De illusie van de zelfbepaling Verslag van een spirituele zoektocht in het licht van Darwins evolutietheorie Bram Zoon Geen uiterlijke autoriteit, niet de schrift, niet het dogma kan U zalig maken, gij moet alles in U [zelf] ervaren en beleven. Meister Eckhart (1260 – ca. 1328). Elke tijd heeft een beeld van God. We hebben bijna altijd een te eenzijdig godsbeeld tot leidraad genomen in de doolhof van het leven. Titus Brandsma (1881 – 1942). In 2009 was het precies tweehonderd jaar geleden dat Charles Darwin werd geboren. Op meerdere manieren werd er aan dit feit aandacht besteed. Zo liep er een 35-delige tv-serie van de VPRO. Daarin werd wekelijks verslag gedaan van de wereldreis die Darwin van 1831 tot 1836 maakte met de Beagle. Deze reis inspireerde Darwin om zijn wereldberoemde evolutietheorie op te schrijven.1 Men maakte deze reis opnieuw, met een klipper - een driemaster met meer dan 25 zeilen. De reis liep van Engeland naar de Galapagoseilanden. De bemanning bestond uit journalisten, wetenschappers, studenten, kunstenaars en publicisten. In dit essay ga ik in op de kern en reikwijdte van Darwins evolutie-idee. Daarbij doe ik verslag van mijn spirituele zoektocht naar het antwoord op de vraag of God de wereld en de mens heeft geschapen - en naar de consequenties van dat antwoord voor onze (on)sterfelijkheid. Plaatsbepaling vooraf: waar ik sta God is het grootste deel van mijn leven afwezig. In geestelijk opzicht bevind ik me in een leegte, een doorgangsgebied. Van de gebedsruimte (waar die zich ook moge bevinden) ga ik naar mijn ‘cel’ (dat is mijn thuissituatie) en omgekeerd.2 Steeds maar weer. In de tussentijd ben ik op mezelf, de omstandigheden en het toeval aangewezen.3 We zijn aan elkaar overgeleverd. Ik moet het met die ander Gerda Aalbers, Paul de Leur, Anton en Lea Magito, Theo Nolles, Sylvia Renting, Betty van Rijk, Willy van Spronsen, en Henk Weltevreden bedank ik voor hun commentaar en suggesties op een aanvankelijke versie van deze tekst. Ik zelf ben en blijf natuurlijk verantwoordelijk voor deze uiteenzetting. 1 Charles Darwin - On the Origin of Species by Means of Natural Selections, or The Preservation of Favoured Races in the Struggle for Life (1859). 2 Het begrip ‘cel’ heb ik ontleend aan de Karmelregel. Zie: Kees Waaijman - De mystieke ruimte van de karmel (2004); Rudolf van Dijk en Gerry van der Loop - Karmelregel (2004). 3 ‘Vanwege ons onvermogen het toeval dat wij zijn en dat ons wedervaart ten volle te dragen, zullen we ons nooit volledig kunnen onttrekken aan onze behoefte om ons lot in eigen hand te nemen. Wél kunnen we er naar streven het toeval van en in ons leven niet te verloochenen.’ J. de Mul – Toeval (1994). 1 en mezelf doen. We, ik en de anderen, bevinden ons in een ‘niemandsland’. Een leven met en zonder God. Naakter en met minder opsmuk kan ik het niet zeggen. Ik heb me te realiseren dat de Geest dun en vluchtig van aard is, zo komt Hij in me en zo is Hij met dezelfde snelheid verdwenen, afwezig. ‘Doorschijnend’ moet ik worden, wil ik Hem bewuster kunnen ervaren en ondergaan. Steeds sta ik weer met lege handen. Als ik God wil zoeken, moet ik ernst maken met de oefening om mezelf op de goede manier ‘buitenspel’ te zetten. Ernst maken met het wat, waarom en hoe van mijn dagelijks leven. De heilzame kracht van het ‘stilzitten’ moet ik niet onderschatten. Ik moet mezelf (laten) trainen, leeg proberen te worden van mezelf. Mijn kritische zin geduldig oefenen en openstaan voor de helende kracht van het zuivere gebaar, zowel van de ander als van mezelf.4 Het is een illusie om te menen dat ik geheel afstand kan doen van mijn ego. Door de aard van dit ego, mijn persoonlijkheid, ben ik bij uitstek gebonden aan dit leven, wil ik het leven begrijpen, doorgronden, beïnvloeden. Ik kan eenvoudigweg niet