Landelijke Klachtencommissie Onderwijs SAMENVATTING 106092 - Klacht over communicatie over sluiting school; PO Ouders klagen erover dat het schoolbestuur niet rechtstreeks met de ouders heeft gecommuniceerd over de sluiting van de school en niet heeft meegewerkt aan inschrijving van nieuwe leerlingen, toen er nog geen definitief besluit was. Tussen de eerste informatie aan de directeuren/locatieleiders en de ouders over de sluiting van de school lag een tijdspanne van vijf dagen (waaronder drie werkdagen). Daargelaten of de keuze om de ouders als laatste te informeren een gelukkige keuze genoemd kan worden, is het niet wenselijk dat er bij de communicatie over de sluiting van een school een dergelijk lange periode zit tussen het naar buiten brengen van de informatie en de informatieverschaffing aan de ouders. Alle betrokkenen dienen bij voorkeur op dezelfde dag te worden geïnformeerd. Dat niet iedereen gelijktijdig is geïnformeerd, is niet van zodanige aard dat dit als klachtwaardig beschouwd kan worden. Dat de directie van de school potentiële leerlingen heeft geweigerd terwijl nog sprake was van een voorgenomen besluit tot opheffing van de school is niet gebleken. De klacht is ongegrond. 106092 ADVIES inzake de klacht van: A wonende te B, klagers tegen het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij klaagschrift met bijlagen van 9 oktober 2013, ingekomen op 18 december 2013, hebben klagers op grond van de geldende klachtenregeling een klacht tegen verweerder ingediend met de volgende inhoud: Klagers klagen erover dat het College van Bestuur van C niet rechtstreeks aan de ouders maar via de media de sluiting van D heeft gecommuniceerd. Voorts heeft D geen medewerking verleend aan andere ouders, die hun kind wilden aanmelden, om dat kind op school te plaatsen terwijl toentertijd nog sprake was van een voorgenomen besluit tot sluiting van D. Verweerder heeft op 16 januari 2014 een verweerschrift met bijlagen ingediend. 106092/uitspraak d.d. 9 april 2014 Pagina 1 van 4 Landelijke Klachtencommissie Onderwijs Alle stukken zijn over en weer in afschrift aan partijen gestuurd. De mondelinge behandeling van de klacht was gepland te Utrecht op 29 januari 2014. In verband met bijzondere omstandigheden is deze zitting op verzoek van verweerder naar 12 maart 2014 verplaatst. De klacht is gevoegd behandeld met de klachten de heer en mevrouw E, (106016), de heer en mevrouw F (106017), de heer en mevrouw G (106018), mevrouw H en de heer I (106045), mevrouw J (106060) en mevrouw K (106091). Klagers zijn met afmelding niet ter zitting verschenen. Verweerder werd ter zitting vertegenwoordigd door de heer L, lid College van Bestuur, vergezeld door mevrouw M, lid projectgroep huisvesting C, de heer N locatiedirecteur basisschool D en de heer P, bovenschools directeur ad interim, allen als informant ter zitting aanwezig. Onder handhaving van hun standpunten hebben partijen een nadere toelichting gegeven. Hetgeen in de stukken en op de zitting naar voren is gebracht is, voor zover relevant, zakelijk in dit advies weergegeven. 2. DE FEITEN C vormt het bestuur van 44 basisscholen, 3 scholen voor speciaal basisonderwijs en 2 scholen voor speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs, die deel uitmaken van een regionaal expertisecentrum (REC). De stichting kent de denominaties openbaar, bijzonder en algemeen bijzonder. Binnen de denominatie bijzonder is een aantal scholen met katholieke signatuur en er zijn twee scholen met protestants-christelijke signatuur. Onder C vallen circa 10.000 leerlingen en bijna 800 personeelsleden. In verband met een optredende krimp in het aantal leerlingen in de regio heeft C in 2012 beleid ontwikkeld gericht op het duurzaam garanderen van de kwaliteit van het onderwijs en op een goede bereikbaarheid van scholen voor primair onderwijs. Op 7 december 2012 heeft verweerder de “Strategische beleidsnotitie Spreiding en Huisvesting” gepubliceerd die is geactualiseerd in januari 2013 en vastgesteld op 1 maart 2013. Dit beleid heeft als gevolg dat het aantal scholen/onderwijslocaties wordt teruggebracht, door het buiten gebruik stellen van dislocaties en opheffing of fusie van scholen. De GMR heeft instemming op deze notitie verleend op 26 februari 2013. In de strategische beleidsnotitie is onder meer aangegeven dat scholen die gedurende drie achtereenvolgende jaren onder de opheffingsnorm zitten zullen worden gesloten. Het beleid