COMITÉ VAN AANBEVELING: drs.Emma Crebolder, dichteres dr. H.E.H.G. Defesche, neurochirurg prof. dr .ir. J.N.C. van Geel, em. hoogleraar kerntechnologie TUD mevr. prof. mr. E. Prakken, em. hoogleraar strafrecht UM prof. dr. L.L.G. Soete, Rector Magnificus UM prof. dr. K.R. Westerterp, hoogleraar humane energetica UM dhr. J. Wevers, oud wethouder gemeente Maastricht prof. mr. P.C.E. van Wijmen em. hoogleraar natuurbeschermingsrecht UT 24 november 2014 Aan Gedeputeerde Staten van Limburg Gouvernement Maastricht Geacht College, Uw kenmerk: 09-8540 Onderwerp: AANVULLING GRONDEN BEZWAARSCHRIFT van de Stichting ENCI STOP (SES) tegen uw besluit van 26 augustus 2014, verzonden 1 september 2014, waarbij u een gedoogbeschikking ten behoeve van ENCI B.V. te Maastricht hebt genomen. Als motivering van en toelichting op haar bezwaar blijft SES verwijzen naar haar zienswijze van 30 juni 2014 op uw voornemen van 3 juni 2014, verzonden 6 juni 2014, zaaknummer 2014/8362, tot het nemen van een gedoogbeschikking, voor zover deze zienswijze in uw besluit van 26 augustus 2014 niet is overgenomen. SES gaat er van uit dat u het bezwaarschrift voor advies voorlegt aan de Adviescommissie bezwaarschriften Provincie Limburg en deze Commissie voorziet van uw voornemen van 3 juni 2014, de zienswijze van 30 juni 2014 en de gedoogbeschikking van 26 augustus 2014. SES vult de gronden van haar bezwaar als volgt aan en concentreert zich daarbij op het enige argument dat de gedoogbeschikking schraagt: “onevenredigheid” 1. Als overkoepelend bezwaar brengt SES naar voren dat op grond van het beginsel van “handhaven, tenzij” en de daarbij volgens de beleidsregels van de Sanctie- en gedoogstrategie bovendien te betrachten transparantie het aan uw college is om deugdelijk , zorgvuldig én – voor belanghebbenden als SES controleerbaar - met documenten van onpartijdige informanten te motiveren en verifiëren waarom een uitzondering op het beginsel gerechtvaardigd is. Dit is – in strijd met de artikelen 2:4, lid 1, 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht in de gedoogbeschikking nagelaten. Het is onzorgvuldig om zonder eigen onderzoek en verificatie af te gaan op door ENCI verstrekte informatie. Om hiervan een voorbeeld te geven: in de aanvraag gedoogbeschikking d.d. 12 februari 2014 2 stelt ENCI dat direct 165 medewerkers tijdelijk werkloos zullen worden. De gedoogbeschikking 3 neemt - met voorbijgaan van de zienswijze van SES en zonder enige documentatie, onderbouwing en specificatie – over dat het om 165 mensen gaat die direct voor ENCI werkzaam zijn. 1 2 Blz 7 - 20 Blz 3 K.v.K. Maastricht: 140.69230 Banknummer: NL78 TRIO 0197 7532 13 email: [email protected] tel: (+31) 043 321 17 69 http://www.encistop.nl Eind 2012 was echter al algemeen bekend dat er ontslagen zouden gaan vallen. Lees het interview met toenmalig directeur Erens van ENCI Maastricht in Dagblad De Limburger van 21 december 2012 4. Het dit jaar door ENCI gepubliceerde milieujaarverslag 2013 5 geeft op: “aantal werknemers 129”. En in een interview in Dagblad De Limburger van 1 november 2014 6 zegt huidig directeur Gach van ENCI Maastricht (die ook voor de aanvraag gedoogbeschikking tekende) over de reorganisatie die hij moest leiden: “Van de 160 banen bleven er uiteindelijk 126 over”. Een tweede overkoepelend bezwaar blijft dat u in de gedoogbeschikking geen concrete aandacht besteedt aan de schadelijke effecten van ENCI op de leefomgeving van omwonenden en hun gezondheid. Zij ondervinden overlast van geluid – vooral ‘s-avonds en ’s-nachts - , fabrieksstof, het intensieve vrachtverkeer en stank. SES komt hierop terug onder 3.11.C.3 De belangen van omwonenden. 