Meerjaren Prognose Grondbedrijf 2014 Een financiële analyse van de planexploitaties Grondbedrijf Thema: (Her) programmering en kansen benutten Openbare samenvatting April 2014 Inleiding “(Her)programmering en nieuwe kansen benutten”. Het thema van het MPG (Meerjaren Prognose Grondbedrijf) 2014. Afgelopen jaar heeft een aantoonbare ordeningsslag plaatsgevonden in zowel de programma’s van lopende projecten als in de voorraadportefeuille van het grondbedrijf. Een uitvoerige studie heeft plaatsgevonden naar de ‘match’ tussen vraag en aanbod. Zoals in eerdere MPG’s al werd aangekondigd werd een overcapaciteit geconstateerd op met name de kantoren- en bedrijfsruimtemarkt. Programma’s zijn op basis hiervan verder uitgefaseerd of waar mogelijk zelfs geëlimineerd. Zo wordt met dit MPG rekening gehouden met het uit de lopende exploitatie halen van de deelgebieden Landforum, Trade Forum en Park Forum Oost in Meerhoven. Daarnaast heeft conform wet- en regelgeving een uitvoerige opschoning in de voorraadportefeuille van het grondbedrijf plaatsgevonden (raadsdossier Activeren panden grondbedrijf, d.d. 15 april 2014). Na deze revitaliseringslag zijn we klaar om nieuwe kansen te gaan benutten! Het MPG 2014 (vastgesteld door college op 18 maart 2014) is opgesteld op basis van de geactualiseerde projectexploitaties met als doel: b om meerjarig op project- en portefeuilleniveau een actueel beeld te geven van de Eindhovense situatie op het gebied van financiën, risico’s, tijdsplanning en de match van vraag en aanbod van de functionele programmering van alle planexploitaties; b waardoor conclusies kunnen worden gemaakt over de huidige financiële positie en programmatische mogelijkheden en een verwachting wordt afgegeven over de ontwikkeling daarvan naar de komende jaren; b en aan de hand van deze conclusies worden beheersmaatregelen genomen en/of worden aanbevelingen voor de toekomst benoemd. Het MPG is daarom naast en in aanvulling op het grondbeleid de financiële uitwerking van het programmerings- en monitoringsinstrumentarium. Het MPG heeft daarbij een signaalfunctie en analyseert of de ruimtelijke behoefte die de stad heeft, de strategie die daarvoor wordt gevoerd en de rol die de gemeente daarbij heeft nog met elkaar matchen. Dit levert weer input om het te voeren grondbeleid te evalueren. Leeswijzer Onderstaand wordt eerst de huidige context en dynamiek geschetst waarin we ons begeven (hoofdstuk 1). Daarna wordt stil gestaan bij de resultaten en de te treffen maatregelen ten behoeve van het MPG 2014 van: b de marktanalyse op gebied van wonen, kantoren, bedrijfsruimte en commercieel (hoofdstuk 2) b de herijking van lopende projecten en voorraadanalyse (hoofdstuk 3) Deze maatregelen alsmede de effecten van het activeren van panden (zie betreffende raadsdossier) zijn binnen het MPG 2014 verwerkt en de belangrijkste (financiële) resultaten van het MPG 2014 (hoofdstuk 4) worden samen met de belangrijkste thema’s en kansen voor de toekomst gepresenteerd (hoofdstuk 5). Voor de inhoudelijke onderbouwing is het MPG 2014 en de daaraan vooraf vastgestelde startnotitie als vertrouwelijke informatie beschikbaar. 