anders - en gelukkig maar. Door de ‘onderscheiding van geesten’ kan ik leren wat er écht toe doet en wat minder aan de orde is.5 Als ik niet goed oplet, kunnen mijn eigen gedachten mijn grootste vijanden worden; kritische waakzaamheid is geboden om vanuit ‘het juiste midden’ te gaan leven. Zo kan ik met horten en stoten, met vallen en opstaan, helder van geest, een dienende, zuivere leerling worden. In dit Darwin-essay wil ik zaken onder woorden brengen die me al geruime tijd intrigeren en bezighouden. Ik wil proberen om ruimte te scheppen in mijn eigen geest en om energie vrij te maken voor mijn zoektocht door ‘de waarheid’ te achterhalen. Centraal staat daarbij de vraag of God de wereld en de mens heeft geschapen. Wat is dit voor vraag? Wat hebben we eraan als we dit ontkennend of bevestigend kunnen beantwoorden? Ik onderzoek dit aan de hand van Darwins evolutietheorie. Het wordt tijd om de balans op te maken. Een momentopname. Het is niet eenvoudig om samenhangen en oorzaak-gevolgreeksen en -ketens in deze materie te herkennen. Het gaat hier immers om een grote scope met een onvoorstelbare, immense tijdshorizon. Geen alledaagse kost. Ik koester dan ook geen overdreven pretenties, ik ben niet volledig noch uitputtend. Wel wil ik een poging wagen - het risico vast te lopen, te stranden, neem ik voor lief - om meer duidelijkheid te scheppen. Door dit in de vorm van een essay te doen, stel ik me bloot aan kritiek en aanvullingen van mijn vrienden, andere belangstellenden en betrokkenen. Wellicht brengt tegenspraak ons verder? Kern en reikwijdte van het evolutie-idee Charles Darwin heeft ons een concept verschaft waarmee we naar de ontwikkeling van het leven, naar de ‘evolutie’ kunnen kijken. Voor evolutie gelden de wetten van variatie,6 overerving7 en pressie.8 De survival of the fittest domineert het idioom. Achter evolutie gaat een doelloos mechanisme schuil dat zich voor onze waarneming oneindig, ontelbaar vaak herhaalt. Er gaat geen betekenis, ‘God’ of denkproces aan vooraf. Er is wel sprake van ‘het onthouden van bevindingen’.9 K. von Dürckheim - Ons dagelijks leven als oefening, pag. 40-61 (1973). ‘Het zuivere gebaar betekent een levende wijze van zijn, waarin de mens de wereld onbevangen tegemoet treedt, omdat hij leeft van zijn wezen uit. […] Op die wijze betekent het werken aan het zuivere gebaar een voortdurend inzien, herzien en oplossen van vooroordelen, afweerhoudingen en sjablonen, waarmee wij de waarheid van het leven te kort doen ten koste van onszelf.’ 5 Voor ‘onderscheiding der geesten’ is het boekje van Von Dürckheim een goed hulp- en oriëntatiemiddel. 6 Alle planten en dieren zijn een beetje verschillend. Op mutatie volgt variatie, dan eliminatie van de ongunstige variatie, daarna overleving van de gunstige mutatie. De tijdshorizon, de oerknal, de big bang, het ontstaan van het universum, ligt veertien miljoen jaar achter ons. 7 Kinderen lijken op hun ouders. 8 Het leven is zwaar. 9 Het proces van evolutie is mechanisch van aard, stap voor stap voltrekt het zich. Blind, doelloos, overleeft het mutaties. Het is opklimmend van karakter en heeft als intentie: perfectionering. Darwin sprak niet van ‘evolutie’, maar van ‘afstamming met wijzigingen’. 4 2 Het is niet ongecompliceerd om de reikwijdte van Darwins theorie nauwkeurig af te grenzen. Er spelen tal van andere krachten die van grote invloed zijn geweest in de ontwikkeling van volkeren en continenten. Jared Diamond10 wijst onder andere op de directe en indirecte invloed van geografische verschillen, de domesticatie van zoogdieren, de voedselproductie, de ontwikkeling van het schrift, de technologie, gecentraliseerd bestuur en religie. En hij wijst in dit verband op de betekenis van behoefte als bron van uitvindingen en op de rol en betekenis van het toeval.11 