Notitie v2_HU

De wind terug in de zeilen.!
De Raad van Toezicht in het verleden, heden en toekomst!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
Lennart van Nieuwenhuijzen
!
1
Inhoud!
Inhoud!..............................................................................................................................................2!
Inleiding!...........................................................................................................................................3!
Op de klippen!..................................................................................................................................4!
Een nieuwe koers!............................................................................................................................6!
Vanaf de wal!....................................................................................................................................8!
Als anker!..........................................................................................................................................9!
Literatuur!.........................................................................................................................................10
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
Hoe men mij ziet!
Af en toe schrik ik ontzettend!
van wat ik over ons hoor:!
we zouden nooit echt controleren,!
ons verstoppen in ivoor,!
we willen zelden innoveren!
en verliezen vaak het spoor,!
!
we zouden slecht van fouten leren,!
geven liever geen gehoor!
aan de stemmen die beweren!
dat we zeer matig presteren.!
!
En ondankbaar als het lijkt!
ga ik de lange dagen door!
want ik heb toch echt het beste!
met mijn zorginstelling voor.!
!
!
2
!
!
Inleiding!
!
Soms vergelijk ik organisaties met schepen in de zee. Net zoals op schepen bestaat er binnen
organisaties een zekere rangorde binnen de bemanning. De bestuurder fungeert als kapitein, hij
bepaalt de koers en heeft het bevel over het roer. Maar als de kapitein ervoor kiest het steven te
wenden in de richting van de rotsige kust zal iemand in de stuurhut in moeten grijpen. De interne
toezichthouder is zo’n figuur. Behalve dat fungeert hij ook als ervaren navigator, adviseur,
waarnemer en werkgever. Maar zonder dat hij over feitelijke stuurkracht beschikt wordt het hem
veelal verweten wanneer er misstanden zijn. Als er tegenwoordig een organisatie op de klippen
loopt wordt al snel de vraag gesteld: “waarom werd er niet ingegrepen door de toezichthouder?”!
!
Sinds de invoering van het huidige Raad-van-Toezichtmodel in de gezondheidszorg is de interne
governance van veel zorginstellingen enorm verbeterd. Toch is de sector zorg en welzijn de
afgelopen vijf jaar geconfronteerd met calamiteiten die breed zijn uitgemeten in media, politiek en
beleidswereld. De onderzoeken naar deze calamiteiten en bijbehorende publicaties hebben
behoorlijk wat stof doen opwaaien, waardoor er nu gesproken wordt over het “falende toezicht”
naast “opportunistische bestuurders”1. Of dit terecht is valt natuurlijk te betwijfelen, gezien de vele
instellingen die wel naar behoren functioneren, maar deze situatie kan wel uitstekend als
aanleiding en kans worden gebruikt om kritisch te kijken naar de rol van de Raad van Toezicht
(RvT) en deze zo goed mogelijk te ontwikkelen. De eerste stappen hiervoor zijn de afgelopen jaren
al door de NVTZ genomen. In het onlangs verschenen rapport van de wetenschappelijke
adviesraad2 (WAR) van de NVTZ komt naar voren dat de tijd rijp is om in discussie te gaan over de
bijdrage van de RvT aan het leveren van kwalitatief goede zorg en de wijze waarop hij waarde
geeft aan zijn primaire taken.!
!
Het primaire doel van deze notitie is om te kijken welke lessen getrokken kunnen worden uit het
verleden, te achterhalen in welke staat het vak van de toezichthouder zich nu bevindt en een
voorzichtige blik te werpen op de toekomst. Ten eerste zal ik de incidenten uit het verleden in twee
categorieën plaatsen en voorzien van voorbeelden, om te bepalen wat de toezichthouder nu
eigenlijk wordt verweten. Vervolgens bekijk ik de aanbevelingen die naar aanleiding van deze
incidenten zijn gedaan. Hierbij zal ik me niet beperken tot de rapporten over de incidenten maar
ook gebruik maken van de adviezen van de commissie Halsema, de NVTZ en de
Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid. Dit geeft een aantal interessante visies op de
toekomst van de toezichthouder en geeft aan waar de discussie in de toekomst heen zal gaan.!
!