3.11.A Op 30 september 2014 heeft ENCI ter voldoening aan voorwaarde 6.4 van de gedoogvergunning passende beoordelingen voor de in Nederland en in België gelegen Natura 2000-gebieden bij uw college ingediend. Inhoudelijk en procedureel komen deze beoordelingen aan de orde bij uw besluitvorming over de door ENCI aangevraagde vergunningen krachtens de Wet milieubeheer en de Natuurbeschermingswet 1998. Wanneer dit het geval zal zijn is onduidelijk. Desgevraagd vernam SES van de vergunningverleners per mail: “Geachte mevrouw Paulussen-van Delft, U had nog twee vragen met betrekking tot de Wm te weten: Hoe gaat het nu verder en wat is de tijdsplanning. Hoe nu verder: De documenten zullen moeten worden beoordeeld, nadat de beoordeling heeft plaatsgevonden en we een terugkoppeling hiervan hebben ontvangen weten we pas wat we kunnen. Tijdsplanning: Een planning is nog niet te maken er ligt enkel 1 dag vast waarmee we strikt rekening mee moeten houden en dat is de termijn waar de gedoogbeschikking afloopt. In het vertrouwen u voldoende geïnformeerd te hebben. Met vriendelijke groet, Eric Savelberg” “Geachte mevrouw J.M.F. Paulussen – van Delft, Het is inderdaad zo dat het voornemen bestaat een nieuw ontwerpbesluit in de Nbw-procedure te nemen waarop u te zijner tijd een zienswijze kunt indienen. We hebben de Passende Beoordeling(en) in behandeling genomen, het is moeilijk aan te geven op welke termijn GS een ontwerpbesluit zal hebben genomen en gepubliceerd. Met vriendelijke groet, J.L. (Johan) Van der Veer | Vergunningverlener Vergunningen | T +31 (0)43 389 77 27 | M +31 (0)6 54 29 77 41 | F +31 (0)43 389 78 11 E [email protected]” Concreet zicht op legalisatie van de overtredingen van de Wabo en de Natuurbeschermingswet 1998 ontbreekt dus. Voor wat betreft de Natuurbeschermingswet 1998 heeft uw college dit inmiddels met zoveel woorden erkend bij besluit van 7 oktober 2014, kenmerk 2014 / 53639, dat u aan de Commissie ter beschikking gelieve te stellen. 3 Blz 16 Bijlage 1 5 Bijlage 2, blz 2 6 Bijlage 3, pagina B 19 4 2 Met betrekking tot de milieuvergunning stelt uw college dat in het kader van de gedoogbeschikking de vraag centraal staat of de overtreding redelijkerwijs alsnog legaliseerbaar moet worden geacht, niet of de zekerheid bestaat dat de natuurlijke kenmerken van de betreffende Belgische gebieden niet zullen worden aangetast. Uw college beantwoordt deze vraag bevestigend op grond dat u, gelet op de uitgebreide informatie waarover u reeds beschikt, vooralsnog geen aanleiding hebt om te veronderstellen dat voornoemde overtreding van de Wabo niet voor (tijdelijke) legalisatie in aanmerking komt. SES wijst er allereerst op dat uw college met de vraag of de overtreding “redelijkerwijs alsnog legaliseerbaar moet worden geacht” een foutieve maatstaf aanlegt die in de beleidsregels van de Sanctie- en gedoogstrategie niet is te vinden. Volgens deze beleidsregels moet het gaan om situaties waarin sprake is van “concreet zicht op legalisatie” 7 . Daarvan is geen sprake. Vervolgens wijst SES er op dat uw beroep op “de uitgebreide informatie waarover u reeds beschikt” zonder nadere bronvermelding en beargumenteerde toelichting een ontoelaatbaar vage verwijzing is, die niet beantwoordt aan de krachtens artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht aan een deugdelijke motivering te stellen eisen. SES wijst er voorts op dat geen van de rapporten die ENCI in haar brief van 30 april 2014 opsomt de vernietigende uitspraken van de Raad van State d.d. 3 juli 2013 en 5 februari 2014 heeft kunnen afwenden. 