Schoolplan van____________ Schooljaar 2014-2018 1 Inhoudsopgave Onderwerp 1 Algemeen deel 1.1 schoolomgeving 1.2 Visie en Missie 1.3 Kwaliteitsbeleid 1.4 Organisatiestructuur 1.5 Vergaderstructuur 1.6 Financieel en materieel beleid 1.7 Verwijzingen 2 Aannamebeleidsplan 2.1 Passend onderwijs en zorgplicht 2.2 Toelatingsbeleid 2.2 a Aanmelding 2.2 b Besluitprocedure toelating-weigering 2.2 c Niet behandelen aanmelding 2.2 d Ontwikkelingsperspectief 2.2 e Weigering 2.3 Overige juridische procedures 2.3.1 Tijdelijke geschillencommissie toelating en verwijdering 2.4 Aanmeldgegevens 2.5 Overgangsmomenten 3 Schorsen en verwijderen 3.1 Passend onderwijs 3.2 Schorsen 3.3 Verwijderen 4 Personeelsplan 4.1 IPB beleid 4.1a uitwerking IPB beleid 4.1b IPB cyclus en intervisie 4.1c klassenconsultaties 4.1d voortgangs,functionerings en beoordelingsgesprekken 4.1 e dossiervorming 4.1f omvang benoemingen 4.1g beleid parttime werken 4.1h verlofbeleid 4.2 normjaartaak 4.3 begeleiding en coaching studenten en lio-ers 4.4 nascholing teamleden 4.5 de MR 4.6 Arbo plan 5 Vakgebieden 5.1 Groep 1&2 Werken met KIJK en doelgericht Piramide 5.2 Nederlandse taal 5.3 Schrijven 5.4 Engels 5.5 Rekenen en Wiskunde 5.6 Oriëntatie op jezelf en de wereld 5.7 Catechese 5.8 bevordering gezond gedrag/sociale redzaamheid/verkeer 5.9 Techniek 5.10 ICT 5.11 Kunstzinnige oriëntatie 5.12 Muziek 5.13 Bewegingsonderwijs 5.14 Sociaal emotionele ontwikkeling 5.15 Afspraken zelfstandig werken 6 Voorschoolplan 6.1 groep 0 6.2 Werkwijze KIJK peuters en kleuters 7 Zorgplan 7.1 Passend onderwijs 7.2 Definitie van leerling met specifieke onderwijsbehoeften 7.3 Doelstellingen school 7.4 De inhoud van de zorgstructuur 7.5 Stappenplan verwijzing 7.5 De organisatie van de zorgstructuur 7.6 Overgang naar voortgezet onderwijs 7.7 Meldcode Huiselijk geweld 8 Brede Schoolplan 8.1 Organigram 8.2 beleidsplan ICT blz 4 14 19 24 33 56 65 87 2 8.3 ouderbeleid 8.4 opvang 9 Protocollen 9.1 9.2 9.3 9.4 9.5 9.6 9.7 10 gedragsprotocol schorsen en verwijderen klachtenregeling protocol informatieplicht gescheiden ouders medicijnverstrekking en het verrichten van medische handelingen pestprotocol Meldcode huiselijk geweld Meerjarenbeleidsplan en jaarplannen Bijlagen: ondersteuningsprofiel Jaarverslag Kwaliteitshandboek 102 120 1 2 3 3 1. Algemeen deel De Mariaschool valt onder de RVKO. De Rvko heeft een strategisch beleidsplan geformuleerd welke de basis vormt voor ons meerjarenbeleidsplan. RVKO strategisch beleidsplan 2014 – 2018 Missie en visie Missie: waar staan we voor? De Rotterdamse vereniging voor Katholiek Onderwijs biedt ouders en leerlingen hoogwaardig, eigentijds primair onderwijs gebaseerd op een steeds vernieuwende evangelische traditie en op persoonlijke betrokkenheid van een ieder. We werken vanuit onze kernwaarden: vertrouwen, verantwoordelijkheid, verbondenheid, zorg, hoop, verwondering, respect, gerechtigheid. Visie: waar gaan we voor? LEERLINGEN Vanuit onze evangelische inspiratie bieden we elke leerling de kans om uit te groeien tot 'levenskunstenaar', een mens die in staat is ten volle te leven, met en voor anderen en die om kan gaan met voorspoed en tegenslag. We leren kinderen om verantwoordelijkheid te nemen voor zichzelf, voor anderen en voor de omgeving. We zorgen voor het verwerven van kennis en vaardigheden en dragen naar vermogen bij aan een voor elke leerling optimale en brede ontwikkeling. ORGANISATIE We zijn een organisatie waarin mensen binnen een helder kader hun verantwoordelijkheid nemen, waar er ruimte is voor individuele en gezamenlijke ontwikkeling, waar talenten tot recht komen, waar op respectvolle wijze wordt samengewerkt en waarin onze waarden worden uitgedragen en nageleefd. OMGEVING We leveren een betekenisvolle bijdrage aan een betere wereld, waarin mensen hun kwaliteiten en talenten ontwikkelen met zorg voor en in verbinding met de medemens. Ambities 2014 - 2018 LEERLINGEN: Ons onderwijs zorgt voor een maximaal leerrendement voor elke leerling. We geven de leerlingen een goede start in de complexe werkelijkheid die op hen wacht. De leeromgeving in onze scholen is stimulerend, kinderen komen er graag en voelen zich er thuis. Kinderen worden uitgedaagd om zich maximaal te ontwikkelen en de resultaten te behalen die bij hen passen. Het gaat hierbij zowel om veel kennis en vaardigheden voor de kernvakken als om maximale ontwikkeling op andere gebieden: identiteit, sociaal-emotioneel, creatief, cultureel en sport en beweging. Op onze scholen is het onderwijsproces, de kwaliteitszorg , het pedagogisch- didactisch handelen en leerlingenzorg op orde. ORGANISATIE: We zijn een professionele leer- en werkgemeenschap binnen een solide en wendbare organisatie. We hebben vakbekwame leerkrachten die levenslang leren en ontwikkelen in verbinding met collega's. In onze leer- en werkgemeenschap spreken we elkaar aan, nodigen elkaar uit, ondersteunen elkaar, nemen onze verantwoordelijkheid en leggen daar verantwoording over af. We hebben schoolleiders die de leerling centraal stellen en die resultaatgericht sturen vanuit onderwijskundig leiderschap. Onze organisatie is betrouwbaar en flexibel. Onze mensen onderhouden met een grote mate van discipline de basisstructuren en -systemen van onze bedrijfsvoering en ons kwaliteitssysteem. Tegelijkertijd innoveren we om morgen nog beter te zijn. 4 OMGEVING: We verbinden ons met onze omgeving en beïnvloeden die actief. Onze scholen staan in verbinding met ouders/verzorgers en de buurt en die verbinding wordt gekenmerkt door echte ontmoeting vanuit eigen en gezamenlijke verantwoordelijkheid. Onze scholen tonen een duidelijke omgevingsgerichtheid en maken dat zichtbaar door innoverend beleid dat inspeelt op een voortdurend ontwikkelende maatschappij. Onze organisatie is een invloedrijke speler in het lokale en landelijke onderwijsveld en komt -met als uitgangspunt de RVKO missie en visie- op voor de belangen van de huidige en toekomstige leerlingen. Van ambities naar richtinggevende uitspraken Ambitie 1: Maximaal leerrendement voor elke leerling. 1. Onze scholen voldoen aan de voor de school vastgestelde kwaliteitsstandaarden en indicatoren. 2. Er is passend onderwijs voor elke RVKO leerling, waarbij we geen kinderen buiten sluiten. 3. Het onderwijs op de RVKO scholen is afgestemd op de ontwikkelingsbehoefte van de leeftijdsgroep. Hierbij is er specifieke aandacht voor leeftijdsadequaat handelen bij het jonge kind ( 2 – 8 jaar). 4. Er is een rijk aanbod op het gebied van brede ontwikkeling, waardoor elk kind de kans krijgt om zich volledig te ontwikkelen. 5. Bij het verlaten van de school hebben de leerlingen zicht op hun eigen kwaliteiten en ontwikkelingsmogelijkheden, dit met het oog op een succesvol vervolg van hun schoolloopbaan. Ambitie 2. Professionele leer- en werkgemeenschap binnen een solide organisatie. 1. Er is een RVKO leerlandschap voor duurzame professionalisering 2. Onze leiders zijn resultaatverantwoordelijke onderwijskundige leiders die, volgens het subsidiariteitsprincipe, sturen op autonomie in verbondenheid. 3. RVKO medewerkers zijn zelfverantwoordelijke professionals die werken vanuit een positieve grondhouding en voortdurend leren en ontwikkelen in verbondenheid met collega's. 4. We zijn een duurzame en transparante organisatie en verantwoorden ons intern en extern over inzet en prestaties. 5. Onze communicatielijnen zijn effectief en modern. Ambitie 3. Verbinden met en beïnvloeden van onze omgeving. 1. Er is educatief partnerschap met ouders/verzorgers om de ontwikkeling van de kinderen te versterken. 2. Iedere medewerker is in professionaliteit een representatieve vertegenwoordiger van de RVKO. 3. Onze scholen betrekken de maatschappelijke, digitale context bij het realiseren van onderwijsdoelen en al onze leerlingen verlaten mediawijs de basisschool. 4. De RVKO neemt deel aan en initieert overleg met partners in het lokale en maatschappelijke veld en participeert actief in verbanden en organisaties, ook landelijk. 5. De RVKO is dé plek voor (wetenschappelijk) praktijkonderzoek in het primair onderwijs. 5 Hoe doen we het? Onze besturingsfilosofie We zijn een resultaatgerichte organisatie waarin vooraf heldere doelen worden bepaald en de mensen zich verantwoorden over de voortgang van de werkzaamheden en de behaalde opbrengsten in verantwoordingsgesprekken en rapportages. We hebben een helder kader waarbinnen we sturen op autonomie in verbondenheid. We hanteren in de hele organisatie het subsidiariteitsbeginsel, wat inhoudt dat hogere organisatielagen zo min mogelijk taken en verantwoordelijkheden onttrekken aan lagere organisatielagen. We werken volgens het principe 'pas toe' of 'leg uit'. We zijn duidelijk over onze ononderhandelbare doelen. Onze scholen hebben vanuit deze besturingsfilosofie met name in het primaire proces veel ruimte voor eigen beleid. Tegelijkertijd kenmerkt RVKO zich door een intensieve kwaliteitszorg in de scholen en in de ondersteunende diensten. We willen meer ..... In plaats van ...... Mensbeeld: vertrouwen tenzij Organisatie is een werkgemeenschap Samen schitteren: teamplay Subsidiariteitsprincipe als basis Wie het weet mag het zeggen Principe gedreven Allround vakmanschap als basis Meten als middel Primaire proces centraal Mensbeeld: wantrouwen altijd Organisatie is een machine Zelf willen schitteren Hiërarchie als basis Wie de baas is mag het zeggen Regel gedreven Functiesplitsing als norm: specialisatie Meten als doel Staf (aan)gestuurd Jaarlijks wordt het betreffende jaarplan geëvalueerd en, indien nodig, de planning bijgesteld. De verantwoording van de uitvoering van het jaarplan is jaarlijks o.a. terug te vinden in het jaarverslag van de RVKO. 1.1 Schoolomgeving Beschrijving van de wijk Delfshaven/Spangen Spangen in Delfshaven is een vooroorlogse wijk, waarin veel culturen samen leven. Meer dan driekwart van de bevolking is van allochtone afkomst. Het is één van de armste wijken van Nederland, er zijn veel gezinnen met een lage opleiding en een laag inkomen. Op dit moment zit Spangen in een overgangsfase. Het komt los van het zeer negatieve beeld van de jaren tachtig en negentig en is de afgelopen jaren nieuwe bewoners aan gaan trekken met een hogere sociaal economische status. Er zijn veel eenoudergezinnen. De meeste gezinnen doen het goed, maar de professionals signaleren ook steeds meer multiproblem gezinnen. De weg naar de hulpverlening is complex mede door de onduidelijkheid invoering nieuw Jeugdstelsel. De scholen zijn dynamisch en vitaal en betrokken bij de wijk. Er wordt goed onderling samengewerkt ook met de wijkpartners. Voor ouders is er veel keus door de diversiteit aan scholen. De jeugd heeft veel potentie en talent en daar zou beter op aangesloten moeten worden. Tegelijkertijd is ook een deel van de jongeren verantwoordelijk voor de overlast in de wijk, waar veel bewoners ervaring mee hebben. 6 De school in de wijk De Mariaschool werkt samen met de partners in de wijk. Door de recente bezuinigingen zijn alle partners uit de wijk vertrokken en staat de school voor de uitdaging om nieuwe relaties met onbekende partners op te bouwen en te communiceren wat nodig is voor verdere opbouw van de wijk. De school werkt samen met Kiddoozz kinderopvang en BSO, hefgroep Peuter en Co en de wijkagent. Tevens worden de contacten met het CJG in geïntensiveerd om de ondersteuning voor onze kinderen een meer preventief karakter te geven. De Mariaschool is een Voorschool, samen met peuterspeelzaal Kaboutertjes van de Hefgroep. De Mariaschool en de peuterspeelzaal Kaboutertjes werken samen met het voorschoolprogramma Piramide. Daarnaast is er samenwerking door uitwisseling tussen leidsters en leerkrachten en is er gestart met integratie in samenwerking door de vorming van groep 0. Ook met kinderdagverblijf de Kleurdoos, gevestigd naast de school, en BSO de Zeepbel wordt steeds meer samengewerkt om de ontwikkeling van de kinderen in de leeftijd van 0 t/m 12 jaar zo goed mogelijk te stimuleren. Tevens is er in de school een speelotheek gevestigd waarbij ouders met zeer jonge kinderen terecht kunnen voor lichte opvoedingsvraagstukken alsmede het lenen van spelmateriaal. Ook met het voortgezet onderwijs wordt intensief contact gezocht op het gebied van samenwerking en uitwisseling. Het gebouw or de school ligt een grote speelplaats, gedeeltelijk ingericht als speeltuin De Mariaschool is gevestigd in de deelgemeente Delfshaven in de wijk Spangen. In het gebouw aan het Taandersplein bevinden zich de lokalen voor de groepen 0 tot en met 8 en drie peuterspeelzaalgroepen. Verder bevinden zich hier de receptie, de interne begeleiding, de ouderkamer, teamkamer, de gemeenschapsruimte en twee speellokalen. Hier bevindt zich ook een afgesloten buitenspeelplaats. De leerling-populatie De Mariaschool kenmerkt zich vooral door de veelkleurige populatie. Met name van oorsprong Marokkaanse, Turkse en Kaapverdische kinderen en ouders bezoeken onze school. Er is een flinke terugloop van het totaal aantal kinderen en ouders die onze school bezoeken. Dit komt vooral door trek naar andere gemeenten: Overschie en Schiedam en door de behuizing in de wijk. De gezinnen zijn relatief nog erg groot en de huizen relatief klein. Er is tevens nog een grote doorstroom in de wijk. Dit ondanks grote investeringen in de aanpassing van de bebouwing. Aantal leerlingen op 1 oktober 2013 bedraagt 192. De kinderen zijn verdeeld over 9 groepen. De groepen zijn ingedeeld volgens het leerstofjaarklassen systeem. 7 De verdeling van het leerling-gewicht op de Mariaschool is op 1-10-2013 als volgt: leerling-gewicht 0 0.3 1.2 aantal 97 27 68 Hieronder een overzicht van het land van herkomst van de kinderen. 37 kinderen van de Mariaschool hebben een niet Nederlandse Nationaliteit. Schema land van herkomst 1-10-2013 Land van herkomst Nederland Aruba Kaapverdië Marokko Antillen Niet Engelstalig land buiten Europa Portugal Suriname Turkije Voormalig Joegoslavië Spanje aantal 27 6 7 53 9 16 7 10 51 5 1 54 kinderen van de Mariaschool wonen in een eenoudergezin. De Mariaschool heeft kinderen uit 9 postcode gebieden wat betekent dat de Mariaschool en het School Maatschappelijk Werk voor de uitdaging staan met 9 wijkteams te communiceren omtrent de hulpverlening. 1.2 Visie en Missie Mariaschool Missie De Rotterdamse Vereniging voor Katholiek Onderwijs biedt ouders en leerlingen hoogwaardig, eigentijds primair onderwijs, gebaseerd op een zich steeds vernieuwende evangelische traditie en op persoonlijke betrokkenheid van een ieder. Wij werken vanuit onze kernwaarden: vertrouwen , verbondenheid, zorg, hoop, verwondering, respect en gerechtigheid. De RVKO heeft een strategisch beleidsplan ontwikkeld waarin richtinggevende uitspraken zijn gedaan omtrent leerlingen, organisatie en omgeving. Deze uitspraken geven richting aan ons handelen en zijn verweven in ons handelen welke omschreven staat in dit schoolplan. Het strategisch beleidsplan ligt ter inzage bij de directie en is te vinden op de website van de RVKO. Wij bieden elke leerling de kans om uit te groeien tot “levenskunstenaar” een mens die in staat is ten volle te leven, met en voor anderen en die om kan gaan met voorspoed en tegenslag. We leren kinderen om verantwoordelijkheid te nemen voor zichzelf, voor anderen en voor de omgeving. Dit doen wij gebaseerd op de volgende pijlers. 8 Onderwijskundige Visie Wij op de Mariaschool bouwen deze hoogwaardige voorzieningen op drie pijlers. 1. Kwalitatief goed onderwijs waarin kinderen de kans krijgen uit te groeien tot levenskunstenaars. 2. Goede sfeer waarin kinderen leren zelf verantwoordelijkheid te nemen voor zichzelf, voor anderen en voor de omgeving. 3. Talentenontwikkeling Wij vinden daarbij belangrijk dat : · kinderen de Nederlandse taal goed leren beheersen. · wij de ontwikkeling van kinderen volgen door toetsen en observaties om het onderwijs zo goed mogelijk af te stemmen op de onderwijsbehoeften van uw kind. · wij extra zorg bieden voor leerlingen die dat nodig hebben. M.b.v. de kennis die wij hebben omtrent de projecten KANS en TALENT en door het handelingsgericht werken . · het onderhouden van goede contacten met ouders. · goede omgangsvormen, omdat een goed voorbeeld helpt bij het volgen hiervan. Kwalitatief goed onderwijs trachten wij te realiseren door te werken met: - het directe instructiemodel waarin wij tegemoet kunnen komen aan handelingsgericht en opbrengstgericht werken - door goede vaardige leerkrachten in te zetten - door het monitoren van opbrengsten - door leerlingen verantwoordelijk te maken voor hun eigen leerproces. Een goede sfeer trachten wij te realiseren door: - heldere regels te hanteren, waarin goede omgangsvormen centraal staan - door samen dezelfde taal te spreken - door afstemming van ontwikkelingsbehoeften van kinderen - door het opzetten en onderhouden van een goede samenwerking met ouders. - door kinderen te betrekken bij het leerproces en ze daar verantwoordelijkheid voor te geven. Aandacht daarbij voor het hanteren van goede gespreksvaardigheden van zowel leerkracht als ouders. In ons gedragsprotocol staan de regels en afspraken voor leerkrachten, ouders en leerlingen die ons daarbij ondersteunen. Talentenontwikkeling stimuleren wij: - door leerlingen te betrekken bij de keuzes die zij maken, - door leerkrachten te helpen bij het herkennen van talent en dit te stimuleren en ontwikkelen en door ouders hierbij te betrekken. Identiteit Wij zijn een Rooms Katholieke school en willen vanuit deze levensovertuiging ons onderwijs inhoud geven. Een school is meer dan alleen maar leren en presteren. Er is meerwaarde, en die vindt de RVKO in het evangelie. Deze inspiratiebron leert vooral het geloof in een betere wereld. Op school is de RVKO bezig met de vorming van mensen, die nog een groot deel van hun leven voor zich hebben, en die de toekomst inkijken. Voor die toekomst wordt geprobeerd dat geloof in een betere wereld mee te geven. Dat wordt gerealiseerd door vieringen en catecheselessen, maar vooral door het scheppen van een opvoedingsklimaat met waarden en normen, van een speciale sfeer, waarin verdraagzaamheid, solidariteit, zorg voor zwakkeren, aanwezig zijn voor vreugde en verdriet en respect voor elkaars cultuur en levensovertuiging kunnen worden beproefd. Sociale competentie, normen en waarden en burgerschap. 9 Wij onderschrijven artikel 8 in de wet Primair Onderwijs waarin staat dat het onderwijs mede gericht is op de bevordering van actief burgerschap en sociale integratie. Wij willen de culturele kennis en achtergrond die de kinderen zelf meebrengen in de klas gebruiken en besteden aandacht aan de verscheidenheid aan levensbeschouwelijke en maatschappelijke waarden, zoals deze in onze multiculturele samenleving spelen. We onderkennen hierbij 3 domeinen: Democratie (gelijke behandelingen, solidariteit, kritische houding t.a.v. maatschappelijke kwesties). Participatie (je mede verantwoordelijk voelen voor je buurt, het milieu, de school, de vereniging) Identiteit (waarderen en respecteren van verschillen, herkennen van discriminatie, omgaan met vrijheden en beperkingen) 1.3 Kwaliteitsbeleid Net als alle andere scholen binnen de RVKO hanteren ook wij voor team, ouders en leerlingen het INK model. Aan de hand van enquêtes meten wij hoe deze geledingen de kwaliteit van onze school ervaren. De bevindingen dienen mede als leidraad voor het opstellen van ons vier jarenplan. Binnen het bestuur is een managementinformatiesysteem afgesproken waar wij als school verantwoording afleggen over ons handelen en informatie geven over de opbrengsten van ons onderwijs. De kwaliteitseisen zijn verenigingsbreed vastgesteld, en beschreven in het directie vademecum. Deze betreffen zowel de kwaliteitseisen van de Inspectie van het Onderwijs als eigen bestuurlijke eisen. Minimaal twee maal per jaar vinden over de opbrengsten monitorgesprekken plaats tussen schooldirectie en bovenschools managers. Daarnaast stelt de school jaarlijks een jaarverslag op voor de ouders. Wij vinden een goede tweezijdige relatie met ouders belangrijk om daarmee samen te zorgen voor een optimaal schoolklimaat voor onze kinderen. - Wij willen een lerende organisatie zijn, wij leren van onszelf en van elkaar. - in overleg met schoolteam, de MR en directie zijn de visie en missie van de school bepaald en vastgelegd Kwaliteitszorg in de school is te herleiden tot vijf vragen: 1) Doen we de goede dingen? 