Tot slot koppel ik de afgelopen maanden terug. Ik combineer dat wat ik heb gelezen met dat wat ik
heb gezien en gehoord en geef als betrekkelijke buitenstaander mijn persoonlijke blik op de
huidige staat van het vak en de uitdagingen die spelen voor de toezichthouder. Ook zal ik
uitleggen in welke richting het toezicht de komende jaren waarschijnlijk zal bewegen, welke
bijdrage de aanbevelingen praktisch zullen leveren en op welke wijze bepaalde visies moeten
veranderen om terug te kunnen keren naar het kalmere vaarwater.
!
3
Op de klippen!
!
Het is niet vreemd dat incidenten in de semipublieke sector veel aandacht krijgen. Het gaat immers
om organisaties die werken met publieke middelen, en wanneer gefaald wordt zijn het patiënten,
kwetsbaren, huurders of leerlingen die er met name onder lijden. Soms lijkt het echter alsof
vergeten wordt dat de sector niet gevormd wordt door programmeerbare machines, maar door
mensen. Mensen met intenties, belangen, dromen, doelen. Mensen die soms fouten maken, de
regels overtreden, gokken en verliezen. Dit menselijk gedrag heeft calamiteiten tot gevolg gehad,
maar welk gedrag vertoonde de RvT in deze casuïstiek?!
!
Op afstand!
!
In de eerste plaats is het vaak voorgekomen dat een toezichthouder voor zijn informatie puur
vertrouwde op de berichten die hij van de bestuurder ontving. Hieraan verbonden ligt een grote
afstand met de situatie in de organisatie, zo luidt het oordeel van diverse rapporten. Dit wordt als
onwenselijk beschouwd en kan een rol spelen in het ontstaan van incidenten. Een voorbeeld
waaruit blijkt hoe zeer het mis kan gaan is de situatie in het Maasstad Ziekenhuis, waar de
uitbraak van een antibiotica-resistente bacterie op de Intensive Care zeven maanden lang
onvoldoende werd aangepakt. In “Oog voor het onzichtbare” oordeelt de externe
onderzoekscommissie3 dat er sprake is geweest van collectief falen op alle lagen in de organisatie,
met een RvT die blind leek voor de zwakke structuur van het bestuur in het ziekenhuis. Eenzelfde
verwijt treft de RvT van het VUmc, waar de medisch specialisten niet in staat waren tot het leveren
van kwalitatief goede zorg. Volgens de onderzoekscommissie van het VUmc4 heeft de RvT te lang
erop vertrouwd dat de RvB de problemen aan zou kunnen pakken, en niet verder gekeken naar de
gevolgen van het handelen. Verder kwam informatie pas laat bij de RvT terecht, waardoor
adequaat optreden moeilijk werd en tot lang onbekend bleef hoe de interne verhoudingen in het
ziekenhuis lagen.!
!
Een derde voorbeeld van een calamiteit waarbij de toezichthouder het naliet zich goed te
informeren is de situatie in het Twents Medisch Spectrum5, waar neuroloog Jansen-Steur jarenlang
verslaafd was aan medicijnen, ruzie maakte met de rest van de medisch staf en vele foute
diagnoses stelde, ten nadele van een grote groep patiënten. Volgens de commissie heeft de RvT
in deze situatie nauwelijks gehandeld. Er wordt zelfs gesproken over de RvT als “de grote
afwezige in het geheel”. Gemaakte afspraken met de RvB over het melden van bedreigende
situaties zijn nooit nageleefd, en zodoende wist de RvT van niets. Er was geen toezicht op de
kwaliteit van zorg en de RvT werd pas op de hoogte gesteld nadat de specialist was vertrokken.
Natuurlijk is in dit geval het gedrag van de specialist de directe oorzaak van de situatie geweest,
waarna de RvB het heeft nagelaten om de RvT op de hoogte te houden. Verder valt met geen
mogelijkheid te zeggen of een meer betrokken houding van de RvT een andere uitkomst had
gegarandeerd, maar een positieve bijdrage leverde het handelen van de RvT niet.!
!
Een laatste voorbeeld in deze categorie komt uit de casus van onderwijsorganisatie Amarantis,
waar een gebrek aan visie in de planning en control cyclus grote gevolgen had voor de financiële
positie van de organisatie. Volgens de commissie waren signalen intern in de organisatie bekend,
maar bleef effectief ingrijpen uit. De RvT bij Amarantis heeft op grote afstand gestaan van het
primaire proces van de organisatie6. Toch heeft de RvT verschillende interne signalen ontvangen
dat het niet goed ging met de organisatie. De RvT heeft zich echter geen eigen beeld gevormd van
de situatie binnen de organisatie, en hoewel men veelal een kritische houding aannam, verdween
die houding zodra het bestuur verbetering beloofde.!
