Toelichting Spiegelinformatie Oefentherapie In deze Toelichting Spiegelinformatie Oefentherapie staan de meest gestelde vragen rondom de Spiegelinformatie genoemd en beantwoord. Aan het einde vindt u bij de laatste vraag een toelichting op uw Spiegelinformatie en leest u waar u binnen uw Spiegelinformatie wat kunt terugvinden. WaaromverstuurtAchmeaSpiegelinformatie? Achmea wil voor haar klanten de paramedische zorg efficiënter en kwalitatief beter maken. Samen met u staan wij voor de uitdaging om de paramedische zorg toegankelijk, betaalbaar en beschikbaar te houden. Zorgaanbieders dienen samen met Achmea verantwoordelijkheid te nemen ten aanzien van de betaalbaarheid van zorg. Voor 2015 heeft Achmea de ‘Voorwaarden Doelmatig handelen’ geïntroduceerd waar de behandelindex en de daaraan gekoppelde doelmatigheidsnorm onderdeel van uitmaakt. Achmea verstrekt spiegelinformatie om bewustzijn te creëren en inzicht te geven in hoe de door u geleverde zorg zich verhoudt tot de landelijke gemiddelden en de doelmatigheidsnorm. Watisdebehandelindex? De behandelindex is een gewogen behandelgemiddelde welke het verschil aangeeft tussen het werkelijk behandelgemiddelde van uw praktijk en het gemiddelde wat verwacht wordt voor uw praktijk. Dit verwachte gemiddelde wordt berekend aan de hand van alle declaraties die Achmea ontvangt van alle praktijken. Hoe dit berekend wordt, wordt in onderstaande vragen uitgelegd. De behandelindex maakt het mogelijk om op zorgvuldige en degelijke wijze de doelmatigheid van oefentherapie onderling vergelijkbaar te maken. Op deze wijze kunnen zorgverleners zich op objectieve wijze onderling vergelijken en is het voor Achmea mogelijk om, aanvullend op kwaliteit, ook te sturen op doelmatigheid. De behandelindex is zorgvuldig tot stand gekomen om zo recht te doen aan de complexiteit van de dagelijkse praktijk binnen de oefentherapie. Welkebehandelingenzijnmeegenomenbijdeberekeningvandebehandelindex? Bij de berekening van de behandelindex zijn de alle declaraties van Achmea verzekerden meegenomen met uitzondering van de zittingen oefentherapie vallende onder het label FBTO en de volmachten van Avéro. Verder zijn de volgende prestaties niet mee genomen in de berekening van de behandelindex: Screening (2400, 3400/192963); oefentherapeutisch onderzoek (2200, 3200/193033); eenmalig kinderoefentherapeutisch rapport (2510,3510/192959); uittoeslag bij instellingen (192960). Wordenallepatiëntenmeegenomenbijdeberekeningvandebehandelindex? Om een zo zorgvuldig mogelijk beeld te geven van de oefentherapeutische praktijk zijn verzekerden welke gedurende het jaar meer dan 3 praktijken hebben bezocht niet meegenomen in de berekening van de behandelindex. Deze verzekerden laten namelijk een vertekend beeld zien als het gaat om het werkelijk geconsumeerd gedrag. Aan de antwoorden binnen deze notitie kunnen geen rechten worden ontleend, anders dan staan vermeld in uw overeenkomst Oefentherapie Daarnaast worden verzekerden die gedurende het behandeljaar zijn overleden niet meegenomen in de berekening van de behandelindex. Bij deze verzekerden is de kans groot dat de behandeling niet is afgemaakt en ook dit geeft een vertekend beeld. Opwelkewijzeisergecorrigeerdvoorpopulatiekenmerken? Verzekerden van Achmea laten grote verschillen zien in achtergrondkenmerken. Door te corrigeren op populatiekenmerken worden verzekerden met gelijksoortige kenmerken met elkaar vergeleken. Bij de behandelindex wordt op basis van onderstaande factoren gecorrigeerd voor populatiekenmerken: Geslacht: o Man o Vrouw Leeftijd: o 0‐8 jaar o 9‐17 jaar o 18‐29 jaar o 30‐44 jaar o 45‐64 jaar o 65‐74 jaar o 75 jaar en ouder De leeftijd van de verzekerde wordt bepaald per 1 januari. Verzerkeringsgrond: o Basisverzekering o Aanvullende verzekering 1 (bijvoorbeeld Beter Af Plus *, Compact polis) o Aanvullende verzekering 2 (bijvoorbeeld Beter Af Plus **, Compleet