Download het reglement van het VAF/Filmfonds (vanaf 05.12.2014)

VLAAMS AUDIOVISUEEL FONDS vzw
REGLEMENT FILMFONDS
IN UITVOERING VAN DE BEHEERSOVEREENKOMST MET
DE VLAAMSE GEMEENSCHAP
Van kracht vanaf 5 december 2014
INLEIDING
Dit Reglement specificeert de voorwaarden, de toekenningsmodaliteiten en de te volgen
procedures voor het bekomen van steun bij de vzw Vlaams Audiovisueel Fonds (hierna
“Fonds” genoemd).
Op alle toekenningsbeslissingen van een steun aan een project of activiteit, genomen door
het Fonds, zijn de voorwaarden van toepassing die zijn vastgelegd in de
samenwerkingsovereenkomst met bijlage, in de statuten van het Fonds, in het Reglement
van het Fonds en in de schriftelijke overeenkomst tussen het Fonds en de aanvrager.
Komen in aanmerking voor steunaanvragen bij het Fonds:
-
-
Rechtspersonen waarvan de maatschappelijke zetel of een permanent agentschap
is gevestigd in België op het moment van de uitbetaling van de steun.
Meerderjarige natuurlijke personen van elke nationaliteit, die gedomicilieerd zijn,
permanent resideren of hun beroep uitoefenen in de Europese Unie.
De steunaanvrager moet onafhankelijk zijn. Conform artikel 2, 49° van het Vlaams
decreet betreffende radio-omroep en televisie, wordt de onafhankelijke producent
gedefinieerd als volgt: de producent a) waarvan de rechtspersoonlijkheid
onderscheiden is van die van een omroeporganisatie; b) die rechtstreeks noch
onrechtstreeks over meer dan 15 percent van het kapitaal van een Vlaamse
omroeporganisatie beschikt; c) waarvan het kapitaal voor niet meer dan 15
percent in handen is van een vennootschap die rechtstreeks of onrechtstreeks
meer dan 15 percent van het kapitaal van een Vlaamse omroeporganisatie bezit.
Coproducties tussen Vlaanderen en Nederland, waarbij het Nederlands aandeel majoritair
ondersteund is door het Nederlands Fonds voor de Film, vallen in principe onder de
samenwerkingsovereenkomst tussen het Nederlands Fonds voor de Film en het Vlaams
Audiovisueel Fonds. De voorwaarden, toekenningsmodaliteiten en te volgen procedures
m.b.t. deze aanvragen worden in die overeenkomst geregeld. Bij uitbreiding hiervan
kunnen ook samenwerkingen met andere Fondsen onderworpen zijn aan specifieke
voorwaarden, toekenningsmodaliteiten en te volgen procedures m.b.t. de aanvragen die
hierin kaderen.
HOOFDSTUK I – Soorten steun en maximumbedragen
1. Steun aan vorming
1.1. Beurzen
1. Het VAF/Filmfonds kan verschillende types beurzen toekennen aan natuurlijke personen
of rechtspersonen die professioneel actief zijn binnen één van de beleidsdomeinen van het
Filmfonds.
a) Studiebeurzen dekken een deel van de inschrijvings-, reis- en verblijfskosten
om een opleiding te volgen of om deel te nemen aan een coproductiemarkt.
b) Werkbeurzen dekken een deel van de kosten die gepaard gaan met het lopen
van bezoldigde of onbezoldigde stages in het buitenland, of met het ondernemen
van studiereizen in het kader van de audiovisuele creatie.
c) Vertaalbeurzen dekken een deel van de kosten van vertaalwerk dat essentieel is
in het kader van een opleiding die gevolgd wordt.
Deze steun mag geen onrechtstreekse steun zijn aan de audiovisuele industrie.
2. De studie- en werkbeurzen van het VAF/Filmfonds dienen om audiovisuele
professionelen te stimuleren zich verder bij te scholen en te vervolmaken. Ze zijn niet
bedoeld voor deelname aan basisopleidingen, zoals die worden ingericht in het regulier
onderwijs (bv. filmscholen) of vergelijkbare circuits (bv. Syntra).
3. Onder audiovisuele professionelen rekent het VAF/Filmfonds, wat beurzen betreft,
scenaristen, regisseurs, producenten, kunstenaars, distributeurs en vertoners die actief
zijn binnen de domeinen die het VAF/Filmfonds ondersteunt: fictie, documentaire, animatie
en FilmLab (experimentele single screen).
4. De steun voor beurzen is beperkt tot volgende maxima :
a) Studiebeurzen: max. 50% van de inschrijvings-, reis- en verblijfskosten, tot
max. € 2.000 per aanvrager per jaar, indien de opleiding op geen enkele wijze
door het VAF wordt ondersteund. Eveneens max. 50% van de inschrijvings-, reisen verblijfskosten, tot max. € 2.000 per aanvrager per jaar, indien de opleiding
door het VAF wordt ondersteund in het kader van de steun aan
opleidingsinitiatieven. Er kan geen beurs worden aangevraagd voor opleidingen die
het VAF zelf organiseert.
b) Vertaalbeurzen: max. 50%, tot max. € 750 per aanvrager per jaar.
c) Werkbeurzen: max. 50% van de reis- en verblijfkosten, tot max. € 5.000 per
aanvrager per jaar.
5. Men kan een beurs aanvragen tot de eerste deadline na aanvang van de opleiding of
stage. Aanvragen die na de deadline worden ingediend, kunnen pas behandeld worden op
de volgende deadline.
6. Een beursaanvraag is enkel ontvankelijk indien:
a) deze uiterlijk op de eerste deadline na aanvang van de opleiding of stage werd
ingediend
b) het aanvraagformulier volledig ingevuld is, en alle gevraagde bijlages
toegevoegd zijn.
2
c) het aanvraagdossier integraal in het Nederlands is opgesteld (met uitzondering
van de bijlages met info over de opleiding: indien er geen informatie in het
Nederlands beschikbaar is, mag deze informatie in het Frans of het Engels
toegevoegd worden.)
1.2. Opleidingsinitiatieven
1. Het VAF/Filmfonds kan steun verlenen aan natuurlijke personen of rechtspersonen die
vormings- en opleidingsinitiatieven organiseren. Instellingen die substantieel gesubsidieerd
worden door het Ministerie van Onderwijs komen niet in aanmerking voor steun van het
Filmfonds.
2. Om voor steun van het VAF/Filmfonds in aanmerking te komen moeten de
opleidingsinitiatieven complementair zijn aan de lespakketten uit het regulier audiovisueel
onderwijs.
3. Om voor steun van het VAF/Filmfonds in aanmerking te komen, moeten de
opleidingsinitiatieven tot doel hebben om Vlaamse audiovisuele professionelen te
vervolmaken. Indien het opleidingsinitiatief zich tot een internationaal deelnemerspubliek
richt, wordt het aandeel Vlaamse deelnemers in rekening gebracht.
4. Onder audiovisuele professionelen rekent het VAF, wat steun aan opleidingsinitiatieven
betreft, in principe scenaristen, regisseurs, producenten, kunstenaars distributeurs en
vertoners die actief zijn binnen de domeinen die het VAF/Filmfonds ondersteunt: fictie,
documentaire, animatie en FilmLab (experimentele single screen).
5. VAF-steun kan enkel aangewend worden om het potentieel financieel risico of tekort dat
dergelijk initiatief inhoudt, op te vangen.
6. Voor de beoordeling en selectie van de aanvragen zal advies worden ingewonnen bij een
externe beoordelingscommissie. Deze wordt ad hoc samengesteld in functie van de te
bespreken dossiers.
7. Bij de beoordeling van de dossiers en het inschatten van het potentieel financieel tekort
accepteert het VAF gangbare en deontologisch verantwoorde tarieven.
8. De steun aan vorming en opleiding is beperkt tot volgend maximum: 50% van de
aanvaarde kosten, tot max. € 25.000 per initiatief.
9. Een aanvraagdossier voor steun aan opleidingsinitiatieven is enkel ontvankelijk indien:
a) er minimum twee maand ligt tussen de indieningsdeadline en de startdatum van
de opleiding. Aanvragen die na de deadline worden ingediend, schuiven
automatisch door naar de volgende deadline.
b) het aanvraagdossier volledig is.
c) het aanvraagdossier integraal in het Nederlands is opgesteld.
1.3. Ateliers
1. Om nieuw talent te ontdekken, te begeleiden, te vormen en doorgroeikansen te bieden,
en om het experimenteren met nieuwe vormen te bevorderen, zal het VAF/Filmfonds zelf
ateliers inrichten, of de oprichting van externe ateliers ondersteunen. Deze ateliers hebben
een aanvullende functie ten opzichte van de filmscholen en de reguliere productiehuizen.
3
De voornaamste doelstellingen zijn enerzijds een transitzone te bieden tussen de hogere
opleiding en het professionele veld, en anderzijds de bekwaamheid en professionalisering
van de Vlaamse audiovisuele makers te bevorderen in alle categorieën en stadia van de
audiovisuele creatie, evenwel zonder zich in de plaats te stellen van de reguliere
audiovisuele opleidingen of productie. Daarnaast stellen de ateliers zich tot doel om
professionele en artistieke vernieuwing te stimuleren. De ateliers kunnen hiertoe
discussiefora, workshops en ervaringsgerichte projecten organiseren en uitwerken. De
resultaten hiervan kunnen geconfronteerd worden met het bredere publiek. De ateliers
kunnen ook bijdragen tot het culturele debat tussen makers en publiek en tot de interactie
tussen binnen- en buitenlandse audiovisuele auteurs.
2. Het VAF/Filmfonds kan zelf ateliers inrichten, of financiële steun verlenen aan ateliers
voor alle categorieën van audiovisuele creaties vermeld in de beheersovereenkomst: fictie,
documentaire, animatie en filmlab. Om te beantwoorden aan een reële nood binnen de
sector wordt voor scenario-ontwikkeling een specifiek atelier ingericht. Daarnaast kan het
VAF/Filmfonds in functie van specifieke noden ook andere ateliers inrichten .
3. Voor elk atelier dat het VAF/Filmfonds inricht (bv. Wildcards, scenario-atelier, animatieatelier) wordt een specifieke oproep en/of reglement opgemaakt, verspreid en
gepubliceerd. Dit document bevat de nodige informatie m.b.t. het opzet van het atelier,
het verloop, de praktische en financiële contouren, de doelgroep en de procedures om te
kandideren.
4. Voor de ondersteuning van externe ateliers wordt een open oproep gelanceerd waarin
duidelijk wordt geformuleerd wat de doelstellingen van het atelier zijn, aan welke criteria
kandidaturen dienen te beantwoorden, wat de duur van de overeenkomst met het
VAF/Filmfonds is en welk budget hiervoor wordt voorzien.
5. Voor de selectie van externe ateliers zal advies worden ingewonnen bij externe
deskundigen.
6. De steun aan externe ateliers kan gaan tot 50% van de aanvaarde kosten, maar is
beperkt tot max. € 150.000.
7. Ingeval ateliers audiovisuele creaties produceren waarop commerciële rechten kunnen
worden verworven, gelden de procedures, regels en voorwaarden voor steun aan
audiovisuele creaties en wordt de ateliersteun met de creatiesteun verrekend of
terugbetaald.
1.4. VAF-campussen
Het VAF/Filmfonds kan zowel korte praktijkgerichte infosessies aanbieden als seminaries
en workshops die gespreid zijn over meerdere dagen. Het Fonds kan deze opleidingen voor
audiovisuele professionelen in eigen beheer organiseren, al dan niet in samenwerking met
andere organisaties.
Voor elke VAF-campus die het Filmfonds organiseert wordt een specifieke oproep
opgemaakt, verspreid en gepubliceerd. Deze call bevat de nodige informatie m.b.t.
programma, doelgroep en inschrijvingsmodaliteiten.
1.5. Partnerschappen met (inter)nationale opleidingsinitiatieven
Om de internationale positionering van de Vlaamse scenaristen, producenten, regisseurs,
kunstenaars, distributeurs, vertoners en projecten te stimuleren, kan het VAF
partnerschappen aangaan met internationale opleidings- en coproductie-initiatieven.
4
Voor elk initiatief dat voortvloeit uit dergelijke internationale samenwerking wordt een
specifieke oproep opgemaakt, verspreid en gepubliceerd. Deze call bevat de nodige
informatie m.b.t. programma, doelgroep en inschrijvingsmodaliteiten.
1.6. e-Mission
Het VAF ontwikkelde een methodologie, een set aan tools en een CO2-calculator om
producenten
en filmcrews
te
begeleiden
in
de
transitie
naar
duurzamer
productieprocessen. Wie productiesteun ontvangt voor een fictiespeelfilm wordt eraan
gehouden om een coachingtraject aan te gaan en inspanningen te leveren om de
ecologische
impact
van
de
gesteunde
productie
te
beperken.
5
2. Steun aan audiovisuele creaties
Met audiovisuele creatie wordt bedoeld: een autonoom, op 1 scherm publiek vertoonbaar,
audiovisueel werk, dat behoort tot de door het Fonds ondersteunde categorieën.
Het VAF verleent steun aan de volgende categorieën van ‘singles’, m.a.w. op zich staande
audiovisuele creaties: animatie, documentaire, fictie en FilmLab.
Deze categorieën worden als volgt gedefinieerd:

Animatie: een ‘single’ audiovisuele creatie die in haar productieproces
hoofdzakelijk gebruik maakt van enkelbeeldtechnieken, gaande van de verfilming
van poppen, voorwerpen en/of tekeningen (bv. tekenfilm) tot meer digitale,
computergeanimeerde technieken.

Documentaire: een ‘single’ non-fictie, die een behandeling of interpretatie
weergeeft van de realiteit, vanuit de persoonlijke betrokkenheid van de maker,
met een intrinsiek lange termijnwaarde.
Uitgezonderd zijn bijgevolg films die louter tot doel hebben informatie te
verstrekken of louter beschrijvend zijn, zoals bijvoorbeeld een bedrijfsfilm, een
didactische film, een reportage, een zuiver wetenschappelijke documentaire, een
bijdrage voor het journaal of voor een actualiteitenprogramma, e.d.