2) Doen we die dingen ook goed? 3) Hoe weten we dat? 4) Vinden anderen dat ook? 5) Wat doen we vervolgens met deze kennis? Op school proberen we steeds om de “goede dingen nog beter te doen.” Daarom is systematisch werken aan de kwaliteit van de school noodzakelijk. Dat betekent: Het juiste beleid formuleren, de juiste handelingen verrichten en op de goede manier evalueren of bereikt is wat de school wilde bereiken. Precies dat is kwaliteitszorg; het geheel van samenhangend beleid, concrete doelstellingen en goed management om de benodigde acties en controles uit te voeren. Hiermee kan de school de gewenste kwaliteit systematisch leveren, borgen en verbeteren. Omdat kwaliteitszorg structureel samenhangt met en betrekking heeft op het handelen van het personeel, is kwaliteitszorg gekoppeld aan de uitvoering van integraal personeelsbeleid. 10 Sinds schooljaar 2008-2009 is in de scholen van de RVKO het kwaliteitsmodel van het Instituut Nederlandse Kwaliteit (INK) operationeel en daarin zijn verschillende instrumenten beschreven om planmatig en cyclisch de kwaliteit van het onderwijs en de organisatie te meten en te verbeteren. Tevens hanteren wij voor de kwaliteitszorg van ons didactisch handelen de trendanalyse vanuit Parnassys. Door deze analyse jaarlijks in het team te bespreken formuleren wij acties die de kwaliteit van ons onderwijs verdere impulsen geeft. Via het INK zijn wij in staat een cyclisch beleid te voeren volgens het volgende model: 1.4 Organisatie structuur Coordinator en - Arbo - Lezen - LTU - Lekker fit - Voorschool - Opleiding - ICT - Rekenen Directie Ib PSZ leerkrachten gr 0-3 Onder wijs Onder steunend Personeel Ib leerkrachten 4-8 De directeur De directeur is eindverantwoordelijk voor de gang van zaken op school. Zij is verantwoordelijk voor het onderwijskundig, materieel en financieel beleid, de identiteit, het personeelsbeleid, de leerlingenzorg en de interne en externe relaties. 11 De adjunct directeur Zij voert in nauw overleg met de directeur directietaken uit. Zij vervangt de directeur bij diens afwezigheid. Zij voert taken uit die van te voren zijn vastgesteld. Intern begeleider Is voor de groepsleraren aanspreekpunt indien zich problemen voor doen van pedagogische/ didactische aard. De ib-er coördineert de leerlingenzorg, bewaakt de kwaliteit van het onderwijs en draagt zorg voor professionele ontwikkeling van het team. De ib-er vormt tezamen met de directie het MT De groepsleraren Zij zijn primair verantwoordelijk voor het geven van onderwijs aan de aan hun zorg toevertrouwde kinderen en alle daarmee samenhangende taken. Zij zorgen voor een goede, collegiale samenwerking en onderhouden contacten met ouders. LTU coördinator Zij is binnen de school verantwoordelijk voor correcte uitvoering van de LTU uren, coördineert en stemt af met Lekker Fit leerkracht en SSV en onderhoud externe contacten. Reken coördinator Zij is binnen de school verantwoordelijk voor de kwaliteit van het rekenonderwijs, door kennis te delen met het team en borging van het beleidsplan rekenen. ARBO coördinator Zij is binnen de school verantwoordelijk voor het ARBO beleid en coördinatie van de BHVers. Leescoördinator Zij is binnen de school verantwoordelijk voor kwalitatief goed leesonderwijs door kennis te delen met het team en borging van het beleidsplan “lezen”. De vakleerkracht gym/ Lekker Fit coördinator Verzorgt bewegingsonderwijs op onze school volgens een afgesproken rooster aan de kinderen van groep 1 t/m 8. De vakkracht gym is tevens Lekker Fit coördinator en voert een programma conform de gemaakte afspraken uit en onderhoud contacten met externen met betrekking tot Lekker Fit. Voorschool coördinator Zij coördineert de afstemming tussen peuterspeelzaal kinderopvang en de groepen 1-2-3 van de Mariaschool en bewaakt de kwaliteit van het voorschoolplan. Opleidingscoördinator Zij is verantwoordelijk voor de toewijzing van PABO studenten en bewaakt de kwaliteit van begeleiding door leerkrachten. Zij is aanspreekpunt bij problemen en onderhoud externe contacten met de PABO. ICT coördinator Is aanspreekpunt voor externe relaties op het gebied van ICT. Is verantwoordelijk voor het ICT beleidsplan en ondersteunt leerkrachten bij het onderwijsinhoudelijk proces op het gebied van ICT. De schoolmaatschappelijk werker Zoekt samen met leraren en ouders naar oplossingen voor problemen die een optimale ontwikkeling van het kind in de weg staan. Zij heeft hiervoor op een vast tijdstip overleg met de intern begeleider. Afspraken kunnen via de intern begeleider met haar gemaakt worden. 12 Het onderwijs ondersteunend personeel In deze school werken extra mensen, die onder andere zorgen voor administratie, huishouding en onderhoud van het gebouw. De voorschoolassistent Helpt kinderen in de groepen 1, 2 en 3 onder leiding en verantwoordelijkheid van de groepsleerkracht. De diëtiste Ondersteunt ouders en leerlingen bij het behouden of behalen van een gezond gewicht en een gezonde levensstijl behorende bij het programma Lekker Fit. De logopediste De praktijk aan de Mathenesserweg heeft eenmaal per week ook een behandelruimte op school. De samenwerking tussen school en de logopedie praktijk wordt vormgegeven door de intern begeleidster van de onderbouw. 1.5 Vergaderstructuur De vergaderstructuur is als volgt opgebouwd. MT overleg 1x per week vindt het MT overleg plaats. Vaste deelnemers van het MT overleg zijn de directie en IB-ers. 1x per maand neemt de coördinator vanuit een van de disciplines indien van toepassing deel. Bordsessie 2x per week vindt er een bordsessie plaats waarbij kort wordt gekeken of de gestelde doelen behaald zijn. Teamsessie 1x per week vindt er een teamsessie plaats waarbij dieper wordt ingegaan op inhoudelijke onderwerpen en schooldoelstellingen. Groepsbesprekingen 3 x per jaar worden groepsbesprekingen gevoerd en naar aanleiding hiervan volgt voor individuele leerlingen een leerling-bespreking. 1.6 Financieel en materieel beleid Vanuit de rijksoverheid wordt een Lumpsumvergoeding gegeven gerelateerd aan het leerlingaantal. Binnen de RVKO is er een verdeling van deze inkomsten gemaakt in een bestuursdeel, een deel voor personele inzet en personeelsbeleid (zie formatieplan) en een deel voor materieel beleid (zie eenjarige en meerjarige begroting). Ons administratiekantoor Dyade draagt zorg voor de bewaking van de budgetten, een juiste administratie en een inventarisoverzicht. De (vrijwillige) ouderbijdragen komen voort uit school- en kampgeld. Hiervan wordt een financieel verslag gemaakt, dat als leidraad dient voor de nieuwe begroting en deze wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de MR. Het gebouwbeheer is in handen van WPS. Er is een inventarisatie van alle materialen aanwezig in magazijnen en groepen. Er zijn afspraken gemaakt omtrent de zorg voor materialen. 13 1.7 Verwijzingen Schoolgids Het directievademecum van de RVKO Ontruimingsplannen voor ieder gebouw Het zorgplan WSNS Begroting en Formatieplan Jaardraaiboek Rooster Leertijduitbreiding 2 Aannamebeleidsplan 2.1. Passend Onderwijs en zorgplicht. Op 1 augustus 2014 wordt de wet passend onderwijs van kracht. Doel van de wet is dat alle kinderen, dus ook kinderen die extra ondersteuning in de klas nodig hebben, een passende onderwijsplek krijgen. De essentie van het onderwijs blijft hetzelfde: iedere leerling uitdagen het beste uit zichzelf te halen. Het belang van de leerling staat centraal. Met de invoering van passend onderwijs krijgen scholen/schoolbesturen een zorgplicht. Zorgplicht betekent dat de scholen/schoolbesturen er voor moeten zorgen dat ieder kind dat op hun school zit of dat bij hun school aangemeld wordt, een passende onderwijsplek krijgt, bij voorkeur binnen het eigen samenwerkingsverband. Voorheen moesten ouders van een kind dat extra ondersteuning nodig heeft, zelf op zoek naar een geschikte school. Vanaf 1 augustus 2014 melden ouders hun kind aan bij de school van hun keuze en heeft de school de verantwoordelijkheid om het kind een passende onderwijsplek te bieden. Als een kind dat extra ondersteuning nodig heeft bij een school is aangemeld, is de betreffende school verplicht om eerst te kijken of zij het kind de extra ondersteuning kan bieden. Het schoolondersteuningsprofiel van de school vormt daarbij het uitgangspunt. Kan de school zelf geen passende onderwijsplek bieden, dan wordt gekeken naar een andere school, bij voorkeur binnen het samenwerkingsverband, die de juiste ondersteuning kan bieden. Onder een andere school wordt ook een school voor het speciaal (basis) onderwijs verstaan. Met de invoering van passend onderwijs, en dus de zorgplicht voor scholen c.q. schoolbesturen, is een aantal artikelen in de WPO gewijzigd. Deze artikelen gaan onder meer over de aanmelding, de toelating, de weigering, het ontwikkelingsperspectief, de bezwaar- en beroepsprocedures, de instelling van een tijdelijke geschillencommissie, schorsen en verwijderen. Al deze onderdelen zullen op de volgende pagina’s worden uiteengezet. 2.2 Toelatingsbeleid 2.2a Aanmelding In onderstaande aanmeldingsprocedure zijn alle wettelijke bepalingen omtrent de aanmelding opgenomen. De aanmeldingsprocedure is als volgt: Ouders dienen hun kind minimaal 10 weken voordat het kind zou moeten starten bij de school aan te melden, tenzij er gegronde omstandigheden zijn waardoor dat niet mogelijk is. Dit laatste is ter beoordeling van de directie van de school. Ouders kunnen hun kind aanmelden vanaf de dag waarop het kind 3 jaar wordt. Voordat een kind 3 jaar is, kunnen ouders een vooraanmelding doen bij de school. De school beslist in principe binnen zes weken na aanmelding over de toelating van het kind. 14 - - - - - Indien deze beslissing niet binnen zes weken genomen kan worden, mag de school de termijn eenmalig verlengen met vier weken. De school deelt dit schriftelijk aan de ouders mee. Een kind wordt schriftelijk door de ouder(s) aangemeld bij de school van voorkeur. Dit kan o.a. door het invullen en ondertekenen van een aanmeldformulier dat via de website van de school te downloaden is of op te halen is bij de school. Ouders dienen daarbij alle relevante informatie over hun kind kenbaar te maken, ook gegevens betreffende stoornissen of handicaps van het kind of (te verwachten) beperkingen in de onderwijsparticipatie. Tevens dienen ouders aan te geven of het kind bij meerdere scholen is aangemeld, en zo ja, welke de eerste school van aanmelding is. Op de eerste school van aanmelding rust namelijk de zorgplicht. Als de school de schriftelijke aanmelding ontvangen heeft, stuurt zij een bevestiging van ontvangst naar de ouders en nodigt de ouders uit voor een gesprek. Het is raadzaam dat het betreffende kind bij dat gesprek aanwezig is, dit om het kind ook daadwerkelijk te zien. Indien ouders niet in staat zijn om de aanmelding op schrift te stellen, wordt het aanmeldformulier tijdens het kennismakingsgesprek samen met de ouders ingevuld. De school bepaalt of het een kind betreft dat al dan niet extra ondersteuning nodig heeft, of dat er nader onderzoek gewenst is. Onder extra ondersteuning mag niet worden verstaan ondersteuning ter bevordering van de beheersing van de Nederlandse taal met het oog op het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden. De school kan aan ouders aanvullende gegevens vragen die betrekking hebben op de ondersteuning. Het is raadzaam deze informatie schriftelijk te vragen. Voor nader onderzoek moeten ouders toestemming geven. Bijzondere scholen kunnen beslissen een aanmelding voor toelating niet te behandelen , indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn en ouders in de gelegenheid gesteld zijn deze informatie alsnog aan te vullen (zie 2.2.1). 2.2b Besluitvorming toelating – weigering In deze fase wordt een besluit genomen over de in behandeling neming, de (tijdelijke) toelating, de weigering en het ontwikkelingsperspectief. De school moet binnen maximaal 10 weken na aanmelding een besluit nemen en deze aan de ouders kenbaar maken. Er zijn verschillende opties mogelijk: 1. een aanmelding wordt niet in behandeling genomen (zie 2.2.1); 2. het kind heeft geen extra ondersteuning nodig en er is geen sprake van een specifieke grond tot weigering (zie 2.2.3 – ad1): het kind wordt ingeschreven en toegelaten tot de school; 3. het kind heeft wel extra ondersteuning nodig, de ondersteuning past binnen het ondersteuningsprofiel van de school en er is overeenstemming over het ontwikkelingsperspectief (zie 2.2.2): het kind wordt ingeschreven en toegelaten tot de school; 4. het kind heeft extra ondersteuning nodig, deze ondersteuning past in principe binnen het ondersteuningsprofiel van de school, maar ouders en school kunnen geen overeenstemming bereiken over het ontwikkelingsperspectief en derhalve wordt het geschil voorgelegd aan de Tijdelijke Geschillencommissie (zie 2.3.1); 5. de school acht nader onderzoek wenselijk c.q. noodzakelijk; 6. de school wil het kind weigeren (zie 2.2.3). Wanneer de school de totale termijn van tien weken na aanmelding overschrijdt en het kind heeft de toelatingsleeftijd voor het onderwijs bereikt, wordt het kind (tijdelijk) geplaatst en ingeschreven. Ook dit moet schriftelijk beargumenteerd aan de ouders kenbaar gemaakt worden. Indien tijdens een tijdelijke plaatsing besloten wordt tot toelating, dan wordt de tijdelijke plaatsing omgezet in een definitieve plaatsing. Ouders worden hierover schriftelijk geïnformeerd. 15 Indien tijdens een tijdelijke plaatsing besloten wordt tot weigering, dan wordt de tijdelijke plaatsing beëindigd en wordt de leerling uitgeschreven met ingang van de dag die volgt op de dag waarop de toegang wordt geweigerd. Ouders worden hierover schriftelijk geïnformeerd. 2.2.c Niet behandelen aanmelding Bijzondere scholen kunnen beslissen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn en ouders in de gelegenheid zijn gesteld deze informatie aan te vullen, een aanmelding voor toelating niet te behandelen. De procedure is als volgt: Ouders dienen bij de aanmelding alle relevante informatie over hun kind kenbaar te maken, ook (te verwachten) beperkingen in de onderwijsparticipatie. Naar het oordeel van de school zijn de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende voor de beoordeling van de aanmelding of voor de voorbereiding van de toelatingsbeslissing. Ouders worden schriftelijk in de gelegenheid gesteld binnen twee weken na de kennisgeving de aanmelding aan te vullen. Het is raadzaam, om binnen de maximale termijn van tien weken te blijven, dit uiterlijk vier weken na aanmelding kenbaar te maken. Wanneer de school de totale termijn van tien weken overschrijdt en het kind heeft de toelatingsleeftijd voor het onderwijs bereikt, wordt het kind (tijdelijk) geplaatst en ingeschreven. Ook dit moet schriftelijk kenbaar gemaakt worden. Indien de aanvulling op de aanmelding onvoldoende is voor de beoordeling van de aanmelding en de voorbereiding van de toelatingsbeslissing, of de daarvoor verstrekte termijn is ongebruikt verstreken, dan kan de school binnen vier weken, na de aan de ouders gestelde termijn voor aanvulling, het besluit nemen om de aanmelding niet te behandelen. Dit besluit wordt schriftelijk aan de ouders kenbaar gemaakt. In deze situatie is er voor de school geen zorgplicht. In het schriftelijke besluit wordt ouders gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken bij het bevoegd gezag ( de bovenschools manager) schriftelijk bezwaar te maken tegen het besluit (zie 2.2.3 ad 3). Van het schriftelijke besluit tot niet in behandeling nemen wordt altijd een kopie gestuurd naar de bovenschools manager. 2.2.d Ontwikkelingsperspectief Voor een kind dat extra ondersteuning nodig heeft dat past binnen het ondersteuningsprofiel van de school, en dus in principe toegelaten wordt, stelt de school een ontwikkelingsperspectief op. Hierin staat beschreven wat de verwachte uitstroombestemming van het kind is, dus naar welke onderwijsdoelen gestreefd wordt, en de onderbouwing daarvan. Tevens wordt hierin beschreven welke ondersteuning en begeleiding het kind nodig heeft en hoe die wordt aangeboden. Er worden dus vervangende onderwijsdoelen beschreven. Met het ontwikkelingsperspectief met eigen leerlijn komt het bestaande handelingsplan te vervallen. De school gebruikt voor het opstellen van het ontwikkelingsperspectief met eigen leerlijn o.a. de medische gegevens, informatie over eerder verleende hulp en ondersteuning en behaalde leerresultaten. Er wordt gekeken naar de thuissituatie en er worden eventueel aanvullende observaties of onderzoek verricht. Voor nader onderzoek moeten ouders toestemming geven. Via het samenwerkingsverband kan mogelijk een extern deskundige worden ingeschakeld. Voor kinderen die ondersteuning krijgen die in het reguliere (basis) ondersteuningsaanbod zit, zoals begeleiding bij dyslexie of kortdurende remedial teaching, is geen ontwikkelingsperspectief met eigen leerlijn nodig. De school voert op overeenstemming gericht overleg met de ouders over het opstellen van het ontwikkelingsperspectief met eigen leerlijn. Het ontwikkelingsperspectief met 16 eigen leerlijn wordt uiteindelijk door de ouders en de school vastgesteld en ondertekend. Het ontwikkelingsperspectief met eigen leerlijn wordt regelmatig, tenminste jaarlijks, met de ouders geëvalueerd. Indien ouders en school het niet eens kunnen worden over de inhoud van het ontwikkelingsperspectief met eigen leerlijn, is er sprake van een geschil welke voorgelegd kan worden aan de Tijdelijke Geschillencommissie. Dit vergt tijd en de mogelijkheid bestaat dan dat de inschrijvingstermijn overschreden wordt. Ook dan geldt: wanneer de school de totale termijn van tien weken overschrijdt en het kind heeft de toelatingsleeftijd voor het onderwijs bereikt, wordt het kind (tijdelijk) geplaatst en ingeschreven. Dit moet schriftelijk kenbaar gemaakt worden. 