Zorgplan 2014-2015 Inleiding Vakcollege Amersfoort: Onderneem(t) het! Streefbeeld Het Vakcollege Amersfoort is een vmbo-school met vier programma’s, te weten: Techniek (inclusief bouw) HTV Zorg en Welzijn Handel & Administratie Leerlingen kunnen op twee niveaus van het vmbo (basisberoepsgerichte leerweg en de kaderberoepsgerichte leerweg) inclusief leerweg ondersteuning (LWOO) volgen. Daarnaast wordt er in klas 4 een leerwerktraject aangeboden. Missie: Talent al jong stimuleren en hen via een excellente leergang effectief opleiden voor een baan als gekwalificeerd vakman of vakvrouw bij (semi-)overheidsinstellingen en/of in het bedrijfsleven. Het Vakcollege staat voor: oog voor talent o ieder leerling heeft talenten en krijgt de kans die te ontwikkelen o aan excellente leerlingen bieden we extra mogelijkheden onderwijs op maat voor iedere leerling o geen enkele leerling verlaat de school zonder vmbo-diploma of mbodoorstroomkwalificatie. Vakcollege zijn betekent: Talent stimuleren door leerlingen via een excellent traject op te leiden voor een baan als gekwalificeerd vakvrouw of –man in het bedrijfsleven. Zes-jarige opleiding: vmbo + 2 jaar Mbo (niveau 2/3) o Stevige samenwerking met Mbo Nauwe relatie met het bedrijfsleven o Nauwe contacten met bedrijfsleven Vanaf de eerste schooldag in het eerste jaar praktisch aan de slag het stimuleren van ondernemend gedrag bij leerlingen/medewerkers van de school. Onderwijs Het Vakcollege Amersfoort biedt aantrekkelijk en praktijkgericht onderwijs, al direct vanaf het eerste leerjaar. Vanzelfsprekend zorgt de school ook voor kwalitatief hoogstaand AVO onderwijs. Door verkennen, verdiepen, verbinden en verbeteren leren leerlingen hun talenten optimaal te ontwikkelen. Intake van de basisscholen en de eerste weken bij ons op school vormen het startpunt van waaruit leerlingen zelf een actievere rol spelen in het (leer-) proces. Ze leren zich aanpassen aan nieuwe situaties die ontstaan door technische en technologische ontwikkelingen. Hun talenten worden geprikkeld door moderne, uitdagende en praktische opdrachten. Tijdens de opleiding ontwikkelen de leerlingen een brede vakkennis en uitgebreide vakvaardigheden. Ze sluiten de opleiding af met een MBO startkwalificatie en tussentijds, na 4 jaar, met een vmbo-diploma Leerlingen kiezen direct bij instroom in het eerste leerjaar voor één van de vier richtingen. Gedurende de eerste twee leerjaren, waarin oriënteren centraal staat, bestaat de mogelijkheid om te ‘switchen’ naar een andere richting. Dat betekent dat de programmering in de eerste twee leerjaren zodanig is dat : - leerlingen zich niet alleen goed kunnen oriënteren op de richting die ze gekozen hebben, maar tevens op de drie andere richtingen die het Vakcollege Amersfoort aanbiedt, - er een (additioneel) instroomprogramma komt op enkele momenten (bijvoorbeeld aan het begin van het tweede en aan het begin van het derde leerjaar), waardoor instromers zonder al teveel problemen kunnen invoegen. Van essentieel belang voor de vormgeving van het onderwijs is een nauwe samenwerking met bedrijven en instellingen in de regio en de beide ROC’s: MBO Amersfoort en ROC Midden Nederland. Organisatie Het Vakcollege Amersfoort kent een eenhoofdige leiding (directeur), die met een ruim mandaat direct onder het CvB van het Meridiaan College valt. Zijn opdracht is: integraal leiding geven aan het Vakcollege Amersfoort, door enerzijds direct leiding te geven aan de afdelingsleiders en anderzijds relaties te leggen en onderhouden met de stakeholders buiten de school, in het bijzonder het bedrijfsleven en de ROC’s in de regio. De directiestructuur bestaat uit één directeur en twee afdelingsleiders. De afdelingsleiders zijn verantwoordelijk voor de gang van zaken in de verschillende