Projectplan Hersend en Aaveld Dynamisch Beekdal, fase 5 en 6b Ontwerp 's-Hertogenbosch, 9 april 2014 Pagina 2 van 89 Inhoud LEESWIJZER ................................................................................................................................... 5 DEEL I AANLEG VAN HET DYNAMISCH BEEKDAL: DEELTRAJECTEN HERSEND-AAVELD ............. 7 1. AANLEIDING EN DOEL.......................................................................................................... 7 2. LIGGING EN BEGRENZING PLANGEBIED .............................................................................. 8 3. Huidige situatie.................................................................................................................... 9 4. BESCHRIJVING VAN DE WATERSTAATSWERKEN EN OVERIGE WERKZAAMHEDEN .......... 11 4.1 Herinrichting Hersend ................................................................................................... 11 4.2 Herinrichting Aaveld ...................................................................................................... 17 5. BESCHIKBAARHEID GRONDEN ........................................................................................... 22 6. EFFECTEN VAN HET PLAN .................................................................................................. 22 7. WIJZE WAAROP HET WERK ZAL WORDEN UITGEVOERD .................................................. 23 8. BESCHRIJVING VAN DE TE TREFFEN VOORZIENINGEN, GERICHT OP HET ONGEDAAN MAKEN OF BEPERKEN VAN NADELIGE GEVOLGEN ........................................................................... 24 8.1 Beperken nadelige gevolgen van het plan .................................................................... 24 8.2 Beperken nadelige gevolgen van de uitvoering ............................................................ 24 8.3 Financieel nadeel ........................................................................................................... 25 9. LEGGER, BEHEER EN ONDERHOUD ................................................................................... 26 9.1 Legger ............................................................................................................................ 26 9.2 Beheer en onderhoud ................................................................................................... 26 10. DEEL II 1. SAMENWERKING ............................................................................................................... 28 VERANTWOORDING ...................................................................................................... 29 VERANTWOORDING OP BASIS VAN WET- EN REGELGEVING............................................ 29 1.1 Voorkoming en waar nodig beperking overstromingen, wateroverlast en waterschaarste .............................................................................................................................. 29 1.2 Bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen .............................................................................................................................. 30 1.3 Vervulling van de maatschappelijke functies van het watersysteem ............................... 30 1.4 Overige regelgeving .......................................................................................................... 30 2. VERANTWOORDING OP BASIS VAN BELEID ...................................................................... 31 2.1 Toets beleid waterschap ............................................................................................... 31 2.2 Toets overige beleid ...................................................................................................... 31 2.3 Planologische inpassing ................................................................................................. 32 3 VERANTWOORDING VAN DE KEUZES IN HET PROJECT ..................................................... 33 4 BENODIGDE VERGUNNINGEN EN MELDINGEN ................................................................. 34 DEEL III RECHTSBESCHERMING .................................................................................................. 36 DEEL IV BIJLAGEN ....................................................................................................................... 37 Bijlage 1: Ecologisch streefbeeld van de Aa................................................................................ 38 Bijlage 2 Beschrijving van de ontstaansgeschiedenis, de cultuurhistorie en de archeologische waarden van en in het landschap ..................................................................................................... 41 Pagina 3 van 89 Bijlage 3: Hydrologisch achtergronddocument .......................................................................... 47 Bijlage 4: Landschapsbeeld totaal............................................................................................... 69 Bijlage 5: Achtergronddocument waterkeringen ....................................................................... 71 Bijlage 6: Kaartmateriaal Hersend .............................................................................................. 73 Bijlage 7: Kaartmateriaal Aaveld ................................................................................................. 75 Bijlage 8: Protocol waterberging ................................................................................................ 77 Bijlage 9: Beheer- en onderhoudsrichtlijn .................................................................................. 79 Pagina 4 van 89 LEESWIJZER Het projectplan voor de deeltrajecten Hersend en Aaveld, fase 5 en 6b van het Dynamisch Beekdal, bestaat uit vier delen. Deel I beschrijft de huidige situatie, wat het waterschap gaat doen en de wijze van uitvoering van het werk. Deel II geeft een toelichting op waarom dit werk wordt uitgevoerd. Dit deel is, met andere woorden, de onderbouwing van het plan. Deel III geeft informatie over de rechtsbescherming en de procedures, en deel IV bevat de bijlagen. Hierin zijn kaartmateriaal, rapporten en onderzoeken die voor het plan van belang zijn, opgenomen. Pagina 5 van 89 Pagina 6 van 89 DEEL I AANLEG VAN HET DYNAMISCH BEEKDAL: DEELTRAJECTEN HERSENDAAVELD 1. AANLEIDING EN DOEL In het Waterbeheerplan (WBP) 2010-2015 van waterschap Aa en Maas zijn de beleidsopgaven voor de komende jaren vastgelegd. Klimaat en maatschappij veranderen momenteel snel. Om ook in de toekomst op een prettige manier te kunnen wonen, werken en recreëren moet de komende jaren veel aan het watersysteem gebeuren. Nieuwe doelstellingen zijn geïntroduceerd als gevolg van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) en de Kader Richtlijn Water (KRW). Samen met het Rijk, de provincie Noord-Brabant en de gemeenten in het beheersgebied van het waterschap is bepaald welke maatregelen het waterschap moet uitvoeren om de gemeenschappelijke ambities waar te maken. In het kader van bovenstaand beleid wil het waterschap het watersysteem zo ontwikkelen, beheren en in stand houden dat gezonde en veerkrachtige watersystemen bestaan, die ruimte bieden aan een duurzaam gebruik voor mens, dier en plant in het gebied. Met de aanleg van het Dynamisch Beekdal wordt wateroverlast in ´s-Hertogenbosch voorkomen en verbeteren de (verloren gegane) natuurwaarden (goede ecologisch toestand) van het oppervlaktewater. Hierbij is de veiligheid gewaarborgd en is er ook oog voor economische aspecten. Het beekdal van de Aa tussen Veghel en ’s-Hertogenbosch moet natuurlijker gaan functioneren. Het streefbeeld voor de Aa is een langzaam stromende benedenloop van een laaglandbeek. De beek slingert binnen een brede natuurstrook (gemiddeld 100 – 120 meter), bestaande uit (riet)moeras, bloemrijke graslanden, ruigtes en bosjes afgewisseld met oude meanders en poelen. De beek die in het verleden recht is getrokken (gekanaliseerd) met het oog op een snellere afvoer van water, geven we nu haar ‘speelse en vrije loop’ weer terug. In en langs de beek vinden spontane natuurlijke processen plaats, waarbij het stromende water zorgt voor sedimentatie en erosie. Binnenbochten slibben aan tot flauwe oevers. Buitenbochten schuren uit en er blijven steile en holle oevers over. De beekbodem zelf is rijk aan stroomkuilen en zandbedjes. Dit is belangrijk voor o.a. de volgende typisch beeknatuur: winde en kopvoorn, moerasvogels, dotterbloem, kamsalamander, waterspitsmuis, bever en ijsvogel. Voor meer informatie over het streefbeeld van de Aa: zie bijlage 1. Met de herinrichting wordt tevens ’s-Hertogenbosch en de haar omliggende dorpen beschermd tegen bestaande wateroverlast, maar wordt ook rekening gehouden met de klimaatontwikkeling. Langs de beek gelegen landbouwgronden blijven in landbouwkundig gebruik. De lagere gelegen landbouwgronden worden ingezet om water te bergen (parkeren) gedurende periodes waarin sprake is van extreme afvoeren; afvoeren die eens in de 100 jaar zich voordoen. Dit voorkomt wateroverlast in woonkernen en de daaraan verwante schade is minimaal. De recreatie en de bestaande cultuurhistorische en archeologische waardevolle elementen wordt afgestemd op de nieuwe inrichting van het gebied. Extensieve (watergebonden) recreatie, zoals kanovaart, struinen door het dal, fietsen/wandelen over de kaden wordt ingepast en waardevolle elementen geaccentueerd daar deze niet botsen met overige gebruikersfuncties van het gebied. Pagina 7 van 89 2. LIGGING EN BEGRENZING PLANGEBIED In figuur 1 is het totale projectgebied voor het Dynamisch Beekdal weergegeven. De fasen 1 en 2 (Meander Assendelft en meander kasteel Heeswijk) zijn uitgevoerd. De planvorming voor fase 3 en 4 (Molenhoek, Middelrode en Seldensate) wordt op dit moment voorbereid. Voor fase 6a (De Hasselt) is in het najaar van 2013 een projectplan opgesteld en wordt de uitvoering op dit moment voorbereid. Dit projectplan is opgesteld voor de fasen 5 en 6b (Hersend en Aaveld). De gebieden Hersend en Aaveld liggen beiden in de gemeente Sint-Michielsgestel. Het deel van Aaveld direct benedenstrooms aan de Runweg (parallel aan de nieuw aan te leggen N279) wordt voorlopig nog niet gerealiseerd in verband met gebrek aan verworven gronden Figuur 1: Afbeelding verschillende fasen in het Dynamisch Beekdal, met blauw omcirkeld het projectgebied Pagina 8 van 89 3. Huidige situatie In het projectgebied is de Aa een afwateringskanaal met een doorvoerfunctie voor het water van het bovenstroomse gebied. De Aa loost het water via de StadsAa en de Dieze bij Crèvecoeur op de Maas. Het benedenstroomse deel van de Aa en het beekdal zijn in ecologisch opzicht matig tot slecht ontwikkeld. Door het kanaliseren van de beek in de jaren ‘30 zijn veel natuurwaarden die typisch zijn voor beekdalen, verloren gegaan. Door de kanalisatie is de gemiddelde stroomsnelheid van het water en de natuurlijkheid van oevers en waterbodem sterk achteruit gegaan. Voldoende zuurstof in het water, rijk begroeide oevers en natuurlijke processen als oevererosie, zandbankvorming zijn essentieel als leefgebied voor typische beekdieren als kopvoorn en kokerjuffers. Figuur 2: Foto met van huidige, gekanaliseerde Aa Waterplanten die veel voorkomen in de beek zijn onder andere grof hoornblad, gele plomp, pijlkruid, grote egelskop en gewoon sterrenkroos. Dit zijn soorten die kenmerkend zijn voor matig tot voedselrijk, stilstaand tot zeer langzaam stromend water. De beek heeft, vooral in de zomer, een te geringe stroming. De oevers zijn begroeid met ruige vegetatie van brandnetel, grassen en soms riet. De visstand van de Aa bestaat vooral uit algemene soorten als baars en blankvoorn. Kenmerkende beekvissen als serpeling en kopvoorn ontbreken. Riviergrondel, winde en bermpje komen mondjesmaat voor. Kleine modderkruiper is een beschermde vissoort die in de Aa voorkomt. Hoewel dit traject van de Aa niet onderzocht is, is van het bovenstroomse traject bekend dat ook van macrofauna (kleine waterdieren) vooral algemene soorten voorkomen (van stilstaand water). Naast de das en kleine modderkruiper komen in het gebied mogelijk de beschermde steenanjer (op de kade), de waterspitsmuis, de kamsalamander en de grote modderkruiper voor. Dit wordt in mei nader onderzocht (het onderzoek kan pas dan uitgevoerd worden in verband met wettelijke termijnen). De resultaten worden meegenomen in het nog op te stellen ecologisch werkprotocol. In een bosje nabij Hersend is een roofvogelhorst aanwezig. Nabij Beekveld moet mogelijk rekening gehouden worden met de aanwezigheid van vleermuizen. Ook dit wordt meegenomen in het ecologisch werkprotocol. De kades langs de Aa zorgen ervoor dat bij hoge waterstanden op de Maas de omliggende gronden niet overstromen. Door de kades en de hoge waterstanden, kan het water van de omliggende percelen niet rechtstreeks lozen op de Aa. Dit water wordt daarom afgevoerd via parallelsloten, die verder benedenstrooms worden bemalen. Dit gebeurt nu nog door gemaal Steenen Kamer, maar met de aanleg van de sifon onder de nieuwe Zuid-Willemsvaart door wordt het gemaal Steenen Kamer, nabij de zandvang, vervangen door twee nieuwe gemalen. De bouw van deze nieuwe gemalen maken geen onderdeel uit van dit projectplan. Ze zijn opgenomen in de werkzaamheden ten behoeve van de verlegging van de Zuid-Willemsvaart. De parallelsloten, en niet de Aa zelf, zorgen voor de af- en ontwatering van het beekdal. Deze waterlopen bepalen de grondwaterstand en vangen ook de kwel in het beekdal af. Het grondwater in het gebied is afgestemd op het huidige gebruik, dat voornamelijk uit landbouw bestaat. Zie voor een meer gedetailleerde beschrijving van de waterhuishouding bijlage 3. Pagina 9 van 89 Het bovenstroomse traject Hersend is grotendeels in extensief agrarisch gebruik, maar herbergt nog veel interessante natuurelementen. Het landschap is kleinschalig met elzensingels en rijen knotwilgen. Helemaal in het noorden is een moerasbos aanwezig in een voormalige restgeul van de Aa (Moerputten). Op de hogere gronden, Westakkers, net buiten het plangebied is een dassenburcht aanwezig. Het benedenstroomse beekdal (Beekveld) is geheel in agrarisch gebruik en heeft nauwelijks natuurwaarden. De Aa maakt onderdeel uit van een regionale kanovaarroute, tevens zijn de visrechten verhuurd. Door het gebied lopen enkele wandelpaden (onder andere de landelijke wandelroute het Hertogenpad) en er loopt een fietsverbinding. In bijlage 2 is een beschrijving van de ontstaansgeschiedenis, de cultuurhistorie en de archeologische waarden van het beekdal van de Aa aanwezig. Pagina 10 van 89 4. BESCHRIJVING VAN DE WATERSTAATSWERKEN EN OVERIGE WERKZAAMHEDEN De huidige situatie van het beekdal van de Aa voldoet niet aan de huidige eisen op het gebied van waterafvoer en ecologie. Het nieuwe beekdal moet zorgen voor voldoende afvoer van water voor het aangrenzend landgebruik (landbouw), waterberging ter bescherming van Den Bosch en goede randvoorwaarden voor een natuurlijker beeksysteem. De keuze voor het type maatregelen wordt onder andere bepaald door de eisen en randvoorwaarden vanuit de waterafvoer en ecologie. Dimensionering en ligging van de watergangen, het huidig gebruik, aanwezige landschapselementen, beschikbaarheid van gronden en hydraulische eisen bepalen het ontwerp en ligging van de nieuwe Aa. In tabel 1 is een samenvatting gegeven van de uit te voeren maatregelen per onderdeel. De onderdelen zijn gecategoriseerd per beleidsdoel. Daarbij moet wel worden gezegd dat een maatregel bij een bepaald beleidsdoel ook een gunstig effect kan hebben op (een) ander(e) beleidsdoel(en). In totaal wordt: 550.000 m³ waterberging aangelegd; 3,1 km beekherstel in de vorm van (laagland)beek; 3,1km ecologische verbindingszone (EVZ) aangelegd; 3,4 km watergebonden recreatieroute aangelegd; 14,6 hectaren landbouwgebied heringericht. De beschreven maatregelen voor waterhuishoudkundige herinrichting gelden als wijzigingen van het oppervlaktewaterlichaam. In bijlage 4 is een overzichtskaart opgenomen met de te nemen maatregelen. Deze maatregelen worden in de paragrafen 4.1 en 4.2 verder uitgewerkt en per beleidsdoel behandeld. Nr. Beleid Doel 1 KRW, PWP, WBP 2 KRW, PWP, WBP 4 5 KRW, PWP, WBP KRW, PWP, WBP 6 KRW, PWP, WBP Beekherstel – Ruimte voor waterplanten en spontane oeverontwikkeling 7 PWP, WBP EVZ – Verbeteren ecologische waardes 8 PWP, WBP EVZ – aanleggen landschapselementen, kleinschaliger landschap 9 Nota Recreatie 10 WBP Recreatie – Realisatie recreatiemogelijkheden Landschap aanpassen aan nieuwe functie 11 Waterberging – Realiseren gestuurde waterberging (t=100) Beekherstel – Creëren natuurlijke fluctuatie in waterstanden en stroomsnelheden Beekherstel – Wateroverlast voorkomen Beekherstel – Verbeteren waterkwaliteit WBP, Beheerplan Maatregelen voor beheer en onderhoud Watergangen Tabel 1: Overzicht maatregelen per beleidsdoel Maatregel(en) Aanleg kades, aanleg inlaatvoorziening, afgraven grond Aanbrengen nieuw beekprofiel met klein slingerend zomerbed en breed winterbed, verwijderen stuw Aanleg en verplaatsen van kades Meander Hersend: Verbeteren waterkwaliteit door wegnemen instroom landbouwwater en baggeren. Tevens bemestingsbeperking op percelen rondom meander. Breed, flauw oplopend winterbed, extensief beheer, toestaan van erosie- en sedimentatieprocessen Aanleg plasdraszones, extensief beheer (natuurbegrazing of hooilandbeheer) Aanleg poelen, planten struweel, passeerbaar maken wegenstructuur en verwijderen stuw (vismigratie) Aanleg wandelpaden, aanleg kano in- en uitstapplaats, aanleg recreatief rustpunt Dempen niet meer te gebruiken delen van de Aa, verwijderen stuw, aanleggen detailafwatering en aanpassing structuur sloten Plaatsen hekwerk, aanleg wildroosters, plaatsen klaphekken, plaatsen poorten Bovenstaande opsomming van te realiseren doelen en te nemen maatregelen gelden voor het gehele projectgebied. In de volgende paragraven wordt per deeltraject (Hersend en Aaveld) ingegaan op de te nemen maatregelen. Tevens wordt per maatregel aangegeven of het hier gaat om een zogenaamd waterstaatswerk