polis) o Aanvullende verzekering 3 (bijvoorbeeld Beter Af Plus ***, Comfort polis) o Aanvullende verzekering 4 (bijvoorbeeld Beter Af Plus ****, ComfortPlus polis) Om de zorgzwaarte op een juiste manier te kunnen wegen en vergelijkbaar te kunnen maken, heeft Achmea de verschillende aandoeningen geclusterd op basis van zorgzwaarte door middel van de Oefentherapeutische Diagnose Clusters. HoezijndezeOefentherapeutischeDiagnoseClusterstotstandgekomen? Om te corrigeren op zorgzwaarte heeft Achmea de diagnosecode‐groepen statistisch met elkaar vergeleken en diagnoses met vergelijkbare behandellengtes geclusterd in 5 groepen, de zogenaamde Oefentherapeutische Diagnose Clusters (ODC). Op deze manier wordt voorkomen dat laag complexe en hoog complexe oefentherapeutische zorg met elkaar vergeleken wordt. De diagnosegroepen zijn (op grond van landelijk gemiddelde behandelduur van alle Achmea contractanten) als volgt in de Oefentherapeutische Diagnose Clusters ingedeeld: Cluster Pathologiecode ODC1 09, 16, 17, 18, 20, 22, 25, 26, 27, 31, 33, 41, 42, 47, 49, 50, 53, 55, 60, 61, 62, 75, 80, 81, 82, 83, 84, 85, 86, 87, 88, 89, 91, 95 ODC2 ODC3 ODC4 03, 04, 08, 11, 14, 21, 23, 24, 32, 34, 38, 44, 48, 52, 64, 97 01, 02, 05, 06, 10, 12, 13, 15, 35, 36, 37, 39, 40, 51, 65, 69, 70, 77, 78, 79, 90, 92, 93, 94, 99 54, 56, 68, 71, 73, 74, 76, 96 ODC5 00, 28, 46, 72 Aan de antwoorden binnen deze notitie kunnen geen rechten worden ontleend, anders dan staan vermeld in uw overeenkomst Oefentherapie Waaromisdelichaamslocatienietmeegenomen? Uit intern onderzoek blijkt dat de invloed van de lichaamslocatie op het aantal behandelingen nihil is. Daarom is bij de berekening van de Behandelindex alleen gebruik gemaakt van de pathologiecode. WaaromisergekozenomdespiegelinformatieperOefentherapeutischeDiagnose Clustersennietperdiagnose/indicatieteberekenen? Het clusteren van diagnosecodes binnen een bepaalde groep heeft meerdere voordelen: Wisselingen tussen diagnosecodes die qua zwaarte op elkaar lijken heeft geen effect op de berekening van de behandelindex Het aantal verzekerden per ODC is groter, daardoor stijgt ook de betrouwbaarheid Het aantal groepen is kleiner, waardoor de informatie overzichtelijker wordt. Welkeactieskandepraktijkondernemenominformatieteverkrijgenop diagnoseniveau? Achmea voert geen nadere verdiepende berekeningen uit op specifieke praktijken. Met de informatie in de Spiegel kunt u een eerste analyse doen; u kunt zien in welke ODC uw praktijk afwijkt. Iserrekeninggehoudenmetdelocatievandepraktijk? Nee. In aanvullende analyses is gekeken op welke wijze de correcties nog verder verfijnd zouden kunnen worden. Onze dataset biedt ons meer informatie, waaronder de postcode van de verzekerde waaraan de SES (sociaal economische status) gekoppeld kan worden. Deze variabele, maar ook een aantal andere, zijn meegenomen in de analyse, maar bleken geen toegevoegde waarden te hebben op de drie populatiekenmerken die al in de behandelindex opgenomen waren. Hoewordteromgegaanmetverzekerdenmetmeerdereklachten? Alle verzekerden komen één keer voor in de berekening van de behandelindex, ook verzekerden die in een jaar voor meerdere klachten naar de praktijk zijn gekomen. Op deze wijze zijn verzekerden en praktijken met elkaar te vergelijken, omdat de manier waarop de praktijk in haar declaraties omgaat met deze verzekerden, niet meer uit maakt. In de berekening van de behandelindex van de praktijk wordt een verzekerde die voor meerdere klachten komt, in de oefentherapeutische diagnosecluster geplaatst met de hoogste zorgzwaarte. Als voorbeeld; voor een verzekerde die eerst komt voor artrose (diagnosecode 7023, ODC2, 4 behandelingen op AV3) maar waarbij in een later stadium toch sprake blijkt van de ziekte van Parkinson en hiervoor terug komt in de praktijk (diagnosecode 9374, ODC4, 24 behandelingen op BV) tellen 28 behandelingen op de BV in