectie en binnen
welke termijn dit dient te gebeuren. De sectordirectie kan ter zake pas een
besluit nemen nadat de kandidaat-cursist in de gelegenheid is gesteld haar
standpunt mondeling toe te lichten.
5 Bij definitieve afwijzing wordt de kandidaat-cursist doorverwezen naar
een opleiding van ROC Midden Nederland waarvoor men haar/hem wel
­toelaatbaar acht of naar het Studie Adviespunt voor nadere oriëntatie.
6 Bij de educatieopleidingen kan de toelating bovendien bepaald worden
door de gemeente die de betreffende cursus financiert; bijvoorbeeld bij
inburgeringcursussen en bij cursussen voor werkzoekenden.
7 Het recht op deelname aan de door ROC Midden Nederland in het kader
van een opleiding georganiseerde (onderwijs) activiteiten wordt opgeschort, indien niet voldaan is aan alle (bekostigings) verplichtingen binnen
10 schooldagen na aanvang van deze activiteiten c.q. binnen 10 school­
dagen na de startdatum van de onderwijsovereenkomst, indien deze datum
ligt na de aanvangsdatum van de (onderwijs) activiteiten.
3.2 Vrijheid van meningsuiting
1 Binnen het ROC gelden de regels voor de vrijheid van meningsuiting zoals
ze zijn vastgelegd in de grondwet.
2 De vrijheid van meningsuiting houdt op waar een ander door een
­meningsuiting wordt gekwetst of gediscrimineerd.
3 Een cursist heeft het recht gebruik te maken van een speciaal daarvoor
bestemd mededelingenbord. Ook hierbij gelden de onder 2 genoemde
beperkingen.
169
4 Indien in het ROC of binnen de sector behoefte bestaat aan een schoolkrant voor cursisten wordt dit door de sectordirectie financieel in redelijkheid mogelijk gemaakt. De sectordirectie kan, indien daartoe een aanwijsbare aanleiding bestaat, nadere regels stellen omtrent inspraak met
betrekking tot de inhoud van de schoolkrant en vergelijkbare publicaties,
teneinde kwetsende of discriminerende uitlatingen, met inbegrip van uit­
latingen die kwetsend of discriminerend zijn voor de onderwijsinstelling
en/of haar personeel, daaruit te weren.
5 De cursist heeft het recht kritiek uit te oefenen op een personeelslid, mits
daarbij de regels van het normaal maatschappelijk verkeer worden gehanteerd, zonder kwetsende of discriminerende bedoelingen. De kritiek moet
gericht zijn op het verbeteren van de organisatie of van de kwaliteit van
het onderwijs.
3.3 Vrijheid van vergaderen
1 De cursisten hebben het recht te vergaderen over zaken die de opleiding
aangaan en daarbij gebruik te maken van de faciliteiten van het ROC.
2 Indien cursisten willen vergaderen moeten ze een verzoek voor een ver­
gaderruimte indienen bij de sectordirectie en daarbij tevens een agenda overleggen. Dit verzoek dient zo mogelijk een week van tevoren te geschieden.
3 De sectordirectie stelt daarvoor op verzoek van één of meer cursisten een
ruimte beschikbaar. Deze ruimte moet na gebruik weer in dezelfde staat
achtergelaten worden als waarin ze werd aangetroffen vóór de vergadering.
4 Als de vergaderende groep cursisten zich niet aan de van tevoren gemaakte
afspraken houdt, kan de sectordirectie de vergadering beëindigen, of in het
geheel niet door laten gaan.
5 De gebruikers zijn verantwoordelijk en aansprakelijk voor eventuele schade.
3.4 Medezeggenschap
1 De cursist heeft actief en passief kiesrecht voor de MR en de deel-MR,
geheel volgens het ter zake geldende medezeggenschapsreglement.
De sectordirectie stelt de gekozen cursisten in de gelegenheid om de
MR-vergaderingen bij te wonen.
2 Het College van Bestuur stelt de cursisten in de gelegenheid om
­desgewenst een cursistenraad in te stellen.
3.5 Bescherming van persoons- en bedrijfsgegevens
Onderdeel A: persoonsgegevens
Binnen het ROC zijn persoonlijke gegevens van de cursist, ten behoeve van
onze cursistenadministratie vastgelegd. Overeenkomstig artikel 9 van de Wet
Bescherming Persoonsgegevens worden deze gegevens niet verder verwerkt op
een wijze die onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor ze zijn verkregen.
170
ROC Midden Nederland is gebonden aan regels, zoals deze in het Privacy
Reglement zijn opgenomen.
Enkele voor jullie belangrijke punten uit dit reglement zijn:
• De geregistreerde heeft het recht kennis te nemen van de over hem/haar
in de registratie opgenomen gegevens. Hiertoe dient de geregistreerde een
schriftelijk verzoek in bij de administratie. Het bestuur draagt er zorg voor
dat de gegevens zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken,
ter beschikking van de geregistreerde gesteld zullen worden. Het bestuur
behoudt zich het recht voor, om de hiervoor gemaakte kosten in rekening
te brengen aan de geregistreerde.
• De geregistreerde kan correctie eisen van over hem/haar geregistreerde gegevens
• Landelijk is er een Commissie van Toezicht ingesteld. Deze commissie is
belast met de controle op de naleving van het reglement
Indien de cursist van de sector Educatie dit wenst, kan zij bij de cursistenadministratie tegen kostprijs een compleet exemplaar van het Privacy Reglement krijgen.
1 In het cursistendossier worden alleen zaken opgenomen die relevant zijn
voor het doorlopen van de opleiding en om de cursist op de juiste wijze te
kunnen begeleiden.
Zaken die van een cursist in ieder geval vermeld mogen worden zijn:
• naam, adres, telefoonnummer, geboorteplaats, geboortedatum, burgerservice nummer dan wel onderwijsnummer/PGN, sekse en eventueel het
geboorteland van de ouders;
• burgerlijke staat;
• (bij minderjarigheid van de cursist) naam, adres en telefoonnummer van
de ouders of wettelijke vertegenwoordigers;
• datum van inschrijving bij het ROC;
• relevante gegevens over het lichamelijk welzijn;
• relevante gegevens over leermoeilijkheden;
• gegevens die voor het verkrijgen van faciliteiten voor het ROC
­onmisbaar zijn.
2 In het cursistendossier wordt geen informatie opgenomen betreffende:
• seksuele geaardheid;
• politieke voorkeur
• een eventueel strafblad.
3 Toegang tot het cursistendossier hebben alleen de betreffende cursist, de
begeleider van de betreffende cursist, de afdelingsmanager, het personeel
dat het cursistendossier opstelt, de sectordirectie, het College van Bestuur
en de inspectie.