of niet. 4.1 Herinrichting Hersend Pagina 11 van 89 Figuur 3 geeft het inrichtingsbeeld weer van de toekomstige situatie. Deze figuur is tevens als bijlage 6.1 opgenomen. In onderstaande tekst wordt in grote lijnen uiteengezet welke maatregelen er genomen worden, waarna vervolgens in de vorm van een aantal tabellen de maatregelen beschreven zijn. Figuur 3: Inrichtingsbeeld Hersend Ten noorden van de huidige Aa wordt een nieuwe licht meanderende Aa gegraven, met een nieuw beekprofiel: een klein zomerbed en breed winterbed. In de zomer, wanneer er weinig afvoer is, blijft de Aa door het smalle zomerbed de gewenste stroomsnelheid, en daarmee zuurstofgehalte, behouden. In de winter, bij hoge afvoeren, gaat het brede winterbed mee stromen. De huidige Aa wordt daarom geheel of gedeeltelijk gedempt. Pagina 12 van 89 Figuur 5: Principeprofiel oude (boven) en nieuwe (onder) situatie In de ecologische zone, die gemiddeld 100 tot 120 meter breed is, worden een aantal poelen gegraven. Deze poelen liggen maximaal 500 meter van elkaar vandaan om optimale verbinding voor amfibieën mogelijk te maken. De poelen worden zo aangelegd dat ze om de paar jaar droog vallen of niet vaker dan eens in de tien jaar inunderen met water uit de Aa. Dit is belangrijk om te voorkomen dat vis in de poelen kan overleven, deze eten namelijk de eitjes van amfibieën. Het bestaande plasje nabij de Runweg en de slootjes bovenstrooms Hersend komen ook beter tot uiting als leefomgeving voor amfibieën. De kade aan de noordzijde van de huidige Aa wordt verwijderd. Aan de rand van de ecologische zone wordt een nieuwe kade gelegd. In de bijlagen is een notitie opgenomen over de dimensionering van de nieuw aan te leggen kades (zie ook bijlage 5). De brug over de Aa bij Hersend blijft gehandhaafd, hier blijft het profiel van de Aa hetzelfde als nu zodat deze onder de brug door kan. Het peilbeheer van het agrarisch gebied aan de zuidzijde wordt geoptimaliseerd. Met water aan- en afvoer wordt een peil gerealiseerd, dat afgestemd is op de gebruiksfunctie landgoed en landbouw. Het water wordt met een sifon onder de Aa in benedenstroomse afgevoerd naar gemalen buiten het projectgebied De aansluiting van de slotenstructuur wordt in deze fase meegenomen, aangezien de afwatering van de landbouwpercelen nu uitmondt in het projectgebied. Daarnaast wordt met deze slotenstructuur een nieuwe waterhuishouding voor landgoed Seldensate gerealiseerd. Benedenstrooms van dit traject sluit de Aa aan op de door de provincie te vergraven Aa in het kader van de verbreding van de N279. De gronden ten zuiden van de huidige Aa blijven geschikt voor landbouwgebruik en worden niet ingezet voor waterberging. Voor de oude meander wordt gestreefd naar een verbetering van de waterkwaliteit. Daarom wordt zij eenmalig opgeschoond. Dit betekent dat de meander gebaggerd wordt waarbij een klein deel blijft zitten zodat waterplanten en waterdieren van daaruit weer kunnen herkoloniseren. Daarnaast wordt er een beperking voor het gebruik van bemesting op de percelen om de meander gelegd. Zo wordt voorkomen dat er voedselrijk landbouwwater en effluentwater de meander in stroomt. Door het niet aantakken op de Aa en overig slotensysteem (door landbouw beïnvloed water) wordt de meander door grond- en regenwater gevoed, wat de kwaliteit van het water ten goede komt, met name voor stilstaand water is dit een belangrijke voorwaarde. Ten behoeve van struweelvogels worden diverse struwelen aangeplant. Deels zijn dit besdragende soorten als lijsterbes en meidoorn. Daarnaast mag er direct langs de beek spontane ontwikkeling van elzen en wilgen plaats vinden. Pagina 13 van 89 In het gebied Hersend worden waar mogelijk extensieve recreatiemogelijkheden aangelegd. Door en langs het gebied lopen nu al enkele wandelroutes, waaronder een landelijke wandelroute, het Hertogenpad. De loop van bestaande wandel- en fietspaden wordt aangepast aan de nieuwe situatie en waar mogelijk worden nieuwe ommetjes gecreëerd. Er wordt geen verharding aangelegd. De wandelroutes zijn zo geselecteerd, dat het beekdal beleefd kan worden. Hierbij is rekening gehouden met de loop van de Aa en de ecologische doelen, maar ook de gebruikers van het gebied (creëren van korte, beloopbare ommetjes vanuit de dorpskern). Naast de wandelpaden over de kades, biedt ook de ecologische zone wandelmogelijkheden. Hier worden geen recreatieve voorzieningen voor getroffen, maar kan vrij door het gebied gewandeld worden. Intensieve recreatie, zoals fietsen en mountainbiken, is in de ecologische zone niet toegestaan. Dit gaat niet samen met de ontwikkeling van gewenste natuurwaarden. In de tabellen 2 tot en met 6 wordt ingegaan op de te nemen maatregelen die noodzakelijk zijn om de doelstellingen voor Hersend te realiseren. In de tabellen wordt verwezen naar de maatregelenkaart, die als bijlage 6.2 is opgenomen in dit rapport. Pagina 14 van 89 HERSEND: WATERBERGING Maatregelen Doel Locatie Waterstaatswerk Verwijderen - Aan de gemeente verzoeken in het nieuwe bestemming bestemmingsplan de bestemming waterberging te waterberging verwijderen van de landbouwpercelen buiten de Tabel 2: Maatregelenecologische Waterberging zone van de Aa Bijlage 6: Themakaart Hersend, maatregelen waterberging HERSEND: BEEKHERSTEL Maatregelen Doel Beekherstel – Creëren natuurlijke fluctuatie in waterstanden en stroomsnelheden - Aanbrengen nieuw beekprofiel met klein slingerend zomerbed en breed winterbed Beekherstel – Ruimte voor waterplanten en spontane oeverontwikkeling - Realiseren klein zomerbed met overstromingsvlakte (winterbed) met variatie in oevers en waterbodem, extensief beheer, toestaan van erosie- en sedimentatieprocessen Beekherstel - Creëren natuurlijkere waterloop en voorkomen wateroverlast - Verleggen kades voor verbrede bedding Beekherstel – Waterkwaliteit - Verbeteren waterkwaliteit door wegnemen instroom landbouwwater en door baggeren waterbodem. Tevens bemestingsbeperking op percelen rondom meander. Nee Locatie Waterstaatswerk? Bijlage 6: Themakaart Hersend, maatregelen beekherstel Bijlage 6: Themakaart Hersend, maatregelen beekherstel Bijlage 6: Themakaart Hersend, maatregelen beekherstel Bijlage 6: Themakaart Hersend, maatregelen beekherstel Ja Ja Ja Nee Tabel 3: Maatregelen Beekherstel – laaglandbeek Doel HERSEND: ECOLOGISCHE VERBINDINGSZONE Maatregelen EVZ – opheffen ecologische barrières EVZ – opheffen ecologische barrières EVZ – opheffen ecologische barrières EVZ – opheffen ecologische barrières EVZ - Ruimte voor water- en oeverbegroeiing EVZ - Verbeteren ecologische waardes EVZ - Verbeteren ecologische waardes EVZ - Geschikt maken voor begrazingsbeheer Pagina 15 van 89 - Aanleg poelen - Afdammen en aanleg natuurvriendelijke oevers aan slootjes voor amfibieën - Aanplanten struweel en toestaan spontane ontwikkeling van wilgen/elzen - Passeerbaar maken brug bij weg De Hersend - Aanleg plasdraszones (natte zone langs de beek met riet, zegges, ruigten, els en wilg) - Extensief beheer van ecologische zone (natuurbegrazing, hooilandbeheer en spontane ontwikkeling) - Ecologische inpassing kades door verflauwen kade aan de noordzijde van de EVZ naar een profiel van 1:6 - Plaatsen hekwerk langs de EVZ Locatie Bijlage 6: Themakaart Hersend, maatregelen EVZ Bijlage 6: Themakaart Hersend, maatregelen EVZ Waterstaatswerk? Ja Ja Bijlage 6: Themakaart Hersend, maatregelen EVZ Nee Bijlage 6: Themakaart Hersend, maatregelen EVZ Bijlage 6: Themakaart Hersend, maatregelen EVZ Nee Bijlage 6: Themakaart Hersend, maatregelen EVZ Nee Bijlage 6: Themakaart Hersend, maatregelen EVZ Ja Bijlage 6: Themakaart Hersend, maatregelen EVZ Nee Ja EVZ - Geschikt maken voor begrazingsbeheer EVZ - Geschikt maken voor begrazingsbeheer Tabel 4: Maatregelen EVZ Doel - Aanleg wildroosters bij Hersend - Plaatsen klaphekken en toegangspoorten HERSEND: WATERGEBONDEN RECREATIE Maatregelen Locatie Recreatie - Realisatie recreatiemogelijkheden Recreatie - Realisatie recreatiemogelijkheden Recreatie - Realisatie recreatiemogelijkheden Recreatie - Realisatie recreatiemogelijkheden - Geschikt maken wandel- en fietspad over de nieuwe noordkade van de Aa - Geschikt maken wandelpad over de zuidkade van de Aa - Aanplanten van beplanting op de kade ter bescherming privacy bewoners gebied - Plaatsen recreatief rustpunt en informatiebord Recreatie - Realisatie recreatiemogelijkheden - In stand houden mogelijkheden voor sportvisserij (bereikbaarheid en bevisbaarheid) Tabel 5: Maatregelen watergebonden recreatie Doel Bijlage 6: Themakaart Hersend, maatregelen EVZ Bijlage 6: Themakaart Hersend, maatregelen EVZ Landschap aanpassen aan nieuwe functie Landschap aanpassen aan nieuwe functie - Verbeteren ontwatering agrarische percelen en landgoed Seldensate - Dempen huidige Aa Landschap aanpassen aan nieuwe functie - Verwijderen kades Landschap aanpassen aan nieuwe functie - Beschermen houtsingels in bestemmingsplan Tabel 6: Maatregelen aanpassen aan nieuwe bestemming Pagina 16 van 89 Bijlage 6: Themakaart Hersend, aanpassing nieuwe functie Bijlage 6: Themakaart Hersend, aanpassing nieuwe functie Bijlage 6: Themakaart Hersend, aanpassing nieuwe functie Bijlage 6: Themakaart Hersend, aanpassing nieuwe functie Nee Waterstaatswerk? Bijlage 6: Themakaart Hersend, maatregelen EVZ Bijlage 6: Themakaart Hersend, maatregelen EVZ Bijlage 6: Themakaart Hersend, maatregelen EVZ Bijlage 6: Themakaart Hersend, maatregelen EVZ Bijlage 6: Themakaart Hersend, maatregelen EVZ HERSEND: AANPASSING NIEUWE FUNCTIE Maatregelen Locatie Nee Nee Nee Nee Nee Nee Waterstaatswerk? Ja Ja Ja Nee 4.2 Herinrichting Aaveld Figuur 4 geeft het inrichtingsbeeld weer van de toekomstige situatie. Deze figuur is tevens als bijlage 7 opgenomen. In onderstaande tekst wordt in grote lijnen uiteengezet welke maatregelen er genomen worden, waarna vervolgens in de vorm van een aantal tabellen de maatregelen beschreven zijn. Figuur 6: Inrichtingsbeeld Aaveld Door de verbreding van de N279 wordt de Aa over een groot deel middels het Provinciaal Inpassingsplan (PIP) naar het noorden opgeschoven (de rechte Aa die behouden blijft tussen de Runweg en Aaveld). De Aa loopt daar parallel aan de verbrede weg. Hier is nu geen extra grond beschikbaar voor ecologische inrichting. Nadat de Aa naar het noorden toe aftakt (vanaf huidige Dungense loop), wordt de ecologische inrichting wel mogelijk. De Aa wordt over een groot deel gedempt en er wordt een nieuwe slingerende loop gegraven in de richting van de Nijvelaar en Beusingsedijk. In de ecologische zone, die gemiddeld 100 tot 120 meter breed is, worden drie poelen gegraven. Deze poelen liggen niet meer dan 500 meter van elkaar vandaan om optimale verbinding Pagina 17 van 89 voor amfibieën mogelijk te maken. De poelen worden zo aangelegd dat ze om de paar jaar droog vallen en niet vaker dan eens in de tien jaar inunderen met water uit de Aa. Daarnaast liggen in het gebied, naast de kaden, enkele hogere delen die bijna nooit inunderen. Dit is belangrijk voor de ontwikkeling van drogere natuurwaarden en als hoogwatervluchtplaats voor dieren. Enkele huidige kavelslootjes worden heringericht tot laagtes of poel. De huidige kades van de Aa worden waar nodig verwijderd. Aan de rand van de ecologische zone wordt een nieuwe kade aangelegd, die tot een hoogte van t=100 (de hoogte die gemiddeld eens in de 100 jaar bereikt wordt) beschermen. In de bijlagen is een notitie opgenomen over de dimensionering van de nieuw aan te leggen kades (zie ook bijlage 5). In het noorden van het projectgebied wordt een groot waterbergingscompartiment ingericht, waar in totaal 550.000m³ water geborgen kan worden. Dit compartiment zal als landbouwgrond gaan functioneren en zal alleen bij extreme waterstanden (t=100) ingezet worden. Hiervoor wordt een inlaatkunstwerk in de kade aangelegd. De inzet van waterberging wordt geregeld in het protocol waterberging (opgenomen als bijlage 8). Om het compartiment geschikt te maken voor de landbouw, wordt de aanwezige stuw (die haar functie verliest) verwijderd doordat de Aa verlegd wordt. Ook het bosje (onnatuurlijke hoogte in het maaiveld) zal geëgaliseerd worden en als landbouwgebied worden ingericht. De bestaande wandelroute vanaf de Hasseltse dijk wordt ook doorgetrokken tot aan het verlegde Aa. Aan weerszijden wordt een haag met lage beplanting en een waterloop aangelegd. De waterloop aan de zuidkant voert het water van de Run af Haaks daarop worden de agrarische sloten gegraven. Tevens wordt, voor de transport van mest, een leiding onder de Hasseltseweg aangelegd naar het agrarisch bedrijf aan de andere kant. Aan de buitenzijde van het waterbergingscompartiment wordt de grond ter plekke opgehoogd tot aan de stal van de agrariër, zodat de agrariër het gebied eenvoudig kan binnentreden. Aan de grens van het waterbergingscompartiment zijn afspraken gemaakt met bewoners over de waterkering; zij verkiezen ombij een t=100 situatie een deel van de achtertuin te laten overstromen ten opzichte van permanente kades grenzend aan de achtertuin in plaats van een hoge kade achter hun tuin. Er wordt een recreatieve fietsverbinding gerealiseerd van de dorpskern in de richting van de kern van Sint-Michielsgestel. Hier wordt aangesloten op de te realiseren fietsverbinding langs de nieuwe ontsluitingsweg. Door en langs het gebied lopen enkele wandelroutes, waaronder een landelijke wandelroute, het Hertogenpad. Bestaande wandel- en fietspaden worden aangepast en nieuwe paden worden gecreëerd. Er wordt buiten de fietsverbinding geen verharding aangelegd. De wandelroutes zijn zo geselecteerd, dat het beekdal beleefd kan worden. Hierbij is rekening gehouden met de loop van de Aa, maar ook met de wens van direct omwonenden (met name gericht op het behoud van privacy door het wegnemen van zicht op achtertuinen door middel van beplanting) en gebruikers van het gebied (creëren van korte, beloopbare ommetjes vanuit de dorpskern). Over de waterbergingskades mag niet gerecreëerd worden, omdat zij door het agrarisch blok lopen en in gebruik zullen zijn van de agrariërs. Over de kades aan de noordelijke rand van de ecologische zone mag wel gewandeld worden. Ook kan er gewandeld worden door de ecologische zone. Hier worden geen recreatieve voorzieningen voor getroffen, maar kan vrij door het gebied gewandeld worden. Fietsen en mountainbiken in de ecologische zone is niet toegestaan. In de tabellen 7 tot en met 11 wordt ingegaan op de te nemen maatregelen die noodzakelijk zijn om de doelstellingen voor Aaveld te realiseren. In de tabellen wordt verwezen naar de maatregelenkaart, die als bijlage 7 is opgenomen in dit rapport. Pagina 18 van 89 AAVELD: WATERBERGING Maatregelen Doel Waterberging - Realiseren gestuurde waterberging Waterberging - Realiseren gestuurde waterberging Waterberging - Realiseren gestuurde waterberging Waterberging - Realiseren gestuurde waterberging Waterberging – realiseren gestuurde waterberging Locatie - Aanleggen inlaatwerk in de kade van de Aa (technische tekening opgenomen als bijlage 7) - Aanleggen nieuwe kades (talud min. 1:3) ten behoeve van waterberging met een hoogte van 6,0 meter NAP - Verwijderen bestemming waterberging op perceel aan Hasseltsedijk - Aanbrengen verhoging in landschap in agrarisch gebied ter bescherming woonkern Berlicum tegen hoogwater situaties - Erfpachtconstructie voor kades opnemen Waterstaatswerk? Bijlage 7: Themakaart Aaveld, maatregelen waterberging Bijlage 7: Themakaart Aaveld, maatregelen waterberging Ja Bijlage 7: Themakaart Aaveld, maatregelen waterberging Bijlage 7: Themakaart Aaveld, maatregelen waterberging Nee Bijlage 7: Themakaart Aaveld, maatregelen waterberging Nee Ja Ja Tabel 7: Maatregelen Waterberging AAVELD: BEEKHERSTEL Maatregelen Doel Locatie Waterstaatswerk? Beekherstel – Creëren natuurlijke fluctuatie in waterstanden en stroomsnelheden - Aanbrengen nieuw beekprofiel met klein slingerend zomerbed en breed winterbed, verwijderen stuw Beekherstel – Ruimte voor waterplanten en spontane oeverontwikkeling - Realiseren klein zomerbed met overstromingsvlakte (winterbed) met variatie in oevers en waterbodem, extensief beheer, toestaan van erosieen sedimentatieprocessen - Verleggen kades voor verbrede bedding Beekherstel - Creëren natuurlijkere waterloop en voorkomen wateroverlast Bijlage 7: Themakaart Aaveld, maatregelen beekherstel Bijlage 7: Themakaart Aaveld, maatregelen beekherstel Ja Bijlage 7: Themakaart Aaveld, maatregelen beekherstel Ja Ja Tabel 8: Maatregelen Beekherstel – laaglandbeek Doel Locatie AAVELD: ECOLOGISCHE VERBINDINGSZONE Maatregelen EVZ – aanleg landschapselementen EVZ – aanleg landschapselementen EVZ – herinrichting landschapselementen EVZ – opheffen ecologische barrières EVZ - Ruimte voor water- en oeverbegroeiing EVZ - Verbeteren ecologische waardes Pagina 19 van 89 - Aanleg poelen - Aanplanten struweel - Afdammen en aanleg natuurvriendelijke oevers aan slootjes voor amfibieën - Verwijderen stuw - Aanleg plasdraszones (natte zone langs de beek met riet, zegges, ruigten, els en wilg) - Ecologische inpassing kades door waar mogelijk verflauwen Aa-kaden EVZ naar Waterstaatswerk? Bijlage 7: Themakaart Aaveld, maatregelen EVZ Bijlage 7: Themakaart Aaveld, maatregelen EVZ Bijlage 7: Themakaart Aaveld, maatregelen EVZ Ja Bijlage 7: Themakaart Aaveld, maatregelen EVZ Bijlage 7: Themakaart Aaveld, maatregelen EVZ Ja Bijlage 7: Themakaart Aaveld, maatregelen EVZ Ja Nee Ja Ja EVZ - Geschikt maken voor begrazingsbeheer EVZ - Geschikt maken voor begrazingsbeheer EVZ - Geschikt maken voor begrazingsbeheer Tabel 9: Maatregelen EVZ Doel een profiel van 1:6 - Plaatsen raster langs de EVZ - Aanleg wildroosters bij Hersend - Plaatsen klaphekken en toegangspoorten Bijlage 7: Themakaart Aaveld, maatregelen EVZ Bijlage 7: Themakaart Aaveld, maatregelen EVZ Bijlage 7: Themakaart Aaveld, maatregelen EVZ AAVELD: MAATREGELEN WATERGEBONDEN RECREATIE Maatregelen Locatie Recreatie - Realisatie recreatiemogelijkheden - Aanleggen nieuwe fietsroute langs de Aa Recreatie - Realisatie recreatiemogelijkheden - Aanleg wandelpad van Hasseltsedijk naar ecologische zone Recreatie - Realisatie