Natuurkunde klas 5 kwintaal 2 Opgave 1 1 2 3 Oefenopgaven WB H5 (+ weer) Schaatsstrips 4 Opgave 2 5 6 7 Fietser Bij 0 m/s is de wrijving 4,0 N. De rolwrijving is dus 4,0 N. Bij 5 m/s is de totale wrijving 8,0 N. De luchtwrijving is dus 8,0 – 4,0 = 4,0 N. k = 8,0 / 5,02 = 0,32 kg/m 16 km/h = 4,44 m/s. De wrijving is dan: 4,0 + 0,32 . 4,442 = 10,3 N W = F . s = 10,3 . 10000 = 1,0.105 W Voor de formule zie hierboven. De afstand en de arbeid zijn gelijk. De gemiddelde kracht is dus ook gelijk. Kennelijk varieerde bij de ene fietser de kracht sterker dan bij de ander. Als je kracht vier maal de gemiddelde kracht is dan is de snelheid slechts verdubbeld (Flucht = k v2). Dus na een kwart race heb je net zoveel energie verbruikt als Mister gemiddeld tijdens zijn hele race. Je bent echter pas halverwege de race. Opgave 3 8 9 10 11 12 De Holland Acht 2 P = W/t = F.s/t = Fv = 6,8.10 . (2000/(5 x 60 + 42,74)) = 3968 W. Dit geldt voor de totale 8 roeiers. Per roeier is dit dus: P = 3968 /8 = 496 = 5,0.102 W F1 is naar links boven gericht. De reactiekracht F2 is naar rechts onder gericht. De twee krachten hebben dezelfde werklijn en zijn even groot maar tegengesteld gericht. De kracht op de pen is gelijk aan de som van de krachten op de handgreep en het blad. De kracht op het blad is met de momentenstelling te berekenen: Fblad x armblad = Fhandgreep x armhandgreep Fblad = (1,1 / 2,5) 660 = 290,4 N Fpen = 290,4 + 660 = 950,4 = 9,5.102 N De effectieve kracht vindt nu 'gepiekt' plaats; één keer in de 1,6 s. Door het oppervlak van de piek nu gelijkmatig te verdelen over deze 1,6 seconden, kan de gemiddelde effectieve kracht bepaald worden. Deze komt ergens in de buurt van de 85 N te liggen (horizontale lijn). Bij constante snelheid is de wrijvingskracht gelijk aan de voortstuwende kracht. In het begin van de opgave staat dat de wrijvingskracht 680 N is. De voortstuwende kracht voor de 8 roeiers samen is dus ook 680 N. Dat is 85 N per roeier hetgeen gelijk is aan de genoemde gemiddelde effectieve kracht. Opgave 4 13 14 15 16 Een planeet Bij scheef invallen verlicht een bundel zonlicht met een bepaalde diameter een groter gebied. De intensiteit: het vermogen per vierkante meter is dus lager. Oppervlak onder de grafiek is vermoegen per m2. Vermenigvuldig dit met het aantal seconde dat dit vermogen schijnt en je krijgt de energie per m2. Snel geschat door te kijken naar een driehoek met een vergelijkbaar oppervlak kom ik op: E = P. t = 0,5 . 700 . (6,9 – 2,15).104 E = 1,66.107 J/m2 Op t = 5,9 uur Op dat moment komt er net zoveel energie in als er uitgestraald wordt. Wet Stefan-Boltzman Ptotaal = σ.T4 met σ = 5,67.10-8 Bij 95 W geeft dit T = 202 K Bij 335 W geeft dit T = 277 K Zie de schets hieronder.
© Copyright 2024 ExpyDoc