Bulletin van Vragen en Antwoorden maart 2014

1
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 3- maart 2014
Bulletin van Vragen en Antwoorden
maart 2014
INHOUDSOPGAVE
I. SCHRIFTELIJKE VRAGEN
I.1. Vragen van de provincieraadsleden en antwoorden van de gouverneur of
gedeputeerden


Guido Decorte, gedeputeerde van bestuurlijke organisatie, algemene en ondersteunende
dienstverlening, gebiedsgerichte werking en milieu, landschap en natuur
Franky De Block, gedeputeerde van toerisme en recreatie, ruimtelijke ordening (m.u.v.
stedenbouwkundige beroepen) en mobiliteit en weginfrastructuur
I.2. Vragen waarvan de reglementaire termijn verstreken is en waarop nog niet werd
geantwoord
II. MONDELINGE VRAGEN
Verslag van de mondelinge vraagstelling tijdens de provincieraad dd. 27 maart 2014
2
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 3- maart 2014
I. SCHRIFTELIJKE VRAGEN
I.1. Vragen van de provincieraadsleden en antwoorden van de gouverneur of gedeputeerden
GUIDO DECORTE
GEDEPUTEERDE VAN BESTUURLIJKE ORGANISATIE, ALGMENE EN ONDERSTEUNENDE DIENSTVERLENING,
GEBIEDSGERICHTE WERKING, MILIEU, LANDSCHAP EN NATUUR
Vraag nr. S/2014/14
van de heer Maarten Tavernier (Groen)
van 10 maart 2014
Overheidsopdrachten aankoop bestelwagens
In de notulen van de deputatie van 27/02/2014 vinden we 3 afzonderlijke beslissingen over overheidsopdrachten
voor de aankoop van bestelwagens. Blijkbaar gebeuren deze aankopen niet dienstoverschrijdend gecoördineerd.
Ik kan ook geen informatie vinden over het soort wagens dat aangekocht word.
Daarom wens ik de volgende vragen te stellen:
-
Het aankopen van meerdere stuks van eenzelfde product kan zorgen voor een goedkopere prijs. Waarom
wordt dit niet toegepast voor de aankoop van voertuigen?
De provincie werkt naar doelgroepen toe rond duurzame mobiliteit. Wordt er bij aankopen van
dienstvoertuigen dan ook rekening gehouden met milieuaspecten. Zo ja, welke criteria worden gehanteerd en
wat is het kader voor aankopen van voertuigen met alternatieve brandstoffen?
Antwoord
Omtrent de gezamenlijke aankoop van voertuigen kunnen wij u meegeven dat de aankoop van voertuigen van
eenzelfde type wordt zoveel als mogelijk in één opdracht samengevoegd. Zo staat in 2014 één aankoop op de
planning van vijf poolwagens en één aankoop van twee bestelwagens voor de dienst mobiliteit. Ook
dienstoverschrijdend worden de geplande aankopen zoveel als mogelijk gebundeld. Daarin is de dienst
accommodatie afhankelijk van het budget van de diensten én van de technische wensen van de eigenaarsdienst
(wat is functie van het voertuig, welk laadvermogen, ruimte, …).
U verwijst in uw vraag naar drie beslissingen over aankoop bestelwagens in zitting 27/2/2014. Daarbij gaat het
om de agendapunten 6 en 7. De reden om deze aankoop te splitsen was dat er afwijkende technische vereisten
waren voor de voertuigen (twee met korte wielbasis, één met lange wielbasis).
Betreffende duurzame mobiliteit. Bij de aankoop van wagens worden volgende milieuaspecten meegenomen:
technische specificaties vermelden euronorm 5 of 6 en een roetfilter voor dieselwagens. Milieu is ook een
gunningcriterium, daarin wordt CO2-uitstoot en brandstofverbruik gequoteerd.
Het provinciebestuur heeft een aantal voertuigen in gebruik met alternatieve brandstoffen: twee elektrische
voertuigen (renault kangoo), één in gebruik door de dienst accommodatie (chauffeurs) voor de koerierdienst in
regio Brugge en één in gebruik door de technische onderhoudsploeg.
Daarnaast is er ook het hybridevoertuig opel ampera dat gebruikt wordt door de chauffeurs voor dienstreizen
deputatie. Verder zijn er ook twee elektrische wagentjes in gebruik, in De Gavers door de sportdienst en in de
domeinen door de groendienst (op de site Boeverbos).
3
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 3- maart 2014
Een nieuwe geplande aankoop van voertuigen met alternatieve brandstoffen is gepland voor dit jaar: aankoop
van 2 bestelwagens op CNG ten behoeve van de dienst mobiliteit.
4
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 3- maart 2014
FRANKY DE BLOCK
GEDEPUTEERDE VAN TOERISME EN RECREATIE, RUIMTELIJKE ORDENING, MOBILITEIT EN
WEGINFRASTRUCTUUR
Vraag nr. S/2014/15
van de heer Herman Lodewyckx (Groen)
van 03 maart 2014
Mobiliteit
Naar aanleiding van het onbevredigende antwoord van gedeputeerde F. De Block op mijn mondelinge vraag
tijdens de jongste provincieraad ben ik verder op zoek naar informatie gegaan.
Zo ben ik gestoten op het ontwerp van mobiliteitsplan van Vlaanderen (zie
http://www.mobiliteitsplanvlaanderen.be/)
Vandaar mijn vraag:
1. Werd de provincie West-Vlaanderen geraadpleegd bij het opstellen van dit ontwerp?
2. Heeft de provincie West-Vlaanderen adviezen en opmerkingen doorgespeeld aan de Vlaamse overheid over dit
ontwerplan uit eigen beweging?
3. Indien ja op één van vorige vragen: kan ik het document met dit advies ontvangen?
4. Indien neen, zal de provincie West-Vlaanderen zich alsnog buigen over dit (ontwerp)mobiliteitsplan en de
gevolgen hiervan voor onze provincie?
5. Is het provinciebestuur bereid om op basis van dit (ontwerp) mobliteitsplan een studiedag te organiseren om
alle vervoersmodi eens grondig te bekijken in het licht van de ontwikkelingen op vlak van urbanisatie,
industrialisatie, toerisme, logistiek,... de komende 15 à 20 jaren?
Antwoord
In antwoord op uw schriftelijke vraag m.b.t. het ontwerp mobiliteitsplan Vlaanderen kunnen wij het volgende
meegeven:
-
De provincie werd niet betrokken bij de opmaak van het ontwerp mobiliteitsplan Vlaanderen. Dit is ook niet
voorzien in het mobiliteitsdecreet.
De Vereniging voor Vlaamse Provincies VVP heeft namens de vijf provincies niettemin een advies
overgemaakt aan de Mobiliteitsraad Vlaanderen (MORA), die instond voor het openbaar onderzoek dat liep
van 8 november 2013 tot 12 januari 2014. Het advies vindt u in bijlage.
Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat de provincie, naast de Vlaamse overheid en de gemeenten in de
decretaal voorzien mobiliteitsplannen, nog eens een aparte visie naar voor brengt over de ontwikkeling van
de vervoersmodi in het licht van de ontwikkeling op vlak van urbanisatie, industrialisatie, toerisme en
logistiek. De provincie dient op dat vlak het beleid van de Vlaamse overheid te volgen. In de taakafspraken
die voortvloeien uit de interne staatshervorming focust de provincie haar mobiliteitsbeleid op andere
specifieke thema’s. Het lijkt daarom weinig zinvol om als provinciebestuur een studiedag te organiseren over
het meer algemeen mobiliteitsbeleid.
5
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 3- maart 2014
I.2. Vragen waarvan de reglementaire termijn verstreken is en waarop nog niet werd
geantwoord: nihil
6
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 3- maart 2014
II. MONDELINGE VRAGEN
Verslag van de mondelinge vraagstelling tijdens de provincieraad dd. 27 maart 2014
Vraag nr. M/2014/23
van mevrouw Marie De Clerck (CD&V)
De stand van zaken met betrekking tot de maatregelen voor surfers
Mevrouw Marie De Clerck, CD&V-raadslid, verwijst naar de commotie die ontstond vorig jaar in november rond
surfen op de Noordzee bij een windkracht van meer dan 7 beaufort. In de persartikels die toen verschenen sprak
de heer gouverneur over GAS-boetes die kaderen binnen het bestaande politiereglement. Ook sprak de heer
gouverneur over het doorrekenen van de kosten die verbonden zijn aan het uitrukken van de Seaking.
Ondertussen werd mevrouw De Clerck meermaals aangesproken door verschillende surfers. Gezien stormwinden
niet meer zo uitzonderlijk zijn lijkt het mevrouw De Clerck aangewezen om een duidelijke boodschap te hebben
voor de surfers. Dat ze nu naar Noord-Frankrijk of Nederland gaan om te surfen is eigenlijk maar een halve
oplossing. We hebben zelf een prachtige kust dus waarom zou die niet mogen gebruikt worden om te sporten.