4 Indien de gegevens in de ogen van de cursist onjuist, onvolledig of ver­
ouderd zijn, heeft zij het recht de betreffende gegevens te doen wijzigen.
Studievorderingen kunnen niet gewijzigd worden.
171
5 Wanneer een cursist haar opleiding beëindigt of afbreekt worden bij
uitschrijving alle gegevens over de betreffende cursist vernietigd, met
uit­zondering van de gegevens die nodig zijn op grond van wettelijke voorschriften, voor aanbevelingsdoeleinden en voor het bijhouden van een ­
oud-cursistenbestand.
Onderdeel B: bedrijfsgegevens
De cursist heeft in het kader van de beroepspraktijkvorming de verplichting
tot geheimhouding - zowel gedurende de periode waarop de praktijkover­
eenkomst betrekking heeft als daarna - van al hetgeen direct of indirect verband houdt met de belangen van het bedrijf dat de beroepspraktijkvorming
verzorgt en met name alles wat behoort tot het bedrijf, de bedrijfsvoering en
de relaties; alles genomen in de ruimste zin. Deze verplichting tot geheim­
houding geldt ten volle naast een eventuele verplichting tot geheimhouding
op grond van de praktijkovereenkomst.
3.6 Veiligheid
1 De cursist heeft er recht op te werken in een omgeving die beantwoordt
aan de normale eisen van veiligheid en gezondheid.
2 De cursist is gehouden zich zodanig te gedragen dat er voor haarzelf en
voor anderen geen gevaarlijke situaties ontstaan.
3 De sectordirectie heeft, in overleg met de deel-MR, een ontruimingsplan
opgesteld voor het geval van calamiteiten.
4 De sectordirectie informeert alle betrokkenen over dit plan en houdt
­minstens éénmaal per jaar een ontruimingsoefening.
5 Op een aantal locaties wordt gebruik gemaakt van beveiligingscamera’s.
Hiermee waakt ROC MN over de veiligheid in en om het schoolgebouw.
3.7 Orde binnen het ROC
1 Alle bij het ROC betrokken personen zijn verantwoordelijk voor de goede
gang van zaken in hun onmiddellijke werk- en leefomgeving.
2 De sectordirectie stelt met instemming van de deel-MR de leefregels vast
en brengt deze ter kennis aan de cursisten.
3 Leidraad bij het opstellen van de leefregels van de sector zijn redelijkheid,
gelijkheid en rechtszekerheid.
4 De leefregels omvatten tenminste:
• de regels zelf;
• de sancties bij niet-nakomen van de regels
• welke functionarissen bevoegd zijn tot sancties en welke procedures
daarbij gehanteerd worden.
5 In voorkomende gevallen zijn de sectordirectie en eventueel de daartoe
aangewezen medewerkers gerechtigd de cursisten om legitimatie te vragen
172
en/of daarvoor een speciale regeling te treffen, bijvoorbeeld in de vorm
van een door het ROC uit te reiken bewijs dat men aan het ROC studeert.
3.8 Incidentenregistratie
Ongewenst gedrag en/of (bijna) ongevallen worden door ROC Midden
Nederland geregistreerd. Indien de cursist te maken heeft met ongewenst
gedrag of (bijna) ongevallen kan zij zich wenden tot de docent, begeleider of
vertrouwenspersoon en, indien gewenst tot iedere andere medewerker van ROC
Midden Nederland. Er wordt vertrouwelijk omgegaan met persoonlijke gegevens.
3.9 Aanwezigheid
1 De cursist woont alle op het lesrooster vermelde onderwijsactiviteiten bij,
behoudens de door of namens de sectordirectie vast te stellen afwijkingen
en te maken uitzonderingen.
2 Bij tijdig aangekondigde wijzigingen in het lesrooster kan de cursist zich in
beginsel niet beroepen op andere afspraken buiten het ROC.
3 Cursisten kunnen bij de directie van de sector voorstellen indienen om het
lesrooster te doen wijzigen.
4 Tenzij met de sectordirectie een andere regeling is overeengekomen, zijn
cursisten niet gehouden om tijdens de pauzes in of bij het schoolgebouw
te blijven; tijdens uitval van onderwijsactiviteiten of roostervrije uren
­kunnen zij daartoe in geen geval worden verplicht.
5 De cursisten worden uiterlijk in de eerste week van het schooljaar
­schriftelijk geïnformeerd omtrent de voor dat schooljaar vastgestelde
vakanties en vrije dagen en, voor zover mogelijk, tevens om-trent de te verwachten uitval van onderwijsactiviteiten in verband met studiedagen, vergaderingen, toets- en hertoetsperiodes enz. Het rooster voor een bepaalde
onderwijsperiode wordt in principe één week van tevoren bekend gemaakt.
3.10 Bijzonder verlof
Bijzonder verlof kan worden verleend wanneer sprake is van gewichtige
omstandigheden. Hieronder worden verstaan:
• Bij huwelijk van bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad van de
cursist: maximaal twee dagen;
• Bij 25-, 40- en 50-jarig ambtsjubileum en 121/2-, 25-, 40-, 50-, en 60-jarig
huwelijksjubileum van ouders of grootouders: 1 dag.
• Bij ernstige ziekte van ouders, bloed- of aanverwanten tot en met de derde
graad van de cursist: duur in overleg met directeur;
• Bij overlijden van bloed- of aanverwanten in de 1e graad voor ten hoogste
4 dagen; van bloed en- of aanverwanten in de 2e graad voor ten hoogste
2 dagen; van bloed- of aanverwanten in de 3e en 4e graad ten hoogste 1 dag;
• Bij verhuizing: één dag.
173
Een aanvraag voor bijzonder verlof op grond van gewichtige omstandigheden
dient vooraf, of als dit niet mogelijk is uiterlijk 2 dagen na het ontstaan van
de verhindering, bij de directie te worden ingeleverd. Bij de aanvraag dient een
schriftelijk bewijs te worden overlegd. Voor verlof langer dan 10 dagen is naast
toestemming van de directie ook toestemming nodig van leerplicht/RMC.
Naast bijzonder verlof op basis van gewichtige omstandigheden kan de
cursist die een bepaalde religie praktiseert verlof aanvragen voor religieuze
verplichtingen. Als richtlijn geldt dat hiervoor één dag per verplichting vrij
wordt gegeven. Als de cursist gebruik wil maken van deze vorm van bijzonder
verlof, moeten zijn ouders - of de cursist zelf als deze niet meer bij zijn ouders
woont - dit minimaal twee dagen van tevoren schriftelijk aanvragen bij de
directeur van de school.