afdelingen. Op het Vakcollege is vanaf het eerste leerjaar sprake van een doorlopende leerlijn binnen elk van de drie programma‟s. Om hier recht aan te doen worden de teams verticaal georganiseerd. Er zijn drie teams: Techniek, Zorg & Welzijn en Economie & Ondernemen Elk team staat onder leiding van een afdelingsleider, deze is verantwoordelijk voor onderwijs en begeleiding aan de leerlingen die tot hun team behoren. „Afdelingsleider‟ is een directiefunctie; de afdelingsleider is, als leidinggevende van zijn/haar team, verantwoordelijk voor onderwijs en begeleiding in zijn/haar team en voor de uitvoering van personeelsbeleid. De afdelingsleiders worden ondersteund door stafafdelingen, zoals zorgcoördinator, projectleider, roostermaker en P&O. Deze zijn dienstverlenend aan de afdelingen. De dagelijkse operationele leiding is vooral in handen van de afdelingsleiders. De beide afdelingsleiders opereren als een „tandem‟: ze zijn in staat elkaar bij afwezigheid te vervangen. De schoolleiding (directeur + 2 afdelingsleiders) stelt jaarlijks in oktober het beleidsplan voor komend schooljaar vast. Hierin staat op uitdagende wijze beschreven welke ambities op korte en op langere termijn zullen worden waargemaakt. Ieder team maakt jaarlijks een teamplan, waarin staat hoe het team bijdraagt aan de Vakcollege-brede ontwikkellijnen. Zowel beleidsplannen als activiteitenplannen zijn kort, krachtig, uitdagend en resultaatgericht geformuleerd. Het zorgplan neemt een belangrijke plaats in omdat deze direct effect heeft op onze leerlingen en bijdraagt tot het voorkomen van vroegtijdig schoolverlaten. Namens de schoolleiding, K. Janssen, directeur Zorgplan Vakcollege Amersfoort Deel 1 : Uitgangspunten / visie op zorg op het Vakcollege Amersfoort. Leerlingenzorg is het geheel van maatregelen welke de school treft zodat de leerlingen zich optimaal kunnen ontwikkelen. De zorg is gericht op: De cognitieve en intellectuele mogelijkheden en de wil om te leren De persoonlijkheidskenmerken De emotionele beleving van de omgeving Het geheel aan normen en waarden Welbevinden De speerpunten voor de leerlingenbegeleiding van het Vakcollege Amersfoort zijn: 1. De leerling staat centraal, zowel voor het individu als voor de groep. De leerling wordt gezien als een eigen persoonlijkheid en hij/zij leert zichzelf waarderen als uniek persoon en wordt gestimuleerd in zijn/haar prestaties. Er wordt gestreefd naar een optimaal contact tussen leerlingen onderling en leerling en medewerkers. 2. Elke leerling krijgt de mogelijkheid om onderwijs te volgen en een diploma te halen. 3. Er is een heldere leerlingenzorg. De structuren zijn duidelijk, evenals de verwijscriteria. Iedereen weet waar hij/zij aan toe is en wie waarvoor verantwoordelijk is. De leerlingenzorg is kleinschalig en persoonlijk. Er zijn duidelijk regels, die door iedereen worden nageleefd. 4. Inhoud leerlingbegeleiding: de leerlingbegeleiding is gericht op de drie elementen: leren leren, leren kiezen en leren leven. 5. Er is een goed functionerend leerlingvolgsysteem. 6. er worden goede kwalitatieve en kwantitatieve analyses gemaakt welke dienen ter verbetering van onze leerlingbegeleiding. Om deze uitgangspunten gestalte te geven is er binnen het Vakcollege gekozen voor een systeem van klassenmentoraat en is er daarnaast een zorgstructuur aangestuurd door het begeleidingsbeureau. Het Begeleidingsbureau is in staat een netwerk van externe te creëren, zodat zij tijdig hulp en advies kunnen vragen. Het Samenwerkingsverband Eemland is de laatste schakel in de zorg en wordt gebruikt als beleids- en adviesorgaan. De vakdocent De school is verantwoordelijk voor het optimaliseren van de weg die de leerling moet afleggen om het diploma te behalen ter voorbereiding op de maatschappij. Een