3.11.B De gedoogbeschikking spitst deze paragraaf toe op de overtreding van de Natuurbeschermingswet 1998 met als conclusies dat aannemelijk is dat ENCI niet tijdig een ontvankelijke aanvraag heeft ingediend, deze alsnog zo spoedig mogelijk heeft ingediend en dat de overtreding legaliseerbaar moet worden geacht. Uit uw voormelde besluit van 7 oktober 2014 blijkt dat dit laatste een door u verlaten standpunt betreft. ENCI kan wel degelijk kan worden verweten dat zij ten behoeve van een krachtens de Natuurbeschermingswet 1998 en de Wet milieubeheer te verlenen vergunning niet eerder een passende beoordeling heeft laten maken. Dit verwijt raakt ook uw college. De kwestie rond de Natuurbeschermingswet 1998 loopt vanaf 25 augustus 2007, toen SES handhaving vroeg, omdat ENCI niet beschikte over een vergunning van de Natuurbeschermingswet 1998. Bij brief van 2 november 2007, kenmerk 2007/44840, deelde u SES mee dat ENCI, in verband met de mogelijke schadelijke c.q. negatieve effecten welke (kunnen) voortvloeien uit / eventueel verband houden met de bedrijfsactiviteiten van haar inrichting, voornemens is een vergunningaanvraag in het kader van de Natuurbeschermingswet in te dienen. Tijdens een hoorzitting op 29 november 2007 vernam SES zijdens uw college dat ENCI op grond van een onderzoeksrapport van Arcadis d.d. 13 november 2007 tot de conclusie was gekomen dat zij geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet nodig had en dat uw college doende was het Arcadisrapport te beoordelen. Tegen de afwijzing d.d. 22 januari 2008 van voormeld handhavingsverzoek maakte SES bezwaar, kenmerk BSEBJR 124. In de hoorzitting van de Adviescommissie bezwaarschriften op 9 juni 2009 bracht SES onder 1. Juridisch kader, inhoudelijk en procedureel naar voren : “De afwijzing van het handhavingsverzoek kan in redelijkheid niet worden gebaseerd op het Arcadisrapport. Uit dit rapport zelf blijkt immers al dat, mede door ENCI, negatieve effecten op beschermde waarden (kunnen) optreden 8. Overschrijding van de drempelwaarde door (achtergrond)depositie is niet toegestaan, ook al zou de bijdrage daaraan door ENCI relatief gering zijn. Als uit de oriëntatiefase blijkt dat er, zoals in dit geval, negatieve effecten zijn, althans de kans daarop bestaat, is een vergunning op grond van de 7 Pagina 24, 26, 27 en 29 Blz 17: “Als gevolg van emissies van stoffen door ENCI kunnen effecten optreden op de wezenlijke kenmerken en waarden van het beschermd natuurmonument en op de habitats van het Natura 2000 gebied waarvoor instandhoudingsdoelen gelden.” Blz 22: “Wel is als gevolg van de hoge achtergronddepositie de totale depositie in het gebied hoger dan de drempelwaarden.”. Zie voorts afbeelding 4.5 blz 19, tabel 4.6 blz 22 en tabel 5.9 blz 26 8 3 Natuurbeschermingswet vereist, ook al zou het misschien niet om significante effecten gaan. Dit blijkt rechtstreeks uit de wet. Op grond van artikel 19d, lid 1, van de Natuurbeschermingswet 1998 is het verboden zonder vergunning projecten of handelingen te verrichten die de kwaliteit van habitats kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. In dit artikellid staat niet dat sprake moet zijn van een significant effect. Voor al het handelen dat een verstorend effect kan hebben is een vergunning vereist en dient dus een vergunning te worden aangevraagd. Vervolgens staat in artikel 19f van de Natuurbeschermingswet 1998 dat voor iedere aanvraag die op grond van artikel 19d, lid 1, van de Natuurbeschermingswet 1998 is ingediend, beoordeeld dient te worden of het project/de handeling significante effecten kan hebben. Indien dat niet het geval is, kan een vergunning worden verleend. Indien het project wél significante gevolgen kan hebben dient een passende beoordeling gemaakt te worden.” Dat een vergunningsplicht bestond en een passende beoordeling nodig was, is dus al jaren geleden bij eenieder aan de orde gesteld en kan nu dus geen verrassing heten. ENCI had al vóór de uitspraak van de Raad van State van 3 juli 2013 beter kunnen weten en daarop moeten anticiperen met een vergunningaanvraag en passende beoordeling. Reeds in zijn uitspraak van 18 mei 2011 stelde de Raad van