Fictie: een ‘single’ audiovisuele, voornamelijk live action creatie met hoofdzakelijk
denkbeeldige personages en gebeurtenissen.

FilmLab: Dit is geen genre op zich, maar een ondersteuningslijn voor ‘single’
audiovisuele creaties van filmische aard die zich onderscheiden door hun innovatief
en/of atypisch karakter. Deze categorie staat open voor projecten uit alle door het
VAF ondersteunde genres, alsook voor projecten uit de experimentele mediakunst,
voor zover het gaat over ‘filmisch’ werk dat bestemd is voor vertoning op singlescreenplatformen (dus naast bioscoop en tv ook bv. computer, gsm, pda, …).
Steunaanvragen voor audiovisuele creaties die hieraan niet beantwoorden (bv.
multiscreen, installaties, e.d.) kunnen worden ingediend bij het Agentschap
Kunsten en Erfgoed van de Vlaamse Gemeenschap.
Alle lengtes zijn toegelaten, inclusief interactief werk. De aanvrager kiest zelf of hij
zijn project indient bij het FilmLab of bij een andere beoordelingscommissie van
het VAF (animatie, documentaire of fictie).
Reclameproducties, projecten gerealiseerd in het kader van het onderwijs, producties met
een uitsluitend educatief doeleinde, videoclips, porno- en (s)exploitation films evenals
producties besteld door een overheid, een openbare instelling of een onderneming komen
niet voor ondersteuning in aanmerking. In het kader van de besparingen op het niveau
van de Vlaamse Gemeenschap, zal het VAF binnen geen enkele categorie ‘remakes’
ondersteunen, tot op het ogenblik dat zijn reële jaardotatie voor steun aan Creatie
minimum € 12 miljoen bedraagt. Met ingang van 1 januari 2013 kunnen geen aanvragen
voor de creatie van interactieve games meer worden ingediend bij het VAF/Filmfonds.
Deze dienen te worden ingediend bij het VAF/Gamefonds.
Naast de reguliere ondersteuningsprocedure voor specifieke audiovisuele creaties, zoals
omschreven in dit Reglement, kan het Fonds ook andere initiatieven lanceren met het oog
op de ondersteuning van de audiovisuele creatie (bv. wedstrijden, pitchingsessies,
specifieke samenwerkingen met andere partners, …).
2.1. Selectieve steun
Met selectieve steun wordt bedoeld: steun uit de algemene middelen van het VAF, die op
basis van een selectieproces (in principe via een beoordelingscommissie of jury) aan een
project wordt toegekend.
6
2.1.1. Voorwaarden
Het Fonds kan zowel participeren in de financiering van majoritair Vlaamse,
culturele, audiovisuele creaties als in de financiering van het minoritair Vlaamse
aandeel bij coproductie van culturele, audiovisuele creaties. Ingeval van een
minoritair Vlaamse creatie is een aanvraag pas ontvankelijk in het stadium van
productiesteun.
In principe worden projecten als majoritair Vlaams aanzien om minstens één en bij
voorkeur twee van volgende redenen:


Het project is Vlaams omwille van de artistieke ploeg*, met als sleutelfiguren
de scenarist (in scenariofase) en de regisseur (in ontwikkelings- en
productiefase), hierna gezamenlijk genoemd de ‘makers’. Voor animatie kan
ook de production designer eventueel als sleutelfiguur gelden in ontwikkelingsen productiefase.
Het project is Vlaams omwille van zijn inhoud** of de gehanteerde
(Zuid)Nederlandse taal in het eindproduct.
*Natuurlijke personen van elke nationaliteit kunnen behoren tot de Vlaamse
cultuurgemeenschap. Bv een Spanjaard die in Vlaanderen werkt, een Portugees die
een dansgezelschap heeft in Brussel, een Nederlander die filmschool heeft gelopen
in Gent, een buitenlandse scenarist die voor een Vlaamse film mee aan het
scenario schrijft, een Britse regisseur die in Brugge woont, een production designer
met Vlaamse roots die leeft in Frankrijk, enz. Dit begrip dient dus zeer ruim te
worden geïnterpreteerd.
** Het gaat hier om een verband met de Vlaamse cultuurgemeenschap via b.v. het
onderwerp, het onderliggend literair of theaterwerk bij adaptaties, het erfgoed, de
geschiedenis, de maatschappelijke relevantie, de politieke context, de kunst, enz.
In principe steunt het Fonds geen projecten op majoritaire basis die reeds majoritair
worden gesteund in een ander gebied.
Wat projecten betreft waarin het Vlaams aandeel minoritair is, is een steunaanvraag
enkel ontvankelijk indien de financiering in het land of de regio van de
hoofdproducent reeds verzekerd is. De aanvrager moet dit kunnen aantonen.
Projecten waarvan onmiddellijk blijkt dat ze noch enige originaliteit, noch enige
artistieke waarde hebben, komen niet voor ondersteuning in aanmerking.
In de productiesteun die het Fonds toekent, is de eventueel vroeger door het Fonds
aan hetzelfde project verleende steun (scenario- en/of ontwikkelingssteun)
inbegrepen.
2.1.2. Soorten selectieve steun
Verschillende soorten steun kunnen worden onderscheiden.
(1) Scenariosteun
Deze steun is bestemd voor het scenarioschrijven en enkel van toepassing
voor in aanvang majoritair Vlaamse projecten.
7
Ze stelt de scenarist(en) in de mogelijkheid zijn/hun scenario volledig uit te
schrijven.
De steun kan zowel aan natuurlijke als aan rechtspersonen worden toegekend.
Een aanvraag voor scenariosteun in de categorie fictie is enkel ontvankelijk
indien deze:




ofwel vergezeld is van een intentiebrief vanwege een regisseur en/of
producent
die
minstens
reeds
1
audiovisueel
project
geregisseerd/geproduceerd heeft, dat professioneel werd gerealiseerd
en gedistribueerd.
ofwel afkomstig is van een auteur van wie minstens reeds 1
langspeelfilmscenario of 1 scenario voor een uur tv-drama of een tvfilm werd verkocht of gerealiseerd.
ofwel afkomstig is van een auteur die het Fonds kan aantonen dat hij
een masterdiploma bezit met als specialisatie scenario.
ofwel afkomstig is van een auteur die het scenarioatelier van het Fonds
volledig heeft doorlopen.
De scenariosteun is beperkt tot volgende maxima:
1) Korte film:

Geen scenariosteun.
2) Middellange film:



Animatie: max. € 7.500
Documentaire: max. € 7.500
Fictie: max. € 7.500
3) Lange film:



Animatie: max. € 12.500
Documentaire: max. € 12.500
Fictie: max. € 12.500
4) Interactief werk:

Wordt geval per geval bepaald, maar nooit hoger dan de maxima voor
lange films.
5) Uitzonderingen:

Voor animatiefilms kan in scenariofase bijkomend max. € 5.000 extra
steun worden toegekend voor de aanmaak van een aanzet tot
storyboard en ander grafisch illustratiemateriaal.

Indien het scenario of storyboard ontwikkeld werd binnen een VAFatelier, zal van de toegekende scenariosteun het eventueel reeds via
het atelier toegekende bedrag in mindering gebracht worden.

In het Filmlab worden dezelfde maxima gehanteerd. Voor projecten
die niet aansluiten bij één van de 3 hogervermelde categorieën en die
minstens middellang zijn, bedraagt de maximum scenariosteun €
7.500.
8
De lengtes worden verder in dit artikel gespecificeerd.
(2) Ontwikkelingssteun
Deze steun is in principe enkel van toepassing voor majoritair Vlaamse
projecten. Ze is bestemd om een audiovisueel project te ontwikkelen, d.w.z.
(al naar gelang het type project): het scenario herwerken en op punt stellen,
de haalbaarheid van het project onderzoeken, de belangrijkste locaties zoeken,
de hoofdrollen casten, reperage en research doen, het budgetontwerp
opstellen, de rechten verwerven, (co-)producenten, partners en financiering
zoeken, enz.
De steun kan zowel aan natuurlijke als aan rechtspersonen worden toegekend,
onder de voorwaarde dat zij voor het project een controleerbare boekhouding
voeren.
Indien de
aanvrager
beslist om het project tijdens of kort na de
ontwikkelingsfase af te voeren, zal het Fonds, op voorwaarde dat de
gemotiveerde beslissing van de aanvrager door het Fonds wordt aanvaard,
slechts dat deel van de steun terugvorderen
die niet effectief door de
aanvrager werd besteed voor de ontwikkeling van het project in kwestie, met
dien verstande dat de bestedingen geacht worden gebeurd te zijn met de
middelen van de aanvrager en deze van het Fonds, in proportie van hun
inbreng.
Het Fonds kan beslissen om binnen de ontwikkelingssteun een bedrag toe te
kennen aan het verdere scenariowerk.
Om de 6 maanden, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de
ontwikkelingssteun, of op specifiek verzoek van het Fonds, zal de aanvrager
aan
het
Fonds
een
stand
van
zaken
geven
van
zijn
ontwikkelingswerkzaamheden voor het project in kwestie. Indien in deze fase
een externe deskundige door het Fonds is aangesteld om het project op te
volgen, zal deze deskundige verslag aan het Fonds uitbrengen.
De ontwikkelingssteun is beperkt tot volgende maxima:
1) Korte film:

Animatie: max. € 17.500
2) Middellange film:



Animatie: max. € 75.000
Documentaire: max. € 50.000
Fictie: max. € 75.000
3) Lange film:



Animatie: max. € 125.000
Documentaire: max. € 75.000
Fictie: max. € 125.000
4) Interactief werk:
9

Wordt geval per geval bepaald, maar nooit hoger dan de maxima voor
lange films.
5) Uitzonderingen:


Voor middellange en lange animatiefilms kan de ontwikkelingssteun tot
max. € 250.000 bedragen, indien deze steun ook de aanmaak van een
pilootproject inhoudt.
In het Filmlab worden dezelfde maxima gehanteerd, doch geldt als
maximum € 100.000 (alle steun inbegrepen).
De regels m.b.t. de procentuele steunintensiteit, zoals bepaald in Hoofdstuk II,
zijn vanaf de ontwikkelingsfase van toepassing.
(3) Productiesteun
Deze steun is van toepassing voor majoritair en minoritair Vlaamse projecten.
Ze is bestemd
voor de cofinanciering van de audiovisuele productie
(preproductie, postproductie en promotie inbegrepen). De steun kan zowel
aan natuurlijke personen als aan rechtspersonen worden toegekend, evenals
aan ateliers voor wat betreft hun productie-activiteiten. Voorwaarde is dat de
aanvragers voor het project een controleerbare boekhouding voeren.
Projecten waarvoor de principal photography reeds is aangevat voordat het
Fonds over de steunaanvraag heeft beslist, kunnen binnen de productiesteun
enkel nog voor een postproductiepremie in aanmerking komen. Hiervan kan
enkel worden afgeweken om gemotiveerde redenen, mits expliciet voorafgaand
akkoord van het Fonds. Deze regel geldt niet voor projecten die worden
heringediend voor productie, en voor minoritair Vlaamse projecten. In beide
gevallen geldt evenwel dat de projecten nog niet volledig afgewerkt mogen
zijn.
In de toegekende productiesteun is de eventueel door het Fonds reeds
verleende scenariosteun en/of ontwikkelingssteun inbegrepen.
De productiesteun is beperkt tot volgende maxima:
1) Korte film:



Animatie: max. € 175.000
Documentaire: max. 42.500
Fictie: max. € 87.500
2) Middellange film:



Animatie: max. € 400.000
Documentaire: max. € 150.000
Fictie: max. € 300.000
3) Lange film:


Animatie: max. € 750.000
Documentaire: max. € 300.000
10

Fictie: max. € 750.000
4) Interactief werk:

Wordt geval per geval bepaald, maar nooit hoger dan de maxima voor
lange films.
5) Uitzonderingen:

Voor lange films met een bijzondere waarde voor de Vlaamse
cultuurgemeenschap of culturele identiteit kan het maximum worden
opgetrokken tot € 1.000.000 voor animatie en fictie, en € 400.000
voor documentaire.

Voor lange films met een bijzondere waarde voor de Vlaamse
cultuurgemeenschap of culturele identiteit, die een internationale
coproductie zijn, kan het maximum worden opgetrokken tot €
1.250.000 voor animatie en fictie, en € 500.000 voor documentaire.

In het FilmLab worden dezelfde maxima gehanteerd doch geldt als
maximum € 100.000 (alle steun inbegrepen).