recreatiemogelijkheden - Geschikt maken wandelpad over de noordkade van de Aa Recreatie - Realisatie recreatiemogelijkheden - Aanplanten van beplanting op de kade ter bescherming privacy bewoners gebied en voorkoming wandelen over kades waar dit niet toegestaan is. - Plaatsen recreatief rustpunt en informatiebord Recreatie - Realisatie recreatiemogelijkheden Recreatie - Realisatie recreatiemogelijkheden - In stand houden mogelijkheden voor sportvisserij (bereikbaarheid en bevisbaarheid) Nee Nee Nee Waterstaatswerk Bijlage 7: Themakaart Aaveld, maatregelen watergebonden recreatie Bijlage 7: Themakaart Aaveld, maatregelen watergebonden recreatie Bijlage 7: Themakaart Aaveld, maatregelen watergebonden recreatie Bijlage 7: Themakaart Aaveld, maatregelen watergebonden recreatie Nee Bijlage 7: Themakaart Aaveld, maatregelen watergebonden recreatie Bijlage 7: Themakaart Aaveld, maatregelen watergebonden recreatie Nee Nee nee Nee Nee Tabel 10: Maatregelen watergebonden recreatie Doel Locatie AAVELD: MAATREGELEN AANPASSING NIEUWE FUNCTIE Maatregelen Landschap aanpassen aan nieuwe functie - Dempen huidige Aa en Dungense Loop Landschap aanpassen aan nieuwe functie - Verwijderen huidige kades Landschap aanpassen aan nieuwe functie - Verwijderen Stuw Runkampen Landschap aanpassen aan nieuwe functie - Verwijderen gemaal Aa Berlicum Landschap aanpassen aan nieuwe functie - Verwijderen bos en verhoging nabij stuw Runkampen Landschap aanpassen aan nieuwe - Ontwatering de Run Pagina 20 van 89 Bijlage 7: Themakaart Aaveld, maatregelen aanpassing nieuwe functie Bijlage 7: Themakaart Aaveld, maatregelen aanpassing nieuwe functie Bijlage 7: Themakaart Aaveld, maatregelen aanpassing nieuwe functie Bijlage 7: Themakaart Aaveld, maatregelen aanpassing nieuwe functie Bijlage 7: Themakaart Aaveld, maatregelen aanpassing nieuwe functie Bijlage 7: Themakaart Waterstaatswerk Ja Ja Ja Ja Ja Ja functie Landschap aanpassen aan nieuwe functie aansluiten op slotenstructuur agrarisch gebied - Ontwatering door sloten graven in agrarisch gebied en egalisering agrarisch gebied naar hoogte van 3.50 meter + NAP Landschap aanpassen aan nieuwe - PE100 buis Ø 200 mm functie middels een gestuurde boring onder Hasseltsewegdoor voor mesttransport Tabel 11: Maatregelen aanpassen aan nieuwe bestemming Pagina 21 van 89 Aaveld, maatregelen aanpassing nieuwe functie Bijlage 7: Themakaart Aaveld, maatregelen aanpassing nieuwe functie Bijlage 7: Themakaart Aaveld, maatregelen aanpassing nieuwe functie Ja Nee 5. BESCHIKBAARHEID GRONDEN Alle genomen maatregelen, worden genomen op grond in eigendom of ter beschikking van het waterschap. De gronden zijn vanaf het voorjaar 2015 beschikbaar voor het uitvoeren van de maatregelen. 6. EFFECTEN VAN HET PLAN Het project Dynamisch Beekdal levert een bijdrage aan het voldoen aan de hydrologische en ecologische doelstellingen van de Aa (streefbeeld laaglandbeek), met uitzondering van het deel dat parallel loopt aan de N279 bij Aaveld. Hier is door het niet verkrijgen van de benodigde grond, geen ruimte voor beekherstel mogelijk. Door de aanleg van de Zuid-Willemsvaart en de peilverlaging van de Aa, treed veel (lokale) kwel op, die de inrichting van hoogwaardige natuurzones mogelijk maakt. De randvoorwaarden voor beekherstel/ecologie van het plangebied die bereikt worden zijn als volgt samengevat: - Beekherstel met de eis van permanente stroming, een stroomsnelheid van 0,1 tot 0,5 m/s, een slingerend zomerbed met in het winterbed minimaal 20% opgaande begroeiing. De waterdiepte is 0,4 tot 1,0 m en is voor vis passeerbaar; - De beek kenmerkt zich door variatie in stroming, inrichting en morfologie waardoor echte beeksoorten van een laaglandbeek aanwezig zijn. Dit is een belangrijke voorwaarde voor het voorkomen van gewenste soorten als verschillende fonteinkruiden, waterranonkelsoorten, aarvederkruid, gele plomp, pijlkruid en grote en Kleine egelskop. Typische beekvissen die hier baat bij hebben zijn de kopvoorn, winde en het bermpje. Ook voor libellen als de beekrombout, ijsvogels, waterspitsmuis, bever en macrofauna zoals kokerjuffers, en watervlokreeften Of deze soorten daadwerkelijk gaan voorkomen is ook afhankelijk van de waterkwaliteit en of ze het gebied daadwerkelijk kunnen bereiken. Dit kan enkele tot tientallen jaren duren. - Door de aanleg van verschillende landschapselementen als poelen en bosjes functioneert het Dynamisch Beekdal als een ecologische verbindingszone tussen de natuurgebieden Kasteel Heeswijk, de Wamberg en Landschapspark Rosmalense Aa voor onder andere amfibieën en struweelvogels. - Het leefgebied van de das (bij Hersend) wordt niet aangetast, waardoor voor de das geen maatregelen noodzakelijk zijn. De kleine modderkruiper komt in verschillende delen van het plangebied voor, in zijn leefgebied kan gewerkt worden mits volgens de gedragscode wordt gewerkt. Van de waterspitsmuis kan uitgegaan worden dat hij in het gebied zit, daarvoor moet een ontheffing op de Flora en Faunawet aangevraagd worden. Naar de mogelijke aanwezigheid van kamsalamander en grote modderkruiper wordt nog onderzoek gedaan. Bestaande cultuurhistorische en archeologische waardevolle landschapselementen, zoals de karakteristieke kavelstructuur rondom meander Hersend blijven behouden en, waar mogelijk, versterkt. Dit geldt ook voor de ten zuidwesten van de Aa gelegen restanten van een kasteeltje, gelegen in landgoed Seldensate.. Voor de gebruikersfuncties landbouw en wonen wordt de reguliere waterhuishouding geoptimaliseerd en worden voorzieningen getroffen om wateroverlast gedurende de situaties dat waterberging wordt ingezet, tot het minimum te beperken. Daarnaast wordt door de aanleg van verschillende wandel- en fietspaden de beleefbaarheid van het gebied vergroot. De recreatie krijgt een impuls door de mogelijkheid tot het beleven van het Dynamisch Beekdal. De recreatieve visserij blijft mogelijk. Het landschap verfraait door de ruimte die ontstaat voor beekherstel en ecologie. Ook de aanwezige landbouw krijgt door de vernieuwde kavelstructuur een impuls. Pagina 22 van 89 7. WIJZE WAAROP HET WERK ZAL WORDEN UITGEVOERD Het werk wordt uitgevoerd door een nog aan te stellen uitvoerder, die de werkzaamheden zal integreren met de werkzaamheden voor de verbreding van de N279, in opdracht van de provincie Noord-Brabant. De volgende extra (proces)eisen worden voor deze werkzaamheden meegegeven aan de opdrachtnemer: - De opdrachtnemer dient het vastgestelde ontwerp aan te houden, - De opdrachtnemer dient de werkzaamheden in de ecologische zone natuurtechnisch uit te voeren, - De opdrachtnemer dient de eisen voor bescherming van flora en fauna te respecteren (zie ook deel II van dit projectplan) en voor de werkzaamheden van dit ontwerp overeenkomstig de gedragscode Flora en Fauna voor waterschappen (februari 2012) een werkprotocol op te stellen. De opdrachtnemer dient de werkzaamheden en de planning ervan nauwkeurig en tijdig af te stemmen met het procesteam bestaande uit vertegenwoordigers van: de agrariërs in het plangebied, de gemeente Sint Michielsgestel, Rijkswaterstaat en Waterschap Aa en Maas. Het waterschap kan op verzoek van de opdrachtnemer binnen 2 weken een overleg organiseren met deze vertegenwoordigers. Vertegenwoordiger vanuit het waterschap is hier het eerste aanspreekpunt. - De opdrachtnemer moet de in het plan aangemerkte landbouwgronden (ook te dempen Aa en Dungense Loop) geschikt maken voor landbouwkundig gebruik, - De opdrachtnemer dient de landbouwgebieden op te leveren met de minimale bijbehorende omvang zoals weergegeven in figuur 7. Figuur 7: verdeling oppervlakte agrarische percelen Pagina 23 van 89 8. BESCHRIJVING VAN DE TE TREFFEN VOORZIENINGEN, GERICHT OP HET ONGEDAAN MAKEN OF BEPERKEN VAN NADELIGE GEVOLGEN 8.1 Beperken nadelige gevolgen van het plan In onderstaande tabel worden de maatregelen genoemd die voorzien zijn om de negatieve effecten uit paragraaf 6 van dit projectplan te compenseren. Negatief effect Maatregelen Locatie Beperken overlast Beperken zicht op woningen Bijlage 6: Themakaart Hersend, recreatie watergebonden door ontmoedigen recreatie op maatregelen recreatie bepaalde trajecten Beperken zicht op woningen Bijlage 7: Themakaart Aaveld, watergebonden door aanbrengen beplanting op maatregelen recreatie dijklichamen Een deel van de percelen De percelen aan de oostzijde Bijlage 6: Themakaart Hersend, ligt niet hoog genoeg worden opgehoogd zodat ze voldoen maatregelen aanpassing nieuwe aan de norm van T=100 bij bestemming wateroverlast Beheersing 3: Hydrologisch Aanleg hoofdwaterlopen en Bijlage grondwaterstanden achtergronddocument detailafwatering buiten het beekdal Egalisatie landbouwgebied In deelgebied Aaveld Bijlage 7: themakaart Deze dienen omgelegd te liggen enkele kabels en worden bij de uitvoering van het Aaveld, aanpassingen kabels en leidingen die in project. Zie voor de locatie van de leidingen waterberginsgsdeel kabels bijlage 7. komen te liggen Tabel 12: Maatregelen beperken nadelige gevolgen van het plan 8.2 Beperken nadelige gevolgen van de uitvoering Doel Beschermen verkeersveilig-heid Borgen bereikbaarheid van het gebied Beperken overlast omwonenden Maatregelen De opdrachtnemer dient met de wegbeheerder overeenstemming te bereiken over het borgen van de verkeersveiligheid De opdrachtnemer dient zorgt te dragen voor het zo min mogelijk beperken van de bereikbaarheid van het gebied De opdrachtnemer dient werkzaamheden zo veel mogelijk uit te voeren tussen 7 uur ’s ochtends en 19 uur ’s avonds, en bij voorkeur niet in het weekend Beschermen tegen De opdrachtnemer dient te garanderen dat de veiligheid van de wateroverlast waterkering niet in het geding komt, door eerst de nieuwe waterkering aan te leggen en vervolgens de oude te verwijderen Garanderen afwatering De opdrachtnemer dient tijdens de uitvoering de afvoer van water het agrarische percelen oppervlaktewater en van aanliggende percelen aantoonbaar te garanderen Garanderen agrarische De opdrachtnemer dient te garanderen dat de percelen voor landbouw bedrijfsvoering maximaal één groeiseizoen (zijnde maximaal 1,5 jaar in de periode november x t/m maar jaar x+2) aan de landbouw onttrokken worden. Indien door werkzaamheden gronden langer dan 1 groeiseizoen aan landbouw worden onttrokken wordt door de opdrachtnemer vooraf afspraken gemaakt met de betreffende agrariërs. De inkomstenschade voortkomend voor het langer onttrekken komen voor rekening van de opdrachtnemer Tabel 13: Maatregelen beperking nadelige gevolgen uitvoering Pagina 24 van 89 8.3 Financieel nadeel Vergoedingssystematiek Waterwet (algemene regeling voor schadevergoeding) Artikel 7.14 en volgende van de Waterwet bevatten een algemene regeling voor het vergoeden van schade ontstaan als gevolg van een besluit of een handelen van het waterschap. Wie schade lijdt, kan zich op dit artikel beroepen. De schade wordt alleen door het waterschap vergoed als deze niet of niet geheel voor rekening van de benadeelde behoort te blijven. Het kan ook zijn dat de geleden schade op een andere wijze wordt vergoed, bijvoorbeeld door aankoop of onteigening. De toepassing van deze artikelen is nader uitgewerkt in de Verordening schadevergoeding waterschap Aa en Maas. Deze is in te zien op: www.aaenmaas.nl/loket/, onder “Regelgeving”, zoeken op “schadevergoeding”. Het waterschap wijst gebieden aan voor waterberging om in het beheergebied schade door overstromingen zoveel mogelijk te beperken. Het water wordt “opgeslagen” in een landbouw- of natuurgebied om daarmee veel grotere schade in bijvoorbeeld stedelijk gebied te voorkomen. Door het in gebruik nemen van deze waterbergingsgebieden kan schade ontstaan in die gebieden zelf. Er kan schade optreden als er tijdelijk water op het land staat. Denk hierbij aan schade aan gewassen en de bodemstructuur. Ook kan het geld kosten als drijfvuil moet worden opgeruimd of als de eigenaar de grond nog maar beperkt kan gebruiken door achtergebleven verontreinigingen. Het waterschap heeft voor waterbergingsgebieden een schaderegeling voor gewassenschade. Met deze regeling wordt een vlotte afhandeling van inundatieschade beoogd na het in gebruik nemen van daarvoor ingerichte waterbergingsgebieden. In een dergelijke situatie kan worden volstaan met een melding bij het waterschap. In de Regeling Vergoeding van schade bij waterberging (inundatieschade), door het Dagelijks Bestuur vastgesteld op 14 februari 2012 en op 31 maart 2012 in werking getreden, is de procedure opgenomen die regelt hoe het waterschap omgaat met schade door inundatie. Voor gedetailleerde informatie en verdere details wordt verwezen naar het de Regeling Vergoeding van schade bij waterberging, die via de website van het waterschap te downloaden is. Waterschap heeft met de eigenaren en omwonenden afspraken proberen te maken over de schade als gevolg van dit ontwerp projectplan. Partijen waar geen overeenstemming mee is bereikt, of partijen die van mening zijn dat overeengekomen vergoeding niet toereikend is , kunnen op grond artikel 7.14 van de Waterwet een verzoek indienen voor vergoeding van de schade die als gevolg van dit ontwerp-projectplan redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en ten aanzien waarvan de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd. Voor de wijze van indiening van een dergelijk verzoek en voor de procedure wordt verwezen naar de verordening schadevergoeding waterschap Aa en Maas, te vinden via http://www.aaenmaas.nl/informatie_op_maat/agrariers_en/agrariers/waterberging/schade_door . Pagina 25 van 89 9. LEGGER, BEHEER EN ONDERHOUD 9.1 Legger Jaarlijks zal het waterschap de in dat jaar gerealiseerde werken inmeten en optekenen op revisietekeningen. Vervolgens worden de maten of de functionele eisen in de Legger vastgelegd. 9.2 Beheer en onderhoud Streefbeeld In het koepelplan Dynamisch Beekdal wordt het streefbeeld beschreven als een combinatie van open water, poelen, moeras, (natte) graslanden, ruigte en bos en struweel. Specifiek voor het terrein in het Dynamisch Beekdal geldt een streefbeeld van natte graslanden, open water en ruigte met moeras. Onderhoud van de waterlopen De Aa wordt in beginsel niet gemaaid. De beek mag zich zoveel mogelijk spontaan ontwikkelen en zal eventueel eens per twee jaar gefaseerd worden gemaaid. De detailafwatering wordt verzorgd door de overige leggerwaterlopen. Deze worden jaarlijks 2 maal gemaaid (bodem en talud). Poelen De water- en oevervegetatie van poelen mogen zich in eerste instantie spontaan ontwikkelen. Door matig voedselrijke tot voedselrijke omstandigheden en hoge lichtinstraling zijn poelen vaak erg productief. Hierdoor treedt successie op, wat leidt tot verlanding. Het regelmatig opschonen is noodzakelijk om de poel open te houden. Dit kan het beste gebeuren wanneer het wateroppervlak voor meer dan 75% begroeid is geraakt od de diepte minder is geworden dan 75 cm . Zulke maatregelen hebben altijd invloed op de levensgemeenschappen, maar hoeven niet desastreus te zijn wanneer rekening wordt gehouden met de levenscyclus van soorten waar het om gaat. Zo wordt het tijdstip voor opschonen gekozen in een periode dat er geen of weinig amfibieën in het water zitten. Tevens wordt het onderhoud gefaseerd uitgevoerd: ongeveer de helft van de poel wordt niet geschoond. De waterbodem van de poel hoeft waarschijnlijk slechts eens in de 5 a 10 jaar geschoond te worden. Oevervegetatie om de twee jaar en in begraasde gebieden is dit helemaal niet nodig. De op het zuiden gerichte oeverzone is voor een aantal dieren belangrijk voor de ei afzetting. Daarom mag dit deel niet te dicht begroeid raken. Houtopslag in een straal van 20 meter rondom de poel wordt verwijderd. Het maaisel wordt eerst op de kant gelegd zodat allerlei dieren weer naar het water kunnen teruggaan. Na enkele dagen wordt dit afgevoerd. Kades De kades zijn stabiel goed om te berijden tijdens calamiteiten. Buitentalud wordt twee keer per jaar gemaaid en niet korter dan 7 cm. Jaarlijks wordt de onderbegroeiing en opschot van de taluds en de kruin verwijderd en wordt een schouw uitgevoerd op de bedekking van de grasmat en eventuele holen van dieren. In principe mogen hier geen bomen op de kade ontwikkelen. Basis uitgangspunt is dat kades met talud 1:3 gehooid worden en kades met een talud van 1:6 begraasd. De kades met een talud van minimaal 1:6 maken onderdeel uit van de begrazingseenheid (extensieve natuurbegrazing met koeien en/of paarden). Begrazing met schapen is vanuit keringsoogpunt toegestaan maar hier wordt binnen dynamisch beekdal niet voor gekozen.. Bij hooibeheer wordt de afrastering onder in de teen geplaatst. Bij begrazing kan de afrastering verder op de kade geplaatst worden. Overstromingsvlakte en grazige ruigte Op gebieden die na inrichting nog (tijdelijk) niet aan de juiste voorwaarden voldoen voor jaarrondbegrazing zal ontwikkelingsbeheer plaatsvinden. De fase waarin de pioniersituatie Pagina 26 van 89 langzaam overgaat naar een meer stabiele vegetatie en de kans op verbossing groot is stelt specifieke eisen aan het beheer. Deze beheerperiode heet de periode van ontwikkelingsbeheer. Daarna volgt het instandhoudingbeheer. Het ontwikkelingsbeheer zal bestaan uit maaien en afvoeren, al dan niet in combinatie met beweiden. Het instandhoudingsbeheer is in principe jaarrondbegrazing met natuurgrazers. Op terreinen die te klein zijn voor natuurbegrazing vind hooilandbeheer en/of seizoensbeweiding plaats. Voor een gedetailleerdere beschrijving van het beheer en onderhoud wordt verwezen naar bijlage 9, de beheer en onderhoudsrichtlijn. Pagina 27 van 89 10. SAMENWERKING In het ontwerpproces is door het waterschap gezamenlijk met de belangrijkste stakeholders (de agrariërs in het gebied) en de betrokken overheden (gemeenten Sint-Michielsgestel en ’sHertogenbosch, provincie Noord-Brabant en Rijkswaterstaat) invulling gegeven aan de gezamenlijk gestelde doelen. Hierbij wordt gewerkt vanuit de Mutual Gains Approach (MGA). In deze MGA methodiek staat het creëren van een win-win voor elke deelnemer centraal. Daarnaast zijn de direct omwonenden betrokken door het organiseren van meerdere informatieavonden. In oktober 2013 zijn tijdens een tweetal informatieavonden aan de streek de plannen gepresenteerd. Daarnaast zijn alle deelnemers uitgenodigd mee te denken in een aantal ontwerpsessies, waarbij voor zowel Hersend als Aaveld in enkele bijeenkomsten gekeken is naar de plannen en waar betrokkenen hun inbreng hebben kunnen leveren. Dit is, waar mogelijk, meegenomen in dit projectplan. Hiervoor hebben zich een kleine twintig mensen opgegeven. Er is tijdens het opstellen van het projectplan veelvuldig met bilaterale contacten gewerkt, waarbij middels huisbezoeken aan de keukentafel en in het veld is gekeken naar de voorgenomen plannen en wat er aangepast kan worden om tegemoet te komen aan wensen van bewoners en belanghebbenden. In het Dynamisch Beekdal wordt al lang gewerkt met een klankbordgroep. In deze klankbordgroep zitten vertegenwoordigers van lokale belangengroepen, waarvan een aantal organisaties als agenda lid zijn opgenomen. De volgende belangengroepen zijn opgenomen in de klankbordgroep: - IVN Bernheze - IVN Sint-Michielsgestel - Brabants Landschap - Natuurgroep Gestel - Heemkunde Berlicum - Buurtvereniging Kom Mirroi - Actiecomité Middelrode - ZLTO Sint-Michielsgestel - Visclub EBHV (agenda lid) - VVV (agenda lid) - Gemeente Bernheze (agenda lid) - Gemeente Sint-Michielsgestel (agenda lid) De klankbordgroep wordt voorgezeten door het waterschap. In het MGA-proces is het ontwerp aan de klankbordgroep voorgelegd en de klankbordgroep heeft ingestemd met het voorliggende ontwerp. Pagina 28 van 89 DEEL II VERANTWOORDING 1. VERANTWOORDING OP BASIS VAN WET- EN REGELGEVING Als een waterschap een waterstaatswerk wil aanleggen of wijzigen, dient op grond van artikel 5.4 Waterwet een projectplan te worden vastgesteld, met daarin een beschrijving van het werk en de wijze waarop dat zal worden uitgevoerd èn een beschrijving van de voorzieningen om nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk ongedaan te maken of te beperken. Het werk dient bij te dragen aan de doelstellingen van de Waterwet waaronder: Voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met: Bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en Vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen (artikel 2.1). 