Nieuwsbrief Arbeidsrecht - Holland Van Gijzen Advocaten en

April 2014
Nieuwsbrief
Arbeidsrecht
In de nieuwsbrief Arbeidsrecht van de sectie arbeidsrecht van HVG
willen wij u op korte en bondige wijze informeren over recente
rechtspraak, wetgeving en actuele ontwikkelingen op het gebied
van het arbeidsrecht en het medezeggenschapsrecht
Inhoudsopgave:
1.
2.
3.
Koper van een entiteit met zieke werknemer is gebonden aan loonsanctie
Schadevergoeding voor het tussentijds opzeggen van een nulurencontract
Vergaande vergewisplicht werkgever bij ‘verpayrolling’ van een
werknemer
1.
Koper van een entiteit met zieke werknemer is gebonden aan
loonsanctie
Op 4 maart 2014 heeft het Hof Den Bosch zich uitgelaten over het volgende.
De werknemer is in 2005 bij zijn werkgever in dienst getreden in de functie van chauffeur. De
werkgever heeft meerdere vestigingen maar de werknemer werkte altijd vanuit dezelfde locatie. In
augustus 2009 is de werknemer arbeidsongeschikt geworden en is sindsdien niet meer geschikt
voor zijn eigen werkzaamheden.
Met ingang van 1 januari 2011 heeft de werkgever het merendeel van de activiteiten van de
vestiging van waaruit de werknemer ook altijd zijn werkzaamheden uitvoerde verkocht aan een
andere (verkrijgende) onderneming. Deze verkrijger heeft (een groot deel van) het klantenbestand
en het personeelsbestand overgenomen waaronder al het rijdend personeel, behalve de werknemer
en nog twee andere chauffeurs. De werkgever heeft met de verkrijger afgesproken dat de
werknemer gedurende zijn arbeidsongeschiktheid nog in dienst zou blijven bij de werkgever en dat
zodra de werknemer 100% arbeidsgeschikt zou zijn, de werknemer bij de verkrijger in dienst zou
treden.
In januari en februari 2011 heeft werkgever aan werknemer loon betaald maar vanaf maart 2011
heeft de werkgever de loondoorbetaling gestaakt. De werknemer heeft zich gewend tot de verkrijger
voor de uitbetaling van zijn salaris en stelde zich op het standpunt dat hij vanwege een overgang
van onderneming van rechtswege in dienst was getreden bij de verkrijger. De verkrijger heeft echter
geweigerd het loon te betalen.
In juni 2011 heeft de werknemer een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV heeft de uitkering
opgeschort en heeft de verplichting van zijn werkgever tot doorbetaling van loon verlengd tot 23
augustus 2012 in verband met het niet hebben voldaan aan de re-integratieverplichtingen. De vraag
die onder andere voorligt is of een koper van een onderneming zich moet houden aan de loonsanctie
die is opgelegd na de verkoop van de onderneming. Het Hof Den Bosch oordeelde van wel.
In de eerste plaats is volgens het Hof Den Bosch sprake van een overgang van onderneming. Dit
betekent dat de bij de werkgever werkzame personen van rechtswege in dienst treden bij de
verkrijger, tenzij een werknemer uitdrukkelijk weigert mee te gaan. Het feit dat de werknemer
arbeidsongeschikt is betekent niet dat hij niet meer voor de overgenomen vestiging werkzaam was
of daar niet kon terugkeren. De omstandigheid dat de werknemer geen bezwaar heeft gemaakt dat
hij het loon bleef ontvangen van zijn werkgever na de verkoop levert geen weigering op van de
werknemer om bij de verkrijger in dienst te treden. De werknemer is dus ondanks de gemaakte
afspraak tussen de werkgever en de verkrijger, per 1 januari 2011 in dienst getreden bij de
verkrijger. Volgens het Hof Den Bosch betekent dit ook dat de loonsanctie mee over is gegaan. Door
de overgang van onderneming gaan alle rechten en verplichtingen die op het tijdstip van de
overgang voor de werknemer in die onderneming voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst van
rechtswege over op de verkrijger inclusief de wettelijke verplichting tot re-integratie met een
eventuele loonsanctie.
Mocht u dus de intentie hebben om een nieuw bedrijf of een bedrijfsonderdeel te kopen dan raden
wij aan goed na te vragen of er langdurig arbeidsongeschikte werknemers werkzaam zijn. Zo ja, dan
is een risico-inventarisatie ten aanzien van de re-integratie inspanningen die zijn verricht door de
verkoper aan te raden. Het is niet mogelijk om rechtens afdwingbare afspraken te maken met de
verkoper waarin specifiek arbeidsongeschikte werknemers worden uitgesloten van de overname.
Indien de koper in dit kader financieel gecompenseerd wil worden zou de koopprijs hierop kunnen
Nieuwsbrief Arbeidsrecht – april 2014
2
worden afgestemd dan wel kan in de koopovereenkomst dergelijke risico’s worden afgedicht door
middel van het opnemen van een garantie of vrijwaring.
2.