Mevrouw De Clerck heeft begrepen dat de heer gouverneur al verschillende contacten heeft gehad met surfclubs
aan de kust. Daarom had mevrouw De Clerck graag een stand van zaken gehad waarbij mevrouw De Clerck drie
vragen wil stellen. Mevrouw De Clerck vraagt of dezelfde regels gelden voor windsurfers, kitesurfers en
golfsurfers terwijl het gevaar vooral voor kitesurfers geldt. Aanvullend vraagt mevrouw De Clerck of er nog geen
enkel gevaarlijk of dodelijk accident is gemeld bij windsurfers of golfsurfers. Ook wil mevrouw De Clerck weten
waar de kracht van de wind wordt gemeten omdat dit blijkbaar ook erg cruciaal is. Welk meetstation meet de
beaufortgrens? Tenslotte vraagt mevrouw De Clerck of er geen oplossing kan worden gevonden in een betere
beveiliging vanuit de clubs zelf wetende dat er natuurlijk veel wordt gesurfd wanneer de clubs (half-)gesloten zijn
tijdens de winterperiode en er dus geen redders zijn. De winterperiode is trouwens één van de meest
interessante periodes om te surfen met veel golven en veel wind.
Antwoord
De heer gouverneur dankt mevrouw De Clerck voor haar vraag. Mevrouw De Clerck verwijst terecht naar de
heisa die er in de media is geweest rond de problematiek van de surfclubs. De heer gouverneur heeft op het
ogenblik van veiligheidsvoorbereidingen voor de Sinterklaasstorm gesteld dat het “not done” is dat men in het
water gaat op het ogenblik dat alle reddingsdiensten op de toppen van hun tenen stonden in het kader van de
voorbereiding. Er waren toch een aantal individuen die het risico toch hebben genomen wat de surfclubs
trouwens ten zeerste hebben betreurd. Het klopt dat de heer gouverneur al een aantal keer overleg heeft
gepleegd met de surfclubs aan de kust in verband met de regel omtrent de 7 beaufort. Deze regel kan trouwens
op vandaag geen toestemming geven om waterrecreatie te beoefenen bij overschrijding van deze windsnelheid.
Dat is misschien geen slechte zaak, aldus de heer gouverneur.
De heer gouverneur heeft ook de vragen gelezen over de manier waarop dat wordt gemeten. Er bestaat hierover
een website in de schoot van het Vlaams Agentschap voor Maritieme Dienstverlening Kust (MDK). Het MDK
beschikt over een meetnet (de zogenaamde Vlaamse banken) om exact de meetgegevens door te krijgen op vlak
van wind, getij, stromingen en golfwerking. Dat is belangrijke informatie voor alle nautische autoriteiten en
zeevarenden maar ook voor de heer gouverneur als bevoegde autoriteit op zee. Voor wat betreft de
scheepsvaartbegeleiding naar de Vlaamse zeehavens is er effectief nood aan nauwkeurige voorspellingen. Deze
voorspellingen zijn dat ook, in het bijzonder naar de vaargeulen toe. Het MDK exploiteert dit in Oostende en dit
gebeurt samen met het oceanografisch metereologisch station. Dit voorspellingscentrum stuurt deze
meteovoorspellingen door naar de professionele gebruikers en op die manier komt deze informatie op de website
terecht. Op die manier kan op een heel accurate wijze de toestand worden gemeten en gevolgd. Men weet dus
perfect, indien men het wil weten, of er een windsnelheid heerst van meer dan 7 beaufort. De wetgeving rond
deze 7 beaufort-regel is een algemeen verbod om op zee te gaan ongeacht over welke waterdiscipline het ook
gaat.
De heer gouverneur heeft ondertussen al veel vergaderingen achter de rug met alle mogelijke federaties waarbij
er een vraag leeft om een derogatie toe te staan om bij 7 beaufort op zee te gaan. Voorafgaandelijk heeft de
heer gouverneur zijn bereidheid getoond om dit te bekijken en daar uitzonderingen voor toe te staan. De heer
gouverneur heeft alle begrip voor topsporters die aan de eigen kust willen trainen en dat op vandaag niet kunnen
omwille van bestaande regel. Maar zolang de wet geldt, geldt de wet. Er is van gedachten gewisseld met de clubs
over de wijze waarop op selectieve wijze uitzonderingen zouden kunnen worden gemaakt.
7
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 3- maart 2014
Selectieve uitzonderingen kunnen betrekking hebben op eventuele zones waar wateractiviteit kan worden
toegestaan, de voorwaarden waaronder dit wordt toegestaan, eventueel noodzakelijke brevetten, de waterpas,
de controlemogelijkheden, de problematiek van de niet-clubleden en de problematiek van buitenlandse surfers.
De heer gouverneur heeft het voorstel met de federaties afgetoetst bij alle clubs. De reacties hierop werden
vorige week bezorgd aan de heer gouverneur en dit werd besproken met het MRCC in hoofde van mevrouw
Réjane Gyssens. De conclusie van dit gesprek was dat een algemene derogatie niet kan. Als de regel rond de 7
beaufort moet gewijzigd worden dan is het noodzakelijk dat het KB hieromtrent wordt aangepast. Er zijn
binnenkort verkiezingen maar wanneer alle partners rond de tafel unaniem akkoord kunnen gaan dan mag het in
principe geen probleem zijn om dat KB te wijzigen. Daarvoor zal moeten gewacht worden op de tweede jaarhelft.
Wat nu wordt bekeken, en het juridisch advies hiervoor is gevraagd, is om voor een aantal selectieve groepen te
kijken of het alsnog mogelijk is om boven 7 beaufort en onder een aantal strikte randvoorwaarden binnen het
huidig KB een derogatie toe te staan. Het juridisch advies hieromtrent is nog niet bezorgd. De heer gouverneur
heeft gesteld dat het een duidelijk juridisch antwoord moet zijn.
De heer gouverneur wil niet dat het diensthoofd van het MRCC derogatie geeft als dat niet 100 procent juridisch
ingedekt is want dan komt de verantwoordelijkheid ten persoonlijke titel bij mevrouw Réjane Gyssens te liggen.
Er wordt nu gewacht of de feedback van de maritiem juristen over de haalbaarheid van het voorstel geformuleerd
door de federaties en de clubs. Als het mogelijk is zal deze derogatie toegestaan worden waarbij de heer
gouverneur heeft gepleit om deze derogatie te voorzien voor drie maanden om na deze periode samen te zitten
en te evalueren als het goed werkt. Indien dat het geval is kan het voor de rest van het jaar worden toegestaan.
In elk geval, zo besluit de heer gouverneur, is de goodwill aanwezig om tot een oplossing te komen.
Aan de andere kant heeft de heer gouverneur met de clubs een aantal principiële akkoorden om bepaalde acties
door te rekenen. Wanneer men toch op zee gaat wanneer dat verboden is wordt de reddingsdienst gegarandeerd
maar er zal een factuur aan hangen. Er is hierover een principieel akkoord en er wordt nu nagegaan op welke
manier dat kan worden verrekend. Dat is trouwens ook zo wanneer men in bepaalde skioorden in Zwitserland
buiten de pistes gaat skieën. Het gaat tenslotte altijd om middelen die van de belastingbetaler komen.
Samenvattend stelt de heer gouverneur dat het zoeken naar een oplossing op een erg constructieve manier
verloopt en hij hoopt om zo snel als mogelijk tot een definitieve oplossing te komen.
Vraag nr. M/2014/24
van de heren Piet Vandermersch (Open Vld), Immanuel De Reuse (Vlaams Belang),
Maarten Tavernier (Groen)
De defecte ontmantelingsinstallatie in Poelkapelle
De heer Piet Vandermersch, Open Vld-raadslid, zegt dat de laatste maanden terecht heel wat aandacht werd
geschonken aan de herdenking van WOI. Jammer genoeg baart deze oorlog na honder jaar nog al
tijd zorgen. Enkele weken geleden kwamen opnieuw enkele honderden obussen boven op het grondgebied van
Zonnebeke. Verleden week was er opnieuw een droevig voorval te Ieper met de ontploffing van enkele obussen
met een aantal slachtoffers tot gevolg. De heer Vandermersch stelt geen paniek te willen zaaien maar heeft toch
een aantal bedenkingen bij de voorgestelde oplossingen. De heer Vandermersch vraagt of er geen oproep kan
worden gedaan bij de hogere overheid om meer manschappen in te zetten bij DOVO zodat dit veel sneller kan
opgeruimd worden. Het is nog altijd het meest veilig wanneer dergelijke tuigen effectief zijn opgeruimd.
Momenteel duurt dit meerdere weken tot maanden. De grootste verbazing kwam er wel toen de melding werd
gemaakt dat één van de vernietigingsmachines bij DOVO reeds twee jaar defect is. Hoog tijd dus om erop aan te
dringen dat er een continue werking moet zijn dan wel om over te gaan tot modernisering. Voor de provincie is
het misschien wenselijk om een sensibiliseringscampagne op te zetten zodat vooral kinderen en de jeugd de
gevaren (leren) kennen van de oorlogstuigen. Er zijn nog steeds ongevallen omdat de gevaren verkeerd
ingeschat worden met betrekking tot deze oorlogsprojectielen. Het zou bijzonder jammer zijn, aldus de heer
Vandermersch, dat de herdenking van WOI nog meerdere malen op deze wijze in het nieuws komt.
De heer Immanuel De Reuse, Vlaams Belang-raadslid, stelt met een boutade dat de krijgsmacht onder vuur ligt.
Ook in de provincie West-Vlaanderen is dit niet anders. Naast de helicoptersaga is er ook het probleem met de
defecte ontmantelingsinstallatie in Poelkapelle. Begin deze maand was er heel wat commotie rond het gegeven
dat deze ontmantelingsinstallatie voor toxische bommen uit WOI in de kazerne van Poelkapelle bij DOVO reeds
twee jaar defect is. Dit nieuws kwam er naar aanleiding van de ontdekking van een grote hoeveelheid munitie uit
WOI in Passendaele en Moorslede op een akker. In een eerste reactie stelde zowel de heer gouverneur als de
burgemeester van Poelkapelle dat er geen probleem is voor de veiligheid van de inwoners in de omgeving.