voorwaarde hiervoor is dat de vakdocenten in staat worden gesteld een optimale lessituatie te creëren en dat leerlingen in geval van problemen binnen het vak een beroep kunnen doen op de vakdocent. De vakdocent heeft als taak problemen binnen zijn vak te signaleren, te bespreken en zo mogelijk op te lossen door bijvoorbeeld extra individuele aandacht op de specifieke leervraag van de leerling en het vak. Vaak zijn oorzaken van bijvoorbeeld verminderde leerprestaties te vinden in de sociaal-emotionele sfeer. Een leerling kan bijvoorbeeld faalangstig zijn of problemen hebben in de thuissituatie. Dit kan het leerproces belemmeren. De vakdocent moet in staat zijn blokkades –voor zover mogelijk- binnen de les op te lossen, zodat de leerling zich kan richten op de schoolse taken. Wanneer problemen van een leerling te veel tijd kosten of lesoverstijgend van aard zijn, kan de vakdocent een beroep doen op de vertrouwde persoon in de school: de mentor. De mentor Omdat het belangrijk is dat de drie elementen (leren-leren, leren kiezen, en leren leven) terugkomen in de begeleiding ligt de keuze voor de mentor als vast aanspreekpunt voor de hand. De mentor heeft, net als de vakdocent, de taak signalen te herkennen, te vertalen en problemen bespreekbaar te maken. Daarnaast onderhoudt de mentor contacten met de leerling, de ouders, de vakdocent en specialisten (intern en extern). Indien problemen vakoverstijgend zijn neemt de mentor de begeleiding over van de vakdocent. Als de problemen de deskundigheid van de mentor te boven gaan of de tijdsinvestering te groot is, kan de mentor de leerling verwijzen naar het zorgteam. (zie hiervoor de bijlage “coherent zorgbeleid”) Het mentoruur is een vast contactmoment tussen mentor en groep. De methode “leefstijl” is de leidraad van dit mentoruur. Daarnaast begeleidt de mentor de leerlingen individueel. Portfoliogesprekken tussen mentor en leerling vormen de basis voor een intensieve begeleiding van de leerling, waarbij de leerling eigenaar is van zijn voortgangsproces. Het begeleidingsbureau De mentor wordt bij deze taak ondersteund door de afdelingsleider en de specialisten in de school. In het Vakcollege bestaat het begeleidingsbureau uit de zorgcoördinator, remedial teacher, leerlingbegeleiders, orthopedagoog, decaan, vertrouwenspersoon. Zij zijn niet allen deelnemer tijdens vergadermoment van het interne zorgteam. De specialisten krijgen steeds meer een tweedelijnsfunctie. Taken kunnen o.a. zijn: preventieve zorg, het ontwikkelen van beleid en materiaal, het coachen en begeleiden van de mentoren en begeleiding van probleemleerlingen. Voor de uitvoering van dit proces zie bijlage “coherent zorgbeleid”. Het Zorg adviesteam (ZAT) Periodiek, meestal eens in de zes weken komt het zorg adviesteam bijeen. In ZAT zitten vertegenwoordigers van de school/locatie, van de GGD, Sovee, Bureau JeugdZorg en de leerplichtambtenaar. Doel van het ZAT is risicoleerlingen in een vroeg stadium te signaleren met als doel dat zij hun schoolcarrière, met eventuele hulp van externe, succesvol kunnen doorlopen. Het ZAT heeft naast een preventieve taak ook een adviserende taak. In het ZAT wordt bepaald wie de case-manager van de begeleiding van en specifieke leerling is/wordt. De externe specialisten hebben naast Het ZAT overleg geregeld contact met de zorgspecialisten van de school. Randvoorwaarden voor de leerlingbegeleiding: 1. Een goed pedagogisch klimaat Het is de taak van directie en medewerkers om niet alleen aandacht te besteden aan het verzorgen van goed onderwijs (didactisch verantwoord) maar ook oog te hebben voor de condities die voor effectief leren van belang zijn : m.a.w. een goed pedagogisch klimaat. Een goed pedagogisch klimaat onder andere zichtbaar in de schoolsfeer, het