Schadevergoeding voor het tussentijds opzeggen van een nulurencontract
Oproepovereenkomsten / nul-urencontracten worden tussen werkgevers en werknemers in het
algemeen aangegaan om een werkgever flexibiliteit te geven bij het inzetten van personeel. Een
werkgever kan afhankelijk van het werkaanbod besluiten een werknemer al dan niet op te roepen.
Omdat deze wijze van oproeping de werknemer veel onzekerheid geeft, heeft de wetgever ter
bescherming van werknemers met een oproepovereenkomst verschillende bepalingen in de wet
opgenomen. Op één van deze bepalingen deed de werknemer een beroep in een interessante casus
waarover de rechtbank Amsterdam onlangs heeft geoordeeld.
In deze zaak was een werknemer als oproepkracht voor de bepaalde tijd van een jaar bij de
werkgever in dienst getreden. In de overeenkomst stond opgenomen dat werkgever en werknemer
flexibiliteit nastreefden voor wat betreft de arbeidsuren omdat werkgever niet op voorhand kon
zeggen op welke dagen en tijden er behoefte zou bestaan aan een extra arbeidskracht.
Vier maanden na het aangaan van de arbeidsovereenkomst heeft de werkgever aan de werknemer
medegedeeld dat de werknemer niet meer zou worden opgeroepen. Vervolgens heeft de werkgever
aan de werknemer een eindafrekening gezonden. De werknemer heeft zich daarop per brief bij de
werkgever gemeld en heeft zich op het standpunt gesteld dat op grond van artikel 7:610b BW
sprake was van een arbeidsovereenkomst voor 23 uur per week, en dat zij zich beschikbaar hield
voor de werkzaamheden. De werkgever heeft niet op de brief van de werknemer gereageerd en
heeft haar ook niet meer opgeroepen om werkzaamheden te verrichten. De werknemer is
vervolgens een gerechtelijke procedure gestart en heeft schadevergoeding gevorderd ter hoogte
van 23 uur loon per week voor de resterende duur van de oproepovereenkomst.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat het niet meer oproepen van de werknemer door de
werkgever, ondanks dat de werkgever de oproepovereenkomst niet expliciet heeft opgezegd, moet
worden aangemerkt als de opzegging. Omdat de werknemer zich niet bij de opzegging heeft
neergelegd en zich beschikbaar heeft gehouden voor het verrichten van werk is de werkgever naar
het oordeel van de kantonrechter loon verschuldigd tot het einde van de oproepovereenkomst. Dat
de oproepovereenkomst een tussentijds opzegbeding bevatte maakte dat volgens de kantonrechter
niet anders, omdat de werkgever voor tussentijdse opzegging een ontslagvergunning had moeten
aanvragen bij het UWV. Nu de werkgever dat niet had gedaan en de werknemer tijdig de nietigheid
van de opzegging had ingeroepen, maakte de werknemer volgens de kantonrechter terecht
aanspraak op loondoorbetaling op basis van 23 uur per week, tot het einde van de contractsduur.
Met deze uitspraak willen wij u wijzen op de problemen die kunnen ontstaan bij het beëindigen van
een oproepovereenkomst. Wij adviseren oplettendheid te betrachten om te voorkomen dat een
werknemer aanspraak kan maken op salaris, gebaseerd op de gemiddelde arbeidsduur van de drie
maanden daarvoor.
Nieuwsbrief Arbeidsrecht – april 2014
3
3.
Vergaande vergewisplicht werkgever bij ‘verpayrolling’ van een
werknemer
Op 25 maart jl. heeft het Hof Arnhem-Leeuwarden een arrest gewezen over payrolling, waarin een
vergaande onderzoeksplicht voor de werkgever werd aangenomen in geval van het onderbrengen
van personeel bij een payrollbedrijf.
In deze zaak ging het om een werknemer die sinds 2006 werkzaam was bij de werkgever en waarbij
de werkgever haar personeel, waaronder werknemer, had ondergebracht bij een payrollbedrijf A.
Vervolgens heeft de werkgever in mei 2011 de werknemer bij een ander payrollbedrijf
ondergebracht, payrollbedrijf B. De werknemer heeft daartoe een overeenkomst ontvangen dat zij
per 1 mei 2011 bij payrollbedrijf B in dienst zou zijn.
In februari 2013 hebben de werkgever en payrollbedrijf B in een bijeenkomst, waarbij de werknemer
ook aanwezig was, het personeel gevraagd loon in te leveren omdat de werkgever de loonkosten
niet meer kon dragen. Het personeel is met deze loonsverlaging niet akkoord gegaan. Vervolgens is
de werknemer in september 2013 uitgenodigd voor een gesprek, waarbij zowel de werkgever als
payrollbedrijf B aanwezig waren. In dat gesprek is aan de werknemer een beëindigingsovereenkomst
ter ondertekening voorgelegd met als verklaring dat ‘de koek op was’. De werknemer is niet akkoord
gegaan met beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Een week later is aan werknemer
medegedeeld dat de opdracht aan payrollbedrijf B door werkgever was beëindigd, en dat zij om die
reden niet meer bij de werkgever tewerk zou worden gesteld maar vervangende opdrachten zou
krijgen. Werknemer heeft zich daarop ziek gemeld en heeft sindsdien op basis van de ABU-cao 91%
van haar laatstverdiende salaris ontvangen. Werknemer heeft een vordering tot
wedertewerkstelling ingesteld en doorbetaling van loon.