2 1. De huidige hectische dynamiek en context De ruimtelijke ordening is een vakgebied dat volop in de schijnwerpers staat. Discussies gaan over bijstellingen van grondexploitaties en over verliezen die genomen moeten worden en het gebrek aan vertrouwen over de prognoses dat daardoor is ontstaan. Er wordt veel tijd en energie gestoken in het realistischer ramen van mogelijk nieuwe programma’s en financiën binnen de in ontwikkeling zijnde projecten. Het besef is hard doorgedrongen dat gebiedsontwikkeling een risicovolle aangelegenheid is en er ontstaat bij alle betrokken partijen een angst voor het aangaan van deze risico’s. Herbezinning van de eigen rol binnen de ruimtelijke ordening is het gevolg; iedereen wil liefst de risico’s zoveel mogelijk naar andere partijen over dragen, zonder bereid te zijn daar extra voor te betalen. Tegelijkertijd wordt er bijna krampachtig gezocht naar mogelijkheden om de vastgelopen ruimtelijke ordening weer vlot te trekken. En langzaam maar zeker wordt ook nagedacht over nieuwe invullingen van de gebieden die voorlopig niet tot de beoogde ontwikkeling komen; tijdelijke invullingen die zowel maatschappelijk als financieel nog van meerwaarde voor de stad kunnen zijn. Na jaren van alleen maar slecht nieuws crisis-berichten is nu toch een kentering waarneembaar. Zo meldde de Rabobank eind 2013 1dat de woningmarkt weer langzaam aan trekt. Ook de resultaten van effectenbeurzen en CBS-cijfers over de economische ontwikkeling in Nederland tonen langzaam weer een stijgende tendens. Kortom; langzaam maar zeker lijkt het er op dat de bodem van de crisis binnen bereik is en dat er langzaam weer aan herstel gedacht kan worden. Inzoomen op de positie van Eindhoven Als reactie op de crisis heeft de gemeente Eindhoven sinds 2008 verschillende stappen ondernomen om tot een realistische, gezonde en beter controleerbare situatie voor de grondexploitaties te komen. Deze maatregelen hebben betrekking op: b voorzichtiger ramen, bijvoorbeeld door uit te gaan van 0% opbrengstenstijging; b van een verbeterd portefeuille-management en projectsturing waardoor onder andere het aantal lopende projecten is afgenomen van 62 eind 2009 naar 40 eind 2013; b diverse programma-aanpassingen voor wijzigingen van woningen, kantoren, bedrijventerreinen, etc. Om inzicht te krijgen in de omstandigheden in Eindhoven heeft de directieraad in 2013 aan Deloitte gevraagd een analyse te maken van de waardering van en de sturing op het grondbedrijf. Expliciete vraag daarbij was of de uitgangspunten in het MPG voldoende onderbouwd zijn in relatie tot de huidige marktomstandigheden om in control te zijn. 1 Kwartaalbericht woningmarkt van de Rabobank, november 2013. 3 De hoofdconclusie van Deloitte luidde: “de waardering van het MPG behoeft nadere onderbouwing en de financiële positie van het grondbedrijf staat onder druk”. Deze hoofdconclusie was vooral gebaseerd op de volgende punten: b overcapaciteit in programmering bij kantoren en bedrijventerrein; b reëel risico op een grondwaardedaling. Op basis van deze hoofdconclusie is een nader onderzoek uitgevoerd waarvoor het college van burgemeester en wethouders op 3 december 2013, via een startnotitie, onder andere de uitgangspunten heeft vastgesteld. Vervolgens is een intensieve samenwerking ontstaan tussen Deloitte, het grondbedrijf en de beleidssectoren onder aansturing van een stuurgroep. Middels een interactief proces is uw gemeenteraad meegenomen in de resultaten van het nader onderzoek en de uitwerkingsrichting voor het MPG 2014. Na het nader onderzoek beoordeelt Deloitte de situatie van het grondbedrijf als volgt: “Dit heeft geleid tot een aanscherping van de programmering door een aantal deelprojecten voorlopig uit exploitatie te halen, waarmee het risico op overcapaciteit getracht is te mitigeren. Hierbij is