Tegen een afwijzende beslissing op een aanvraag voor bijzonder verlof kan
bezwaar en beroep worden aangetekend.
3.11 Ziekteverlof cursist
1 Indien de cursist ten gevolge van ziekte verhinderd is het onderwijs te
­volgen, dient zij op de ziektedag het ROC, volgens de binnen de sector
­geldende regels, te informeren.
2 Bij herhaalde ziekmelding of langdurige ziekte kunnen het ROC en de
­cursist op basis van overleg en een gezamenlijke inspanning een inhaal­
traject overeenkomen.
3.12 Controle op (langdurige) afwezigheid
1 Indien de cursist valt onder de werking van hoofdstuk II van de Wet op de
Studiefinanciering 2000 of onder de werking van de Wet Tegemoetkoming
Onderwijsbijdrage en Schoolkosten (WTOS), stelt het ROC vast of de cursist
gedurende een aaneengesloten periode van tenminste 5 weken zonder
geldige reden niet aan het onderwijs heeft deelgenomen. Het ROC is
gehouden daarvan aantekening te maken en ervan melding te doen aan
de Informatie Beheer Groep conform de WTOS, artikel 4.12 en de in de
WEB, artikel 8.1.7 genoemde voorwaarden (zie ook het tweede lid van het
artikel over ziekteverlof, artikel 3.11 van dit statuut).
2 Indien de cursist op wie de Leerplichtwet 1969 van toepassing is, zonder
geldige reden gedurende een periode van vier opeenvolgende lesweken
meer dan 1/8 deel van de lestijd heeft verzuimd, geeft de instelling hiervan onverwijld kennis aan burgemeester en wethouders van de gemeente
waar de cursist haar woon- of verblijfplaats heeft.
3 ROC Midden Nederland doet onverwijld opgave aan burgemeester en wethouders van de gemeente waar betrokkene woon- of verblijfplaats heeft
van de gegevens van de cursist:
174
a. op wie de Leerplichtwet 1969 niet meer van toepassing is en die de
leeftijd van 23 jaar nog niet heeft bereikt.
b. die niet in het bezit is van een diploma basisberoepsopleiding, een vakopleiding, een middenkaderopleiding of een specialistenopleidng als bedoeld
in art. 7.2.2 van de WEB, dan wel een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs of hoger algemeen voortgezet onderwijsals bedoeld in
art.7 onderscheidelijk in art.8 van de Wet op het Voortgezet Onderwijs en
c. die
1 het onderwijs of de educatie aan de instelling gedurende een aaneengesloten periode van tenminste een maand of een door ROC
Midden Nederland te bepalen kortere periode zonder geldige reden
niet meer volgt, of
2 bij de instelling in-of uitgeschreven of van de instelling wordt verwijderd.
3.13 Te laat komen
1 De cursist verschijnt op tijd bij de onderwijsactiviteiten, tenzij aantoonbaar
sprake is van overmacht, zulks in beginsel ter beoordeling van de docent.
2 De sectordirectie bepaalt de verdere procedure rond het melden van te
laat komen, het beoordelen van de eventuele overmacht en de mogelijke
­sancties. Deze regelingen worden aan alle betrokkenen verstrekt.
3.14 Gedrag en uiterlijk
1 De sectordirectie kan aanvullende regels stellen betreffende kleding
in ­verband met het onderwijs daar waar de veiligheid in het geding is
­(gymnastiekonderwijs, praktijkvakken e.d.) en voor wat wenselijk is op de
beroepspraktijkvormingsplaats. Er is een richtlijn inzake kledingsvoorschriften, dat o.a. bepaalt dat gezichtsverhullende kledingstukken van welke aard
dan ook niet toelaatbaar zijn binnen de onderwijs- en praktijksituatie. Deze
richtlijn is op te vragen bij de sectordirectie en op de site terug te vinden.
2 Het is de cursist niet toegestaan binnen de ruimten van het ROC te roken,
alcohol en/of drugs te gebruiken. Roken is slechts toegestaan op de daartoe aangewezen plaatsen buiten het schoolgebouw.
3 Ook het bezit van (vuur)wapens is verboden op elk terrein van het ROC.
3.15 Excursies
1 Onder excursies worden al die activiteiten verstaan die de opleiding voor
groepen cursisten in het kader van het opleidingsprogramma organiseert
buiten de school en waarvoor een excursieleider is aangewezen en waarbij een collectief programma en een collectief reisschema bestaan. Deze
­excursies zijn regulier onderdeel van de opleiding.
2 De kosten van de excursies zijn voor rekening van de cursist, met uitzondering van excursies in het kader van inburgering; deze zijn voor de cursist
175
gratis. Indien de cursist aangeeft deze kosten niet te kunnen of willen
betalen, wordt haar een alternatief geboden, waaraan geen kosten zijn
­verbonden en waarmee dezelfde leerdoelen kunnen worden bereikt, zodat
er geen belemmering in de studievoortgang kan ontstaan.
3 Bij een excursie geschiedt de reis met collectief of openbaar vervoer. In
geval van gebruikmaking van eigen vervoer geschiedt dit op eigen risico.
Verder wordt er met de excursieleider overleg gepleegd over de gemaakte
kosten en de verdeling daarvan over allen die aan de excursie deelnemen.
4 De excursieleider moet de excursie tenminste een maand van tevoren aankondigen, de kosten aangeven en er zorg voor dragen dat er voldoende begeleiding is. De termijn van een maand kan bekort worden tot een week indien
de actualiteit van een excursie-onderwerp dit noodzakelijk maakt. De termijn
van aankondiging moet in verhouding staan tot de kosten van de excursie.
5 De sectordirectie geeft reeds aan het begin van enig cursusjaar aan hoeveel de totale kosten voor excursies voor de betreffende opleiding(en)
­zullen bedragen. Indien nog geen volledig zicht is op de grootte van dit
bedrag, geeft de sectordirectie in ieder geval een redelijke schatting.
6 Tijdens een excursie blijft de normale schoolverzekering van kracht.
3.16 Buitenschoolse activiteiten
1 Het is aan alle leden van de ROC-gemeenschap toegestaan activiteiten
voor cursisten te organiseren buiten het onderwijsrooster om, mits daarbij
duidelijk wordt aangegeven dat de activiteit geschiedt op eigen verantwoordelijkheid, dus buiten de verantwoordelijkheid van het ROC.
2 Deze activiteiten kunnen niet verplicht worden gesteld en de financiële
­kosten moeten dus door de participanten gedragen worden. Het ROC kan
wel incidenteel een bijdrage ter beschikking stellen.