Het Hof geeft bij de beoordeling op voorhand aan dat het feit dat partijen er vanuit gaan dat sprake
is van een arbeidsovereenkomst tussen werknemer en payrollbedrijf B, betekent dat de
arbeidsovereenkomst die werknemer en werkgever in 2006 gesloten hadden met wederzijds
goedvinden is beëindigd. Het Hof wijst erop dat het inmiddels vaste rechtspraak is dat een
werknemer alleen dan aan de beëindiging van het dienstverband met wederzijds goedvinden kan
worden gehouden, indien sprake is van een ondubbelzinnige verklaring gericht op het einde van het
dienstverband, waaruit blijkt werknemer zich bewust is geweest van de verstrekkende gevolgen van
beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Op basis van deze vaste rechtspraak heeft een werkgever
hierbij een vergaande onderzoeksplicht op basis waarvan een werkgever gehouden is na te gaan of
werknemer de consequenties overziet van het instemmen met het einde van de
arbeidsovereenkomst.
Volgens het Hof is deze vaste rechtspraak ook van toepassing bij ‘verpayrolling’ van werknemers,
omdat werknemers, indien zij door hun werkgever worden overgedragen aan een payrollbedrijf en
daarmee een arbeidsovereenkomst aangaan, instemmen met het einde van de
arbeidsovereenkomst. Dit klemt volgens het Hof temeer nu de ‘verpayrolling’ van werknemers vaak
ook een wijziging in de arbeidsvoorwaarden meebrengt en de opgebouwde rechten bij de werkgever
zoals bijvoorbeeld anciënniteit, niet worden meegenomen bij het dienstverband van het
payrollbedrijf.
In dit geval is het Hof van oordeel dat werknemer op geen enkele wijze ondubbelzinnig heeft
verklaard dat zij de wil had het dienstverband met werkgever te beëindigen. Ook heeft de werkgever
niet voldaan aan de onderzoeksplicht die op haar rustte bij het overgaan van het dienstverband van
werkgever aan payrollbedrijf B. Dit heeft volgens het Hof tot gevolg dat de arbeidsovereenkomst
tussen werkgever en werknemer nimmer is geëindigd, waardoor nog steeds sprake is van een
arbeidsovereenkomst en de vordering van werknemer tot wedertewerkstelling voor toewijzing
Nieuwsbrief Arbeidsrecht – april 2014
4
gereed ligt. Het feit dat werknemer en payrollbedrijf B met elkaar een arbeidsovereenkomst hebben
gesloten maakt dat volgens het Hof niet anders. Aan deze overeenkomst komt geen rechtskracht
toe.
Deze uitspraak laat zien dat oplettendheid geboden is bij ‘verpayrolling’van personeel. Een
werkgever heeft een vergaande onderzoeksplicht en op haar rust de verplichting de werknemer op
de consequenties van het beëindigen van de arbeidsovereenkomst met werkgever en het aangaan
van een arbeidsovereenkomst met de het payrollbedrijf te wijzen.
Nieuwsbrief Arbeidsrecht – april 2014
5
HVG
Advocatuur | Notariaat
Over HVG
Holland Van Gijzen Advocaten en Notarissen LLP
(HVG) is een toonaangevend advocaten- en
notarissenkantoor met hoogwaardige juridische
dienstverlening. Onze advocaten en (kandidaat-)
notarissen zijn actief op alle rechtsgebieden die
voor ondernemingen relevant zijn. Met vestigingen
in Amsterdam, Den Haag, Eindhoven, Rotterdam,
Utrecht, Brussel en legal desks in Londen en New
York zijn wij in staat u passende oplossingen te
bieden voor al uw juridische vraagstukken. In
Nederland heeft HVG een strategische alliantie met
Ernst & Young Belastingadviseurs LLP.
Contactpersonen:
Amsterdam, Utrecht, Eindhoven
Els van Diepen
T: 088 407 04 09
E: [email protected]
www.hvglaw.nl
Holland Van Gijzen Advocaten en Notarissen LLP is
een limited liability partnership opgericht naar het
Den Haag
Nicky ten Bokum
T: 088 407 03 08
E: [email protected]
Rotterdam
Joost van Ladesteijn
T: 088 407 02 40
E: [email protected]
recht van Engeland en Wales met
registratienummer OC335658 en is in Nederland
geregistreerd bij de Kamer van Koophandel
Rotterdam onder nummer 24433164.
© 2014 Holland Van Gijzen Advocaten en
Notarissen LLP
Disclaimer
Deze publicatie is met grote zorgvuldigheid samengesteld. Voor
mogelijke onjuistheid en/of onvolledigheid van de hierin
verstrekte informatie aanvaardt HVG geen aansprakelijkheid,
evenmin kunnen aan de inhoud van deze publicatierechten
worden ontleend.
Nieuwsbrief Arbeidsrecht – april 2014
6