klasklimaat, de uitstraling van de school, de mate waarin leerlingen een beroep kunnen doen op begeleiding. Alle medewerkers van de school zijn “model” voor “hoe het op school gaat en voor wat er van iedereen die werkt en leeft binnen de school wordt verwacht”. De attitude van medewerkers van de school moet gericht zijn op een veilig klimaat, waarin zorg is voor iedere leerling en regels en structuren duidelijk zijn,. Bewust is het woord medewerkers gebruikt, omdat ook de conciërge en administratieve medewerkers het pedagogisch klimaat mede vormgeven. Het is belangrijk dat op onderwijs- en zorggebied een groot aantal zaken door medewerkers preventief wordt aangepakt, tijdig wordt gesignaleerd, maar vooral ook dat er wordt gereageerd door signalen op te pakken, te bespreken en de juiste interventies te doen. Een goed pedagogisch klimaat is voelbaar bij de instroom van leerlingen, merkbaar tijdens de gehele schoolloopbaan en geeft de leerling bij het verlaten van de school waardevolle “bagage” mee voor de vervolgopleiding of werkkring. 2. Heldere communicatielijnen Het is belangrijk dat er een heldere communicatiestructuur is tussen alle betrokkenen. Overleg is van essentieel belang om een systeem van geïntegreerde leerlingbegeleiding vorm en inhoud te geven. Er dient ruimte te zijn voor overleg over bijvoorbeeld: de vorderingen van leerlingen, het groepsproces, het welzijn van de leerling, de interactie tussen mentor en leerling en de verwijzing en/of terugkoppeling van gegevens. 3. Leren van en met elkaar Naast de overlegsituatie is het belangrijk dat er een systeem wordt opgezet waarin docenten voortdurend leren van en met elkaar. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van: a. Het volgen van trainingen op terreinen waar de ontwikkelbehoefte van docenten ligt; zoals differentiatie, didactische werkvormen of omgaan met verschillen b. Teambuilding: versterken van de onderlinge communicatie en werksfeer; Hoe kun je elkaar op een goede manier aanspreken en ondersteunen. c. Een systeem van intervisie of peer coaching (collegiale intervisie). d. Supervisie e. Voor de specialisten geldt dat het belangrijk is dat zij getraind worden in het coachen van de mentoren en hiervoor handvatten krijgen aangereikt. Het vakcollege Amersfoort heeft in haar beleidsplan voortdurend aandacht voor het bovenstaande. Diverse scholingstrajecten worden aangeboden en/of schoolbreed gevolgd om het pedagogisch klimaat en het leren van elkaar vorm te geven. Deel 1 uitvoering: Een “Coherent Zorg beleid” ‘Een coherent zorgbeleid’ Een uitdaging voor de school van de toekomst Zorgbeleid: Uitgangspunten De school heeft bij problemen de eerste verantwoordelijkheid voor het zorgen voor hulp. Zorg voor leerlingen met specifieke behoeften is een integraal deel van de taak van elk teamlid (niet alleen van de remedial teacher of de leerlingbegeleider). Als anderen (externe hulp, ZAT) betrokken worden, behoudt de school ook haar verantwoordelijkheid. De diverse verantwoordelijkheden moeten gecoördineerd vorm krijgen. Door kennis en ervaring bij (zorg)leerlingen vast te leggen wordt expertise opgebouwd. Koersbepaling Vakcollege Amersfoort Doelstelling: De zorg wordt meer in de 1ste lijn gevoerd en experts krijgen een grote plek in de teams en delen expertise. Handelingsplannen zijn digitaal beschikbaar voor elke LWO leerling. Handelingsplannen zijn taak/actie gericht worden geëvalueerd bijgesteld en uitgezet in de tijd, waarbij een ontwikkelingsperspectief vooraf goed is geformuleerd. Iedere klas heeft een groepsplan dat actueel is. I De interne zorgstructuur. Welke groeperingen werken binnen onze school? Hoe lopen de lijnen? Wie is waar verantwoordelijk voor? Wie onderhoudt de contacten met wie? Wie dragen innovatieve ideeën