State vast: “2.9.4. Uit het voorgaande volgt dat de activiteiten van ENCI ten tijde van het bestreden besluit plaatsvonden in strijd met de artikelen 16, eerste lid, en 19d, eerste lid, van de Nbw 1998, nu de vergunning die op grond van deze bepalingen nodig was niet was verleend." Wat de milieuvergunning en de Belgische Natura 2000-gebieden aangaat: reeds in zijn tussenuitspraak van 29 augustus 2012 wees de Raad van State 9 er op dat “bovendien geen passende beoordeling is gemaakt”. De Raad van State droeg uw college vervolgens op zorgvuldig onderzoek te verrichten naar de gevolgen van de inrichting voor in België gelegen Natura 2000-gebieden. Dit impliceert dat een passende beoordeling diende te worden gemaakt. Uw college en ENCI hebben echter gemeend zich niet te hoeven houden aan deze opdracht. Ten onrechte, zoals blijkt uit de uitspraak van 5 februari 2014, waarbij de Raad van State de milieuvergunning vernietigde. 10 De aanpak van de passende beoordeling is allesbehalve voortvarend geweest. In het gedoogverzoek staat dat Arcadis ENCI heeft toegezegd dat zij op 16 mei 2014 de passende beoordeling aan u zou kunnen zenden. Die datum is niet gehaald. Onder verwijzing naar het stappenplan van Arcadis – dat buitengewoon vaag is – stelt ENCI in haar brief van 30 april 2014 dat zij eind juni over de passende beoordeling kan beschikken. Dit tijdstip is niet gehaald. In uw voornemen van 3 juni 2014 stelt u ENCI een termijn voor het indienen van de passende beoordeling tot 1 augustus. Deze termijn is niet gehaald en in de gedoogbeschikking verlengt u de termijn tot 1 oktober 2014. Dit is in het licht van de voorgeschiedenis en uw stelling dat u reeds beschikt over uitgebreide informatie toch niet voortvarend en een alleszins redelijke termijn te noemen. 3.11.C C.1a. Stijging milieubelasting per ton cement Deze paragraaf levert geen concreet inzicht op. Kwantificering en bewijsstukken ontbreken. U stelt – zonder concrete onderbouwing en becijfering - dat ENCI energetisch en milieutechnisch op een hoog niveau functioneert en door het gebruik van afvalstoffen als het RWZI-slib een zeer positief effect op de CO2emissie heeft. Deze voorstelling van zaken is te mooi om waar te zijn. Zie hierover de critische mening van Prof.dr.ir.Jan Rotmans in zijn mail aan SES van 13 oktober 2014 11. Geen alternatief voor verwerking gedroogd communaal rioolwaterzuiveringsslib Het is een onbewezen stelling dat er binnen twee weken in Nederland een ernstig milieuhygiënisch probleem ontstaat, wanneer de bedrijfsactiviteiten van ENCI tijdelijk worden stil gelegd. Betrouwbare documenten van onpartijdige en deskundige zijde ontbreken. 9 Onder 2.18.4 Onder 25, 25.1 en 25.2 11 Bijlage 4 10 4 Het verwerken van rioolslib bij ENCI gebeurt alleen maar vanwege de lage kosten. SES wijst u op http://www.snb.nl/ 12. SNB is de grootste rioolslibverwerker van Nederland, die nu ook al voor andere klanten werkt. SNB kan ook het slib verwerken dat nu naar ENCI gaat. Het is dus absoluut niet waar dat er geen alternatief is voor slibverwerking. Uw college heeft deze kwestie niet zorgvuldig onderzocht. Geen alternatief voor verwerking diermeel Ook hier ontbreken betrouwbare documenten uit neutrale bron. De stelling dat er een opslag- en verwerkingsprobleem voor diermeel in Nederland ontstaat, indien de cementproductie van ENCI (tijdelijk) zou worden stil gelegd, is niet bewezen. Voor het verbranden van diermeel zijn er heel veel alternatieven. Dat bleek wel in 2001 bij de uitbraak van de “gekke” koeien ziekte. Diermeel kan op veel plaatsen efficiënt worden verbrand. Bijvoorbeeld in energie centrales als de Amercentrale in Geertruidenberg. Het is ook hier alleen maar een kwestie van kosten. Doordat ENCI geen rookgasreiniging heeft zijn daar de kosten het laagst. Een betrouwbare