Projecten die aanvankelijk als reeks in het kader van het
VAF/Mediafonds werden ondersteund , kunnen achteraf in afgeleide
vorm ook als ‘single’-creatie bij het VAF/Filmfonds worden ingediend.
In dat geval zal de productiesteun steeds in functie van dit dubbele
opzet worden bepaald (d.w.z. enkel de meerkost voor de aanmaak van
deze afgeleide vorm komt in aanmerking), binnen de maxima en de
procedures voorzien in beide beheersovereenkomsten.
De procentuele steunintensiteit van de toegekende steun wordt gespecificeerd in
Hoofdstuk II.
(4) Promotiesteun
Deze steun is enkel van toepassing voor majoritair Vlaamse projecten. Ze is
bestemd voor de ondersteuning van de promotie van een audiovisuele
productie.
Voor projecten die van het Fonds reeds productiesteun ontvingen, is de
promotiesteun hierin inbegrepen. De aanvrager mag voor de ondersteuning
van de binnenlandse promotie in principe geen productiesteun van het Fonds
genoten hebben (wegens niet ingediend of afgewezen project).
Voor de ondersteuning van de buitenlandse promotie ‘wegens uitzonderlijke
omstandigheden’ moet de aanvrager de exceptionele en onvoorziene noodzaak
aan (al dan niet bijkomende) promotie bewijzen op basis van één of meerdere
buitenlandse selecties, nominaties en prijzen, zoals opgelijst op de website van
het Fonds.
Deze steun kan zowel aan natuurlijke personen als aan rechtspersonen worden
toegekend, onder de voorwaarde dat zij voor het project een controleerbare
boekhouding voeren.
Met binnenlandse promotie wordt bv. bedoeld: speciale fotosessies,
setbezoeken door journalisten, het aanmaken van een electronic press kit en
van een website, het vervaardigen van een trailer, het ontwerpen van
publicitair materiaal (print en elektronisch), het inhuren van een externe
publicist en/of marketingexpert, het organiseren van interviews in de
11
audiovisuele en geschreven pers, enz. De bijdrage kan ook gebruikt worden
voor het organiseren van specifieke acties ter promotie van de audiovisuele
productie, zoals een drink.
Met buitenlandse promotie wordt bv. bedoeld: advertenties, affichage en
bannering op het festival, het aanmaken van een electronic press kit en van
een internationale/anderstalige website, het aanwerven van een publicist
en/of marketingexeprt , de productie van een DCP voor festivalvertoning, het
aanmaken en distribueren ter plaatse van promotioneel drukwerk, het
organiseren van een feest of drink n.a.v. de officiële festivalvoorstelling,
hotelaccommodatie niet vergoed door het festival, enz. (het volledig overzicht
is opgelijst op de website van het Fonds).
De steun wordt verleend volgens het principe van de cofinanciering, d.w.z.
dat het Fonds steun verleent indien de aanvrager zelf een investering doet,
hetzij in kapitaal, hetzij onder de vorm van logistiek en prestaties. Enkel de
directe of indirecte kosten die ten laste van de aanvrager zijn, worden
hiervoor in aanmerking genomen.
Promotiesteun kan pas aangevraagd worden nadat de aanvrager volledig in
orde is met de filmfiche op flandersimage.com (deze dient volledig ingevuld en
voorzien te worden van illustratiemateriaal in de correcte formaten) en met
het opladen van de volledige creatie op screener.be.
De promotiesteun is beperkt tot volgend maximum: 50% van de aanvaarde kost, met een
maximum van € 25.000 per project. Voor korte audiovisuele creaties (zie hieronder) wordt
het maximum beperkt tot € 10.000. Bij nominatie voor een Academy Award (Oscar) kan
na grondige evaluatie van het promotieplan worden beslist om af te wijken van dit
maximum van € 10.000.
(5) Lengte van de creaties
Doorgaans worden volgende lengtes in acht genomen voor het bepalen van
hogervermelde maximumbedragen en hieronder vermelde procentuele maxima:



Korte animatiefilm: t.e.m. 25’
Korte documentaire: t.e.m. 25’
Korte fictiefilm: t.e.m. 25’



Middellange animatiefilm: van 26’ t.e.m. 59’
Middellange documentaire: van 26’ t.e.m. 59’
Middellange fictiefilm: van 26’ t.e.m. 59’



Lange animatiefilm: vanaf 60’
Lange documentaire: vanaf 60’
Lange fictiefilm: vanaf 60’
2.2. Automatische steun onder de vorm van een impulspremie
Met ‘automatische steun’ wordt algemeen bedoeld: steun die volgens bepaalde regels aan
een aanvrager wordt toegekend, zonder interventie van een beoordelingscommissie of een
jury.
Deze regeling is integraal terug te vinden in Hoofdstuk XVI van dit Reglement.
12
HOOFDSTUK II - Maximumpercentages
1. De toekenning en de intensiteit van de in hoofdstuk I vermelde soorten steun is
afhankelijk van de categorie en het type creatie en geschiedt conform de ‘Mededeling van
de Europese Commissie betreffende staatssteun voor films en andere audiovisuele werken’
van 14 november 2013.
2. Algemeen wordt gesteld dat de steun, toegekend door het Fonds, maximum 50 % van
het totale productiebudget van de audiovisuele creatie mag bedragen.
3. In volgende gevallen kan hierop een uitzondering worden gemaakt:
3.1. Steun tot 60 % voor:
-
Coproducties die door meer dat één lidstaat van de E.U. worden
gefinancierd en waarbij producenten uit meer dan één lidstaat betrokken
zijn.
3.2. Steun tot 75% voor:



Lange films in de categorieën fictie en animatie: low-budgetfilms (totaal
budget lager dan € 2.500.000), debuutfilms, jeugdfilms, auteursfilms, Nederlandstalige films en films die gebaseerd zijn op een onderwerp dat een
aanknopingspunt heeft met de Vlaamse culturele identiteit of het Vlaamse
cultuurpatrimonium en erfgoed, of gebaseerd zijn op een Nederlandstalig werk.
Documentaires, indien het creaties betreft die een opmerkelijke artistieke of
culturele waarde hebben.
Interactief werk, indien het creaties betreft die een opmerkelijke artistieke of
culturele waarde hebben.
3.3. Steun tot 85% voor:

Korte en middellange films in de categorieën fictie en animatie, voor zover ze
een opmerkelijke artistieke of culturele waarde hebben.
In het FilmLab worden dezelfde percentages gehanteerd. Voor projecten die niet aansluiten
bij één van de 3 hogervermelde categorieën, bedraagt het maximumpercentage 85 %,
voor zover het hier creaties met een uitgesproken cultureel karakter betreft, die niet tot
hoofddoel hebben om op de commerciële markt geëxploiteerd te worden.
4. Deze percentages gelden als maximum voor de totaliteit van de financiële steun
verleend door het Fonds aan een audiovisuele productie van een bepaalde categorie en
type.
5. Het totaal van de door het Fonds toegekende steun, opgeteld bij eventuele andere
publieke steun (v.b. door publieke fondsen uit andere landen en regio’s, Europese steun,
…), mag het maximumpercentage, zoals in dit hoofdstuk vastgelegd voor de
productiesteun (inclusief scenario- en ontwikkelingssteun) per betreffende categorie en
type audiovisuele creatie, niet overschrijden.
13
HOOFDSTUK III – Indieningstermijnen
1. Steunaanvragen kunnen worden ingediend met inachtneming van de door het Fonds
vastgestelde uiterste indieningstermijnen (deadlines).
2. De indieningstermijnen voor aanvragen animatie, documentaire, fictie, Filmlab en tvdrama zullen voor ieder jaar vastgelegd worden. Ze zullen uiterlijk tegen 1 november van
ieder jaar gepubliceerd worden op de website van het Fonds en kunnen ook bij het Fonds
worden aangevraagd.
HOOFDSTUK IV - Indieningsmodaliteiten
1. Elke natuurlijke of rechtspersoon die voor een steun in aanmerking wil komen, doet bij
het Fonds een aanvraag aan de hand van het door het Fonds opgelegde
aanvraagformulier. De op dit formulier bepaalde regels en voorwaarden hebben een
dwingend karakter.
2. Voor iedere steun moet een afzonderlijke aanvraag ingediend worden.
3. Het ingevulde aanvraagformulier moet vergezeld zijn van de hierin opgevraagde
stukken en informatie, opdat beoordeeld kan worden of de aanvrager of de aanvraag aan
de voorwaarden voldoet om voor steun in aanmerking te komen.
4. Indien het aanvraagdossier onvolledig is, brengt het Fonds de aanvrager hiervan op de
hoogte per e-mail of per gewoon schrijven, binnen een termijn van 14 kalenderdagen na
de ontvangst van het aanvraagdossier door het Fonds.
5. De aanvrager beschikt over een termijn van 7 kalenderdagen na de datum van
kennisgeving van het Fonds om het aanvraagdossier te vervolledigen.
6. Indien het dossier niet binnen de vooropgestelde termijn vervolledigd wordt of als één
of meerdere van de hierin opgevraagde stukken en/of informatie bij het dossier ontbreken,
kan het Fonds beslissen een aanvraag op formele gronden niet in behandeling te nemen en
kan het dossier door het Fonds als onontvankelijk worden beschouwd.
7. De aanvraag dient een volledig beeld te geven van het te realiseren project. Aanvragen
en de daarbij behorende gegevens en bijlagen dienen in de Nederlandse taal te zijn
opgesteld of naar het Nederlands vertaald te zijn. Meer bepaald dienen scenario’s,
synopsissen, treatments, intentieverklaringen, personagebeschrijvingen, inhoudelijk en
visueel opzet of concept in het Nederlands ingediend te worden. Scenario’s in andere talen
kunnen eveneens ingediend worden, doch enkel indien ze vergezeld zijn van een vertaling
in het Nederlands. Statuten van rechtspersonen moeten verplicht in het Nederlands
ingediend worden. Daarentegen kunnen cv’s, contracten en documenten m.b.t. de
financiering zowel in het Nederlands, het Frans als het Engels worden medegedeeld.
Begroting, financieringsplan en overige financiële gegevens dienen te zijn uitgedrukt in
euro. Van al het bepaalde in dit punt kan enkel op gemotiveerde wijze en mits
voorafgaand schriftelijk akkoord van het Fonds worden afgeweken.
8. Indien bepaalde documenten zoals voorzien in punt 7 in het Frans of Engels zijn
opgesteld en een vertaling daarvan voor de beoordeling van de aanvraag of voor de
voorbereiding van de beslissing noodzakelijk blijkt, kan het Fonds besluiten de aanvraag
niet te behandelen, nadat de aanvrager in gebreke is gebleven om binnen een termijn van
7 kalenderdagen na de kennisgeving van het Fonds een vertaling te bezorgen zoals door
het Fonds opgevraagd werd.
9. Projecten kunnen na eerste afwijzing automatisch éénmaal door de aanvrager worden
heringediend. Voor aanvragen die werden afgewezen ondanks een positieve score van 4 of
meer dan 4 op de 6 stemmen, geldt dat zij met het oog op herindieningen geen
indieningskans verliezen. Bij heringediende aanvragen moeten alle eventuele tekst- en
14
structuur-wijzigingen ten opzichte van de vorige, afgewezen aanvraag duidelijk zichtbaar
aangegeven worden. Daarenboven moet de aanvraag een nota bevatten waarin deze
wijzigingen worden toegelicht en gemotiveerd. Een tweede herindiening kan enkel mits
voorafgaand schriftelijk akkoord van de betrokken beoordelingscommissie. Na afwijzing bij
een eerste herindiening kan een aanvrager beslissen om bij de Raad van Bestuur een
bezwaar in te dienen met het oog op behandeling in de bezwaarcommissie, ook als hij het
akkoord heeft gekregen voor een tweede herindiening bij de betrokken beoordelingscommissie. Afgewezen aanvragen kunnen nooit meer dan twee maal heringediend worden.
Herindieningen van afgewezen projecten waarbij de sleutelfuncties van gedelegeerd
producent en/of regisseur en/of scenarist zijn gewijzigd en werden bevestigd, worden
opnieuw aanzien als een eerste indiening. Deze regel kan slechts één keer per project
worden ingeroepen. Deze regel kan pas worden ingeroepen vanaf het ogenblik dat een
aanvraag werd afgewezen voor ontwikkelingssteun. Na afwijzing voor scenariosteun kan
deze regel alleen worden ingeroepen ingeval het gaat om een niet-origineel scenario
waarbij de sleutelfunctie van scenarist is gewijzigd en werd bevestigd. Voor
opleidingsinitiatieven geldt dat herindieningen van afgewezen steunaanvragen steeds als
een tweede indiening worden aanzien.
10. Het Fonds kan nadere voorwaarden opleggen waaraan een steunaanvraag moet
voldoen.
11. De aanvrager mag voorafgaand aan de behandeling van een beslissing omtrent zijn
project geen contact opnemen met effectieve of plaatsvervangende leden van de
betrokken beoordelingscommissie, noch met leden van de Raad van Bestuur van het
Fonds. Dit geldt niet voor het eventuele contact met de rapporteur voorafgaand aan de
bijeenkomst van de beoordelingscommissie.
12. Een aanvraag die later dan 21 kalenderdagen na de indieningsdeadline wordt
teruggetrokken, telt mee als een aanvraag voor wat betreft de berekening van het aantal
indieningen.
HOOFDSTUK V – Behandeling aanvragen
1. Voor alle steunaanvragen, behalve die voor beurzen en promotiesteun, doet het Fonds
een beroep op het advies van beoordelingscommissies. Voor aanvragen promotiesteun
m.b.t. projecten die nog niet eerder door het Fonds werden goedgekeurd, wordt een
beroep gedaan op adviezen van externe deskundigen. Voor de andere aanvragen
promotiesteun en voor beurzen beslist de Raad van Bestuur op basis van intern advies.
2. Afhankelijk van de categorie waartoe een project behoort, zal het worden onderzocht
door de bevoegde beoordelingscommissie. Er zijn 7 beoordelingscommissies, waaronder 6
voor steun aan Creatie:







de beoordelingscommissie animatie
de beoordelingscommissie documentaire
de beoordelingscommissie fictie 1 (scenariosteun middellange en lange film)
de beoordelingscommissie fictie 2 (ontwikkelings- en productiesteun middellange
en lange film)
de beoordelingscommissie fictie korte film
de beoordelingscommissie FilmLab
de beoordelingscommissie opleidingsinitiatieven
De aanvrager bepaalt zelf bij welke beoordelingscommissie hij zijn aanvraag indient, voor
zover het toepassingsveld van deze commissie dit lijkt toe te laten, maar het staat de
beoordelingscommissie vrij om zich voor de behandeling van een aanvraag onbevoegd te
verklaren.
15
3. Voor projecten die substantiële elementen uit andere categorieën in zich dragen (bv.
gecombineerde of cross-overprojecten), kan de aanvrager het Fonds verzoeken of kan het
Fonds zelf het initiatief nemen om ook een deeladvies in te winnen bij leden van de andere
betrokken beoordelingscommissie. Dit deeladvies is ondergeschikt aan het advies van de
beoordelingscommissie bij dewelke het project werd ingediend, voor zover deze laatste
effectief bevoegd is voor de behandeling van de aanvraag. Indien deze projecten door de
gekozen beoordelingscommissie werden afgewezen of indien deze commissie zich
onbevoegd heeft verklaard, kunnen zij bij één andere beoordelingscommissie worden
ingediend, voor zover het toepassingsveld van deze andere commissie dit lijkt toe te laten.
Deze verandering van beoordelingscommissie kan enkel na een beslissing tot
onbevoegdheid door de oorspronkelijke beoordelingscommissie of na een eerste afwijzing
door deze commissie en niet na een herindiening bij deze commissie. Bij verklaring tot
onbevoegdheid door de ene beoordelingscommissie, wordt de indiening bij een andere
beoordelingscommissie opnieuw beschouwd als een eerste indiening. Bij afwijzing door de
ene beoordelingscommissie, wordt de indiening bij een andere beoordelingscommissie
beschouwd als een eerste herindiening.
Aanvragen die werden goedgekeurd in het Filmlab kunnen in elk volgend stadium bij een
andere beoordelingscommissie worden ingediend.
4. Enkel de commissieleden hebben stemrecht omtrent
stemmingen binnen de beoordelingscommissies zijn geheim.
de
steunaanvragen.
De
5. De beoordelingscommissies brengen een advies uit aan de Raad van Bestuur van het
Fonds, die de uiteindelijke beslissing neemt.
6. De directeur-intendant kan aan de Raad van Bestuur op gemotiveerde wijze een
persoonlijk advies overmaken dat afwijkt van dat van de beoordelingscommissie. De Raad
van Bestuur neemt dan kennis van beide adviezen en neemt de eindbeslissing. Indien het
advies van de directeur-intendant wordt gevolgd, zal de aanvrager bij mededeling van de
beslissing op de hoogte worden gebracht van beide adviezen.
7. Voor iedere aanvraag van creatiesteun wordt door het Fonds binnen de betrokken
beoordelingscommissie een rapporteur aangesteld. Deze staat in voor het eventuele
voorafgaande informatieve contact met de aanvrager (op initiatief van de aanvrager), wat
verdere mondelinge toelichting bij het aanvraagdossier mogelijk maakt. De rapporteur
leidt de aanvraag vervolgens tijdens de vergadering van de beoordelingscommissie in. Hij
is tenslotte ook degene die de beslissing van de Raad van Bestuur mondeling aan de
aanvrager toelicht. Deze beslissing wordt schriftelijk door het Fonds bevestigd, ten laatste
binnen de 15 werkdagen nadat de beslissing werd genomen. Alle andere communicatie
over een aanvraag dient verplicht gevoerd te worden met de vaste medewerkers van het
Fonds zelf.
8. De aanvrager van creatiesteun wordt na indiening van zijn aanvraag ingelicht over de
identiteit van de rapporteur. Hij heeft het recht om op gemotiveerde wijze 1 keer per
aanvraag een andere rapporteur te vragen, en dit binnen de 2 werkdagen na mededeling
door het Fonds van de naam van de aangewezen rapporteur. Indien zijn motivering door
het Fonds als gerechtvaardigd wordt aanzien, wordt zijn project aan een andere rapporteur
toegewezen.
9. Iedere beoordelingscommissie creatie bestaat uit 6 effectieve leden en 6
plaatsvervangers. De beoordelingscommissie opleidingsinitiatieven bestaat uit 4 effectieve
leden. Deze commissie wordt ad hoc samengesteld in functie van de te bespreken
dossiers. Om geldig te kunnen beraadslagen moeten er minstens 3 van de 4
commissieleden met stemrecht aan de vergadering deelnemen. De beoordelingscommissie
Filmlab wordt telkens samengesteld uit een pool van externe deskundigen. De namen van
de commissieleden zijn openbaar.
10. Er is geen vaste plaatsvervanger per effectief commissielid.
11. Een beoordelingscommissie kan geldig beraadslagen indien minstens de helft van de
leden aanwezig is.
16
12. Het mandaat van de effectieve commissieleden binnen een zelfde beoordelingscommissie voor creatie is beperkt tot twee jaar. Het mandaat kan eenmaal verlengd
worden. Om de twee jaar worden de beoordelingscommissies creatie voor de helft
gewijzigd. Na één termijn afwezigheid kan een persoon als commissielid terugkeren in de
beoordelingscommissie waarin hij al gezeteld heeft. Deze termijnen gelden voor zover in
overeenstemming met de samenwerkingsovereenkomst van het Fonds. Plaatsvervangende
leden en leden uit de pool voor het Filmlab zijn niet per definitie onderworpen aan dezelfde
mandaatsbeperking.
13. Het Fonds kan ook andere personen als waarnemer op de vergaderingen van de
beoordelingscommissies uitnodigen. Daarnaast kan het Fonds, ingeval uit de vaste
commissieleden
creatie
(effectieve
en
plaatsvervangers)
voor
een
bepaalde
beoordelingsronde geen groep van 6 personen kan worden samengesteld, ad hoc een
beroep doen op externe deskundigen met stemrecht om de groep van 6 aan te vullen.
14. In geval van ontwikkelings- en productiesteun is de beslissing van de Raad van
Bestuur van het Fonds een principieel akkoord dat onderworpen wordt aan de goedkeuring
van het definitief ontwikkelingsdossier of productiedossier dat aan alle opgelegde eisen
dient te beantwoorden. Dit definitief technisch dossier dient binnen een termijn van
maximum 18 maanden na de principiële toekenning (d.w.z. goedkeuring door de Raad van
Bestuur) te worden ingediend bij het Fonds. De aanvrager kan op gemotiveerde wijze een
verlenging van deze vervaltermijn vragen. Deze aanvraag dient het Fonds ten laatste 1
maand voor het vervallen van de termijn van 18 maanden te bereiken. Het Fonds beslist
hierover binnen een termijn van 10 werkdagen.
15. Bij de definitieve toekenning van de steun zal het Fonds een overeenkomst met de
aanvrager aangaan, waarin alle modaliteiten van de toegekende steun bepaald worden.
Deze overeenkomst is in combinatie met het Reglement van toepassing.
HOOFDSTUK VI – Bijkomende voorwaarden
1. Steun wordt slechts verstrekt wanneer de aanvrager aannemelijk heeft gemaakt dat de
financiële middelen, met inbegrip van de steun van het Fonds, voldoende zijn om het
voorgenomen project of activiteit uit te voeren.
2. Steun wordt slechts verstrekt aan aanvragers die het Fonds kunnen aantonen dat ze
aan hun financiële verplichtingen kunnen voldoen en die een zodanige werkwijze
toepassen dat redelijkerwijs mag worden verwacht dat de door de aanvrager gestelde
doeleinden zullen worden bereikt.
3. De technische kwaliteit van het project waarvoor een financiële bijdrage wordt gevraagd
dient zodanig te zijn dat deze geen belemmeringen vormt voor een optimale exploitatie.
4. Het Fonds heeft het recht om bij overheids- en/of financiële instellingen en/of
informatiebureaus informatie met betrekking tot de aanvrager en/of het aanvraagdossier
op te vragen.
5. Aan het verlenen van een steun kan de Raad van Bestuur van het Fonds nadere
voorwaarden verbinden inzake om het even welke modaliteiten van de uitvoering van het
project of de activiteit, het financieel beheer, de presentatie van de resultaten, de
verslaggeving en de afrekening van de steun.
6. Het Fonds kan beslissen dat nieuwe aanvragen van indieners die voor vorige, door het
VAF ondersteunde projecten niet aan hun verplichtingen hebben voldaan, onontvankelijk
zijn totdat de indieners zich met het Fonds in regel hebben gesteld. Dit kan zowel gelden
voor fysieke personen als voor rechtspersonen (en eventuele hieraan verbonden fysieke
personen).
17
7. Zolang een steunaanvraag bij het Fonds in behandeling is, mag het Werk nog niet in
zijn definitieve vorm aan het publiek vertoond worden. Afwijkingen van deze regel kunnen
schriftelijk en gemotiveerd worden aangevraagd. Het Fonds zal hierover een beslissing
nemen en deze schriftelijk aan de aanvrager kenbaar maken.
HOOFDSTUK VII - Behandeling bezwaren
1. Indieners van aanvragen die door het Fonds werden afgewezen hebben de mogelijkheid
om éénmaal per project een gemotiveerd bezwaarschrift in te dienen bij de Raad van
Bestuur van het Fonds, die zich laat adviseren door een bezwaarcommissie.
2. Een bezwaar kan pas worden ingediend na afwijzing bij een eerste of tweede
herindiening.
3. De bezwaarcommissie wordt ad hoc samengesteld uit 5 leden afkomstig uit
beoordelingscommissies van het VAF/Filmfonds en het VAF/Mediafonds, aangevuld met de
directeur-intendant (met als plaatsvervanger de zakelijk leider). Per bezwaar stemmen de
directeur-intendant (of zijn plaatsvervanger) en 5 leden uit de beoordelingscommissies,
waaronder geenszins iemand uit de beoordelingscommissie die als laatste over de
aanvraag heeft geadviseerd. Deze 6 personen hebben dus stemrecht. Binnen eenzelfde
vergadering van de bezwaarcommissie kan de samenstelling van de 6 leden met stemrecht
per bezwaardossier variëren in functie van de categorie van het project waarvoor het
bezwaar werd ingediend. Ingeval voor een bepaalde beoordelingsronde uit de
beoordelingscommissies geen groep van 5 personen kan worden samengesteld, kan het
VAF ad hoc een beroep doen op externe deskundigen met stemrecht. Om geldig te
kunnen beraadslagen dienen er minstens 3 leden met stemrecht aanwezig te zijn.
Deze commissie werkt niet met rapporteurs.
4. De bezwaarcommissie beraadslaagt 2 keer per jaar over de ingediende bezwaarschriften.
5. Bezwaarschriften dienen te worden ingestuurd ter attentie van de Raad van Bestuur van
het Fonds op de maatschappelijke zetel, binnen de 45 kalenderdagen nadat het Fonds zijn
beslissing omtrent de steunaanvraag schriftelijk (per e-mail) heeft bekend gemaakt aan de
aanvrager.
6. Het bezwaarschrift wordt door de indiener ondertekend en bevat tenminste:




naam en adres van de indiener;
de datum;
omschrijving van de beslissing waartegen het bezwaar is gericht;
de gemotiveerde grieven van het bezwaar, waarbij de aanvrager
elementen dient aan te brengen waarvan hij redelijkerwijze kan
veronderstellen dat ze hetzij niet gekend waren bij de
beoordelingscommissie, hetzij verkeerd werden geïnterpreteerd.
7. Het bezwaarschrift dient per aangetekend schrijven te worden verzonden.
8. De Raad van Bestuur beslist vooraf over de ontvankelijkheid van het bezwaar.
Ontvankelijke bezwaren worden vervolgens overgemaakt aan de bezwaarcommissie.
9. De Raad van Bestuur kan het bezwaar onontvankelijk verklaren:

indien het bezwaarschrift niet aan de vormvereisten beantwoordt;
18


indien het bezwaarschrift geen of onvoldoende gemotiveerde gronden
bevat;
indien aan het bezwaar tegemoet gekomen wordt en andere
belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden
geschaad.
10. De indiener krijgt de mogelijkheid om de gemotiveerde grieven uit zijn bezwaarschrift,
indien ontvankelijk, mondeling aan de bezwaarcommissie toe te lichten d.m.v. een
hearing bij deze commissie. De hearing geschiedt niet openbaar, maar de aanvrager mag
zich door 1 persoon laten bijstaan.
11. Op basis van de gemotiveerde grieven uit zijn bezwaarschrift en de eventuele hearing,
maakt de bezwaarcommissie haar advies over voor de Raad van Bestuur.
12. De Raad van Bestuur neemt een beslissing over de al dan niet gegrondheid van het
bezwaar op zijn eerste vergadering die volgt na de bijeenkomst van de bezwaarcommissie,
nadat hij kennis heeft genomen van het advies van de bezwaarcommissie. De Raad van
Bestuur neemt vervolgens een beslissing over de wijze waarop het bezwaar – indien
gegrond - wordt aanvaard (bv. toekenning steun, kans tot herindiening, opleggen van
bepaalde condities, …).
13. Verklaart de Raad van Bestuur het bezwaar onontvankelijk of ongegrond, dan sluit
deze beslissing en de daaropvolgende kennisgeving aan de aanvrager de
bezwaarprocedure definitief af.
14. De beslissing van de Raad van Bestuur na advies van de bezwaarcommissie dient niet
aan de aanvrager gemotiveerd te worden.
HOOFDSTUK VIII – Uitbetalingsmodaliteiten
Vooraleer wordt overgegaan tot het ondertekenen van een overeenkomst met de
aanvrager, dient deze – ingeval het ontwikkelings- of productiesteun betreft - een
technisch dossier voor te leggen waarin de noodzakelijke stukken m.b.t. de financiering en
de voorbereiding van het project worden voorgelegd.
De toegekende steun aan rechtspersonen kan enkel worden uitgekeerd voor zover deze
hun maatschappelijke zetel of een permanent agentschap hebben in het Vlaams of
tweetalig Brussels Gewest.
De steun wordt uitgekeerd overeenkomstig de modaliteiten die geval per geval in de
overeenkomst tussen het Fonds en de aanvrager zullen worden bepaald.
Als algemeen principe wordt gesteld dat in ontwikkelingsdossiers en productiedossiers de
uitkering van schijven door het Fonds de hieronder bepaalde uitbetalingsmodaliteiten
zullen volgen. Indien de cash flow-planning van de ontwikkelings- en productie-uitgaven
hiervan wezenlijk afwijken, zullen de uitbetalingsmodaliteiten in evenredigheid met de
voortgang van de werkzaamheden geschieden.
Tenzij anders overeengekomen, gelden volgende uitbetalingsschema’s:
1. Vorming
1.1. Ateliers
1.1.1.