aan voor zorgbeleid en wie bereiden dit voor? Wat wordt de plaats van het ZAT binnen onze school? De interne zorgstructuur wordt middels dit document in beeld gebracht. Van MENTOR naar ZAT In dit document wordt zichtbaar welke groeperingen binnen onze school werkzaam zijn en hoe de communicatielijnen dienen te lopen. Iedere fase in het proces van zorg naar de leerlingen kenmerkt zich door een professioneel moment. Wat is een professioneel moment? Een professioneel moment kenmerkt zich door een actie van een professional die betrekking heeft op de zorgleerling. Professionals zoals mentoren, docenten, afdelingsleiders, leerlingbegeleiders. Geïntegreerde zorg vraagt om samenhang tussen de verschillende professionele momenten. Vanuit dit standpunt achten wij van belang dat deze professionele momenten met criteria worden vastgelegd. Professioneel moment I (Mentor begeleidingsgesprekken) Criteria Betrokkenen - er dienen gesprekken door de - Zorgleerling mentor/coach met de betrokken - Mentor zorgleerling plaatsgevonden te - Betrokken docenten hebben alvorens hij als ‘urgente leerling’ wordt ingebracht in de vaste leerlingbespreking. - Verwerking van deze gesprekken in LVS (Magister) door de mentor/coach. - Raadpleging middels collegiale consultatie Professioneel moment II (Teamoverleg) Criteria - Acties ondernomen in P.M. I hebben niet het gewenste resultaat gebracht. - Formulering van een probleemstelling/hulpvraag. - Raadpleging middels collegiale consultatie binnen het team. - Gerichte actie op het functioneren van zorgleerling in de klas (met behulp van de leerlingbegeleider). - Terugkoppeling naar de betrokken docenten met behulp van het handelingsplan in LVS Magister. Door de mentor. Professioneel moment III (intern zorgteam) Criteria - Acties ondernomen in P.M. II hebben niet het gewenste resultaat gebracht. - Zorgleerling behoeft case-manager. - Vraagt om verdieping van de hulpvraag. - Verwerking in het handelingsplan te vinden in LVS (Magister) Door de afdelingsleider. Professioneel moment IV (ZAT) Criteria - Acties ondernomen in P.M. III hebben niet het gewenste resultaat gebracht. - Vraagt om verdieping van de hulpvraag. - Vraagt om extern advies. - Verwerking in het handelingsplan te vinden in LVS (Magister) door de - Betrokkenen Zorgleerling Mentor Docententeam Leerlingbegeleider (adviserend) Afdelingsleider Overige specialisten (RT, SVT, FRT en Decaan) Ouders - Betrokkenen Orthopedagoog Leerlingbegeleiders (uitvoerend) Afdelingsleider Zorgcoördinator Ouders Externe hulpinstanties - - Betrokkenen Zorgcoördinator Leerlingbegeleiders Externe hulpinstanties (BJZ, SOVEE, LPA, GGD mn) Ouders ZOCO/Lln begeleider. Algemene Afspraken betreffende de zorg op het Vakcollege Amersfoort Mentor bestudeert aan het begin van het schooljaar het dossier van mentorleerlingen. Medewerker die de basisschool bezoekt zorgt voor overdracht van de handelingsplannen en vult het inlichtingenformulier in.. Bij het indelen van de klassen houdt men rekening met de hulp/zorgvraag van de leerling. Afdelingsleider voorziet mentor van overzicht zorgleerlingen per klas. Iedere leerling wordt minimaal 3 x per jaar bij de leerlingbespreking doorgesproken met behulp van een inlichtingenformulier. STAPPENPLAN VOOR DE BEGELEIDING Iedere medewerker is alert op signalen die kunnen leiden tot een hulpvraag. STAP 1 Mentorbegeleiding STAP 2 De Leerlingbespreking Mentor brengt de leerling in bij leerlingbespreking, formuleert hulpvraag en de komt middels een collegiale consultatie tot een nieuwe interventies. Terugkoppeling naar betrokken docenten vindt plaats d.m.v. notitie in Magister. Bij onvoldoende resultaat volgt PM 3 STAP 3 Zorgteam: Bespreekt de gedane interventies. Wijst een Case-Manager aan. Komt tot interventies. (externen, Zorg