5.5 Biologische varkenshouderij De biologische varkenshouderij is gebaseerd op kringloopgedachte en het uitbannen van chemische hulpmiddelen bij de teelt van voer en bij de preventieve gezondheidsbewaking van de dieren. Dat wil zeggen dat geen kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt mogen worden bij de teelt van het varkensvoer. Ook mogen er geen chemische middelen aan het voer worden toegevoegd, waardoor de weerstand van het varken tegen ziektes wordt verbeterd. Daardoor past de biologische varkenshouderij uitstekend bij de biologische teelt van akkerbouw- en tuinbouwgewassen. De afvalproducten bij de verwerking van deze gewassen kunnen in het biologische varkensvoer en deze biologische telers zijn bijzonder blij met de biologische varkensmest. Ook aan de huisvesting worden in de biologische varkenshouderij strengere voorwaarden gesteld dan bij de scharrelhouderij. Alle dieren moeten naar buiten kunnen. Ook kraamzeugen mogen niet worden opgesloten in een kooi. Net zoals bij de scharrelhouderij is het gebruik van stro voorgeschreven, groepshuisvesting verplicht. Deze voorschriften stellen zeer hoge eisen aan de huisvesting en de verzorging van biologische varkens. In opdracht van het Ministerie LNV onderzoekt men op Praktijkcentrum Raalte hoe binnen de voorwaarden de biologische varkenshouderij kan worden verbeterd. Voor dat onderzoek is op het Praktijkcentrum een accommodatie aanwezig voor 100 zeugen en 600 vleesvarkens. Een zeug krijgt ongeveer 2 maal per jaar een worp met ongeveer 12 biggen. Deze biggen blijven 6 weken bij de moeder. Daarna worden ze gedurende 4 weken in een ander hok geplaatst en groeien ze tot ongeveer 25 kg. Dan verhuizen ze naar de vleesvarkensstal, waar ze nog ongeveer 3,5 maand verblijven. Daarna vertrekken ze naar het slachthuis. © 2009 Noordhoff Uitgevers bv
© Copyright 2024 ExpyDoc