8
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 3- maart 2014
Zo sterk zou de heer De Reuse het ook niet durven stellen. Er zijn twee grote problemen, aldus de heer De
Reuse. Ten eerste is er helemaal nog geen oplossing in zicht voor de herstelling of de financiering van een
nieuwe machine. In de pers en door de woordvoerder van de landmacht wordt verwezen naar de gewesten die
niet wensen mee te betalen in deze financiering. Landsverdediging is een federale materie en dus wordt best in
eigen budget gekeken. Het tweede probleem volgens de heer De Reuse is dat het ambt van de heer gouverneur
niet in kennis werd gesteld van dit probleem. Voor West-Vlaanderen lijkt dit een veel groter probleem. Voor de
veiligheid bij noodsituaties en eventuele evacuaties wordt de heer gouverneur als coördinator aangewezen maar
in deze werd de heer gouverneur in het ongewisse gelaten over de toestand van de ontmantelingsinstallatie. De
heer De Reuse vraagt hoe open de communicatie is tussen de heer gouverneur en het provinciecommando van
het leger. Ook vraagt de heer de Reuse welke maatregelen er zullen genomen worden en welke concrete
afspraken gemaakt zijn voor de toekomst. Tenslotte vraagt de heer De Reuse of de heer gouverneur de minister
van landsverdediging heeft gevat over de financiering van de herstelling van de oude machine of de financiering
voor een nieuwe machine.
De heer Maarten Tavernier, Groen-raadslid, stelt dat hij voor deze maand de cijfers van de federale ombudsman
had meegebracht voor de heer gouverneur en merkt op dat de heer gouverneur misschien kan denken aan het
formuleren van een klacht aangaande het probleem van de vraagstelling. De federale overheid, één van de
opdrachtgevers van de heer gouverneur, blijft erg in gebreke aldus de heer Tavernier. Noch de heer gouverneur,
noch de lokale burgemeester waren op de hoogte van de defectie ontmantelingsinstallatie. Het is bovendien niet
de eerste keer dat moet worden vastgesteld dat informatie relevant voor de veiligheid van West-Vlaanderen niet
tot bij de heer gouverneur raakt. Uit het jaarverslag 2012 van de heer gouverneur bleek ook dat Justitie de
nodige gegevens om te komen tot een nood- en interventieplan voor het gevangeniscomplex in Brugge niet ter
beschikking stelde. Dat kan de heer gouverneur niet worden verweten maar er moet wel iets aan worden
gedaan. De heer gouverneur communiceerde dat er geen probleem is op het vlak van veiligheid. De heer
Tavernier hoopt dit ten stelligste. De heer Tavernier wordt niet gerustgesteld door wat de krant hierover te lezen
valt. Handelaars die vuurwerk wensen te verkopen moeten investeren in bunkers en kluizen. Eenvoudig gezegd is
het in deze problematiek zo dat de bommen onder een afdakje worden gelegd en daar voor jaren blijven liggen.
Het lijkt dat de omvang van een dergelijke opslag niet anders kan dan een impact te hebben op het risico dat
daaraan is verbonden. De heer Tavernier vraagt welke maatregelen er zijn genomen om te vermijden dat er in
de toekomst nog een dergelijk gebrek aan informatie is bij dossiers die van belang zijn voor de veiligheid van de
West-Vlamingen. Ook vraagt de heer Tavernier hoe het veiligheidsrisico op de site voor de toekomst zal worden
opgevolgd en of er een aanpassing komt aan het provinciaal noodplan Ieperiet. Tenslotte wil de heer Tavernier
graag vernemen of de heer gouverneur een zicht heeft op de hoeveelheid toxische munitie die voor het defect
van de installatie jaarlijks werd verwerkt. Het lijkt de heer Tavernier relevant om te weten, wanneer de
herstelling achter de rug is, hoe snel de opgebouwde voorraden kunnen weggewerkt worden.
Antwoord
De heer gouverneur dankt de vraagstellers. Voorafgaandelijk wenst de heer gouverneur mee te delen dat er
momenteel geen enkel gevaar is op de site. De stockage gebeurt op vandaag op een zeer veilige manier. Ook
stelt de heer gouverneur dat niet altijd mag worden geloofd wat er in de pers verschijnt, zeker voor wat betreft
dit dossier. De heer gouverneur zegt gestructureerd te zullen antwoorden op de vragen van de drie sprekers
waarbij eventuele niet-behandelde vragen via een aanvullende vraag in de repliek zullen worden beantwoord.
Met betrekking tot de communicatie tussen de heer provinciegouverneur en het provinciecommando bevestigt de
heer gouverneur dat hij niet op de hoogte was van het defect. Op het ogenblik dat de heer gouverneur dit in de
pers vernam heeft hij onmiddellijk contact genomen waarna werd bevestigd dat de installatie sinds enige
maanden defect was. Er werd de heer gouverneur ook meegedeeld door Defensie dat de stockage die op
vandaag gebeurt en verloopt honderd procent veilig is. Ondertussen heeft de heer gouverneur reeds een aantal
initiatieven genomen die hij verder in zijn antwoord zal toelichten.
Tussen de provinciecommandant en de heer gouverneur zijn er uitstekende contacten. Er is driemaal per jaar,
ook in functie van de noodwendigheden, de bijeenkomst van de provinciale veiligheidscel die multi-disciplinair
werkt. Het gaat daarbij onder meer over de opmaak van noodplannen, de evaluatie van noodplannen,
risicoanalyses en oefeningen. Er is een vertegenwoordiging van het provinciaal commando in de provinciale
veiligheidscel zij het dat dit niet altijd noodzakelijk de provinciecommandant zelf is. De heer gouverneur herhaalt
dat hij niet op de hoogte was van het defect.
De heer gouverneur licht toe welke maatregelen zijn genomen. Er is vanzelfsprekend contact opgenomen. Daar
werd gesteld dat de veilige stockage gegarandeerd is tot 2016. Bovendien kan men mits een klein aantal
investeringen veilig stockeren tot 2019. Deze informatie werd de heer gouverneur meegedeeld. Voor Poelkapelle
beschikt men over een intern noodplan om interne noodsituaties op te lossen.
9
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 3- maart 2014
Bovendien bestaat er ook een bijzonder noodinterventieplan (BENIP) Ieperiet. Naar aanleiding van de actuele
problematiek heeft de heer gouverneur gevraagd om opnieuw rond het BENIP Ieperiet (dat dateert uit 2011)
samen te zitten om de bijkomende vorm van stockage te bekijken. Dat was trouwens ook de vraag van een
aantal burgemeesters. De heer gouverneur wil nagaan of de afgesproken perimeters nog accuraat zijn. Dit wordt
momenteel bekeken binnen de werkgroep om na te gaan of het betreffende BENIP moet worden aangepast.
De heer gouverneur heeft ook een schrijven gericht aan de Minister van Defensie met de vraag of zoveel als
mogelijk en zo snel als mogelijk middelen vrij te maken om de installatie te vernieuwen dan wel opnieuw
bruikbaar te maken. De heer gouverneur heeft hierop nog geen antwoord mogen ontvangen. De brief is evenwel
ook nog maar recentelijk verstuurd. De vraag werd ook gesteld naar het verhogen van de capaciteit binnen
DOVO naar opruiming toe. DOVO werkt strikt volgens een aantal procedures waaronder ophaling zonder
urgentie, ophaling met urgentie en ophaling met urgentie gekoppeld aan directe tussenkomst. Men kan ook
indien nodig bijkomend personeel inschakelen vanuit DOVO Zeebrugge wat ook regelmatig gebeurt. DOVO doet
gemiddeld vijftien interventies per dag en op bepaalde dagen zit men met vijf tot zes ploegen op het veld in
West-Vlaanderen. Het gaat dus om een omvangrijke actie als dusdanig.
Specifiek naar Zonnebeke toe zegt de heer gouverneur dat de werken zijn beëindigd op 24 maart. Er zijn in
totaal 771 projectielen aangetroffen (7 ton) overwegend van Duitse makelij. OVAM heeft een vijftal pijlstokken
geplaatst op de site om na te gaan of er eventueel vervuiling is van het grondwater. Dit is dus ook al in volle
onderzoek. De overige restanten zijn geschonken aan het museum van Passchendaele.
Er is ook de vraag gesteld naar sensibiliseringscampagnes. Daarvoor heeft de heer gouverneur begin april een
overleg met DOVO. Vanuit het ambt van provinciegouverneur werd destijds een infobrochure in het leven
geroepen. De vraag is of dit opnieuw moet gebeuren en onder dezelfde vorm. Sensibilisering is vooral ook
belangrijk vanuit de lokale gemeentebesturen. Daar zal worden nagegaan op welke manier deze sensibilisering in
de praktijk kan worden gebracht al dan niet ondersteund door de brochures vanuit het ambt. Ook DOVO heeft
specifieke richtlijnen die bij de mensen uit de streek goed zijn gekend.
De heer gouverneur stelt afsluitend op de meeste vragen te hebben geantwoord.
