Thema 2 week 3 Ik kom opeens tevoorschijn. Ik

Thema 2 week 3
Ik kom opeens tevoorschijn. Ik zat achter de kast en nu ben ik er opeens. Ik kom snel en in
één keer achter de kast vandaan. (Doe het ook voor). Opeens, dat is snel en in één keer. Nu
kruip ik weer achter de kast. Let op! Ik kom nu geleidelijk tevoorschijn. Ik kom langzaam en
in kleine stapjes achter de kast vandaan. Eerst mijn hand, daarna mij andere hand. Dan mijn
been, daarna mijn andere been. Dan mijn hoofd en dan ben ik er helemaal. Dit ging heel
geleidelijk, langzaam en in kleine stapjes.
Tegenstellingen
opeens
geleidelijk
snel
langzaam
Een gedicht is een tekst met korte zinnen die mooi klinken. In een gedicht worden dingen
nét even iets anders gezegd dan gewoon in een verhaal. Sommige gedichten rijmen. Rijmen,
dat betekent dat woorden hetzelfde klinken. ‘Kust’ en ‘rust’ rijmen op elkaar. Als twee
woorden op elkaar rijmen, dan noemen we dat rijmwoorden.
Het rijmwoord is het woord dat rijmt op een ander woord. ‘Rust’ rijmt op ‘kust’, dus ‘rust’ is
het rijmwoord van ‘kust’.
Aan het eind van ‘kust’ en rust’ staan de klanken ‘ust’. Dit zijn rijmklanken. Deze klanken
zitten aan het einde van het woord. Ze klinken hetzelfde. Als klanken hetzelfde zijn, dan
noemen we dat rijmklanken.
het gedicht
rijmen
het rijmwoord
de rijmklank