!
!
!
!
!
!
4
Het verkeerde doel!
!
In de tweede plaats wordt in de rapporten vaak gesproken over een RvT die zich op de verkeerde
doelen heeft gericht of zich te veel heeft laten leiden door de koers van de instelling of organisatie
ten opzichte van haar omgeving. In het geval van het Maasstad ziekenhuis was dit een tweede
verwijt aan de RvT. Er was te veel nadruk gelegd op de positie van het ziekenhuis op lijsten zoals
die worden gepubliceerd door het AD en Elsevier. Hierdoor was er geen aandacht voor zaken als
kwaliteit en veiligheid7. Ook na de misstanden bij de fusie van het concern Philadelphia8 kwam het
College Sanering Zorginstellingen tot de conclusie dat veel tijd verloren ging aan discussies over
de identiteit van de organisatie, in plaats van de juiste wijze van ondernemen of de
verantwoordelijkheid die voortkomt uit het beheren en gebruiken van publieke middelen. De RvT
heeft hier veel aandacht geschonken aan zaken als groei en taakverbreding, terwijl de kerntaken
van organisatie steeds meer op de achtergrond kwamen te liggen en de fusie niet tot een goed
einde kon worden gebracht. !
!
Vergelijkbaar is de casus van Meavita. Door het niet effectief voltooien van de fusies en het
deelnemen aan zeer risicovolle innovatieve projecten miste er een goede administratieve
organisatie en kon de organisatie in grote financiële problemen raken9. De problemen van Meavita
zijn voor het overgrote deel het gevolg van de koers die door de RvB is bepaald. Deze koers was
gericht op prestige en het vergroten van de schaal, zonder echt stil te blijven staan bij de gevolgen
van het beleid. De RvT had hiertegen in moeten grijpen, maar steunde de koers van het bestuur
en had geen oog voor de mogelijke gevolgen van het beleid. !
!
Een laatste voorbeeld waarbij de agenda van de RvT door verschillende andere dingen werd
beheerst dan kwaliteit van zorg en veiligheid is de situatie in het Ruwaard van Putten Ziekenhuis
(tegenwoordig Spijkenisse Medisch Centrum). In het Ruwaard van Putten was vanaf 2009 sprake
van een patstelling10 tussen de RvB en de medisch specialisten. De specialisten volgden onder
andere geen landelijke richtlijnen en waren niet nauwkeurig in het volgen van de dossierplicht.
Zowel tussen de specialisten onderling als tussen de specialisten en de RvB heerste onenigheid.
De IGZ11 spreekt van een eilandcultuur, waarin veiligheid en kwaliteit van zorg niet langer meer het
grootste goed waren. Dit conflict had een grote invloed op de patiëntenzorg, maar de RvT van het
ziekenhuis kroop niet in de rol van sparringpartner, aldus de IGZ. De onderzoeksraad voor de
veiligheid12 ziet dit anders en benadrukt dat door de RvT van alles is geprobeerd om de situatie te
beheersen. Onder andere met het inschakelen van een mediator en ingrijpen in de
bestuursstructuur van het ziekenhuis zijn pogingen gedaan. Achteraf zijn deze ingrepen niet
succesvol gebleken. De agenda van de RvT werd te veel beheerst door financiële problemen,
persoonlijke conflicten en de zoektocht naar een betrouwbare samenwerkingspartner, waardoor
kwaliteit van zorg en het waarborgen van de veiligheid van de agenda verdwenen, concluderen
beide rapporten.!
!
Verwijtbaar gedrag?!
!
Het valt zeer te betwijfelen of het wel zin heeft om bij calamiteiten te zoeken naar een schuldige.
Er zijn immers een groot aantal factoren die de situatie beïnvloeden, veel meer factoren dan alleen
het gedrag van bijvoorbeeld een arts, bestuurder of toezichthouder. Wel is het zo dat de RvT als
taak heeft om in te grijpen wanneer het fout gaat, om zich te informeren over de stand van zaken
binnen de organisatie en om kwaliteit en veiligheid van de aangeboden diensten in het oog te
houden. !
!