Repliek
De heer De Reuse dankt de heer gouverneur voor zijn geruststellende woorden. Het is nodig dat blijvend wordt
aangedrongen bij de hogere overheid dat de machine wordt hersteld zodat het aantal projectielen in stock
afneemt. Twee jaar geleden dacht men wellicht nog over voldoende tijd te beschikken voor het vinden van een
oplossing. Ondertussen zijn we twee jaar verder en er is nog altijd geen oplossing in zicht. De kleine
aanpassingen tot 2019 houden het risico in zich dat ze een structurele oplossing zullen uitstellen. De heer De
Reuse herhaalt dus dat het nodig is om blijvend druk uit te oefenen zodat de machine structureel wordt hersteld.
De heer Maarten Tavernier dankt de heer gouverneur voor zijn antwoord en zegt dat het zeker interessant zou
zijn om de conclusies te kennen, na het beëindigen van de werkzaamheden, van de werkgroep die zich buigt
over de evaluatie van het BENIP Ieperiet. De heer gouverneur stelt dat de pers niet altijd mag geloofd worden.
De heer Tavernier zegt dat hij in deze blij is dat de pers dit nieuws naar buiten bracht. De media hebben hun rol
hier zeker gespeeld. Afsluitend betreurt de heer Tavernier het feit dat het zo lang moet duren voor een dergelijk
probleem bekend wordt.
De voorzitter van de provincieraad deelt mee dat de heer gouverneur de vraag van de heer Wim Aernoudt
(N-VA) met betrekking tot de politiezones schriftelijk zal beantwoorden, evenals de vragen van mevrouw Tania
Janssens (sp.a) en de heer Rik Buyse (N-VA) omtrent de kosten van de brandweerhervorming.
Vraag nr. M/2014/25
van de heer Herman Lodewyckx (Groen)
Het Interreg-programma “Noord-West Europa”
De heer Herman Lodewyckx, Groen-raadslid, verwijst naar de ronde van de provincie waarbij de Europese
subsidieprogramma’s 2014-2020 werden voorgesteld. De heer Lodewyckx was zelf aanwezig in de voorstelling te
Oostende. Tot zijn grote vreugde stelde de heer Lodewyckx vast dat in de rubriek Noord-West Europa onder
thematische doelstelling 4 melding wordt gemaakt van het ondersteunen van de overgang naar een koolstofarme
economie in alle bedrijfstakken alsook van de verminderde uitstoot door broeikasgas door internationale
10
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 3- maart 2014
samenwerking in het vinden van koolstofarme oplossingen voor transnationale transportsystemen. De heer
Lodewyckx vindt het vreemd dat tijdens de vorige provincieraad gedeputeerde De Block stelt geen goederen over
het spoor te zullen vervoeren terwijl Europa in die programma’s juist vraagt na te gaan welke de opties zijn voor
koolstofarm transport. De verbinding Adinkerke – Duinkerke zou hierin een belangrijke rol kunnen spelen.
Aansluitend zegt de heer Lodewyckx niet goed te kunnen begrijpen dat recentelijk de heer Jan Verfaillie in de
gemeenteraad in Veurne stelt dat personentransport pas kan worden versterkt als er goederentransport is. De
heer Lodewyckx wil graag van de gedeputeerde vernemen, in diens hoedanigheid van gedeputeerde voor
Economie waar transport een belangrijke rol speelt, hoe het nu eigenlijk zit. De heer Lodewyckx vraagt of het
standpunt van gedeputeerde De Block inhield dat er geen goederentransport per spoor wordt gepromoot. De
heer Lodewyckx vraagt of dit het standpunt is van de voltallige deputatie. Europa vraagt om naar een
koolstofarm transport te evolueren, ook voor goederentransport. De heer Lodewyckx wil daarom graag het
standpunt kennen van de gedeputeerde.
Antwoord
De heer Jean de Bethune, gedeputeerde, stelt het actualiteitsdebat niet te zullen overdoen. Het klopt dat de
mobiliteit, en de mobiliteit in de Westhoek in het bijzonder, een algemeen aandachtspunt is. Het thema mobiliteit
komt vandaag overal voor, gaande van strategische plannen zoals Westdeal, het strategisch plan voor De
Westhoek en het actualiteitsdebat. De gedeputeerde stelt dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen het
personenvervoer (openbaar vervoer) en het goederenvervoer. De tussenkomsten van de heer Jan Verfaillie als
van gedeputeerde De Block moeten daarom in eerste instantie afgetoetst worden aan het principe dat de
bestaande spoorinfrastructuur in de Westhoek vrij bescheiden en wellicht onvoldoende is. En wanneer men
beschikt over een beperkte infrastructuur moeten prioriteiten worden gelegd. Wanneer de gedeputeerde zich
spiegelt aan het actualiteitsdebat heeft de gedeputeerde duidelijk menen te verstaan dat de prioriteit wordt
gelegd bij het personenvervoer. Wanneer met andere woorden het personenvervoer dan die aard is dat de
capaciteit van het bestaande spoornet grotendeels wordt gebruikt, onstaat er een nadeel voor het
goederenvervoer en is het een keuze die moet worden gemaakt. Bij die keuze gaat er vanuit de provincieraad
een voorkeur uit naar een goed vervoer van personen uit de Westhoek. Dat is een eerste bedenking.
Een tweede zaak die de gedeputeerde graag op tafel wil leggen is dat op vandaag met de Provinciale
Ontwikkelingsmaatschappij (POM) een zeer uitgebreide studie is gestart rond de echte behoeften van de WestVlaamse bedrijven, wederom met een focus op de Westhoek, voor wat betreft hun goederentransport. In de
komende maanden wordt deze studie uitgevoerd. Tegen de zomer zullen de resultaten bekend gemaakt worden.
Dat zal gaan over wat de echte behoeften zijn van de bedrijven en welke “value-added logistics” kunnen
ontwikkeld worden in de provincie West-Vlaanderen. Ook wordt nagegaan welke kansen er zijn om eventueel te
bekomen van de hogere overheden dat ze ook inzake goederentransport een aantal infrastructuren kunnen
versterken en hoe de link kan worden gelegd naar de eigen havens Zeebrugge en Oostende alvorens de lijn
Duinkerke wordt betrokken. Het is niet onbelangrijk om ook de eigen economie voor een stuk te steunen. De lijn
tussen Ieper en de Lar kan bijzonder belangrijk zijn om dan aan te sluiten op de lijn Lar – Zeebrugge om maar
één voorbeeld te geven. Dat zijn het soort oefeningen die in de komende werken worden uitgevoerd. De
gedeputeerde wil niet te chauvinistisch zijn maar het is evident dat de toekomstige ontwikkelingen van
Dunkerque daarbij in rekening zullen worden gebracht en dat de grote belangstelling voor een beter
grensoverschrijdend goederentransport en personenvervoer zoals geformuleerd binnen de EGTS Dunkerque-Côte
d’Opale zullen meegenomen worden.
De gedeputeerde wil liever spreken van een en-en verhaal waarbij gezien de beperkte beschikbaarheid van de
infrastructuur de eerste prioriteit wordt gelegd op personenvervoer wat misschien aan de basis ligt van het
vermeende misverstand dat de heer Lodewyckx meende te ontwaren.
Tenslotte stelt de gedeputeerde dat het correct is dat koolstofarme ontwikkelingen prioritair voorop worden
gesteld binnen de toekomstige operationele programma’s binnen de Interreg-dossiers ondermeer wat FrankrijkWallonië-Vlaanderen betreft. Het is zo dat enerzijds op de transportmodi wordt gefocust. Anderzijds zijn er
binnen de EGTS Dunkerque dertien autoriteiten vertegenwoordigd, niet alleen de régions maar ook de federale
overheden. De EGTS kan dus een uitstekende ambassadeur worden om het dossier van de grensoverschrijdende
transport aan te kaarten bij de juiste autoriteiten. Het debat wordt vervolgd.
Repliek
De heer Lodewyckx stelt opgelucht te zijn dat de gedeputeerde mogelijkheden blijft zien. De heer Lodewyckx
beseft dat dit financiële gevolgen heeft en dat er goede afspraken nodig zijn. Maar de heer Lodewyckx is vooral
tevreden dat er een studie zal gebeuren.
11
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 3- maart 2014
Anders kan de heer Lodewyckx zich moeilijk voorstellen wat de heer Peter Roose in de EGTS moet gaan
verdedigen namens de provincie West-Vlaanderen. De heer Lodewyckx kijkt uit naar de resultaten van de studie
en zegt dit van heel nabij te zullen volgen.
Vraag nr. M/2014/26
van de heer Kurt Ravyts (Vlaams Belang)
De toeristische gids “600 plekken in Vlaanderen die je moet gezien hebben”
De heer Kurt Ravyts, Vlaams Belang-fractievoorzitter, heeft een reactie gezien van de uitgeverij Lannoo omtrent
het kleine incident rond het boekje “600 plekken die je echt gezien moet hebben in Vlaanderen” dat gratis werd
meegegeven met de Vlaanderen Vakantieland gids van de vzw Logeren in Vlaanderen. Onmiddellijk was er
protest vanuit de kust en vanuit Westtoer. De gedeputeerde is bevoegd voor Westtoer. Wat het protest van
Westtoer betreft, vindt de heer Ravyts één iets merkwaardig. De CEO van Westtoer, de gedelegeerd bestuurder,
is tevens de voorzitter van de vzw Logeren in Vlaanderen. [De voorzitter van de provincieraad meldt de heer
Ravyts behoedzaam te zijn bij het vermelden van namen.] De heer Ravyts vraagt hoe dit moet worden geduid.