We moeten bedenken dat achter al deze zaken van de menselijke geschiedenis en van gezondheid vragen over de dierlijke oorsprong van ziekten bij de mens liggen. Niet alleen in het DNA vastgelegde eigenschappen worden overgeërfd. Darwins samenspel van toeval en selectie kunnen de verschillen tussen mensen onvoldoende verklaren. Ook variabelen als opvoeding en omgeving zijn van invloed op overerving en worden, zoals recent onderzoek heeft uitgewezen, in ons erfelijkheidsmateriaal opgenomen.12 Het debat tussen voor- en tegenstanders De evolutietheorie van Darwin heeft altijd tot felle discussies geleid. Ook nu nog kan de vraag of de mens door evolutie of door schepping ontstond felle debatten opleveren en diepe scheidslijnen trekken tussen voor- en tegenstanders. Niet zelden wordt met name door tegenstanders op de man gespeeld en met modder gegooid. Onlangs nog heeft de uitspraak van oud-testamentica Ellen van Wolde dat God de hemel en de aarde niet had geschapen oude en bekende stof doen opwaaien. Deze verklaring riep een muur van onbegrip op onder traditioneel gelovigen. Van Wolde werd met pek en veren overgoten. Haar verklaring heeft mijn geloof niet geschokt, noch aangetast. Ik verbaas me over de valsheid, de hardheid en de oneigenlijke argumenten van tegenstanders in de ‘discussie’. Fel, te vuur en te zwaard moeten uitspraken als die van Van Wolde worden bestreden, omdat ze het eigen vertrouwde geloofskader kennelijk aantasten en doen wankelen. Dit protest heeft een collectief karaker en neemt de trekken aan van een ideologie, een stelsel van ‘do’s’ en ‘don’ts’. Naar mijn smaak heeft dit reactiepatroon niet veel met geloven van doen. De achterliggende angst en onzekerheid die blijkbaar op dergelijke uitspraken volgen, zijn klaarblijkelijk sterker en belangrijker dan de erkenning dat de eigen Gods- en mensvisie op misverstanden en/of op drijfzand is gebaseerd. Die angst moet worden afgeweerd en verdrongen in plaats van toegelaten. Dit toelaten getuigt naar mijn idee van een meer volwassen geloof. Ik kom hier straks nog op terug. Hoe dan ook: het infantiele, ‘grijpende’ eigen gelijk staat voorop. De woorden van cabaretier Theo Maassen zijn in dit verband veelzeggend: zelfbedrog is het immuunsysteem van de geest. Naast de feiten als zodanig speelt er steeds de discussie over de interpretatie van de feiten. Het zijn in dit Darwin-debat twee gescheiden werelden: die van ‘de feiten’ en die van ‘de betekenis’ die aan feiten mag en kan worden toegekend/ontleend. Zolang deze elkaar maar aanvullen, is er geen vuiltje aan de lucht. Als het respect voor de feiten wegvalt of wordt veronachtzaamd en naar de eigen hand worden gezet, is er sprake van verstoring van verhoudingen - de ‘werkelijkheid’ krijgt dan absurdistische trekken. Dat gaan we ons nog beter realiseren als we - bijvoorbeeld - beseffen dat de nazi’s en de fascisten de theorie van Darwin hebben misbruikt om de genocide van het Joodse volk te rechtvaardigen. Het feit dat deze collectieve moord mede werd gelegitimeerd via de evolutietheorie van Darwin is verbijsterend en verschrikkelijk maar tegelijkertijd een huiveringwekkende realiteit.13 De chaos dicteert de ‘rationaliteit’ en neemt de gedaante van een nieuwe (schijn)feitelijkheid aan, een nieuwe (schijn)werkelijkheid. Jared Diamond -Zwaarden, paarden en ziektekiemen (2008). Toeval is niet een ‘toevalligheid’ maar een fundamentele categorie van het leven. 12 Frank Grosveld en Jos de Mul - Opvoeding en omgeving kunnen net als eigenschappen erfelijk zijn - De Volkskrant, het Vervolg, pagina 10, 3 april 2010. 