Uit de casuïstiek is gebleken dat deze taken in ieder geval niet eenvoudiger worden om uit te
voeren wanneer een RvT op grote afstand staat van een organisatie, zeker niet als ze zich alleen
door de RvB laat informeren. Toezicht waarbij de RvT meer zichtbaar en aanspreekbaar is binnen
de organisatie heeft mogelijk een positieve invloed op het vermijden van calamiteiten. Toch blijft
het moeilijk, zeker omdat een RvT een beperkte hoeveelheid tijd tot haar beschikking heeft en
!
5
moet blijven zoeken naar een evenwicht tussen afstand en nabijheid, tussen onafhankelijkheid en
betrokkenheid. !
!
Verder lijkt het, gelet op de casuïstiek, erop dat toezichthouders soms kunnen worstelen met het
stellen van prioriteiten op hun agenda. Wanneer toezichthouders zich voornamelijk bezighouden
met zaken als ranglijsten, concurrentieposities en prestigestijging kan dit een negatieve invloed
hebben op het functioneren van een instelling. Raden van Toezicht moeten waken zich hierdoor te
laten verblinden, en terugkeren naar datgene wat telt: de belangen van patiënten en cliënten en
het voorbestaan van de organisatie. !
!
Als laatste overweging moet meegenomen worden dat er ook gevallen zijn geweest waarin de RvT
op de hoogte was van de situatie binnen de instelling maar, volgens de rapporten, niet in staat
waren hier verandering in te brengen. Zijn toezichthouders wellicht machtiger dan ze zelf
doorhebben of missen ze daadwerkelijk mogelijkheden om in te grijpen? En op welke wijze moet
de toezichthouder weer terugkeren naar rustiger vaarwater?!
!
!
Een nieuwe koers!
!
De rapporten beperken zich niet tot signaleren wat er fout ging, ze geven ook aanbevelingen
waarmee de organisatie zich weer op kan richten. Het is opmerkelijk dat zowel in gevallen waarbij
de RvT wordt verweten op afstand te hebben gestaan, als in gevallen waarbij de RvT te veel bezig
was met andere zaken dan kwaliteit en veiligheid, min of meer dezelfde aanbevelingen worden
gedaan. In de grote lijnen verlangen de commissies naar een meer professionele RvT, die weet
wat er in de organisatie speelt en kwaliteit en veiligheid zijn absolute prioriteit heeft gemaakt.!
!
De commissie die onderzoek heeft gedaan naar het VUmc concludeert dat de RvT op afstand is
komen te staan vanwege de grootte van de organisatie, en pleit voor het versterken en vernieuwen
van de RVT, maar ook voor het bestuderen van mogelijkheden om het toezicht op de VU en het
VUmc te splitsen13. Dit vooral omdat het toezicht houden op beide organisaties een intensieve en
tijdrovende taak is gebleken. Andere commissies pleiten meer voor het veranderen van de cultuur
binnen een organisatie. Dit uit zich onder andere in het bewerkstelligen van een kwaliteitscultuur,
waarbinnen elkaar aanspreken op gedrag veilig en normaal is14. Ook moet op de agenda van de
RvT kwaliteit en veiligheid een vast onderdeel vormen15, en moet door middel van een
informatieprotocol16 vast komen te liggen dat een RvT in samenwerking met het bestuur in gesprek
gaat met organen zoals de Cliëntenraad, Ondernemingsraad en Medische Staf17. Hierdoor moeten
toezichthouders beter weten wat er in hun organisatie speelt en kan de afstand tussen RvT en
organisatie kleiner worden. Ook naar aanleiding van de financiële problemen bij Amarantis wordt
de aanbeveling gedaan om de RvT onderzoeksrecht binnen de instelling te geven. Echter, er wordt
ook gepleit voor een basisopleiding voor toezichthouders, met als uiteindelijke doel een
certificering18. Dit keert niet terug in andere rapporten.!
!