ODC4. Welkepraktijkenontvangendebehandelindex? Voor de betrouwbaarheid is het noodzakelijk dat de contractant voldoende verzekerden heeft behandeld om de behandelindex te berekenen. Om een betrouwbaar beeld te krijgen van de behandelindex is het noodzakelijk om deze te berekenen op basis van minimaal 20 verzekerden. Praktijken met minder dan 20 behandelde en gedeclareerde verzekerden (na toepassing van bovenstaande methodiek) ontvangen wel de spiegelinformatie, maar hierbij is de betrouwbaarheid van de spiegelinformatie dus minder. Bij de behandelindex wordt de doelmatigheid van praktijken met elkaar vergeleken over een vastgestelde periode (zie artikel 1.5 Voorwaarden doelmatig handelen). Wanneer een praktijk niet een heel kalenderjaar actief is, doordat deze is gestopt of gestart, zijn de declaratiegegevens van de praktijk niet vergelijkbaar doordat er verschillende declaratieperiodes met elkaar worden vergeleken. Om deze reden is het niet zinvol om voor Aan de antwoorden binnen deze notitie kunnen geen rechten worden ontleend, anders dan staan vermeld in uw overeenkomst Oefentherapie deze praktijken een behandelindex op te stellen. Praktijken die niet een geheel kalenderjaar actief zijn ontvangen geen behandelindex. KanikdeBehandelindexzelfberekenen? Voor het bepalen van de behandelindex maakt Achmea gebruik van declaraties die door alle Achmea contractanten zijn ingediend. De methodiek is in de praktijk toepasbaar, echter zijn alle verwerkte declaraties van alle door Achmea gecontracteerde praktijken noodzakelijk om de uitkomsten te kunnen berekenen. Op basis van de data en uw informatie kunt u uw behandelindex wel benaderen. Watisdeverzekerde‐index? Bij de verzekerde‐index wordt het gemiddeld verschil tussen het werkelijke en verwachte aantal behandelingen per verzekerde getoond. Waar binnen de Behandelindex het zo kan zijn dat verzekerden die minder vaak worden behandeld dan verwacht het “teveel” aan behandelingen van verzekerden die vaker worden behandeld dan verwacht, opheffen, is dat bij de verzekerde‐index niet het geval*. *Een significant hoge verzekerde‐index bij een lage behandelindex is dan ook een signaal waarbij ervaring ons leert dat er sprake is van beïnvloeding van behandelgemiddelde. Ter voorbeeld een praktijk: Werkelijk aantal behandelingen Verwacht aantal behandelingen Verzekerde 1 2 16,0 Verzekerde 2 3 10,7 Verzekerde 3 5 27,3 Verzekerde 4 7 17,5 Verzekerde 5 8 18,9 Verzekerde 6 9 26,4 Verzekerde 7 45 21,1 Verzekerde 8 47 19,3 Verzekerde 9 56 39,9 Verzekerde 10 83 40,8 Totaal 265 237,9 De behandelindex van deze praktijk is 111 (265 gedeeld door 237,9). Maar wat opvalt is dat deze praktijk een deel van de verzekerden relatief weinig behandeld en een ander deel relatief vaak. Aan de antwoorden binnen deze notitie kunnen geen rechten worden ontleend, anders dan staan vermeld in uw overeenkomst Oefentherapie Als we dat verschil inzichtelijk maken, ziet dat er zo uit: Werkelijk aantal behandelingen Verschil tussen Verwacht aantal werkelijk en behandelingen verwacht Verschil tussen werkelijk en verwacht (positief) Verzekerde 1 2 16,0 ‐14,0 14,0 Verzekerde 2 3 10,7 ‐7,7 7,7 Verzekerde 3 5 27,3 ‐22,3 22,3 Verzekerde 4 7 17,5 ‐10,5 10,5 Verzekerde 5 8 18,9 ‐10,9 10,9 Verzekerde 6 9 26,4 ‐17,4 17,4 Verzekerde 7 45 21,1 23,9 23,9 Verzekerde 8 47 19,3 27,7 27,7 Verzekerde 9 56 39,9 16,1 16,1 Verzekerde 10 83 40,8 42,2 42,2 De verzekerde‐index berekent het gemiddelde van alle absolute verschillen tussen het werkelijke en verwachte aantal behandelingen per verzekerde. Bij deze praktijk is de verzekerde‐index 19,3. Dit is een significante afwijking van het Achmea‐gemiddelde. Aan de antwoorden binnen deze notitie kunnen geen rechten worden ontleend, anders dan staan vermeld in uw overeenkomst Oefentherapie WelkegegevensstaaneropdeSpiegelinformatie? De Spiegelinformatie bestaat uit zes blokken: Aan de antwoorden binnen deze notitie