nadrukkelijk rekening gehouden met het in stand houden van de beleidsmatige ambities van Eindhoven als stad” en “Wij vermelden graag dat de samenwerking met de gemeentelijke organisatie onzerzijds zeker in positieve zin heeft geleid tot completering en nuancering van ons eerdere beeld van het grondbedrijf van de gemeente Eindhoven. De aanpak van het nieuwe MPG gebeurt professioneel en getuigt van realiteitszin. Wij hebben het traject, in de rol als kritische sparringspartner, als constructief ervaren en wij hechten er waarde aan te constateren dat de verantwoording, sturing en programmering van het grondbedrijf op een goede manier verder is gebracht.” De eerdere bevinding van Deloitte met betrekking tot de overcapaciteit in de programmering is als uitwerkingsrichting op 17 december voorgelegd in de commissie Ruimte en Vastgoed. Op basis hiervan wordt in het MPG 2014 uitgegaan van meerdere programmabijstellingen. De onderbouwing treft u verderop in de tekst aan. Naast de herijking van de programma’s is ook de autonome voortgang van de lopende projecten geanalyseerd en is een voorraadanalyse uitgevoerd in hoeverre er gronden/panden in bezit zijn binnen het grondbedrijf die binnen 5 jaar niet tot ontwikkeling komen en daarom op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) moeten worden overgedragen naar de vastgoedportefeuille (zie raadsdossier Activeren panden). Alle te treffen maatregelen met de daarbij behorende financiële consequenties zijn verwerkt in het vertrouwelijke MPG 2014. 4 2. De marktanalyse op gebied van wonen, kantoren, bedrijfsruimte en commercieel Onderstaand worden de resultaten gepresenteerd van de uitvoerige marktanalyse naar de ‘match’ tussen vraag en aanbod binnen de programma’s wonen, kantoren, bedrijfsruimte en commercieel: 2.1 Woningmarkt Bij zowel de prognoses van de woningbouwbehoefte als de ontwikkeling van het aantal huishoudens bestaan onzekerheden. Daarom wordt een bandbreedte aangehouden voor de planning van de bouwproductie van woningen. Als ondergrens voor de bouwproductie van woningen tot 2020 wordt de afspraak op regioniveau (SRE) van 400 woningen per jaar aangehouden. De woningbouwbehoefte van de provincie (950 woningen per jaar) wordt als bovengrens gehanteerd. Op basis van deze gegevens is berekend dat er sprake is van een overcapaciteit van 3300 woningen tot 2020, waarvan 2200 acceptabel om mee te kunnen bewegen met een eventuele snellere groei van de bevolking van Eindhoven. Na 2020 zal de jaarlijkse bandbreedte naar verwachting weer smaller worden, namelijk 550-725 woningen per jaar. Nadat in het MPG 2014 enkele programma-aanpassingen zijn gemaakt, bijvoorbeeld uitfasering Puttensedreef en VVV locatie, is er in de periode tot 2020 nog sprake van een overcapaciteit van ongeveer 1.100 woningen. Voor na 2020 zijn nog geen concrete woningbouwprojecten gepland terwijl er ook dan een woningbehoefte zal zijn. De komende jaren zal worden gekeken naar de mogelijkheden voor het uitfaseren van het huidige programma in de jaren 2017-2018 tot in de periode na 2020. Omdat dit mogelijk negatieve financiële consequenties met zich mee brengt is in het MPG met dit risico rekening gehouden bij het berekenen van de benodigde weerstandscapaciteit. Het opstarten van nieuwe projecten zal in de toekomst met terughoudendheid moeten worden betracht. Het gaat hier voornamelijk om appartementen, studentenhuisvesting en het dure segment (zowel huur als koop). Een uitzondering hierop vormt mogelijk transformatie van leegstaande kantoren naar wooneenheden. Deze ontwikkelingen worden momenteel ook betrokken bij het actualiseren van de woonvisie en de prioriteitennota die in de loop van 2014 worden herzien. 