Uit het verstevigen van de kwaliteitscultuur volgt dat in veel organisaties wijzigingen moeten
komen in de manier waarop intern en extern met signalering en indicatoren wordt omgegaan. Het
primaire doel van de indicatoren moet zijn om van te leren en te signaleren19, niet om de positie
ten opzichte van andere organisaties te bepalen of verstevigen. Indicatoren moeten dienen als
aanwijzingen of signalen en een rol krijgen binnen analyses, onderzoeken, verbetertrajecten en
terugkoppelingen. Indicatoren zijn een vinger aan de pols voor een organisatie, en zouden zo ook
door de RvB en de RvT gebruikt moeten worden. Op dit moment worden veel uitkomstindicatoren
echter nog niet optimaal gebruikt20. Tussen instellingen onderling verschilt de toepassing en voor
patiënten is de informatie uit de indicatoren vaak niet helder. Met indicatoren die meer van
toepassing zijn kunnen bestuurders en toezichthouders beter te weten komen op welk niveau de
verschillende afdelingen en professionals presteren, en wordt het in theorie eenvoudiger om te
bepalen waar de kwaliteit onvoldoende is of het beleid tekortschiet. !
!
6
!
Een voortzetting van deze aanbevelingen en een verdere poging tot het professionaliseren van het
toezicht valt terug te vinden in de aanwijzingen van de commissie Halsema21. De commissie stipt
interessante zaken aan die gelden voor de hele semipublieke sector. Zo signaleert de commissie
diverse weeffouten in de structuur van de sector, die mogelijk zijn ontstaan door groeiende schaal
van instellingen en een grotere invloed van onder andere marktwerking. Deze weeffouten uiten
zich in onduidelijkheid over het publieke belang, de complexiteit van vaak tegengestelde taken en
plichten en de onzekerheid over wie verantwoordelijk is. De weeffouten kunnen alleen opgelost
worden door de overheid en verdienen de aandacht van het kabinet, omdat de wijzigingen die
binnen de instellingen en organisaties worden gedaan minder effectief zijn als deze fouten blijven
bestaan. Wat betreft het formuleren van codes voor gedrag en governance is de commissie
Halsema van mening dat de verantwoordelijkheid moet liggen bij de instellingen en organisaties
zelf, niet bij de overheid. Tenslotte ziet de commissie, naast belang van structuur en regels, ook
een grote rol voor goed gedrag en de inzet van het individu. De commissie pleit voor een open
cultuur, waarin bestuurders maar ook toezichthouders en werknemers elkaar aan kunnen spreken
op gedrag, om zo iedereen meer de maatschappelijke verantwoordelijkheid te laten nemen. Voor
toezichthouders betekent dit concreet dat ze mee moeten gaan in de omslag van de cultuur, en
dus bereid moeten zijn de bestuurder aan te spreken, en dat ze zelf ook aanspreekbaar te zijn.!
!
In grote lijnen22 erkent het kabinet als opdrachtgever de conclusies en aanbevelingen van de
commissie Halsema, met name de visie van de commissie dat het initiatief voor de ontwikkeling
van governance- en gedragscodes ligt bij de organisaties binnen de sectoren. Vanuit de
verschillende sectoren moet dus iets gedaan worden met het advies van de commissie, omdat ze
dat “aan zichzelf, aan de vele in de sectoren werkende professionals en aan de burger verplicht”
zijn. Het kabinet heeft de toezichthouders en bestuurders binnen de sectoren opgeroepen om het
lastige gesprek te beginnen, zelfs als veel onderwerpen uit dit gesprek al eerder binnen codes en
structuren zijn vastgelegd. Het kabinet spreekt de commissie tegen in haar conclusies over schaal.
Niet de grootte van de instellingen is de oorzaak van problemen, maar het onvolledig doorvoeren
van een fusering. Hierin ligt een aanbeveling voor de RvT, omdat zij ervan op de hoogte moet zijn
wanneer er bij een fusie problemen ontstaan en kan ingrijpen wanneer hier problemen bij
ontstaan.!
!
Op dit kabinetsstandpunt heeft de NVTZ, in samenwerking met de andere verenigingen van
toezichthouders in de semipublieke sector, een reactie geschreven23. Het grootste verwijt aan het
kabinet is dat er over enkele zaken nog altijd onduidelijkheid bestaat. Er wordt niet ingegaan op
het oplossen van de weeffouten zoals de commissie Halsema die heeft genoemd, en vanuit het
kabinet ontbreekt helderheid over het begrip ‘publiek belang’ en het is onzeker of die duidelijkheid
er binnen afzienbare termijn zal zijn. Dit maakt het moeilijk om mee te bewegen in de koers die
door het kabinet wordt voorgesteld, en zodoende zijn de verenigingen genoodzaakt hun eigen
koers hier los van te plotten. !
!