is op uitvoeringsniveau beschreven in de “Uitvoeringsnotitie Spreiding en Huisvesting” die is gepubliceerd op 7 december 2012, geactualiseerd op 22 april 2013 en op deze datum vastgesteld door verweerder. Een van de in de uitvoeringsnotitie opgenomen voorgenomen besluiten houdt in dat de basisschool D te B per 1 augustus 2014 ophoudt te bestaan als zelfstandige school. Dit voorgenomen besluit is vervolgens op 7 december 2012 aan de ouders van de leerlingen van D meegedeeld. Naar aanleiding hiervan heeft een aantal ouders van leerlingen van D te kennen gegeven het niet eens te zijn met dit besluit. Hierop volgend is door een aantal ouders een actiegroep opgericht; de Stichting Red D. Verweerder heeft vervolgens met ouders en de actiegroep overleg gevoerd en op 7 juni 2013 heeft verweerder het definitieve besluit tot sluiting van D genomen. Bij brief van 20 augustus 2013 heeft verweerder de medezeggenschapsraad van D verzocht om advies over de sluiting van de school te verstrekken. Bij brief van 11 oktober 2013 heeft de MR negatief geadviseerd. Op 18 december 2013 hebben klagers hun klacht ingediend bij de Commissie. 106092/uitspraak d.d. 9 april 2014 Pagina 2 van 4 Landelijke Klachtencommissie Onderwijs 3. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE Klagers zijn niet ter zitting verschenen. De Commissie stelt voorop dat het, om tot een afgewogen oordeel te kunnen komen, van belang is dat de Commissie volledig kennis kan nemen van de standpunten van partijen. Naast het schriftelijk verwoorden van de standpunten leert de ervaring dat het mondeling toelichten van de standpunten ter zitting om meerdere redenen waardevol is. De zitting kan een bijdrage leveren aan het nader tot elkaar brengen van partijen, aan het kweken van begrip en aan het ophelderen van punten die nog onduidelijk zijn in de stukken. De Commissie betreurt het dan ook dat klagers niet ter zitting zijn verschenen. De Commissie is uit het door verweerder opgestelde communicatieplan gebleken dat in de chronologische volgorde waarin betrokkenen geïnformeerd zouden worden, de ouders als laatste genoemd zijn, waarbij er tussen de eerste informatie aan de directeuren/locatieleiders en de ouders een tijdspanne van vijf dagen (waaronder drie werkdagen) zit. Daargelaten of de keuze om de ouders als laatste te informeren een gelukkige keuze genoemd kan worden is de Commissie van oordeel dat het niet wenselijk is dat er bij de communicatie over de sluiting van een school een dergelijk lange periode zit tussen het naar buiten brengen van de informatie en de informatieverschaffing aan de ouders. De Commissie is van oordeel dat alle betrokkenen bij voorkeur op dezelfde dag worden geïnformeerd. Immers, met het verloop van de tijd wordt de kans steeds groter dat nog niet geïnformeerde belanghebbenden via andere kanalen, zoals in casu de pers, hiervan op de hoogte komen. Dat niet iedereen tegelijkertijd is geïnformeerd, is naar het oordeel van de Commissie echter niet van zodanige aard dat dit als klachtwaardig beschouwd kan worden. De Commissie zal over de informatieverstrekking een aanbeveling aan het bevoegd gezag doen. Dat de directie van D potentiële leerlingen heeft geweigerd terwijl nog sprake was van een voorgenomen besluit tot opheffing van de school is door verweerder weersproken. Omdat partijen elkaar hierin weerspreken en verder geen bewijs is aangedragen voor de stelling van klagers kan de Commissie niet vaststellen dat de directie als haar wordt verweten heeft gehandeld. Het geheel overziend is de Commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is. 4. OORDEEL VAN DE COMMISSIE De Commissie komt op grond van bovenstaande overwegingen tot het oordeel dat de klacht ongegrond is. 5. AANBEVELINGEN VAN DE COMMISSIE De Commissie beveelt het bevoegd gezag van de basisschool D aan om, indien sprake is van informatieverstrekking aan verschillende groepen betrokkenen, deze informatie binnen korte termijn, bij voorkeur op dezelfde datum, aan alle betrokkenen te verstrekken. Aldus gedaan te Utrecht op 9 april 2014 door mr. J.S. Duttenhofer, voorzitter, drs. W.D. Hajonides van der Meulen en drs. L.F.P. Niessen, leden, in aanwezigheid van mr. J.A. Breunesse, secretaris. 106092/uitspraak d.d. 9 april 2014 Pagina 3 van 4 Landelijke Klachtencommissie Onderwijs mr. J.S. Duttenhofer voorzitter 106092/uitspraak d.d. 9 april 2014 Pagina 4 van 4 mr. J.A. Breunesse secretaris
© Copyright 2024 ExpyDoc