2.2 Kantorenmarkt De planvoorraad binnen de gemeentelijke ontwikkelingen toont een gemiddelde van 18.000 m2 bvo (bruto vloeroppervlakte) kantoorruimte per jaar voor de periode 2013 tot en met 2020. Uitgaande van de huidige marktanalyse en een benodigde marktflexibiliteit van 10-15% is er tot en met 2020 sprake van een overprogrammering van circa 84.000 m2 bvo. Binnen het MPG 2014 wordt de volgende bijstelling uitgewerkt: b uitname Land Forum en Trade Forum (in totaal ca 130.000 m2 bvo) na 2020; b uitfasering nog nader aan te wijzen lopende projecten b rekening houden met risico’s binnen het weerstandsvermogen als gevolg van uitfasering 5 Het kantorenprogramma van Land Forum en Trade Forum is na 2020 gepland. De voorgestelde uitname van dit programma geeft voor de korte en middellange termijn dus niet direct effect op het terugdringen van de overprogrammering tot 2020. Omdat er ook na 2020 een behoefte zal zijn voor nieuwbouw van kantoren biedt de uitname de mogelijkheid om bij andere bestaande plannen, waarbij gepland is dat de kantoren tussen 2017 en 2020 worden gebouwd, de realisatiedatum uit te faseren tot na 2020. In de continue dynamische prioriteringscyclus wordt bezien welke plannen inderdaad nog tot na 2020 kunnen worden uitgefaseerd. Dit zou dan in deze plannen tot extra kosten kunnen leiden (denk met name aan rentekosten en apparaatskosten). Omdat deze bijstelling daarom ook mogelijk negatieve financiële consequenties met zich mee brengt is in het MPG met dit risico rekening gehouden bij het berekenen van de benodigde weerstandscapaciteit. 2.3 Bedrijfsruimte Bij het schatten van de toekomstige gronduitgifte voor bedrijventerreinontwikkeling moet rekening worden gehouden met een grote mate van onzekerheid. Marktanalisten verschillen van inzicht of sprake is van een stijging of van een daling van de opname. Op basis van de recent uitgevoerde marktanalyse en rekening houdend met de gerealiseerde gronduitgifte in Eindhoven in de laatste 5 jaren (gemiddeld 4 hectare per jaar) wordt binnen het MPG 2014, in overleg met Deloitte, uitgegaan van een voorzichtig scenario, dat leidt tot een overcapaciteit van 10 hectare. Binnen het MPG 2014 wordt de uitname Park Forum Oost (circa 20 hectare) uitgewerkt. Hiermee komt de gemiddelde planvoorraad over de periode 2013 tot en met 2020 op 3 hectare per jaar te liggen. 2.4 Commercieel De bevolkingsgroei in Eindhoven tot 2020 biedt mogelijkheden voor een toename van de omzet in de detailhandel. Echter, de verwachting is dat de online-verkopen in 2020 (meer dan) verdubbeld is ten opzichte van de huidige situatie met als gevolg dat consumenten in verhouding minder besteden in de fysieke winkels. Een dergelijke ontwikkeling beperkt de behoefte aan uitbreiding van de fysieke winkelvoorraad. Op basis van een distributieplanologische analyse bedraagt de indicatieve uitbreidingsruimte tot 2020 8.000 – 10.000 m2. Met de uitname van Trade Forum (zie bij kantoren) vervalt tevens de realisatie van 80.000 m2 (na 2020) commerciële ruimte. Daarmee resteert een huidig winkelprogramma tot 2020 van 7.800 m2 dat past binnen de bandbreedte van de indicatieve uitbreidingsruimte. Eventuele uitbreiding van de gemeentelijke planvoorraad zal met de nodige voorzichtigheid moeten worden betracht. De keuzes die de gemeente eerder heeft gemaakt om de bestaande structuur daar waar mogelijk te versterken blijven daarbij logisch. 