1.1 Voorkoming en waar nodig beperking waterschaarste overstromingen, wateroverlast en Het beleid van Waterschap Aa en Maas is gericht op het voorkomen en waar nodig het beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste. Dit is vastgelegd in het Waterbeheerplan 20102015, vastgesteld op 13 november 2009 door het Algemeen Bestuur van het waterschap. Het projectplan maakt onderdeel uit van het Dynamisch Beekdal. Hiervoor is in 2009 het Koepelplan door het Algemeen Bestuur van het waterschap vastgesteld. Door de aanleg van bergingen wordt ruimte gecreëerd voor water. Tijdens piekafvoeren van de Aa wordt de peilverhoging afgevlakt doordat een deel van het overtollige water tijdelijk opgevangen wordt in de waterbergingen. Als het peil in de Aa zakt, stromen de waterbergingen weer leeg. Het plan is zorgvuldig opgesteld, er treedt in gemiddelde omstandigheden geen significante verslechtering voor de bestaande functies op. De volgende uitgangspunten worden gehandhaafd voor vier typisch hydrologische situaties: 1. Droog: verdroging wordt tegengegaan en waar mogelijk verminderd; 2. Gemiddeld: de natschade neemt niet significant toe en de oppervlaktewaterpeilen ondersteunen de grondwaterstanden voor de bestaande functies; 3. Nat: tijdens jaarlijks voorkomende natte omstandigheden (de situatie die 1 à 2 keer per jaar voorkomt) mag het niet significant natter worden; 4. Extreem: bij T=10 (natte situatie die 1 keer in de 10 jaar voor komt) mogen de 5% laagste gronden volgens de NBW-normering inunderen. In het stroomgebied van de Aa worden op verschillende locaties de peilen van het grondwater en oppervlaktewater gemonitord conform het opgestelde monitoringsplan voor het totale Dynamisch Beekdal. Pagina 29 van 89 1.2 Bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen Het projectplan voor de gebieden Hersend en Aaveld levert een bijdrage aan de bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen zoals bedoeld in de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). De KRW is Europees beleid en in de Nederlandse wetgeving verankerd met de implementatiewet EG-kaderrichtlijn water (2005) en de Waterwet (2009). De maatregelen voor de KRW zijn per waterlichaam opgenomen in het waterbeheerplan 2010-2015. De maatregelen voor de Aa zijn: herinrichten van de watergang (beekherstel), het vispasseerbaar maken van de aanwezige stuwen en het realiseren van een ecologische verbinding. Hiermee wordt de ecologisch kwaliteit van het gebied sterk vergroot. De waterkwaliteit verbetert met deze maatregelen slechts zeer beperkt omdat hiervoor andere maatregelen bovenstrooms noodzakelijk zijn, dit ligt buiten de scope van dit project. 1.3 Vervulling van de maatschappelijke functies van het watersysteem De doelstellingen van de maatschappelijke functies van het watersysteem, recreatief medegebruik, sportvissen, vaarwater (kanovaart) en cultuurhistorie zijn vastgelegd in het Waterbeheerplan 20102015. De Aa grenst aan een cultuurhistorisch waardevol en recreatief gebied, zoals het landgoed Seldensate en de Hersend. Bij de ontwikkeling van het plan is afstemming gezocht met de eigenaar van het landgoed, de gemeente Sint-Michielsgestel. De Aa is vergund voor kanovaart. In- en uitstapplaatsen zijn opnieuw bekeken binnen dit ontwerp en daarop herzien. Conclusie toetsing doelstellingen Waterwet: De uitvoering van dit plan is in overeenstemming met de doelstellingen van de Waterwet. 1.4 Overige regelgeving De aanpassingen aan de waterstaatswerken zullen na realisatie opgenomen worden in de legger. Pagina 30 van 89 2. VERANTWOORDING OP BASIS VAN BELEID 2.1 Toets beleid waterschap In het Waterbeheerplan van waterschap Aa en Maas zijn de beleidsopgaven voor de komende jaren vastgelegd. Inhoudelijke doelstelling voor het Dynamisch Beekdal, en daarmee ook voor de gebieden Hersend en Aaveld, is het op een integrale wijze invulling geven aan de beleidsopgaven voor waterberging, beekherstel, evz, en het geven van een impuls aan extensieve recreatie langs, en waterrecreatie op de Aa. In het Waterbeheerplan 2010-2015 van waterschap Aa en Maas worden deze doelen als volgt uitgewerkt: - Het gebied Aaveld is opgenomen als in te richten waterbergingsgebied; - De gebieden Aaveld en Hersend zijn opgenomen als te realiseren evz langs waterlopen; - De gebieden Aaveld en Hersend zijn opgenomen als beekherstel, met de opgave van beekherstel-natuur; De Aa stroomt door het Dynamisch Beekdal, is als watergang belangrijk voor de ontwikkeling van de visstand. Niet alle doelen zullen volledig bereikt worden. Door ruimtegebrek bij Aaveld benedenstrooms de Runweg vind hier over een lengte van 600 meter geen inrichting plaats. Op sommige locaties is minder dan 100 meter ruimte beschikbaar. Daarnaast zal de waterkwaliteit de komende jaren nog niet voldoen door invloeden van bovenstroomse gebieden. Dit betekent dat de ambitie beekherstelnatuur vooralsnog niet gehaald wordt en met de huidige inrichting de beleidsopgave beekherstelverweven wel behaald wordt. Indien maatregelen bovenstrooms (waterkwaliteit) genomen worden, en het tussenliggende traject alsnog verworven kan worden, zijn de doelstellingen om te voldoen aan beekherstel natuur wel gerealiseerd. 2.2 Toets overige beleid Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) De Kaderrichtlijn Water eist dat alle oppervlaktewateren in een goede ecologische toestand worden gebracht. Wat wordt verstaan onder een goede ecologische toestand verschilt per watergang en is afhankelijk van het type (beek of sloot). De Aa is aangewezen als waterlichaamtype R6 (langzaamstromend riviertje op zand/klei). Het Nationaal Waterplan In het Nationaal Waterplan 2009 – 2015 wordt het volgende geschreven: ‘Water, cultuurhistorie en groen leveren een duidelijke bijdrage aan de kwaliteit van de leefomgeving en bepalen mede de culturele identiteit van de stad. Bewoners hebben toegang [….]’ (Nationaal Waterplan, 22 december 2009). Dit nationale water- en ruimtelijke beleid is een rechtvaardiging van het dit ontwerp-projectplan in die zin dat het een bijdrage levert aan de kwaliteit van de leefomgeving én culturele identiteit van ’sHertogenbosch. Ook geeft het bewoners van het hele gebied toegang tot een bijzonder en hoogwaardig natuurgebied. Hiermee neemt de kwaliteit van de leefomgeving van het hele gebied toe. Provinciale structuurvisie Conform het provinciaal waterhuishoudingsplan heeft de Aa een functie als ecologische verbindingszone. De huidige bedijkte en gekanaliseerde Aa heeft een lage ecologisch waarde en voldoet niet aan die functie. Verordening Ruimte Op 11 mei 2012 hebben de Provinciale Staten van Noord-Brabant de Verordening ruimte NoordBrabant vastgesteld. De Verordening ruimte bevat op hoofdlijnen algemene regels die gemeenten in Pagina 31 van 89 acht moeten nemen bij het opstellen van bestemmingsplannen en het verlenen van omgevingsvergunningen waarbij afgeweken wordt van het bestemmingsplan. Daarnaast regelt de Verordening ruimte de organisatie van het regionaal ruimtelijk overleg waarin afspraken over woningbouw, bedrijventerreinen en kantorenlocaties worden gemaakt. Hierbij wordt getoetst op cultuurhistorie, natuur en landschap, de ontwikkeling van veehouderij en overig agrarisch en stedelijke ontwikkeling. Op de kaartlaag Natuur en Landschap (kaart 3 van verordening) is het projectgebied aangewezen als groenblauwe mantel. Voor de ontwikkeling van veehouderij is het gebied aangewezen als verwevingsgebied. Voor stedelijke ontwikkeling is het gebied aangewezen als regionaal waterbergingsgebied. Dit plan past door de inrichting als waterbergingsgebied binnen deze uitgangspunten. Waterplan 2010-2015 (‘Waar water werkt en leeft’) Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 ‘Waar water werkt en leeft’ heeft een status van Structuurvisie Water onder de Wet ruimtelijke ordening. In het Waterplan is opgenomen dat: ‘de inrichting en het beheer […] zijn gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van gezonde en goed functionerende ecosystemen.’. Dit ontwerp-projectplan voorziet in alle drie de eisen uit het Waterplan. Er wordt circa 10 hectare natuurontwikkeling en 15 hectare waterberging gerealiseerd, waarmee het plan zich richt op het behoud, herstel en ontwikkeling van gezonde en goed functionerende ecosystemen. 2.3 Planologische inpassing Mer In 2009 is een MER-studie uitgevoerd voor het Dynamisch Beekdal, ter onderbouwing van de bestemming waterberging in het bestemmingsplan buitengebied van de gemeente SintMichielsgestel. Door een MER-procedure krijgt het milieubelang een volwaardige en vroegtijdige plaats in het plan- en besluitvormingsproces. In de MER zijn twee alternatieven onderzocht, een vrijstromend alternatief (waarbij kades verwijderd worden en meandering vrij plaats vindt) en een gestuurd alternatief (waarbij middels kades waterberging gestuurd ingezet wordt en beekdalontwikkeling beperkter is. Belangrijkste conclusie van de MER is dat beide alternatieven volwaardige alternatieven zijn. het vrijstromend alternatief scoort zeer goed voor natuur en minder goed voor het effectief bergen van water. Het gestuurde alternatief scoort goed voor natuur en goed voor waterberging. Bestemmingsplan Voor wat betreft de gemeente Sint-Michielsgestel zijn de betreffende gronden volgens het geldende bestemmingsplan buitengebied bestemd tot "Agrarisch met waarden - Natuur en Landschapswaarden". In de hierbij behorende bestemmingsomschrijving (artikel 6.1.) is opgenomen dat de als zodanig aangewezen gronden onder andere zijn bestemd voor: - Water en waterhuishoudkundige voorzieningen; - Paden, wegen en parkeervoorzieningen; - Extensief dagrecreatief medegebruik; - Agrarisch natuurbeheer en/of landschapsbeheer. De realisering van het dynamisch beekdal past binnen de doeleindenomschrijving van de bestemmingen “Agrarisch met waarden – Natuur en landschapswaarden” en “Agrarisch met waarden – Landschapswaarden”. Binnen de doeleindenomschrijving bij deze bestemming is immers onder meer aangegeven dat de als zodanig bestemde gronden bestemd zijn voor: “agrarisch natuurbeheer en/of landschapsbeheer” en “water- en waterhuishoudkundige voorzieningen”. Binnen deze omschrijving kan het gebied worden gebruikt voor waterberging en beekherstel. Op basis van deze doeleindenomschrijving kan het projectplan worden uitgevoerd. Bij de eerstvolgende herziening zou eventueel een maatwerkoplossing geboden kunnen worden, maar een directe noodzaak hiertoe is gelet op het voorgaande niet aanwezig. Pagina 32 van 89 3 VERANTWOORDING VAN DE KEUZES IN HET PROJECT In de huidige situatie is het watersysteem van de Aa voornamelijk gericht op de aan- en afvoer van water. Om invulling te geven aan de beleidsopgaven voor waterberging en natuur is het realiseren van meer ruimte voor water in de vorm van waterberging noodzakelijk. De ecologische waarden op het gebied van vegetatie, vissen en macrofauna in het gebied voldoet niet aan de kwaliteitsdoelen zoals door het waterschap is vastgesteld binnen de normen van de Kaderrichtlijn Water. De realisatie van beekherstel langs de Aa is daarom noodzakelijk. Dit geldt ook voor de vispasseerbaarheid van de Aa. De geplande herstelmaatregelen vormen een belangrijke basis voor ecologisch herstel. De waterkwaliteitsnormen zullen met deze maatregelen niet bereikt worden. Voor het verbeteren van de waterkwaliteit zijn maatregelen bovenstrooms nodig (buiten scope van dit project). In het huidige bestemmingsplan buitengebied van Sint Michielsgestel is opgenomen dat hier een bestemming waterberging op de landbouwpercelen in deelgebied Hersend ligt. Echter, in dit gebied wordt geen waterberging gerealiseerd omdat de hoeveelheid waterberging die met de inrichting gerealiseerd kan worden niet in verhouding staat tot de noodzakelijke investering. Parallel aan de vaststelling van het projectplan zal aan de gemeente Sint-Michielsgestel worden verzocht de dubbelbestemming waterberging die op de agrarische percelen ten noorden en ten zuiden van de ecologische zone van de Aa ligt te verwijderen. De oude meander Hersend, in het landschap nog steeds zichtbaar, wordt niet aangetakt, in tegenstelling tot de eerste plannen van het Dynamisch Beekdal. Aantakken van deze meander bleek namelijk financieel en landschappelijk niet haalbaar (hoge kosten voor afgraven met grote landschappelijk impact door afgraven singels en aanleg kaden). De landschappelijke waarden rondom de oude meander van de Aa worden door de keuze namelijk behouden. De kavelstructuur, geaccentueerd door elzen, wilgensingels en zoomvegetatie blijven bestaan. Enkel helemaal bovenstrooms zullen enkele knotwilgen verdwijnen door de aanleg van het nieuwe winterbed. Op 30 september 2011 heeft het Algemeen bestuur van waterschap Aa en Maas besloten om voor meer gestuurde berging te kiezen in dit plangebied van het Dynamisch Beekdal. Daar wordt met onderhavig projectplan invulling aan gegeven. Pagina 33 van 89 4 BENODIGDE VERGUNNINGEN EN MELDINGEN Aanvullend op dit projectplan zijn de volgende vergunningen nodig: Omgevingsvergunning Een omgevingsvergunning is vereist voor de volgende werken: - Bouwwerken, geen gebouwen zijn hoger dan 3 m en oppervlakte 20 m2; - Aanpassingen aan verhardingen en paden; - Aanpassingen aan bestaande structuren, natuur- en landschapselementen; en - Grondwerken: grondverzet van meer dan 100 m3, dieper dan 60 cm (Agrarisch gebied met natuurwaarden) of 30 cm (Natuurgebied). Op basis van bovenstaande dient bij de gemeente Sint-Michielsgestel in ieder geval een omgevingsvergunning aangevraagd te worden voor de volgende werkzaamheden: - Graven watervoerend profiel - Verleggen kades - Aanleg poelen - Fauna-passeerbaar maken brug hersend - Aanleg wildroosters - Aanleg leiding onder Hasseltseweg - Aanleg inlaatwerk - Aanleg semi-verharde fietsroute - Verwijderen stuw Runkampen - Egalisering agrarisch gebied Voor de vergunningaanvraag zal met de gemeente samen naar de geplande werkzaamheden gekeken worden om te controleren of alle vergunningplichtige werkzaamheden opgenomen worden. Flora- en faunawet Tijdens de planvorming is inzichtelijk gemaakt of er (mogelijk) sprake is van beschermde natuurwaarden en negatieve effecten daarop, of er voldoende mogelijkheden zijn om eventuele negatieve effecten te mitigeren of compenseren, en of hiervoor een ontheffing- of vergunningsplicht geldt. Uit een quickscan van 2014 (BEWA, 2014) is naar voren gekomen dat binnen het gebied, het voorkomen van de soortgroepen vaatplanten, vogels, zoogdieren, vissen, reptielen en amfibieën voldoende onderzocht is en dat een toetsing aan de Flora- en faunawet kon worden uitgevoerd. Conclusies en aanbevelingen voor de (zwaar) beschermde soorten en vogels zijn: - Rekening houden met de aanwezigheid van een buizerdhorst in bosje nabij Hersend - Das is aanwezig in plangebied, maar wordt niet beinvloed door de maatregelen, - Nader onderzoek naar grote modderkruiper en kamsalamander in oude meanders/ plasjes (Pierekuil) wordt in mei 2014 uitgevoerd - Rekening houden met kleine modderkruiper in de Aa en overige sloten - Vleermuizen zijn aanwezig in het plangebied maar worden niet verstoord door de beekherstelmaatregelen. Wooneenheden woning Runweg/Beekveld zijn wel geschikt voor vleermuizen. Afstemmen met provincie. - Rekening houden met aanwezigheid van waterspitsmuis en aanvragen ontheffing hiervoor . Monumentenwet In het gebied liggen geen objecten die vallen onder de monumentenwet. Explosieven Voor het terrein is een verkennend explosievenonderzoek uitgevoerd. De uitvoerende partij dient het terrein te onderzoeken op niet-gesprongen explosieven. Pagina 34 van 89 Ontgrondingsverordening Op basis van de ontgrondingsverordening van de provincie Noord-Brabant volstaat het waterschap met het doen van een ontgrondingsmelding. Zie ook artikelen 9 en 9a van de