13 Ik ben van 1947, kom uit een gereformeerd gezin van acht kinderen en ben de op een na jongste. Mijn oudste broer Egbert is inmiddels overleden. Toen WO II uitbrak, dook mijn vader onder. Om mijn ouders onder druk te zetten, werden mijn vijf broers en moeder door de Duitsers in kamp Vught geïnterneerd. Het liep, achteraf bezien, ‘goed’ af. Maar mijn ouders en broers liepen wel trauma’s op, die niet meer geheel zouden genezen. Later bleek, met allerlei individuele gradaties en verschillen, dat zij de angst en onzekerheid waaronder zij hadden geleefd maar 10 11 3 De werkelijkheid heeft volgens mij een meervoudig, althans tweevoudig karakter. Het dubbele karakter van de werkelijkheid treffen we ook aan in het denken van de wereldberoemde paleontoloog Jay Gould (1941-2002). Hij zegt: ‘Alles is aanpassing’, en hij zegt er direct achteraan dat hij ‘alleen gelooft in contingentie’.14 Hij stelt voor om wetenschap en ‘religie’ als twee afzonderlijke velden van onderzoek, ervaring en beleving te onderscheiden. In de eerste categorie zitten de te beantwoorden vragen en in de tweede categorie de niet te beantwoorden vragen. Gould noemt dit ‘romantische vragen’.15 Een voorbeeld van een niet te beantwoorden vraag is of het bestaan van God kan worden ontkend en/of bevestigd. Als we ons niet houden aan deze ‘afspraak’ ontstaat er een Babylonische spraakverwarring. Chaos, spraakverwarring, is een werkelijkheidscategorie die past in het zingevingperspectief. Maar het is wel een wereld van gecreëerde feiten zonder empirische fundering.16 We maken een tussenstap en kijken opnieuw naar het evolutieperspectief. We keren terug naar de ‘houdbaarheid’ van Darwins theorie. De darwinisten mogen als het om de menselijke ontwikkeling gaat vooralsnog voor een fors deel het gelijk aan hun kant hebben. Dat wil nog niet zeggen dat zij zich over het ontstaan van het leven als zodanig hebben kunnen uitspreken - en dit laatste geldt voor ons allemaal. Niemand van ons kan het bestaan van God bewijzen. De evolutietheorie van Darwin vertoont een hoge mate van slijtvastheid. Evolutie verloopt langs de weg van de natuurlijke selectie. Waarom zijn we het daar niet over eens, over iets wat zo voor de hand ligt? Mijn geloof in de aanwezigheid van God is niet geschokt nu ik met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid weet dat Hij de wereld en de mens niet schiep. Spraakverwarring en chaos We hebben blijkbaar steeds behoefte aan een kloppend, waterdicht verhaal. Desnoods lichten we de feiten als het ons zo uitkomt een beentje. Als onze werkelijkheid maar niet in het geding komt. Waarom kan en mag iets niet betekenisloos zijn? Omdat we het niet kunnen begrijpen, uithouden of volhouden zonder antwoorden? Ik wil het hebben over de chaos waarin we als gevolg van ‘(on)opzettelijke’ spraakverwarring terecht zijn gekomen. Ik denk aan de chaostheorie. Volgens deze benadering is en blijft de werkelijkheid ongrijpbaar: het is een veld van verwarring, van onsamenhangende toevalligheden en grilligheden. De gekte, het raadselachtige heeft toegeslagen. Er valt geen lijn meer in te ontdekken. Het actief doorstaan en ondergaan van die chaos kan wel degelijk nieuwe inzichten opleveren. Het plotseling aanvoelen van een nog niet eerder waargenomen ‘onderstroom’, ‘wetmatigheid’ of ‘richting’ kan in deze benadering niet worden uitgesloten. gedeeltelijk hadden verwerkt. Het is mede tegen deze persoonlijke achtergrond buitengewoon cynisch, inhumaan en onvoorstelbaar hard dat oorlogen als een ‘evolutionaire overlevingsstrategie’ worden gezien. 14 Contingentie is een effectieve aanpassing van een organisme aan zijn ‘vijandelijke’ omgeving. 15 Deze uitspraken zijn ontleend aan een interview van Wim Kayzer met Stephen Jay Gould in Een schitterend ongeluk (VPRO, 1993). 