De NVTZ is al enkele jaren actief bezig met deze koers en zet zich in voor het professionaliseren
van de toezichthouder. Niet alleen door het geven van advies of het fungeren als spreekbuis voor
haar leden, maar ook door middel van publicaties die een bepaalde richting voor de toezichthouder
voorstellen of tot doel hebben de discussie te openen. In de laatste categorie past het onlangs
verschenen rapport van de Wetenschappelijke Advies Raad van de NVTZ24, waarin onder andere
stelling wordt genomen tegen de toezichthouder die te veel op de bestuurder vertrouwt. Modern
toezicht zou zich moeten richten op de besturing en de gevolgen hiervan, niet slechts op de
bestuurder. Het is belangrijk om bij dergelijke nieuwe denkwijzen de nuances in het oog te houden.
Hoewel de RvT meer in contact zal staan met de omgeving (zowel intern als extern) geeft ze
alleen feedback aan de RvB. Interventie en het aanspreken van het bestuur moet plaatsvinden
binnen de muren van de bestuurskamer, maar informatievergaring en contact over beleid moet ook
buiten de boardroom plaatsvinden, zo stelt het essay. Natuurlijk zijn er al veel toezichthouders die
werken zoals de WAR dat voor ogen heeft, maar het essay heeft juist als intentie om die
!
7
toezichthouders van bevestiging te voorzien en de overige Raden van Toezicht van een nieuwe
denkwijze te voorzien.!
!
In lijn met de aanbevelingen van de WAR zijn de aanbevelingen die in de laatste publicatie25 van
de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) staan. Hierin wordt gesteld dat de
reactie op incidenten veelal bestaat uit strengere regulering en meer professionalisering. De WRR
noemt een derde element: de interne checks and balances. Diezelfde checks and balances komen
ter sprake in het rapport van de WAR, met verschil dat het in dat geval wordt gezien als onderdeel
van de professionalisering van de toezichthouder. Net als de WAR concludeert de WRR dat een
toezichthouder beter kan presteren als er een veelvoud aan informatiebronnen is. Echter, de WRR
stelt dat de RvT hulp nodig heeft en vermeldt explicieter dat het moet gaan om driehoeksrelaties
tussen de RvB, de RvT en de relevante derde partijen. Voor de NVTZ en aanverwante
verenigingen adviseert de WRR om verder te ontwikkelen aan standaarden en vaste werkvormen,
hoewel de raad niet invult wat deze standaarden zouden kunnen zijn.!
!
!
Vanaf de wal!
!
Ik heb een aantal incidenten besproken, alsmede de aanbevelingen die naar aanleiding van deze
incidenten zijn gedaan. Er moet niet worden vergeten dat het hier casuïstiek betreft, casuïstiek die
heeft geleid tot enorme commotie, waardoor het beeld heeft kunnen ontstaan van een sectorbreed
falen van toezicht. Het is te eenvoudig om te stellen dat er sprake zou kunnen zijn van zo’n
collectief tekort, of dat de Raden van Toezicht uit de casuïstiek de schuld moeten krijgen van de
calamiteiten. Hiervoor zijn er simpelweg te veel factoren die een invloed hebben op het ontstaan
en escaleren van een incident. Daarbij heb ik de afgelopen maanden tijd doorgebracht met
verschillende toezichthouders. Ik heb geluisterd, gevraagd en ideeën uitgewisseld en ben tot de
conclusie gekomen dat er een stuk meer glanzende appels in de mand zitten dan rotte, dat de
uitspraak “zo hebben we het altijd al gedaan” eerder wordt verfoeid dan geprezen en dat er grote
bereidheid is om het vak te ontwikkelen en de transities goed te doorstaan.!
!
Toch zie ik knelpunten. De reflexmatige reactie op incidenten is in het verleden geweest om meer
te controleren en strenger regels na te leven. Heeft dit gewerkt om nieuwe incidenten te
voorkomen? Wellicht, maar in de praktijk voelen toezichthouders steeds meer aan dat het streven
naar een maakbare maatschappij niet noodzakelijk de beste resultaten garandeert. Dit heeft geleid
tot een ongezonde verstandhouding tussen de interne toezichthouders en de overheid. Er heerst
onbegrip, en dit houdt ontwikkelingen tegen en zorgt voor meer fragmentatie dan integratie.