afnemer is ENCI ook niet. ENCI lag de afgelopen jaren op onregelmatige tijden voor langere tijd stil. Enige maatschappelijke noodzaak is er dus niet. Uw college heeft deze kwestie niet zorgvuldig onderzocht. Toepassing van grond afkomstig uit de A2-ondertunneling In de speciale bijlage over de A2 van Dagblad De Limburger van 25 september 2014 staat dat na twee jaar graafwerk op 14 mei 2014 de laatste schep grond uit de tunnelbouwkuip is gehaald. Kayan Moors 13 vertelt in de bijlage dat de niet verontreinigde afgegraven grond is opgeslagen in een paar depots die nu bijna leeg zijn. Recent vernam SES dat resterende A2-grond naar het Grensmaas-project gaat. Andersluidende bewijsstukken van Avenue 2 ontbreken. Het is zeker niet zo dat de uitvoering van het door u op 31 oktober 2011 goedgekeurde eindplan van de groeve zonder A2-grond niet kan worden gerealiseerd. Het eindplan en het daarop gebaseerde, door u op 26 juni 2012 voor de periode 1 januari 2012 – 31 december 2014 goedgekeurde werkplan houden niets in over A2-grond. Realisatie inrichtingen Medwaste en Inashco De milieuvergunning van ENCI is voor de bedrijfslocaties van Medwaste en Inashco ingetrokken. De desbetreffende, zelfstandige, besluiten zijn onherroepelijk. De vernietiging van de milieuvergunning van ENCI doet de intrekkingsbesluiten niet vervallen en heeft geen gevolgen voor de aan Medwaste en Inashco verleende omgevingsvergunningen die eveneens onherroepelijk zijn. Hierin schuilt dus geen enkel argument voor een gedoogvergunning. Overigens is Medwaste nog steeds niet in bedrijf. C.1b De Raad van State oordeelde 5 februari 2014 onder 25.2 dat significante gevolgen van de ENCI-activiteiten voor in België gelegen Natura 2000-gebieden niet kunnen worden uitgesloten. Voortborduren op reeds beschikbare informatie, met name uit rapporten van Arcadis en Alterra, is daarom niet relevant voor de vraag of legalisering redelijkerwijs mogelijk is en evenmin voor de onbewezen stelling dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat voortzetting van de bedrijfsactiviteiten in elk geval voor de (beperkte) duur van een gedoogbeschikking niet zal leiden tot aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen en wezenlijke kenmerken van de relevante beschermde natuurgebieden in Nederland en België en bijgevolg verenigbaar is met de door de Habitatrichtlijn en de Natuurbeschermingswet 1998 beschermde (ecologische) belangen. De Natura 2000-gebieden in Nederland en België waar het hier om gaat worden nog steeds aangetast door verzurende en vermestende emissies van ENCI. In dit verband en ter weerlegging van wat hierover in de gedoogbeschikking staat geeft SES hier de feitelijke uitstoot van SO2 en NOx weer volgens de milieujaarverslagen van ENCI sedert 2008: 2009: NOx 1.337.631 kg, SO2 69.530 kg, 2010: NOx 1.053.614 kg, SO2 66.160 kg, 2011: NOx 959.590 kg, SO2 89.460 kg, 2012: NOx 972.492 kg, SO2 71.695 kg, (NOx gestegen ondanks installatie Low-Nox brander in 2011) 2013: NOx 1.050.161 kg, SO2 42.360 kg. (Toelichting milieujaarverslag op NOx: instelling Low-Nox brander veranderd om kwaliteit klinker te verbeteren; toelichting milieujaarverslag op SO2: “De verlaging van de SO2emissie is het gevolg van een lagere productie in combinatie met een lager zwavelgehalte in de grondstoffen”). 