16 Met een eenvoudig voorbeeld wil ik het nut en belang van deze onderscheiding illustreren. De gelovige zegt: ‘Ik ben een kind van God’ en de natuurkundige zegt: ‘Je bent een kind van je vader en moeder’. Zelfs een blinde kan zien dat we hier met twee velden van onderzoek te doen hebben. Die van: zingeving en van overleving. Gould bepleit in een beroemd geworden essay om beide werelden met wederzijds respect te benaderen en om een tussenpositie in te nemen. Het zijn in feite samenhangende werelden, die alleen verstandelijk gescheiden kunnen worden. Zo mag bijvoorbeeld niet bij voorbaat worden uitgesloten dat wij losse op overleving georiënteerde onderdelen of organismen in één grote, door de goddelijke schepper bepaalde orde zijn. Stephen Jay Gould - God en Darwin (2009). Gould stelt onder andere verder (pagina 57) voor dat men tegen deze tegenstanders van een serieuze en fatsoenlijke discussie beter een politieke strijd dan een intellectueel discours moet voeren. 4 Drie perspectieven: feiten, betekenis en chaos Ik denk dat de drie zienswijzen of perspectieven - de wereld van de feiten, die van de betekenis en die van de chaos - elkaar kunnen versterken en dat de succesvolle toepassing situationeel bepaald is. Ze kunnen onze greep op ‘de’ werkelijkheid vergroten. Of ons dit gevoel geven. Steeds als we kijken, ‘bezondigen’ we ons aan een bepaalde kijkrichting. De val van het reduceren van de werkelijkheid tot één perspectief, één kijkrichting, staat steeds wagenwijd open en we trappen er door onze ontoereikendheid onontkoombaar in. Dat is niet erg zolang we ons maar bewust zijn van het feit dat we dat doen en vanuit welk perspectief of welke richting we kijken. Dan blijven we in beweging en trekken we ons niet terug op of achter onze stellingen. Gods- en mensvisie: van geloven naar vertrouwen Mijn uitgangspunt is dat ik naakt, onbeschermd en onvolkomen in het universum sta.17 Bewust en onbewust. Dit roept een oerangst in me op, dan ontkenning of onzekerheid en vervolgens het verlangen naar houvast - individueel, op groepsniveau of collectief niveau. Maar er is geen hoger wezen van welke aard dan ook dat me hiertegen beschermt. Mezelf heb ik uit te leveren, maar dat kan ik door mijn zelfgerichtheid niet vanuit mezelf. Gods- en mensvisie zijn naar mijn smaak in hoge mate verweven. ‘Vertrouwen’ kun je verbinden met een voorafmensbeeld/-godsidee en ‘geloven’ met een achterafmensbeeld/-godsidee. Het wordt tijd om naar mijn smaak ‘geloven’ te vervangen door ‘vertrouwen.’ Daarin kunnen de chaos en het absurde karakter van de werkelijkheid beter een plaats krijgen, hoe tegenstrijdig dit ook moge klinken. Het feit dat God de wereld niet heeft geschapen, kan zo ook beter een plaats krijgen. Met het tweede betekenisperspectief kan de schrijnende tegenwoordigheid van existentiële vragen buiten de deur worden gehouden. Het kan de achterliggende verwarring ‘verhullen’. Het kanaliseert de bewustwording en de ontzetting dat we aan onszelf en elkaar zijn overgeleverd. Dat ‘negeren’ kan bijna niet anders dan als ‘zelfbedrog’ worden gezien. We ontkomen er niet aan om ons daarmee te verstaan en te verhouden en om de wanorde die hierop volgt toe te laten, te ondergaan. Ik ben van mening dat daarom aan de chaostheorie een hoge mate van werkelijkheidszin kan worden toegeschreven. Hier kan het aanvoelen van het feit dat ik een minuscuul deeltje ben van het universum en dat dit zich tegelijkertijd in mij afspeelt aarzelend een plek krijgen. Mijn geloven neigt zo steeds meer naar de chaos ‘gelaten’ toelaten en vertrouwen op een ‘goede afloop’. Dat sluit actief zijn in het ‘niemandsland’ niet uit: het is geen pleidooi voor stilzitten maar meer een poging om de werkelijkheid schouwend onder ogen te zien. We dienen die kwetsbaarheid als uitgangspunt te nemen voor beschouwing en actie van ons leven. Dat is verre van gemakkelijk, en zeker niet zoetsappig, maar ik zie en heb geen andere uitweg. Ik vind het een hele ontdekking dat ik een serieuze ‘aanhanger’ van de chaostheorie ben