De heer Ravyts citeert de reactie van Lannoo die stelt dat zij hier steeds in alle openheid over heeft
gecommuniceerd met de betrokken overheden. De volledige inhoud van het boek is vooraf aan hen voorgelegd
zodat zij eventuele opmerkingen aan de uitgeverij konden bezorgen. De heer Ravyts vraagt transparantie over
dit feit, het is zeker niet zijn bedoeling om mensen persoonlijk te viseren. De heer Ravyts wil duidelijkheid in dit
dossier.
Antwoord
De heer Franky De Block, gedeputeerde, zegt dat de problematiek van de publicatie is besproken op de raad van
bestuur van Westtoer van 25 maart 2014 en zal verder op de volgende raden van bestuur worden bekeken.
Ondertussen worden een aantal gesprekken gevoerd met zowel het consultingburo dat het initiatief voor een stuk
heeft aangereikt maar ook met de vzw Logeren in Vlaanderen. In functie daarvan zal een verdere bespreking
worden gevoerd in de bestuursinstanties van Westtoer. Voor wat betreft de concrete vraag naar het voorwaard
van de publicatie is het belangrijk te weten dat de vzw Logeren in Vlaanderen vroeger een Vlaamse bevoegdheid
was die sinds enkele jaren een interprovinciale bevoegdheid is geworden. Binnen deze interprovinciale vzw
Logeren in Vlaanderen is er gevraagd aan de huidige directeur (van Westtoer) of hij het voorzitterschap wilde
opnemen gezien zijn competenties en ervaring in deze materie. Dit dossier zal verder aan bod komen in de
bestuursinstanties van Westtoer.
Repliek
De heer Ravyts merkt op dat Westtoer reageerde in de pers maar dat een gesprek hierover binnen de
provincieraad niet meer mogelijk is.
Vraag nr. M/2014/27
van de heer Wouter Vanlouwe (N-VA)
De site Vauban
De heer Wouter Vanlouwe, N-VA-raadslid, zegt dat op 21 mei door gedeputeerde Decorte, samen met
burgemeester Roose, de eerste spadesteek werd gegeven aan de Groene Wig te Veurne. De bedoeling is om
vanuit het centrum van Veurne via het stadspark een rechtstreekse wandelas mogelijk te maken van en naar de
Vaubansite. De heer Vanlouwe laat enkele beelden zien. Bijna één jaar later ligt de site er vrij troosteloos bij. Een
modderpoel en enkele heuvels aarde. De tijdslimiet om alles klaar te hebben tegen Pasen 2014 zal dus nooit
worden gehaald. Nochtans ligt dit dossier al een hele tijd op tafel. In september 2010 reeds werd de
ontwerpovereenkomst ondertekend tussen de deputatie en het studiebureau ‘Fris in het Landschap’. In 2012
werden ook de bijkomende studieopdrachten van bestek, meetstaat, grondverzetsplan, aanbestedingsdossier en
opvolging door de deputatie, omwille van hoogdringendheid, toegekend aan ditzelfde studiebureau. Het hele
kostenplaatje van deze eerste fase werd begroot op 500.000 euro. Voor de geleverde diensten ontving het
studiebureau niet minder van 90.000 euro. Gelukkig kon men voor deze eerste fase rekenen op subsidies uit
Europa via Interreg IV en “Muren en Tuinen”. Gelukkig maar, aldus de heer Vanlouwe, want dit hele project
dreigt op een financiële kater uit te draaien. Vandaag ligt voor deze eerste, nog steeds onafgewerkte fase, al een
verrekening op tafel van ruim 300.000 euro. Meer dan 56% boven het begrote bedrag dus.
12
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 3- maart 2014
Het betrokken studiebureau heeft, hoewel de opdracht gekregen te hebben voor de opmaak van een
grondverzetsplan, nagelaten om in dit grondverzetsplan mechanische grondboringen uit te voeren. Gevolg
hiervan is dat de opgegraven turfbodem totaal ongeschikt is om de bermen aan te leggen. Hiervoor mocht de
betrokken aannemer is regie andere kleigrond aanvoeren voor ruim 300.000 euro. Tijdens één van de vorige
gemeenteraden in Veurne werd de verantwoordelijkheid hiervoor integraal in de schoenen van de deputatie
geschoven. De hamvraag, aldus de heer Vanlouwe, is of dit klopt en wie in gebreke is gebleven. De deputatie
door een onduidelijke opdracht heeft toegewezen aan een studiebureau dat absoluut geen expertise bezat
betreffende het opmaken van een grondverzetsplan (en de bijhorende grondgebonden mechanische boringen)
dan wel het studiebureau ‘Fris in het Landschap’ zelf die misschien wel een correcte opdracht kreeg om de
boringen uit te voeren maar dit heeft nagelaten. De heer Vanlouwe vraagt wie zal opdraaien voor deze
bijkomende, uitermate hoge meerkost en of hiervoor bijkomende financiering zal kunnen worden gevonden
binnen Interreg dan wel of de provincie of Veurne voor deze grove blunder zal opdraaien. Of kan het betrokken
studiebureau omwille van de grove nalatigheden in gebreke gesteld worden zodat deze bijzonder hoge
verrekening op hen kan worden verhaald? De heer Vanlouwe wenst een antwoord op zijn vragen.
Antwoord
De heer Guido Decorte, gedeputeerde, stelt dat de provincie een begeleidende rol heeft naar de gemeenten toe
in verband met het creëren van kwalitatieve publieksruimtes. Zo zijn er al een aantal initiatieven gerealiseerd
ondermeer in Poperinge, Zonnebeke en Langemark. Het project “Groene Wig” in Veurne is meer dan het
Vaubanpark alleen. De heer Vanlouwe belicht één facet. Er zijn ook nog twee bijkomende deelopdrachten. Het
eerste betreft inderdaad het Vaubanpark, het tweede betreft de vernieuwing van het Sint-Walburgapark
waarvoor de provincie West-Vlaanderen een prijs heeft gewonnen voor een prijs van 50.000 euro. Dit is een
kwalitatief project. Daar zit ook bijkomend de verbinding met het Vaubanpark in.
De provincie heeft een begeleidende rol in naar visievorming toe. De effectieve realisatiefase is de
verantwoordelijkheid van de gemeente of de stad. Dat is overal zo. De gedeputeerde wil zeker de
verantwoordelijkheid niet doorschuiven maar gezien Veurne aanbestedende overheid is voor de aanleg van het
park kan de deputatie de bijkomende kosten niet verhalen. Dit behoort niet tot de opdracht van het
provinciebestuur. De provincie heeft echter al meer gedaan dan zij moet en nam het initiatief om de betrokken
partijen bij elkaar te brengen en te zoeken naar een oplossing. Het bodemonderzoek was een onverwacht
gegeven, niemand wist dat daar zoveel turf aanwezig was. De gedeputeerde vindt dit een pracht van een project
en dankzij de provincie kan dit gerealiseerd worden. Want het was de provincie West-Vlaanderen die ervoor heeft
gezorgd dat het een goedgekeurd Europees project is. Europa geeft hiervoor 200.000 euro, vanuit de provincie
wordt dit aangevuld met 158.000 euro. Na dit probleem is opnieuw contact opgenomen met Europa en is de
provincie erin geslaagd om bijkomend 70.000 euro binnen te halen voor de meerwerken. Van de 300.000 euro
meerkost mag die 70.000 euro dus in mindering worden gebracht. De gedeputeerde schat in dat het einde van
de werkzaamheden nog in 2014 zal plaatsvinden. Daar is een onverwacht probleem opgetreden. De heer
Vanlouwe weet wie de verantwoordelijkheid hiervoor draagt. De gedeputeerde weigert met stokken naar iemand
te gooien. Dit is iets wat onverwacht was en doet een oproep om samen te zoeken naar een oplossing ten bate
van de stad Veurne.
Repliek
De heer Vanlouwe stelt dit project ook een warm hart toe te dragen en zegt dat het een feit is dat de
overeenkomst werd gesloten tussen de provincie West-Vlaanderen en het studiebureau. Blijkbaar ligt daar het
probleem. Voor het grondverzetsplan van 16.000m³ werd geen enkele grondboring uitgevoerd. Wanneer men
weet dat 16.000m³ aarde moet worden verzet (ongeveer 15 miljoen kilo aarde) dan is het absoluut noodzakelijk
om in het grondverzetsplan de boringen uit te voeren. Dat is jammer genoeg niet gebeurd en dat is de reden
waarom die meerkost er op vandaag is.
13
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 3- maart 2014
ACTUALITEITSDEBAT
Vragen nr. M/2014/28
van de heren Peter De Roo (N-VA), Herman Lodeyckx (Groen), Koen Bultinck (Vlaams Belang), mevrouw
Charlotte Castelein (Open-Vld), de heer Peter Roose (sp.a), mevrouw Lies Laridon( CD&V) en mevrouw Gerda
Schotte (Groen), de heren Kristof Pillaert (N-VA), Hendrik Verkest (CD&V), Maarten Tavernier (Groen) en Kurt
Ravyts, (Vlaams Belang)
De voorzitter verwijst naar de motie ingediend door raadslid Peter De Roo aan de Vlaamse en federale overheid
betreffende het behoud en de verbetering van mobiliteit binnen de provincie. Op voorstel van de leden van het
bureau wordt deze motie omgezet in een actualiteitsdebat dat in hoofdzaak zal gaan over het vervoersplan van
de NMBS 2014 en dit voor de mobiliteit binnen onze provincie.