3.17 Ongewenst gedrag
1 Een cursist heeft er recht op als volwaardig persoon tegemoet te worden
getreden. De cursist kan van haar medecursisten en van het personeel van
het ROC verwachten dat men haar levensbeschouwelijke en maatschappelijke overtuiging respecteert.
2 In het contact met en onder de cursisten wordt geen onderscheid gemaakt
van welke aard dan ook, met name niet op grond van ras, kleur, geslacht,
taal, godsdienst, seksuele geaardheid, politieke of andere overtuiging,
­nationale of maatschappelijke afkomst of andere status.
3 Indien de cursist zich gekwetst voelt door pestend en/of treiterend gedrag,
seksuele intimidatie, enige vorm van discriminatie of racisme, agressie of
geweld van de kant van medecursisten of personeel, kan zij zich, overeenkomstig het ‘reglement klachtenbehandeling ongewenst gedrag’, bijvoorkeur wenden tot de vertrouwenscontactpersoon en, indien gewenst, tot
176
iedere andere medewerker van het ROC. Het ‘reglement klachtenbehandeling ongewenst gedrag’ is bij de Vertrouwenscontactpersoon in te zien.
3.18 Straffen en strafbevoegdheden
1 Bij het opleggen van een straf aan een cursist dient er een redelijke
­verhouding te bestaan tussen straf en ernst/aard van de overtreding.
2 Het moet de cursist duidelijk zijn voor welke overtreding de straf wordt
gegeven.
3 Bij de praktische uitvoering van de straf wordt rekening gehouden met de
mogelijkheden en leeftijd van de cursist. Er zijn diverse vormen van straf,
zoals onder andere de verplichting tot het verrichten van extra taken, de
schriftelijke berisping en het ontzeggen van de toegang tot bepaalde
gebouwen of onderwijsactiviteiten voor korte tijd. De meest vergaande
­vormen van straf zijn de schorsing en de verwijdering.
4 Met uitzondering van de gang van zaken bij schorsing of verwijdering, is
het personeelslid dat de overtreding van de cursist geconstateerd heeft
of de sectordirectie bevoegd tot het opleggen van enige vorm van straf.
Schorsing is de uitsluitende bevoegdheid van de sectordirectie, verwijdering
is de uitsluitende bevoegdheid van het College van Bestuur.
5 In geval van misdrijf of strafbare poging daartoe in de zin van het
Wetboek van Strafrecht, zoals bijvoorbeeld diefstal, verduistering, belediging, bedreiging, mishandeling, afpersing, vernieling, handel in en gebruik
van verdovende middelen en verboden wapenbezit, wordt de politie ingeschakeld en kan verwijdering volgen.
6 Indien de cursist meent ten onrechte of onredelijk te zijn of te worden gestraft,
kan zij een schriftelijke klacht indienen bij de klachtencoördinator volgens de
geldende klachtenprocedure. De sectordirectie handelt de klacht af.
7 Mocht de klacht niet naar tevredenheid zijn afgehandeld door de sector­directie
(of het College van Bestuur) dan kan een cursist vervolgens binnen tien schooldagen een klacht indienen, in beroep gaan, bij de geschillencommissie.
8 Een klacht bij de geschillencommissie heeft geen opschortende werking,
tenzij uitdrukkelijk anders wordt bepaald door degene die de straf heeft
opgelegd. Dat wil zeggen dat de gehanteerde strafmaatregel van kracht
blijft in afwachting van een uitspraak van de geschillencommissie. In geval
van verwijdering zal het College van Bestuur slechts in hoogst uitzonderlijke gevallen bepalen dat aan de klacht opschortende werking toekomt.
3.19 Schorsing
1 De sectordirectie kan de cursist gedurende een periode van maximaal vijf
schooldagen bij wangedrag schorsen.
2 De sectordirectie kan de in het eerste lid genoemde termijn eenmaal met
maximaal vijf schooldagen verlengen, indien daar aanleiding voor is.
177
3 De schorsing kan mondeling dan wel schriftelijk geschieden. Schriftelijke
schorsing geschiedt gemotiveerd bij aangetekend schrijven, onder vermelding van de duur van de schorsing.
4 Mondelinge schorsing wordt onverwijld schriftelijk bevestigd als bedoeld in
het derde lid.
5 Binnen tien schooldagen na het besluit tot oplegging van de schorsing kan de
cursist schriftelijk bij de geschillencommissie daartegen een klacht indienen.
3.20 Verwijdering cursist
1 De cursist kan door het College van Bestuur van het ROC, met inacht­
neming van het bepaalde in artikel 8.1.3 lid 6 van de WEB, worden
­verwijderd, indien zij:
• met regelmaat de voorschriften van het ROC overtreedt, nadat de cursist
reeds door de sectordirectie schriftelijk is berispt en is gewezen op de
mogelijke consequenties van haar handelen of nalaten;
• met regelmaat zonder toestemming van het ROC de onderwijsactivi­
teiten niet volgt, nadat de cursist reeds door de sectordirectie schriftelijk is berispt en is gewezen op de mogelijke consequenties van
haar ­handelen of nalaten; zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig
wan­gedrag. Van ernstig wangedrag kan onder meer sprake zijn indien
de geheimhoudingsverplichting van art. 3.5 onderdeel B niet wordt
­nagekomen en/of indien het geval van art. 3.18 lid 5 zich voordoet.
2 Verwijdering op grond van leerprestaties is niet toegestaan (zie art. 4.7).
3.21 Procedure verwijdering cursist
1 Het voornemen tot definitieve verwijdering wordt de cursist gemotiveerd bij aangetekend schrijven medegedeeld door het College van Bestuur. Bij dit schrijven
is een uitnodiging gevoegd voor een gesprek als bedoeld in het volgende lid.
2 De cursist, en bij minderjarigheid tevens haar wettelijke vertegenwoordiger,
heeft het recht haar reactie binnen vijf schooldagen mondeling tot te lichten.
3 Binnen tien schooldagen na dagtekening van het voornemen tot definitieve verwijdering verzendt het College van Bestuur van het ROC gemotiveerd
bij aangetekend schrijven zijn besluit. Het College van Bestuur stuurt een
afschrift van dit besluit naar de inspectie.
4 Het ROC kan de cursist gedurende de procedure tot verwijdering de toegang
tot het ROC ontzeggen, tenzij deze maatregel in termen van voortgang van
de opleiding een onomkeerbare situatie veroorzaakt. In die gevallen geeft
het College van Bestuur aan hoe de voortgang van de opleiding kan worden
gerealiseerd, al dan niet met gebruik van de faciliteiten van het ROC.