geworden. Wel een die de verleiding wil weerstaan om met dit perspectief het mij toevallende alsnog rationeel te gebruiken en/of te verklaren.18 Plaatsbepaling achteraf: onze (on)sterfelijkheid Wat heeft dit alles nu voor gevolgen voor onze (on)sterfelijkheid?19 Ik vul de vooronderstellingen die achter mijn zelf- en mensbeeld schuil gaan verder aan. Ik weet dat mijn zelfbeeld mijn waarnemingen en percepties zowel kleurt als vormt, wellicht ‘misvormt’. Hetzelfde geldt voor mijn mensbeeld. Ik ga ervan uit dat wij, allemaal, een ziel hebben, die tegelijkertijd aanvaard én verworpen dient te worden. Ook ga ik ervan uit dat als ik word blootgesteld aan Dit besef van nietigheid is door Jos de Mul als het volgt onder woorden gebracht: ‘Wij denken graag dat wij in de kosmos een specifieke plaats innemen, maar in werkelijkheid staan wij alleen in de onverschillige oneindigheid van het heelal, waaruit we toevallig zijn opgerezen.’ J. de Mul – Toeval, pagina 10. 18 Ibid., pagina 11. 19 Terwijl ik dit schrijf woekert er een hardnekkige bacterie in mijn lijf. Ik realiseer me daardoor hoezeer mijn voortbestaan en mijn persoonlijkheid afhankelijk zijn van ‘de omstandigheden’. We zijn in een mum weggevaagd. 17 5 de wisselvalligheden van het lot, ik me wil ‘verootmoedigen’ én mijn permanente drang om te (over)leven tot mijn laatste snik zal ‘opvolgen’. Ik wil dit met een citaat van Simome Weil (1909-1943) nader toelichten. Zij zegt het volgende. Een instinct tot zelfbehoud geeft ons de gedachte, dat [het] voortzetten van onze persoonlijkheid noodzakelijk is, en we denken, dat iets wat noodzakelijk is, nu ook een recht is. Daarvan vertelt die geschiedenis van een bedelaar, die tegen Talleyrand zei: “Excellentie, ik moet toch óók leven”, waarop Talleyrand antwoordde: “Ik zie er de noodzaak niet van in.” Onze persoonlijkheid hangt volkomen van de omstandigheden af, en die hebben een onbegrensde macht om haar te verpletteren. Maar we gaan nog liever dood dan dát te erkennen. [Die] ootmoed bestaat hierin, dat men weet in deze wereld met de héle ziel, niet alleen met wat het ‘ik’ genoemd wordt, maar ook met het bovennatuurlijke deel der ziel, waarin God woont, blootgesteld te zijn aan de tijd en aan de wisselvalligheden der veranderingen. Men dient volkomen de mogelijkheid te aanvaarden, dat al het natuurlijke in de mens kan worden vernietigd. Maar men dient de mogelijkheid, dat het bovennatuurlijke deel van de ziel verdwijnt, tegelijkertijd te aanvaarden én te verwerpen. Aanvaarden namelijk als een gebeurtenis, die niet zonder Gods wil zou plaatshebben. Verwerpen als iets verschrikkelijks. Men moet er angst voor hebben; maar onze angst zij als de voltooiing van het vertrouwen.20 God heeft de aarde en óók de mens niet geschapen. Of het tegenovergestelde: God heeft de aarde en de mens wél geschapen. Allebei zijn het ‘niet-werkende bevindingen’ - het is de vraag of het er wat toe doet. Ik ervaar God als de kern van mijn ziel, van mijn bestaan. Hem te ontmoeten is mijn diepste verlangen. Dat verlangen is niet ondubbelzinnig. Ik ben niet vrij van angst en huiver. Ik zal mezelf immers volledig moeten loslaten in deze ontmoeting. Durf, kan ik dat? Niet God, het al of niet scheppen van de aarde, de mens, is het ‘probleem’, maar het vastzitten aan mezelf, aan onze hardnekkige illusies van zélfbepaling.21 God is een realiteit die in mijn binnenste, in de stilte gevonden kan worden. Iets wat ik niet naar mijn hand kan zetten, iets wat ik me niet kan toeeigenen, ook niet iets waar ik me achter kan verschuilen. Ik kan alleen maar proberen om me voor Zijn aanwezigheid open te stellen, zonder dictaten, zonder doctrines, zowel vooraf als achteraf, steunend op de grote tradities en door de ‘navolging’ van bijvoorbeeld de grote mysticus Johannes van het Kruis. Het is in