ontgrondingsverordening van de provincie Noord-Brabant, waarin onder andere staat opgenomen dat “Krachtens artikel 7, tweede lid, van de wet is geen vergunning vereist voor ontgrondings- en herinrichtingsactiviteiten in het kader van ecologische verbindingszones, beek- en kreekherstelprojecten en overige natuurontwikkelingsprojecten die in overeenstemming zijn met het provinciaal natuurbeleid, en indien deze zijn opgenomen in een plan, waarover via een openbare inspraakprocedure besluitvorming heeft plaatsgevonden onder aantoonbare, integrale afweging van alle belangen betrokken bij de ontgronding en zijn gemeld bij gedeputeerde Staten.” Pagina 35 van 89 DEEL III RECHTSBESCHERMING Uitgebreide procedure conform afdeling 3.4 Awb Zienswijze Als een ontwerp projectplan is vastgesteld, wordt dit bekend gemaakt. Het plan ligt gedurende zes weken ter inzage. Voordat het waterschap een definitieve beslissing neemt, kunnen ingezetenen en belanghebbenden gedurende deze periode hun zienswijze op dit ontwerp projectplan kenbaar maken. Dat kan schriftelijk of mondeling. Een reactie moet vóór afloop van de termijn bij het waterschap zijn ingediend. Beroep en hoger beroep Als het projectplan is vastgesteld, wordt dit bekend gemaakt. Het plan ligt gedurende zes weken ter inzage. Gedurende zes weken vanaf de dag na die waarop het besluit ter inzage is gelegd kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank. Belanghebbenden die tijdig een zienswijze hebben ingediend en belanghebbenden aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten geen zienswijzen te hebben ingediend, kunnen beroep indienen. Het is mogelijk digitaal beroep in te stellen bij genoemde rechtbank via http://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht. Daarvoor moet de indiener beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Op de genoemde site staan de precieze voorwaarden. Voor het indienen van een beroepschrift is griffierecht verschuldigd. Tegen de uitspraak van de rechtbank kan vervolgens hoger beroep worden ingediend bij de Raad van State. Crisis- en herstelwet Op de vaststelling van een projectplan is afdeling 2 van hoofdstuk 2 van de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dit betekent dat de belanghebbenden in het beroepschrift moeten aangeven welke beroepsgronden zij aanvoeren tegen het besluit. Na afloop van de termijn van zes weken kunnen geen nieuwe beroepsgronden meer worden aangevoerd. Belanghebbenden worden verzocht in het beroepschrift te vermelden dat de Crisis- en herstelwet van toepassing is. Verzoek om voorlopige voorziening Het projectplan treedt na vaststelling in werking, ook al wordt een beroepschrift ingediend. Dit betekent dat de maatregelen opgenomen in het projectplan kunnen worden uitgevoerd. Om dit te voorkomen kunnen belanghebbenden gelijktijdig of na het indienen van een beroepschrift een zogenaamd “verzoek voor het treffen van een voorlopige voorziening” vragen bij de Voorzieningenrechter van de rechtbank. Ook in dat geval is griffierecht verschuldigd. Zie voor het digitaal indienen van een verzoek om voorlopige voorziening onder “Beroep en hoger beroep”. Pagina 36 van 89 DEEL IV BIJLAGEN De volgende bijlagen zijn in dit projectplan opgenomen: - Bijlage 1: Ecologisch streefbeeld van de Aa - Bijlage 2: Beschrijving van de ontstaansgeschiedenis, de cultuurhistorie en de archeologische waarden van en in het landschap - Bijlage 3: Hydrologisch achtergronddocument - Bijlage 4: Landschapsbeeld totaal - Bijlage 5: Achtergronddocument waterkeringen - Bijlage 6: Kaartmateriaal Hersend o Maatregelenkaart Hersend o Landschapsbeeld Hersend o Themakaarten Hersend o Dwarsprofielen Hersend - Bijlage 7: Kaartmateriaal Aaveld o Maatregelenkaart Aaveld o Landschapsbeeld Aaveld o Themakaarten Aaveld o Dwarsprofielen Aaveld o Technische tekening inlaatwerk Aaveld - Bijlage 8: Protocol waterberging - Bijlage 9: Beheer- en onderhoudsrichtlijn Pagina 37 van 89 Bijlage 1: Ecologisch streefbeeld van de Aa Het streefbeeld voor de Aa is een langzaam stromende benedenloop van een laaglandbeek. De beek slingert binnen een brede natuurstrook (100 – 150 meter breed) bestaande uit (riet)moeras, bloemrijke graslanden, ruigtes en bosjes afgewisseld met oude meanders en poelen. Het beekdal van de Aa moet als ecologische verbinding gaan functioneren tussen de natuurgebieden kasteel Heeswijk, Wamberg en Landschapspark Rosmalense Aa te voor de volgende doelsoorten: kamsalamander/heikikker, struweelvogels, kleine en grote modderkruiper, dagvlinders, bloemrijke graslanden. In en langs de beek vinden spontane natuurlijke processen plaats, waarbij het stromende water zorgt voor sedimentatie en erosie. Binnenbochten slibben aan tot zandige oevers. Buitenbochten schuren uit en er blijven steile en holle oevers over. In de oeverzone groeien riet, zegges, elzen en wilgen. De beekbodem zelf is rijk aan stroomkuilen en zandbedjes. Dit is belangrijk voor o.a. de volgende typisch beeknatuur: windes en kopvoorn, kokerjuffers, dotterbloem, , waterspitsmuis, bever en ijsvogel. Dit streefbeeld komt voort uit de streefbeelden zoals die voor Brabantse beken zijn verwoord in Streefbeelden voor Beken en Kreken (RoyalHaskoning 2005) en de ecologische doelen uit de maatlatten voor de Kaderrichtlijn Water. Een langzaamstromende benedenloop heeft de volgende ecologische ‘ontwerpeisen’: - klein zomerbed met altijd stromend water (min 0,1 m/s) - slingerende beekloop (zomerbed) - breed winterbed als overstromingsvlakte; geleidelijk oplopend beekdal - ongeveer 15-20% opgaande beplanting in het beekdal tot 50% in de oevers (els en wilg) - beek volgt primair de natuurlijke laagtes in het gebied (zoveel mogelijk passend in de geomorfologische eenheden die bij het beekdal horen) - waar mogelijk oude meanders aantakken, maar ook delen bewaren als geïsoleerde watertjes (met hun eigen typische natuur) - kwel langs de beek; hoge grondwaterstanden langs de beek, steeds droger hogerop - natuurlijke peilfluctuaties (hoog in de winter, laag in de zomer) Het hoogteverschil in het gebied, de afvoer van de beek (jaarrond) en bovengenoemde ecologische randvoorwaarden maken dat ongeveer een principedwarsprofiel nodig is van een zomerbed van 4-8 meter breed en met een breed winterbed. Bij de keuze van de nieuwe ligging van de Aa spelen de volgende zaken een rol: historische ligging vormt inspiratiebron, maar is niet heilig omdat de oorspronkelijke omstandigheden waarin deze meandering is onstaan niet meer bestaan (andere hydrologie en landgebruik) - beek zoveel mogelijk in geomorfologisch beekdal, laagtes en beekeerdgronden - beschikbare grond: vroeger was het beekdal van de Aa enkele honderden meters breed. Dit is in de huidige tijd niet meer mogelijk in verband met huidige gebruik en infrastructuur. Het Pagina 38 van 89 nieuwe beekdal volgt dus zo veel mogelijk het natuurlijk dal, maar kan niet volledig herstelt woren. Het nieuwe Aadal wordt dus natuurlijker, maar niet natuurlijk. Vanuit de ecologische verbindingszone zijn bepaalde landschapselementen (van bepaalde omvang/op bepaalde afstand van elkaar) nodig: - Kleinschalig landschap met gras, kruiden, bospercelen en struwelen (heggen en laanbeplanting helpen ook) - Poelen om de minimaal 400 meter; o minimaal 400m2 groot o bij voorkeur niet dieper dan 1,5 meter, waar mogelijk ondieper, op natte plekken o bij voorkeur buiten overstromingsbereik van de Aa o jaarrond watervoerend, mag in droge zomers droogvallen o Geen vis aanwezig - Regelmatige aanwezigheid van struwelen (besdragend (o.a. meidoorn, sleedoorn, lijsterbes) wilgen en elzen) - Plasdraszones langs de beek, met veel watervegetatie Overige ecologische randvoorwaarden - Zorg waar mogelijk voor geleidelijke overgangen van nat naar droog - Kwel is zeer waardevol, zeker in beekdalen. Benut kwel waar mogelijk in poelen, laagtes en slootjes, maar ook in de beekzone - Geef de kaden waar mogelijk flauwe taluds; dat is ecologisch zinvol - Zorg dat er ook terreindelen zijn die altijd droog zijn (hoogwatervluchtplaatsen voor dieren, donken voor de das specifiek) - Behoud landschappelijke waarden gronden rondom meander Hersend - Verbeteren kwaliteit water meander zelf: opschonen, deel slib verwijderen?, isoleren zodat meander enkel gevoed wordt door schoon grond- en regenwater Pagina 39 van 89 Pagina 40 van 89 Bijlage 2 Beschrijving van de ontstaansgeschiedenis, de cultuurhistorie en de archeologische waarden van en in het landschap Ondergrond plangebied: geomorfologie, bodem en hoogten Het plangebied maakt deel uit van het Zuid-Nederlandse zandgebied en wordt qua geologie beïnvloed door in de ondergrond aanwezige breuken. Het gebied behoort tot de Centrale Slenk; een dalingsgebied. Het plangebied bestaat uit een pleistoceen dekzandlandschap met dekzandruggen, welvingen en vlakten, doorsneden door het beekdal van de Aa. Binnen het plangebied is het meest voorkomende bodemtypebeekeerdgrond(zie figuur 7 voor de bodemopbouw). Niet op alle locaties binnen het plangebied zal de bodem nog intact zijn. In de jaren 70 van de vorige eeuw heeft een ruilverkavelingsproject plaatsgevonden waarbij naast verstoring van de historische verkaveling en het dempen van meanderbochten, mogelijk ook de bodem deels is verstoord als gevolg van egalisatie. Figuur 8: Uitsnede landschappelijke eenhedenkaart Het noordoosten van het gebied wordt begrensd door een dekzandrug. Daarnaast komen verspreid binnen het plangebied enkele dekzandkoppen voor. Het dekzandgebied wordt doorsneden door het dal van de Aa, waarin voornamelijk leemhoudende zand is afgezet (met lokaal het slecht doorlatende Brabants leem). Aanvullend geomorfologisch onderzoek (Bron: Landslide 2014) laat zien dat de gronden bij Aaveld, ter hoogte van de nieuwe loop, vooral bestaan uit leemarm, soms leemhoudend, zand. Nabij Hersend wordt de bodem leemhoudender en bovenstrooms worden zelfs enkele leemlaagjes aangetroffen. Bovenstrooms meander Hersend is een sterke kwelzone aanwezig waarbij ook ijzerconcreties en mogelijk ijzeroerbanken zijn aangetroffen. Pagina 41 van 89 Op figuur 8 (hoogtekaart) is te zien dat de maaiveldhoogten in het gebied variëren van circa 7,0 m +NAP op de dekzandruggen (rood) tot circa 3 m + NAP in het beekdal(blauw). Figuur 9: Hoogtekaart van plangebied Het beekdal van de Aa is in het noordwestelijke deel van het plangebied vrij breed. In het zuidoostelijke deel heeft de Aa zich in het wat hoger liggende landschap ingesneden; het beekdal is beperkter in omvang. Over de ontstaanswijze en de exacte ouderdom van de Aa is (nog) relatief weinig bekend. Het relatief brede, ondiepe dal is ontstaan in de ijstijd. De Aa heeft zich nadien ingesneden in het dekzandlandschap waardoor het stroomt. In de loop der tijd zijn oude geulen verlaten en zijn nieuwe geulen ontstaan. Oude geulen zijn opgevuld met zand, klei en veen. De meest in het oog springende restgeulen bevinden zich in het zuidoostelijke deel van het plangebied rond Hersend. Deze meander Hersend is nog steeds watervoerend, en het aftakken is het gevolg van de normalisatie van de Aa in het verleden. De meest uitgesproken natuurlijke restgeul bevindt zich eveneens in het zuidoostelijke deel van het plangebied, op de grens met de bebouwde kom van Berlicum (Moerputten). Deze restgeul is vòòr 1830 verland. Pagina 42 van 89 Cultuurhistorische waarden Volgens de Provinciale Cultuur-Historische Waardenkaart (2010) behoort het grootste deel van het plangebied niet tot een gebied met een bijzondere cultuurhistorische waarde. Het zuidelijke deel van het plangebied behoort tot zowel het cultuurhistorisch landschap ‘Groene Woud’ als het cultuurhistorisch vlak ‘landgoed Seldensate’. De zuidwestgrens van het plangebied behoort tot het archeologisch landschap ‘dekzandrug Tilburg-Den Bosch’. Daarnaast zijn diverse oude lijnstructuren in het plangebied gekarteerd als waardevolle historisch-geografische lijnen. Het gaat daarbij onder andere om de kades langs de Aa en de Zuid-Willemsvaart, een deel van de Westerbroek en een aantal lanen van Wamberg, die gekarteerd zijn als lijn van hoge waarde. De Oude Bossche BaanHasseltsedijk-Milrooijseweg, De Kunning, de Westakkers, Beekveld, de Nijvelaar en de Beusingsedijk zijn aangeduid als historisch-geografische lijnen van redelijk hoge waarde. Verspreid over het plangebied zijn enkele gebieden, waaronder de parkaanleg van buitenplaats Seldensate, het struweel langs de weg de Westakkers en de bossen, houtwallen en laanbeplanting van landgoed Wamberg aangewezen als historisch groen. Figuur 10: Uitsnede plangebied Hersend van Cultuurhistorische Waardenkaart Pagina 43 van 89 Figuur 11: Uitsnede plangebied Aaveld van Cultuurhistorische Waardenkaart Pagina 44 van 89 Archeologie Aan de dekzandruggen maar ook aan de beekdalen grenzend aan de dekzandruggen is een hoge specifieke verwachting toegekend op het aantreffen van (prehistorische) vondsten en sporen. De eventuele vindplaatsen zijn binnen het beekdal mogelijk afgedekt (en derhalve beschermd) door jongere sedimenten (jongere beekafzettingen van de Aa). Bij de verwachte vindplaatsen wordt voornamelijk strooiing van overwegend (bewerkt) vuursteen verwacht. Echter, ook archeologische indicatoren als aardewerk, leem, houtskool, hout, bot en gewei kunnen worden verwacht. Op de archeologische verwachtingskaart is dit weergegeven middels een rode kleur. Aan een zone van 100 m rond een dekzandrug/kop is een middelhoge specifieke verwachting toegekend op het aantreffen van (prehistorische) vondsten en sporen. Dit geldt ook voor de dekzandwelvingen. Bij de verwachte vindplaatsen wordt voornamelijk strooiing van overwegend (bewerkt) vuursteen verwacht. Echter, ook archeologische indicatoren als aardewerk, leem, houtskool, hout, bot en gewei kunnen worden verwacht. Op de archeologische verwachtingskaart is dit weergegeven middels een oranje kleur. Aan die delen van het plangebied waar zich geen dekzandruggen/welvingen in de directe omgeving bevinden, wordt een lage specifieke verwachting toegekend op het aantreffen van vondsten en sporen samenhangend met een nederzetting. Op de archeologische verwachtingskaart (bijlage 6) is dit weergegeven middels een gele kleur. Voor de restgeulen geldt een lage archeologische verwachting maar met kans op bijzondere datasets. Hierbij moet worden gedacht aan fenomenen die verband houden met het gebruik van het gebied in (pre-)historische tijd. Voorbeelden zijn visvoorzieningen, vaartuigen (uitgeholde boomstammen), rituele deposities en veenwegen. Op de archeologische verwachtingskaart is dit weergegeven middels een blauwe kleur. Op basis van historisch kaartmateriaal is voor het plangebied de nog bestaande en inmiddels verdwenen historische bebouwing in kaart gebracht. Hierbij is aan de historische kernen, zones rond bepaalde puntlocaties als historische erven, (water)molens, kastelen en mogelijke voorden een hoge specifieke verwachting toegekend op het aantreffen van vondsten en sporen daterend vanaf de middeleeuwen. In het geval van een oud erf betreft het hierbij voornamelijk strooiing van fragmenten aardewerk en sporen van bewoning, zoals waterputten, afvalputten en paalsporen. In het geval van een brug of voorde moet worden gedacht aan (houten) restanten van voorlopers van de brug en/of resten die kunnen duiden op de aanwezigheid van een voorde. Op de archeologische verwachtingskaart is dit weergegeven middels een donkerbruine kleur. De vermoedelijke ligging van de vestingwerken uit de Tachtigjarige oorlog zijn apart weergegeven middels een paarse arcering. Aan de delen binnen het plangebied waar ontgrondingen hebben plaatsgevonden en die zijn vrijgegeven na archeologisch onderzoek, wordt geen specifieke verwachting toegekend. Op de archeologische verwachtingskaart is dit weergegeven middels een grijze kleur. Pagina 45 van 89 Figuur 12: Uitsnede plangebied uit archeologische verwachtingskaart Pagina 46 van 89 Bijlage 3: Hydrologisch achtergronddocument Inleiding Waterschap Aa en Maas werkt samen met een aantal partners aan een duurzame inrichting van de Aa tussen Kasteel Heeswijk en ’s-Hertogenbosch: het project Dynamisch Beekdal de Aa. Het doel is om tussen Kasteel Heeswijk en ’s-Hertogenbosch de Aa zoveel mogelijk als dynamische beek te laten functioneren. De Aa krijgt waar mogelijk binnen een zone van 80 tot 120 meter de ruimte om haar eigen weg te zoeken. Hiermee wordt ruimte gecreëerd voor waterberging, natuur en recreatie. Het Dynamisch Beekdal begint bij kasteel Heeswijk en eindigt bij de zandvang nabij de A2 (de kruising van de Zuid-Willemsvaart). Het project wordt uitgevoerd in een aantal fasen. Dit rapport beschrijft de hydrologie van het deeltraject 5 en 6b (figuur 1) en de samenhang met de fasen 3-4 en 6a. Figuur 1: Deeltrajecten Dynamisch Beekdal Samenhang Aa en peilsloten De Aa en de peilsloten vormen in het plangebied 2 deelsystemen als het gaat om de afvoer voor het landelijk gebied. De Aa ligt tussen kades en functioneert als doorvoerkanaal voor het water van de bovenstrooms gelegen gebieden. De peilsloten zorgen voor de af- en ontwatering van de gronden buiten de kades. Deze waterlopen bepalen de grondwaterstand en vangen ook de kwel in het beekdal af. Pagina 47 van 89 Huidige situatie Peil en afvoer van de Aa De Aa is op dit deeltraject een afwateringskanaal met een doorvoerfunctie voor het bovenstroomse gebied. De afvoer wordt bepaald door het aanbod vanuit het bovenstroomse gebied en varieert in het plangebied globaal tussen 1,5 m3/sec (5% laagste afvoer = T5%) en 75 m3/sec (afvoer eens per 100 jaar = T100). De Aa loost het water via de StadsAa en de Dieze bij Crevecoeur op de Maas. Via de Dieze wordt ook het water van de Dommel en de Zuid-Willemsvaart geloosd (figuur 2). Figuur 2: Hoofdafwatering rondom ‘s-Hertogenbosch Bij Crevecoeur varieert het peil op de Maas van 0,55 m+ tot ca. 5,35 m+ (1 keer per 100 jaar). De hoge waterstanden van de Maas kan wateroverlast veroorzaken in ’s-Hertogenbosch. Een peil van 4,90 m+ bij de Citadel is het kritische peil voor overlast. Als de Maas dit peil bereikt, gaat de sluis bij Crevecoeur dicht om te voorkomen dat Maaswater naar