5 Indien het een leerplichtige cursist betreft, kan verwijdering niet geschieden
dan nadat de cursist een toezegging heeft gekregen dat zij elders wordt
toegelaten of nadat zij van de leerplicht is vrijgesteld. Indien aantoonbaar
178
gedurende acht weken zonder succes door het ROC gezocht is naar een
andere onderwijsinstelling waar de cursist ingeschreven kan ­worden, kan
het College van Bestuur toch tot verwijdering overgaan.
6 Binnen tien schooldagen na dagtekening van de in het derde lid van dit
artikel bedoelde mededeling kan de cursist schriftelijk bij de geschillen­
commissie een klacht indienen tegen het besluit.
3.22 Restitutie Wettelijk Verplicht Cursusgeld
Het ROC Midden Nederland hanteert de regel dat volledige restitutie alleen
mogelijk is als de inschrijving schriftelijk wordt beëindigd vóór de eerste
­lesdag waarop de lessen volgens roosterplanning beginnen.
Bij tussentijds stoppen met de opleiding vindt er geen restitutie van het
wettelijke verplicht cursusgeld plaats, met uitzondering van de hieronder
expliciet benoemde situaties. Restitutie kan slechts plaatsvinden indien aan
een van de onderstaande criteria voldaan is. Het initiatief tot restitutie van
het (gedeeltelijke) cursusgeld ligt altijd bij de deelnemer of bedrijf binnen de
periode waarop het cursusgeld betrekking heeft.
Restitutie wettelijk verplicht cursusgeld
1. Restitueren (volledig) van wettelijke verplicht cursusgeld
Verantwoordelijk: Curs. Administratie
Het cursusgeld wordt volledig gerestitueerd of niet geïncasseerd middels een
incassomachtiging wanneer de inschrijving voor de eerste lesdag volgens
roosterplanning schriftelijk wordt ingetrokken.
2. Restitueren (gedeeltelijk) van wettelijke verplicht cursusgeld
Verantwoordelijk: Curs. Administratie
Het wettelijke verplicht cursusgeld wordt voor 50% gerestitueerd wanneer de
inschrijving schriftelijk wordt beëindigd na de eerste lesdag volgens roosterplanning maar voor de derde lesdag volgens roosterplanning.
3. Restitutie in geval van overlijden
Verantwoordelijk: Curs. Administratie
In geval van overlijden wordt het betaalde wettelijke verplicht cursusgeld
direct gerestitueerd. Voor elke resterende maand van het cursusjaar wordt
1/12 deel van het cursusgeld terugbetaald.
4. Restitueren (gedeeltelijk) van wettelijke verplicht cursusgeld
Verantwoordelijk: Curs. Administratie
Wanneer de cursist de opleiding eerder beëindigt wegens ernstige ziekte,
­bijzondere familieomstandigheden, (ter beoordeling van de afdelingsmanager
179
of directie) dan wordt voor elke resterende maand van de cursusgeldperiode
1/12 deel van het wettelijke verplicht cursusgeld terugbetaald. Deze restitutie kan middels een restitutieformulier worden aangevraagd. Dit formulier is
verkrijgbaar bij de cursistenadministratie van de afdeling.
5. Restitueren (gedeeltelijk) van wettelijke verplicht cursusgeld door
­eerder behalen diploma
Verantwoordelijk: Curs. Administratie
Door afronding met diploma vóór de einddatum van de cursus heeft een
­curisist recht op restitutie van een gedeelte van het wettelijke verplicht
­cursusgeld. De terugbetaling wordt berekend over de nog resterende maanden in de cursusgeldperiode minus twee te beginnen na het einde van de
maand waarin de opleiding is afgerond. Voor elke maand, die volgens deze
berekening overblijft, ontvangt de cursist 1/10 deel van het cursusgeld
­automatisch terugbetaald.
6. Restitutie bij overstap naar een BOL opleiding
Verantwoordelijk Curs. Administratie
Indien een cursist tijdens een opleiding overstapt naar een BOL-voltijd
­opleiding binnen onze instelling, kan een aanvraag gedaan worden voor
­restitutie. Voor elke resterende maand van de cursusgeldperiode, volgend op
de start van zijn BOL vt opleiding, wordt 1/12 deel terugbetaald, na bevestiging start opleiding door de sector, die de BOL-voltijd opleiding verzorgt.
7. Restitutie bij overstap na diplomering, naar vervolgopleiding hoger
niveau
Verantwoordelijk Curs. Administratie
De cursist krijgt op basis van diploma restitutie van het cursusgeld conform
art. 3.22, maar bij inschrijving vervolgopleiding wordt het nieuwe volledige
cursusgeld gefactureerd.
8. Restitutie bij tussentijdse overstap naar hoger niveau (of vice versa)
Verantwoordelijk Curs. Administratie
De cursist krijgt dan 1/12 terug voor elke resterende maand van het betaalde ccursusgeld in de cursusgeldperiode. Bij inschrijving in de nieuwe, hogere
opleiding (of v.v.) wordt het volledige cursusgeld gefactureerd.
NB Dit geldt alleen als de deelnemer 18 jaar of ouder is op 1 augustus van
het betreffende schooljaar.
180
4. Regels over het onderwijs
4.1 Het verzorgen van onderwijs door docenten
1 De cursisten hebben er recht op dat de docenten zich inspannen om goed
onderwijs te verzorgen. Daarbij zijn onder meer van belang:
• een redelijke verdeling van de leerstof over de onderwijsactiviteiten;
• een goede presentatie en een duidelijke uitleg van de leerstof;
• het kiezen van geschikt materiaal dat aansluit op het curriculum;
• de aansluiting van de opgegeven zelfstudie-opdrachten bij de
­behandelde leerstof;
• het aanhouden van de voorgeschreven roostertijden.
2 Als een docent naar het oordeel van een of meer cursisten het onderwijs
niet naar behoren verzorgt dan kan dit door deze cursist(en) bij de betrokken docent aan de orde worden gesteld. Indien dit naar het oordeel van de
betrokken cursist(en) niet tot een alsnog bevredigend resultaat leidt, dan
kunnen achtereenvolgens de begeleider, de afdelingsmanager en de
­sectordirectie worden ingeschakeld. Deze neemt vervolgens contact op met
degene tegen wiens lesgeven bezwaren zijn aangetekend om te proberen
tot een voor beide partijen bevredigende oplossing te komen.
3 De betrokken docent, de begeleider, de afdelingsmanager en de sector­
directie reageren elk binnen vijf schooldagen op de klacht.
4 Indien de reactie in laatste instantie voor de cursist(en) niet bevredigend is,
dan staat beroep open op de geschillencommissie.