Gelukkig lijkt het erop dat dit in de toekomst minder zal worden. In de kabinetsreactie26 op de
commissie Halsema wordt duidelijk dat de tijd voorbij is waarin men dacht dat meer regels alles op
zou kunnen lossen. De overheid moet openstaan voor meer zelfbeschikking voor de interne
toezichthouders en bestuurders, meer leren vertrouwen op de kwaliteiten en kritische blik van de
mensen in het veld. Aan de andere kant moeten de bestuurders en de toezichthouders accepteren
dat volledige autonomie nu eenmaal niet haalbaar is. Hiervoor staat te veel publiek belang op het
spel. De vrijheid van het invullen van de governance in de semipublieke sector zal dus nog lange
tijd onder zekere voorwaarden blijven.!
!
Voor toezichthouders in zorg en welzijn breekt er een spannend en interessant tijdperk aan. Door
de transities in de sector en nieuwe discussies over de verantwoordelijkheden en taken van de
toezichthouder moet vaker gekeken worden naar het grote geheel. Ik steun hierin de visie van Erik
Dannenberg, voorzitter bij de NVTZ, die betoogt dat toezichthouders zich niet langer primair
moeten bezighouden met de continuering van de organisatie, maar ook na moeten gaan denken
over de gevolgen van het beleid op maatschappelijk niveau, of dit nu gemeentelijk, regionaal of
landelijk is. Toezichthouders met een visie die breder ligt dan de eigen organisatie moeten hierin
de samenwerking met de bestuurder vinden, maar ik ben van mening dat een toezichthouder altijd
zijn taak als tegenmacht voor het bestuur in acht moet nemen. Het is niet altijd even eenvoudig om
!
8
invulling aan deze taak te geven, maar ik denk dat toezichthouders nog erg veel voorzichtigheid in
acht nemen, en dat het geen kwaad kan om wat meer durf te tonen in de omgang met het bestuur.
Ik denk dat veel bestuurders een RvT zullen waarderen die hen wat meer uitdaagt, en dat alleen
opportunistische bestuurders negatief zullen reageren op de juiste vragen over de besturing en het
beleid.!
!
Een onderwerp waar de raden van toezicht in de toekomst nog meer mee te maken zullen krijgen
betreft het vraagstuk van het publieke belang. Op dit moment wordt de term veelvuldig gebruikt om
aan te geven waar de toezichthouder zich op moet richten. De discussie over wat dat publieke
belang nu precies is wordt al jaren (zo niet langer) gevoerd, zonder dat er eenduidigheid bestaat
over wat dat nu eigenlijk is. Het is zoals de commissie Halsema al schrijft: “er is om te beginnen
zelfs niet altijd goed duidelijk gemaakt wat de publieke belangen zijn en hoe conflicterende
belangen tegen elkaar moeten worden afgewogen.” De reactie van het kabinet op de commissie
heeft hier niet aan bij kunnen dragen, en hierin ligt ruimte voor de NVTZ, zodat het in ieder geval
voor toezichthouders binnen de zorg meer eenduidigheid ontstaat over welk belang voorop staat
en hoe men hier om mee dient te gaan. De complexiteit van het definiëren van publieke belang
mag natuurlijk niet onderschat worden, want het belang van een gemeentelijke overheid is anders
dan dat van een patiënt, verzekeraar of professional.!
!
Tijdens mijn maanden bij de NVTZ is het me ook opgevallen dat veel toezichthouders het
waarderen om bevestiging te krijgen in wat ze doen. Door hun ervaringen te delen met hun
vakgenoten en te luisteren naar de ervaringen van anderen krijgen toezichthouders een beter idee
van de mogelijke oplossingen voor herkenbare problemen. Uit het zoeken naar bevestiging blijkt
ook dat er sprake is van een zekere onzekerheid, een lichte twijfel over de invulling van het eigen
functioneren en wat wel en niet onder goed toezicht valt. Het laten evalueren van het eigen
handelen kan deze twijfel deels wegnemen, omdat het een externe onderbouwing kan zijn voor
keuzes die een RvT maakt. Het bespreken van de taakopvatting met een externe en het
reflecteren op keuzes kan er ook voor zorgen dat een RvT uit bepaalde ingesleten patronen raakt,
wat ervoor kan zorgen dat binnen zorginstellingen op een nieuwe, creatievere wijze wordt
omgegaan met zaken als kwaliteit en veiligheid. Ik denk dat dit nodig is om toezichthouders weg te
trekken van zaken als jaarrekeningen, posities op ranglijsten en concurrentie.!