2.2.e Weigering Indien de school het kind wil weigeren, moet de school op zoek naar een andere school die wel een passend onderwijsaanbod kan bieden en die het kind ook kan en wil plaatsen. Onder een andere school kan ook een school voor speciaal (basis) onderwijs verstaan worden. In het schriftelijke besluit om een kind te weigeren, dient duidelijk beargumenteerd vermeld te worden: 1. de grond tot weigering; 2. welke andere school voor het kind gevonden is dat een passend onderwijsaanbod kan bieden en waar het kind ook kan worden geplaatst; ouders worden uitgenodigd om over het gevonden alternatief te komen overleggen; 3. ouders wordt gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken bij het bevoegd gezag ( de bovenschools manager) schriftelijk bezwaar te maken tegen het besluit (zie 2.2.3 ad 3). Van het schriftelijke besluit tot afwijzing wordt altijd een kopie gestuurd naar de bovenschools manager. Ad 2.2e. De grond tot weigering De grond tot weigering dient duidelijk beargumenteerd te worden. Het is niet mogelijk in algemene zin aan te geven, als de school van mening is dat zij de vereiste zorg niet kan bieden, wanneer een school een kind mag weigeren. Als uitgangspunt geldt in ieder geval dat bij elke beslissing om een kind als leerling te weigeren de individuele belangen van het kind tegen het algemeen belang van de school moet worden afgewogen. Hierbij dient het schoolondersteuningsprofiel in acht genomen te worden. Gronden tot weigering: Indien de ondersteuning die het kind nodig heeft niet past binnen het ondersteuningsprofiel van de school, de school het kind geen passend onderwijsprogramma kan bieden, of plaatsing een onevenredige belasting is voor de school, kan de school het kind weigeren. In deze situatie heeft de school wel een zorgplicht. De leerling is op grond van zijn gedrag een bedreiging voor de veiligheid van andere leerlingen. In deze situatie heeft de school wel een zorgplicht. Een aanmelding kan geweigerd worden (geen zorgplicht) als er geen plaatsingsruimte op de school aanwezig is. De school of de groep waar het kind voor aangemeld wordt is vol. De school heeft dan geen opnameplicht. Voorwaarde is wel dat de school een duidelijk en consistent aannamebeleid heeft en in haar ondersteuningsprofiel aangeeft wanneer de school daadwerkelijk vol is. De aanmelding kan geweigerd worden (geen zorgplicht) als ouders desgevraagd de grondslag van de school weigeren te respecteren. Het gaat hier niet alleen om de religieuze grondslag of levensbeschouwelijke identiteit, maar ook om de onderwijskundige grondslag. Bij de beoordeling van de eerste grond tot weigering spelen de volgende criteria een rol: de groepsgrootte; de samenstelling van de groep; 17 het effect op het onderwijs van de reeds aanwezige leerlingen; deskundigheid van het personeel; beschikbaarheid van het personeel (tekort, ziekteverzuim); mogelijkheden van de begeleiding door de ouder; benodigde middelen (kosten extra personeel); gevergde aanpassingen in de organisatie, begeleiding en onderwijs. Door de wettelijke zorgplicht van een school c.q. schoolbestuur zullen deze criteria slechts in uitzonderlijke situaties een rol spelen. Er moet dan echt sprake zijn van een onevenredige belasting voor de school. Die onevenredige belasting moet aantoonbaar zijn. Het is raadzaam iets over deze criteria te vermelden in het schoolondersteuningsprofiel. Ad 2. Ander passend onderwijsaanbod Hierbij gaat er om welke andere school, bij voorkeur binnen het samenwerkingsverband, gevonden is dat een passend onderwijsaanbod kan bieden en waar het kind ook kan worden geplaatst. Onder een andere school wordt ook een school voor het speciaal (basis) onderwijs verstaan. Ouders worden uitgenodigd om over het gevonden alternatief te komen overleggen Voor de toelating van een kind tot het speciaal (basis) onderwijs is een toelaatbaarheidsverklaring van het samenwerkingsverband nodig. Alleen basisscholen of zorginstellingen kunnen een kind aanmelden bij de toelatingscommissie van het samenwerkingsverband. Ouders kunnen dit zelf niet. Als het samenwerkingsverband geen toelaatbaarheidsverklaring afgeeft, moet de school waar de leerling is aangemeld of geplaatst op zoek naar een andere passende plek voor het kind. De zorgplicht blijft bij de aanmeldingsschool of de school waar de leerling al zit. Ad 3. Bezwaarprocedure Ouders kunnen binnen zes weken bij het bevoegd gezag ( de bovenschools manager) schriftelijk bezwaar maken tegen het besluit tot weigering en een besluit tot niet in behandeling nemen van de aanmelding. Ook kunnen ouders bij weigering gelijktijdig met een bezwaarprocedure het geschil aanhangig maken bij de Geschillencommissie Toelating en Verwijdering (zie 2.3). Bezwaarprocedure: In het schriftelijke besluit tot weigering of het besluit tot niet in behandeling nemen van de aanmelding is ouders gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken na het kenbaar maken van het besluit schriftelijk bezwaar gemaakt kan worden bij het bevoegd gezag ( de bovenschools manager). Binnen drie werkdagen na ontvangst van het bezwaarschrift stuurt de bovenschools manager een ontvangstbevestiging en, indien de bescheiden en gegevens ontoereikend zijn, verzoekt de ouders aanvullende informatie te verstrekken. De bovenschools manager neemt geen beslissing dan nadat de ouders en de directie van de school gehoord zijn. Binnen vier weken na ontvangst van het bezwaarschrift neemt de bovenschools manager namens het bevoegd gezag een besluit. Indien een geschil tot weigering aanhangig is gemaakt bij de Geschillencommissie Toelating en Verwijdering en de ouders ook bij het bevoegd gezag bezwaar hebben gemaakt tegen de beslissing over de toelating, neemt het bevoegd gezag de beslissing op bezwaar niet dan nadat de commissie heeft geoordeeld. De termijn voor het nemen van de beslissing op het bezwaar wordt tijdelijk onderbroken tot de dag waarop de commissie een oordeel heeft uitgebracht. Er is geen beroepsmogelijkheid bij de rechtbank. Wel kunnen ouders, in het kader van een civielrechterlijke procedure, een zaak aanspannen bij de burgerlijke rechter. 18 2.3 Overige juridische procedures Ouders kunnen, met het oog op het belang bij een snelle beslissing, een kort geding aanspannen bij de president van de rechtbank. Ook kunnen ouders bepaalde geschillen voorleggen aan de Tijdelijke Geschillencommissie Toelating en Verwijdering. 2.3.1 Tijdelijke Geschillencommissie Toelating en Verwijdering: De tijdelijke Geschillencommissie Toelating en Verwijdering is een landelijke commissie van deskundigen die op 1 augustus 2014 van start gaat. Deze commissie oordeelt bij meningsverschillen over: De bepaling van de school dat het kind extra ondersteuning nodig heeft. Het verstrekken door ouders van gegevens betreffende stoornissen of handicaps van het kind of beperkingen in de onderwijsparticipatie. De procedure met betrekking tot het weigeren van een kind dat extra ondersteuning behoeft. De grond tot weigering met betrekking tot de plaatsruimte. De grond tot weigering met betrekking tot het respecteren van de grondslag van de school. De procedure met betrekking tot het verwijderen van een leerling. Het vaststellen van een ontwikkelingsperspectief. De commissie zal binnen tien weken uitspraak doen over een geschil dat is voorgelegd. Bij haar oordeel zal de commissie rekening houden met het schoolondersteuningsprofiel en het ondersteuningsplan. Indien een geschil aanhangig is gemaakt bij de commissie en de ouders ook bij het bevoegd gezag bezwaar hebben gemaakt tegen de beslissing over de toelating of de verwijdering, neemt het bevoegd gezag de beslissing op bezwaar niet dan nadat de commissie heeft geoordeeld. Mocht een ouder na een uitspraak van de geschillencommissie alsnog naar de rechter stappen, dan neemt de rechter het oordeel van de geschillencommissie mee bij de afweging. 2.4 Aanmeld gegevens Bij aanmelding wordt een kopie van het paspoort of identiteitsbewijs van één der ouders gevraagd. Op het aanmeldformulier komen de onderstaande gegevens te staan: Algemene gegevens Eerste school van aanmelding: ja/nee Indien nee wat is dan de eerste school van aanmelding?.............................................. Datum eerste schooldag Ingeschreven door Gegevens leerling Achternaam leerling Voornamen Geboortedatum Sofinummer / PGN Geslacht Naam + adres huisarts Bijzonderheden (lichamelijk of emotioneel)……………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 19 Gegevens ouder / verzorger / voogd 1 Achternaam ouder Voornamen ouder Geboortedatum Naam hoogst genoten onderwijs of diploma ouder Diploma behaald Jaar waarin diploma is gehaald Indien nee: aantal jaren genoten onderwijs in die opleiding Naam van de school Plaats van de school Land van de school Bereikbaar onder telefoonnummer: Gegevens ouder / verzorger / voogd 2 (indien van toepassing) Achternaam ouder Voornamen ouder Geboortedatum Naam hoogst genoten onderwijs of diploma ouder Diploma behaald Jaar waarin diploma is gehaald Indien nee: aantal jaren genoten onderwijs in die opleiding Naam van de school Plaats van de school Land van de school Bereikbaar onder telefoonnummer: Ondergetekende, ouder / verzorger/ voogd van ………………………………….., verklaart dat dit formulier naar waarheid is ingevuld en gaat ermee akkoord dat de opleidingsgegevens worden gecontroleerd. Naam van ouder / verzorger / voogd 1 voogd 2 ……………………………………… Datum ……………………………… Ondertekening ……………………………………… Naam van ouder / verzorger / ………………………………………. Datum……………………………….. Ondertekening ………………………………………. Na invulling bepaalt de directeur het gewicht van de leerling …………… Handtekening directeur …………………………. Schoolgeld verklaring Hierbij verklaart de ouder / verzorger dat voor ………………………………………………………………..jaarlijks de vrijwillige bijdrage aan het schoolfonds geheel zal worden voldaan. Mits deze verklaring niet schriftelijk voor 1 juli wordt ingetrokken, wordt deze overeenkomst jaarlijks stilzwijgend verlengd. Naam van ouder / verzorger / voogd ……………………………………. Datum …………………………………… Ondertekening Verklaring gedragsprotocol Hierbij verklaart de ouder / verzorger van ……………………………………………….kennis te hebben genomen van het gedragsprotocol, dat op de ………….school gehanteerd wordt. 20 Naam van ouder / verzorger / voogd …………………………………….. Datum …………………………….. Ondertekening Verklaring publicaties Hierbij verklaart de ouder / verzorger van ……………………………………………… toestemming te geven voor het publiceren van foto’s, video-opnamen e.d. op de website, schoolgids en bij onderwijskundige artikelen de school betreffende. Naam van ouder / verzorger / voogd …………………………………….. 2.5 Datum …………………………….. Ondertekening Overgangsmomenten In de schoolloopbaan van een leerling zijn een aantal overgangsmomenten te benoemen. De momenten die benoemd kunnen worden zijn: - Instroom van leerlingen o Vanuit de peuterspeelzaal of voorschoolse voorziening o Vanuit thuissituatie vanaf leerplichtige leeftijd o Tussentijdse instroom gedurende de schoolloopbaan in het PO Van PO naar PO (zelfde onderwijssoort) Van SO naar BO Van sbo naar basisschool Van basisschool naar sbo - Uitstroom / doorstroom van leerlingen o Naar vervolgonderwijs aan het einde van het PO o Tussentijdse uitstroom gedurende de schoolloopbaan in het PO Van PO naar PO (zelfde onderwijssoort) Van PO naar SO Van basisschool naar sbo Van sbo naar basisschool De wijze waarop gehandeld wordt en de afspraken omtrent overdracht van gegevens en in- en uitschrijving zijn beschreven in het directie vademecum. Bij de overgang naar het voortgezet onderwijs hebben wij vanaf groep 7 een protocol opgesteld zoals hieronder omschreven. Overgang naar het voortgezet onderwijs De advisering voor het VO start al in groep 7. In groep 7 krijgen de ouders en betreffende kinderen te horen of ze in aanmerking komen voor LWOO. Zie hiervoor verder het draaiboek Koers VO. Voor het eerste rapportgesprek in groep 8 gaan leerkracht en IB om de tafel zitten om voor ieder kind een advies te formuleren. Tijdens het eerste rapportgesprek wordt dit advies dan aan ouders doorgegeven. Op 1 februari, na de middentoetsen groep 8, wordt het definitief advies aan de ouders gegeven. In het - advies worden de volgende punten meegenomen: Entreetoets groep 7, en het bijbehorende cito advies Leerlingvolgsysteem; hoe is het scoreverloop Taalbeheersing Werkhouding Zelfstandigheid Interesses van de leerling Inzicht; de scores op rekenen en begrijpend lezen tellen zwaarder dan de scores op spelling en technisch lezen 21 Ook de sterretjes op het leerlingrapport geven per onderdeel een advies: V=VMBO-b, IV=VMBO-k, III=VMBO, II=HAVO, I=VWO Bovenstaande punten zijn richtlijnen. Ieder kind is uniek, en daar wordt in het advies rekening mee gehouden. Daarom kan het advies altijd afwijken van de richtlijnen. Dit gaat echter altijd in overleg met de IB en ouders. De motivering hiervoor wordt opgenomen in het OKR. 3. Schorsen en verwijderen 3.1 Passend onderwijs De invoering van passend onderwijs, en de daarmee gepaard gaande wetswijzigingen, hebben consequenties voor de procedure van schorsen en verwijderen. De belangrijkste veranderingen zijn: Schorsen in het primair onderwijs krijgt vanaf 1 augustus 2014 een wettelijke grondslag. Schorsen mag maximaal 1 week. Een leerling mag niet definitief van school verwijderd worden voordat de directie c.q. het bevoegd gezag er zorg voor heeft gedragen dat de leerling op een andere school ingeschreven kan worden (zorgplicht). Bij verwijdering kunnen ouders niet alleen bezwaar maken bij het bevoegd gezag (bovenschools manager), maar kunnen het geschil ook aanhangig maken bij de Tijdelijke Geschillencommissie Toelating en Verwijdering. Een beslissing tot schorsing of verwijdering moet met de uiterste zorgvuldigheid worden genomen. Het evenredigheidsbeginsel speelt daarbij een belangrijke rol: staat de genomen ordemaatregel in verhouding tot de overtreden regel? Van belang is dat de leerling wist of behoorde te weten dat hij met zijn gedragingen norm overschrijdend gedrag vertoont. 3.2 Schorsing Schorsing is aan de orde wanneer de directie van de school bij ernstig wangedrag van een leerling onmiddellijk moet optreden en er tijd nodig is voor het zoeken naar een oplossing, of indien een leerling herhaaldelijk een schoolregel of een algemeen gangbare regel heeft overtreden. Ernstig wangedrag van een leerling kan bijvoorbeeld zijn diefstal, bedreiging, geweld, mishandeling etc. De leerling misdraagt zich zo, dat sprake is van verstoring van de rust, orde of veiligheid op school. Schorsing geldt altijd voor een beperkte periode, nooit voor onbepaalde tijd. Schorsen mag wettelijk maximaal 1 week. In het algemeen is het raadzaam bij een eerste schorsing het kind 1dag te schorsen, bij een tweede schorsing 3 dagen en bij een derde schorsing 7 dagen. De duur van de schorsing is afhankelijk van de ernst van het wangedrag. Een schorsing voor 7 dagen kan mede inhouden dat schriftelijk aangekondigd wordt dat bij een volgende overtreding van de regels een procedure tot verwijdering gestart zal worden. Procedure voor schorsing: Namens het bevoegd gezag schorst de directeur. Schorsing van leerlingen dient op basis van een voldoende gegronde redenen te geschieden. De directeur kan een leerling voor een periode van ten hoogste één week schorsen. De directeur deelt het besluit tot schorsing schriftelijk aan de ouders mee. In dit besluit wordt vermeld: de reden(en) voor schorsing, de aanvang en tijdsduur van schorsing en eventuele andere genomen maatregelen. 22 Van het schriftelijke besluit tot schorsing wordt altijd een kopie gestuurd naar de bovenschools manager en de leerplicht Rotterdam. Bij schorsing voor een periode langer dan één dag stuurt de directeur een kopie van het schriftelijke besluit tot schorsing naar de Inspectie van het Onderwijs en leerplicht Rotterdam. Schorsing van een leerling vindt in principe pas plaats na overleg met de leerling, de ouders en de groepsleerkracht. De school stelt de leerling in staat, bijvoorbeeld door het opgeven van huiswerk, te voorkomen dat deze een achterstand oploopt. 3.3 Verwijdering Verwijdering is een maatregel bij zodanig ernstig wangedrag dat de directie van de school c.q. het bevoegd gezag concludeert dat de relatie tussen school en leerling en/of ouders onherstelbaar verstoord is. Uit de jurisprudentie blijkt dat verwijdering ook kan plaatsvinden vanwege wangedrag van ouders van leerlingen. Verwijdering van een leerling is een ordemaatregel die slechts in het uiterste geval genomen wordt. De procedure wordt, samen met de directeur van de school, voorbereid door de bovenschools manager; de uiteindelijke beslissing wordt genomen door het bevoegd gezag i.c. het College van Bestuur. Procedure voor verwijdering: De directeur verzoekt de bovenschools manager beargumenteerd een procedure tot verwijderen te starten en maakt daartoe voor de bovenschools manager een schriftelijk rapport op. De bovenschools manager hoort zo snel mogelijk de directeur , de betrokken leerkracht(en) en, indien noodzakelijk, de intern begeleider. De bovenschools manager deelt de ouders zo snel mogelijk schriftelijk het voornemen tot verwijdering van de leerling mee. Tegelijkertijd worden de ouders uitgenodigd de problematiek met de bovenschools manager te bespreken. De Inspectie van het Onderwijs wordt van het voornemen in kennis gesteld. De bovenschoolse manager adviseert het College van Bestuur. Het College van Bestuur beslist. Indien het College van Bestuur afwijkt van het advies van de bovenschools manager en overweegt niet in te gaan op het verzoek tot verwijdering wordt er, alvorens een definitief besluit wordt genomen, eerst overleg gepleegd met de directeur van de school en de bovenschools manager. Een leerling mag niet definitief van school verwijderd worden voordat de directie c.q. het bevoegd gezag er zorg voor heeft gedragen dat een andere school bereid is de leerling toe te laten. Onder andere school kan ook worden verstaan een school voor speciaal (basis) onderwijs. Het College van Bestuur maakt het besluit tot verwijdering, met daarin opgenomen de naam van de school die het kind kan en wil plaatsen, en de mogelijkheid voor ouders om binnen 6 weken tegen het besluit bezwaar te maken, schriftelijk aan de ouders kenbaar. Ouders worden door de directie van de school uitgenodigd om over het gevonden alternatief te komen praten. Wanneer ouders tegen de beslissing bezwaar maken, beslist het College van Bestuur binnen 4 weken na ontvangst van het bezwaarschrift. Het College van Bestuur hoort de ouders, voordat het een beslissing neemt. De beslissing tot verwijdering wordt kenbaar gemaakt aan de Inspectie van het Onderwijs en de leerplichtambtenaar. Ouders kunnen tegen de beslissing op bezwaar in beroep bij de burgerlijke rechter. 23 Tijdelijke Geschillencommissie Toelating en Verwijdering: Ouders kunnen, naast het maken van bezwaar tegen het besluit van het College van Bestuur, het besluit tot verwijderen aanhangig maken bij de Tijdelijke Geschillencommissie Toelating en Verwijdering. De commissie zal binnen tien weken uitspraak doen over een geschil dat is voorgelegd. Indien een geschil aanhangig is gemaakt bij de Geschillencommissie Toelating en Verwijdering en de ouders ook bij het bevoegd gezag bezwaar hebben gemaakt tegen de beslissing over de verwijdering, neemt het bevoegd gezag de beslissing op bezwaar niet dan nadat de commissie heeft geoordeeld. De termijn voor het nemen van de beslissing op het bezwaar wordt tijdelijk onderbroken tot de dag waarop de commissie een oordeel heeft uitgebracht. 4 Personeelsplan 4. 1 IPB beleid De RVKO kent binnen de scholen voor basisonderwijs de functies directeur, locatieleider, adjunct-directeur, leraar, leraarondersteuner, voorschoolassistent, administratief medewerker en conciërge. Daarnaast kennen we in het speciaal basisonderwijs aanvullende functies zoals orthopedagoog en logopedist. Leraren kunnen als ‘taak’ de interne begeleiding verzorgen, staflid zijn of een andere ambulante taak hebben. Om van al deze personeelsleden hun ontwikkelingen te volgen en te stimuleren, heeft de RVKO een vastomlijnd IPB, dat is vastgelegd in het directie vademecum. In het IPB zijn de uitgangspunten vastgelegd m.b.t. klassenconsultaties en een vier jarige POP cyclus, met daarin verwerkt intervisie, POP-, voortgangs-, functionerings- en beoordelingsgesprekken. Daarnaast krijgen nieuwe leerkrachten of leerkrachten met een geheel nieuwe taak een persoonlijke coach toegewezen. Ieder IPB gesprek wordt voorafgegaan door een klassenconsultatie door de gespreksvoerder. In het jaardraaiboek van de school is een gesprekscyclus rooster opgenomen. De POP, fg, voortgangsgesprekken en bg gesprekken worden door de directie gevoerd. Tevens vinden er vanuit de ib klassenconsultaties plaats op basis van de vernieuwingsonderwerpen. School Wat willen we en hoe doen we dat? (Visieontwikkeling) Hoe zorgen we ervoor dat de taken goed verdeeld zijn? (Normjaartaak) Welke functies en competenties hebben we nodig? (Aannamebeleid en scholing) Hoe zorgen we er voor dat mensen zich optimaal kunnen ontplooien? (Deskundigheidsbevordering) Hoe komen we aan voldoende en goed toegerust personeel? (Werving en selectie) Hoe zorgen we er voor dat mensen gemotiveerd worden en blijven? (Waardering en beloning) Ik 24 4.1 A Uitwerking IPB IPB moet een bijdrage leveren aan de ontwikkeling en het welbevinden van het personeel, zodat leraren en management competent zijn om zorg te dragen voor modern en goed onderwijs. Hiertoe ondernemen we onderstaande acties: Aankomende leerkrachten worden opgevangen en gevolgd. Zij hebben recht op een goede begeleiding van hun mentor, participeren waar mogelijk binnen de schoolorganisatie en komen in contact met de directie en IB. De Lio-studenten worden begeleid door een coach. De directie verricht minimaal twee klassenconsultaties en stuurt tijdens de Lintstage een verkort intern Lio-verslag en in de assessmentperiode het uitgebreide intern Lio-verslag naar de bovenschools opleidingscoördinator. Een leerkracht met een tijdelijke aanstelling heeft recht op een goede begeleiding. Daarnaast is er in week 8 en week 14 een functioneringsgesprek met een leidinggevende. In week 20 is er een afsluitend beoordelingsgesprek met de directie. Aan deze gesprekken gaan altijd klassenconsultaties door een directielid vooraf. Uit het beoordelingsverslag moet duidelijk blijken of een vaste aanstelling tot de mogelijkheden behoort. Voor deze gesprekken worden de RVKO- formulieren voor tijdelijke aanstellingen gebruikt. Voor personeel met een vaste aanstelling is het Persoonlijk Ontwikkelings Plan (POP) het uitgangspunt voor verdere individuele ontwikkeling. Het POP is een plan van aanpak voor een individuele medewerker om zich als professional te ontwikkelen in zijn werkzame leven en om competenties te verbeteren die nodig zijn om in een specifieke functie of taak succesvol te kunnen zijn. Na het opstellen van het POP wordt de leerkracht gevolgd aan de hand van klassenconsultaties en de IPBgesprekken. 