12 13 Bijlage 5 Bijlage 6 5 Verzuring en vermesting van de Habitattypen H6110, H6210 en H6230 in de Natura 2000-gebieden als gevolg van depositie van stikstofdioxide, zwavel en ammoniak vormen een ernstig probleem voor de desbetreffende instandhoudingsdoelstellingen. Zie hiervoor “Uitbreiding en herstel van Zuid-Limburgse hellingschraallanden, Eindrapportage 2 e fase O + BN onderzoek”, rapport nr. 2013/OBN177-HE, Den Haag 2013, blz 158 / 159 14 en blz 12 15 van de Kwaliteitstoets Sint Pietersberg 2012, een publicatie van de Vereniging Natuurmonumenten. De Vereniging Natuurmonumenten heeft in 2012 de stikstofdepositiewaarden gemeten en afgezet tegen de kritische depositiewaarde (Kdw mol/N/ha/jr) voor kalkrots- en pioniersvegetatie, kalkgraslanden, heischrale graslanden en glanshaverhooiland met als resultaat: kalkrots- en pioniersvegetatie, groeve Duchateau en Duivelsgrot, kwaliteit slecht, Kdw 1440, gemeten 1362 – 1415; kalkgrasland, kwaliteit matig, Kdw 1510, gemeten 1365; heischraal grasland Kannerhei en Zonneberghelling, kwaliteit slecht, Kdw 830, gemeten 1366; heischraal grasland groeve Duchateau, kwaliteit slecht, Kdw 830, gemeten 1415; heischraal grasland Westhelling, kwaliteit slecht, Kdw 830, gemeten 1922; glanshaverhooiland Kannerhei, Zonneberg en Popelmondedal, kwaliteit matig, Kdw 1400, gemeten 1367; glanshaverhooiland bij Fort Sint Pieter, kwaliteit matig, Kdw 1400, gemeten 1895. Aangezien de instandhoudingsdoelstellingen voor al voormelde habitattypen o.a. verbetering van kwaliteit inhouden, is het zaak ook voor de habitattypen die onder de Kdw-grens zitten, te blijven streven naar vermindering van de depositie van stikstof, zwavel en ammoniak Uw college ontkent niet dat verzurende depositie aanwezig en deels van ENCI afkomstig is, maar voert aan dat deze binnen een afstand van 1,5 kilometer van de groeve wordt geneutraliseerd door de depositie van kalkstof door ENCI. SES bestrijdt dat van dergelijke neutralisatie sprake is en verwijst daartoe naar het Memo van I.Csikos d.d. 11 oktober 2013 16, eerder vermelde Kwaliteitstoets en afbeelding 12 17 in Bijlage 13 van het StAB-advies van 15 mei 2013 in het beroep tegen de milieuvergunning, waaruit blijkt dat ten westen van de ENCI-groeve – waar het merendeel van de kwetsbare habittattypen H6110, H6210 en H6230 ligt - weinig kalkstof wordt gedeponeerd. Dit weinige kalkstof bereikt de Belgische Natura 2000-gebieden niet. C.2 Effecten op de markt Documenten en concreet bewijs van de gestelde effecten op de markt ontbreken. Bekend is dat er overcapaciteit aan cement(produktie) is. Momenteel is er vanwege de kredietcrisis en malaise in de bouwsector geen grote behoefte aan cement. ENCI heeft haar cementproductie verminderd. De markt zal het tijdelijk wegvallen van ENCI-cement stellig kunnen opvangen en voor het stilvallen van lopende grote projecten of stagnatie in de uitvoering van ophanden projecten behoeft niet worden gevreesd. Grotere transportafstanden? Voor ENCI geen valide argument. Laat ENCI maar eens de afstanden in kaart brengen van alle afvalstoffen die zij uit binnen- en buitenland van heinde en verre naar Maastricht laat komen. In voormelde A2-bijlage vertelt René Lacroix, commercieel technisch adviseur van Mebin, een onderdeel van de Heidelberg Cement Group, dat de betonmortelfabricage voor de tunnelbouw er bijna op zit 18 . En huis-aan-huisblad De Ster van 14 november 2014 19 meldt dat medio december 2014 het laatste beton zal worden gestort, waarmee dan de ruwbouw van de dubbellaags tunnel gereed is. 14 Bijlage 7 Bijlage 7a 16 Bijlage 8 17 Bijlage 9 18 Bijlage 10 15 6 Effecten voor het personeel De gedoogbeschikking gaat voor de directe werkgelegenheid van onjuiste cijfers uit; concrete en betrouwbare documenten met betrekking tot indirecte werkgelegenheid ontbreken. Op welke bedrijfstechnische en concerntechnische overwegingen de gedoogbeschikking doelt is onduidelijk. SES herinnert er aan dat niet aannemelijk is dat toeleveranciers en dienstverleners volledig afhankelijk zijn of zich zullen maken van ENCI. Iedereen weet dat het bedrijf al jaren heeft te maken met economische en maatschappelijke tegenwind, onzekerheden, reorganisaties, ontslagrondes en vanaf medio 2019 alleen als maalbedrijf zal doorgaan. Voorts moet meegewogen worden dat het Plan