!
!
Als anker!
!
In deze notitie heb ik als betrekkelijke buitenstaander geprobeerd te bepalen welke betekenis
gegeven moet worden aan incidenten die in het verleden zijn voorgevallen, en welke lessen hier
nog altijd uit getrokken kunnen worden. De casuïstiek geeft aanleiding om kritisch te kijken naar de
wijze waarop toezichthouders hun informatie vergaren, en of ze ver van hun organisaties
verwijderd zijn geraakt. Tevens is het van belang dat toezichthouders in gedachten houden welke
zaken voorrang verdienen op de agenda, zodat zaken als kwaliteit en veiligheid bovenaan kunnen
blijven staan.!
!
Ik ben onder de indruk van de inzet en energie die ik heb bemerkt bij veel toezichthouders, en durf
te beweren dat het toezicht in de Nederlandse gezondheidszorg in een stijgende lijn zit. Dit is niet
het moment om te verslappen. Als toezichthouders trots willen zijn op zichzelf, de besturing en de
organisatie moeten ze structureel het debat aangaan met de bestuurder en blijven zoeken naar de
invulling van het publieke belang. Alleen door het eigen presteren kritisch onder de loep te nemen
kunnen toezichthouders zeker weten dat hun tegenmacht effectief tot uiting komt.!
!
!
9
Literatuur!
1
De Hoog, H., 2014, De Toezichthouder. Eburon
2
WAR NVTZ, 2014, Tussen Besturing en Samenleving
3
Externe onderzoekscommissie MSZ, 2012, Oog voor het onzichtbare. Onderzoek naar de
uitbraak van de Klebsiella Oxa-48 bacterie in het Maasstad Ziekenhuis Rotterdam
4
Onderzoekscommissie Toezichtfunctie VUmc, 2013, Weer in Contact Komen
5
Externe onderzoekscommissie MST, 2009, En waar was de patiënt...? Rapport over het
(dis)functioneren van een medisch specialist en zijn omgeving.
6
Commissie Onderzoek Financiële Problematiek Amarantis, 2012, Autonomie Verplicht.
7
Inspectie voor de Gezondheidszorg, 2012, Falen infectiepreventie in het Maasstad Ziekenhuis
verwijtbaar
8
College Sanering Zorginstellingen, 2009, Onderzoek bij stichting Philadelphia Zorg.
9
College Sanering Zorginstellingen, 2009, Rapportage Oorzaken bij financiële problemen Meavita.
10
Onderzoeksraad voor de veiligheid, 2013, Kwetsbare zorg. Patstelling in het Ruwaard van
Putten Ziekenhuis
11
Inspectie voor de Gezondheidszorg, 2013, Inspectierapport over het verscherpt toezicht op
Ruwaard van Putten Ziekenhuis
12
Onderzoeksraad voor de veiligheid, 2013, Kwetsbare zorg. Patstelling in het Ruwaard van
Putten Ziekenhuis
13
Onderzoekscommissie Toezichtfunctie VUmc, 2013
14
Externe onderzoekscommissie MSZ, 2012
15
Externe onderzoekscommissie MST, 2009
16
Externe onderzoekscommissie MSZ, 2012 & IGZ Maasstad, 2012 & Externe
onderzoekscommissie MST, 2009
17
Externe onderzoekscommissie MST, 2009
18
Commissie Onderzoek Financiële Problematiek Amarantis, 2012
19
Externe onderzoekscommissie MSZ, 2012
20
Van der Nat, P., & Schraven, D., & Scholten, E., 2014, Aan de slag met uitkomstindicatoren.
Medisch Contact
21
!
Commissie Behoorlijk Bestuur, 2013, Een Lastig Gesprek
10
22
Minster van Economische Zaken, 2013, Kamerbrief met kabinetsreactie op Commissie
Behoorlijk Bestuur
23
Overleg NVTC, NVTK, NVTZ, VTOI, VTW, 2014, Reactie toezichthoudersverenigingen op
kabinetsreactie
24
WAR NVTZ, 2014, Tussen Besturing en Samenleving.
25
WRR, 2014, Van Tweeluik naar Driehoek
26
Minster van Economische Zaken, 2013, Kamerbrief met kabinetsreactie op Commissie
Behoorlijk Bestuur
!
11