4.1B IPB-cyclus en intervisie Voor het opstellen van een POP hanteren we het POP-formulier van de RVKO. Dit plan wordt in principe gemaakt voor een periode van 4 jaar. In bijzondere gevallen kan dit een kortere (minimaal 2 jaar) of een langere periode (maximaal 6 jaar) beslaan. In het plan worden de volgende zaken beschreven: De sterke punten en verbeterpunten; de doelstellingen op korte en lange termijn; de gewenste ondersteuning en scholing die nodig is om de doelstellingen te behalen. Een POP dient aan te sluiten bij realistische mogelijkheden en ambities van een ieder. Indien er hiaten zijn om op de betreffende school goed te kunnen functioneren (denk aan scholing passend bij het concept van de school, VVE trajecten, goede beheersing van de Nederlandse taal, ICT vaardigheid e.d.), dan dient hier in het POP met voorrang aandacht aan besteed te worden. Ook scholing en ontwikkeling passend bij een specifieke functie of taak dienen aan de orde te komen. Uiteraard spelen persoonlijke interesses ook een rol. De competentielijst van de RVKO geeft overzichtelijk aan wat er verwacht mag worden van de leraren in de schalen LA, LB en LC. Deze competentielijst wordt gebruikt ter ondersteuning van het opstellen van het POP en zijn opgenomen in het jaardraaiboek van de school. Een uitgewerkt POP kan ter intervisie worden voorgelegd aan één of meerdere (zelf gekozen) collega’s, waarna zo nodig aanpassing kan plaatsvinden. Daarna vindt het POPgesprek plaats met een directielid, dat hierin nadrukkelijk het schoolbelang meeweegt. Zo nodig wordt het POP aangepast, waarna vaststelling plaatsvindt. Na vaststelling van het POP: Worden de afspraken voor coaching, begeleiding, collegiale consultatie en/of scholing concreet gemaakt; worden er afspraken gemaakt voor klassenconsultaties; 25 wordt een halfjaarlijks rooster gemaakt waarin, aan de hand van voortgangs- en functioneringsgesprekken, de ontwikkeling gevolgd wordt. Deze gesprekkencyclus is opgenomen in het jaardraaiboek. Zodra het personeelslid én de directie van mening zijn, dat de doelstellingen van het POP behaald zijn, wordt de cyclus afgesloten met een beoordelingsgesprek. Enige tijd hierna wordt er een nieuwe POP opgesteld. Dit gebeurt jaarlijks. 4.1C Klassenconsultaties In het kader van kwaliteitsbewaking bestaan twee soorten consultaties: 1. Een consultatie met als doel inzicht te verkrijgen in het functioneren van de leerkracht op gebied van pedagogisch en didactisch handelen binnen zijn groep. 2. Een consultatie met als doel inzicht te verkrijgen in het handelen van de leerkracht met betrekking tot de vernieuwende aspecten van de school, zoals de implementatie van een nieuwe methode, de invoering van een andere werkwijze of de overgang naar een ander schoolconcept. Zodra alle leerkrachten binnen een vastgestelde termijn geconsulteerd zijn, ontstaat een volledig beeld rondom de genoemde vernieuwing. De leidinggevende maakt op schoolniveau hiervan een analyse. Hij maakt hiervoor o.a. gebruik van de resultaten van de observaties, de nagesprekken en de zelfevaluatie. Deze bevindingen worden besproken in de onderwijsinhoudelijke vergaderingen, waarna besluiten genomen worden over aanpassingen, teamscholing en begeleiding. Voor klassenconsultaties gelden de volgende uitgangspunten: Er vinden, voorafgaand aan een voortgangs-, functionerings- of beoordelingsgesprek, minimaal twee klassenconsultaties per jaar plaats. Afhankelijk van de schoolorganisatie kunnen deze uitgevoerd worden door een directie, een coördinator of ib-er, met dien verstande dat de directie minimaal één keer per jaar bij ieder teamlid een consultatie verricht. Een coördinator kan klassenconsultaties uitvoeren in het kader van begeleiding, coaching of het volgen van de voortgang. Vervolgens informeert de coördinator de directie over de consultatie, waarbij de vertrouwelijkheid gewaarborgd wordt. De klassenconsultaties en de nagesprekken worden opgenomen in de jaarplanning Voorafgaand aan een klassenconsultatie is het doel van het bezoek bij de te observeren leerkracht bekend. Er wordt een afspraak gemaakt voor een les waarbij de leidinggevende zich een goed beeld kan vormen van het functioneren van de betreffende leerkracht in het kader van de afgesproken doelstelling. Op iedere klassenconsultatie volgt een nagesprek, waarbij feedback wordt gegeven op de geobserveerde les. Van de observatie en het nagesprek wordt een ondertekend verslag in het dossier bewaard of volgt er een functionerings- of beoordelingsgesprek door een directielid. Vanuit het nagesprek worden er, indien nodig of wenselijk, vervolgafspraken gemaakt. Te denken valt aan ontwikkelpunten die meegenomen worden in het POP, begeleiding of coaching van de leerkracht en/of mogelijke vervolgobservaties. 4.1D Voortgangs-, functionerings- en beoordelingsgesprekken Bij personeel in vaste dienst vindt in principe ieder half jaar een voortgangs-, functionerings- of beoordelingsgesprek plaats. Indien hiertoe aanleiding is, kunnen 26 maandelijks gesprekken plaatsvinden. De aanleiding hiertoe moet bij het betreffende personeelslid bekend zijn. Voor voortgangsgesprekken gelden de volgende uitgangspunten: Voortgangsgesprekken kunnen gevoerd worden door een directielid. Aan een voortgangsgesprek gaat altijd een klassenconsultatie vooraf. Voorafgaand aan het gesprek wordt vastgesteld of er specifieke gesprekspunten zijn. Het RVKO-formulier wordt gebruikt als richtlijn voor het gesprek en is opgenomen in het jaardraaiboek van de school. Dit formulier wordt, voorafgaand aan het gesprek, door het personeelslid zelf in concept ingevuld. Het is van groot belang dat m.n. de antwoorden op de vragen 3 en 5 goed worden beschreven, zodat afspraken en eventuele begeleiding en/of coaching goed zijn vastgelegd. De zienswijze van beide partijen wordt in het verslag beschreven. Daardoor zal ondertekening niet tot bezwaar leiden. Het getekende gespreksverslag wordt toegevoegd aan het bekwaamheidsdossier. Het personeelslid zelf ontvangt een kopie. Voor functioneringsgesprekken gelden de volgende uitgangspunten: Functioneringsgesprekken worden bij voorkeur gevoerd door een directielid. Aan een functioneringsgesprek gaat altijd een klassenconsultatie vooraf. Voorafgaand aan het gesprek wordt vastgesteld of er specifieke gesprekspunten zijn. Het RVKO-formulier wordt gebruikt als richtlijn voor het gesprek. Dit formulier wordt, voorafgaand aan het gesprek, door het personeelslid zelf in concept ingevuld. Het is van groot belang dat m.n. de antwoorden op de vragen 11 en 12 goed worden beschreven, zodat afspraken en eventuele begeleiding en/of coaching goed zijn vastgelegd. De zienswijze van beide partijen wordt in het verslag beschreven. Daardoor zal ondertekening niet tot bezwaar leiden. Het getekende gespreksverslag wordt toegevoegd aan het bekwaamheidsdossier. Het personeelslid zelf ontvangt een kopie. Voor beoordelingsgesprekken gelden de volgende uitgangspunten: Voorafgaand aan een beoordelingsgesprek, dienen minimaal twee functioneringsgesprekken te zijn gevoerd. De aandachtspunten en de afspraken die blijken uit de verslagen van deze gesprekken, vormen belangrijke items in het beoordelingsgesprek. Een beoordelingsgesprek wordt altijd gevoerd door de directeur. Het betreft een eenzijdig gesprek waarin de leidinggevende beargumenteert hoe het personeelslid zijn taken heeft uitgevoerd. Aan een beoordelingsgesprek gaat altijd een klassenconsultatie vooraf. Het RVKO-formulier wordt gebruikt als richtlijn voor het gesprek. De directeur vult na afloop van het gesprek het RVKO-formulier in. Het is van groot belang dat bij het antwoord op vraag 10 een helder en eenduidig eindoordeel wordt geformuleerd ten aanzien van het functioneren. Het personeelslid geeft bij vraag 12 een reactie op het verslag. Deze reactie kan niet leiden tot het wijzigen van het oordeel, maar wel tot het plaatsen van een kanttekening bij het verslag. Een beoordelingsverslag kan voor akkoord of voor gezien getekend worden. Indien het verslag voor gezien wordt getekend, wordt de beoordeelde verzocht schriftelijk te motiveren waarom hij niet voor akkoord tekent. Het getekende gespreksverslag (inclusief de eventueel daaraan toegevoegde schriftelijke motivatie) wordt bewaard in het bekwaamheidsdossier. Het personeelslid zelf ontvangt een kopie. 27 Het beoordelingsgesprek kan rechtspositionele consequenties hebben. Daarnaast kan een beoordelingsgesprek aanleiding zijn voor waarderende of corrigerende maatregelen. Beslissingen met rechtspositionele consequenties blijven voorbehouden aan de Algemeen Directeur. Alle betrokkenen dienen uiterst vertrouwelijk met de inhoud van de gesprekken en gespreksverslagen om te gaan. Inzage in verslagen is uitsluitend voorbehouden aan de gesprekspartners, de directie en het Bovenschools Management. 4.1E Dossiervorming Van ieder personeelslid wordt een dossier bijgehouden. Dit dossier dient strikt vertrouwelijk behandeld te worden. Het papieren dossier wordt bewaard in een afgesloten ruimte en digitale stukken zijn alleen toegankelijk voor de directie. In principe worden personeelsdossiers op school bewaard. Bij vertrek gelden de volgende afspraken: Indien het personeelslid naar een andere RVKO-school vertrekt, wordt toestemming gevraagd om het dossier naar de nieuwe school te sturen. Het personeelslid geeft hiervoor schriftelijk toestemming. Stemt het personeelslid niet in met het versturen van het dossier naar de nieuwe school, dan wordt het dossier op het bestuursbureau van de RVKO bewaard. Indien een personeelslid de RVKO verlaat, wordt het dossier van de laatste vijf jaar nog vijf jaar op school bewaard. In geval van een arbeidsconflict worden alle relevante stukken uit het dossier in kopie naar het bestuursbureau verstuurd, ter attentie van de Bovenschools Manager. Ieder dossier bestaat uit de volgende vier onderdelen: Het basisdossier, bestaande uit: o Kopie paspoort of identiteitsbewijs (geen rijbewijs); o verslag van het sollicitatiegesprek waarin de gemaakte afspraken staan vermeld; o akten van benoeming; o werkafspraken met parttimers en/of andere afspraken. Het bekwaamheidsdossier, bestaande uit: o Het POP-formulier; o de verslagen van de voortgangs-, functionerings- en beoordelingengesprekken; o verslagen van de klassenconsultaties; o certificaten van cursussen en diploma’s van opleidingen. Het verzuiOZOssier, bestaande uit: o Ziek- en herstelmeldingen; o probleemanalyse (met eventuele bijstellingen); o plan van aanpak (met eventuele bijstellingen); o eerstejaarsevaluatie; o eindevaluatie; o verlofaanvragen. Eventueel een logboek met daarin o Verslagen van gebeurtenissen of problemen, waaronder arbeidsconflicten. 4.1F Omvang benoemingen Onderstaande tabel geeft een overzicht van de werktijdfactoren die de RVKO hanteert. 28 Benoeming Aantal uren werktijdfactor Gehele dag 8,5 0,2 Halve dag 4,25 0,1 Omdat de Mariaschool gekozen heeft voor het werken met het vijf gelijke dagen model krijgen alle personeelsleden een WTF van 0,2000 per dag. Kort tijdelijke benoeming Van een korte tijdelijke benoeming wordt gesproken indien deze korter dan 4 weken duurt. Wanneer sprake is van benoemingen in telkens losse dagen, worden vakantieperioden niet doorbetaald. Nieuwe benoemingen Als een benoeming is ingegaan vóór 1 maart en niet wordt gecontinueerd, dan mag deze doorlopen tot en met 31 juli. Indien de tijdelijke benoeming is ingegaan op of ná 1 maart dan eindigt de benoeming op de laatste schooldag. Indien sprake is van een benoeming, ingaande vóór de zomervakantie, die langer dan twee maanden heeft geduurd en is beëindigd op of na 1 juni, dan moet deze leerkracht weer vanaf 1 augustus benoemd worden, indien de nieuwe functie dan reeds beschikbaar is. In iedere andere situatie gaat de benoeming in op de eerste schooldag. Opeenvolgende dienstverbanden Wanneer arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd elkaar, met tussenpozen van niet meer dan 3 maanden hebben opgevolgd, en een periode van 36 maanden is overschreden, geldt de laatste benoeming als aangegaan voor onbepaalde tijd. Indien een arbeidsovereenkomst op grond van vervanging in totaal tenminste 12 maanden heeft geduurd en het dienstverband vervolgens wordt voortgezet zonder dat van vervanging sprake is, geldt deze laatste benoeming als aangegaan voor onbepaalde tijd. 4.1 G Beleid parttime werken Conform de CAO PO is parttime werken een wettelijk recht. De te werken dagen worden in onderling overleg afgesproken, maar de directie heeft hierin een doorslaggevende stem. Bij onoverkomelijke bezwaren, zal in overleg met het Bovenschools Management naar een passende oplossing gezocht worden. Indien beide partijen dit overeenkomen of indien de schoolorganisatie dit vereist, kan jaarlijks verandering plaatsvinden van de te werken dagen. Ter bescherming van de parttimer én de schoolorganisatie hanteert de RVKO als richtlijn, dat een parttimer per te werken dag twee maal per jaar (vooraf in de jaarplanning vastgelegd) gevraagd kan worden terug te komen op dagen dat hij niet werkt. Uiteraard tellen deze uren wel mee in de normjaartaak. Indien een parttimer een (niet zelf gekozen) nascholingsactiviteit moet volgen op een reeks van vrije dagen, wordt dit gecompenseerd . De parttimers zijn zelf verantwoordelijk voor een goed voortgangsoverleg met de duocollega. 4.1 H Verlofbeleid De RVKO hanteert de verlofregeling zoals deze in de CAO staat beschreven. Daar staat exact aangegeven hoeveel vrije dagen voor diverse aangelegenheden gegeven mag worden. In principe wordt geen extra verlof gegeven voor zaken die niet in de CAO zijn vastgelegd. In geval van ernstige medische omstandigheden kent de CAO een zorgverlofregeling. Griep van de kinderen valt hier niet onder. 29 In bijzondere situaties kan rekening gehouden worden met de omstandigheden van een medewerker. Onderscheid moet gemaakt worden tussen verlof en het in overleg tussen werkgever en werknemer verschuiven van werktijd. Verlof hoeft niet gecompenseerd te worden. Wanneer het in het persoonlijk belang wenselijk is dat van de vastgestelde werktijd wordt afgeweken (bijv. aanwezigheid bruiloft van een buurmeisje of plotselinge griep van een kind), dient de medewerker deze uren later te compenseren. Van medewerkers wordt verwacht, dat na de hulpvraag, ook standaard uit eigen initiatief een tegenaanbod wordt gegeven. Een artsenbezoek wordt, indien mogelijk, op vrije dagen gepland. Parttimers gaan in principe op hun vrije dagen op artsenbezoek. 4.2 Normjaartaak De taak van ieder teamlid is in eerste instantie het verzorgen van goed onderwijs. Ieder teamlid krijgt een vast aantal uren toebedeeld voor lesgevende, corrigerende en voorbereidende taken. Ook wordt voor ieder teamlid een aantal uren vastgesteld voor overlegsituaties, vergadertijd en verplichte avondbijeenkomsten. De normjaartaakplanning is het sluitstuk van de weektaak. Al naar gelang de persoonlijke situatie, de ambitie en werkomstandigheden van ieder individueel teamlid, worden er aan een persoon meer of minder taken toebedeeld. Er wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de wensen en capaciteiten van een teamlid, maar ook met een eerlijke verdeling. In april/mei wordt geïnventariseerd welke taken teamleden graag zouden willen uitvoeren en welke taken liever niet. Hierdoor komt een ieder op zijn of haar normjaartaak die verder afhankelijk is van de aanstellingsomvang en de mate waarin eventueel BAPO-, zwangerschaps- en ouderschapsverlof wordt opgenomen. In de CAO is vastgelegd, dat een fulltime personeelslid 1659 uur per jaar dient te werken. De RVKO hanteert als richtlijn, dat hiervan 200 uur thuis gewerkt mag worden. Elk personeelslid is zelf verantwoordelijk om hieraan een juiste invulling te geven én maakt dat inzichtelijk in de normjaartaaktabel van de RVKO. Ter ondersteuning hiervan is een goede jaarplanner nodig, die door de directie tijdig (uiterlijk eind mei) aangeleverd wordt. In de normjaartaaktabel worden in ieder geval de onderstaande items ingeroosterd: Maximaal 930 uur aan lesgevende taken; 83 uur deskundigheidsbevordering die volledig door de school wordt ingevuld (schoolplanvergaderingen, intervisiebijeenkomsten, studiedagen, verplicht te lezen literatuur etc); 83 uur deskundigheidsbevordering die door het personeelslid zelf wordt ingevuld, aansluitend bij ambitie, hiaten of interesses (zie POP); 350 uur voor voorbereiding en nakijkwerk. De directie kan, in bijzondere situaties, deze 350 uur voor voorbereiding en nakijkwerk naar boven of naar beneden aanpassen. Een startende leerkracht kan hiervoor bijvoorbeeld extra uren toebedeeld krijgen; 213 uur voor o.a. oudercontacten, teamoverleg, werkgroepen, taken, lokaalverzorging. Het verdient aanbeveling om bij de werkgroepen en taken rekening te houden met de interesse en deskundigheid van ieder personeelslid. (zie POP). In het belang van de organisatie, of in individuele gevallen met wederzijdse goedkeuring, kan er meer of minder uren aan één van de 5 onderdelen besteed worden. Dit wordt dan door een ander onderdeel gecompenseerd. Het totaal moet altijd 1659 uur zijn. Indien in het belang van de organisatie afgeweken wordt van bovengenoemde richtlijnen, kan dit alleen met goedkeuring van de MR. 30 4.3 Begeleiding en coaching van studenten en Lio-ers De school staat open voor het opleiden van nieuwe collega’s en wij plaatsen in iedere groep waar dat mogelijk is een student. Voor de begeleiding van studenten is de mentor of coach de eerst aangewezen persoon. Daarnaast heeft op school ook iemand de taak van opleidingscoördinator. Dit teamlid is verantwoordelijk voor de ontvangst en de indeling van de studenten en de contacten met de Pabo. De coördinator bewaakt tevens het overzicht over het functioneren van de student en de relatie met de mentor of coach. Indien de situatie daarom vraagt, speelt hij/zij een rol in het onderlinge overleg. De Mariaschool staat op het standpunt dat iedere leerkracht in principe een student of Lio-er begeleidt of coacht. In voorkomende gevallen kan de directie motiveren om in een bepaalde groep geen student te plaatsen. Een student heeft recht op een goede begeleiding. Het plannen van de lessen, het helpen bij de voorbereiding en het grondig nabespreken zijn hierbij uitgangspunten. Zodra dit mogelijk is, is het raadzaam om de studenten ook bij groepsoverstijgende taken te betrekken. Een LIO student heeft recht op een goede coaching. De coach ondersteunt waar nodig bij de uitvoering van de lessen. De Lio-er wordt nadrukkelijk betrokken bij alle groepsoverstijgende taken en teamactiviteiten. In samenwerking met de Pabo’s wil de RVKO de begeleiding van studenten meer op de werkvloer laten uitvoeren. Scholen die in dit traject willen participeren kunnen uitgroeien tot opleidingsschool. Een opleidingsschool heeft de volgende kenmerken: Een studentvriendelijk klimaat, waarbij de studenten als wezenlijk deel van het team beschouwd worden; betrokkenheid van heel het team bij de ontwikkeling en begeleiding van de studenten; mentoren en coaches die relevante cursussen volgen/hebben gevolgd. Voor de begeleiding van doelgroepstudenten (academische studenten, VWO-ers, mannen) maakt de RVKO gebruik van hiervoor speciaal geselecteerde mentoren. 