Advies Team, etc.) Bij onvoldoende resultaat volgt PM 4 STAP 4 Zorgadviesteam (ZAT) waaraan deelnemen: afvaardiging van het zorgteam leerplichtambtenaar bureau jeugdzorg wul schoolverpleegkundige/arts wijkagent Het ZAT adviseert en verwijst eventueel naar externe hulpverleners. Deelnemers houden op afspraak contact met elkaar over vorderingen begeleiding. Het ZAT komt 4 á 5 keer per jaar bij elkaar. ACTIE MENTOR PM 1: Welke acties heeft de melder zelf ondernomen. Mentor checkt het dossier Mentor voert gesprekken met de leerling. Collegiale consultatie. Bedenkt interventie. Indien noodzakelijk neemt hij contact op met thuis. Gesprekken en interventies in het handelingsplan vastleggen (Magister). PM 2: Bij onvoldoende resultaat volgt een gesprek met de afdelingsleider waarbij men de voorafgegane interventies bespreekt en de leerling aanmeldt voor de leerlingbespreking. PM 3: Mentor meldt de leerling met behulp van het handelingsplan aan bij het zorgteam en zorgt er tevens voor dat de ouders verder worden geïnformeerd. ACTIE Mentor Formuleert de hulpvraag en ondernomen acties. Informeert het docententeam over de begeleiding. ACTIE Case-Manager: Gaat in gesprek met leerling Bestudeert het dossier. De Case-Manager meldt de eerste maal schriftelijk informatie terug aan de mentor. Case-Manager en mentor informeren elkaar. mondeling tussentijds over de begeleiding. Initieert een individueel handelingsplan. Informeert het zorgteam over de interventies en voortgang. ZOCO koppelt terug aan de mentor PM 4: Case-Manager formuleert hulpvraag en brengt via onze vertegenwoordiger in het ZAT de leerling in. OPMERKINGEN: PM: Professioneel Moment Handelingsplan aan het eind van het jaar in het leerlingdossier en up to date in Magister. Bij calamiteiten kan men van het stappenplan afwijken. Taakomschrijving leerlingbegeleider 1. Plaats in de organisatie: De leerlingbegeleider is een zesjaars taak. De leerlingbegeleider speelt een adviserende rol in de begeleiding naar de teams. Zij is uitvoerend op het gebied van zorgbegeleiding van leerlingen die in PM 3 zitten (zie notitie een coherent zorgbeleid). Hij/Zij voert in samenspraak met de afdelingsleiders en zorgcoördinator de inhoud van het begeleidingsprogramma uit. 2. Functionele relaties: Intern: Leerlingen, afdelingsleiders, mentoren, docenten, remedial-teacher en zorgcoördinator. Extern: Ouders/verzorgers, ZAT, BJZ, GGD, AMK, RIAGG, Sovee, LPA en zorgplatform. 3. Taakinhoud: a) Het uitvoeren van activiteiten in het kader van het zorgteam. b) Het verzorgen van bijzondere en/of intensieve begeleiding. 3.1 Toelichting op de hoofdbestanddelen. Ad a. Het uitvoeren van activiteiten in het kader van het zorgteam. Geeft advies op de verschillende vormen van leerlingbegeleiding binnen de teams. Heeft contacten/overleg met externe hulpverleningsinstanties met betrekking tot leerlingbegeleiding, na overleg met de afdelingsleider en zorgcoördinator . Voert leerlingbegeleidingsactiviteiten uit in de verschillende teams. Geeft mede uitvoering aan het leerlingvolgsysteem. Is procesbewaker van de leerlingbesprekingen. Heeft overleg met afdelingsleiders en decaan. Is aanwezig bij ouderavonden, open dag, introductie, informatieavond en dergelijke. Kan geraadpleegd worden i.v.m. toelating van leerlingen. Het geven van training op het gebied van SVT en faalangst i.s.m. andere specialisten. Het voorzitten van de leerlingbesprekingen op de werkmiddag. Ad b. Het verzorgen van bijzondere en/of intensieve begeleiding. Maakt deel uit van het zorgteam. Voert in overleg met mentor en afdelingsleider begeleidingsgesprekken met leerlingen die specifieke problemen hebben. Overlegt zonodig na overleg met de afdelingsleider met interne en/of externe deskundigen. Overlegt met docenten, mentoren en ouders over leerlingen met specifieke problemen. Vanuit de tweede lijn mentoren ondersteuning geven bij leerlingbegeleiding. Training en consultatie geven aan medewerkers. Taakomschrijving zorgcoördinator 1. Plaats in de organisatie De zorgcoördinator is een zesjaars taak. De zorgcoördinator is niet rechtstreeks betrokken bij een team. Hij is verantwoordelijk voor de implementatie en informatievoorziening van het zorgbeleid op de locatie. Hierin is een nauwe samenwerking met afdelingsleiders, directeur, interne specialisten en docenten vereist. 