kunnen geen rechten worden ontleend, anders dan staan vermeld in uw overeenkomst Oefentherapie BlokA: In dit blok ziet u de contactgegevens van uw praktijk. Deze gegevens nemen wij over uit Vektis. Daarnaast staat hier een aantal andere basisgegevens: Omschrijving Uitleg Datum laatste declaratie: De datum van de meest recente declaratie die in de berekening van de behandelindex is meegenomen. Op deze wijze kunt u zien welke declaraties wel en niet zijn meegenomen. Overeenkomst 2014: De overeenkomst die u op dit moment met Achmea hebt Aantal Achmea‐verzekerden in Het aantal verzekerden waarvoor u in 2014 declaraties hebt ingediend, 2014: welke zijn goedgekeurd en uitbetaald. Aantal Achmea‐verzekerden in Het aantal verzekerden waarop uw behandelgemiddelde is berekend. Dit Spiegel: kan afwijken van het totaal aantal verzekerden, omdat een aantal verzekerden wordt uitgesloten. Dit betreft bijvoorbeeld verzekerden die zijn overleden of alleen een screening hebben gehad. Aantal behandelingen: Het totaal aantal behandelingen dat de verzekerden die worden meegenomen in de berekening van de Behandelindex hebben ontvangen. Behandelindex: Het verschil tussen het werkelijke behandelgemiddelde van uw praktijk en het verwachte behandelgemiddelde op basis van de declaraties die Achmea ontvangt van alle oefentherapie‐contractanten. BlokB: In dit blok ziet u het behandelgemiddelde van uw praktijk (de paarse kolom). Daarnaast staat het bij uw patiëntenpopulatie verwachte gemiddelde (blauwe kolom), hierbij is rekening gehouden met de leeftijd, geslacht, verzekeringsgrond en diagnose van de verzekerde. Het verschil tussen deze twee gemiddelden is de behandelindex. Deze is weergegeven in het witte blok met de roze rand. In dit voorbeeld is het behandelgemiddelde van de praktijk 11,5 (333 behandelingen gedeeld door 29 verzekerden is 11,5). Op basis van de gegevens van alle praktijken is berekend dat de bij Achmea voor soortgelijke patiënten (rekening houdend met leeftijd, geslacht, verzekeringsgrond en diagnose) een gemiddelde van 10,7 behandelingen gangbaar is. De Behandelindex van deze praktijk is 108 (11,5 gedeeld door 10,7 is 108%). Conform de voorwaarden opgenomen in de overeenkomst 2015 handelt deze praktijk binnen de opgestelde kaders. Aan de antwoorden binnen deze notitie kunnen geen rechten worden ontleend, anders dan staan vermeld in uw overeenkomst Oefentherapie BlokC: In dit blok wordt de hoogte van uw Behandelindex op verschillende momenten in de tijd getoond. Daarnaast wordt met gekleurde lijnen de doelmatigheidsnormen welke Achmea stelt aangegeven. Voor de hoogte en een uitleg van de doelmatigheidsnormen verwijzen we u naar de “Voorwaarden Doelmatig handelen” welke u kunt raadplegen op de website www.achmea.nl/zorgaanbieders. In dit voorbeeld was de Behandelindex van de praktijk over 2013 137. Dit ligt boven de doelmatigheidsnorm van 115. Ten tijde van het tweede kwartaal in 2014 (declaraties met een behandelperiode januari tot en met juni) was de Behandelindex van de praktijk 111. In de meest recente situatie is de Behandelindex 108. BlokD: In dit blok vindt u ter informatie een overzicht van de binnen uw praktijk behandelde patiënten in 2014. Hier staan zes taartdiagrammen. De linker rij toont de gemiddeldes bij Achmea. De rechterrij laat de gegevens van uw praktijk zien. De bovenste diagrammen geven de procentuele verhouding tussen mannelijke en vrouwelijke patiënten weer. De middelste diagrammen tonen over welke leeftijdsgroepen de verzekerden verdeeld zijn. De onderste diagrammen tonen de verzekeringsgrond op basis waarvan wij de declaraties hebben uitbetaald. In dit voorbeeld is te zien dat de praktijk relatief veel mannen behandelde (33% gemiddeld bij Achmea, bij deze praktijk 45%). In deze praktijk zijn relatief veel jonge kinderen behandel d; 45% van de verzekerden was tussen de 0 en 8 (ten opzichte van 12% gemiddeld bij