4.4 Nascholing teamleden Wij vinden de ontwikkeling van teamleden erg belangrijk. In het POP van ieder teamlid wordt zijn/haar opleidingsplan besproken. Indien een zelf gekozen cursus of studie tevens een schoolbelang dient, worden de studie-uren opgenomen in de normjaartaak van het betreffende teamlid en kan de directie ervoor kiezen de opleidingskosten (deels) te vergoeden. Daarnaast worden, wanneer op uitdrukkelijk verzoek van de directie een studie of cursus wordt gevolgd, de studiekosten geheel vergoed. Begeleiding en coaching van het eigen personeel Vanuit de IPB cyclus kan duidelijk worden, dat extra ondersteuning nodig is in de vorm van coaching, begeleiding en/of scholing. Dit wordt in de IPB verslagen expliciet vermeld. Coaching is een vorm van ondersteuning waarbij de leerkracht gestimuleerd wordt naar zijn eigen functioneren te kijken, zodat hij degene is die actief nadenkt, leert en zichzelf ontwikkelt. Coaching is met name gericht op het vergroten van persoonlijk inzicht in het functioneren in een bepaalde functie of taak. Een coach helpt de ander door feedback te geven, vragen te stellen om reflectie te bevorderen en mee te denken in het zoeken naar en uitproberen van handelingsalternatieven in een bepaalde situatie. Coaching wordt veelal gehanteerd: o Bij de implementatie van een methode; o bij de ondersteuning bij het uitvoeren van handelingsplannen; o op aanvraag van de medewerker ; 31 o bij de uitwerking van een specifieke taakstelling. Begeleiding heeft een meer dwingend karakter en richt zich op attitude, beroepsethiek en op uitbouwen van de verschillende bekwaamheden. Het gehele IPB beleidsplan van de RVKO staat opgenomen in het directie vademecum. 4.5 De MR De MR kan gevraagd en ongevraagd advies c.q. instemming geven over onderwerpen die in het RVKO reglement zijn vastgelegd. Er wordt minimaal zes maal per jaar vergaderd, maar indien nodig wordt er een extra vergadering uitgeschreven. De voorzitter leidt de vergaderingen. De secretaris zorgt in overleg met de voorzitter en zonodig de directie voor het opstellen van een agenda en verzorgt de notulen en de post. Een directielid woont de vergaderingen ter advisering bij. MR-leden worden voor drie jaar gekozen. De voorzitter en de secretaris dragen zorg voor de verkiezingen volgens de voorschriften in het MR-reglement. De samenstelling van de MR: Oudergeleding: Saida Zouaghi Derya Duman Farida (moeder Mohammed Amin groep 4) Yvette Burgzorg Personeelsgeleding: Eveline Millenaar (voorzitter) Eudia Gersie Marlene Balai Marieke Luyten 4.6 Arbo plan Onze school heeft een Arbobeleidsplan. Naar aanleiding van de Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E), die tenminste eens per vier jaar wordt afgenomen, wordt aan een groot aantal verplichtingen uit de Arbo-wetgeving invulling gegeven. Hieronder wordt per deelgebied van de Arbo-wetgeving ons beleid weergegeven. Verzuim Het ziekteverzuim wordt geregistreerd en behandeld door middel van het programma Verzuimmanager Youforce, conform de richtlijnen van het ziekteverzuimbeleid van de RVKO. Ongevallenregister Op de Mariaschool is bij de verbandtrommel ook een ongevallen registratiemap aanwezig. Ongevallen met leerlingen worden ook digitaal bijgehouden. Veiligheid en gezondheid De Mariaschool wil een school zijn waarin in kinderen zich veilig voelen. Wij hebben daarvoor diverse reglementen en protocollen opgesteld; zie hoofdstuk gedragsprotocol. Welzijn Het welzijn van de teamleden wordt gemonitord met behulp van het INK-model. Agressie, geweld en seksuele intimidatie Op schoolniveau zijn een vertrouwenspersoon en een maatschappelijk werkster. Daarnaast kan men ook bij de vertrouwenspersoon van de RVKO terecht. Bedrijfshulpverlening De bedrijfshulpverlening is op school conform de richtlijnen geregeld. Er zijn meerdere BHV-ers aanwezig die jaarlijks worden bijgeschoold. 32 Ontruimingsplan Er is een goedgekeurd ontruimingsplan. Het ontruimen wordt jaarlijks in de praktijk geoefend en het ontruimingsplan is opgenomen in het jaardraaiboek van de school. 5. Vakgebieden In dit hoofdstuk staat omschreven met welke methoden en materialen de school werkt om een zo goed mogelijk resultaat te kunnen behalen. Het systeem van opbrengstgericht werken staat omschreven in het zorgplan hoofdstuk 6. 5.1 groep 1 & 2 werken met Kijk en doelgericht Piramide In groep 0-1-2 is in schooljaar 2011-2012 gestart met het leerlingvolgsysteem KIJK. Op deze manier wordt er doelgericht aanbod verzorgd in de groepen. Twee maal per jaar worden de observatielijnen ingevoerd in de webbased omgeving. Het groepsoverzicht is leidraad voor gedifferentieerd en beredeneerd leerstofaanbod. Er is een observatieschema opgesteld om de KIJK lijnen te bewaken. Dit schema is in het jaardraaiboek opgenomen. Door het gebruik van de KIJK-doelen en Piramide wordt er een beredeneerd aanbod gemaakt voor zes weken. Verdieping en spelontwikkeling krijgen zo meer ruimte. De BAK-lijsten woordenschat worden opgenomen in het thema zodat het taalaanbod verrijkt wordt. De toetsen van Aarnoutsen voor taal en de CITO toets rekenen worden geanalyseerd tezamen met het groepsoverzicht van KIJK. De doelen voor de komende zes weken worden opgesteld. Na iedere zes weken vindt evaluatie plaats en eventuele bijstelling van het groepsplan. KIJK, KIES en DOE wordt gebruikt om het doelgericht werken in de groepen te stimuleren. De tussendoelen worden steeds vastgesteld op drie niveaus. Zo krijgen zowel kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong als kinderen met een ontwikkelingsachterstand een juist doelenaanbod en worden zijn gestimuleerd in hun ontwikkeling. KIJK bestaat uit de volgende 17 ontwikkelingslijnen. • Sociaal-emotionele ontwikkeling: zelfbeeld, relatie met volwassenen en relatie met andere kinderen. • Speel-werkgedrag: spelontwikkeling, taakgerichtheid en zelfstandigheid. • Motoriek: grote en kleine motoriek en tekenontwikkeling. • Zintuigelijke waarneming: visuele waarneming en auditieve waarneming. • Mondelinge taalontwikkeling • Lichaamsoriëntatie • Ruimtelijke oriëntatie • Tijdsoriëntatie • Symboolverkenning: beginnende geletterdheid, inzicht in cijfers en getallen • Ontwikkeling van het logisch denken: hoeveelheden, overeenkomsten, verschillen 5.2 Nederlandse taal technische leesvaardigheid Doelen van de school Voorbereidend lezen: kinderen voldoen aan de voorwaarden om het aanvankelijk lezen te kunnen starten. Aanvankelijk lezen: De leerlingen maken zich de stof eigen van de methode Veilig Leren Lezen. Voortgezet lezen: De leerlingen moeten zich een goede technische leesvaardigheid eigen maken. Waarbij het aansporen van de leesbeleving centraal staat. Hierbij wordt 4 x per week een half uur stil lezen gehanteerd en daarnaast de methode Lees maar door voor groep 4 t/m 6. Methoden/materialen Voorbereidend lezen: 33 leeshoek Ontwikkelingsmateriaal Gerichte kring activiteiten. Taalrijke omgeving om beginnende geletterdheid te stimuleren. Methode Piramide Jaarplan technisch lezen is opgenomen in het jaardraaiboek van de school. Aanvankelijk lezen: Doelen van Veilig leren lezen Veilig leren lezen is een taal/leesmethode. Dat houdt in dat ervoor gekozen is om vanuit een geïntegreerd onderwijsaanbod zowel de mondelinge als de schriftelijke taal ontwikkeling op systematische wijze te stimuleren. Wat mondelinge taalontwikkeling betreft ligt de nadruk op de uitbouw van communicatieve vaardigheden, de bevordering van boekoriëntatie en verhaalbegrip, en de vergroting van de woordenschat. Wat schriftelijke taalontwikkeling betreft staat het leren lezen en spellen van eenvoudige woordstructuren centraal. Uitvoering Veilig leren lezen bestaat uit twaalf thematische kernen, die zijn opgebouwd uit de fasen introductie, instructie, zelfstandige verwerking, vervolgopdrachten en reflectie. Er wordt gewerkt met dagprogramma’s. De kinderen die al kunnen lezen worden in de ‘zongroep’ geplaatst, de rest van de kinderen zitten in de ‘maangroep’. Kinderen die een begeleide instructie nodig hebben volgen de steraanpak. Elke groep heeft zijn specifieke aanpak en materiaal Alle twaalf kernen bevatten een ankerverhaal, waarmee het thema geïntroduceerd wordt. Aan de thema- en taalactiviteiten rondom dit verhaal nemen alle kinderen deel. De ‘zongroep’ gaat beginnen met andere activiteiten dan de ‘maangroep’. Tijdens de reflectie krijgen alle leerlingen de kans hun gemaakte producten aan de rest van de groep te laten zien of voor te lezen. De uitvoering van het onderwijs staat in de handleidingen beschreven d.m.v. uitgebreide lesbeschrijvingen. Voortgezet lezen Lees Maar Door Stillezen 4x per week. Taalleesland lessen, leesbeleving. Relatie met de kerndoelen De kerndoelen komen overeen. Referentie niveaus. 1F (minimumniveau eind groep 8) Kan eenvoudige teksten lezen over alledaagse onderwerpen en over onderwerpen die aansluiten bij de leefwereld. Eenvoudige structuur, lage informatiedichtheid, belangrijke informatie gemarkeerd of herhaald, frequent gebruikte woorden. Tekstsoorten: informatief, instructief (o.a. routebeschrijving, opdracht in methode) en betogend (o.a. reclames). 1S/2F (streefniveau eind groep 8) + minder eenvoudige teksten, ook onderwerpen die verder van de leerling afstaan. Teksten hebben heldere structuur, zijn niet te lang en hebben lage informatiedichtheid. 34 1F (minimumniveau eind groep 8) Kan jeugdliteratuur belevend lezen. De structuur is eenvoudig. Het tempo waarin de spannende of dramatische gebeurtenissen elkaar opvolgen is hoog. 1S/2F (streefniveau eind groep 8) + Kan eenvoudige adolescentieliteratuur herkennend lezen. + Het verhaal heeft een dramatische verhaallijn waarin de spanning af en toe wordt onderbroken door gedachten en beschrijvingen. De verhaalstructuur is helder. Poëzie en liedjes hebben bij voorkeur een verhalende inhoud en emotionele lading. Uitvoering in de praktijk Voorbereidend lezen: Werken met de ontwikkelingsmaterialen. Werken met Piramide Interactief voorlezen Aanvankelijk lezen. De leerlingen volgen de methode Veilig leren Lezen zoals omschreven. Voortgezet lezen: In de groepen 4 t/m 6 wordt de methode Lees Maar Door gehanteerd. Hierin wordt op een gevarieerde manier aandacht besteed aan technisch lezen en intonatie. De leerlingen van groep 3 t/m 8 lezen 4 x in de week in stilte een zelfgekozen boek gedurende 30 minuten. Het boek dat ze kiezen mag een niveau verschillen van het avi beheersing niveau. De leerkrachten lezen zelf ook een boek. Wij noemen dit BAVI lezen omdat wij het belang van leesbeleving en leesplezier onderschrijven. Toetsmomenten DMT en AVI zijn opgenomen in de toetskalender. De toetskalender is opgenomen in het jaardraaiboek. De volgende minimum doelen worden gehanteerd: februari juni Groep 3 M3 E3 Groep 4 M4 E4 Groep 5 Groep 6 Groep 7 Groep 8 M5 M6 M7 95% + E5 E6 E7 Tevens staan de opbrengsten per jaar genoteerd in het schoolplan van de school hoofdstuk 7. Begrijpend lezen Vanaf groep 4 wordt er gewerkt met de integrale taalmethode Taalleesland. Om begrijpend lezen een extra impuls te geven wordt er vanaf groep 4 ook eenmaal per week gewerkt met Nieuwsbegrip. De 5 leesstrategieën, die hierin steeds terugkomen, worden door de leerkrachten door getrokken naar de WO teksten en de overige leesmomenten in de groep. De school beschikt over jaarplannen technisch- en begrijpend lezen. Tevens wordt een uitgebreid dyslexieprotocol gevolgd. Deze plannen zijn opgenomen in het jaardraaiboek en in het meerjarenbeleidplan. Beleidsvoornemens Optimaliseren van het BAVI lezen; borgen van gemaakte afspraken. Borging dyslexieprotocol groep 1 t/m 4 Borging dyslexieprotocol groep 5 t/m 8 35 Referentieniveau. 1F (minimumniveau eind groep 8) Leestekens Dubbele punt, punt, komma, puntkomma, uitroepteken, vraagteken, aanhalingsteken. Woordsoorten Zelfstandig naamwoord, werkwoord (klankvast, klankveranderend (zwak, sterk)), bijvoeglijk naamwoord. Grammaticale kennis Onderwerp, lijdend voorwerp, hoofdzin, bijzin, gezegde, persoonsvorm. Tekstkennis Standpunt, argument, feit, mening, tekstsoort en gesprekvormen, paragraaf. Stilistiek en semantiek Betekenis, symbool, synoniem, context, letterlijk, figuurlijk, uitdrukking, spreekwoord, gezegde, moedertaal, tweede taal, vreemde taal, standaardtaal, dialect, meertalig, formeel en informeel taalgebruik, leenwoord. Morfologie Woordvorm, woorddeel, samengesteld, voorvoegsel, achtervoegsel, lettergreep. Getal (meervoud/enkelvoud), tijd (tegenwoordig, verleden, voltooid, onvoltooid). Verkleinwoord, verschijningsvormen werkwoord (stam, infinitief, bijvoeglijk naamwoord). Opmaak Bladzijde, woord, zin, hoofdletter, uitspraak, titel, hoofdstuk, regel, lettertype, alinea, kopje. Klanken Articulatie, klemtoon, intonatie, spreekpauze. 1S/2F (streefniveau eind groep 8) Leestekens trema, accent Grammaticale kennis Lijdende en bedrijvende vorm, vragende vorm. Tekstkennis Aanduidingen voor tekstsoorten en genres (ook: aanduidingen voor gespreksvormen), hoofdgedachte (van tekst), tekstthema Metatalige vormen: Woorden, zinnen, en tekstfragmenten die informatie geven over de rest van de tekst (zoals signaalwoorden, prospectieve en retrospectieve tekstelementen in inleiding, samenvattende zin aan slot). Stilistiek en semantiek homoniem, homofoon, vakjargon, stilistische adequaatheid (publiekgericht), presentatiekenmerken (van mondelinge en schriftelijke tekst). 36 mondeling taalonderwijs. Doelen van de school Spontaan/expressief kunnen spreken en luisteren Informatief kunnen spreken en luisteren Waarderend kunnen spreken en luisteren Kritisch kunnen spreken en luisteren Een goede spraakbeheersing kunnen ontwikkelen. Kunnen communiceren in verschillende vormen te weten: - uitleggen - non verbaal - argumenteren - zich verplaatsen in de ander - het woord nemen, vragen, geven. Methoden/materialen Taalleesland Veilig leren lezen, nieuwe versie Piramide Relatie met de kerndoelen Doelen komen overeen met de kerndoelen. Relatie met referentie niveau. De Mariaschool streeft naar het behalen van streefniveau 1S/2F en maakt daarbij gebruik van de leerlijnen die de methodes Piramide en Taalleesland bieden. 1F (minimumniveau eind groep 8) Kan eenvoudige gesprekken voeren over vertrouwde onderwerpen in het dagelijks leven en buiten school. 1S/2F (streefniveau eind groep 8) Kan in gesprekken over alledaagse en niet alledaagse onderwerpen uit leefwereld en (beroeps)opleiding uiting geven aan persoonlijke meningen, kan informatie uitwisselen en gevoelens onder woorden brengen. 1F (minimumniveau eind groep 8) Kan luisteren naar eenvoudige teksten over alledaagse, concrete onderwerpen of over onderwerpen die aansluiten bij de leefwereld van de leerling. 1S/2F (streefniveau eind groep 8) Kan luisteren naar teksten over alledaagse onderwerpen, onderwerpen die aansluiten bij de leefwereld van de leerling of die verder van de leerling afstaan. 1F (minimumniveau eind groep 8) Kan in eenvoudige bewoordingen een beschrijving geven, informatie geven, verslag uitbrengen, uitleg en instructie geven in alledaagse situaties in en buiten school. 1S/2F (streefniveau eind groep 8) Kan redelijk vloeiend en helder ervaringen, gebeurtenissen, meningen, verwachtingen, gevoelens onder woorden brengen over onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard. Uitvoering in de praktijk In de groepen 4 t/m 7 is de methode Taalleesland ingevoerd. In schooljaar 2010-2011 werd de methode ingevoerd in groep 8. Enkele leerkrachten van de Mariaschool zijn nauw betrokken geweest bij met name de ontwikkeling van woordspoor. De Mariaschool 37 heeft woordenschatonderwijs centraal staan en dit wordt door de methode via de 4tact van Verhallen aangeboden. De leerkrachten zijn hierin geschoold. Er worden regelmatig klassenbezoeken afgelegd en er vindt half jaarlijks een evaluatie plaats. In groep 3 wordt gewerkt met Veilig leren lezen, nieuwe versie. Beleidsvoornemens/plannen Zie verder meerjarenbeleidplan. Borging Evaluatie in de teamsessie. Evaluatie van de resultaten worden besproken in de groepsbespreking. Afname van de methode gebonden toetsen. schriftelijk taalonderwijs. Stellen Doelen van de school De leerlingen moeten stelopdrachten met gevarieerde doelstelling kunnen maken. De leerlingen moeten oog hebben voor de diverse waarden van al of niet door henzelf geschreven teksten. Methoden/materialen Taalleesland Relatie met de kerndoelen Methode voldoet aan de kerndoelen. Referentie niveau. 1F (minimumniveau eind groep 8) Kan korte, eenvoudige teksten schrijven over alledaagse onderwerpen of over onderwerpen uit de leefwereld. 1S/2F (streefniveau eind groep 8) + Kan samenhangende teksten schrijven met een eenvoudige lineaire opbouw over uiteenlopende vertrouwde onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard. Uitvoering in de praktijk Volgens de handleiding van de methode. Beleidsvoornemens/plannen In de methode Taalleesland zit een duidelijke gestructureerde leerlijn stellen. Borging Evaluatie van het gemaakte werk. spelling Doelen van de school We streven ernaar dat de spelling van de Nederlandse taal foutloos gehanteerd wordt. Methoden/materialen Spellingslijn Taalleesland . Spelling in de lift. Relatie met de kerndoelen. De doelen komen overeen met de kerndoelen. Referentie niveau. 38 1F (minimumniveau eind groep 8) Spelling Beheerst de alfabetische spelling (spellen van klankzuivere woorden als haar, teen, boom). Beheerst de orthografische spelling (o.a. woorden met ng, nk, sch, ch(t), aai, ooi, ieuw, eeuw, uw, de ë in ië of ieë.) Beheerst de morfologische spelling (o.a. verkleinwoorden, meervoudsvormen, woorden met achtervoegsels als –ig, -lijk, -tie, -heid, -teit, -tijd, -isch), bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord (verbrede straten). Beheerst werkwoordspelling waarvan een deel zuiver morfologisch is (morfologische spelling op syntactische basis): zoals tegenwoordige tijd meervoud (lopen, raden), verleden tijd van werkwoorden met stam (bakte(n)) of –d (antwoordde(n)), hele werkwoord Leestekens Past hoofdletters, punten, vraagtekens, uitroeptekens en aanhalingstekens correct toe. Overige regels Past afbreekregels correct toe (ge-beuren, gebeu-ren). Grammaticale begrippen voor werkwoordspelling Beheerst grammaticale begrippen voor werkwoordspelling: persoonsvorm, voltooid deelwoord, stam, hele werkwoord, onderwerp, zwakke/sterke werkwoorden, werkwoordelijk gezegde, ’t kofschip of ’t ex-fokschaap 1S/2F (streefniveau eind groep 8) + Beheerst de spelling van moeilijke gevallen: 1 meervoud –s na klinker (cafés, cavia’s) 2 verkleinwoord na open klinker (parapluutje) 3 ’s in ’s ochtends 4 –en in stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden (houten) 5 meervoud –n bij zelfstandig gebruikte verwijzing (allen vs. alle) 6 wel/niet –n in samengestelde woorden + Beheerst de moeilijke gevallen in de spelling van de persoonsvorm: 1 tegenwoordige tijd: stam op –d enkelvoud (ik word, hij wordt) 2 tegenwoordige tijd: klankvaste of zwakke werkwoorden enkelvoud (ik leef, hij leeft) 3 verleden tijd: klankvaste of zwakke werkwoorden met stam op –d of –t (redden, pitten) Beheerst de spelling van spelambigue woorden (mauwen, mouwen). Leestekens + Gebruikt hoofdletters bij eigennamen (Joep, Frankrijk) en bij de directe rede (Hij zei: ‘Ik ga.’) Uitvoering in de praktijk In groep 4 t/m 8 wordt er wekelijks gewerkt aan een nieuwe categorie. Eens in de twee weken worden er woorden getoetst uit de voorgaande 2 leseenheden. Kinderen die op een categorie uitvallen, oefenen in de volgende twee weken die categorie tijdens het zelfstandig werken. Kinderen die moeite hebben met meerdere categorieën krijgen extra begeleiding via Spelling in de Lift. Beleidsvoornemens/plannen Waarborgen van de gemaakte afspraken. Borging 39 Evaluatie resultaten tijdens de groepsbesprekingen. Afname van de methode gebonden toetsen. Afname van CITO Spelling in de groepen 3 t/m 8 Taalbeschouwing Doelen van de school De kinderen hebben inzicht in de taalstructuur. De kinderen vergroten kun woordenschat d.m.v. de strategie van M. Verhallen. De kinderen herkennen invloeden en kenmerken, die in een communicatieve situatie een rol spelen. De kinderen kunnen zich op verschillende manieren uiten. Methoden/materialen Taalleesland (themapakket, spellingspakket) Kies maar Piramide Relatie met de kerndoelen. De kerndoelen worden nagestreefd. Uitvoering in de praktijk In de methode staan de lessen duidelijk aangegeven. Kies maar wordt daarnaast facultatief gebruikt. Beleidsvoornemens Waarborgen van de gemaakte afspraken. Klassenconsultaties om de vaardigheden van de leerkrachten omtrent woordenschat onderwijs te vergroten. Borging Evaluatie van de resultaten in de groepsbesprekingen. Afname van de methode gebonden toetsen. 