binnen stroomt. Het water van de Dommel, de Zuid-Willemsvaart en de Aa moet dan via het Drongelens kanaal worden afgevoerd naar de Maas. De afvoercapaciteit van dit kanaal is ongeveer 100 m3/sec en dit is in extreme situaties onvoldoende om al het water af te voeren. Door water tijdelijk op te vangen in een aantal waterbergingsgebieden, wordt schade in het stedelijk gebied van ’s-Hertogenbosch voorkomen. Bij de HOWABO-studie (HoogWater bescherming Den Bosch) is berekend, dat in 2015 een aantal bergingsgebieden nodig zijn om de stad te beschermen tegen schade voor een situatie die 1x per 150 jaar voorkomt. Naast de bergingsgebieden van Bossche Broek (6 mln. m3) en Gement (4,5 mln. m3) is het Dynamisch Beekdal met een capaciteit van 1 mln. m3 nodig. Het huidig profiel van de Aa is ontworpen voor een minimaal ruimtebeslag (diep en smal). De kades langs de Aa zorgen ervoor, dat bij extreem hoge waterstanden op de Maas het omliggende gebied niet overstroomt. Zonder de kades zouden immers grote delen van het Aa-dal regelmatig onder water lopen, omdat die lager liggen dan de optredende Maaspeilen. De stuwen zorgen ervoor dat de Aa niet droogvalt bij lage Maaspeilen in combinatie met lage afvoeren op de Aa. In het plangebied kunnen 2 peilgebieden worden onderscheiden (figuur 3): Pagina 48 van 89 Figuur 3: Peilgebieden van de Aa Het peilgebied van stuw Runkampen: Stuw Runkampen houdt het gebied ten zuiden van de Hasseltse Dijk op peil. In de zomer is het peil 4,20 m+ NAP. In de winter wordt een peil nagestreefd van 3,80 m+, maar dit peil kan bij hoge afvoeren van de Aa in combinatie met hoge waterstanden in de Maas oplopen tot 5,20 m+ NAP. Het peilgebied van stuw Crevecoeur: Met de stuw bij Crevecoeur wordt het peil in de Dieze, de StadsAa en de Aa tot stuw Runkampen geregeld. De stuw heeft een streefpeil van 2,20 m+ NAP. Afhankelijk van het Maaspeil en de afvoer van de Aa kan het peil ook in dit peilgebied oplopen tot 5,20 m+. Door het diepe profiel en de peilregeling met stuw Runkampen, is de stroomsnelheid in de Aa in de zomerperiode vaak kleiner dan 0,05 m/sec. Pagina 49 van 89 Peil en afvoer van het beekdal De gronden aan weerszijden van de Aa hebben een eigen afwateringssysteem met wateraanvoer en bemaling. Dit systeem bestaat uit peilsloten direct langs de Aa, waarop weer kavelsloten van de omliggende gronden zijn aangesloten. De peilsloten worden ter hoogte van kasteel Heeswijk gevoed met water uit de Leijgraaf en benedenstrooms bemalen met gemaal Steenen Kamer. Met de aanleg van de sifon onder de Zuid-Willemsvaart is het gemaal Steenen Kamer vervangen door twee nieuwe gemalen met een laagst maalpeil van 2,50 m+. Ter hoogte van stuw Runkampen staat in de peilsloot een stuw met een zomerpeil van 3,30 m+ en een winterpeil van 3,00 m+. De peilen in de peilsloten worden niet gemeten en zijn daarom bepaald met een modelberekening op basis van de bestaande afmetingen. Deze peilen zijn in figuur 4 voor een aantal locaties weergegeven. De peilen treden op bij maatgevende afvoer: een afvoer die gemiddeld 1x per jaar voorkomt. Figuur 4: Peilen in de peilsloot in perioden met maatgevende afvoer (1x per jaar) Peil en afvoer Dungense Loop In het kader van de omlegging van de Zuid-Willemsvaart is een nieuwe sifon aangelegd onder het kanaal. De sifon is aangesloten op een nieuw gemaal met een capaciteit van 1 m3/sec, dat het water van de Dungense loop afvoert op de Aa. De maalpeilen van het gemaal zijn gelijk aan de oorspronkelijke peilen van de Dungense Loop: 3,30 m+ in de zomer en 3,10 m+ in de winter. Figuur 5: Verandering van de situatie bij de Dungense Loop Pagina 50 van 89 Ontwerpeisen Dynamische Aa De randvoorwaarden en ontwerpeisen voor de ecologie kunnen worden vertaald in hydrologische randvoorwaarden. Voor de Dynamische Aa zijn de volgende ecologische beleidsdoelen van belang: Beekherstel natuur (provinciaal, WBP) – benedenloop laagland beek Behalen goede ecologische toestand van een langzaamstromende benedenloop(KRWtype R6) Ecologische verbindingszone (provinciaal, WBP) Bovenstaande hydrologische randvoorwaarden, die bij deze beleidsdoelen van toepassing zijn, zijn onderstaand weergegeven: Beekherstel/KRW: Het streefbeeld voor benedenloop van een laaglandbeek is een beek binnen een zone van 100-150 m breed met natuurlijke peilfluctuaties (hoge winterwaterstanden en lage zomerwaterstanden). De overstromingsvlakte loopt geleidelijk onder water en staat 1x per jaar helemaal onder water. De Aa heeft een meanderend zomerbed van minimaal 4 m breed en heeft een waterdiepte van 0,4 tot 1,0 m. De meandering van het zomerbed leidt tot asymmetrische dwarsprofielen met variatie in oevers en beplanting. In het winterbed staat minimaal 10% opgaande begroeiing. In het overgangsgebied tussen zomer- en winterbed groeit meer opgaande beplanting. De Aa is permanent stromend (0,1-0,5m/sec) en in de droogste maand van het jaar is de minimum stroomsnelheid nog 0,1m/s. De beek is vispasseerbaar dus geen barrières die de visoptrek belemmeren. Ecologische verbindingszone Vanuit ecologische verbindingszone zijn er geen aanvullende hydrologische eisen boven de eisen voor beekherstel/KRW. De aan te leggen landschapselementen in het beekdal kunnen worden ingepast in de profielen van de beek. Gronden buiten de Dynamische Aa. Bij de inrichting van het beekdal wordt de waterhuishouding afgestemd op de bestaande of nieuwe functies van landbouw, bebouwing ed. Voor de landbouw gaat het om intensief en extensief gebruik, waarbij de drooglegging moet zijn afgestemd op het gebruik. Voor de natuur (Seldensate en meander Hersend) is naast peilbeheer ook de waterkwaliteit van belang. Punt van aandacht zijn de bestaande mestkelders van de agrariërs in het gebied, waarbij schade kan ontstaan bij verhoging van de grondwaterstand in het gebied. Waterveiligheid en waterberging Het omliggende gebied moet beschermd worden tegen een overstromingsrisico van 1x per 100 jaar. Het gebied moet daarnaast een bijdrage leveren aan de waterberging voor het systeem van De Aa, De Dommel en de Zuid-Willemsvaart ter bescherming van ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor wordt gestreefd naar een waterberging van 1 mln. m3 in het traject van kasteel Heeswijk naar de zandvang. De bijdrage van het plangebied is 550.000 m3. Pagina 51 van 89 Uitwerking Dynamische Beekdal Beekprofiel van de Aa Op basis van de randvoorwaarden voor beekherstel en KRW-eisen, is een ontwerp-dwarsprofiel bepaald, waarmee aan de verschillende eisen kan worden voldaan. Asymmetrische profielen worden toegepast om de meandering vorm te geven (d.w.z. dat in de bochten het zomerbed meer naar links of rechts van het midden ligt). Daar waar de bestaande Aa in het winterbed ligt, is een aangepast profiel gemaakt. Hier wordt de oude Aa gedeeltelijk gedempt en een zomerbed langs de oude Aa aangelegd. Dit beperkt het grondverzet terwijl het profiel toch aan de KRW-eisen voldoet. In verband met de beschikbare gronden is het werkelijke beekdal 80 – 120 m breed tussen de kades. Op één traject is nog geen grond beschikbaar om het gewenste profiel te realiseren. Hier is gerekend met het bestaande profiel van de Aa en overgangsprofielen om de aansluiting naar het nieuwe beekprofiel te maken. Fig. 6: Ontwerpprofielen voor Dynamische Beek De uitgewerkte profielen met afmetingen zijn voor een aantal locaties weergegeven in bijlage 1. Rekenmodel en invoergegevens. De Dynamische Aa is met de nieuwe profielen doorgerekend met een SOBEK-model voor meerdere afvoersituaties. SOBEK is een rekenprogramma voor het simulerenThe programmes within the SOBEK modelling suite simulate the complex flows and the water related processes in almost any system. van waterstroming in waterlopen (één-dimensionaal) en over horizontale vlakken (tweedimensionaal). It is the ideal tool for guiding the designer in making optimum use of resources. Het rekenprogramma wordt algemeen gebruikt door adviesbureaus en overheden. Het rekenmodel omvat het hele traject vanaf de meander bij kasteel Heeswijk tot de Maas, zodat de samenhang tussen de verschillende fasen is gewaarborgd. Er zijn meerdere scenario’s doorgerekend om de randvoorwaarden voor beekherstel en veiligheid te toetsen. De gebruikte parameters in het model zijn weergegeven in bijlage 1. De invoergegevens per scenario zijn hieronder weergegeven. Pagina 52 van 89 Beekherstel: Randvoorwaarde minimum stroming droogste maand van het jaar. Deze eis wordt getoetst met de T=5% afvoer, dus 5% van de tijd (=gemiddeld 18 dagen per jaar) is de afvoer kleiner dan deze waarde. Deze afvoer is afgeleid uit de langjarige meting bij stuw Runkampen (periode 1976 – 2005) en is in het plangebied 1 m3/sec. Randvoorwaarde overgangszone tussen zomer- en winterbed. Deze eis is getoetst met fluctuatie tussen T=5% norm en de T50% norm. Dit houdt in, dat 50% van de tijd (=180 dagen per jaar) fluctueert tussen deze waarden. De afvoer is afgeleid uit de langjarige meting bij stuw Runkampen (periode 1976 – 2005) en is 5 m3/sec. Randvoorwaarde overstromingsvlakte die minimaal 1x per jaar onder water staat. Deze eis is ingevuld als het peil en de inundatie, die gemiddeld 1x per jaar (T1) optreedt. Deze afvoer is in het plangebied ca. 30 m3/sec. Veiligheidseis: Randvoorwaarde veiligheid Het omliggende gebied bevat verspreide bebouwing en heeft daarom een beschermingseis voor een peil dat 1x per 100 jaar optreedt (T100). De piekafvoer van deze golf is 74 m3/sec. Parameters in het SOBEK-model Binnen het hydraulisch onderzoek is ingegaan op zowel hoge- als lage afvoeren. De lage afvoeren zijn afgeleid uit de langjarige meting bij stuw Runkampen (periode 1976 – 2005). De hoge afvoeren (T=10 en T=100) zijn bepaald met het Gebiedsdekkend Hydrologisch Model. De interactie met de Maasgolf is overgenomen uit de HOWABO-studie: (Hydrologic, 2006). Gebaseerd op de modelberekeningen van Hydrologic blijkt dat de piek van de Dommel 55 uur eerder plaatsvindt dan die van de Maas, en de piek van de Aa 24 uur eerder dan die van de Dommel plaatsvindt. In de modellen is uitgegaan van de omgelegde Zuid-Willemsvaart inclusief de nieuwe sifon. Voor de inundatieoppervlakken is gerekend met een grid van 25 x 25 m2. Voor de ruwheid in de waterlopen is uitgegaan van Bos en Bijkerk 20 (sterk begroeide waterloop) in het zomerbed 25 (matig begroeide waterloop) in het winterbed. In de 2Dmodule is een constante Manning-waarde aangenomen van 0,03 . Pagina 53 van 89 De rekenresultaten zijn in figuur 7 en tabel 1 weergegeven. Figuur 7: locaties voor toetsen van ontwerpeisen lokatie T5% snelheid T5% peil 1 0, 10 12 3, 20 T50% peil 2 0, T1 peil 25 3, 4, 4, 60 90 4, 05 4, 70 5, 35 3, 3, 4, 5, 30 30 45 65 9 0, 3, 3, 85 60 5, 28 16 35 80 7 0, 3, 3, 4, 5, 25 09 34 50 6 0, 3, 3, 75 30 5, 23 10 33 70 5 0, 3, 3, 4, 5, 22 12 30 10 4 0, 3, 3, 50 80 T100 peil 13 3, 3, 25 3 0, 4, 90 5, 45 5, 65 Tabel 1: rekenresultaten per locatie in m+ NAP (peil) en m/sec (stroomsnelheid) Pagina 54 van 89 Uitwerking waterberging De waterberging wordt ingevuld in het landbouwgebied tussen de Hasseltsedijk, Beekveld en de kade van de Dynamische Aa. Voor de waterberging wordt uitgegaan van een maximaal peil van 5,50 m+ (dit peil wordt mogelijk met optrekken van stuwen bij de sifon van de Zuid-Willemsvaart). De inhoud van het bergingsgebied is met een GIS bewerking op basis van de actuele hoogtekaart van Nederland bepaald op 550.000 m3. Het bergingsgebied wordt beschermd voor kades, verhoging van tuinen in combinatie met mobiele kades en door herstel van een voormalige donk (zie figuur 8). Het water kan worden ingelaten met een inlaatduiker van 4 m breed en 1,50 m hoog. Dit inlaatwerk kan alleen op de locatie zelf elektrisch worden bediend. De inlaathoeveelheid varieert van 10 tot 12 m3/sec, waarmee het bergingsgebied in ca. 15 uur geheel is gevuld. Figuur 8: waterbergingsgebied met maatregelen Pagina 55 van 89 Uitwerking gronden buiten de Dynamische Aa Verandering door inrichting van het beekdal. In de huidige situatie worden de gronden ten noorden van de Aa van water voorzien door aanvoer vanuit de Leijgraaf, die de peilsloot direct ten noorden en oosten van de Aa op peil houdt. De waterlopen aan de zuid- en westkant van de Aa dienen alleen voor de afvoer van water. Er is geen wateraanvoer. Door de inrichting van het beekdal, wordt de aanvoer via de noordkant afgesneden. Vanwege het nieuwe tracé van de Dynamische Aa en de wens om de landbouwgebieden optimaal in te richten, zal de peilsloot vrijwel geheel worden verlegd. Het waterschap wil in de nieuwe situatie de wateraanvoer voor de landbouwgebieden mogelijk maken met een nieuw inlaatgemaal ter hoogte van de meander Middelrode (maakt deel uit van fase 3-4). Hiermee kan vrijwel het hele plangebied van water worden voorzien (zie figuur 9). De inlaathoeveelheid wordt afgestemd op het aanvoergebied en bedraagt maximaal 150 l/sec. Dit is voldoende voor peilbeheer, beregening en doorstroming. Figuur 9: nieuwe peilsloot en deelgebieden De wensen en maatregelen voor de waterhuishouding van de verschillende deelgebieden wordt hieronder per deelgebied besproken. Pagina 56 van 89 Deelgebied 1: landgoed Seldensate: Knelpunt en wensbeeld Het huidige waterpeil op het landgoed is te laag. Het peil in de waterlopen fluctueert tussen 4,20 m+ tot 4,60 m+ in langdurig natte perioden. Bij lage waterstanden hebben de bomen last van verdroging en komen de houten paalkoppen van de fundering onder de ruïne boven water en gaan rotten. De dikke laag bagger heeft een negatieve invloed op de waterkwaliteit en vooral bij droogval wordt de belevingswaarde van de waterlopen negatief beïnvloed. Met een constant peil van 4,50 à 4,60 m+ worden de problemen van verdroging en de fundering van de ruïne opgelost. Als de waterlopen ook worden gebaggerd wordt de waterkwaliteit beter en neemt de belevingswaarde toe. Maatregelen Peilverhoging op het landgoed kan alleen met het oppompen van water worden gerealiseerd. Het huidige en toekomstige peil van de Aa is te laag om de gewenste peilverhoging in het landgoed onder vrij verval te realiseren. Het waterschap wil daarom een nieuw gemaal bouwen bij de meander Middelrode (uitwerking in projectplan fase 3-4). Hiermee wordt de waterloop aan de buitenrand van het landgoed van water voorzien en op het gewenste peil gebracht. De waterloop, die ook gebruikt wordt voor aanvoer van water naar de noordelijk gelegen gebieden, gaat buiten meander Seldensate om, zodat waterhuishoudkundig één systeem ontstaat. Op de overgang van het landgoed en het landbouwgebied wordt een stuw geplaatst met een vaste drempel van 4,50 m+ en 2 m breed. De waterlopen in de kern staan in verbinding met de buitenrand en worden alleen op peil gehouden (geen doorstroming). De hoofdwaterloop wordt verbreed en verdiept en de overige waterlopen worden gebaggerd. De bestaande kunstwerken worden zoveel mogelijk in oorspronkelijke staat hersteld. De grondwaterstand en waterpeilen zullen op enkele plaatsen in het gebied worden gemeten, waarmee de hydrologische randvoorwaarden worden gevolgd en zonodig gericht kunnen worden bijgestuurd. Figuur 10: maatregelen deelgebied 1 Pagina 57 van 89 Deelgebied 2: landbouwgebied tussen Aa en N279 Knelpunt en wensbeeld Het gebied heeft een maaiveldhoogte van 5,0 à 5,50 m+ en de wenspeilen voor de landbouw zijn een winterpeil van 4,20 m+ en een zomerpeil van 4,50 m+. De afwatering gebeurt nu met de peilsloot langs de Aa, die een bodemhoogte heeft van 4,00 à 4,20 m+. Daarmee wordt een winterpeil bereikt van 4,20 à 4,40 m+. In de zomer valt de watergang droog. Om te kunnen voldoen aan de wenspeilen voor de landbouw, is wateraanvoer en peilopzet met een stuw noodzakelijk. Vanwege de behoefte aan water voor het benedenstroomse gebied dient de watergang ook als doorvoer te functioneren. Naast de landbouwkundige wensen, moet ook de afwatering van de bermsloot van de N279 worden opgenomen in het systeem. Maatregel Voor een goede peilregeling is een regelbare stuw (breedte 1 m) nodig, waarmee een winterpeil van 4,20 m+ en een zomerpeil van 4,50 m+ kan worden ingesteld. Ten behoeve van de waterdoorvoer is het nodig, dat de huidige waterloop wordt verbreed en verdiept (zie profielen in bijlage 2). Daarnaast is vanwege de kruising met de Aa een sifon nodig met een diameter van 800 mm. De huidige sifon vervalt door de werkzaamheden van de N279. Een geschikte nieuwe lokatie is nabij de brug onder de Hersend. Ter plaatse van de sifon kan ook de bermsloot van de N279 worden aangesloten. Figuur 11: maatregelen deelgebied 2 Pagina 58 van 89 Deelgebied 3: meander Hersend Knelpunt en wensbeeld Voor de meander Hersend is handhaving van de bestaande landschappelijke waarden en versterking van de natuurwaarden gewenst. Voor de versterking van de natuurwaarden is het nodig, dat de meander alleen wordt gevoed met regenwater en kwel van het omliggende gebied. Voor het behoud van de landschappelijke waarden, is voor het gebied rondom de meander extensief landbouwkundig gebruik gewenst. De meander fungeert nu als waterdoorvoerroute voor het benedenstrooms gebied. Aan het wensbeeld kan worden voldaan, door de doorvoer direct na de sifon onder de Aa via de bestaande peilsloot langs de Aa te leggen. Het peil van de meander kan met een peil van 3,90 m+ worden afgestemd op extensief landbouwkundig gebruik. Bij dat peil varieert de drooglegging van 0,40 m op de lage delen langs de meander tot 0,80 m op de hogere delen. Hiermee ontstaat een gevarieerd gebied met natte natuurontwikkeling langs de lage buitenrand en afwisselend meer of minder extensieve landbouw in de rest van het gebied. De bebouwing ligt overal hoger dan 5,0 m+ en blijft met dit peil altijd vrij van wateroverlast. Maatregel Het aanvoerwater vanaf de sifon onder de Aa (bij de brug Hersend) en de duiker onder de Hersend via de bestaande peilsloot leiden. Voor een goede doorvoer is het nodig, dat de bestaande duiker wordt vergroot en de waterloop wordt verdiept en verbreed. Over een korte afstand wordt hiervoor de kade naar het zuiden opgeschoven. Het peil in de waterloop wordt met een te plaatsen stuw in