Al die vogelzang — buiten ons bewustzijn om — zie die kat tóeslaan

Al die vogelzang
— buiten ons bewustzijn om —
zie die kat tóeslaan;
elke dag zinkt weg, bij nacht
van tijd tot tijd: volle maan.
Diep het hoofd omlaag,
het paard in de smalle box,
niet langer van nut;
na de oogst, ploegen, eggen
zijn de akkers winterklaar.
SB
‘In den beginne was HET stilte.’ Meer en meer wordt getwijfeld aan de theorie van de oerknal. Ik kan me daar in vinden. Mogelijk was er eerst een statische — eeuwigdurende —
stilte die, hoe dan ook, in beweging kwam en nog steeds uitdijt, een heelal vormt. Aan
alles in dit heelal ligt ten diepste stilte ten grondslag. Het heelal in welke vorm en omstandigheid dan ook bestaat bij de gratie van stilte; en houdt daar ook altijd het wezenskenmerk van: een in zichzelf besloten stilte: the inner silence. Een gedicht in zichzelf.
In allerlei godsdiensten en levensbeschouwingen wordt de stilte geclaimd als instrument
om tot inzicht, aanvaarding en houding te komen waaruit dan een leefwijze vormgegeven
wordt. Liefst met een Oosters sausje. Met alle respect: goedbedoeld, iets te gemakkelijk
en een getuigenis van op resultaat gericht denken en handelen. Een historische vergissing.
De woestijnvaders hadden dat ook: in de stilte komen — dikwijls een lange weg — om aldus
teksten te doorvorsen, de essentie ervan te vatten. Maar, hún interpretatie. Immers, teksten zijn geen onderdeel van de stilte zelf, maar hebben het er over. Disputen ook: stil
maar, wacht maar, alles wordt nieuw, de hemel en de aarde. Fraaie mystificaties.
In zenmeditatie is stilte veelal de toegangsweg — met of zonder wierook of etherische olien, mantra’s en pijnlijk lang zitten — om tot het iets/niets te komen. Prachtig. Maar die
goed bedoelde opvatting over stilte is een afgeleide van het fenomeen stilte. In essentie is
stilte niet er (ergens) zijn maar een zijn waarin alles met wording besloten ligt. Ook in
luidruchtigheid, in gepoch, in kleineren, zelfs in iemand — in marteling — doodschreeuwen.
De grootste tegenstelling met ‘de stilte van overal en in altijd’ is de hartverscheurende
angstschreeuw. Die is eveneens ‘altijd en overal’ maar dan ontregelend, een kreet uit de
angst zelf. Angst is de volstrekte tegenpool van zijn: er-niet-meer-zijn. Voorbij de angst is
er niets, vóór ‘het zijn’ evenmin — maar zo anders. Die kreet zou zelfs de-stilte-tendiepste kunnen opheffen, algeheel nietig verklaren. De ‘godvergeten’ angstschreeuw van
een enkeling kan de eeuwigdurende stilte voorgoed tot niets terugbrengen, aan flarden
scheuren, verpulveren. Een allesvernietigende tsunami. Onder het licht van de eeuwigheid.
Een enkeling kan een oerknal bewerkstelligen, niet als een nieuw gegeven maar als een
definitief einde van het/ons ‘heelal’. De mens die mishandelt, pijnigt of ‘tot de dood erop
volgt’ inbeukt op de ander; die (of dát) mens kan dit ‘veroorzaken’. Kaïn en Abel. Daartoe
is een mens — de mens — in staat. Auschwitz is er een voorteken, een voorstudie van. En
Kadafi de verpersoonlijking. Daarom, ik sluit niet uit dat dit ook gebeuren gaat. Onze wereld is er naar onderweg. Zie wat er plaatsvindt: een opeenstapeling, verergering van onmenselijk gedrag dat het zijnde ‘ten slotte’ doet imploderen, opblaast vanuit zichzelf.
Bij dit alles: verstilling komt stilte het meest nabij, in het bijzonder de verstilling in een
gedicht, in een handreiking, in een troostend gebaar — in een uiting van mededogen: er
vanuit stilte voor de ander durven zijn en vanuit die stiltebeleving iets voor die ander willen doen, ‘betekenen’. Vanuit, vanuit het zijnde (alles met wording) dat er was, is, nog is.
Een sprankje hoop; stille, verstilde hoop; verwachting, anno 2011. Een olijftak. Jij en ik.
Simon Buschman