5.3 Schrijven Doelen van de school We streven ernaar dat de kinderen zich een handschrift eigen maken, dat voldoende duidelijk en goed leesbaar is. Methoden/materialen Schrijven in de Basisschool versie 2007 voor groep 1 t/m 8. Relatie met de kerndoelen Kerndoelen komen overeen. Uitvoering in de praktijk In de groepen 1 en 2 wordt er tijdens de ontwikkelingslessen gewerkt met Schrijven in de Basisschool. In groep 3 is schrijven dagelijks opgenomen in het weekrooster. Schrijven in de Basisschool wordt gehanteerd. Ook het cijferschrijven wordt aangeboden. In groep 4 en 5 is schrijven 2 x per week opgenomen in het weekrooster. Vanaf groep 6 krijgen kinderen de gelegenheid geboden hun eigen handschrift te ontwikkelen. 40 In groep 1–2-3 wordt met potlood geschreven. Rond januari starten de kinderen in groep 3 met pen. De liniering van de schriften is als volgt: Groep 3: 2/3 schriften met 6-4-6 lijnen voor dictee. Groep 4: schriften met 6-3-6 lijnen voor dictee. Groep 5: Tot de voorjaarsvakantie 6-3-6 daarna overgang naar 24- lijn cahiers. Groep 6: Iedereen start hier in 24- lijn cahiers. In de groep 6 t/m 8 is schrijven 1 x per week opgenomen in het lesrooster. Beleidsvoornemens / plannen Voortgangsbewaking met name in de groepen 7 & 8 om de bovenstaande afspraken ook in het lesrooster op te nemen. Borging Evaluatie van het gemaakte werk. 5.4 Engels Doelen van de school De leerlingen een positieve houding aan te leren t.o.v. een vreemde taal. De leerlingen kunnen eenvoudige gesprekjes volgen en voeren. De leerlingen kunnen eenvoudige zinnen schrijven en lezen. Methoden/materialen. - Groove Me. Voor groep 7 en 8. Nadruk op communicatieve vaardigheden Relatie met de kerndoelen Methode komt overeen met de kerndoelen. Uitvoering in de praktijk Wekelijks in de groepen 7 & 8 is er een Engelse les volgens de methode. Het accent ligt op de mondelinge taalverwerving. Beleidsvoornemens; Boring gemaakte afspraken. Borging: Evaluatie in de bouwvergadering. 5.5 Rekenen/Wiskunde Doelen van de school Voldoen aan de kerndoelen. De leerlingen dienen kennis en vaardigheden zinvol toe te passen in gevarieerde contexten. De leerlingen dienen problemen zelfstandig of in groepsverband te kunnen oplossen. De leerlingen kunnen op eigen tempo en niveau aan het werk zonder de groep te overstijgen. Methoden/materialen Piramide Wereld in Getallen groep 1-8 Relatie met de kerndoelen De methode voldoet aan de kerndoelen 41 Getallen Notatie, taal en betekenis - Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties - Wiskundetaal gebruiken 1F Paraat hebben 5 is gelijk aan (evenveel als) 2 Breuknotatie herkennen ook als 3/4 en 3 de relaties groter/kleiner dan 0,45 is vijfenveertig Functioneel gebruik honderdsten Gemengd getal Breukennotatie met een Relatie tussen breuk en horizontale streep 3/4 decimaal getal teller, noemer, breukstreep Functioneel gebruik 1S Paraat hebben Uitspraak en schrijfwijze van gehele getallen, breuken, decimale getallen Getalbenamingen zoals driekwart, anderhalf, miljoen Weten waarom Verschil tussen cijfer en getal Belang van het getal 0 Weten waarom B Met elkaar in verband brengen - Getallen en getalrelaties - Structuur en samenhang Orde van grootte van getallen beredeneren 1F Paraat hebben Tienstructuur Getallenrij Getallenlijn met gehele getallen en eenvoudige decimale getallen Functioneel gebruik Vertalen van eenvoudige situatie naar berekening Afronden van gehele getallen op ronde getallen Globaal beredeneren van uitkomsten Splitsen en samenstellen van getallen op basis van het tientallig stelsel Weten waarom C Gebruiken - Memoriseren, automatiseren - Hoofdrekenen (noteren van Structuur van het tientallig stelsel 1F Paraat hebben Uit het hoofd splitsen, optellen en aftrekken onder 100, ook met eenvoudige decimale 1S Paraat hebben Getallenlijn, ook met decimale getallen en breuken Functioneel gebruik Vertalen van complexe situatie naar berekening Decimaal getal afronden op geheel getal Afronden binnen gegeven situatie: 77,6 dozen berekend dus 78 dozen kopen Weten waarom Opbouw decimale positiestelsel Redeneren over breuken, bijvoorbeeld: is er een kleinste breuk 1S Paraat hebben Standaardprocedures gebruiken ook met getallen boven de 1000 42 tussenresultaten toegestaan) Hoofdbewerkingen (+,-,*,:) op papier uitvoeren met gehele getallen en decimale getallen - Bewerkingen met breuken (+,,x,:) op papier uitvoeren - Berekeningen uitvoeren om problemen op te lossen - Rekenmachine op een verstandige manier inzetten getallen: 12 = 7+ 5; 1 - 0,25 Producten uit de tafels van vermenigvuldiging (tot en met 10) uit het hoofd kennen Delingen uit de tafels (tot en met 10) uitrekenen: 45 : 5 Uit het hoofd optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen met 'nullen', ook met eenvoudige decimale getallen: 30 + 50; 0,25 x 100 Efficiënt rekenen (+, -, x, :) gebruikmakend van de eigenschappen van getallen en bewerkingen, met eenvoudige getallen Optellen en aftrekken (waaronder ook verschil bepalen) met gehele getallen en eenvoudige decimale getallen: 235 + 349 Vermenigvuldigen van een getal met een cijfer met een getal met twee of drie cijfers: 7 x 165 Vermenigvuldigen van een getal van twee cijfers met getal van twee cijfers: 35 x 67 Getallen met maximaal 3 cijfers delen door een getal met maximaal 2 cijfers, al dan niet met een rest: 132 : 16 Vergelijken en ordenen van de grootte van eenvoudige breuken en deze in betekenisvolle situaties op een getallenlijn plaatsen: 1/4 liter is minder dan 1/2 liter Omzetten van eenvoudige breuken in decimale getallen: 1/2 = 0,5; 0,01 = 1/100 Optellen en aftrekken van veel voorkomende gelijknamige en ongelijknamige breuken binnen een betekenisvolle situatie: 1/8 + 1/8; 1/2 + 3/4 Geheel getal (deel van nemen): 1/3 deel van 150 euro In een betekenisvolle situatie een breuk vermenigvuldigen met een ... (breuk?) Functioneel gebruik Globaal (benaderend) rekenen (schatten) als de context zich met complexere decimale getallen in complexere situaties Delingen uit de tafels (tot en met 10) uit het hoofd kennen Ook met complexere getallenen decimale getallen: 18 : 100 Volgorde van bewerkingen Efficiënt rekenen ook met grotere getallen Delen met rest of (afgerond) decimaal getal: 122 : 5 = Vergelijken ook via standaardprocedures en met moeilijker breuken Omzetten ook met moeilijker breuken eventueel met rekenmachine Optellen en aftrekken ook via standaardprocedures, met moeilijker breuken en gemengde getallen zoals 6 3/4 Ook een geheel getal vermenigvuldigen met een breuk of omgekeerd Vereenvoudigen en compliceren van breuken en breuken als gemengd getal schrijven: 6/8 = 3/4 Een breuk met een breuk vermenigvuldigen of een deel van een deel nemen, met name in situaties: 1/2 deel van 1/2 liter Een geheel getal delen door een breuk of gemengd getal: 10 : 2 1/2 Een breuk of gemengd getal delen door een breuk, vooral binnen een situatie: 1 1/2 : 1/4; hoeveel pakjes van 1/4 liter moet je kopen als je 1 1/2 liter slagroom nodig hebt. Functioneel gebruik Standaardprocedures met inzicht gebruiken binnen 43 daartoe leent of als controle voor rekenen met de rekenmachine: is tien euro genoeg bij 2,95 + 3,98 + 4,10? In contexten de 'rest' (bij delen met rest) interpreteren of verwerken Verstandige keuze maken tussen zelf uitrekenen of rekenmachine gebruiken (Zowel kaal als in eenvoudige dagelijkse contexten zoals geld- en meetsituaties) Kritisch beoordelen van een uitkomst situaties waarin gehele getallen, breuken en decimale getallen voorkomen Weten waarom Weten dat er procedures zijn die altijd werken en waarom Decimale getallen als toepassing van (tiendelige) maatverfijning Kennis over bewerkingen: 3 + 5 = 5 + 3, maar 3 - 5 is ongelijk aan 5 - 3 Weten waarom Interpreteren van een uitkomst 'met rest' bij gebruik van een rekenmachine Verhoudingen A Notatie, taal en betekenis - Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties - Wiskundetaal gebruiken 1F Paraat hebben een 'vijfde deel' van alle Nederlanders korter schrijven als 1/5 deel van ... 3,5 is 3 en 5/10 '1 op de 4' is 25% of 'een kwart van' geheel is 100% 1S Paraat hebben Schrijfwijze 1/4 x 260 of 260 / 4 Formele schrijfwijze 1 : 100 ('staat tot') herkennen en gebruiken Verschillende schrijfwijzen (symbolen, woorden) met elkaar in verband brengen Functioneel gebruik Functioneel gebruik notatie van breuken Schaal (horizontale breukstreep), decimale getallen (kommagetal) en Weten waarom procenten(%) herkennen Relatieve vergelijking taal van verhoudingen (per, op, (term niet) van de) Verhoudingen herkennen in verschillende dagelijkse situaties (recepten, snelheid vergroten/verkleinen, schaal enz.) Weten waarom B Met elkaar in verband brengen 1F Paraat hebben 1S Paraat hebben 44 - Verhouding, procent, breuk, decimaal getal, deling, 'deel van' met elkaar in verband brengen Eenvoudige relaties herkennen, bijvoorbeeld dat 50% nemen hetzelfde is als 'de helft nemen' of hetzelfde als 'delen door 2' Functioneel gebruik Beschrijven van een deel van een geheel met een breuk Breuken met noemer 2, 4, 10 omzetten in bijbehorende percentages Eenvoudige verhoudingen in procenten omzetten bijv. 40 op de 400 Procenten als decimale getallen (honderdsten) Veel voorkomende omzettingen van percentages in breuken en omgekeerd Functioneel gebruik Weten waarom Breuken en procenten in elkaar omzetten Breuken benaderen als eindige decimale getallen Verhoudingen en breuken met een rekenmachine omzetten in een (afgerond) kommagetal Weten waarom C Gebruiken - In de context van verhoudingen berekeningen uitvoeren, ook met procenten en verhoudingen 1F Paraat hebben Rekenen met eenvoudige percentages (10%, 50%) 1S Paraat hebben Functioneel gebruik Eenvoudige verhoudingsproblemen (met mooie getallen) oplossen Problemen oplossen waarin de relatie niet direct te leggen is: 6 pakken voor 18 euro voor 5 pakken betaal je dan... Weten waarom Eenvoudige verhoudingen met elkaar vergelijken: 1 op de 3 kinderen gaat deze vakantie naar het buitenland, is dat meer of minder dan de helft? Relatie tussen breuken, verhoudingen en percentages Breuken omzetten in een kommagetal, eindig of oneindig aantal decimalen Rekenen met percentages ook met moeilijker getallen en minder 'mooie' percentages (eventueel met de rekenmachine) Functioneel gebruik Gebruik dat 'geheel' 100% is Ontbrekende afmeting bepalen van een foto die vergroot wordt Rekenen met eenvoudige schaal Weten waarom Vergroting als toepassing van verhoudingen Bij procenten mag je niet zomaar optellen en aftrekken (10% erbij 10% eraf) Betekenis van percentages boven de 100 Relatieve grootte: de helft van iets kan minder zijn 45 dan een kwart van iets anders Meetkunde A Notatie, taal en 1F betekenis Paraat hebben - Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur - Tijd en geld Meetinstrumenten - Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties Uitspraak en notatie van: (euro)bedragen; tijd (analoog en digitaal); kalender, datum (23-11-2007); lengteoppervlakte – en inhoudsmaten; gewicht; temperatuur Omtrek, oppervlakte en inhoud Namen van enkele vlakke en ruimtelijke figuren, zoals rechthoek, vierkant, cirkel, kubus, bol Veelgebruikte meetkundige begrippen zoals (rond, recht, vierkant, midden, horizontaal etc.) Functioneel gebruik Meetinstrumenten aflezen en uitkomst noteren; liniaal, maatbeker, weegschaal, thermometer etc. Verschillende tijdseenheden (uur, minuut, seconde; eeuw, jaar, maand) Aantal standaard referentiematen gebruiken (‘een grote stap is ongeveer een meter’, in een standaard melkpak zit 1 liter) Eenvoudige routebeschrijving (linksaf, rechtsaf) Weten waarom B Met elkaar in verband brengen - Eigen referentiematen ontwikkelen, ('in 1 kg appels zitten ongeveer 5 appels') Een vierkante meter hoeft geen vierkant te zijn Betekenis van voorvoegsels zoals 'kubieke' 1F Paraat hebben 1dm3 = 1 liter = 1000 ml Een 2D representatie van een 1S Paraat hebben Are, hectare Ton (1000 kg) Betekenis van voorvoegsels zoals milli-, centi-, kiloStandaard) oppervlaktematen km2, m2, dm2, cm2 (Standaard) inhoudsmaten m3, dm3, cm3 Functioneel gebruik Gegevens van meetinstrumenten interpreteren; 23,5 op een kilometerteller betekent..... Aanduidingen op windroos (N, NO, O, ZO, Z, ZW, W, NW) Alledaagse taal herkennen ('een kuub zand') Een hectare is ongeveer 2 voetbalvelden Weten waarom Oppervlakte- en inhoudsmaten relateren aan bijbehorende lengtematen Redeneren welke maat in welke context past Spiegelen in 2D en 3D Redeneren over symmetrische figuren Meetkundige patronen voortzetten (hoe weet je wat het volgende figuur uit de rij moet zijn) 1S Paraat hebben 1 m3 = 1000 liter 1 km2 = 1000 000 m2 = 46 Meetinstrumenten 100 ha 3D object zoals foto, gebruiken plattegrond, landkaart (incl. - Structuur en legenda), patroontekening Functioneel gebruik samenhang Samenhang tussen tussen Functioneel gebruik (standaard)maten ook maateenheden In betekenisvolle situaties door terugrekenen, in - Verschillende samenhang tussen enkele complexere situaties en representaties, (standaard)maten ( km m; ook met decimale 2D en 3D m - dm, cm, mm; l - dl, cl, ml; getallen: 'Is 1750 g meer kg - g, mg) of minder dan 1,7 kg?' Tijd (maanden, weken, dagen Samengestelde in een jaar, uren, minuten, grootheden gebruiken en seconden) interpreteren, zoals km/u Afmetingen bepalen met Kiezen van de juiste behulp van afpassen, schaal, maateenheid bij een situatie of berekening rekenen Maten vergelijken en ordenen Weten waarom Weten waarom C Gebruiken - Meten - Rekenen in de meetkunde (lengte)maten en geld in verband brengen met decimale getallen: 1,65 m is 1 meter en 65 centimeter; € 1,65 is 1 euro en 65 eurocent 1F Paraat hebben Schattingen maken over afmetingen en hoeveelheden Oppervlakte benaderen via rooster Omtrek en oppervlakte berekenen van rechthoekige figuren Routes beschrijven en lezen op een kaart met behulp van een rooster 1S Paraat hebben Veel voorkomende maateenheden omrekenen Liniaal en andere veelvoorkomen meetinstrumenten gebruiken Weten waarom Omtrek en oppervlakte bepalen/berekenen van figuren (ook niet rechthoekige) via (globaal) rekenen Functioneel gebruik Functioneel gebruik Decimale structuur van het metriek stelsel Structuur en samenhang metrieke stelsel Relatie tussen 3D ruimtelijke figuren en bijbehorende bouwplaten Formules gebruiken bij berekenen van oppervlakte en inhoud van eenvoudige figuren Weten waarom Formules voor het berekenen van oppervlakte en inhoud verklaren Beredeneren welke vergrotingsfactor nodig is om de ene (eenvoudige) figuur uit de andere te vormen Verschillende omtrek mogelijk bij gelijkblijvende 47 oppervlakte Verbanden A Notatie, taal en betekenis - Analyseren en interpreteren van informatie uit tabellen, grafische voorstellingen en beschrijvingen - Veel voorkomende diagrammen en grafieken 1F Paraat hebben Informatie uit veel voorkomende tabellen aflezen zoals dienstregeling, lesrooster Functioneel gebruik Eenvoudige globale grafieken en diagrammen (beschrijving van een situatie) lezen en interpreteren Eenvoudige legenda 1S Paraat hebben Functioneel gebruik B Met elkaar in verband brengen Grafiek in de betekenis van 'grafische voorstelling' Uit beschrijving in woorden eenvoudig patroon herkennen 1F Paraat hebben Eenvoudige tabel gebruiken - Verschillende om informatie uit een voorstellingssituatiebeschrijving te vormen met elkaar ordenen in verband brengen - Gegevens Functioneel gebruik verzamelen, ordenen en Eenvoudige patronen (vanuit weergeven situatie) beschrijven in - Patronen woorden, bijvoorbeeld: beschrijven Vogels vliegen in V-vorm. "Er komen er steeds 2 bij." 1S Paraat hebben Weten waarom Trend in gegevens onderkennen Staafdiagram, cirkeldiagram Weten waarom Weten waarom Legenda Assenstelsel Informatie op veel verschillende manieren kan worden geordend en weergegeven Eenvoudige tabellen en diagrammen opstellen op basis van een beschrijving in woorden Globale grafiek tekenen op basis van een beschrijving in woorden, bijvoorbeeld: tijd-afstand grafiek Eenvoudige patronen in rijen getallen en figuren herkennen en voortzetten: 1 – 3 – 5 – 7 - .......; 100 – 93 – 86 – 79 – ..... Stippatronen Functioneel gebruik Conclusies trekken door gegevens uit verschillende informatiebronnen met elkaar in verband te brengen (alleen in eenvoudige gevallen) Weten waarom Keuze om informatie te 48 ordenen door middel van tabel, grafiek, diagram C Gebruiken 1F Paraat hebben - Tabellen, Eenvoudig staafdiagram diagrammen en maken op basis van gegevens grafiekengebruiken bij het oplossen Functioneel gebruik van problemen Kwantitatieve informatie uit Rekenvaardigheden tabellen en grafieken gebruiken gebruiken om eenvoudige berekeningen uit te voeren en conclusies te trekken, bijvoorbeeld: In welk jaar is het aantal auto's verdubbeld t.o.v. het jaar daarvoor? 1S Paraat hebben Berekeningen uitvoeren op basis van informatie uit tabellen, grafieken en diagrammen Functioneel gebruik Weten waarom Punten in een assenstelsel plaatsen en coördinaten aflezen (alleen positieve getallen) Globale grafieken vergelijken, bijvoorbeeld: wie is het eerst bij de finish? Weten waarom Op basis van een grafiek of diagram conclusies trekken over een situatie Op basis van een grafiek of diagram voorspellingen doen over een toekomstige situatie Uitvoering in de praktijk Rekenen is dagelijks opgenomen in het weekrooster van groep 3 t/m 8. In de groepen 1 –2 komen rekenbegrippen dagelijks voor en worden thematisch aangeboden via Piramide. Beleidsvoornemens: Voortzetten klassenconsultaties ERWD model hanteren in alle groepen. Borging: - Overleg en evaluatie teamsessies. - Methode gebonden toetsen. - KIJK lijn rekenontwikkelingen - Cito toetsen 5.6 Oriëntatie op jezelf en de wereld. Aardrijkskunde Doelen van de school Leren inzien dat het gebruik van ruimte wordt bepaald door verschillende factoren. Leerlingen leren een atlas hanteren. Leerlingen vergaren kennis over de ligging van landen, steden, water en gebergte 49 Leerlingen leren zich afvragen waarom dingen zijn zoals ze zijn en hoe dat tot stand is gekomen. Leerlingen leren dat indeling en inrichting van ruimte te maken heeft met een aantal verschillende factoren. Methoden/materialen Gr 1-2-3 Piramide Groep 4 t/m 8 de Blauwe Planeet borgen invoering vanuit schooljaar 2011-2012 Kennisnet Relatie met de kerndoelen. De methode voldoet aan de kerndoelen. Uitvoering in de praktijk In de groepen 1 t/m 3 wordt er projectmatig gewerkt aan de wereld oriëntatie. In de groepen 4 t/m 8 wordt er met de methoden projectmatig gewerkt om de woordenschat van kinderen en de begripsvorming van het onderwerp te vergroten. Beleidsvoornemens/plannen borgen Blauwe Planeet groep 4 t/m 8. Zie meerjarenbeleidplan. Borging: - Tweemaal per jaar op bordsessie - Verslag in teamvergadering - Toetsen methode, eigen proefwerken Geschiedenis Doelen van de school Ze leren begrijpen dat de samenleving continu verandert en dat de geschiedenis daar vaak een verklaring voor geeft. Kinderen dienen verschijnselen van nu te kunnen verklaren en te begrijpen vanuit het verleden. Ze leren bewust en kritisch om te gaan met de democratie. Ze leren na te denken en vragen te stellen over historische verschijnselen. Methoden/materialen Groep 1-2-3 Piramide Groep 4 t/m 8 Speurtocht In de groepen 1 t/m 3 wordt er met projecten gewerkt. Voor groep 3 t/m 8 geldt daarnaast ook een bezoek aan musea, opgenomen in het dagarrangement. Relatie met de kerndoelen De methode voldoet aan de kerndoelen. Uitvoering in de praktijk In de groepen 1 t/m 3 wordt er projectmatig gewerkt aan de wereldoriëntatie. In de groepen 4 t/m 8 borgen van de methode Speurtocht. Beleidsvoornemens/plannen Op een projectmatige manier deze lessen aanbieden zodat er samenhang ontstaat en de begripsvorming en woordenschat bij de kinderen zich uitbreiden. Zie meerjarenbeleidplan. Borging: - Tweemaal per jaar in teamsessies. - Toetsen methode 50 Biologie/techniek Doelen