6 3. Herijking lopende projecten en voorraadanalyse 3.1 Lopende projecten Momenteel kent de gemeente Eindhoven 40 lopende planexploitaties. In het MPG 2014 gaan we met name in op de 10 meest omvangrijke projecten. Deze 10 projecten samen vormen ruim 90% van de omvang van de exploitaties binnen het grondbedrijf. De top 10 van de meest omvangrijke projecten is als volgt: Top 10 lopende planexploitaties Nummer Omschrijving Groep 035 214-00 214-01 382-00 520 177 079-00 034-00 302-00 686 Groep 1 Groep 1 Groep 1 Groep 1 Groep 1 Groep 2 Groep 3 Groep 4 Groep 4 Groep 4 Meerhoven Tongelresche Akkers - Orgelplein Tongelresche Akkers Woningbouw Rijkswegenknooppunt A50-A58 en Blixembosch Noordoost Stationsgebied Strijp-S GDC Noord Eindhoven Airport - bedrijventerrein Woningbouw Puttensedreef (Putten) Restlocaties Van ieder van deze 10 projecten is in het MPG 2014 een vertrouwelijke beschrijving van de ontwikkelingen in het project opgenomen en wordt de stand van zaken van het programma, de financiën en de risico’s van het project weergegeven en toegelicht. 3.2 Voorraadanalyse Voorraadprojecten zijn voorraad gronden (met soms daarop panden) die de eindbestemming nog niet hebben bereikt. Als gevolg van aanscherpingen in wet- en regelgeving (BBV), zijn afgelopen jaar de voorraadprojecten gehercategoriseerd en worden deze overgeheveld naar vastgoed. Middels het separate raadsdossier Activeren panden grondbedrijf is voorgesteld 22 panden te herrubriceren van voorraad naar materiële vaste activa; met andere woorden over te brengen van het grondbedrijf naar de vastgoedportefeuille. Per peildatum MPG 2014 is er nu nog sprake van 67 voorraadprojecten. Het aantal voorraadprojecten is daarmee per saldo met 13 t.o.v. het vorige MPG afgenomen. De boekwaarde van de totale nog niet vastgestelde voorraadprojecten is eveneens afgenomen met circa € 35 miljoen en komt nu in totaal op circa € 21 miljoen uit. Deze afname komt met name door een ontvangen subsidie van € 14 miljoen voor Eindhoven Noord West (voorheen Landelijk Strijp) en de overige verschillen (ruim 17 miljoen ) zijn met name verklaarbaar door de voorgenomen hercategorisering zoals gepresenteerd in het raadsdossier Activeren panden grondbedrijf. Vastgoedportefeuille Alvorens de panden goed te kunnen overhevelen is het van belang dat er een eindbeeld ontstaat per pand en pas dan kunnen de financiële consequenties in beeld worden gebracht. In de eerste helft van 2014 zal door middel van nader onderzoek per pand een (eind)doel worden bepaald dat kan leiden tot: 7 tijdelijke invulling van vastgoed bij die verwervingen waar een ruimtelijke ontwikkeling na 5 jaar wordt verwacht; b structureel inzetten van vastgoed als maatschappelijk vastgoed ten behoeve van sport, welzijn, scholen, cultuur; b verkopen; b slopen. Voor al de bovenstaande doelen geldt dat er een financieel risico optreedt als de vastgoedexploitatie2 niet sluitend wordt en het onrendabele deel niet wordt afgedekt door de beleidsprogramma’s, als verkoop gepaard gaat met verlies en als er kosten voor het slopen moeten worden gemaakt zonder dat daar dekking tegen over staat. Om (een deel) van dit risico op te vangen wordt in het raadsdossier de benodigde weerstandscapaciteit bij vastgoed voorgesteld. b 4. Belangrijkste financiële resultaten MPG 2014 De aanpassingen in de programma’s wonen, kantoren, bedrijfsruimte