// THEMA ALTERNATIEVE BELEGGINGEN HERNIEUWDE INTERESSE NEDERLANDSE WONINGFONDSEN: KWALITEIT BOVEN KWANTITEIT Door Ronald Bausch en Peter van den Tol Prijsdalingen op de Nederlandse woningmarkt zijn verleden tijd. Er lijkt een ideaal instapmoment te zijn ontstaan. Veel partijen maken daar gebruik van. Uit recent onderzoek blijkt echter tegelijkertijd dat er grote kwalitatieve verschillen zitten tussen de portefeuilles van de Nederlandse Woningfondsen1. Kopen blijft het devies, maar laat bij uw keus voor het optimale fonds de portefeuillekwaliteit leidend zijn. De afgelopen maanden toonden beleggers een hernieuwde interesse in de Nederlandse woningmarkt. Dit is niet verrassend aangezien de benchmark voor woningen, de IPD-ROZ, voor het eerst sinds het begin van de crisis geen afwaardering laat zien. De bodem lijkt bereikt en partijen willen tegen deze lage prijzen instappen. Verschillende grote deals tussen Nederlandse verkopers en buitenlandse kopers, zoals tussen Vestia en Patrizia, wijzen hierop en domineren het nieuws. De interesse van Nederlandse pensioenfondsen in niet-beursgenoteerde woningfondsen neemt de afgelopen tijd fors toe. Niet alleen het gunstige moment in de markt, maar ook het nieuwe aanbod van fondsen lijkt hier de oorzaak van2. Geïnteresseerden hebben nu meer keuze. De grote vraag is, bij welke aanbieder kan een pensioenfonds zijn geld optimaal investeren? Welk fonds is nu eigenlijk het best? Zoals eerder vermeld zijn de prijsdalingen op marktniveau verleden tijd. Dit wil niet zeggen dat de bodem voor alle deelmarkten (geografisch en/of typologisch) is bereikt. Een prijsstijging in de ene markt en een gelijke daling in de andere leidt immers ook tot een stabilisatie op markt40 FINANCIAL INVESTIGATOR NUMMER 6 / 2014 De interesse van Nederlandse pensioenfondsen in niet-beursgenoteerde woningfondsen neemt de afgelopen tijd fors toe. VERHUURDERHEFFING, NOG EEN KWARTJE VAN KOK? Tussen de fondsen blijkt een groot verschil te bestaan in het aandeel sociale woningen in portefeuille. Het fonds met het kleinste aandeel van deze woningen heeft 8% in portefeuille. Het grootste aandeel komt uit op 28%. Door de verhuurderheffing is vanuit beleggersperspectief de visie op dit type woningen gewijzigd. niveau. Deze gedachte lijkt van toepassing op de Nederlandse markt. Verschillen die op het eerste oog klein lijken, kunnen samen op lange termijn tot een aanzienlijk verschil in rendement leiden. Uit het onderzoek, waarin het waarderingsniveau wordt getoetst aan verschillende onderliggende variabelen, blijkt dat er sprake is van uiteenlopende karakteristieken van de portefeuilles bij relatief gelijke prijzen. Vanuit de analyse uit het onderzoek worden hieronder twee karakteristieken toegelicht: het aandeel sociale woningen en de geografische verdeling. De overheid biedt sinds een aantal jaren bezitters van sociale woningen de mogelijkheid om bij scheefhuurders forse huurverhogingen door te voeren. De verhuurderheffing wordt nu ingezet als extra drukmiddel om scheefhuurders aan te pakken. De extra huur zou moeten dienen als compensatie voor de extra belasting. Fondsen hebben, in tegenstelling tot corporaties, waar de maatregel eigenlijk voor bedoeld is, historisch marktconform verhuurd en hebben dus minder ruimte om te compenseren voor de verhuurderheffing. De NOI van de niet-geliberaliseerde woningen zal dus achterblijven. Het tweede aandachtspunt is gelegen in de vraag of taxateurs een verandering in regelgeving vanaf het begin goed inprijzen. De heffingsmaatregel is vooralsnog tijdelijk. Taxateurs nemen daarom ook een lagere cashflow op tot 2018. Het is onduidelijk of het risico (of de onzekerheid) dat de maatregel niet van tijdelijke aard is juist is, ingeprijsd in de disconteringsvoet. Over dit punt kunnen eindeloze theoretische discussies worden gevoerd. Uit