Wildcards fictie, documentaire, animatie en filmlab
fase 1 (scenariofase): max. 20% van de totale steun, in schijven volgens
overeenkomst met de laureaat;
19

1.1.2.
fase 2 (productiefase): totale bedrag, verminderd met de voor fase 1 aan de
laureaat uitgekeerde premie, in schijven volgens overeenkomst met de laureaat.
Atelier animatie (‘de werkvloer op’ & ‘ontwikkelingsatelier animatie’):

Stageproject ‘de werkvloer op’:

Per studio reserveert het VAF/Filmfonds € 6.750 per jaar, goed voor
max. 3 stageplaatsen. Dit bedrag dekt de vergoeding van de
deelnemende animatoren (€ 750/animator/maand) en de vergoeding
van de studio (max. € 4.500 voor drie maand begeleiding). Een studio
kan zelf beslissen om één, twee of drie stagiairs in te schakelen. Indien
een studio meerdere stagiairs aanneemt, heeft dit een impact op de
vergoeding voor de studio zelf:

Indien een studio 1 stagiair voor 3 maand engageert en
begeleidt, krijgt deze stagiair € 2.250 (zijnde € 750/md), en
kan de studio € 4.500 ontvangen (mits bewijsstukken van de
gerealiseerde kosten worden voorgelegd).

Indien een studio 2 stagiairs voor 3 maand engageert, krijgen
deze stagiairs elk € 2.250 (zijnde € 750/md), en kan de studio
€ 2.250 ontvangen (mits bewijsstukken van de gerealiseerde
kosten worden voorgelegd).

Indien een studio 3 stagiairs voor 3 maand engageert, krijgen
deze stagiairs elk € 2.250 (zijnde € 750/md), en ontvangt de
studio geen vergoeding.

De eventuele rechstreekse vergoeding aan de studio wordt berekend
en uitbetaald na afloop van het werkingsjaar en nadat alle
bewijsstukken van de gerealiseerde kosten voorgelegd zijn.

De deelnemende animatoren ontvangen € 750 per stagemaand,
rechstreeks van het VAF, nadat zij een verslag v

Ontwikkelingsatelier: in schijven, volgens overeenkomst met de aanvrager
1.1.3.

Atelier scenario:
in schijven, volgens overeenkomst met de aanvrager
1.2. Beurzen en steun aan opleidingsinitiatieven


75% bij het afsluiten van de overeenkomst
25% na indienen van bewijsstukken en verslag
2. Creatie
2.1. Scenariosteun


60% bij het afsluiten van de overeenkomst
Uitbetaling verdere schijven in functie van het project en volgens de voortgang van
de werkzaamheden
2.2. Ontwikkelingssteun (na indiening van het technisch dossier)



60% bij het afsluiten van de overeenkomst
30% na beëindiging van de ontwikkelingswerkzaamheden zoals in overeenkomst
verder bepaald
10% na controle van de eindafrekening van de ontwikkeling
2.3. Productiesteun (na indiening van het technisch dossier)
2.3.1
Fictie
20
Lange fictiefilm:




25%
40%
25%
10%
bij
bij
bij
na
het afsluiten van de overeenkomst
het begin van de opnamen
het beëindigen van de opnamen
controle van de eindafrekening
Korte of middellange fictiefilm:



60% bij het afsluiten van de overeenkomst
30% bij het beëindigen van de opnamen
10% na controle van de eindafrekening
2.3.2. Documentaire




25%
40%
25%
10%
bij
bij
bij
na
het afsluiten van de overeenkomst
het begin van de opnamen
het beëindigen van de opnamen
controle van de eindafrekening
2.3.3. Animatie
Lange animatiefilm





25% bij het afsluiten van de overeenkomst
25% bij het begin van de aanmaak van de animatie-elementen
20 % bij het voltooien van de animatic
20% bij het beëindigen van alle animatie
10% na controle van de eindafrekening
Korte of middellange animatiefilm




40%
25%
25%
10%
bij
bij
bij
na
het afsluiten van de overeenkomst
het begin van de aanmaak van de animatie-elementen
het beëindigen van alle animatie
controle van de eindafrekening
2.3.4. FilmLab
Voor projecten die aansluiten bij één van de 3 hogervermelde categorieën, volgen de
schijven hogervermelde schema’s.
Voor projecten die niet aansluiten bij één van de 3 hogervermelde categorieën:



30% bij het afsluiten van de overeenkomst
2 maal 30% na tussentijdse stand van zaken van de werkzaamheden zoals
in overeenkomst verder bepaald
10% na controle van de eindafrekening van de ontwikkeling
Of volgens individueel stappenplan.
Deze regeling geldt ook voor de uitbetalingen voor projecten die nog onder de noemer
‘experimentele mediakunst’ bij het Fonds worden afgehandeld.
2.3.5. Interactief werk
Wordt geval per geval bepaald.
2.4. Promotiesteun (na indiening van het technisch dossier)
21