Achmea), maar geen verzekerden tussen de 18 en 29. Wel zijn er relatief meer mensen tussen de 30 en 44 behandeld. Daarnaast behandelde deze praktijk relatief weinig oudere verzekerden. In deze praktijk zijn relatief veel verzekerden behandeld die recht hadden op vergoeding uit de BV. Opvallend is dat deze praktijk meer verzekerden dan gemiddeld heeft behandeld met een AV2, maar minder met een AV3 en AV4. Aan de antwoorden binnen deze notitie kunnen geen rechten worden ontleend, anders dan staan vermeld in uw overeenkomst Oefentherapie BlokE: In dit blok wordt het aantal verzekerden en behandelgemiddelde per Oefentherapeutische Diagnose Cluster(ODC) getoond. Om de zorgzwaarte op een juiste manier te kunnen wegen en vergelijkbaar te kunnen maken, heeft Achmea de verschillende diagnoses geclusterd op basis van zorgzwaarte door middel van de Oefentherapeutische Diagnose Clusters. De ODC’s zijn tot stand gekomen door alle ingediende declaraties (van bij Achmea gecontracteerde praktijken) te clusteren op basis ven het behandelgemiddelde per diagnose. Onder ODC 1 vallen de diagnoses met gemiddeld de kortste behandelduur, onder ODC 5 de diagnoses met gemiddeld de langste behandelduur. Allereerst geeft breedte van de blokken over geheel Achmea aan hoe de verhouding is qua aantal verzekerden over de verschillende ODC’s. Daaronder is aangegeven hoe de verhouding qua aantallen verzekerden tussen de verschillende ODC’s binnen uw praktijk ligt. De breedte van het blok geeft het aantal verzekerden in dat blok weer. De hoogte van het blok toont het behandelgemiddelde per ODC. Bij het behandelgemiddelde wat getoond is bij Achmea‐gemiddelde, is rekening gehouden met de samenstelling van de door u behandelde verzekerden. Logischerwijs loopt het behandelgemiddelde naar rechts toe op. In dit voorbeeld is, op basis van de breedte van de balken, te zien dat de praktijk relatief weinig verzekerden met een “lichte” diagnose heeft behandeld en veel verzekerden met een ‘zware’ diagnose. Er zijn geen verzekerden met een diagnose vallend onder ODC4 behandeld. De hoogte van de balken toont het behandelgemiddelde per ODC. Het Achmea‐gemiddelde voor de groep ODC1 is, gekeken naar de samenstelling van de verzekerden in de praktijk (de taartdiagrammen in blok D); 6,7. Daar zit de praktijk met een gemiddelde van 5,1 onder. Hieruit blijkt dat deze praktijk binnen deze ODC relatief doelmatig handelt, hetzelfde kan worden gezegd van ODC2. Voor de groepen ODC3 en ODC5 heeft de praktijk een hoger gemiddelde dan op basis van de declaraties bij Achmea kon worden verwacht. BlokF: In dit blok is de verzekerde‐index weergegeven. Bij de verzekerde‐index wordt het gemiddeld verschil tussen het werkelijke en verwachte aantal behandelingen per verzekerde getoond. Hierbij wordt gekeken naar wat op basis van uw verzekerde‐populatie verwacht wordt aan behandelingen (aan declaraties) dit wordt vergeleken met uw gerealiseerde behandelgemiddelden (wat u gedeclareerd heeft). Deze afwijking kan uiteraard zowel naar boven als naar beneden zijn. Op deze manier geeft de verzekerde‐index zicht op praktijken die in hun declaraties afwijken van wat verwacht wordt bij de verzekerde populatie die zij behandelen. Uit de Spiegelinformatie blijkt dat er voor alle behandelde Achmea‐verzekerden gemiddeld 5,3 behandelingen (hoger en lager) verschil zit tussen het aantal behandelingen dat werkelijk is gegeven en dat, op basis van de gegevens van alle verzekerden verwacht was. In dit voorbeeld is de Verzekerde‐index van de praktijk 6,2. Dit betekent dat er gemiddeld 6,2 behandelingen verschil zit tussen het verwachte aantal behandelingen per behandelde verzekerde. Dit is hoger dan bij de gemiddelde gecontracteerde praktijk, daar is het verschil 5,3. Aan de antwoorden binnen deze notitie kunnen geen rechten worden ontleend, anders dan staan vermeld in uw overeenkomst Oefentherapie
© Copyright 2024 ExpyDoc