en commercieel is de basis geweest voor de verdere financiële actualisatie van de planexploitaties. Middels het volgende overzicht worden nu de belangrijkste financiële resultaten van het MPG 2014 weergegeven, waaronder een korte toelichting volgt. Risico's: benodigde weerstandscapaciteit: € 44 mln Gelabeld beschikbaar weerstandsvermogen: € 44 mln boekwaarde Verwacht resultaat: € 124 mln € 41 mln NCW nog te realiseren kosten: € 177 mln nog te realiseren opbrengsten: € 426 mln Verwachte Eindstand reserve (jaarrekening 2013) € -0,1 mln 4.1 Boekwaarde De boekwaarde (€ 124 miljoen) heeft betrekking op het per saldo geïnvesteerde vermogen (reeds gerealiseerde kosten minus reeds gerealiseerde opbrengsten) van de nog lopende grondexploitaties. Deze is ten opzichte van het vorig MPG afgenomen met € 50 miljoen. De boekwaarde dient nog goed te worden gemaakt met te realiseren opbrengsten uit grondverkopen, subsidies, bijdragen uit kostenverhaal en overige bijdragen, die in totaal nog worden geraamd op € 426 miljoen. Om deze opbrengsten te realiseren is nog voor € 177 miljoen aan extra investeringen nodig. 2 Een vastgoedexploitatie is sluitend als de huuropbrengsten voldoende zijn om o.a. rentekosten, afschrijvingskosten, zakelijke lasten en onderhoudskosten te dekken. 8 4.2 Nog te verwachten resultaat lopende planexpolitaties Op basis van jaarlijks geactualiseerde begrotingscijfers wordt berekend welk toekomstig resultaat nog gerealiseerd zal worden. Voor de actualisatie wordt gebruik gemaakt van het meest realistische scenario. Deze resultaatprognose is de som van alle nog te verwachten winsten en verliezen. Voor de verliezen die verwacht worden zijn al voorzieningen getroffen (dus dat verlies is al genomen). In het MPG 2014 zijn de planexploitaties op basis van importantie voor onze stad en op het risicoprofiel in de Strategie Matrix Grondbedrijf in vier groepen onderverdeeld. Deze vier groepen zijn: Groep 1: Planexploitaties met een hoge importantie en hoog risicoprofiel; Groep 2: Planexploitaties met een hoge importantie en laag risicoprofiel; Groep 3: Planexploitaties met een lage importantie en hoog risicoprofiel; Groep 4: Planexploitaties met een lage importantie en laag risicoprofiel. In onderstaand overzicht is de opbouw van dit verwachte resultaat, uitgesplitst naar deze groepen, terug te vinden. Het totaal verwachte resultaat van de lopende planexploitaties bedraagt op basis van eindwaarde (EW) € 64,7 miljoen en op basis van netto contante waarde (NCW) € 41,4 miljoen. Dit resultaat zal naar verwachting en bij ongewijzigde omstandigheden, in de komende jaren vrijvallen via de Reserve Bouwgrondexploitaties. Ten tijde van de jaarrekening 2012 (gebaseerd op het MPG 2013) werd nog een EW verwacht van € 34,8 miljoen en een NCW van € 27,1 miljoen. Prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie Groep Strategie Matrix Grondbedrijf Aantal planexploitaties MPG 2014 Aantal planexploitaties MPG 2013 Saldo EW MPG 2014 (mln. €) Saldo EW MPG 2013 (mln. €) Saldo NCW MPG 2014 (mln. €) Saldo NCW MPG 2013 (mln. €) Groep 1 Groep 2 Groep 3 Groep 4 4 3 3 30 4 3 4 30 15,6 0,8 9,9 38,4 -10,1 0,7 10,3 33,9 9,2 0,6 6,4 25,1 -9,1 0,6 8,2 27,4 Totaal 40 41 64,7 34,8 41,4 27,1 Correctie afgesloten (per saldo) winstgevende projecten Totaal nog lopende exploitaties t.t.v. MPG 2014 64,7 32,1 41,4 24,6 2,7 2,5 4.3 Berekende risico’s Mede ter bepaling van het benodigde weerstandsvermogen van de gemeente, wordt naast de raming van