het onderzoek komt echter naar voren dat er een praktische oplossing mogelijk is om met dit risico om te gaan. Wat blijkt: het fonds met het laagste aandeel nietgeliberaliseerde woningen is vergelijkbaar gewaardeerd met het fonds met het hoogste aandeel. Het is dus mogelijk om een vergelijkbaar rendement te halen tegen een lager risico. LEEGLOOP VAN HET BUITENGEBIED? Veel pensioenfondsen zien een belegging in Nederlandse woningen als een lange termijn investering. Daarom dienen lange termijn ontwikkelingen mee te worden genomen in de keuze voor een fonds. Voor woningen kijken investeerders naar bevolkingsgroei en toename van het aantal huishoudens. De CBS-cijfers tonen duidelijk aan dat in het algemeen de bevolking en het aantal huishoudens zal groeien in de Randstad en in de Brabantse stedenrij. Voor de overige delen van Nederland geldt op termijn een afname van beide factoren. Interessant is dat eigenlijk alle woningfondsaanbieders dit fenomeen erkennen en als belangrijk speerpunt van hun strategie aanwijzen. Randstad staat op ‘buy’, goede plekken daarbuiten staan op ‘hold’ en de rest staat op ‘sell’. Fondsen met posities in het buitengebied zullen elkaar de komende jaren dan ook fors moeten beconcurreren om van deze posities af te komen. In de portefeuille met het kleinste aandeel buitengebied ligt circa 14% van het Tabel I: Sociaal vs. Vrije Sector Figuur 1: Sociaal vs. vrije sector woningen Social vs Vrije Sector woningen Q4 2013 Sociaal Vrije Sector Fonds A Fonds B Fonds C Fonds D Fonds E Fonds F Fonds G 28,0% 20,0% 20,0% 14,0% 8,0% 23,7% 16,9% 72,0% 80,0% 80,0% 86,0% 92,0% 76,3% 83,1% Tabel II: Geografische verdeling Bron: Grontmij Capital Consultants bezit buiten de Randstad. Het fonds met het grootste aandeel bezit maar liefst 56,5% in het buitengebied. Bezit buiten de randstad is traditioneel al minder scherp geprijsd. Naar de toekomst toe zit er ook nog eens extra risico in. Net als voor de liberalisatiestatus, geldt voor de geografische portefeuilleverdeling dat het een theoretische discussie is wat het verschil in rendement exact moet zijn. Feit is dat de fondsen met relatief veel bezit in het buitengebied op portefeuilleniveau niet lager geprijsd zijn dan portefeuilles met veel bezit in de Randstad. HOE VERDER; IS HET SELECTEREN VAN HET OPTIMALE FONDS ZO EENVOUDIG? Bovengenoemde aspecten zijn slechts twee van de vele. Een investeerder dient naar tal van andere karakteristieken te kijken voor een volledig en adequaat beeld. Pijplijn, kosten en fondsvoorwaarden zijn hier voorbeelden van. Het is niet zo dat één fonds alle ‘goede’ eigenschappen bezit of één fonds alle ‘slechte’. Bij het selecteren van een fonds speelt de kwaliteit van de portefeuille een belangrijke rol. Het aandeel sociale woningen en de geografische ligging van de portefeuille zijn hier belangrijke onderdelen van. Dit legt de basis voor een stabiel lange termijn rendement. De cijfers laten zien dat er aanzienlijke verschillen tussen de portefeuilles zitten. Deze cijfers bieden houvast en een uitgangspunt om toekomstbestendig te investeren in Nederlandse woningfondsen. « Figuur 2: Geografische verdeling Geografische verdeling Fonds A Fonds B Fonds C Fonds D Fonds E Fonds F Fonds G Q4 2013 Randstad Overig 57,0% 66,0% 51,5% 43,5% 86,0% 79,7% 81,0% 43,0% 35,0% 48,5% 56,5% 14,0% 20,3% 19,0% Bron: Grontmij Capital Consultants 1.In Q3 2014 is een grootschalig onderzoek gedaan naar de Nederlandse woningfondsen van de volgende fondsmanagers: Altera, Amvest, ASR, Bouwinvest, CBRE, Syntrus Achmea, Vesteda 2.De woningfondsen van Amvest, ASR en Bouwinvest zijn pas korte tijd toetreedbaar voor derden Dit artikel is geschreven door Ronald Bausch, senior adviseur en Peter van den Tol, adviseur bij Grontmij Capital Consultants. NUMMER 6 / 2014 FINANCIAL INVESTIGATOR 41
© Copyright 2024 ExpyDoc