deelgebied 4 geregeld. De meander krijgt na deze maatregelen geen doorstroming, maar blijft wel op peil door de verbinding via de duikers onder de Beekveld. Figuur 12: maatregelen deelgebied 3 Pagina 59 van 89 Deelgebied 4: rondom de nieuwe Runweg Knelpunt en wensbeeld Met de aanleg van de Runweg moet de waterhuishouding ter plaatse worden aangepast. De nieuwe waterloop en de peilen kunnen daarbij worden afgestemd op de functies in het gebied. Het nieuwe peil moet worden afgestemd op het wenspeil van de meander Hersend (zie hiervoor) en het peil voor de boomkwekerij. Voor de boomkwekerij (maaiveld > 4,90 m+) is niet alleen voldoende drooglegging nodig, maar er is ook de wens om in het voorjaar te beregenen om vorstschade te voorkomen. Met een peil van 3,90 m+ ontstaat voldoende drooglegging voor de boomgaard, kan worden beregend in het voorjaar en wordt voldaan aan het peil voor meander Hersend . De inrichting van de stapstenen aan weerszijden van de Runweg moet worden afgestemd op dit peil. Maatregel Rekening houdend met het peil van 3,90 m+ bij de meander is een peil van 3,80 m+ benedenstrooms van de stapstenen nodig om voldoende doorstroming te creëren. Om dit peil te kunnen instellen is een stuw nodig in de noordelijke stapsteen. Deze stuw kan worden uitgevoerd als vaste stuw met een breedte van 2,50 m en een drempelhoogte van 3,80 m+. Vanwege de breedte is de peilfluctuatie gering bij wisselende afvoeren. Door het afkoppelen van de meander is een nieuwe duiker onder de Beekveld nodig. Figuur 13: maatregelen deelgebied 4 Pagina 60 van 89 Deelgebied 5: landbouwgebied ten noorden van Beekveld Knelpunt en wensbeeld Met de omlegging van de Aa is het gewenst het gebied buiten de Dynamische Aa in te richten voor intensief landbouwkundig gebruik. De kavelinrichting en het peilbeheer moeten hierop worden afgestemd. Vanwege de kavelinrichting is het gewenst de peilsloot langs de nieuwe kade van de Dynamische Aa te leggen. Ook de Run wordt om die reden buiten het landbouwgebied om gelegd en aangesloten op de peilsloot. Daarnaast is het gewenst om de Aa, de Dungense Loop en de bestaande peilsloten te dempen en op te nemen in het landbouwgebied. Het landbouwgebied loopt sterk af vanaf 5,0 m+ bij de Beekveld naar 4,0 m+ in het dal. Een optimaal peil voor het hele gebied is daarom moeilijk te realiseren. Om wateroverlast in de laagste delen te voorkomen wordt uitgegaan van het huidige peil: 3,20 m+ in de zomer en 3,0 m+ in de winter. Maatregel Aanleg van een nieuwe peilsloot langs de kaden van de Dynamische Aa, bouw van een regelbare stuw nabij het aan te leggen wandelpad met een breedte van 1,50 m, een zomerpeil van 3,20 m+ en een winterpeil van 3,0 m+. Dempen van de bestaande Aa, de Dungense Loop en de peilsloten. Omleggen van de Run en aansluiten op de nieuwe peilsloot. Figuur 14: maatregelen deelgebied 5 Pagina 61 van 89 Deelgebied 6: landbouwgebied ten noorden van Hasseltse dijk Knelpunt en wensbeeld Met de omlegging van de Aa is het gewenst het gebied buiten de Dynamische Aa in te richten voor intensief landbouwkundig gebruik. De kavelinrichting en het peilbeheer moeten hierop worden afgestemd. Vanwege de kavelinrichting is het gewenst de peilsloot langs de nieuwe kade van de Dynamische Aa te leggen. Daarnaast is het gewenst om de Aa en de beide peilsloten te dempen en op te nemen in het landbouwgebied. Voor het dempen worden de hoge delen van de omliggende percelen afgegraven, waardoor het nieuwe maaiveld een gemiddelde hoogte krijgt van 3,50 m+. Om ingesloten laagtes te voorkomen, worden de nieuwe percelen bol gelegd worden met een helling in de richting van de nieuwe peilsloot langs de Dynamische Aa. De gewenste drooglegging is 0,60 m (zomer) en 0,80 m (winter). Hiervoor zijn wenspeilen van 2,80 m+ (zomer) en 2,60 m+ (winter) nodig. Maatregel Het dempen van de Aa en aanliggende peilsloten in combinatie met afgraven van de kades en hoge delen van de omliggende percelen. Percelen onder een helling en de akkers bol leggen tussen de perceelsloten. Afmetingen van de peilsloot afstemmen op een winter/zomerpeil van 2,60/2,80 m+ met een regelbare stuw bij de Beusingsedijk. Figuur 15: maatregelen deelgebied 6 Pagina 62 van 89 Deelgebied 7: rondom Nijvelaar Knelpunt en wensbeeld Voor dit gebied is het gewenst de overlast door kwel vanuit de Zuid-Willemsvaart te voorkomen. Het gebied kenmerkt zich door een hooggelegen bebouwde kern (Nijvelaar), waaromheen lager gelegen landbouwgronden liggen. Om overlast door kwel vanuit de Zuid-Willemsvaart te voorkomen, heeft Rijkswaterstaat sloten aangelegd en grote delen van de landbouwgrond gedraineerd. De afwatering rondom de kern van Nijvelaar is nog niet gegraven in afwachting van het definitieve tracé van de Dynamische Aa. Deze waterloop is wel nodig om schade aan gebouwen en kelders te voorkomen. Het waterschap is verantwoordelijk voor de aanleg van het nog ontbrekende gedeelte en sluit aan op de door Rijkswaterstaat gegraven waterlopen. Vanwege de aanwezige mestkelders mag het peil niet hoger worden dan 4,50 m+. Maatregel Graven van een peilsloot rondom de kern Nijvelaar en de Dynamische Aa en aansluiten op de door Rijkswaterstaat gegraven waterlopen. Het peil in de waterloop wordt 2,50 m+. Figuur 16: maatregelen deelgebied 7 Pagina 63 van 89 Bijlage 1. Dwarsprofielen Dynamische Aa Figuur 1: Locaties dwarsprofielen in Aa veld Pagina 64 van 89 Pagina 65 van 89 Figuur 2: Locaties dwarsprofielen in Hersend veld Pagina 66 van 89 Pagina 67 van 89 Bijlage 2. Dwarsprofielen peilsloot Pagina 68 van 89 Bijlage 4: Landschapsbeeld totaal Pagina 69 van 89 Pagina 70 van 89 Bijlage 5: Achtergronddocument waterkeringen Overloop/overslag Om overloop en overslag tijdens hoogwater tegen te gaan dient de kruinhoogte van de aan te leggen kades hoog genoeg te zijn. In het regionaal systeem wordt hiervoor een toeslag van 0,5 m gehanteerd boven op het maatgevend hoogwater, in dit geval de waterpeilen bij een t100 situatie. Als sprake is van een zandige ondergrond en een kade die uit zandig materiaal wordt opgebouwd, zullen klink en zetting beperkt zijn. Bij de aanleg kan naar verwachting worden volstaan met een overhoogte van 0,1 meter om eventuele klink van de ophoging en zetting te compenseren. Macrostabiliteit binnen- en buitentaluds Veiligheidsfactor (Fmin) = 1,08 gebaseerd op norm 1/100 In praktijk zal dit bij zandig materiaal taluds van circa 1:3 opleveren. Dit is afhankelijk van het type zand en dan specifiek de hoek van inwendige wrijving, deze wordt mede bepaald door de korrelgrote en vorm. Met ‘afgerond’ zand (eolisch, dekzand) moeten wellicht flauwere binnentaluds worden aangehouden richting 1:4. Wanneer gegevens uit het grondonderzoek beschikbaar zijn kan een definitief ontwerp worden gemaakt met D-geostability berekeningen. Microinstabiliteit Bij kades met talud 1:6 speelt microinstabiliteit geen rol. Voor de kades met taluds rond 1:3 kan het mechanisme wel spelen. Het geotechnisch onderzoek naar de materiaaleigenschappen van de grond waar de kades op worden aangelegd en uit opgebouwd zal uitwijzen of microinstabiliteit op kan treden. Piping Afhankelijk van bodemopbouw, hiervoor moet een oppervlakkige deklaag aanwezig zijn, de verwachting is dat deze niet aanwezig op de locatie. Grondonderzoek zal dit moeten uitwijzen. Bekleding De eisen voor kruin en binnentalud zijn beperkt of kunnen zelfs los worden gelaten als de aanleghoogte zoals eerder genoemd wordt aangehouden. Er kan dan, gegeven de norm met bijbehorende waterstand, geen sprake zijn van overloop of overslag en erosiebestendigheid van de bekleding op de kruin of het binnentalud is dan niet relevant. Voor het buitentalud is een goede bekleding essentieel, met name als gekozen wordt voor een zanddijk. Het zandige materiaal i.c.m. zuid ligging buitentalud biedt omstandigheden waardoor grasmat makkelijk verdroogt en hierdoor na de zomer niet voldoende hersteld. Oplossing kan zijn het aanbrengen van een deklaag van circa 0,5 meter erosiebestendige klei (klasse 2) eventueel met een teelaarde laag zodat zich een diep gewortelde gesloten grasmat kan ontwikkelen. Opgemerkt moet worden er onder dagelijkse omstandigheden geen water tegen de kade aanstaat en bij maatgevend hoogwater de stroomsnelheid laag zal zijn. Beheer en onderhoud In het ontwerp van de nieuwe kades dient rekening gehouden te worden met het beheer en onderhoud. De taluds van circa 1 op 3 zijn machinaal te maaien en met een kruin van tenminste 3 meter breedte is de kade ook tijdens hoogwater toegankelijk voor een personenwagen of een kleine vrachtwagen. Pagina 71 van 89 Pagina 72 van 89 Bijlage 6: Kaartmateriaal Hersend Pagina 73 van 89 Pagina 74 van 89 Bijlage 7: Kaartmateriaal Aaveld Pagina 75 van 89 Pagina 76 van 89 Bijlage 8: Protocol waterberging Algemeen De waterberging in het Dynamisch Beekdal levert een bijdrage aan de bescherming van de kern van ’s-Hertogenbosch tegen wateroverlast. Samen met de bergingsgebieden van HOWABO (4,5 mln. m3) en Bossche Broek (6 mln. m3) en de waterbergingsgebieden van fase 3-4 en 6a, wordt ’sHertogenbosch zodanig beschermd, dat inundatie niet vaker dan 1x per 150 jaar voorkomt. Het bergingsgebied heeft een oppervlakte van 35 ha en een capaciteit van 550.000 m3 bij een maximaal peil van 5,50 m+ NAP. De ligging van het gebied is weergegeven in figuur 1. Figuur 1: waterbergingsgebied fase 5-6b De inzet van de waterberging en de afstemming met de andere gebieden wordt na gereedkomen van het bergingsgebied meer gedetailleerd uitgewerkt en opgenomen in het draaiboek Hoogwater van het waterschap. Voorbereiding inzet Het stedelijk gebied van ’s-Hertogenbosch gaat inunderen bij een peil van 4,90 m+. In een eerder stadium neemt het waterschap al voorbereidende maatregelen voor inzet van de bergingsgebieden. Dit bergingsgebied wordt ingezet in samenhang met HOWABO en Bossche Broek. Deze gebieden worden als eerste ingezet, omdat die vrijwel geheel in de EHS liggen en dus geen schade aan landbouwgrond veroorzaken. Het signaal voor de inzet van de waterberging wordt genomen door het calamiteitencentrum van het waterschap. In de voorbereidingsfase moeten verschillende maatregelen worden genomen,: De grondeigenaren, de pachters en de gemeente worden geïnformeerd over de mogelijke inzet van waterberging Vee wordt geëvacueerd; De kunstwerken en kades worden geïnspecteerd en schades hersteld; Er wordt een noodpomp gereserveerd voor inzet op afroep en ook worden maatregelen genomen voor inzet van de mobiele kade. Gereedmaken pompopstelling en reserveren van een noodpomp voor inzet op afroep bij de Run t.b.v. het drooghouden van het stedelijk gebied van Berlicum dat hierop afwatert. Gereedmaken mobiele waterkering voor inzet bij Rraadhuislaan 6. Pagina 77 van 89 De meetlocaties bij de boerderijen worden gecontroleerd en voorzien van divers, zodat continue meting van grondwaterstand plaatvind. Deze metingen zijn nodig om maatregelen te nemen en/of achteraf de oorzaak van eventuele schade te kunnen vaststellen. Inzet en nazorg De daadwerkelijke inzet gebeurt op locatie, zodat gecontroleerd kan worden ingelaten om uitspoeling van gronden beperkt blijft. Tijdens de inzet wordt de grondwaterstand rondom de gebouwen gecontroleerd. Als deze te hoog dreigt te worden, worden maatregelen genomen om de stijging te beperken. Na inzet van de waterberging wordt het water zo gauw als mogelijk weer teruggevoerd op de Aa. Dit gebeurt in eerste instantie via het inlaatwerk. Als het peil gezakt is tot ongeveer het maaiveld wordt ook het gemaal bij de Beusingsedijk in werking gezet. Hier wordt ook een noodpomp geplaats om het gebiedsneller leeg te maken en schade aan landbouwgrond zoveel mogelijk te beperken. Als het gebied weer helemaal leeg is wordt de schade aan eigendommen van derden opgenomen en hersteld of vergoed. Pagina 78 van 89 Bijlage 9: Beheer- en onderhoudsrichtlijn Inleiding Dynamisch beekdal de Aa betreft een groot natuurontwikkelingsproject langs de beek de Aa tussen Heeswijk en Den Bosch. De Aa als beek wordt hersteld en de gronden langs de beek moeten gaan functioneren als ecologische verbindingszone voor typisch natuur van beekdalen. In 2015-2016 worden de deeltrajecten Hersend en Aaveld gerealiseerd. De beek krijgt weer meer de ruimte en de overstromingsvlakte mag zich spontaan gaan ontwikkelen. Naast de natuurontwikkeling wordt in het Aaveld ook een waterbergingsgebied aangelegd dat gestuurd ingezet kan worden. Het doel van deze Beheer en onderhoudsrichtlijn (BOR) is om invulling te geven aan de doelstellingen van Waterschap Aa en Maas, de Provincie Noord-Brabant en het projectplan Hersend en Aaveld ‘Dynamisch beekdal, fase 5 en 6b’. In deze BOR beschrijven we de (natuur)elementen binnen het beekdal van de Aa en het beheer en onderhoud dat toegepast gaat worden. Ingezet wordt op extensief beheer en zo weinig mogelijk ingrijpen. Deze BOR gaat in op beheeruitgangspunten en methoden. Periode: De richtlijn is bedoeld voor onbepaalde periode. Jaarlijks vindt een evaluatie plaats van het toegepaste beheer en onderhoud. Waar nodig worden activiteiten aangepast of juist gestart dan wel gestopt. Eigendom en beheer Waterloop: Gemeente: Eigendom: Beheerder(s): Stroomgebied: Uitvoerder onderhoud: Betrokken ecoloog: De Aa Sint Michielsgestel Watergang Waterschap Aa en Maas, aanliggende gronden Aa en Maas Waterschap Aa en Maas De Aa District Beneden Aa Mirja Kits Kenmerken gebied Ligging en begrenzing: zie kaart bijlage 1. Type waterloop: Langzaam stromende benedenloop van een laaglandbeek. De Aa stroomt meanderend door het gebied heen. Het peil van de beek wordt beïnvloed door de stuwen in de sifon van de Aa en de vispassage ernaast. In de winter staat het peil van de Aa hoog en zal een deel van de overstromingsvlakte langs de beek geïnundeerd zijn. In de zomer staat het peil van de Aa lager, in zeer droge zomers zal de beek in een klein stroompje veranderen. Natuurwaarden Over het algemeen is de benedenloop van de Aa en directe omgeving in ecologisch opzicht matig tot slecht ontwikkeld. De beek kent een geringe stroming en weinig stromingsvariatie. Dit in combinatie met het ontbreken van variatie in oeverbegroeiing -en waterbodemstructuren maakt de huidige Aa (peiljaar 2014) tot een waterloop met weinig bijzondere beeksoorten. Qua macrofauna (waterkevers, vlokreeften, kokerjuffers e.d.) scoort de Aa hier ontoereikend. De aangetroffen soorten zijn soorten van (matig) voedselrijk en stilstaand water. Er worden geen zeldzame of typische kenmerkende soorten voor beken aangetroffen.De libellenfauna van de trajecten langs de Aa is niet zo rijk. Positief is het relatief hoge aandeel van de stromingssoorten weidebeekjuffer en blauwe breedscheenjuffer. De volgende stromingssoorten die je zou mogen verwachten (bijvoorbeeld beekrombout) zijn een stuk kritischer. Vestiging in de toekomst is mogelijk indien de waterkwaliteit verbetert, oever rijker begroeid raakt en meer trajecten heringericht worden. Pagina 79 van 89 Het beekdal van de Aa is momenteel slecht geschikt voor amfibieën. Op het traject Hersend zijn wel enkele watertjes aanwezig die geschikt zijn voor amfibieën. Dit zijn vooral algemene soorten als kleine watersalamander, gewone pad en groene kikkercomplex. Dit zijn algemene amfibieënsoorten. Kritische soorten zoals de doelsoort kamsalamander komen niet voor. Met de nieuwe inrichting van Aaveld en Hersend komen er veel geschikte leefgebiedjes (waaronder poelen) voor amfibieën bij. De visgemeenschap van de Aa bevat vooral algemene soorten. Kenmerkende beekvissen als de beekprik, de serpeling en de kopvoorn ontbreken nagenoeg. De riviergrondel, winde, bermpje en kleine modderkruiper komen sporadisch voor. Van een verruigd zijslootje van meander Middelrode is de aanwezigheid van waterspitsmuis bekend. Mogelijk zit deze bijzondere zoogdiersoort (tevens doelsoort) ook bij de ruiger begroeide stukken nabij meander Hersend. Zodra de nieuwe begroeiing langs de heringerichte Aa ruiger begint te worden is de kans groot dat waterspitsmuis zich hier ook vestigt. Broedvogels zijn nooit onderzocht in dit gebied. Uit de Nationale Databank Flora en Fauna zijn hier geen bijzondere waarnemingen bekend. Kortom, de huidige natuurwaarden de beek de Aa bij Aaveld en Hersend is laag. Door het kleinschalige landschap nabij Hersend is de natuurwaarde van het beekdal hier iets hoger. Maarbijzondere natuurwaarden komen echter nauwelijks voor en het streefbeeld wordt nog niet gehaald. Na herinrichting zal de natuurwaarde van het beekdal langzaam toenemen: natuur heeft tijd nodig om zich te ontwikkelen. Deels komt dit echter ook omdat de rest van de beek nog niet is ingericht en sommige doelsoorten in de omgeving ook nog niet voorkomen en de waterkwaliteit nog te voedselrijk is. Aandachtspunten Gedragscode Flora- en faunawet Bomen langs de beek waar mogelijk laten ontwikkelen; (streefbeeld 20% bos in het gebied). Dit zijn vooral elzen en wilgen. Aanwezigheid van ruige oevers zeer belangrijk voor waterspitsmuis Omgevallen bomen incl. kluit (over de beek) laten liggen (evt. na broedseizoen verwijderen indien er ongewenste stuwingen optreden); Zorg dat de zonnige taluds van de poel/afgesloten meander vrij blijft van schaduw en maaisel. Indien aanvullend gemaaid moet worden op de begrazing doe dit dan na het broedseizoen, of loop het terrein na voordat gaat worden Indien in het veld gemaaid beschermde soorten worden aangetroffen dan wordt dit gemeld bij de verantwoordelijke ecoloog (zie contactpersonen onder 2).ter hoogte van In principe wordt de waterbodem van de Aa meander Assendelft niet gemaaid. Indien zich toch te veel waterplanten ontwikkelen, wordt een stroombaan in het najaar gemaaid. Pagina 80 van 89 Doelstellingen De Aa heeft volgens het Waterbeheerplan van Waterschap Aa en Maas de volgende doelstellingen: beekherstel-natuur (langzaamstromende benedenloop) vismigratie waterberging ecologische verbindingszone tussen diverse natuurgebieden in het Aadal en de Maas: kasteel Heeswijk, Wamberg, uiterwaarden Maas Streefbeeld Functie beekherstel-natuur: Beek(dal) met natuurlijke processen en een natuurlijk