De heer Peter De Roo, N-VA-raadslid, verwijst naar de recente roadshow van de NMBS. Hij wijst in dit debat op
het belang van goede spoorverbindingen voor alle West-Vlamingen, daar waar de plannen van de NMBS door
zowel pendelaars als burgemeesters van steden en gemeenten als een vermindering van de mobiliteit worden
ervaren. Mobiliteit is van groot belang voor de leefbaarheid in het bijzonder hier voor de regio Westhoek,
omwille van de ligging, zo mogelijk nog meer geïsoleerd van de rest van Vlaanderen, aldus de heer De Roo. De
Vlaamse en federale overheid maar ook Infrabel, de NMBS en de Lijn dragen in deze een grote
verantwoordelijkheid. Er is ook de grensoverschrijdende spoorverbinding Adinkerke-Duinkerke die wezenlijk deel
uitmaakt van deze mobiliteit, waarvan de heer De Roo meent dat hier de gesprekken met de Franse betrokkenen
opnieuw moet kunnen gevoerd worden, dit eveneens voor het goederenvervoer. De heer De Roo merkt op dat hij
een grote bereidheid tot het voeren van dit debat heeft kunnen waarnemen over de partijgrenzen heen en hij
hoopt dan ook in deze een krachtig signaal te kunnen geven naar de Vlaamse en de federale overheid.
De heer Herman Lodewyckx, Groen-raadslid, geeft aan dat de beslissing tot het voeren van een debat vrij snel is
gegaan en dat het daarom niet zo van zelfsprekend is om zich hier voldoende op voor te bereiden. De heer
Lodewyckx vindt dit debat een goede aanzet maar meent dat er een meer fundamenteel mobiliteitsdebat dient
gevoerd te worden in deze provincie. Hij leest een citaat voor uit het antwoord van gedeputeerde De Block op
zijn vraag inzake mobiliteit. Hij leidt daaruit af dat het niet de bevoegdheid is van de provincie om tussen te
komen inzake mobiliteitsplanning. Daarnaast verwijst hij ook naar een bijlage bij dit zelfde antwoord van de
gedeputeerde, het betreft een document van de VVP met gecoördineerde inbreng/advies van de Vlaamse
provincies. Daaruit kan afgeleid worden dat de provincies wel een rol wensen op te nemen in de aanpak van
mobiliteit en in deze zelfs de rol van kennispartner willen opnemen naar de gemeenten toe. De vraag die hier
dus kan gesteld worden is in welke mate de provincie mee wenst betrokken te worden in het mobiliteitsbeleid.
Als volgend punt haalt de heer Lodewyckx aan dat de problematiek van mobiliteit in een ruimere context van
logistiek, economie, woon-werkverkeer, ruimtelijke ordening dient bekeken te worden. De heer Lodewyckx
verwijst naar de grote ontevredenheid van meerdere burgemeesters die tijdens de presentatie van de NMBS
aanwezig waren. De heer Lodewyckx vraagt dan ook namens de Groenfractie om samen met hen een visie op
lange termijn te ontwikkelen.
De heer Koen Bultinck, Vlaams Belang-raadslid, verwijst naar de vraag die vorige maand door zijn fractie werd
gesteld met betrekking tot het nieuwe vervoersplan van de NMBS, waarin een oproep werd gedaan tot het
indienen van een motie inzake de benadeling van de provincie West-Vlaanderen in dit nieuwe plan. De heer
Bultinck laat weten enigszins ontgoocheld te zijn geweest in het desbetreffende antwoord van gedeputeerde De
Block, temeer het meerdere spoorverbindingen betreft die de heer Bultinck hier ook opsomt waardoor de
dienstverlening drastisch verminderd zal worden. Hij deelt ook mee sterk ontgoocheld te zijn in de wijze waarop
de NMBS de roadshow hier vorige week heeft gebracht. Echter is hij vandaag toch ook een tevreden man omdat
zijn vraag werd gehoord en er vandaag ook een minidebat rond deze thematiek kan gevoerd worden. Het moet
duidelijk zijn aan de Vlaamse regering dat de plannen die nu voorliggen voor de West-Vlamingen niet kunnen.
Daarenboven verwijst de heer Bultinck ook naar het streekpact Westhoek dat hier vandaag aan de raad voorligt,
waarin ook verwezen wordt naar een verbetering van verbindingen met trein en bus. Dit mogen geen woorden in
de wind zijn, aldus de heer Bultinck, maar moeten het signaal naar de NMBS kracht bijzetten. De heer Bultinck
pleit voor een motie als krachtig signaal vanuit West-Vlaanderen richting NMBS.
Mevrouw Charlotte Castelein, Open Vld-raadslid, verwijst op haar beurt naar de streekpact Westhoek dat hier
straks zal moeten bekrachtigd worden en waar samen aan zal moeten gewerkt worden. Het is dan ook een doorn
in het oog dat de NMBS dergelijke eenzijdige beslissingen neemt. De reistijd vanuit Adinkerke naar Brussel duurt
nu reeds twee uur en zou verlengd worden naar twee en een half uur, dit is een ware kaakslag voor de vele
studenten en pendelaars die op deze lijn zitten.
Daarnaast zijn er ook veel te weinig treinstellen die bovendien sterk verouderd zijn die richting Westhoek komen.
14
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 3- maart 2014
Deze problemen blijken niet enkel zo te zijn voor de Westhoek maar ook voor lijnen van en naar Blankenberge,
Beernem en Poperinge. De reistijd moet zo kort mogelijk gehouden worden met extra treinen en extra
treinstellen vanuit de Westhoek op piekmomenten zoals op woensdag en op vrijdag. De wens van de Open Vldfractie is dan ook dat de voltallige raad hier een eensgezind standpunt inneemt.
De heer Peter Roose, sp.a-fractievoorzitter, vindt het belangrijk dat dit debat over de dienstregeling hier kan
gevoerd worden en dat er kan stilgestaan worden bij een aantal knelpunten in de dienstregeling zoals deze door
de NMBS werd voorgesteld. Deze dienstregeling is altijd een ingewikkeld raderwerk waar er altijd winnaars en
verliezers zullen zijn, echter zijn de verliezers nu overal en in sterke mate in West-Vlaanderen aanwezig. Deze
dienstregeling is nog niet finaal maar men is niet geneigd om er nog grote wijzigingen in aan te brengen, dit was
te merken tijdens de roadshow, aldus de heer Roose. Het is dan ook belangrijk om hier een sterk signaal voor te
geven.
De ministerraad heeft op 19 februari 2014 beslist om lokale problemen effectief te onderzoeken wanneer vanuit
het lokale niveau ook voorstellen komen om deze dienstregeling te wijzigen. Vandaar ook het belang van
enerzijds dit debat als anderzijds ook om met concrete voorstellen te komen, die dan verder door de NMBS
kunnen geanalyseerd worden. Dezelfde ministerraad heeft ook gevraagd om lijnen die in de meest dunbevolkte
gebieden liggen, om daarvoor extra garanties te geven en de noodzakelijke mobiliteitsmogelijkheden open te
laten voor de trein.
De gevolgen van de wijziging van dienstregeling is bijzonder pijnlijk voor de lijn 73, we keren terug naar de
periode van vóór 1998, waarbij we geen rechtstreekse verbinding hadden met Brussel, maar enkel een
dieseltrein die stopte in Geraardsbergen. Nu moeten we overstappen in Gent om daar 10 minuten te verliezen
ofwel blijven zitten naar Brussel en in dat geval een half uur verliezen.
Bijkomend, een element dat aldus de heer Roose nog niet voldoende belicht is, het feit dat we op vandaag op alle
lijnen in West-Vlaanderen met airco gekoelde toestellen rijden, zou dit in de nieuwe planning niet meer het geval
zijn vanaf volgend jaar. Dit is toch niet zo evident, aldus de heer Roose, wanneer je bv. in de zomer vanuit
Plopsaland De Panne anderhalf uur naar het binnenland moet sporen in treinen zonder airco. Dit is meer dan 10
jaar terug in de tijd om reizigers op een comfortabele manier van en naar de kust te vervoeren.
De heer Roose meent dat het belangrijk is om zeer concrete en gedegen voorstellen te formuleren om deze
dienstregeling te wijzigen en de NMBS te overtuigen.
Concreet is een voorstel van de heer Roose om de treinen van lijn 73 in Gent te koppelen aan andere treinen die
vanuit Blankenberge of vanuit Oostende-Brugge zouden komen om op die manier een rechtstreekse verbinding
met Brussel te behouden. Dit voorstel werd door de heer Roose geformuleerd tijdens de roadshow, het antwoord
van de NMBS was zeer kort, nl. dat de capaciteit van station Gent Sint-Pieters te klein is. Nochtans is dit het
grootste Vlaamse station en lijkt dit antwoord volgens de heer Roose dan ook kort door de bocht.
We zullen de komende weken en dagen dan ook nodig hebben, aldus de heer Roose, om met concrete
voorstellen naar de NMBS te stappen, om die voorstellen te laten onderzoeken, zodat er daar nog effectieve
aanpassingen mogelijk zijn.
Mevrouw Lies Laridon meent dat de aandacht hier in eerste instantie moet gaan naar het nieuwe vervoersplan
van de NMBS, ook al willen sommigen dit opentrekken naar de mobiliteit in het algemeen in West-Vlaanderen.