van de school Respect waardering en belangstelling hebben voor mens, dier en planten. De natuur zien als een wezenlijke en onmisbaar onderdeel in het leven. Bewust om leren gaan met de aspecten binnen het milieu Samen ontdekken en experimenteren. Methoden/materialen Groep 1 t/m 3 werken met projecten Groep 4 t/m 8 invoering Natuniek Daarnaast is in de dagarrangementen werken in de tuin opgenomen. Relatie met de kerndoelen De methode voldoet aan de kerndoelen. Uitvoering in de praktijk In de groepen 1 t/m 3 wordt er projectmatig gewerkt aan de wereld oriëntatie. In de groepen 4 t/m 8 wordt er met de methoden projectmatig gewerkt om de woordenschat van kinderen en de begripsvorming van het onderwerp te vergroten Beleidsvoornemens/plannen Op een projectmatige manier deze lessen aanbieden zodat er samenhang ontstaat en de begripsvorming en woordenschat bij de kinderen zich uitbreiden. Zie meerjarenbeleidplan. Borging: - Tweemaal per jaar in teamsessies. - Toetsen methode 5.7 Catechese Doelen van de school Kinderen verwerven kennis van de wereldgodsdiensten en zijn in staat aspecten hiervan in hun dagelijkse leefomgeving te herkennen. Kinderen staan positief tegenover het multiculturele aspect van hun eigen leefomgeving en samenleving. Kinderen brengen respect op voor andere culturele en religieuze normen en waarden. Binnen ons katholieke onderwijs streven wij naar een sfeer van respect, begrip en verdraagzaamheid na, aangezien wij door onze schoolbevolking met vele godsdiensten en culturen te maken hebben. Methoden/materialen Vanaf schooljaar 2010-2011 wordt er gewerkt met KLEUR. Hemel en aarde is de methode die aangeboden is in voorgaande jaren rondom kerkelijke feesten. Met KLEUR hopen wij een verbinding te kunnen leggen naar de sociaal emotionele ontwikkeling. Relatie met de kerndoelen. Wij voldoen aan de kerndoelen. Uitvoering in de praktijk KLEUR wordt methodisch gebruikt. De onderwerpen zijn per bouw hetzelfde maar wel aangepast aan de leeftijd van de kinderen. Beleidsvoornemens: - invoering van KLEUR of een andere methode naar aanleiding evaluatie. Borging - Bespreking in teamsessies. - Evaluatie met districtscatecheet 51 5.8 Bevordering van gezond gedrag/ sociale redzaamheid waaronder verkeer. Doelen van de school De leerlingen dienen een aantal vaardigheden zich eigen te maken rondom sociaal en emotioneel gedrag. De leerlingen dienen kennis te hebben van andere leefgewoonten. De leerlingen dienen zich bewust te worden van het belang van een goede gezondheid, denkend hierbij aan lichamelijke , geestelijke en sociale aspecten. Leerlingen kunnen op een veilige manier aan het verkeer deel nemen. Methoden/materialen Kinderen en omgaan met hun sociale talenten. Verkeerskrant groep 5,6,7,8 Piramide thema. Relaties met de kerndoelen Voor verkeer voldoen wij niet aan de kerndoelen. Om in het schooljaar 2014-2015 toch tegemoet te komen aan de kerndoelen wordt er een projectweek door de werkgroep verkeer opgezet waarin wij volledig voldoen aan de kerndoelen van verkeer. Uitvoering in de praktijk Projectweek in de tweede helft van het schooljaar waarin het verkeersaanbod voor groep 1 t/m 8 volledig wordt opgenomen. Beleidsvoornemens: Omschrijven van de kerndoelen verkeer en deze dekkend maken in de school. Inventarisatie van de activiteiten die voldoen aan de kerndoelen om een doorgaande lijn te creëren. Borging Bespreking van de ervaringen in teamsessies. 5.9 techniek Doelen van de school Leerlingen kunnen oplossingen vinden voor technische problemen. Zij gebruiken daarbij elementaire technische inzichten waaronder constructie, bewegings- en overbrengingsprincipes. Leerlingen kunnen een aantal technische producten uit de eigen leefwereld op hun niveau onderzoeken naar functionaliteit, materiaalgebruik en vormgeving en kunnen de werking ervan verklaren. Methoden en materialen Constructie materiaal in groep 1-2-3 Techniektorens groep 1-8 In de dagarrangementen is de leerlijn techniek opgenomen. Kinderen kunnen daar bovenstaande doelen via allerlei aspecten ontwikkelen. Relatie met de kerndoelen. Aan de kerndoelen wordt voldaan. Uitvoering in de praktijk Techniek heeft een speciale relatie met natuuronderwijs en handvaardigheid. In de groepen 3 t/m 8 zijn de techniek lessen opgenomen in het dagarrangement. 52 Beleidsvoornemens/plannen Borgen van gemaakte afspraken omtrent techniek onderwijs. Borging Vasthouden aan de uitgezette lijn binnen het dagarrangement. 5.10 ICT De school is aangesloten bij Heutink. Zij verzorgen het beheer en onderhoud van de hardware. ICT is verankerd in de school maar nog onvoldoende in het onderwijs. Het ICT beleidsplan is opgenomen in het schoolplan bij hoofdstuk 8. In elke groep staan minimaal twee computers die aangesloten zijn op het netwerk en waarop standaard XP Professional draait. In de school is al veel software aanwezig. Iedere computer is aangesloten op kennisnet. Op school is een netwerkprinter aanwezig. De school maakt gebruik van het administratie programma Parnassys. 4.11 Kunstzinnige oriëntatie. Doelen van de school Leerlingen leren om waarnemingen, ervaringen, gevoelens en verbeelding te uiten op een spelende en experimentele wijze met behulp van tekenen, schilderen of andere materialen Doelstellingen Cultuurcoach schooljaar 2014-2015 Museum Boijmans Van Beuningen Mariaschool De cultuurcoach van Museum Boijmans Van Beuningen werkt al 5 jaar met de doelstellingen zoals geformuleerd in het Inhoudelijk plan Cultuurcoach. - Vertrouwd raken met kunst en het museum - Meerwaarde bieden ten opzichte van reguliere beeldende lessen - Taalontwikkeling - Talentontdekking/ontwikkeling - De wijk uit Hieronder de drie kerndoelen voor kunstzinnige oriëntatie, zoals ze door het SLO zijn geformuleerd. - Kerndoel 54: De leerlingen leren beelden, muziek, taal, spel en beweging te gebruiken, om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren. - Kerndoel 55: De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren. - Kerndoel 56: De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van cultureel erfgoed. Specifieke doelstellingen van de Mariaschool: Als cultuurcoach en kunstenaar neem ik ook mijn eigen visie op kunsteducatie mee. Als kind werd ik mij bewust van mijn eigen kijken. Ik keek naar de wereld om mij heen en zag dan vaak ‘tussen de dingen door’. Bewust van tijdelijke of onverwachte beelden. Toen ik tiener was ontstond de behoefte om zelf onverwachte beelden te maken. Ik wilde beelden maken om andere mensen te laten kijken naar het vluchtige, het voor de hand liggende maar toch bijzondere, het vreemde van gewone dingen. Op de kunstacademie heb ik beter leren kijken. Kijken en benoemen wat je ziet, benoemen wat je denkt dat je ziet, associëren bij wat je ziet, bedenken wat een ander ermee bedoeld heeft. Zo kun je kijken naar kunst, zo kun je kijken naar de wereld. Zo is er ruimte voor verschillende visies. 53 Ik wil leren kijken door beeldend te werken. Ik wil anderen leren kijken. Kunst kan helpen om anders te kijken, om jezelf en de wereld te begrijpen. MEER ZIEN EN ANDERS KIJKEN DOOR KUNST. Voor het schooljaar 2014-2015 zullen school en museum (cultuurcoach) nog nauwer samenwerking zoeken in hun doelstellingen. Hieronder worden de 3 kerndoelen verder uitgewerkt: Kerndoel 54 - De leerlingen leren technieken en materialen kennen om zich uit te drukken. Voornamelijk beeldend omdat het museum hierin het meeste te bieden heeft. Ook kan er soms gebruik gemaakt worden van taal, muziek of drama. - De leerlingen leren over beeldaspecten, zoals licht, kleur, vorm, lijn, textuur, compositie. - De leerlingen leren hun fantasie en ideeën te vertalen naar beeld. - De leerlingen leren dat kunst van anderen hun eigen gedachten of gevoelens kan verbeelden. Kerndoel 55 - De leerlingen zien. - De leerlingen - De leerlingen brengen. - De leerlingen - De leerlingen - De leerlingen - De leerlingen leren praten en schrijven over beeld, over dat wat ze om zich heen leren naar kunstwerken kijken en te bespreken wat ze zien. leren hun gevoel en gedachten bij kunstwerken onder woorden te leren leren leren leren associëren. hun fantasie verwoorden. zich te verplaatsen in de ander, de maker, de kunstenaar. feedback te geven en te krijgen. Kerndoel 56 - De leerlingen maken kennis en raken vertrouwd met een museum: het gebouw en haar omgeving. - De leerlingen leren over waarde en verzamelen. - De leerlingen maken kennis en raken vertrouwd met een deel van de collectie door herhaling, verbreding en verdieping. - De leerlingen ervaren dat een museum in beweging is door verschillende tentoonstellingen te bezoeken. - De leerlingen ontdekken relaties tussen kunst en andere vakgebieden, zoals geschiedenis, techniek, taal, meetkunde, filOZOfie, muziek, dans en drama. - De leerlingen leren dat kunst geen losstaand, op zichzelf staand ding op een sokkel is, maar dat er een verbinding is met henzelf (gevoelens, gedachten, kennis) en de wereld. Doelstellingen groep 2, 3 en 4 - De leerlingen kunnen in de kring praten over een kunstwerk/kunstenaar/thema. De leerlingen kunnen luisteren naar elkaar. De leerlingen kunnen benoemen wat ze zien. De leerlingen kunnen samenwerken. De leerlingen leren zorg dragen voor de spullen. De leerlingen kunnen zelfstandig materialen pakken en opruimen. De leerlingen leren zoveel mogelijk technieken zoals knippen, scheuren, plakken, tekenen, schetsen, schilderen, boetseren met klei, stempelen, stapelen. De leerlingen leren over de beeldende aspecten zoals kleur, licht, lijn, vlak, vorm, houding, ordening (compositie), textuur. De leerlingen kunnen hun fantasie verbeelden. De leerlingen leren spelenderwijs het museum en haar ‘bewoners’ kennen. De leerlingen leren aan de hand van verschillende thema’s zoals dieren, vreemde dingen, beweging en houding de collectie van het museum kennen. 54 Doelstellingen groep 5 en 6 - De leerlingen kunnen (in de kring) praten over een kunstwerk/kunstenaar/thema. De leerlingen kunnen luisteren naar elkaar. De leerlingen kunnen benoemen wat ze zien. De leerlingen kunnen samenwerken. De leerlingen kunnen (positief) reflecteren op het werk van zichzelf en een ander. De leerlingen kunnen zelfstandig materialen pakken en opruimen. De leerlingen dragen zorg voor een opgeruimd en schoon lokaal. De leerlingen verbeteren vertrouwde technieken. De leerlingen leren nieuwe technieken zoals pen en inkt, boetseren met was, figuurzagen/houtbewerken, druktechnieken. De leerlingen kennen de begrippen waarde, waardevol en waardeloos. De leerlingen leren over verschillende aspecten van een museum: het verzamelen, het bewaren, het presenteren. De leerlingen maken kennis met de collectie kunstnijverheid en design. De leerlingen bezoeken tijdelijke tentoonstellingen. Doelstellingen groep 7 en 8 - De leerlingen kunnen praten over een kunstwerk/kunstenaar/thema. - De leerlingen kunnen luisteren naar elkaar. - De leerlingen kunnen benoemen wat ze zien. - De leerlingen kunnen samenwerken. - De leerlingen kunnen (positief) reflecteren op het werk van zichzelf en een ander. - De leerlingen kunnen zelfstandig materialen pakken en opruimen. - De leerlingen dragen zorg voor een opgeruimd en schoon lokaal. - De leerlingen verbeteren vertrouwde technieken. - De leerlingen leren nieuwe technieken zoals linoleumsnede, gipsafdruk, assemblage, tekentechnieken (o.a. perspectief) - De leerlingen kunnen een probleemstelling beeldend oplossen. - De leerlingen kunnen een werkstuk/presentatie maken en houden over een kunstenaar of kunstwerk. - De leerlingen geven een presentatie/rondleiding in het museum. - De leerlingen bezoeken de tijdelijke tentoonstellingen van het museum. 5.12 Muziek Doelen van de school Leerlingen leren om waarnemingen, ervaringen, gevoelens en verbeelding te uiten op een spelende en experimentele wijze met behulp van materialen. De leerlingen kennis en vaardigheden meegeven zodat ze het bovenstaande kunnen verwezenlijken. Methode /materiaalaanbod IKEI lessen vanuit de SKVR voor groep 1 t/m 6. Musical in groep 8. Relatie met de kerndoelen. Wij voldoen aan de kerndoelen Uitvoering in de praktijk 1x per week buiten de reguliere lestijd krijgen de kinderen muziekonderwijs van vakkrachten van de SKVR 55 Beleidsvoornemens: Borgen van gemaakte afspraken. Zie Tekenen en Handvaardigheid. Borging: - Observatie - Bewaking door werkgroep jaarplanning - Evaluatie in teamvergadering en in bouwoverleg - Afspraken vastleggen. 5.13 Bewegingsonderwijs Doelen van de school Leerlingen verwerven kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn om op een verantwoorde manier deel te nemen aan de bewegingscultuur. Leerlingen beleven plezier aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties. Leerlingen worden voorbereid op deelname aan de volwassen bewegingscultuur door middel van uitnodigende en bij hun leeftijd passende spel en bewegingsvormen. Leerlingen vormen zich een mening over spelvormen en de waarde ervan. De Mariaschool werkt volgens het lekker fit programma tijdens de gymlessen. Dit programma loopt via Sport en Recreatie. In een - schooljaar komen er verschillende activiteiten aan bod. Dit zijn: Leerlingvolgsysteem de leerlijnen. Eurofittesten Schooldiëtiste De Lekker Fit week Leerlijnen lekker Fit. In het leerlingvolgsysteem zijn er 12 leerlijnen die in de loop van het jaar afgerond moeten zijn. De leerlijnen zijn: 1. Zwaaien 2. Klimmen 3. Balanceren 4. Over de kop gaan 5. Springen (touw) 6. Springen (steun) 7. Hardlopen 8. Mikken 9. Jongleren 10. Doelspelen 11. Tikspelen 12. Stoeispelen Voor al de leerlijnen behalen de leerlingen een niveau 0 t/m 3. Niveau 0= het zorg niveau. De leerlingen moeten dan meer hulp krijgen in die leerlijn. Niveau 1= het minimum niveau. De leerlingen kunnen regelmatig de opdrachten uitvoeren. Niveau 2= gemiddeld niveau. De leerlingen kunnen regelmatig en stabiel de opdrachten uitvoeren. Niveau 3= hoog niveau. De leerlingen voert de opdrachten op een hoog niveau uit en heeft een nieuwe uitdaging nodig. 56 De behaalde resultaten worden in hun Lekker Fit rapport opgenomen. Je kunt dan zien welk niveau je hebt gehaald voor elke leerlijn. Dit rapport komt in de persoonlijke Lekker Fit map van de leerling en die word elk schooljaar weer aangevuld. Eurofittest Twee keer per jaar doen de kinderen een Eurofittest. In deze test worden de kinderen op allerlei onderdelen getest. De onderdelen hebben te maken met: snelheid, kracht, coördinatie, lenigheid en uithoudingsvermogen. Voor elk onderdeel krijgen de leerlingen een beoordeling. Je kunt voor de onderdelen van kan veel beter tot zeer goed halen. Er wordt bij het invoeren van de resultaten rekening gehouden met de leeftijd van de kinderen. Ook worden de kinderen gewogen, opgemeten en wordt de buikomvang gemeten. Door deze resultaten wordt er gekeken of een kind een normaal gewicht, overgewicht of obesitas heeft. De kinderen met overgewicht of obesitas worden door verwezen naar de schooldiëtiste. De schooldiëtiste De schooldiëtiste is ongeveer één dag per maand op school. De kinderen die overgewicht of obesitas hebben, worden doorverwezen naar de schooldiëtiste. De diëtiste gaat dan met leerling en ouder/verzorger een gesprek aan. De kinderen worden opnieuw gemeten en gewogen. Ze zullen dan een plan bedenken om zo goed mogelijk op een normaal gewicht te komen. De Lekker fitweek In de Lekker fitweken wordt er extra aandacht besteed aan bewegen, voeding en gezonde keuzes. In de klas worden dan extra lessen gegeven over deze onderwerpen. De kinderen krijgen ook boekjes mee naar huis om in te vullen. Door deze lessen hopen we dat de kinderen meer bewust worden hoeveel ze moeten bewegen, wat ze het beste kunnen eten en welke gezonde keuze ze kunnen maken. Schoolsporttoernooien De schoolsporttoernooien vinden plaats van september tot april. De sporttoernooien zijn voor de groepen 5/6 en de groepen 7/8. Er komen verschillende sporttoernooien aan bod. De lekker-fit leerkrachten maken een team. Bij het maken van de teams wordt er vooral gekeken of iemand al een keer heeft meegedaan. We maken dus niet teams op niveau. Wij vinden namelijk dat iedereen recht heeft om aan een toernooi mee te doen. De toernooi zijn er om kinderen meer te kunnen laten bewegen en je te plaatsen voor the Final. De nummers 1 van elk toernooi plaats zich voor de the Final. 5.14 Sociaal emotionele ontwikkeling Basisvoorwaarde is vertrouwen. Kenmerkend is acceptatie van eigenwaarde. Het leren omgaan met gevoelens, ze kunnen uiten en uitspreken. Fouten maken mag. Sociaal emotionele ontwikkeling is het proces waarbij een kind in toenemende mate zelfstandig gaat deelnemen aan de omgang met anderen, vanuit normen waarden die steeds meer die van hemzelf zijn en goed afgestemd zijn op de van de samenleving waartoe hij behoort, en waarbij hij de eigen en andermans emoties steeds beter leert kennen en reguleren. 57 Binnen de Mariaschool hebben wij daarin in het schooljaar 2008-2009 een aantal principe afspraken gemaakt om werken aan de sociaal emotionele ontwikkeling binnen de school transparanter en eenduidiger te maken. Hieronder volgt een korte uitleg over de gemaakte afspraken. Onderstaande afspraken geven richting aan hoe wij met elkaar, met kinderen, kinderen onderling en met ouders en ouders onderling om willen gaan. Iedere maand zal een afspraak centraal staan. Deze afspraak hangt dan zichtbaar in iedere groep, in openbare ruimtes etc. Er is een schoollied geschreven. Wij als Mariaschool vinden het belangrijk om de volgende afspraken te hanteren: *Als je iemand tegenkomt dan groet je elkaar. *We zijn beleefd tegen iedereen. *We zijn altijd eerlijk. *Iedereen mag zijn zoals hij/zij is. *We helpen elkaar als het kan en mag. *We tonen belangstelling voor elkaar. *We luisteren naar elkaar. *We lossen problemen door met elkaar te praten. *We gaan netjes met alle spullen om en zorgen voor een schone omgeving. *We werken aan een goede sfeer. Ieder schooljaar starten we gezamenlijk met de lessen van Kinderen en omgaan met hun sociale talenten. Hiervoor is een jaarplanning opgenomen in het jaardraaiboek. Het doel van deze lessen is veel aandacht voor het pedagogisch klimaat in de groep en de vorming van de groep “als groep”. Dit vindt schoolbreed plaats. Daarnaast wordt er driemaal per jaar een pedagogisch groepsplan opgesteld door de leerkracht en wordt deze besproken met de ib-er. Als naslagwerk kan het boek “grip op de groep” worden gebruikt. ZIEN wordt afgenomen volgens de toets kalender om de sociaal emotionele ontwikkeling van kinderen te kunnen volgen. 5.15 Afspraken over het zelfstandig werken De Mariaschool is in schooljaar 2009-2010 gestart met de invoering van zelfstandig werken. Deze werkvorm geeft namelijk ruimte om nog meer tegemoet te komen aan de ontwikkelingsbehoeften van kinderen en ons onderwijs adaptief te maken. In schooljaar 2010-2011 werden onderstaande afspraken geborgd en gaan we met het team verder de diepte in om het zelfstandig werken te verbinden aan samenwerkend leren. - Iedereen werkt in ieder geval 2 x per week een uur zelfstandig. In dit uur zijn er tenminste 2 moet- en 2 mag-taken opgenomen. Vooraf - Even kort afspraken herhalen. - Terugblikken naar de vorige les. Achteraf - Evalueren: wat heb je als leerkracht als doel gesteld en hoe is dit gegaan? - Vanuit jou en vanuit de kinderen. 58 Drie groepen: - Gekoppeld aan een kleur. Dit wil zeggen dat de werkvorm van het directe instructiemodel ook doorgetrokken wordt naar het zelfstandig werken. - De kleur is gekoppeld aan de hoeveelheid werk/niveau. (onderwijsbehoefte) Uitgestelde aandacht - Alle leerlingen hanteren het vraagtekenkaartje wat zij plaatsen indien zij hulp van de leerkracht nodig hebben omdat groepsgenoten niet kunnen helpen. Dit kaartje wordt beantwoord tijdens de vooraf vastgestelde looprondes. - Onderbouw (1 t/m 3) heeft hiervoor een beer. Als deze beer op de stoel van de juf zit, kunnen de kinderen geen vragen stellen aan de juf. (Tijdens instructie en cursorische kring.) Kaartjes - Groene vraagtekenkaartje; ene kant het grote vraagteken andere kant 4/5 de kleine vraagtekens. Vanaf groep 3. - Grote vraagteken = vraag aan juf = de juf loopt langs en kijkt waar er een vraag is. - Kleine vraagtekens = vraag aan iemand in je groepje = de ander in het groepje bepaalt wanneer hij hulp gaat bieden - In beide gevallen gaat het kind met de vraag gewoon door met de rest van zijn werk. Vragen aan elkaar - Binnen het groepje. - Kind dat het andere kind wil helpen, gaat naast het kind staan, zodat er zachtjes gepraat kan worden en niemand gestoord wordt. - Helpen is uitleggen en niet voorzeggen. Nakijken Zelf nakijken vanaf groep 5 - Nakijken volgens schema - Zorgen voor voldoende nakijkboekjes. - Af en toe controle door leerkracht. Mag-taken - Minimaal 2 - Nakijken van de moet-taken. - Ook mag-taken moeten zelf nagekeken kunnen worden. - Computer mag ingezet worden. - Kieskast - Leeshoeken - E.d. Looprondes - Vaste route met de klok mee. - Niemand vergeten, loop elk groepje langs. 