peilregime. Het streefbeeld van het gehele plangebied houdt in dat de Aa haar eigen weg mag zoeken binnen het Dynamisch Beekdal. Hierdoor zal een min of meer natuurlijk beekdallandschap ontstaan waarin spontane ontwikkelingen het beeld en de kwaliteit zullen bepalen. De dynamiek en spontane processen staan binnen het beekdal centraal. Afkalving en aanslibbing van zandbanken en de spontane ontwikkeling van vegetatietypen gaan het landschap bepalen. Mede als gevolg van natuurlijke successie en het ontstaan van pioniermilieus kunnen nieuwe soorten zich vestigen en zullen andere soorten weer verdwijnen. Anders dan bij een plangebied waarin in een inrichtingsplan op voorhand wordt bepaald hoe en waar de verschillende terreintypen in het plangebied worden gepositioneerd, wordt het eindbeeld van het Dynamisch Beekdal voor het overgrote deel bepaald door het beheer. Aangezien spontane processen en natuurlijke dynamiek hierin een belangrijk aandeel hebben is het niet mogelijk om op perceelsniveau een gedetailleerde beschrijving te geven van het uiteindelijke beeld van het Dynamisch Beekdal. In het Beheerplan Dynamisch Beekdal (Staro 2009) is dit streefbeeld beschreven: er wordt gestreefd naar een gevarieerd half open landschap bestaande uit de terreintypen beek, poelen, moeraszones (plas-dras), open, grazige vegetaties, ruigte en opgaande begroeiing (struwelen en bosjes). De ligging en gezamenlijke oppervlakte van elk terreintype varieert enigszins in de tijd. Deze variatie wordt veroorzaakt door begrazing van het plangebied en door de invloed van wisselende waterpeilen. De grazige gebieden beslaan naar verwachting 30 tot 50% van het plangebied. De vegetatie, bestaande uit verschillende soorten grassen en kruiden, is rijk aan structuur en loopt uiteen van zeer korte tot wat langere, extensief begraasde begroeiing. Lokaal zijn veepaadjes en latrines te vinden van de in het gebied aanwezige grazers. Een deel van de open ruimte (10-30%) wordt ingenomen door ruigtevegetatie die zich door extensievere begrazing verder heeft kunnen ontwikkelen. Opslag van bomen en struiken is dan ook veelal in deze terreindelen te vinden. Ruigtevegetatie is van grote waarde voor onder andere kleine zoogdieren als muizen, vlinders en planten die begrazing slecht verdragen. Vooral op de overgang van oppervlaktewater naar hoger gelegen land zijn moeraszones (10-30% van het oppervlak) te vinden. Deze gebieden staan permanent of periodiek onder water en staan veelal onder directe invloed van peilverschillen in de Aa. De moeraszones bieden plaats aan tal van waterplanten en vochtminnende soorten en vormen een belangrijk habitat voor amfibieën, vissen en macrofauna. Rietvegetaties bieden daarnaast een geschikt leefgebied voor diverse vogelsoorten. Circa 2% van het plangebied bestaat uit stilstaand oppervlaktewater in de vorm van poelen. Deze poelen vormen een belangrijke schakel (ecologische verbindingszone) in het leefgebied van amfibieën en macrofauna en vormen een groeiplaats voor diverse waterplanten. Als gevolg van het periodiek buiten haar oevers treden van de Aa, zal in de poelen ook vis voorkomen. Pagina 81 van 89 20 tot 30% van de oppervlakte van het plangebied wordt bezet door opgaande begroeiing. Bij voortschrijdende verbossing wordt dit aandeel kunstmatig teruggebracht tot onder de 30%. Opgaande begroeiing bestaat uit bosjes, struwelen, boomgroepen en eventueel solitaire bomen. Naar verwachting zullen de soorten wilg, els en berk daarin een belangrijk aandeel hebben. De soortensamenstelling is echter zeer locatieafhankelijk. Vele vogelsoorten vinden in deze begroeiing nestgelegenheid. Als rode draad door het landschap loopt de Aa slingerend door het plangebied. Het waterpeil van de Aa varieert door het jaar, wat leidt tot periodieke overstromingen van het plangebied. De Aa is daarmee verantwoordelijk voor een flinke mate van dynamiek en vormt een drijvende kracht achter verschillende spontane processen. Plaatselijk treedt afkalving van de buitenbochten op. IN de beek ontstaan lokaal zandbanken. De waterloop (de Aa) ligt voor een deel in de schaduw van opgaande begroeiing aan de oevers en ontvangt op andere delen weer volop direct zonlicht. Circa 20 tot 40% van het wateroppervlak is begroeid met ondergedoken, drijvende en/of emergente waterplanten. Bovenbeschreven terreintypen vormen samen een lappendeken met daarin tal van overgangszones van natte naar droge en van open naar gesloten vegetaties. Verschillende stadia van successie zijn op korte afstand van elkaar te vinden en zorgen voor een grote variatie aan planten en dieren. De opbouw van de zone bestaat uit: Waterloop: de Aa zuurstofrijk, matig voedselrijk water; doorlopende watervoerende structuur, gevarieerde micromilieus door variatie in stroming en niet/nauwelijks maaien van de beek. Waterplanten, zanden slibbanken en dood hout vergroten de variatie in de waterbodem. Circa 20 tot 40% van het wateroppervlak is begroeid met oever-, ondergedoken en drijvende waterplanten. Doelsoorten: winde, riviergrondel, bermpje en kleine modderkruiper; weidebeekjuffer en beekrombout, stroomminnende macrofauna zoals kokerjuffers Onderhoudsstrook niet van toepassing In het gebied is geen onderhoudspad aanwezig omdat de beek zelf in principe niet onderhouden hoeft te worden. Indien er gemaaid moet worden, gebeurt dit met de maaiboot/longreach waar geen onderhoudsstrook voor nodig is. Moerassige oeverzone (10-30% van het oppervlak) Moerassige oeverzone met gevarieerde begroeiing van o.a. zeggenvegetatie, lisdodde en rietruigte. De oeverzone maakt onderdeel uit van de overstromingsvlakte en betreft met name de zone direct langs de beek. Doelsoorten: vissen, libellen en amfibieën Overstromingsvlakte, ruigtes Een groot deel van het gebied is overstromingsvlakte van de Aa. Dit gebied staat jaarlijks tot eens in de 10 jaar onder water en is begroeid met (riet)ruigte. Doelsoorten: zoogdieren, vogels, vlinders, libellen, kruiden Grazige vegetaties (30-50% oppervlak) De vegetatie, bestaande uit verschillende soorten grassen en kruiden, is rijk aan structuur en loopt uiteen van zeer korte tot wat langere, extensief begraasde begroeiing. Op schralere plekken is de vegetatie bloemrijk (dit kan op diverse plekjes door het hele terrein zijn, maar vooral buiten de overstromingsvlakte en op de kade). Doelsoorten: kruiden, vlinders Pagina 82 van 89 Kade Rondom het gebied ligt een kade. Deze beschermt de omliggende gronden tegen overstromingen met een frequentie van minder dan eens in de 100 jaar. Dwars door het gebied ligt nog een lagere kade die zorgt dat de tuin en restant oude meander niet vaker dan eens in de 10 jaar overstroomt. De kade moet een (bloemrijke) grazige vegetatie krijgen/behouden en vanwege erosiebestendigheid niet te ruig/kaal worden en ook niet begroeien met bomen. Bos en struweel (20-30% oppervlak) Maximaal 30% van de oppervlakte van het gebied mag zich ontwikkelen tot opgaande begroeiing zoals wilgenbosjes en elzen. Deze bosjes liggen voor een groot deel op de oevers van de beek. Doelsoorten: ijsvogel, struweelvogels, vissen en macrofauna (wortels in de oever) Poel In het gebied liggen poelen en deze hebben een structuurrijke watervegetatie. De oevers zijn rijk begroeid met lisdodde, kalmoes, kattestaart en andere oeverplanten. De poel heeft flauwe taluds, belangrijk voor de opwarming van het water. In een strook van minimaal 10 meter rondom poel en meander komt geen bos voor. De poelen doen dienst als voortplantingswater en leefgebied voor met name amfibieën. Doelsoorten: amfibieën, libellen, dagvlinders Pagina 83 van 89 Onderhoudsmaatregelen Watergang De Aa wordt niet gemaaid. De beek mag zich zoveel mogelijk spontaan ontwikkelen en zal eventueel eens per twee jaar gefaseerd worden gemaaid. In principe wordt alleen ingegrepen in de beek indien er ongewenst veel opstuwing ontstaat. Dit wordt bepaald aan de hand van de hydrologische situatie (nog te bepalen). De detailafwatering wordt verzorgd door de overige leggerwaterlopen. Deze worden jaarlijks 2 maal gemaaid (bodem en talud). Poel Door matig voedselrijke tot voedselrijke omstandigheden en hoge lichtinstraling zijn poelen vaak erg productief. Hierdoor treedt successie op, wat leidt tot verlanding. Het regelmatig opschonen is noodzakelijk om de poel open te houden. Dit kan het beste gebeuren wanneer de diepte minder is geworden dan 75 cm tot één meter. Zulke maatregelen hebben altijd invloed op de levensgemeenschappen, maar hoeven niet desastreus te zijn wanneer rekening wordt gehouden met de levenscyclus van soorten waar het om gaat. Zo zal het tijdstip voor opschonen moeten worden gekozen in een periode dat er geen of weinig amfibieën in het water zitten. Tevens is het wenselijk bij een onderhoudsbeurt ongeveer de helft van de poel niet te schonen. Dat wil zeggen dat jaarlijks of om de twee jaar de waterplanten in ongeveer de helft van de poel worden afgemaaid en dat het maaisel wordt afgevoerd. De op het zuiden gerichte oeverzone is voor een aantal dieren belangrijk voor de ei afzetting. Daarom mag dit deel niet te dicht begroeid raken. Het maaisel kan het beste eerst op de kant worden gegooid zodat allerlei dieren weer naar het water kunnen teruggaan. Na enkele dagen kan dit worden afgevoerd. Instandhoudingsbeheer Periode van onderhoud is september-oktober. Dan zal 50% gefaseerd gemaaid worden en houtopschot aan de zuidzijde verwijderen. Maximaal 30% van de noordelijke oeverlengte is begroeid met inheemse bomen en/of struiken. Bagger eenmaal per acht à tien jaar gefaseerd verwijderd, indien mogelijk combineren met baggercyclus watergang. Nooit meer dan 60% baggeren i.v.m. behoud van fauna. Specie direct nalopen op amfibieën. Vis niet terugzetten in de poel, maar in aangrenzend water of als dit niet geschikt is op groter water. Bij een reeks van poelen worden de poelen niet tegelijk in één jaar onderhouden maar verspreid over meerdere jaren, waarbij poelen worden ‘overgeslagen’. Periode van onderhoud half aug. - half okt. Kades De kades zijn stabiel goed om te berijden tijdens calamiteiten. Buitentalud wordt twee keer per jaar gemaaid en niet korter dan 7 cm. Jaarlijks wordt de onderbegroeiing en opschot van de taluds en de kruin verwijderd en wordt een schouw uitgevoerd op de bedekking van de grasmat en eventuele holen van dieren. In principe mogen hier geen bomen op de kade ontwikkelen. De kades mogen eventueel begraasd worden met schapen, maar niet met jongvee en koeien/paarden. Dus een afrastering onder in de teen is nodig wanneer de overige terreinen worden begraasd. Bij zeer weinig koeien zal dit mogelijk nog toegestaan kunnen worden (en taluds van minimaal 1:6) en kan de afrastering verder op de kade geplaatst worden. Pagina 84 van 89 Overstromingsvlakte en grazige ruigte (Half open landschap van moeras- en plas-dras zones, open, grazige vegetaties, ruigte en opgaande begroeiing) Op gebieden die na inrichting nog (tijdelijk) niet aan de juiste voorwaarden voldoen voor jaarrondbegrazing zal ontwikkelingsbeheer plaatsvinden. De fase waarin de pioniersituatie langzaam overgaat naar een meer stabiele vegetatie en de kans op verbossing groot is stelt specifieke eisen aan het beheer. Deze beheerperiode heet de periode van ontwikkelingsbeheer. Daarna volgt het instandhoudingbeheer. Ontwikkelingsbeheer De eerste 3 tot 5 jaar zal de overstromingsvlakte en het talud oeverzone jaarlijks (1 tot 2 keer) worden gemaaid en geruimd om verruiging tegen te gaan. Door de 1e maaibeurt uit te voeren in de 1e week van juni wordt het meeste resultaat gehaald. Dominante soorten steken dan hun energie in de vorming van bloemen. De 2e snede wordt uitgevoerd in de 2e helft van september. Eventueel kan een extra maaibeurt worden uitgevoerd in eind juli / begin augustus. Al naar gelang de soortenontwikkeling vordert, wordt het maaibeheer aangepast en mogelijk wordt overgegaan op instandhoudingsbeheer. Instandhoudingsbeheer De variatie in deze begroeiingstypen wordt bereikt door extensieve jaarrondbegrazing. Jaarrondbegrazing vindt enkel plaats op terreinen die minimaal 10 hectare groot zijn. Voor kleinere eenheden wordt gekozen voor seizoensbeweiding, hooilandbeheer of een combinatie van beide. Indien er meer dan 30% houtige opslag (bos) ontstaat of de grazige vegetatie minder dan 30% wordt, wordt de begrazing geïntensiveerd. Indien de bosjes verdwijnen of meer dan 50% grazige vegetatie ontstaat wordt de begrazing geëxtensiveerd. Bij jaarrond natuurbegrazing zijn de volgende voorwaarden van toepassing: - Begrazing moet passen in het dynamische karakter van het beekdal en een positieve bijdrage leveren aan de spontane processen daarbinnen. - Jaarrondbegrazing vindt plaats in lage dichtheden van 1 GVE per 2 ha. Dichtheden zijn in beginjaren hoger om bijvoorbeeld houtopslag tegen te gaan. - Grazers moeten een maximale bijdrage leveren aan het ontstaan van structuurvariatie. - Grazers moeten bestand zijn tegen lastige en natte omstandigheden van het dynamisch beekdal (harde soorten als Schotse Hooglander, Galloway of Brandrood rund) - Bij inzet voor jaarrondbegrazing moeten grazers een hoge mate van zelfredzaamheid hebben op gebied van bijvoorbeeld afkalving - grazers worden niet bijgevoerd (extreme wintersituaties uitgezonderd), omdat dit een negatief effect heeft op de vegetatie-ontwikkeling van het terrein - Grazers moeten goed reageren op mensen, geen bedelgedrag ontwikkelen en geen agressieve reacties naar recreanten en passanten vertonen - Grazers moeten voldoen aan alle wettelijke voorschriften en aantoonbaar ziektevrij zijn Bij seizoensbeweiding zijn de volgende voorwaarden van toepassing: - Begrazing moet passen in het dynamische karakter van het beekdal en een positieve bijdrage leveren aan de spontane processen daarbinnen. - Voor seizoensbeweiding wordt uitgegaan van 1 à 2 GVE/ha. - Dichtheden dienen ten alle tijden verhoogd of verlaagd te kunnen worden als het terrein te kaal wordt of te veel verruigd/verbost - mogelijk is aanvullend onderhoud nodig om ongewenste soorten tegen te gaan - Grazers moeten een maximale bijdrage leveren aan het ontstaan van structuurvariatie. - Grazers moeten bestand zijn tegen lastige en natte omstandigheden van het dynamisch beekdal. Het soort grazer moet van oudsher passen in het landschap, bijvoorbeeld Brandrood rund. Pagina 85 van 89 - grazers worden niet bijgevoerd, omdat dit een negatief effect heeft op de vegetatie-ontwikkeling van het terrein - Grazers moeten goed reageren op mensen, geen bedelgedrag ontwikkelen en geen agressieve reacties naar recreanten en passanten vertonen - Grazers moeten voldoen aan alle wettelijke voorschriften en aantoonbaar ziektevrij zijn Veerooster Jaarrond inspectie door District. Indien er onvolkomenheden zijn wordt ingegrepen. Overzichtstabel Tabel: overzicht maatregelen zoals weergegeven in kaart bijlage 1. Traject Detailafwaterin g gebied Lengte/ opp. periode 4272 meter juni en september Methode Materieel (aanbevel ing) Maaien Maaikorf/maai Kosten / jr. € 1367,- hark De Aa Waterbodem 3900 m 3.7ha Poelen 1.41 ha Kades Binnentalu d Buitentalud 4134 m 4134 m najaar- September / oktober > 70% begroeid + opslag zuidoever juli en september juni en aug-novr Jaarrond In principe geen onderhoud. Indien nodig gefaseerd Indien nodig met maaiboot of Longreach Poelen in begraasd gebied behoeven nauwelijks onderhoud. Hooguit schonen eens in de 7 a10 jaar en houtopslag verwijderen. Poelen in gemaaid gebied gefaseerd maaien/ afvoeren evt maaisel op hopen. Midi maaikorf Maaien 2x Maaien en nabeweiden Taludtractor mobiele kraan met maaikorf € 4.290,- € 1721,- € 10.335,- Begrazen € 600,jaarlijks schouwen Onderbegro Controle door district + opmaken gaten eiing Overstromingsvl 26.3 ha akte Ontwikkelingsbehe Maaien en afvoeren taludtractor €30.000,- Begrazing Jaarrond seizoen runderen €6.636,- Instandhoudingsbe nvt controle nvt - er heer Veerooster 2 stuks Totale kosten (range) *Tarieven Subsidie Natuur en Landschapsbeheer (SNL) Pagina 86 van 89 € 54.949,- Overig beheer Overige beheer- en onderhoudszaken: Exoten In de Aa komt Grote waternavel voor. Plaatselijk kan dit dusdanige overlast opleveren dat extra maaiwerk noodzakelijk is. Deze werkzaamheden worden conform de gedragscode flora- en faunawet uitgevoerd. Onkruiden Vanuit natuurontwikkeling gezien worden weinig kruiden als onkruid gezien. In het beekdal zullen zich ruige vegetaties van 0,5-1,5 meter hoog ontwikkelen met riet, pitrus, zegges, grassen, brandnetel, distels, koninginnekruid e.d Grote (akker)distel- en brandnetelhaarden zijn ook vanuit natuuroogpunt ongewenst en hierop zal ingegrepen worden door daar pleksgewijs enkele jaren te maaien en af te voeren. Ongewenste houtopslag Het is de bedoeling dat 20-30% van de terreinen bij Aaveld en Hersend spontaan begroeid met wilgen en elzenbosjes. Met name in de oevers van de beek is de ontwikkeling van bijvoorbeeld elzen zeer gewenst. Indien zich meer dan 30% houtopslag ontwikkeld, of als bijvoorbeeld de oever van de poelen beschaduwd raken dient hierop ingegrepen te worden. Dit kan door de begrazing te intensiveren, pleksgewijs te maaien of incidenteel drukbegrazing toe te passen. Te vergaande oeverafkalving In principe is oeverafkalving langs de Aa een gewenst en natuurlijk proces waarop niet wordt ingegrepen. Echter indien deze op ongewenste plekken te dicht bij de kades komen (of op andere wijze de veiligheid in gevaar brengt)zal dan worden bepaald hoe de oever beschermd zal moeten worden. Bij voorkeur gebeurt dit met ecologisch passende materialen zoals boomstronken. Zand- slibbanken Zand en slibbanken mogen zich van nature vormen in de Aa. Deze worden enkel verwijderd als deze voor aantoonbaar te grote opstuwing bovenstrooms zorgen. Toegangspoorten/Wandelpad Er loopt een wandelroute langs/door het terrein. In principe gaan we hier uit van een struinpad en wordt daar geen onderhoud voor gepleegd. Mocht het terrein echter volledig onbegaanbaar worden kan hierop beperkt ingegrepen worden (pleksgewijs maaien) Pagina 87 van 89 Bijlage 1: Kaart beheerobjecten Pagina 88 van 89 Pagina 89 van 89
© Copyright 2024 ExpyDoc