Wat de bekommernis van onze bewoners betreft, zouden we aldus mevrouw Laridon drie principes moeten
kunnen naar voor schuiven en als dit zou kunnen in een gemeenschappelijke tekst dan krijgt dit ook een extra
accent. Ten eerste het principe van de reistijd, waarbij we het accent moeten leggen op een goede verbinding
met Gent en Brussel. De reistijd is belangrijk en wanneer de reistijd vanuit De Panne naar Brussel met een half
uur zal verlengen, dan zal dit betekenen dat heel wat mensen opnieuw de auto zullen nemen en dat dit grote
gevolgen zal hebben op de mobiliteit richting Gent en Brussel. Als tweede principe is er de frequentie van de
treinen, er zijn verschillende doelgroepen die goed moeten kunnen bediend worden: de pendelaars, het toerisme
(de kust en attractieparken) en de studenten. Als derde principe wijst mevrouw Laridon op het comfort van de
reizigers, dit comfort van de reiziger mag er niet op achteruit gaan.
Mevrouw Laridon stelt dat deze principes het beste via een overleg kunnen worden besproken met de NMBS,
zoals reeds door de deputatie aangegeven. Overleg betekent meer dan een eenzijdige roadshow waarop men
komt meedelen hoe het zal zijn. Mevrouw Laridon pleit dan ook ten zeerste voor een overleg waarbij deze drie
voornoemde principes worden meegenomen.
15
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 3- maart 2014
Gedeputeerde Franky De Block deelt mee dat dit een zeer nuttig debat was waar er analoge signalen werden
gegeven vanuit de verschillende fracties. Daarnaast wenst de gedeputeerde er op te wijzen dat het wel zo is dat
de federale overheid bevoegd blijft voor deze materie. Hij meent tevens dat het uniek is dat de NMBS via een
roadshow naar elke provincie getrokken is om het nieuwe vervoersplan voor te stellen. Tijdens deze voorstelling
heeft de gedeputeerde conform de belofte en de legitimatie van de vorige provincieraad, reeds de ongerustheden
gesignaleerd op basis van de gegevens die toen reeds bekend waren. Daarnaast werden ook nog verschillende
pijnpunten aangehaald door verschillende sprekers, conform de zaken die hier zopas in het debat werden
aangehaald. De gedeputeerde meent dan ook dat we een ernstig signaal moeten geven en hij meent dan ook dat
een persoonlijk signaal gelegitimeerd door de provincieraad beter is dan een motie. De gedeputeerde stelt voor
dat er namens de deputatie een schrijven gericht wordt aan de heer Cornu van de NMBS waarin alle pijnpunten
met mogelijke oplossingen naar voor worden gebracht, de ongerustheid breed gedragen door de gemeenten en
door de provincieraad West-Vlaanderen naar voor gebracht en dat er tevens om bijsturing wordt gevraagd. De
gedeputeerde meent dat deze persoonlijke aanpak de meeste kans op slagen heeft en dat er vervolgens kan
teruggekoppeld worden naar deze provincieraad. De fase van de aanpassing is er nog steeds vandaar dat we er
met deze formule goed kunnen op in spelen, aldus de gedeputeerde. De timing is als volgt dat de NMBS wenst te
communiceren naar de reiziger in september en midden december zou het nieuwe vervoersplan dan in functie
treden. De gedeputeerde concludeert dat op de voorgestelde wijze van aanpak de provincie op een correcte wijze
met respect voor iedereen, haar rol hierin kan spelen.
Mevrouw Schotte uit haar verwondering over het feit dat de gedeputeerde nu reeds een voorstel formuleert, daar
waar de leden van het bureau eerder hebben afgesproken dat pas op een volgende vergadering van het bureau
het concrete voorstel zou worden geformuleerd. Zij meent dat dit dan ook niet volgens de afspraak was.
Daarnaast wenst zij er aan toe te voegen dat het voorstel van motie van de N-VA-fractie niet enkel ging over de
NMBS maar tevens over de Lijn. Dit mag aldus mevrouw Schotte ook niet uit het oog verloren worden, daar de
Lijn ook in de Westhoek een grote rol kan spelen.
Gedeputeerde De Block bevestigt dat dit zopas besproken werd in het bureau met als afspraak dat de
verschillende standpunten hier zouden gehoord worden en dat vervolgens een voorstel zou geformuleerd worden.
Hierbij wordt het engagement gegeven om deze problematiek verder te bespreken met de bevoegde instanties.
De gedeputeerde deelt mee dat de deputatie de problematiek ernstig neemt, er alles zal aan doen om dit aan te
kaarten bij de NMBS en vervolgens zal terugkoppelen naar de provincieraad.
De gedeputeerde deelt tevens mee dat we de komende jaren ook voor de inzet van bussen van de Lijn in minder
dicht bevolkte regio’s op de toppen van de tenen zullen moeten staan om de basismobiliteit te kunnen
garanderen. Het is dan ook een grote uitdaging niet alleen voor ons, maar alle partijen zijn ook
vertegenwoordigd op het Vlaamse en het federale niveau en zullen ook daar deze problematiek verder moeten
bewaken.
De gedeputeerde meent dat wat betreft het aankaarten van de problematiek in verband met de nieuwe
vervoersplanning van de Lijn, dat het provinciale niveau het best geplaatst kan zijn om als bovenlokaal
bestuursniveau de bezorgdheden in deze van de West-Vlamingen aan te kaarten. Hij meent dat deze aanpak
intellectueel eerbaar en correct is en getuigt dat we dit snel en met overtuiging aanpakken. Hij is er van
overtuigd dat dit een krachtiger signaal zal geven dan een motie op papier.
De heer Pillaert, N-VA-fractievoorzitter, is heel erg verbaasd. Een uur geleden wordt de afspraak gemaakt in het
bureau dat er geen motie wordt ingediend, dat er wel een actualiteitsdebat wordt gehouden met als
randvoorwaarden dat we op begin april in het bureau dit allemaal zouden bespreken wat hier gezegd is geweest.
De argumenten om geen motie in te dienen waren dat er onvoldoende tijd was en dat er nu toch een
bureauvergadering voor de deur staat waar dit kan besproken worden. De heer Pillaert vindt het dan ook vreemd
dat nu het voorstel van de gedeputeerde komt om met de heer Cornu te gaan spreken. Hij heeft er geen
probleem mee dat dit gesprek met de heer Cornu plaatsvindt, maar hij is van mening dat hier de nodige nuances
moeten aangebracht worden, die in het bureau aan bod kunnen komen. Ten eerste het aandachtspunt,
aangehaald door de heer Peter Roose, in verband met het comfort van de treintoestellen, hij meent dat dit niet
enkel NMBS is maar dat dit ook Infrabel is; ook de problematiek van capaciteit is een zaak van Infrabel, de heer
Pillaert is dan ook van mening dat ook Infrabel in deze moet gehoord worden. Ten tweede kan een lijst
opgemaakt worden met wat voor West-Vlaanderen echt opportuun zou zijn in de nieuwe vervoersplanning, echt
bijsturen vanuit West-Vlaanderen zal wellicht niet meer mogelijk zijn. Hierin moeten we intellectueel eerlijk zijn,
aldus de heer Pillaert. Hij geeft ook aan dat het feit van voorstel om met de heer Cornu te gaan spreken, niet
wegneemt dat daarnaast ook nog een motie kan worden ingediend, zodanig dat dit iets is wat gedragen is door
de volledige provincieraad. Dit was daarnet in het bureau toch ook wat de consensus dat wanneer we ons vanuit
de provincieraad, en niet enkel vanuit de deputatie, richten tot de NMBS en Infrabel, we toch sterker in onze
schoenen staan. De heer Pillaert blijft erbij dat we dit best eerst bespreken in het bureau.
16
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 3- maart 2014
Gedeputeerde De Block laat weten dat zijn voorstel qua implementatie perfect kan besproken worden op het
bureau van vrijdag aanstaande. Het is een initiatief dat men zal ontwikkelen en het is een initiatief waar we hoe
dan ook niet kunnen mee verliezen, aldus de gedeputeerde. De opmerkingen aan de NMBS en Infrabel kunnen
uiteraard verder verfijnd worden op het bureau. We willen jullie wel vragen om een signaal te geven, we doen
een voorstel om een heel concreet signaal te geven. Het voornaamste in deze is aldus de gedeputeerde de
methodiek, we hebben geluisterd en gehoord dat men over de partijgrenzen heen van mening is dat dit niet kan.
Het is dan ook onze plicht om dit te melden; we zullen dit dan ook melden bij de betrokken verantwoordelijken
waardoor onze collega’s op de andere echelons de kans krijgen waarvoor ze democratisch verkozen zijn om ook
hun ding te doen. Vrijdag aanstaande zal dit verder besproken worden op het bureau.
De heer Hendrik Verkest, CD&V-raadslid, meent dat de vastlegging tussen Infrabel en NMBS gebeurt vóór
midden april. Het is dan ook de vraag van de heer Verkest wat precies de tactiek, de wijze van aanpak is. Het
wordt bijzonder moeilijk om voor dit jaar nog iets te wijzigen, tenzij misschien enkele punctuele zaken. De
definitieve regeling, de vastlegging van spoor en treinen gebeurt vóór midden april. Een algemeen signaal is
bijzonder welkom en ligt politiek ook goed, maar wat bereiken we en op welk moment?