van Transformatie in nieuwe en ruimere werkgelegenheid voorziet, met een zekere voorrang voor werknemers van ENCI, maar de gedoogbeschikking laat dit na. De gedoogbeschikking rept van de kans op calamiteiten en ongevallen bij herstart van de productie. Dit kan geen factor van betekenis zijn. Herstart is een regelmatig terugkerend fenomeen waarin veiligheidsprotocollen zullen voorzien. Waarom het bedienend personeel bij herstart (per definitie?) minder alert zou zijn ontgaat SES. Afgezien van de bij herhaling optredende storingen die leiden tot ovenstop, is het zo dat de oven als regel om de 7 maanden gedurende weken wordt gestopt om regulier onderhoud te kunnen plegen. Al enige tijd ligt de oven om de 14 dagen twee weken stil, omdat er niet zoveel vraag naar cement is. Technische effecten Dat na een tijdelijke stop veel productie-installaties vervangen dan wel gereviseerd dienen te worden met investeringsverliezen als gevolg is niet onderbouwd. Dit geldt speciaal voor het beweerde corroderen van het elektrofilter en kromtrekken van de oven. Specificatie en kwantificering van eventuele herstelkosten ontbreken. C.3 De belangen van omwonenden Dat bepaalde voorschriften van de milieuvergunning de toets van de Raad van State uiteindelijk hebben doorstaan, wil nog niet zeggen dat daardoor de belangen van omwonenden genoegzaam gewaarborgd zijn. De normen voor de uitstoot van schadelijke gassen en stoffen zijn niet gebaseerd op de richtlijnen van de Wereldgezondheidsorganisatie, maar op een politiek-economisch compromis onder invloed van industriële lobby. De ruime normen voor de cementindustrie vormen hiervan een goed voorbeeld. Met betrekking tot de stofemissie heeft ENCI in de procedure over de milieuvergunning beroep gedaan op de BREF voor de cementindustrie. SES wijst andermaal op het ECM-rapport 20 met een gezondheidskundige beoordeling van de activiteiten van ENCI, waaruit blijkt dat de gezondheid van omwonenden niet is gewaarborgd. Het gevaar van zwaveldioxide (SO2) voor de mens is laatstelijk beschreven in de NRC van 7 november 2014 21. SO2 stimuleert de vorming van fijn stof en kan ademhalingsproblemen veroorzaken. Het milieujaarverslag van ENCI over 2013 geeft aan dat in totaal 55,92 kg kwik is uitgestoten. Dit is niet gering. Het gevaar van kwik voor de gezondheid is algemeen bekend. In de toelichting schrijft ENCI dat de in 2013 uitgevoerde meting een momentopname is. Deze verklaring kan omwonenden niet geruststellen en doet de vraag rijzen waarom niet frequenter gemeten wordt. En dat niet alleen op kwik, maar op alles dat door de schoorsteen de lucht in gaat. SES bepleit frequente emissie-metingen door een onafhankelijk bureau. Normen stellen is één, deze niet overschrijden vers twee. Uit bijgaande brief van uw college 22 blijkt dat er 13 overschrijdingen van de daggemiddelde waarde NOx zijn gemeld. Uit deze brief blijkt voorts dat 77 klachten over stankoverlast zijn ingekomen en dat 32 incidenten aanleiding gaven tot stankklachten. SES vraagt nog eens uw aandacht voor Bijlage 1 van haar zienswijze. 19 Bijlage 11 Overgelegd bij de zienswijze 21 Bijlage 12 22 Bijlage 13; bladzijde 2 van brief kenmerk 2014 / 61026 d.d. 4 november 2014 20 7 SES blijft er op aandringen: 1) de klachten over geluids-, stank- en stofoverlast niet te bagatelliseren en aan de gedoogbeschikking specifieke voorwaarden te verbinden om deze overlast te voorkomen of tenminste aanzienlijk te reduceren; 2) deze voorwaarden strikt en voor de omwonenden, onder meer door regelmatige controles en metingen alsmede adequate publieksinformatie daarover, transparant te handhaven. Aanpassing van de huidige klachtenregeling is noodzakelijk. Het blijft bij een schriftelijke bevestiging van de klacht onder vermelding dat deze in het reguliere traject van handhaving