4.2 Kwaliteitszorg
1 Het ROC voorziet in een actief kwaliteitszorgsysteem van het onderwijs door:
• regelmatige evaluatie van de opleiding en van onderdelen daarvan;
hiertoe behoort ook de evaluatie van onderwijsactiviteiten en onderwijsprogramma’s;
• evaluatie van de resultaten van de cursisten met het oog op aanpassing
van het onderwijs of de organisatie daarvan;
• evaluatie van de beroepspraktijkvorming door terugkoppeling van de
ervaringen van de cursisten;
• informatieverwerving over de resultaten van de ex-cursisten op de
arbeidsmarkt en terugkoppeling van de ervaringen van ex-cursisten met
het oog op verbetering van de opleiding;
• individuele begeleiding gericht op verbetering van het individuele
­opleidingstraject.
2 Ter uitvoering van het kwaliteitszorgsysteem draagt de sectordirectie er
zorg voor dat:
• De cursisten in staat worden gesteld om regelmatig en systematisch een
oordeel te geven over het onderwijs, waaronder de praktijkleersituatie;
181
• De kwaliteit van het functioneren van docenten tenminste eenmaal per
twee jaren door de sectordirectie wordt geëvalueerd.
3 Binnen het ROC wordt er met cursisten die de instelling en/of de opleiding
voortijdig verlaten een exitgesprek gevoerd. In het gesprek wordt gevraagd
naar de ervaringen met de instelling en/of de opleiding en de reden
waarom de instelling en/of de opleiding wordt verlaten. De resultaten van
het exitgesprek worden schriftelijk vastgelegd.
4.3 Het volgen van onderwijs door cursisten
1 Cursisten hebben recht op het volgen van goed en goed georganiseerd
onderwijs en passende begeleiding.
2 Van de cursist wordt verwacht dat zij zich inspant om een goed onderwijsproces mogelijk te maken, dat gebaseerd is op een goed leerproces.
3 De docent kan de cursist uit de onderwijsactiviteit verwijderen indien deze
de onderwijsactiviteit naar het oordeel van de docent verstoort. De cursist
dient zich te melden bij de door de sectordirectie aan te wijzen functionaris.
4.4 Onderwijstoetsing
1 De directeur van de sector heeft, met instemming van de deel-MR, een
Studiewijzer (MBO-sectoren), Examenregeling en Programma van Toetsing
& Afsluiting (VAVO), Toetsreglement en Programma van Toetsing &
Afsluiting (Educatie), Examenreglement Inburgering (Educatie) vastgesteld
waarbij tenminste de volgende elementen worden geregeld:
• het tijdig aankondigen van toetsen;
• de relatie tussen de toets en het gegeven onderwijs;
• het al dan niet meetellen van toetsen;
• het maximaal op te geven aantal toetsen per dag en/of per week;
• de mogelijkheid of onmogelijkheid van hertoetsing c.q. herkansing;
• gang van zaken bij afwezigheid van de cursist bijvoorbeeld wegens ziekte;
• de verantwoordelijkheid voor het inhalen van toetsen;
• gang van zaken bij fraude;
• de plicht van docenten de resultaten van de toets binnen een bepaalde
termijn mee te delen;
• het vaststellen van beoordelingsnormen vooraf, zo mogelijk in overleg
met de vaksectie;
• het recht van inzage door de cursist van de gemaakte toets;
• de mogelijkheid om bij de docent bezwaar te maken tegen de beoordeling, de toetsmomenten en het programma waarover de toetsen gaan;
• de samenstelling van de examencommissie;
• de samenstelling en adressering van de commissie van beroep inzake
examenzaken.
182
2 In voorkomende gevallen kan de sectordirectie voor afname van een
toets vragen om legitimatie, opdat kan worden vastgesteld dat de juiste
­cursisten aan de toets deelnemen
3 Wanneer het maken van werkstukken van wat voor soort ook onderdeel is
van het onderwijsprogramma, dan dient tevoren duidelijk te zijn aan welke
normen het werkstuk moet voldoen, wanneer het gereed moet zijn en wat
de sancties zijn bij niet of te laat inleveren.
4.5 Rapportage
1 De rapportage geeft aan de cursist een overzicht van haar leerprestaties
over een bepaalde periode.
2 De berekening van de rapportagecijfers dient uiterlijk een maand na het
begin van het schooljaar aan de cursisten te worden bekend gemaakt.
3 Een certificaatcijfer mag in beginsel niet op grond van slechts één gegeven
(met betrekking tot bijvoorbeeld een proefwerk, werkstuk of spreekbeurt)
worden vastgesteld.
4.6 Voortgang in de opleiding
1 Tevoren dient duidelijk aan de cursisten te worden aangegeven aan
welke normen een cursist moet voldoen om haar studieprogramma zonder
op­onthoud te kunnen voortzetten.
2 Indien een cursist van mening is dat zij, gelet op de ter zake geldende
­normen, ten onrechte in haar studievoortgang wordt belemmerd, heeft
zij het recht tegen deze beslissing een klacht in te dienen conform de
­artikelen 5.1 en 5.2.
4.7 Verwijdering op grond van leerprestaties
1 Het is niet toegestaan een cursist op grond van onvoldoende leerprestaties
direct van een opleiding te verwijderen. De onderwijsinstelling kan de
­cursist een negatief studieadvies geven op grond van onvoldoende studievoortgang, absentie of gedrag. De cursist kan kiezen voor uitstroom naar
een andere opleiding binnen of buiten het ROC of naar werk. Als de cursist
de opleiding toch wil vervolgen worden hierover afspraken gemaakt met
de loopbaanbegeleider. Het wordt omgezet in een positief studieadvies als
de afspraken tot succes leiden.
2 Het negatieve studieadvies wordt echter bindend verklaard als de gemaakte afspraken niet leiden tot betere studieresultaten. De opleiding en de
onderwijsovereenkomst worden dan beëindigd (art.14.8 Onderwijsover­een­
komst). De cursist krijgt uitstroombegeleiding.
3 De cursist heeft, in geval lid 2 van dit artikel zich voordoet, het recht om
daartegen een klacht in te dienen bij de geschillencommissie, conform de
artikelen 5.1. en 5.2.
183
5. Handhaving van het cursistenstatuut
5.1 Algemene Klacht
1 Indien een cursist meent rechtstreeks in haar belang te zijn getroffen door
handelingen van een medecursist of een personeelslid, die in strijd zijn
met het cursistenstatuut, kan zij die persoon verzoeken de handelwijze in
overeenstemming te brengen met het cursistenstatuut of haar begeleider
­vragen te bemiddelen.
2 Indien het verzoek als onder 1 bedoeld niet tot een bevredigende oplossing leidt, kan de klager de klacht schriftelijk d.m.v. een klachtenformulier
indienen bij de klachtencoördinator van de sector.