kosten en opbrengsten welke waarschijnlijk worden geacht in een grondexploitatie, ook een aantal risico’s benoemd. Deze risico’s kunnen het toekomstig resultaat nog negatief beïnvloeden. Ter dekking van deze risico’s wordt er weerstandsvermogen gereserveerd. De benodigde weerstandscapaciteit voor mogelijke risico’s is ten opzichte van het MPG 2013 gedaald met € 7 miljoen tot € 44 miljoen. Deze verlaging in benodigde weerstandscapaciteit wordt met name 9 veroorzaakt door methodeaanpassing3, wijziging in planexploitaties waardoor minder beroep gedaan wordt gedaan op de benodigde weerstandscapaciteit (o.a. uit exploitatie halen deelgebieden Meerhoven) en de wijziging van de weerstandscapaciteit voor de voorraadprojecten als gevolg van het overhevelen van vastgoed naar de vastgoedportefeuille. 4.4 Verwachte eindstand reserve Op basis van dit MPG bedraagt de eindstand4 van de reserve bouwgrondexploitaties bij de jaarrekening 2013 € 0,1 negatief en deze dient dus met dit bedrag aangevuld te worden vanuit de algemene middelen. Deze reserve is een resultante van het verwachte resultaat van planexploitaties met een negatief saldo (en dus de voorzieningen die zijn of aanvullend dienen worden getroffen), voorzieningen die vrijvallen (bijvoorbeeld als gevolg van overheveling van de panden naar het vastgoed), de resultaten (positief dan wel negatief) van afgesloten planexploitaties en resultaten van het “overig beheerresultaat”. Hierbij dient gedacht te worden aan niet-projectgebonden apparaatskosten, het resultaat van voorraden en beheer van bebouwde en onbebouwde eigendommen. Door de genomen stappen in de jaren 2008-2013 is dus ook echt in de cijfers te zien dat een realistische, gezonde en beter beheersbare situatie is ontstaan voor de grondexploitaties binnen de gemeente Eindhoven. Hiermee zijn we er echter nog niet. Ook voor de komende jaren wordt nog verwacht dat de dekking voor eventueel extra benodigde verliesvoorzieningen en een overig beheerresultaat onvoldoende is waardoor het aannemelijk is dat er jaarlijks een bijdrage benodigd zal zijn uit de algemene middelen. 4.5 Proactieve sturing op geprognosticeerde winstgevende projecten en stimuleren kansrijke en financieel aantrekkelijke nieuwe initiatieven Onder andere door de huidige marktsituatie is de verwachting dat voor de komende jaren minder winstgevende plannen zullen worden afgesloten. De verwachting is dat de dekking voor eventueel extra benodigde verliesvoorzieningen en het overig beheerresultaat onvoldoende is waardoor het aannemelijk is dat er jaarlijks een bijdrage benodigd zal zijn uit de algemene reserve. Zoals uit onderstaand figuur blijkt waarin het meerjarig verloop van de reserve Bouwgrondexploitaties wordt weergegeven, betreffen dit bedragen variërend rond € 5 miljoen. Na 2020 worden weer positieve resultaten verwacht. In de reserve eigen kapitaal is een bedrag van € 14 miljoen extra gereserveerd om deze tekorten in de reserve bouwgrondexploitatie op te vangen. Zoals uit volgend figuur blijkt is dit bedrag niet toereikend om alle tekorten op te vangen. 