wordt meegenomen. Daarna verneemt men niets meer. Het validatieproces is ondoorzichtig. In bijlage 12 wordt vermeld dat geen toelichting op geluids- en stankklachten is vereist, tenzij sprake is van meer dan vijf gelijktijdige klachten (binnen 4 uur). Redelijk en respectvol zou op zijn minst zijn dat iedere klager bericht ontvangt over de validatie van zijn / haar klacht en een toelichting op de oorzaak van de overlast. Effecten voor de Staat Daargelaten dat dit geen in aanmerking te nemen effecten zijn: elke onderbouwing ontbreekt; laat ENCI eens haar jaarrekeningen en betrouwbare documenten in het geding brengen. De belangen van toeleveranciers en overige belangen Deze zijn hiervoor reeds besproken. Betrouwbare en gedocumenteerde onderbouwing ontbreekt. Plan van Transformatie / Afwerking groeve SES verwijst naar haar zienswijze, die niet is weerlegd. In de zienswijze stelde SES: overigens is nu al duidelijk dat de huidige, als gevolg van de bouwcrisis verminderde klinker- en cementproductie tot gevolg heeft dat de geplande maximale hoeveelheid kalksteen medio 2018 niet zal zijn gewonnen. In reactie hierop stelde uw college in de gedoogbeschikking 23 : “ENCI geeft aan dat er nog een 4 miljoen m3 aan mergel uit de groeve moet worden gewonnen en vervolgens ook uit de groeve moet worden verwijderd om het eindplan uit het PvT te kunnen realiseren. Het is daartoe dus noodzakelijk dat er een verwerkingsmogelijkheid van de mergel aanwezig blijft. Zonder oven- en maalbedrijf is het verwerken en daarmee ontgraven van mergel geen reële optie. Verkoop van mergel is vanwege de vochtigheid ervan evenmin een optie.” Dat verkoop wèl mogelijk is blijkt uit bijgaand 24 persbericht dat op 19 november 2014 op de website van de provincie verscheen. Diezelfde dag publiceerde Dagblad De Limburger bijgaand artikel 25 waaruit blijkt dat Sibelco ongeveer 500.000 m3 mergel verwacht. Waaraan voormeld aantal van 4 miljoen m3 mergel is ontleend is niet duidelijk. Bijlage 1 van het door u op 26 juni 2012 goedgekeurde Werkplan 2012 – 2014 geeft als winbare hoeveelheden voor deze periode op: droge mergel 1.924.292 m3, nat/droge mergel 638.398 m3 en natte mergel 2.286.098 m3, totaal 4.848.788 m3. De tabel op bladzijde 5 van dit Werkplan vermeldt echter: droge mergel 1.200.000 m3, half nat / half droog 390.000 m3 en natte mergel 1.500.000 m3, totaal 3.150.000 m3. In een en hetzelfde document dus een verschil van afgerond 1.7 miljoen m3. Niet voor niets dringt SES aan op betrouwbare en consistente gegevens. Wel duidelijk is dat de als bijlage 14 en 15 overgelegde publicaties bevestigen dat de geplande maximale hoeveelheid kalksteen medio 2018 niet zal zijn gewonnen. 23 Blz 38; zie ook blz 19 Bijlage 14 25 Bijlage 15 24 8 Tot slot SES blijft bij haar standpunt dat bij het wegen van het belang van omwonenden en hun leefmilieu vergeleken moet worden met de situatie dat de milieubelasting door ENCI ontbreekt. In dit verband herinnert SES aan de u welbekende Bureaustudie uitstoot ENCI Maastricht d.d. 2 september 2009, waarin MOB constateert dat de omgevingskwaliteit van ENCI significant zal verbeteren, wanneer ENCI de mergelwinning en klinkerproduktie stopt 26. De gedoogbeschikking neemt dit ten onrechte niet in aanmerking. SES verzoekt haar bezwaar gegrond te verklaren en de gedoogbeschikking van 26 augustus 2014 te herroepen. Subsidiair verzoekt SES aan de beschikking voorwaarden te verbinden als onder C3 bij de belangen van omwonenden aangegeven en voorts in het belang van de bescherming van Natura 2000 soorten die gevoelig zijn voor verzuring en vermesting de emissienorm voor NO x en SO2 aan te scherpen tot resp. 500 mg/m03 en 50 mg Nm3. Hoogachtend, E. de Haas – Luyendijk, Voorzitter 26 J.M.F. Paulussen – van Delft, secretaris Blz 49 9
© Copyright 2024 ExpyDoc