De heer Koen Bultinck, Vlaams Belang-raadslid, geeft aan ontgoocheld te zijn in het antwoord vanuit de
deputatie. Hij beklaagt het zich zelfs een beetje dat hij de gedeputeerde een tweede kans heeft gegeven daarnet.
Hij geeft aan diegene te zijn die een maand geleden boos was op de gedeputeerde met de boodschap dat men af
en toe eens op de tafel moeten kunnen slaan, wil men iets bekomen in de politiek. Vandaag stelt hij opnieuw
vast dat een kamerbreed gedragen bezorgdheid bijna doodgeknuffeld wordt om uiteindelijk dreigen te eindigen
bij niets. Waar in dit huis een traditie heerst om over alle partijgrenzen heen een krachtig signaal te geven via
een motie. Het is nieuw dat deze deputatie nu komt te zeggen dat een motie slechts een vel papier is. Vanuit de
fractie Vlaams Belang heeft men er bewust voor gekozen om vanuit de fractie geen voorstel tot motie voor te
leggen om hier vandaag resultaat te kunnen boeken en toch dreigen we weer door de foute aanpak van de
deputatie geen resultaat te boeken. Wat is er dan toch mis om een vanuit alle partijen ondertekenende motie te
stemmen, stelt de heer Bultinck zich de vraag. Waarom kunnen wij dit niet doen zoals de collega’s van de
provincieraad van Oost-Vlaanderen? Waarom durven we vanuit West-Vlaanderen geen vuist te maken richting
NMBS? Laat staan dat vanuit de deputatie het signaal gegeven wordt dat er tijdens deze legislatuur geen moties
meer zouden worden goedgekeurd, want we vinden dit eigenlijk geen middel. De heer Bultinck vindt het
bijzonder benauwd om dit als oppositie-raadslid vast te stellen.
Als tweede element in dit debat, geeft de heer Bultinck aan ook wel te geloven in een gesprek onder vier ogen,
maar dan moet het een krachtdadig gesprek zijn. De heer Bultinck heeft geen goesting dat de CEO Cornu, vriend
van sp.a-minister Vandelanotte, een vriendschappelijk gesprek gaat voeren met de gedeputeerde van mobiliteit
Franky De Block, toevallig ook sp.a-collega. Hij heeft geen goesting dat ze samen een glas rode wijn gaan
drinken en waar het eindresultaat nul op het reces zou kunnen zijn. Hij geeft aan diegene te zijn die in alle
constructieve oppositiesfeer een krachtdadig signaal wou van deze deputatie en daar de voorbije maand ook alles
voor heeft aangereikt om dit mogelijk te maken. Hij hoopt dat deze deputatie echt tot het inzicht komt dat men
soms krachtdadige signalen moet geven vooraleer de NMBS het begrijpt. De NMBS heeft in zijn toppunt van
arrogantie ook al laten blijken dat dit te nemen of te laten is. De heer Cornu heeft al laconiek in de pers gezegd:
“we gaan binnen drie jaar de roadshow anders aanpakken en dan kunnen jullie nog wat interpelleren.” Eigenlijk
is de boodschap dat de NMBS ervan uitgaat dat men akte neemt van hun plan en dat het verder te nemen of te
laten is. De heer Bultinck hoopt dat deze deputatie toch nog haar ruggengraat terugvindt en een krachtig signaal
kan uitzenden en niets houdt dit tegen, het kan perfect een combinatie zijn van motie en gesprek, maar waarom
gunt men deze provincieraad niet haar unanieme motie, dit zou veel krachtiger zijn dan enkel een gesprek van
de deputatie met de heer Cornu.
De heer Maarten Tavernier, Groen-raadslid, komt tot de vaststelling dat wat begint met eensgezindheid bij alle
partijen toch leidt tot een grote tegenstelling. Als we eensgezind zijn, en dit was toch het geval in de eerste
ronde, aldus de heer Tavernier, wat houdt ons dan tegen om deze eensgezindheid ook te etaleren. Hij hoopt van
harte dat de bezorgdheid over de mobiliteit van de West-Vlamingen groter is dan de bezorgdheid dat een
initiatief van de N-VA leidt tot een concreet resultaat.
De heer Peter De Roo, N-VA-raadslid, dankt de raadsleden voor hun input in dit minidebat. Hij geeft aan een
dubbel gevoel te hebben, hij meende begrepen te hebben dat men zou kiezen voor een krachtig signaal naar de
verschillende betrokken overheden en instanties en organisaties vanuit het belang van de West-Vlaming, de
toeristen, studenten, pendelaars,… Vandaag stelt hij vast dat na een eerste ronde van eensgezindheid over wat
het signaal moet zijn, we niet tot een technische uitwerking komen en dat het gemakkelijker is om een gesprek
aan te gaan dan eigenlijk de kat de bel om te binden. Hij meent dan ook dat de essentie van het debat blijkbaar
aan de gedeputeerde voorbij gaat.
17
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 3- maart 2014
De heer De Roo kan wel instemmen met een gesprek maar het is een ‘en-en-verhaal’: een motie én een gesprek.
Op die twee manieren geven we een krachtig signaal ten aanzien van de verschillende overheden, de NMBS en
Infrabel.
De heer Kurt Ravyts, Vlaams Belang-fractievoorzitter, stelt vast dat het instrument ‘motie’ onderuit wordt
gehaald. Hij begrijpt dan ook niet waar men hiermee vanuit de meerderheid naar toe wil. Is het zo dat voor
onderwerpen die organisatorisch een ander bestuursniveau aanbelangen, dat het instrument motie niet langer
het geëigende middel is. De heer Ravyts neemt hier in alle sereniteit akte van. Hij wenst een antwoord te krijgen
op de vraag of het instrument motie al dan niet wordt onderuit gehaald. Hij is van mening dat dit alvast wel het
geval is door gedeputeerde De Block.
Gedeputeerde De Block laat weten dat de opmerking van de heer Verkest zal meegenomen worden. Het voorstel
dat gedaan wordt is actie, wat gevraagd wordt over de partijgrenzen heen is actie. We gaan voor een direct
gesprek met de betrokken verantwoordelijke die in eerste instantie de verantwoordelijkheid heeft om de
ontwerpplannen bij te sturen. Daar kunnen we dan heel duidelijk motiveren, nog eens de menselijkheid schetsen
die hier door een aantal actoren naar voor is gebracht zoals treinen zonder airco. Dit kunnen we dan zelf
persoonlijk motiveren en onderbouwen. Vrijdag in het bureau zal dit besproken worden en na het gesprek zal er
teruggekoppeld worden, maar er is weinig tijd te verliezen. De gedeputeerde wenst hier wel tussenkomsten
overstijgen die zich situeren in een pre-electoraal klimaat. Hij beklemtoont nogmaals dat men ervan overtuigd is
dat de gekozen methodiek de beste manier is om dit probleem aan te kaarten.
De voorzitter dankt alle raadsleden voor hun tussenkomst in dit actualiteitsdebat en dit zal dan ook verder
besproken worden in het bureau van 4 april 2014.
18
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 3- maart 2014
REGISTER SCHRIFTELIJKE VRAGEN
Nr.
Datum
Vraagsteller
Onderwerp
Blz
GUIDO DECORTE, gedeputeerde van bestuurlijke organisatie, algemene en ondersteunende dienstverlening,
gebiedsgerichte werking en milieu, landschap en natuur
S/2014/14 10/03/2014 Maarten Tavernier
Overheidsoprachten aankoop bestelwagens
2
FRANKY DE BLOCK, gedeputeerde van toerisme en recreatie, ruimtelijke ordening (m.u.v. stedenbouwkundige
beroepen) en mobiliteit en weginfrastructuur
S/2014/15 03.03.2014 Herman Lodewyckx
Mobiliteit
3
19
Provincieraad van West-Vlaanderen
Vragen en Antwoorden – Nr. 3- maart 2014
REGISTER MONDELINGE VRAGEN
Nr.
Vraagsteller
Onderwerp
Blz
CARL DECALUWE, gouverneur van West-Vlaanderen
M/2014/23
Marie De Clerck
M/2014/24
Piet
Vandermersch/Immanuel
De Reuse/Maarten
Tavernier
Stand van zaken m.b.t. de maatregelen voor
surfers
De defecte ontmantelingsinstallatie in
Poelkapelle
5
6
FRANKY DE BLOCK, gedeputeerde van toerisme en recreatie, ruimtelijke ordening (m.u.v. stedenbouwkundige
beroepen) en mobiliteit en weginfrastructuur
M/2014/26
Kurt Ravyts
De toeristische gids “600 plekken in Vlaanderen
die je moet gezien hebben”
10
M/2014/28
actualiteitsdebat
Peter De Roo/Herman
Lodeyckx/Koen
Bultinck/Charlotte
Castelein/Peter
Roose/Lies Laridon/Gerda
Schotte/Kristof
Pillaert/Hendrik
Verkest/Maarten
Tavernier/Kurt Ravyts
Het behoud en de verbetering van het aanbod
van mobiliteit in de provincie West-Vlaanderen
12
JEAN DE BETHUNE, gedeputeerde van economie en streekontwikkeling, externe relaties en Noord-Zuid-beleid en
gelijke kansen
M/2014/25
M/2014/27
Herman Lodewyckx
Wouter Vanlouwe
Het Interreg-programma “Noord-West-Europa”
De site Vauban
8
10