3 Wanneer de klacht volgens de cursist door of namens de sectordirectie niet
naar tevredenheid wordt opgelost, kan de cusist vervolgens in beroep gaan
bij de geschillencommissie van ROC Midden Nederland.
4 Let op: Klachten over seksuele intimidatie, discriminatie of agressie en
geweld worden neergelegd bij de vertrouwenspersoon in de sector.
5.2 Procedure klachtenbehandeling
1 De geschillencommissie adviseert het College van Bestuur over klachten
ingesteld, volgens de geldende klachtenprocedure, tegen alle hande­
lingen en beslissingen door de sectordirectie of het College van Bestuur
ten opzichte van de cursist(en), waaronder beslissingen op grond van
­bepalingen uit de onderwijsovereenkomst, het cursistenstatuut en de
­praktijkovereenkomst. Klachten met betrekking tot beoordeling van
toetsen worden niet voorgelegd aan de geschillencommissie, maar
aan de Commissie van Beroep voor de Examens. Hier is de ‘ regeling
van beroep’ van toepassing , zoals beschreven in de Studiewijzer (MBO
­sectoren), Examenregeling (VAVO), het Toetsreglement (Educatie) en het
Examenreglement Inburgering.
2 Indien de sectordirectie weigert te beslissen of indien de beslissing niet
­binnen tien schooldagen is genomen, wordt dit ook gezien als een beslissing.
3 Een klacht kan uitsluitend worden ingediend door degene die door de
beslissing rechtstreeks in zijn belang is getroffen of zijn wettelijk vertegenwoordiger.
4 De geschillencommissie wordt benoemd door het College van Bestuur en
is samengesteld uit drie personen. Twee leden worden benoemd op voordracht van de personeelsgeleding van de MR. Het derde, onafhankelijke
(externe) lid wordt op voordracht van het MT benoemd. Laatstgenoemde is
tevens de voorzitter van de geschillencommissie. Voor de drie leden worden
tevens plaatsvervangers benoemd.
5 Niemand kan langer dan drie jaar onafgebroken lid van de geschillen­
commissie zijn.
184
6 Het College van Bestuur zorgt desgewenst voor ambtelijke ondersteuning
van de geschillencommissie.
7 Een klacht moet schriftelijk bij de geschillencommissie worden ingediend.
Dit kan zowel door één persoon als door meerdere personen geschieden.
De beklaagde verneemt altijd de naam van de klager(s), alsmede alle van
belang zijnde gegevens.
8 Een klacht wordt ingediend binnen tien schooldagen na de beslissing van
de sectordirectie of het besluit van het College van Bestuur. Wanneer de
klacht na afloop van deze termijn is ingediend, blijft niet-ontvankelijkheid
op grond daarvan achterwege, indien de klager aantoont dat hij de klacht
heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs van hem kon worden
­verlangd. Indiening van een klacht heeft in de regel geen opschortende
werking (zie ook art. 3.18 lid 8).
9 De afhandeling van een klacht geschiedt binnen 20 schooldagen na de
indiening.
10 De geschillencommissie stelt de klager in de gelegenheid de klacht of het
beroep mondeling toe te lichten en stelt de beklaagde in de gelegenheid
mondeling en/of schriftelijk verweer te voeren. Zowel de klager als de
beklaagde kan zich bij de behandeling door de geschillencommissie door
een ander laten bijstaan. Door betrokkenen kunnen ook getuigen worden
opgeroepen.
11 Indien voor de behandeling van de klacht is gebleken van feiten of
omstandigheden die het vormen van een onpartijdig oordeel door een of
meer van de leden van de geschillencommissie zouden kunnen bemoei­
lijken, beslist de geschillencommissie als geheel of het desbetreffende lid
zich dient te verschonen. Ook kan elk van de leden van de geschillencommissie op grond van zodanige feiten of omstandigheden door een of meer
van de bij de klacht betrokken partijen worden gewraakt. De andere leden
van de geschillencommissie beslissen zo spoedig mogelijk of het verzoek
tot wraking wordt ingewilligd. Bij staking van de stemmen is het verzoek
toegestaan.
12 De zitting van de geschillencommissie is besloten.
13 De geschillencommissie kan de klacht niet-ontvankelijk, gegrond,
­ongegrond of gedeeltelijk gegrond verklaren.
14 De beraadslagingen en besluiten van de geschillencommissie zijn geheim.
De leden van de geschillencommissie zijn verplicht tot geheimhouding van
alle zaken die zij in hun hoedanigheid als lid van de commissie vernemen.
15 De uitspraken van de geschillencommissie komen tot stand met meerderheid van stemmen van de voltallige commissie. Blanco stemmen is niet
mogelijk.
16 De uitspraak van de geschillencommissie geschiedt in de vorm van een
dringend advies aan het College van Bestuur. Het College van Bestuur
185
beslist binnen vijftien schooldagen na de uitspraak van de geschillen­
commissie en na zorgvuldige weging van de diverse belangen.
17 Het College van Bestuur doet zijn beslissing schriftelijk toekomen aan
zowel klager als beklaagde.
18 Het College van Bestuur doet schriftelijk verslag omtrent de totstandkoming van zijn beslissing aan de geschillencommissie. Indien de beslissing
van het College van Bestuur afwijkt van de uitspraak van de geschillencommissie, heeft de laatste het recht om haar uitspraak alsnog openbaar
te maken.
19 Een klacht wordt ingediend bij:
Geschillencommissie ROC Midden Nederland
Postbus 3065,
3502 GB Utrecht,
Telefoon (030) 285 27 00
186
6. Verzekeringen*
Voor het ROC zijn de volgende verzekeringen afgesloten:
• collectieve aansprakelijkheidsverzekering
• collectieve ongevallenverzekering
6.1 Aansprakelijkheidsverzekering
Verzekerden:
Verzekerd zijn onder andere cursisten/deelnemers voor zover zij in ROC MN
verband optreden (ook stagiaires).
Dekking:
De verzekering dekt de aansprakelijkheid van verzekerden voor door derden
geleden schade (met inbegrip van alle op geld waardeerbare gevolgschade en
smartengeld) als gevolg van:
• personenschade: letsel of aantasting van de gezondheid al dan niet de
dood ten gevolge hebbende;
• zaakschade: beschadiging, vernietiging, verontreiniging, verlies of het vuil
worden van zaken.
De verzekering geldt als zogenaamde ‘secundaire’ dekking voor cursisten/
deelnemers. De verzekering is niet van kracht indien en voor zover schade
wordt gedekt onder een andere verzekering, ook al is laatstgenoemde van
jongere datum.