2. Functionele relaties Intern Afdelingsleiders, mentoren, docenten, remedial teacher en tweedelijns zorgspecialisten. Extern Samenwerkingsverband, ZAT 3. Taakinhoud a) Het uitvoeren van activiteiten die bijdrage aan een effectieve zorgstructuur en zorgcultuur binnen school. b) Het verzorgen van ondersteuning aan personeelsleden dat bijdraagt aan een effectieve zorgstructuur en zorgcultuur binnen school. Ad a) Het uitvoeren van activiteiten die bijdrage aan een effectieve zorgstructuur en zorgcultuur binnen school. Rapporteert periodiek over de voortgang en het resultaat van de leerlingbegeleiding aan de afdelingsleiders. Het organiseren van themamiddagen of avonden gericht op sociaal-emotionele problematiek of cognitieve achterstanden. Neemt bij relevante onderwerpen deel aan het afdelingsleidersoverleg. Informeert afdelingsleiders en docenten over zijn werkzaamheden. Is voorzitter van het ZAT op de locatie. Leidt de zorgteamvergaderingen. Voorziet teams tijdig van adequate informatie. Coördineert het veranderingsproces op de locatie. Coördineert het zorgteam en stuurt de specialisten aan. Neemt deel aan netwerken van het samenwerkingsverband. Controleert handelingsplannen in LVS en rapporteert aan de afdelingsleider. Is verantwoordelijk voor en houdt de zorgagenda bij. Procesbewaker van de leerlingbesprekingen Ad b) Het verzorgen van ondersteuning aan personeelsleden dat bijdraagt aan een effectieve zorgstructuur en zorgcultuur binnen school. In overleg met de afdelingsleider het coachen en begeleiden, in het kader van de zorgstructuur, van docenten. Zorgdragen voor en stimuleren van gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de zorg aan leerlingen. Zorgdragen voor het veranderingsproces omtrent de zorg. Verantwoordelijk voor de totstandkoming van handelingsplannen. Coachen en begeleiden van leden van het zorgteam. Adviseert in trainingstrajecten van het personeel m.b.t. de zorg aan de afdelingsleider. Taakomschrijving afdelingsleider (zorgdeel) 1. Plaats in de organisatie De afdelingsleider is rechtstreeks gebonden aan een afdeling. Hij/zij is eindverantwoordelijke voor de leerlingenzorg en bewaakt de processen rond zijn/haar team omtrent leerlingbegeleiding. 2. Functionele relaties Intern afdelingsleiders, mentoren, docenten, remedial teacher, decaan en tweedelijns zorgspecialisten. Extern Externe instantie zoals WUL, LPA, GGD en wijkagent. 3. Taakinhoud Draagt zorg voor de vertaling van geformuleerd zorgbeleid naar een concrete aanpak in de lessen. Bereid samen met mentoren de leerlingbespreking voor. Is deelnemer aan de zorgteambespreking. Heeft contact met externe specialisten, indien noodzakelijk. Zorgt voor een structureel overleg met de zorgcoördinator. Controleert handelingsplannen in LVS. Eindverantwoordelijke voor het tot stand brengen van de handelingsplannen. Taakomschrijving mentor 1. Plaats in de organisatie Het mentorraat is een éénjaarstaak en is rechtstreeks verbonden met een team. De mentor zijn/haar werkterrein is een klas/groep binnen een sector van Vakcollege Amersfoort. Binnen dit werkterrein informeert hij/zij vakdocenten, andere mentoren en/of de afdelingsleiders. 