3 Aanpassing methode op basis van adviezen van Deloitte in haar rapport van d.d. 2 juli 2013, “Analyse waardering en sturing grondbedrijf gemeente Eindhoven” 4 Voor de accountantscontrole 10 Miljoenen 20 15 euro 10 5 0 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 -5 -10 jaar te verwachten jaardotatie uit algemene middelen: stand reserve na dotaties uit algemene middelen: Door middel van een veelvoud van activiteiten die te maken hebben met een betere match met de marktvraag, een andere projectbenadering of met actieve acquisitie en nieuwe vormen van marketing, wordt nog getracht de bovenstaande verwachte tekorten te beperken. Daarbij ligt afstemming met de eigen beleidssectoren en de omliggende gemeenten van het Stedelijk Gebied Regio Eindhoven in het kader van de afspraken die we gemaakt hebben in het Bestuursconvenant Stedelijk Gebied Eindhoven 2013 voor de hand. 4.6 Structurele begrotingsconsequenties van MPG 2014 in samenhang met het raadsdossier Activeren panden grondbedrijf Het uit exploitatie nemen van Landforum, Trade Forum en Park Forum Oost in Meerhoven, het herijken van lopende projecten en het overboeken van panden uit de voorraad naar de vastgoedportefeuille gaat gepaard met enkele structurele interne verrekeningen op het niveau van collegeproducten (€ 0,8 miljoen extra rentekosten aan het collegeprodukt van het vastgoed en € 0,9 miljoen minder rentekosten aan het collegeproduct van het grondbedrijf). Ten opzichte van de begroting daalt het financieringsresultaat met € 0,1 miljoen. Zoals aangegeven in het raadsdossier over het activeren van panden wordt in de eerste helft van 2014 een nog nader financieel effect bepaald. 11 5. Aanbevelingen en kansen De aanbevelingen in dit MPG staan in het teken van verdere beheersing van de financiën en van de noodzakelijke visievorming op het te voeren grondbeleid: b verbetering van sturing op apparaatskosten; door goed te sturen op urenramingen, daarbij te zoeken naar efficiënte inzet van mensen en terughoudend om te gaan met overleggen, etc. kan verder worden bespaard op het aantal uren. Bovendien heeft afgelopen jaar een besluit omtrent apparaatskosten plaatsgevonden (aanpassing in uurtarief en verschuiving van niet-projectgebonden apparaatskosten) wat komend jaar verder uitgewerkt wordt en waarvan financiële consequenties verwerkt worden in het MPG; b actieve sturing op realisatie opbrengsten; gezien de omvang van de nog te realiseren opbrengsten en de noodzaak voor het afronden van de nu geprognosticeerde winstgevende planexploitaties, is actieve sturing op de realisatie van opbrengsten een absolute prioriteit; b omgaan met gebieden waar (tijdelijk) niets gebeurt; Tijdelijk gebruik, tijdelijke programmering, tijdelijke verhuur zijn nu de kansen en thema’s om de gevolgen van de crisis te lijf te gaan. Er is, mede gebaseerd op eerdere vragen vanuit de raad omtrent dit onderwerp, op dit moment een evaluatie gaande naar tijdelijk gebruik van braakliggende terreinen. Ontwikkelingen en mogelijke financiële en programmatische consequenties worden in het volgende MPG meegenomen; b prioritering in bestaand en nieuw programma; zoals aangegeven is er al actief gestuurd op het terugdringen van het nog te realiseren programma in lopende planexploitaties. De ‘match’ tussen vraag en aanbod is daarmee aanzienlijk verbeterd. Belangrijk is dat vanaf nu de juiste keuzes gemaakt (blijven) worden wanneer een nieuw initiatief wel of niet omarmd wordt en dit tot nieuwe programmatoevoegingen gaat leiden; b en het grondbeleid (inclusief grondprijsbeleid) heroverwegen in 2014. Een brede context is hierbij noodzakelijk: gemeentebrede doelstellingen, totaalvisie ruimtelijke ordening en welke rol nemen we hier in (actief/passief)? De ontwikkelingen die gaande zijn inzake de transitie van het ruimtelijk domein zullen hier een waardevolle bijdrage in leveren. 12
© Copyright 2024 ExpyDoc