Primair is de cursist/deelnemer voor zijn/haar gedragingen, -handelen en/
of nalaten-, verantwoordelijk en wordt geacht daarvoor privé een passende
WA-verzekering af te sluiten.
Voor schade ontstaan aan derden tijdens het verrichten van werkzaamheden
ten behoeve van het stagebedrijf geldt eveneens een ‘secundaire’ dekking
(voor USA/Canada is de dekking beperkt). Primair dient het stagebiedende
bedrijf een passende aansprakelijkheidsverzekering te hebben. Daarnaast
dient ook de cursist/deelnemer een passende WA-verzekering af te sluiten
(met dekking voor stagewerkzaamheden, dit is zeker van belang bij buitenlandstages).
De verzekering biedt werelddekking, met een beperking voor USA en Canada.
De aansprakelijkheidsverzekering van het ROC MN moet beschouwd worden
als een aanvulling op de verzekering die een cursist/deelnemer geacht wordt
zelf af te sluiten en/of het stagebiedende bedrijf voor cursist/deelnemer
heeft afgesloten.
* Onder voorbehoud van tussentijdse aanpassing van polis en voorwaarden.
De polisvoorwaarden prevaleren te allen tijde.
187
Schade/aansprakelijkheid cursist
Een cursist is zelf verantwoordelijk voor haar gedragingen. Wanneer een
­cursist schade veroorzaakt aan een persoon of eigendommen van een persoon, een derde of het ROC MN zal zij persoonlijk aansprakelijk worden
gehouden. De veroorzaakte schade zal op de cursist worden verhaald. Ouders
van een minderjarige cursist, die schade heeft veroorzaakt, worden hiervan in
kennis gesteld.
Persoonlijke eigendommen
Het ROCMN is niet aansprakelijk voor diefstal, verduistering, verlies en/of
beschadigingen van eigendommen of bezittingen van de cursist.
Belangrijkste uitsluitingen:
• de aansprakelijkheid van de leerlingen tijdens komen en gaan van en naar huis;
• de aansprakelijkheid voor schade als gevolg van diefstal, verduistering,
­vermissing of verwisseling van goederen;
• schade door opzet of bewuste roekeloosheid;
• schade door gebruik/bezit van vuurwapens;
• schade door of met een motorrijtuig (beperkte dekking).
Verzekerde som en eigen risico:
De verzekerde som is maximaal € 2.500.000,= per aanspraak, met een eigen
risico van € 2500,= voor zaakschade en € 10.000,= voor personenschade.
6.2 Ongevallenverzekering
Verzekerden:
Verzekerd zijn onder andere cursisten/deelnemers voor zover zij in ROC MN
verband optreden (ook stagiaires).
De dekking is van kracht:
• tijdens de schooluren c.q. evenementen in schoolverband, alsmede
­gedurende één uur hiervoor en hierna, of zoveel langer als het rechtstreeks
komen naar en het gaan van de genoemde schoolactiviteiten vergt;
• gedurende stagewerkzaamheden, alsmede gedurende één uur hiervoor en
hierna, of zoveel langer als het rechtstreeks komen naar en het gaan van
de genoemde stagewerkzaamheden vergt.
De dekking bevat 4 rubrieken:
• uitkering bij overlijden (A)
• uitkering bij blijvende invaliditeit (B)
• uitkering bij geneeskundige behandeling (C)
• uitkering bij tandheelkundige hulp (D)
188
Rubriek C en D geldt als zogenaamde ‘secundaire’ dekking. De verzekering is
niet van kracht indien en voor zover schade wordt gedekt onder een andere
verzekering, ook als is laatstgenoemde van een jongere datum. Primair zal de
ziektenkostenverzekering van de cursist/deelnemer aangesproken dienen te
worden bij schade ten gevolge van een ongeval.
De verzekering biedt werelddekking.
Belangrijkste uitsluitingen:
• schade door opzet of bewuste roekeloosheid (van het slachtoffer);
• het bewust in gevaar brengen van het leven of het lichaam (waaronder
­risicovolle activiteiten bijvoorbeeld bergbeklimmen, survival, karten);
• door gewapend conflict en vechtpartijen (anders dan uit zelfverdediging);
• tijdens plegen misdrijf;
• tijdens dronkenschap, opwekkende of verdovende middelen en misbruik
van geneesmiddelen;
• schade door of met een motorrijtuig
Verzekerde som:
De verzekerde som is maximaal € 4.537.803,= per gebeurtenis voor alle
­verzekerden tezamen.
• uitkering bij overlijden (A): maximaal € 4.540,= en bij overlijden
­buitenland tbv repatriëringvan het stoffelijk overschot maximaal € 4.538,=
boven het voor overlijden verzekerde bedrag
• uitkering bij blijvende invaliditeit (B): maximaal € 68.070,=
• uitkering bij geneeskundige behandeling (C): maximaal € 2.270,=
• uitkering bij tandheelkundige hulp (D): maximaal € 2.270,= (<18 jaar)
Rubriek C en D gelden als zogenaamde ‘secundaire’ dekking.
189
7. Korte toelichting
7.1 Algemeen
1 Het cursistenstatuut is nauw verbonden met de onderwijsovereenkomst en
dient met de onderwijsovereenkomst uitgereikt te worden.
2 Er is één cursistenstatuut voor het gehele ROC. In 2007 zijn de modellen
voor de onderwijsovereenkomsten en het cursistenstatuut geëvalueerd en
bijgesteld.
3 Dit cursistenstatuut is gebaseerd op (1) hetgeen in de WEB is voorge­
schreven voor de onderwijsovereenkomst, (2) op de voorbeeldmodellen
onderwijsovereenkomst die wij gebruikt hebben bij het formuleren van de
modellen onderwijsovereenkomst van het ROC en (3) op de bestaande
­cursistenstatuten van de oude instellingen.
7.2 Toelichting bij enkele artikelen
Artikel 3.12
Dit artikel volgt rechtstreeks uit een wettelijke verplichting, namelijk lang­
durige afwezigheid moet gemeld worden aan de Informatie Beheer Groep
in verband met studiefinanciering of tegemoetkoming onderwijsbijdrage en
schoolkosten.
Artikelen 3.19, 3.20, 3.21 en 3.22
Wij willen nog eens nadrukkelijk onder de aandacht brengen dat alleen de
sectordirectie bevoegd is tot schorsing van een cursist en alleen het College
van Bestuur bevoegd is tot verwijdering. Het is van groot belang dat de hier
geformuleerde procedures gevolgd worden. De procedure is gebaseerd op
­hetgeen in de WEB hierover staat voorgeschreven.
Versie 2009
190
notities
notities
notities
notities