2. Functionele relaties Intern Afdelingsleiders, mentoren, docenten, leerlingen, ZOCO, remedial teacher en andere tweedelijns zorgspecialisten. Extern Ouders/verzorgers, andere relevante hulpverleningsinstanties. 3. Taakinhoud a) b) c) d) Taken Taken Taken Taken ten ten ten ten opzichte opzichte opzichte opzichte van van van van de leerlingen. de ouders. de school. externe instanties. 3.1 Toelichting op de hoofdbestanddelen. Ad a) Taken ten opzichte van de leerlingen. De mentor streeft ernaar zo goed mogelijk op de hoogte te zijn van de studievorderingen, van het persoonlijk welzijn, van het functioneren in school en van de huiselijke omstandigheden van de leerlingen. De mentor is op de hoogte van: o De studieresultaten. o Voorkeur van bepaalde vakken. o Gewoontes bij ’t studeren. o Het gedrag in de lessen. o De inzet in lessen. o Specifieke vaardigheden. o De omgang met medeleerlingen. o De lichamelijke gezondheid en mentale instelling. o Karakterkenmerken. o Relaties met ouders. o Geoorloofd en ongeoorloofd verzuim o Talenten en persoonlijke wensen van de leerlingen. Zorgt ervoor dat hij/zij toegankelijk is voor mentorleerlingen om een gesprek aan te vragen. In rapportvergaderingen en leerbesprekingen behartigt hij/zij de belangen van zijn leerlingen. Houdt vier maal per jaar een portfoliogesprek. Komt met voorstellen om de begeleiding en het welzijn van de leerlingen te bevorderen. Verzorgt de rapportages in het LVS van Magister en zorgt ervoor dat deze ook naar de betreffende collega’s en evt. functionarissen wordt gestuurd. Verzorgt één leefstijlles per week. De mentor beschikt over een inloopuur waarin begeleidingscontacten met ouders/leerlingen tot stand komen. Ad b) Taken ten opzichte van de ouders. Vier maal per jaar worden er in de onderbouw portfoliogesprekken gevoerd. De mentor verzorgt 2 maal per jaar een portfoliogesprek voor de ouders en de leerling. 3 maal per jaar verzorgt de mentor een rapportage over vorderingen en werkhouding in de bovenbouw. Deze rapportage wordt op de ouderavond met de ouders en leerling besproken. Indien er aanleiding toe is neemt de mentor tussentijds contact op met ouders. De mentor belt bij 3 dagen absentie naar huis om te informeren hoe het met de leerling gaat. De mentor verzorgt een voorlichtingsavond voor klas 1 om kennis te maken met de ouders. Informeert ouders over zijn/haar bereikbaarheid omtrent vragen. Informeert ouders over begeleiding en plan van aanpak indien dit nodig is. Onderneemt acties op geoorloofd en ongeoorloofd verzuim. Ad c) Taken ten opzichte van de school. De mentor werkt mee aan de uitvoering van de introductiedagen. Ontvangt nieuwe leerlingen voor het begin van het schooljaar. Verzorgt de keuzelessen. Geeft in de leerlingbespreking belangrijke gegevens van de leerling door aan de vakdocenten. De mentor is contact persoon tussen het personeel en de leerling. De mentor begeleidt de klas indien mogelijk bij: o Klassenuitstapjes. o Sportdagen o Andere festiviteiten Controleert absentie via het klassenboek of het LVS. Neemt bij onduidelijkheden contact op met ouders. Neemt deel aan bijeenkomsten om het begeleidingssysteem te onderhouden en ontwikkelen. Ad d) Taken ten opzichte van externe instanties. Verstrekt, indien nodig, informatie aan externe instanties. Verstrekt indien nodig informatie bij een vertrek van de leerling naar een andere school. Mentor houdt zich op de hoogte van de ontwikkeling op leerlingzorg en begeleiding. Interne zorgstructuur Vakcollege Amersfoort van MENTOR naar ZAT Klas Mentor/coach Prof. moment I PM wanneer begeleiding verder Teamoverleg Leerlingbespreking Prof. moment II Interne specialisten Zorgteam Intern Zorgoverleg Bilateraal overleg externen ZAT Bovenschools Regionaal/SWV Zorgplatform Prof. Moment III Geïndiceerde zorg
© Copyright 2024 ExpyDoc