75% bij het afsluiten van de overeenkomst
25% na controle van de eindafrekening
HOOFDSTUK IX - Verslaggeving en financiële verantwoording
1. Na voltooiing van het project of de activiteit waarvoor de steun is verleend zal de
aanvrager binnen een nader in de overeenkomst vast te leggen termijn een overzicht van
de gemaakte kosten indienen, tezamen met een kopie c.q. exemplaar van het voltooide
project. Met deze overdracht wordt aan het Fonds het recht toegekend tot gehele of
gedeeltelijke openbaarmaking van het project of het verslag van de activiteit, binnen het
kader van de gebruikelijke activiteiten van het Fonds of diens rechtsopvolgers, tenzij in
redelijkheid gesteld kan worden dat deze openbaarmaking de belangen van de aanvrager
of diens rechtverkrijgenden onevenredig kan schaden.
2. De aanvrager aan wie een steun is toegekend, draagt er zorg voor dat de administratie
met betrekking tot het project of de activiteit op overzichtelijke en doelmatige wijze wordt
gevoerd (onder andere door middel van een analytische boekhouding) en dat deze een
juist en actueel beeld geeft van de voortgang en het financieel verloop van het project of
de activiteit.
3. In deze administratie zijn voor alle ontvangsten en uitgaven deugdelijke bewijsstukken
aanwezig waaruit de aard en de omvang van de geleverde goederen of van verrichte
diensten duidelijk blijken.
4. De financiële verantwoording dient overeenkomstig de voorstellingswijze van de door
het Fonds goedgekeurde begroting te zijn opgesteld, zowel vormelijk als inhoudelijk, en is
voorzien van een verklaring van een onafhankelijke accountant indien de overeenkomst
met het Fonds een dergelijke verplichting oplegt. In deze accountantsverklaring dient
verplichtend medegedeeld te worden of alle creditnota’s met betrekking tot het project in
mindering werden gebracht. Deze verantwoording dient opgestuurd te worden aan het
Fonds voorafgaandelijk aan de eventuele controle ter plaatse.
5. De ontvanger van de steun verstrekt aan het Fonds op eenvoudig verzoek alle
bescheiden en inlichtingen die het noodzakelijk acht voor een juiste vervulling van zijn
taak.
6. De aanvrager aan wie een steun is verleend dient vertegenwoordigers van het Fonds op
eerste verzoek inzage te verlenen in de administratie die betrekking heeft op het project of
de activiteit waarvoor de steun is verleend, evenals in alle boekhouddocumenten met het
oog op controle van de uitgaven en/of kosten.
7. De aanvrager aan wie een steun is verleend, draagt er zorg voor dat zijn accountant
medewerking verleent aan een eventueel onderzoek door of vanwege het Fonds naar de
(controle-)werkzaamheden die door de accountant van de aanvrager werden verricht. De
kosten die zijn gemoeid met de medewerking van de accountant van de aanvrager aan wie
de steun is verleend, komen voor rekening van de aanvrager.
8. De aanvrager kan verplicht worden om alle inkomsten en uitgaven met betrekking tot
het project via hetzelfde bankrekeningnummer te laten gebeuren.
9. Het Fonds of diens rechtsopvolger, is gerechtigd om alle stukken en documenten die het
met betrekking tot een aanvraag voor een financiële bijdrage in zijn bezit heeft, na
afronding van de aanvraag te bewaren dan wel in bewaring te geven c.q. te schenken aan
het Koninklijk Belgisch Filmarchief (audiovisueel materiaal) of een andere archiefdienst van
de overheid (documenten e.a.). Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het
Fonds en, waar nodig, van de rechthebbende(n) zullen deze stukken noch door het Fonds
of diens rechtsopvolger, noch door het Koninklijk Belgisch Filmarchief of door een andere
archiefdienst van de overheid aan derden ter inzage worden gegeven.
22
10. Het Fonds zal deze toestemming verlenen aan de (rechts)personen die rechtstreeks of
onrechtstreeks met het Fonds samenwerken of dezelfde doelstellingen nastreven. Het
Fonds zal deze toestemming niet verlenen indien het redelijkerwijs kan vermoeden dat het
verlenen van inzage in de stukken of documenten, het belang van de aanvrager, of andere
bij de aanvraag betrokken personen, kan schaden.
HOOFDSTUK X –Besteding van de steun
1. In ruil voor de door het Fonds toegekende steun, moet 100% ervan besteed worden in
de Vlaamse Gemeenschap (of Vlaams Gewest en Brussels Hoofdstedelijk Gewest). Hiervan
kan in onderling akkoord met het Fonds worden afgeweken, indien gemotiveerde
omstandigheden (bv. bij opnames in het buitenland) een lagere bestedingsverplichting
verantwoorden.
2. De besteding mag evenwel nooit lager liggen dan 60% van het door het Fonds
toegekende bedrag.
3. De aanvrager behoudt alleszins het recht om minimaal 20% van het productiebudget
van de audiovisuele creatie in andere lidstaten van de EU uit te geven zonder dat de
toegekende steun van het Fonds hierom wordt verminderd.
HOOFDSTUK
modaliteiten
XI
–
Terugbetalings-
en
terugvorderings-
De terugbetalings- en terugvorderingsmodaliteiten worden bepaald in
overeenkomst tussen het Fonds en de aanvrager.
de individuele
Algemeen gelden volgende uitgangspunten:
1.Terugbetaling
De financiële ondersteuning van externe ateliers en opleidingsinitiatieven en de door het
Fonds verleende beurzen nemen de vorm aan van een niet-terugbetaalbare steun.
Scenario-, ontwikkelings- en promotiesteun zijn in principe niet terugbetaalbaar, tenzij
onder bepaalde voorwaarden, voorzien in dit Reglement of contractueel bepaald tussen het
Fonds en de aanvrager bij de toekenning van de steun.
Voor alle voltooide creaties die in het reguliere circuit worden geëxploiteerd is de steun wel
terugbetaalbaar: de verleende productiesteun, de eventueel door het Fonds verleende
scenario- en ontwikkelingssteun inbegrepen, wordt terugbetaald uit de netto-ontvangsten
die door het werk worden gegenereerd.
Uit deze netto-ontvangsten wordt aan het Fonds een percentage terugbetaald dat
overeenkomt met de verhouding van de totale door het Fonds verleende steun in de totale
financiering van de creatie, tot de volledige terugbetaling van de totale steun.
Als netto-ontvangsten wordt aangemerkt, elk overschot nadat de eigen inbreng is
gerecupereerd.
Met het oog hierop zal de aanvrager van een productiesteun een
analytische boekhouding voeren.
Eigen inbreng wordt gedefinieerd als de aanvaarde eigen risicofinanciering in kapitaal, de
aanvaarde externe risicofinanciering in kapitaal en intresten en de aanvaarde participaties
23
van de producent, de regisseur en de andere leden van de artistieke, de technische en de
productieploeg. Onder eigen inbreng wordt o.a. niet verstaan: voorverkopen of
distributievoorschotten en sponsoring.
De eventuele uitkeringen van verzekeringsmaatschappijen, die ten goede zijn gekomen
van de aanvrager en dewelke geen onderdeel waren van de financiering van de
productiekosten, worden als een inkomst aangerekend, bij de berekening van de nettoontvangsten.
Bij de toekenning van de steun kan voor bepaalde creaties deze terugbetalingsregeling
worden aangepast of kan een ander recoupmentschema worden gehanteerd, voor zover dit
past binnen de geest van de samenwerkingsovereenkomst met de Vlaamse Gemeenschap.
Het VAF zal het verzoek tot terugvordering gemotiveerd onderbouwen en schriftelijk
bezorgen aan de aanvrager in kwestie.
2. Terugvordering
Terugvordering is in alle gevallen waarin het Fonds steun heeft verleend mogelijk naar
aanleiding van het kennelijk niet of slecht uitvoeren van de verplichtingen van de
aanvrager ten aanzien van het Fonds. De steun is eveneens in zijn geheel of gedeeltelijk
terugvorderbaar indien het project werd stopgezet of indien minder uitgaven dan begroot
werden geboekt.
HOOFDSTUK XII – Verplichte vermeldingen
De Producent verbindt zich ertoe in de titels van het Werk en in alle promotie- en
publiciteitsmateriaal en/ of publicaties en/of informatiemateriaal (inclusief persmappen en
–berichten) over het Werk de steun van het VAF uitdrukkelijk te vermelden, ongeacht de
taal van de communicatie, het territorium waarin deze verspreid wordt, en de vorm (print,
elektronisch). Dit geldt voor zowel bioscoop- als andere vormen van exploitatie (dvd, etc.)
van het Werk. De specifieke modaliteiten hieromtrent worden bepaald in de overeenkomst
tussen het VAF en de aanvrager.
HOOFDSTUK
verspreiding
XIII
–
Niet-commerciële
en
promotionele
De Vlaamse Gemeenschap en het Fonds beschikken over het recht om de door het Fonds
ondersteunde audiovisuele creaties ten vroegste twee jaar na de eerste publieke vertoning
ervan geheel of gedeeltelijk niet-commercieel te verspreiden en publiek mede te delen
voor eenmalige specifieke culturele acties in het buitenland.
Het Fonds beschikt over het recht om de audiovisuele creaties die het ondersteunde
kosteloos publiek geheel of gedeeltelijk mede te delen, te reproduceren en te verspreiden
in het specifieke kader van de promotie-activiteiten die het zelf (in eerste instantie via zijn
promotiecel Flanders Image) organiseert, of waaraan het deelneemt.
HOOFDSTUK XIV – Coaching
1. Het Fonds kan beslissen om bepaalde aanvragers of bij hun project betrokken personen
(hierna algemeen genoemd ‘de betrokkene’) begeleiding aan te bieden (‘optionele
begeleiding’) of op te leggen onder de vorm van coaching (‘opgelegde begeleiding’). De
24
bedoeling van deze coaching is aan de betrokkene - via de tussenkomst van en dialoog
met een ervaren, adviserende professional - bijkomende expertise aan te bieden met als
doel het betrokken project mee in goede banen te leiden.
2. De coaching kan op alle stadia van het creatieproces betrekking hebben, en kan zowel
het artistieke (scenario, regie, animatie, …) als het productionele aspect betreffen.
3. De coach wordt aangesteld in onderling overleg tussen de betrokkene en het Fonds.
4. De coach heeft het recht om, in overleg met de betrokkene en na goedkeuring door het
Fonds, andere externe personen voor ad hoc advies bij de begeleidingsactiviteiten m.b.t.
het project in kwestie te betrekken.
5. De coach wordt door het Fonds vergoed. Deze vergoeding maakt het voorwerp uit van
een individuele overeenkomst tussen het Fonds en de coach. Ook de eventuele vergoeding
van andere externe personen wordt door het Fonds geregeld.
6. De coach kan op generlei wijze aanspraken maken op het door hem begeleide project,
voor wat betreft de materiële of intellectuele eigendomsrechten.
7. De rol van de coach is louter adviserend.
8. Het Fonds is niet aansprakelijk voor de inhoud van het door de coach geleverde advies,
noch voor de eventuele rechtstreekse of onrechtstreekse gevolgen die uit de tussenkomst
van de coach voortkomen.
9. In geval van ontbinding van de individuele overeenkomst tussen het Fonds en de coach,
kan het Fonds niet verplicht worden tot het ter beschikking stellen van een andere coach.
10. Het feit dat een project door het Fonds wordt/werd gecoacht, biedt geen enkele
garantie voor het verwerven van verdere steun vanwege het Fonds voor het project in
kwestie.
11. De betrokkene heeft het recht om publiek mede te delen dat zijn project door het
Fonds wordt gecoacht. Over de inhoud van de coaching mag hij enkel communiceren met
personen die professioneel bij het project betrokken zijn, en dit na samenspraak met de
coach.
12. Het Fonds, incl. de coach, heeft het recht om publiek mede te delen dat het betrokken
project in opdracht van het Fonds wordt gecoacht, met vermelding van de (werk)titel van
het project, de aard van het project, de naam van de coach en die van de betrokkene (incl.
de belangrijkste rechtstreeks bij de realisatie van het project betrokken fysieke en
rechtspersonen). Over de inhoud van de coaching mag het Fonds enkel met de betrokkene
zelf en door de betrokkene toegestane personen communiceren.
13. Ingeval van optionele begeleiding kunnen zowel het Fonds als de betrokkene de
coaching op om het even welk moment stopzetten. In geval van opgelegde begeleiding
kan enkel het Fonds de coaching op om het even welk moment stopzetten. De betrokkene
zelf kan in geval van opgelegde begeleiding enkel op gemotiveerde wijze en mits akkoord
van het Fonds de coaching beëindigen.
HOOFDSTUK XV – Certificaten van Europese coproductie
In uitvoering van het Europees verdrag inzake cinematografische coproductie is het Fonds
de bevoegde autoriteit voor het uitreiken van certificaten van Europese coproductie waarin
de Vlaamse Gemeenschap van België is betrokken.
Het Europees verdrag inzake cinematografische coproductie is van toepassing op
multilaterale coproducties waarbij producenten uit minstens drie verdragslanden zijn
25
betrokken en op bilaterale coproducties tussen producenten uit twee verdragslanden die
geen bilateraal coproductieakkoord hebben afgesloten.
Coproducties die buiten de definitie van het Europees verdrag vallen, worden tot en met
31 december 2012 behandeld door de Administratie CJSM van de Vlaamse Gemeenschap.
Na die datum worden zij door het Fonds behandeld.
Bij een aanvraag voor een voorlopig certificaat van Europese coproductie dienen het
budget en het financieringsplan (beide opgesteld volgens de standaard formulieren van het
Fonds) te worden ingediend bij het Fonds, aangevuld met verantwoordingsstukken.
Bij een aanvraag voor een definitief certificaat van Europese coproductie dienen de
definitieve kostprijs en financieringsplan (beide opgesteld volgens de standaard
formulieren van het Fonds) te worden geattesteerd door de controleur van het VAF (voor
projecten die productiesteun van het VAF genoten hebben) en/of door een onafhankelijk
accountant of bedrijfsrevisor (voor alle projecten).
Het Fonds reikt certificaten van Europese coproductie enkel uit op aanvraag en dit binnen
de 7 werkdagen na ontvangst van alle benodigde documenten.
HOOFDSTUK XVI – De impulspremie
Op alle punten waarover niets specifieks is bepaald in dit Hoofdstuk is de rest van dit
Reglement van toepassing.
1. Algemene omschrijving van de maatregel
Met ‘automatische steun’ wordt algemeen bedoeld: steun die volgens bepaalde regels aan
een aanvrager wordt toegekend, zonder interventie van een beoordelingscommissie of een
jury.
De automatische steunmaatregel krijgt de vorm van een impulspremie, die door een
aanvrager wordt verworven bij het vervullen van welomschreven voorwaarden die verder
in dit Hoofdstuk worden bepaald. Met ‘impulspremie’ wordt bedoeld dat een aanvrager het
recht heeft om een bepaald bedrag, afkomstig van het Fonds, te (her)investeren in een
nieuw audiovisueel creatieproject.
Deze regeling gaat in vanaf 1 januari 2011, behalve voor wat betreft de impulspremie uit
recoupment (zie verder).
2. De verschillende soorten impulspremie
2.1.
Impulspremie voor producenten uit recoupment
1. Hieronder wordt het volgende verstaan: de bedragen die door een producent (met name
de aanvrager die VAF-steun ontving voor een bepaald audiovisueel werk) contractueel aan
het VAF worden terugbetaald uit de exploitatie-inkomsten op dat audiovisueel werk,
worden door het Fonds voor de betrokken producent gereserveerd met het oog op
investering in een nieuw project, geproduceerd door dezelfde producent. Deze
impulspremie wordt dan aanzien als eigen inbreng van de producent in het nieuwe project.
2. Deze investering kan de vorm aannemen van scenario-, ontwikkelings- of productiesteun. Deze soorten steun worden omschreven in dit Reglement.
3. De aangewende impulspremie voor producenten op basis van hun terugbetalingen aan
het VAF zal niet in mindering worden gebracht van de door het Fonds toegekende
26
‘selectieve’ steun voor een hetzelfde project, binnen de krijtlijnen zoals voorzien onder dit
Hoofdstuk, hoofding 3: Algemene Voorwaarden, punten 4, 5 en 6.
4. De producent kan deze impulspremie naar eigen inzicht maar ondergeschikt aan
welomschreven regels uitoefenen ter investering in één of meerdere nieuwe projecten.
5. Het nieuwe project wordt bij herinvestering van een bedrag uit de voor de producent
gereserveerde recoupment getoetst op zijn formele ontvankelijkheid. Bij goedkeuring door
de Raad van Bestuur van het Fonds kan de impulspremie voor dit nieuwe project worden
ingezet en zal deze goedkeuring verder financieel worden afgehandeld zoals iedere andere
door het VAF toegekende steun. Voor alle andere (lees: selectieve) steun zal dit project
wel binnen het gewone beoordelingssysteem van het Fonds worden behandeld.
6. Het inzetten van een impulspremie voor een nieuw project geeft geen verworven recht
op selectieve steun.
7. Deze vorm van impulspremie gaat in vanaf 1 januari 2012, met dien verstande dat
enkel audiovisuele werken die voor het eerst werden/worden geëxploiteerd na 31
december 2011 voor deze regeling in aanmerking komen. Voor werken die tussen 1
januari 2011 en 31 december 2011 voor het eerst werden geëxploiteerd, geldt de oude
regeling, nl.: de producent van een bepaald, door het Fonds ondersteund majoritair
Vlaams audiovisueel werk, heeft recht op een impulspremie, indien in de filmzalen op het
Belgisch grondgebied meer dan 125.000 betalende toeschouwers met dit audiovisueel
werk werden bereikt. Deze laatstgenoemde regeling volgt verder de modaliteiten van de
regeling voor producenten op basis van buitenlandse artistieke erkenning, zoals
omschreven in punt 2.3.2. van dit Hoofdstuk.
2.2.
Impulspremie voor scenaristen en regisseurs op basis van het aantal betalende
toeschouwers in filmzalen op het Belgisch grondgebied.
1. De scenarist en regisseur van een bepaald, door het Fonds ondersteund majoritair
Vlaams audiovisueel werk, hebben recht op een impulspremie, indien in de filmzalen op
het Belgisch grondgebied meer dan 125.000 betalende toeschouwers met dit audiovisueel
werk werden bereikt.
2. De impulspremie krijgt in dit geval de vorm van een scenariopremie en/of scenario
onderdeel van een ontwikkelingspremie. Deze premie kan enkel worden gebruikt voor
nieuwe, eigen projecten binnen dezelfde categorie als diegene op basis waarvan de
impulspremie werd toegezegd. De categorieën van audiovisuele werken die het VAF
ondersteunt, worden omschreven in dit Reglement.
3. Het nieuwe project wordt bij opvraging van de impulspremie getoetst op zijn formele
ontvankelijkheid. Bij goedkeuring door de Raad van Bestuur van het Fonds kan de
impulspremie voor dit nieuwe project worden ingezet en zal deze goedkeuring verder
financieel worden afgehandeld zoals iedere andere toegekende steun. Voor alle andere
(lees: selectieve) steun zal dit project wel binnen het gewone beoordelingssysteem van het
VAF worden behandeld.
4. Deze vorm van impulspremie wordt aanzien als een voorschot op de reguliere VAFsteun maar geeft geen verworven recht op selectieve steun.
5. Deze regeling is van toepassing of audiovisuele werken die gereleased werden na 31
december 2010.
6. De scenarist en de regisseur hebben elk afzonderlijk recht op ondervermelde premies.
7. De bedragen (de onderstaande formaten en categorieën hebben betrekking op het
audiovisueel werk waarmee de impulspremie wordt verworven):
1.
Middellange film:

Animatie: € 7.500
27



2.
Documentaire: € 7.500
Fictie: € 7.500
FilmLab: € 7.500
Lange film:




Animatie: € 12.500
Documentaire: € 12.500
Fictie: € 12.500
FilmLab: € 12.500
In geval van co-auteurschap op het vlak van scenario en/of regie, geven de
bestemmelingen aan het VAF een verdeelsleutel op. In geval scenarist en
regisseur dezelfde persoon zijn, heeft deze recht op 2 premies, aan te wenden
binnen de krijtlijnen zoals voorzien in hoofding 3 van dit Hoofdstuk, Algemene
voorwaarden, punten 4, 5 en 6.
2.3.
Impulspremie voor scenaristen,
buitenlandse artistieke erkenning
regisseurs
en
producenten
op
basis
van
1. Onder buitenlandse artistieke erkenning wordt verstaan: het audiovisueel werk van een
scenarist, regisseur en producent beantwoordt aan een lijst van festivalselecties en prijzen,
die erop wijst/wijzen dat het werk een bijzondere uitstraling heeft gehad op het
internationale forum. In dat geval wordt door het Fonds aan de scenarist, regisseur en
producent een impulspremie toegekend met het oog op investering in één of meerdere
nieuwe projecten. Deze lijst van festivalselecties en prijzen die in aanmerking komen,
wordt jaarlijks geactualiseerd en publiek gemaakt op de website van het Fonds.
2. Het nieuwe project wordt bij opvraging van de impulspremie getoetst op zijn formele
ontvankelijkheid. Bij goedkeuring door de Raad van Bestuur van het Fonds kan de
impulspremie voor dit nieuwe project worden ingezet en zal deze goedkeuring verder
financieel worden afgehandeld zoals iedere andere toegekende steun. In alle verdere
stadia zal dit project wel binnen het gewone beoordelingssysteem van het Fonds worden
behandeld.
3. Deze regeling gaat in voor werken die na 31 december 2010 beantwoord(d)en aan
hoger vermelde lijst.
2.3.1. Regeling voor scenaristen en regisseurs
1. De impulspremie krijgt in dit geval de vorm van een scenariopremie en/of scenario
onderdeel van een ontwikkelingspremie. Deze premie kan enkel worden gebruikt voor
nieuwe, eigen projecten binnen dezelfde categorie als diegene op basis waarvan de
impulspremie werd toegezegd. Indien deze premie wordt ingezet voor een korte film,
betekent dit dat er bij de automatische steun, in tegenstelling tot de selectieve steun, wel
een scenariopremie kan worden verleend in de bestaande categorieën, of – voor fictie en
documentaire - een scenario-onderdeel binnen de ontwikkeling (voor animatie bestaat de
ontwikkelingspremie wel bij de selectieve steun).
2. Deze vorm van impulspremie wordt aanzien als een voorschot op de reguliere VAFsteun maar geeft geen verworven recht op selectieve steun.
3. De scenarist en de regisseur hebben elk afzonderlijk recht op ondervermelde premies.
4. De bedragen (de onderstaande formaten en categorieën hebben betrekking op het
audiovisueel werk waarmee de impulspremie wordt verworven):
1) Korte film:


Animatie: € 3.000
Documentaire: € 3.000
28


Fictie: € 3.000
FilmLab: € 3.000
2) Middellange film:




Animatie: € 7.500
Documentaire: € 7.500
Fictie: € 7.500
FilmLab: € 7.500
3) Lange film:




Animatie: € 12.500
Documentaire: € 12.500
Fictie: € 12.500
FilmLab: € 12.500
In geval van co-auteurschap op het vlak van scenario en/of regie, geven de
bestemmelingen aan het VAF een verdeelsleutel op. In geval scenarist en
regisseur dezelfde persoon zijn, heeft deze recht op 2 premies, aan te wenden
binnen de krijtlijnen zoals voorzien in hoofding 3 van dit Hoofdstuk, Algemene
voorwaarden, punten 4, 5 en 6.
2.3.2. Regeling voor producenten
1. De impulspremie krijgt in dit geval de vorm van een voorschot op een
ontwikkelingspremie. Deze premie kan enkel worden gebruikt voor nieuwe, eigen projecten
binnen dezelfde categorie als diegene op basis waarvan de impulspremie werd toegezegd.
Dit betekent dat er bij de automatische steun, in tegenstelling tot de selectieve steun, wel
een ontwikkelingspremie kan worden verleend aan korte fictiefilms en korte documentaires
(voor animatie bestaat de ontwikkelingspremie wel bij de selectieve steun).
2. Deze vorm van impulspremie wordt aanzien als een voorschot op de reguliere VAFsteun maar geeft geen verworven recht op selectieve steun.
3. De bedragen (de onderstaande formaten en categorieën hebben betrekking op het
audiovisueel werk waarmee de impulspremie wordt verworven):
1) Korte film:




Animatie: € 3.000
Documentaire: € 3.000
Fictie: € 3.000
FilmLab: € 3.000
2) Middellange film:




Animatie: € 15.000
Documentaire: € 15.000
Fictie: € 15.000
FilmLab: € 15.000
3) Lange film:




Animatie: € 25.000
Documentaire: € 25.000
Fictie: € 25.000
FilmLab: € 25.000
29
3. Algemene voorwaarden
1. De impulspremie, met uitzondering van de impulspremie op basis van recoupment, kan
enkel worden verworven op basis van majoritair Vlaamse audiovisuele werken. De term
‘majoritair Vlaams’ wordt gedefinieerd in dit Reglement. Het betreft hier in alle gevallen
impulspremies verworven met audiovisuele werken die door het VAF/Filmfonds financieel
werden ondersteund.
2. Elke vorm van impulspremie kan enkel worden aangewend voor een nog te realiseren
project. Het bedrag wordt door het Fonds voor de bestemmeling gereserveerd, tot deze
een aanvraagdossier m.b.t. een nieuw, eigen project voorlegt dat voldoet aan de
gebruikelijke normen van het VAF bij reguliere steunaanvragen.
3. Het nog te realiseren project moet passen binnen de door het VAF/Filmfonds voorziene
creatiecategorieën en formaten.
4. Bij het aanwenden van de impulspremie voor scenario of ontwikkeling, mogen de
selectieve en automatische steun gecumuleerd worden, maar slechts tot de gangbaar door
het VAF gehanteerde bedragen op het moment van de indiening van het aanvraagdossier.
5. Bij het aanwenden van de impulspremie voor productie (i.e. impulspremie uit
recoupment), mogen de selectieve en automatische steun gecumuleerd worden, maar
slechts tot de in de Hoofdstuk I voorziene maximumbedragen.
6. De selectieve en automatische steun mogen bij cumulatie de steunpercentages
(steunintensiteit) voorzien in Hoofdstuk II niet overschrijden.
7. De via de impulspremie ontvangen steun volgt, zoals de selectieve steun, alle
betreffende regels die zijn opgenomen in het Reglement en de individuele overeenkomsten
tussen het Fonds en de aanvrager (b.v. indiening technisch dossier, betalingen in schijven,
controles, …). Dit betekent ook dat het ontwikkelings- en productiebudget moeten zijn
opgemaakt volgens de door het Fonds gehanteerde normen.
8. De impulspremie blijft behouden voor een periode van 3 jaar, met mogelijkheid tot
verlenging in onderling akkoord met het Fonds. Na het verstrijken van de voorziene
termijn, worden de gereserveerde bedragen toegevoegd aan de middelen van het Fonds,
bestemd voor de ondersteuning van creatie. De periode van 3 jaar gaat in op de dag
waarop de voorwaarde voor het verwerven van een impulspremie is vervuld (b.v. voor een
festivalprijs- of selectie is dat de eerste dag van het festival, voor het minimum aantal
bioscoopbezoekers de dag waarop dit aantal werd bereikt, voor de recoupment de
contractueel vastgelegde terugbetalingstermijnen).
9. De verschillende vormen van impulspremie kunnen niet worden gecumuleerd wat
betreft het verwerven ervan. Ingeval een scenarist/regisseur/producent voor eenzelfde
audiovisueel werk voor meerdere vormen van impulspremie in aanmerking komt, wordt
hem het meest gunstige regime toegestaan. Wat de besteding ervan betreft, kan de
impulspremie, verworven uit verschillende audiovisuele werken, wel worden gecumuleerd
binnen de krijtlijnen zoals bepaald in de punten 4, 5 en 6 van deze hoofding. Andersom
kan een impulspremie ook worden geïnvesteerd in meerdere nieuwe projecten.
10. Vanaf het ogenblik dat een producent een aanvraagdossier m.b.t. de besteding van
een impulspremie op basis van erkenning in het buitenland, voor een nieuw project heeft
ingediend, gelden de regels die met deze premie gepaard gaan. Indien de impulspremie op
basis van recoupment achteraf de eerste impulspremie blijkt te overtreffen, dan gelden de
regels die gepaard gaan met de impulspremie op basis van recoupment enkel voor het
verschil tussen beide bedragen.
11. De invoering van de impulspremie belet niet dat het Fonds nog steeds
terugbetalingsregelingen kan afsluiten voor specifieke projecten, die geheel of gedeeltelijk
buiten het systeem van de impulspremie vallen. Deze kunnen aanzien worden als een
verstrenging van de terugbetalingsregeling.
30
12. De impulspremie dient bij het Fonds te worden aangevraagd met een specifiek hiertoe
opgesteld aanvraagformulier. Dit kan op om het even welk ogenblik, te tellen vanaf het
ogenblik waarop de condities voor het verwerven van de betrokken impulspremie werden
vervuld, binnen de termijn voorzien in punt 8 van deze hoofding. De Raad van Bestuur van
het VAF neemt in principe op de eerstvolgende bijeenkomst na de indiening – voor zover
de aanvraag volledig en ontvankelijk is - zijn beslissing.
13. De impulspremie kan niet worden aangewend als scenariopremie voor korte films (alle
categorieën). In voorkomend geval kan de impulspremie wel worden aangewend als
voorschot op een productiepremie of – in geval van animatie – op een ontwikkelings- of
productiepremie.
HOOFDSTUK XVII – Premies voor distributie buiten de
Vlaamse markt
1. Om de distributie buiten de Vlaamse markt te verbreden en de marktmogelijkheden van
majoritair Vlaamse filmproducties (live-actionfilms, documentaires en animatie) te
verbeteren, kan het Fonds beslissen om de bioscooprelease hiervan in specifieke territoria
buiten de thuismarkt te ondersteunen. Het gaat hier om een selectief systeem.
2. Alleen de distributie van recent geproduceerde speelfilms, documentaires of
animatiefilms in bioscopen uitbrengen, komen in aanmerking voor de steun. Zij kunnen
deze steun enkel via met de Belgische hoofdproducent van de film aanvragen.
3. Deze premie is geenszins bedoeld als een terugbetaling van de door de distributeur
betaalde minimumgarantie. Zij dient volledig aangewend te worden om de bioscooprelease
van de film meer zichtbaarheid te geven en te verbreden, en de film beter op de markt te
positioneren.
4. In het geval van distributie in het buitenland moeten de distributierechten binnen 24
maanden na de wereldpremière / de eerste publieke vertoning van de film aangekocht
worden; de zaalrelease waarvoor steun wordt aangevraagd moet binnen 18 maanden na
ondertekening van de distributieovereenkomst plaatsvinden.
5. De steun kan alleen voor een specifiek territorium worden toegekend op voorwaarde dat
de film geen andere distributiesteun van derde overheidspartijen, zoals het MEDIA
Programma van de Europese Commissie, voor dat specifieke grondgebied heeft ontvangen.
6. Het territorium zoals omschreven in de distributieovereenkomst wordt als één geheel
beschouwd. Per territorium en per film kan er slechts één aanvraag worden ingediend.
7. In het geval van distributie van documentaires van lange speelduur in de Verenigde
Staten van Amerika, specifiek met het oog op Oscarkwalificatie, kan de hoofdproducent
van het majoritair Vlaamse werk de premie van maximum 25.000 euro zelf (m.a.w. zonder
distributeur) aanvragen. Dit op voorwaarde dat de documentaire een volgens het VAF
prioritair festival heeft gewonnen en tevens voldoet aan alle verdere door de Academy of
Motion Picture Arts and Sciences gestelde regels
(oscars.org/awards/academyawards/rules/).
8. Een steunaanvraag is op elk ogenblik mogelijk, op voorwaarde dat het Fonds de
betreffende aanvraag minstens twee maanden voor de geplande release van de film heeft
ontvangen. Deze dient door de majoritair Vlaamse producent te gebeuren. De documenten
die moeten worden voorgelegd, zijn opgenomen in het aanvraagformulier op de website
www.vaf.be. De aanvraag gebeurt in het Nederlands, de door de distributeur aan te
leveren documenten mogen in het Engels of Frans zijn. Alleen volledige aanvragen worden
behandeld.
9. De aanvraag bestaat uit:
1) een ingevuld aanvraagformulier ondertekend door de Belgische hoofdproducent van
31
de film, met inbegrip van de bijlagen;
2) een verklaring, in het geval van buitenlandse distributie, van de sales agent of
Belgische hoofdproducent dat de aanvrager / verdeler aan alle financiële
verplichtingen heeft voldaan;
3) een kopie van de ondertekende, definitieve distributieovereenkomst voor het
betreffende grondgebied, voorzien van een verklaring waarin alle partijen
bevestigen dat deze overeenkomst finaal is ongewijzigd blijft na toekenning van
distributiesteun
4) een door de distributeur opgemaakt financieel plan en budget voor de release van
de film;
5) een bindend, door de distributeur opgesteld distributieplan met een duidelijk
omschreven doelgroep en strategie, waarin in het bijzonder wordt aangegeven
wanneer, waar en op hoeveel kopieën de film wordt uitgebracht, en voor welke extra
distributiekosten steun nodig is. Voor buitenlandse distributie wordt in principe alleen
steun aangeboden voor extra distributiekosten die de reeds geplande,
basisdistributiestrategie van de buitenlandse distributiemaatschappij overschrijden.
10. De steun wordt uitgekeerd aan de Vlaamse hoofdproducent of, in opdracht van de
Vlaamse hoofdproducent, aan de distributeur. Deze steun is in principe niet
terugbetaalbaar. Het steunbedrag per film en per territorium bedraagt maximum €
25.000.
11. De buitenlandse distributiesteun kan nooit meer dan 100% van de minimumgarantie
voor het volledige territorium bedragen. De door de distributeur in geld betaalde garantie
dient minimaal 5.000 euro te bedragen.
12. Het totale steunbedrag voor buitenlandse distributie kan nooit meer dan 50% van de
effectieve distributiekosten bedragen. In het geval van meerstemmige dubbing van een
live-actionfilm kan de steun tot maximum 50% van het effectieve dubbingbudget oplopen,
ongeacht de door de distributeur betaalde minimumgarantie. Het steunbedrag per film en
per territorium bedraagt ook hier maximum € 25.000.
13. De distributiekosten mogen enkel de nettokosten dekken die tot vier maanden voor en
tot twee maanden na de release van de film in de bioscopen van het territorium zijn
gemaakt. In de context van deze richtlijnen worden met nettokosten enkel en alleen de
directe distributiekosten exclusief btw bedoeld; distributiegaranties of overheadkosten die
binnen dezelfde bedrijvengroep zijn gemaakt, komen niet in aanmerking.
14. Als het gevraagde bedrag niet volledig wordt toegekend, zal het volledige
distributieconcept waarop de aanvraag is gebaseerd, met de concreet toegekende steun, in
principe bindend blijven voor de distributeur.
15. In principe krijgt de aanvrager van buitenlandse distributiesteun 40 % van het
toegekende bedrag bij het afsluiten van de overeenkomst, samen met een
toezeggingsbrief (letter of commitment) voor de rest van de toelage. Het saldo wordt
betaald wanneer de definitieve verrekening van de totale distributiekosten wordt
voorgelegd, inclusief kopieën van alle bewijsstukken (facturen en bestellingen) en
materialen (zoals opgesomd in punt 14). De definitieve afrekening dient binnen de 12
maanden na de aanvang van de release te gebeuren.
16. Als de distributiemaatregelen waarop de steunaanvraag is gebaseerd, qua bereik en/of
bedrag niet worden gehaald, heeft het Fonds het recht om de overeengekomen steun in
verhouding te verminderen en/of het te veel betaalde bedrag terug te vorderen, of om de
volledige overeenkomst zonder voorafgaande kennisgeving op te zeggen en de intussen
betaalde steun terug te vorderen.
Hetzelfde geldt als de definitieve buitenlandse release van de gesteunde film niet uiterlijk
binnen het jaar na het afsluiten van de aankoop van de film plaatsvindt.
17. De aanvrager van de steun stemt ermee in om het Fonds volgende items te leveren:
1. één kopie van elk item publiciteitsmateriaal dat voor de release van de film wordt
gebruikt (bv. posters, flyers, ‘standees’, uitnodigingen, etc.);
2. vijf Blurays van de volledige film in de versie van het land (i.e. met ondertitels,
32
3.
dubbing…). Het Fonds mag deze gebruiken voor niet-commerciële voorstellingen,
na de initiële commerciële release van de creatie en enkel na voorafgaand overleg
met de rechtenhouder of distributeur in het territorium (culturele rechten);
één volledig, digitaal exploitatierapport met de belangrijkste persknipsels,
mediafragmenten enz. Dit moet uiterlijk samen met de definitieve verrekening van
de film worden bezorgd.
18. Het Vlaams Audiovisueel Fonds/Flanders Image moet in alle media als partner worden
vermeld; met name het logo van Flanders Image moet in alle publiciteitsmaterialen
worden opgenomen.
19. Als er een galapremière voor de film wordt georganiseerd, stemen de producent en de
distributeur ermee in om 10 zitplaatsen aan het Fonds toe te kennen. Hij zal het Fonds
uiterlijk drie weken voor de galapremière op de hoogte brengen. Ook hier garandeert de
distributeur zichtbaarheid door bv. logovermelding op de uitnodiging.
20. Vanaf de bioscooprelease verplicht de producent er zich toe om wekelijks verslagen
naar [email protected] te sturen met het actuele totaal aantal bezoekers; de totale
bruto box office; het totaal aantal vertoningen; en het aantal bioscoopschermen van die
week. Op het einde van de zaalcarrière van de film stuurt hij ook de definitieve
totaalcijfers (bezoekers en bruto box office) door. Telkens aan het einde van de eerste drie
kalenderjaren volgende op de start van de release zal hij ook de eerste totaalcijfers van de
release op dvd / bluray en video on demand doorgeven, alsook de televisiekijkcijfers
(aantal + marktaandeel). Het Fonds mag deze data geheel of deels in zijn jaarverslagen en
andere rapporten opnemen.
21. Met het oog op de bredere verspreiding van Vlaamse audiovisuele creaties in Brussel
en Franstalig België kan de hoofdproducent van een majoritair Vlaamse speelfilm hier
onder specifieke voorwaarden distributiesteun voor aanvragen.
Films die in aanmerking komen moeten ook in Vlaanderen een brede release krijgen,
waaronder wordt verstaan:
o de film moet simultaan in commerciële release gaan in minstens vijf
Vlaamse steden;
o per bioscoop moet de film voor een volledig weekprogramma zijn
geprogrammeerd;
22. De release in Franstalig België moet simultaan met Vlaanderen en Brussel verlopen,
met een toegestane afwijking van maximum twee weken;
23. De film moet gelijktijdig, en dit minimaal 1 week, in een commerciële bioscoop
uitkomen in:
o een centrumbioscoop in Brussel19;
o én minstens drie (3) van de volgende steden: Aarlen, Bergen, Braine
L’Alleud, Charleroi, Doornik, Louvain-la-Neuve, La Louvière, Luik, Namen,
Verviers, Waver;
Per Franstalige stad moet de film tijdens de eerste twee weken van release ten minste 28
voorstellingen tellen (aantoonbaar met borderellen en in de media gepubliceerde
programmatie);
24. De distributiepremie van maximum 15.000 euro per film dient aangewend te worden
voor:
de aanmaak van additionele DCP’s die worden ingezet in Franstalig België;
de vergoeding van de virtual print fees (VPF) van de eerste weken in release in
Brussel19 en Franstalig België;
het verplicht inhuren van een freelance persattaché die instaat voor:
o redactie van het Franstalig persmateriaal (persmap, persberichten, ev.
EPK, …);
o het proactief informeren over de film van de Franstalige pers en media;
o het proactief pitchen van interviews/verhalen/… aan de Franstalige media;
o de organisatie en opvolging van persvertoningen en -junkets specifiek
bedoeld voor de Franstalige pers/media;
o begeleiding van talent bij eventuele avant-premières/cast & crew tour in
Franstalig België;
33
-
o eventuele assistentie bij het zoeken van Franstalige mediapartners;
aanmaak van Franstalige teaser, trailer, commercial indien de montage hiervan
wezenlijk verschilt van de in Vlaanderen ingezette versies;
eventuele extra acties voor zichtbaarheid in lokale media in Franstalig België.
25. Volgende basiskosten komen niet in aanmerking voor de distributiepremie:
productieproces van het initiële 'moeder' DCP bestand (waarvan kopieën worden
gemaakt);
aanmaak van Franstalige ondertiteling of dubbing;
ontwerp en/of productie van Franstalige posters, postkaarten, leaflets, P.O.S.
materialen en andere basiskosten gerelateerd aan de release van een film.
26. De uitbetaling van de distributiepremie gebeurt in één keer, aan de Vlaamse
hoofdproducent, nadat binnen de zes weken na release van de film in Franstalig België een
gedetailleerd overzicht wordt gegeven dat uit volgende elementen (digitaal) bestaat:
overzicht van de pers- en mediacampagne;
het aangemaakte Franstalige persmateriaal;
advertenties en gepubliceerde programmatie van de bioscopen;
een digitaal overzicht van recensies, interviews, items in de Franstalige media;
een wekelijks overzicht van de bezoekresultaten per bioscoop a.h.v. borderellen
(dit tot aan het einde van de carrière van de film)
een afrekening met bewijsmateriaal (digitaal)
27. Aanvragers die hun verplichtingen jegens het Fonds niet of herhaaldelijk te laat of in
onvoldoende mate nakomen, kunnen van alle toekomstige steun worden uitgesloten.
28. In het geval van bijzondere omstandigheden (zoals bv. bij een Oscarnominatie) kan de
Vlaamse minister van Cultuur op basis van een voorstel van het Fonds beslissen om een
uitzonderlijke financiële ondersteuning toe te kennen.
HOOFDSTUK XIX – Tussenkomsten in reiskosten
1. De tussenkomst in de transportkosten door het Fonds is een regeling die naast de
tussenkomst in de promotiekosten wegens ‘uitzonderlijke omstandigheden’ bestaat.
In het geval er ook een aanvraagdossier voor promotiesteun wegens ‘uitzonderlijke
omstandigheden’ wordt ingediend, en beide aanvragen positief worden beoordeeld, zullen
de twee in één overeenkomst met het Fonds worden vastgelegd.
2. Komen voor ondersteuning in aanmerking:
De door het VAF als majoritair ondersteunde audiovisuele creaties die officieel
uitgenodigd worden voor de selectie van een belangrijk internationaal filmfestival;
Het gaat om recente creaties die op het ogenblik van vertoning op het festival niet
ouder mogen zijn dan 12 maanden. (Er wordt hiervoor vanaf de dag van de
wereldpremière gerekend, m.a.w. de eerste publieke vertoning van de creatie in de
bioscoop of in het kader van een festival.)
3. De tussenkomst kan pas aangevraagd worden nadat de aanvrager volledig in orde is
met de filmfiche op flandersimage.com (deze dient volledig ingevuld en voorzien te worden
van illustratiemateriaal in de correcte formaten) en met het opladen van de volledige
creatie op screener.be.
4. De tussenkomst in de reiskosten dient vooraf en per festival aangevraagd. Dit gebeurt
per mail ([email protected]).
Deze aanvraag is steeds voorzien van a) een scan van de officiële uitnodiging van het
festival, waarin duidelijk de bijdrage van het festival in de reis en/of verblijfskosten staat
vermeld; b) een gedetailleerde kostenraming; en c) een motivatie van de aanvrager
(d.w.z. dat de aanvrager duidelijk aangeeft wat deze beoogt met de aanwezigheid en hoe).
5. Per in aanmerking komend festival wordt er slechts één (gecombineerde) aanvraag per
film aanvaard (zie hiervoor ook 16A en 16B van dit hoofdstuk).
34
Onvolledige aanvragen worden niet behandeld.
6. De afrekening gebeurt in twee schijven:
75% bij ondertekening van de overeenkomst;
het saldo (max. 25%) na indiening van a) een gedetailleerde eindafrekening
voorzien van b) alle bewijsmateriaal (facturen) en c) een bondig verslag van de
aanwezigheid op het festival, opgemaakt door de aanvrager (zie afzonderlijke
vragenlijst);
7. De afrekening kan alleen gebeuren na inzending van alle gevraagde documenten. Dit
dient binnen de drie maanden na ondertekening van de overeenkomst te gebeuren. Indien
de aanvrager dit nalaat zal ook het voorschot van 75% worden teruggevorderd.
Niet gebruikte voorschotten dienen bij afrekening volledig te worden terugbetaald.
8. Zowel tussenkomst in reiskosten als promotiesteun kan pas aangevraagd worden nadat
de aanvrager volledig in orde is met:
de filmfiche op flandersimage.com (deze dient volledig ingevuld en voorzien van
illustratiemateriaal in de correcte formaten);
het leveren van de vereiste materialen (in het correcte formaat, en minstens met
Engelse ondertiteling) voor toevoeging van het volledige werk aan screener.be;
het leveren van minstens vijf van de 10 contractueel te bezorgen screener dvd’s
(Engels ondertiteld).
9. Van de aanvrager wordt verwacht dat deze in contact staat met Flanders Image i.v.m.
de geplande strategie.
10. In het aanvraagdossier promotiesteun wegens uitzonderlijke omstandigheden dient
duidelijk te worden aangegeven dat a) de indieners afzonderlijk een tussenkomst in de
transportkosten aanvragen.
11. Per diems (maximum €60/dag), alsook het niet door het festival gecoverde deel van
het hotelverblijf (excl. extra kosten zoals telefoon, minibar, room service, etc.) kunnen via
de regeling ‘uitzonderlijke omstandigheden’ worden ingebracht – indien de selectie
hiervoor in aanmerking komt.
12. De tussenkomst in reiskosten voorzien onder lijst B. is niet cumuleerbaar met deze
voorzien onder lijst A (zie onder punt 15.).
13. Het totale jaarbudget dat voorzien werd voor de tussenkomst in reiskosten is beperkt.
In een bepaald stadium kan er voorrang worden gegeven aan wereld- en internationale
premières, en/of tot aanpassing van de voorwaarden en per audiovisuele creatie ter
beschikking gestelde bedragen.
14. Er worden geen uitzonderingen op deze regels toegestaan*. Mochten bepaalde in deze
voorlopige regeling opgenomen formuleringen alsnog voor interpretatie vatbaar zijn, dan
neemt het Dagelijks Bestuur van het Fonds hierover een finale beslissing. * Voor selecties
voor bijzondere festivals en evenementen (bv. Oscarinzending/nominatie) kan de Vlaamse
minister van Cultuur, op voorstel van het Fonds, vrij beslissen tot een uitzonderlijke
tussenkomst.
15. Tussenkomsten in reiskosten kunnen pas aangevraagd worden nadat de aanvrager
volledig in orde is met de filmfiche op flandersimage.com (deze dient volledig ingevuld en
voorzien te worden van illustratiemateriaal in de correcte formaten).
16. Jaarlijks publiceert het Fonds een lijst van festivals en evenementen die in aanmerking
komen voor deze tussenkomst. Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen algemene
festivals en festivals die in aanmerking komen voor de Academy Awards en de European
Film Awards.
A. Algemene festivals
De tussenkomst bedraagt – voor zover niet terugbetaald door het festival:
- selectie in officiële competitie: 100% van de internationale reiskosten
35
(excl. hotel), met een maximum van €1000 per persoon en festival, voor
maximaal drie personen (de regisseur, de majoritair Vlaamse (co)producent,
de scenarist, een lid van de belangrijkste Vlaamse hoofdcast);
- selectie buiten competitie: 65% van de internationale reiskosten (excl.
hotel), met een maximum van €650 per persoon/festival voor maximaal drie
personen (regisseur, de producent, de scenarist, een lid van de belangrijkste
Vlaamse hoofdcast);
Onder competitie wordt verstaan: een duidelijk omkaderd onderdeel van het
officiële of hoofdprogramma waarbij een door de festivalorganisatie specifiek
aangestelde jury een bepaalde selectie films beoordeelt en bekroont met de
officiële festivalprijzen. (Een publieksprijs wordt niet als een officiële
competitie beschouwd.)
De op de generiek vermelde functie van een persoon dient als basis voor het
al dan niet toekennen van de tussenkomst. (In het geval van minderjarigen,
kan het VAF ook tussen komen in de reiskosten van één ouder of voogd.)
Maxima per creatie
Per audiovisuele creatie van lange speelduur (+ 60min) ligt de maximum
tussenkomst per jaar op €5.000. Voor creaties van kortere speelduur ligt het
jaarlijkse maximum op €2.500.
Er wordt daarbij rekening gehouden met al eerder via CJSM of van een andere
overheid ontvangen tussenkomsten in de reiskosten voor een film.
B. Festivals die in aanmerking komen voor de Academy Awards en/of
de European Film Awards
De tussenkomst bedraagt – voor zover niet terugbetaald door het festival:
maximum €500 per festival binnen Europa; maximum €1.000 per festival
buiten Europa (voor ticket van regisseur, exclusief verblijf). Het maximum per
creatie werd vastegelegd op €2.500.
Het gaat hier alleen om films geselecteerd voor een competitie waarvan de
winnende film(s) automatisch op de longlist komt (komen) te staan van de
Academy Awards, of automatisch genomineerd wordt voor de European Film
Awards.
HOOFDSTUK XX - Slotbepalingen
1. De steun wordt verstrekt binnen de middelen van het Fonds.
2. De verleende steun moet aangewend worden voor het doel waarvoor hij werd verleend.
3. In alle gevallen waarin de statuten, de samenwerkingsovereenkomst met de bijlage, de
statuten van het Fonds of dit Reglement niet voorzien, beslist de Raad van Bestuur van het
Fonds.
4. De Raad van Bestuur kan in incidentele gevallen om zwaarwichtige redenen afwijken
van dit Reglement en eventuele hierop gebaseerde uitvoeringsreglementen.
5. Vanaf het moment van inwerkingtreding van een wijziging van dit Reglement, worden
de aanvragen voor financiële steun alsmede andere aanvragen overeenkomstig het
gewijzigde Reglement afgehandeld.
36