de liefdesontmoeting met Hem waarin ik mezelf aanvaard en geborgen weet. Oh nee, het is geen wiegend, zacht spenend ‘geloof’, het is een kritisch, waakzaam, actief en passief (dynamisch) proces van verzetten, met lege handen, gelaten, naakt staan. Kwetsbaar, een in liefde voor elkaar gekwetst zijn, weer op gang komen, telkens maar weer... Een schoorvoetend loslaten en vertrouwensvol wachten... Het wordt tijd om af te ronden. Terugblik In dit essay heb ik me bezig gehouden met de kern van Darwins evolutie-idee. Het debat tussen voor- en tegenstanders, de spraakverwarring en de chaos, was een belangrijk kantelmoment in mijn bespiegeling. Drie perspectieven onderscheidde ik om naar de werkelijkheid te kunnen kijken. Geloven verving ik door De citaten zijn ontleend aan Simone Weils commentaar bij het Onzevader. De beelden die wij van God hebben kloppen niet. Door het leven zelf worden we gedwongen of uitgenodigd om deze los te laten en te herzien, steeds maar weer, verder en verder, net zo lang tot God ‘beeldloos’, leeg is. Wellicht mogen of kunnen we dit bij leven ervaren. ‘Is God dood? Of de fictie die wij voor ‘God’ hielden [houden]?’ Zie: Willem Barnard - Een zon diep in de nacht, pagina 201 (2009. 20 21 6 vertrouwen. Op basis van dit alles nam ik opnieuw een positie in ten aanzien van mijn antwoord op de vraag of God de wereld en de mens heeft geschapen. Ook gaf ik aan wat de consequenties zijn van dat antwoord voor onze (on)sterfelijkheid en hoe ik hiermee wil omgaan. Tenslotte Altijd als ik ergens mee zit, vraag ik raad aan mijn vriend Theo Nolles. Theo is zo’n jongen die zijn vader nooit heeft gekend, zijn moeder is nog steeds alles voor hem. Kom niet aan haar, hij slaat je op je gezicht. Hij heeft geen enkele opleiding afgemaakt, maar zijn oordeel over mensen en situaties is onomwonden en vaak helder. Hij heeft me menigmaal verbaasd doen staan. Samen hebben we meerdere malen koppeltijdritten gereden, dat heeft een hechte band tussen ons gesmeed. Theo is taxichauffeur, hij komt op de meest vreemde tijden ‘een bakkie doen’. Toen ik hem vertelde over mijn vraag of God de wereld en de mens al dan niet had geschapen, antwoordde hij kalm: ‘Het zijn allemaal vragen die uit je hoofd komen en niet uit je buik, weet je.’ Opeens doorzag en voelde ik wat hij bedoelde. ‘Als je in het moment blijft, zijn die vragen er niet?’ ‘Precies,’ zei hij erachteraan, met een grote grijns op z’n afgetrainde gezicht. En dan, ironisch, in mijn richting: ‘Dat is nou een staaltje nuchtere mystiek van mijn kant.’ Die Nolles heeft het weer bij het rechte eind, dacht ik. We moeten door al ons gedoe niet vergeten God, - het wonder van ons bestaan en de wereld - , toe te laten, te ervaren. ‘Wat gebeurt er als je niet in het moment blijft?’ ‘Dan begint onze ellende, het getob, het piekeren, gaan we oorlog voeren.’ ‘Maar die gekte is toch ook een grote realiteit?’ ‘Je hebt gelijk. Het gaat om de balans, weet je.’ ‘Balans?’ ‘Ja, tussen die twee.’ ‘Tussen rust en inspanning?’ ‘Zoiets ja.’ Er viel een diepe stilte, we keken naar buiten, het was aardedonker, een hemel zonder sterren. Aan zijn regelmatige buikademhaling kon ik zien dat Theo volledig in rust was. Opeens zei hij: ‘Alles draait om de houding waarmee je dat doet.’ Hij zuchtte, haalde diep adem en zei: ‘Je moet het een doen en het ander niet laten, er zit niets anders op. Dat is de kneep.’ Ik zweeg, tegen zo veel raakheid en aplomb was ik niet opgewassen. Theo dronk van zijn koffie, benen over elkaar geslagen, en wipte bijna ongemerkt met een voet op de maat van zijn hartslag, in een zuivere cadans. Bram Zoon (1947) debuteerde eind 2010 met Gloed van Liefde, ISBN 978-90-484-1596-0. Informatie en contact http://www.bramzoon.com/ - www.youtube.com/hemelsplein © Bram Zoon 2011 7
© Copyright 2024 ExpyDoc