59 6. Voorschoolplan In aansluiting op de stedelijke programma’s voor voor- en vroegschoolse educatie waarin met name verhoging van de kwaliteit van de VVE en deelname van doelgroepleerlingen leidend is, wordt op school op de volgende wijze uitwerking gegeven aan dit thema. In de Mariaschool zijn twee peuterspeelzalen met 1 voorschoolgroep en 3 groepen 0 gehuisvest van de organisatie Peuter en Co Rotterdam. De peuterspeelzaal draagt de naam Kaboutertjes. In deze groepen stromen jonge kinderen binnen die, als voorloper op de basisschool, evenals in de groepen 1 en 2 werken met Piramide en het observatiesysteem KIJK. Wij werken met een beredeneerd leerstof aanbod waarin wij werken met een themaplanning van 6 weken en waarbij wij aansluiten op de ontwikkelingsbehoefte van het kind. De samenwerking met de peuterspeelzaal verloopt op inhoud. De organisatie heeft een eigen pedagogisch beleidsplan wat ter inzage ligt op de locatie. De leidsters en leerkrachten hebben 1x per maand inhoudelijk overleg. De thema’s worden afgestemd met de groepen 1 en 2 en worden samen voorbereid. De VVE is vooral van grote betekenis voor het wegwerken van achterstanden voordat het kind de basisschool gaat bezoeken. Er is dan ook een nauwe samenwerking tussen peuterspeelzaal en basisschool. De kinderen die de peuterspeelzaal bezoeken leren omgaan met elkaar, krijgen te maken met taal in diverse werkvormen (voorlezen van prentenboeken/zingen van liedjes/praten in de kring). De kinderen worden geobserveerd en deze observaties worden bijgehouden en met ouders regelmatig besproken. De informatie vanuit deze observaties wordt benut voor het aanbod dat de kinderen nodig hebben: Een doelgericht, beredeneerd aanbod. Voor kinderen die extra zorg hebben wordt een handelingsplan gemaakt. Leidsters en de leerkrachten maken gebruik van elkaars deskundigheid. Dit komt tot uiting in: coördinatorenoverleg (4x per jaar) voorschooloverleg (8 x per jaar) Kinderen in groep 0 bezoeken 5x per week de groep en kinderen in de Vve groep 4x per week. Er is een intensief ouderprogramma logo 3000. Logo 3000 wordt in de VVE groep en groepen 0 alsmede in groep 1 en 2 ingezet ter versterking van de woordenschatontwikkeling. 6.1 groep 0 Huidige situatie. Momenteel zijn er 3 voorschool groepen op de Mariaschool. De voorschoolgroepen vallen onder de verantwoordelijkheid van Kinderopvang Hefgroep. 60 De maximale bezetting van de voorschool groep is 15 peuters. De inhoudelijke samenwerking tussen leidsters en leerkrachten groepen 1-2 is aanwezig. 6.2 Werkwijze KIJK peuters en kleuters. Wij maken gebruik van het KIJK systeem, zodat wij op verschillende momenten naar de ontwikkeling van kinderen kijken. Dit doen wij door middel van observaties. Deze observaties zorgen ervoor dat wij doelgericht kunnen werken en een beredeneerd aanbod kunnen aanbieden. Het spelend leren en betekenisvolle hoeken staan hierbij centraal. Het doen van observaties Hoe? Observatie map ligt altijd op het bureau van de leerkrachten / leidsters zodat ze de observatie meteen kunnen opschrijven. De observaties worden door de leerkrachten / leidsters eerst in de observatie map geschreven en daarna in de KIJK map. De observatie map wordt minimaal één keer in de week mee naar buiten genomen en naar de gym. 1x per week schrijft de leerkracht in de weekplanning één moment op om de observatie weg te schrijven. In observatie map en eventueel al in de KIJK map. Wanneer? De leerkrachten en leidster volgen het observatieschema. De leerkrachten en leidsters plannen aan de hand van het observatie schema de observatie lijnen in de weekplanning. Wie observeert? Welke kinderen? De leerkrachten en leidsters van de groep observeren de kinderen en schrijven deze observaties in de KIJK-map. Alle kinderen worden geobserveerd. Bij de kinderen die nieuw op school komen worden de eerste 3 maanden de basiskenmerken betrokkenheid en eventueel risicofactoren geobserveerd. Daarna gaan ze mee in de observaties volgens het observatieschema. De ontwikkelingslijnen Welke observeren we? kleuters basiskenmerken betrokkenheid zelfbeeld relatie met volwassen zichzelf relatie met andere kinderen spelontwikkeling taakgerichtheid en zelfstandigheid taalontwikkeling kleine motoriek peuters basiskenmerken betrokkenheid zelfredzaamheid omgaan met omgaan met anderen spelontwikkeling spraakkleine motoriek 61 Welke lijnen observeren we globaal? Welke lijn wordt geobserveerd door de vakkracht? Basiskenmerken, betrokkenheid en risicofactoren grote motoriek teken ontwikkeling ontwikkeling visuele waarneming geletterdheid auditieve waarneming gecijferdheid mondelinge taalontwikkeling ontwikkeling lichamelijke oriëntatie ruimtelijke oriëntatie tijd oriëntatie beginnende geletterdheid inzicht in cijfers en getallen logisch denken kleine motoriek taakgerichtheid en zelfstandigheid relatie met volwassenen Tekenontwikkeling grote motoriek grote motoriek teken ontluikende ontluikende cognitieve De leerkrachten en leidsters observeren 2x in het half jaar de basiskenmerken, betrokkenheid en risicofactoren. Wanneer? Hoe organiseren en plannen we het? De betrokkenheid wordt geobserveerd tijdens kringmomenten, werkactiviteiten en spelactiviteiten. Zie observatieschema kleuters en peuters De leerkrachten en leidsters volgen het observatieschema en plannen dit in hun weekplanning. Hoe en waar noteren we de gegevens? De leerkrachten en leidsters vormen hun beredeneerd aanbod door doelgerichte activiteiten aan te bieden welke aansluiten bij de ontwikkeling van de kinderen zoals uit het observatiesysteem naar voren is gekomen en om lijnen te kunnen observeren. De gegevens worden eerst in de observatie map geschreven en daarna in de KIJK map. Vanuit de KIJK map wordt er twee keer in het jaar geregistreerd in de webbasedversie van KIJK door de leerkrachten en leidsters. Wij maken verder geen aantekeningen in de webbasedversie van KIJK. De individuele leerlingrapportages uit de webbasedversie van KIJK worden twee keer per jaar uitgedraaid en besproken tijdens een KIJK-rapportgesprek met de ouders. 62 Gespreksvoering ouders Wanneer? De leerkrachten nodigen minimaal drie keer per jaar de ouders uit voor een gesprek. - 1x kennismakingsgesprek 2x een KIJK – rapport gesprek De leidsters nodigen minimaal op vier momenten de ouders uit en bespreken de ontwikkeling van de kinderen aan de hand van het KIJK-rapport. - Hoe bereiden we het gesprek voor? 2.4 jaar 2.10 jaar 3.4 jaar 3.10 jaar De leerkrachten bereiden het gesprek door vooraf over onderstaande punten na te denken. In het gesprek worden zowel de sterke kanten en ontwikkelpunten benoemd van het kind. Er worden afspraken gemaakt over de eventuele begeleiding. Er worden afspraken gemaakt over de eventuele vervolgafspraken / communicatie. Krijgen de ouders het KIJK-rapport al eerder te zien? Beredeneerd aanbod Welke thema’s? De ouders van de kleuters vullen twee keer per jaar een oudervragenlijst in, zodra de ouders deze hebben ingeleverd bij de leerkrachten krijgen de ouders het KIJK-rapport mee naar huis. De leerkrachten en leidsters volgen de themaplanning die is opgenomen in het kwaliteitshandboek. Deze themaplanning wordt elk jaar door de leerkrachten en leidsters gemaakt. Een thema duurt maximaal 6 weken. Analyse Groepsplan Een week voordat het nieuwe thema begint is het beredeneerd aanbod gemaakt door de leerkrachten en terug te vinden in de map themaplanning. De leerkrachten en de leidsters maken een analyse van de KIJKgroepsoverzichten en clusteren de kinderen en bepalen zo het beredeneerd aanbod. Na aanleiding van de analyse worden er doelen opgesteld en wordt het groepsplan geschreven. De leerkrachten en leidsters schrijven 2x per jaar het groepsplan na aanleiding van de analyse van de KIJK-groepsoverzichten in de web-based. 63 Het groepsplan wordt tussentijds geëvalueerd en eventueel bijgesteld. De leerkrachten en leidsters volgen het observatieschema en de zorgkalender zodat ze weten wanneer ze de groepsplannen tussentijds kunnen evalueren en bijstellen en wanneer de nieuwe groepsplannen geschreven moeten worden. Op de domeinen rekenen en taal worden op twee gebieden groepsplannen geschreven. Geeft het groepsoverzicht aan dat er op een ander domein veel achterstand is, wordt hier natuurlijk op ingespeeld. Overdracht De leerkrachten en leidster zorgen voor een warme overdracht. - Overdrachtsboekje van de peuter Individueel KIJK-rapport De gegevens uit het overdrachtsgesprek worden in parnassys gezet door de leerkrachten. Professionalisering Alle leerkrachten van groep ½ en de leidsters volgen de KIJKcursus. Leerkrachten en leidster worden gecoacht om deelvaardigheden aan te leren. Een nieuwe leerkracht / leidster krijgt begeleiding. Twee keer per jaar wordt tijdens een teamsessie besproken hoe het werken met KIJK gaat en waar eventueel op ingezet moet worden. Dit document wordt één keer per jaar besproken in een teamsessie en daar waar nodig: - wordt het aangepast komt er een cursus om vaardigheden aan te leren worden er materialen aangeschaft Speelotheek Vanaf schooljaar 2014-2015 is de speelotheek in de school gevestigd. Een nauwe samenwerking moet leiden tot laagdrempelige bijeenkomsten voor ouders met licht opvoedkundige en ondersteuningsvragen. 64 7 Zorgplan 7.1 Passend Onderwijs Zorgplicht Op 1 augustus 2014 wordt de wet passend onderwijs van kracht. Doel van de wet is dat alle kinderen, dus ook kinderen die extra ondersteuning in de klas nodig hebben, een passende onderwijsplek krijgen. De essentie van het onderwijs blijft hetzelfde: iedere leerling uitdagen het beste uit zichzelf te halen. Het belang van het kind staat centraal. Met de invoering van passend onderwijs krijgen scholen/schoolbesturen een zorgplicht. Zorgplicht betekent dat de scholen/schoolbesturen er voor moeten zorgen dat ieder kind dat op hun school zit of dat bij hun school wordt aangemeld, ook een kind dat extra (lichte dan wel zware) ondersteuning nodig heeft, een passende onderwijsplek krijgt, bij voorkeur binnen het eigen samenwerkingsverband. Een samenwerkingsverband is een samenwerking tussen schoolbesturen die de wettelijke taak van het Passend Onderwijs, samen met de scholen, uitvoert. In Rotterdam is dit PPO Rotterdam (www.pporotterdam.nl). Samenwerkingsverband PPO Rotterdam hoopt met haar brede aanbod aan onderwijsvoorzieningen alle kinderen in Rotterdam passend onderwijs te kunnen bieden. Schoolondersteuningsprofielen Bij het vinden van een passende onderwijsplek voor het kind zijn ouders uiteraard heel belangrijk. Ouders met kinderen in de peuterleeftijd oriënteren zich op een nieuwe school, maar soms gebeurt het ook dat een kind al op een basisschool zit, maar dat het voor het kind beter is dat het naar een andere school gaat. Meestal gebeurt dit Iedere school is wettelijk verplicht om een schoolondersteuningsprofiel te maken. Dit profiel beschrijft welke onderwijsondersteuning de school wel en niet kan bieden. Als ouders vermoeden dat hun kind extra ondersteuning nodig heeft, kunnen ze via het ondersteuningsprofiel alvast een beeld krijgen van wat een school kan bieden. Het uitgebreide schoolondersteuningsprofiel is in te vinden op de website van de school en ligt ter inzage bij de directie van de school. Hoe en wanneer je kind aanmelden op een school? Ouders vragen zich soms af vanaf welke leeftijd zij hun kind kunnen of moeten aanmelden op een basisschool. Iedere school kent haar eigen aanmeldingsprocedure. Maar voor alle scholen gelden de volgende algemene regels: Ouders moeten hun kind minimaal 10 weken voordat het kind zou moeten starten schriftelijk bij de school van voorkeur aanmelden. Voordat een kind 3 jaar is, kunnen ouders een vooraanmelding doen bij de school. Aanmelden van kinderen kan pas vanaf 3 jaar en gebeurt schriftelijk. Dit kan door het invullen en ondertekenen van een aanmeldformulier dat is op te halen bij de school. Ouders moeten bij de aanmelding ook aangeven of het kind bij meerdere scholen is aangemeld, en zo ja, welke de eerste school van aanmelding is. Als de school een schriftelijke aanmelding ontvangt, stuurt zij een bevestiging van ontvangst naar de ouders en nodigt de ouders uit voor een gesprek. De school dient binnen 6 weken na aanmelding een besluit te nemen over de toelating. Bij uitzondering kan deze periode verlengd worden tot 10 weken, bijvoorbeeld als de school nader onderzoek wil doen dat langer duurt. Wanneer na 10 weken nog geen beslissing is genomen over de juiste onderwijsplek en het kind de toelatingsleeftijd voor het onderwijs heeft bereikt, wordt het kind (tijdelijk) geplaatst en ingeschreven. 65 Informatie voor de school Bij het zoeken naar een passende onderwijsplek is het belangrijk dat ouders aan de school zoveel mogelijk informatie geven over hun kind, ook gegevens over (te verwachten) beperkingen in de onderwijsdeelname. Soms zal de school aan de ouders aanvullende gegevens vragen of aangeven dat er nader onderzoek nodig is. Voor dat onderzoek moeten ouders toestemming geven. Het is heel belangrijk dat ouders en school samen optrekken in het vinden van een passende school voor het kind. Er is vaak veel informatie beschikbaar over een kind. Door in openheid informatie met elkaar te delen, is de kans het grootst dat een passende school voor het kind gevonden kan worden. Extra ondersteuning Het is belangrijk dat de school alle belangrijke informatie krijgt, want het is de school die bepaalt of een kind al dan niet extra ondersteuning nodig heeft. Als een kind extra ondersteuning nodig heeft, is de school verplicht om eerst te kijken of zij zelf het kind de extra ondersteuning kan bieden. Het schoolondersteuningsprofiel van de school vormt daarbij het uitgangspunt. Kan de school zelf geen passende onderwijsplek bieden, dan wordt gekeken naar een andere school, bij voorkeur binnen het samenwerkingsverband, die de juiste ondersteuning kan bieden. Onder een andere school wordt ook een school voor het speciaal (basis) onderwijs verstaan. Beslissing van de school De school beslist dus uiterlijk binnen 10 weken of de aanmelding in behandeling wordt genomen, het kind extra ondersteuning nodig heeft, het kind wordt ingeschreven en toegelaten, het kind wordt geweigerd of dat er sprake is van een geschil. De ouders worden hierover schriftelijk geïnformeerd. Als de school wel de passende ondersteuning kan bieden als een kind ondersteuning nodig heeft, dan wordt samen met de ouders een ontwikkelingsperspectief opgesteld. Hierin staat beschreven naar welke onderwijsdoelen gestreefd wordt, en de onderbouwing daarvan. Tevens wordt hierin beschreven welke ondersteuning en begeleiding het kind nodig heeft en hoe die wordt aangeboden. Indien de ondersteuning die het kind nodig heeft niet past binnen het ondersteuningsprofiel van de school, de school het kind geen passend onderwijsprogramma kan bieden, of plaatsing een onevenredige belasting is voor de school, kan de school het kind weigeren. In deze situatie heeft de school wel een zorgplicht. De school mag alleen weigeren als de school een andere school gevonden heeft die wel een passend onderwijsaanbod kan bieden en die het kind ook kan en wil plaatsen. Onder een andere school kan ook een school voor speciaal (basis) onderwijs verstaan worden. Hierover zal overleg plaatsvinden tussen de ouders en de school. Als ouders het niet eens zijn met het besluit van de school om de inschrijving en toelating te weigeren, of met de andere school die wordt voorgesteld, kunnen ouders hiertegen bezwaar maken bij het schoolbestuur van de school of het geschil aanhangig maken bij de landelijke Tijdelijke Geschillencommissie Toelating en Verwijdering. Tegen het besluit van de school om de aanmelding niet in behandeling te nemen kan alleen bezwaar gemaakt worden bij het schoolbestuur van de school. Dit staat uitgebreid beschreven in het volledige toelatingsbeleid van de school dat op te vragen is bij de directie van de school. Speciaal (basis)onderwijs Voor scholen voor speciaal (basis)onderwijs verloopt het aanmeldingstraject via het samenwerkingsverband waar de school toe behoort. Het samenwerkingsverband geeft vanaf 1 augustus 2014 zogenaamde toelaatbaarheidsverklaringen af voor het sbo en so (cluster 3 en 4). Zonder deze verklaring kan een sbo- of so-school een leerling niet aannemen. Alleen basisscholen of zorginstellingen kunnen een kind aanmelden bij de toelatingscommissie van het samenwerkingsverband. Ouders kunnen zelf geen toelaatbaarheidsverklaring aanvragen, maar kunnen voor vragen natuurlijk wel terecht bij het samenwerkingsverband (www.pporotterdam.nl). Wanneer geldt de zorgplicht niet? De zorgplicht en de trajectplicht gelden niet als de school of de groep waar het kind voor wordt aangemeld vol is. Voorwaarde is wel dat een school een duidelijk en consistent aannamebeleid heeft en in haar schoolondersteuningsprofiel aangeeft wanneer de school daadwerkelijk vol is. 66 In deze situaties verdient het de voorkeur dat de school bij haar schoolbestuur en/of bij het samenwerkingsverband meldt dat zij geen onderwijsplek aan een kind kan bieden. Ook geldt de zorgplicht niet wanneer ouder(s)/verzorger(s) desgevraagd de grondslag van de school weigeren te respecteren. Het gaat hier niet alleen om de religieuze grondslag of levensbeschouwelijke identiteit van de school, maar ook om de onderwijskundige grondslag. Tenslotte is de zorgplicht niet van toepassing bij aanmelding voor cluster 1 (visuele beperkingen) en cluster 2 instellingen (gehoor- en communicatieve beperkingen). Deze instellingen maken geen deel uit van samenwerkingsverbanden passend onderwijs en hebben een eigen toelatingsprocedure. Onderwijsconsulenten Met de inwerkingtreding van de wetswijziging Passend Onderwijs per 1 augustus 2014 kan ook een beroep worden gedaan op de onderwijsconsulent (www.onderwijsconsulenten.nl) wanneer er sprake is van plaatsingsproblematiek van een (leerplichtige) leerling met extra ondersteuningsbehoefte in primair of voortgezet onderwijs of wanneer ouder(s)/verzorger(s) en/of school problemen ervaren met betrekking tot het handelingsdeel van het ontwikkelingsperspectief (OPP). Passend Onderwijs betekent dat iedere leerling onderwijs krijgt dat het beste bij zijn of haar talenten en beperkingen past. Ook de leerlingen met een stoornis, ernstige ziekte of handicap. Zij kunnen extra hulp krijgen op een reguliere school, een school voor speciaal basisonderwijs of op een school voor speciaal onderwijs. Om te garanderen dat alle leerlingen onderwijs krijgen dat bij hen past, wordt per 1 augustus 2014 de zorgplicht ingevoerd. Scholen en besturen worden dan verplicht te zorgen voor een passende onderwijsplek en passend onderwijs voor elke leerling. Ter ondersteuning van de scholen bij het verzorgen van passend onderwijs is de RVKO de projecten KANS en TALENT gestart. 7.2 Definitie van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften Omdat kinderen nu eenmaal niet allemaal hetzelfde zijn en elk kind zijn of haar eigen talenten heeft, is het uitgangspunt van ons onderwijs rekening te houden met de leermogelijkheden van ieder kind om zo hun persoonlijke talenten optimaal te kunnen ontwikkelen. Niet ieder kind heeft genoeg aan één en dezelfde instructie als voorbereiding op opdrachten die gemaakt moeten worden. Daarom wordt er op onze school gewerkt met het directe instructiemodel, waarbij er ruimte gecreëerd wordt om op niveau te kunnen differentiëren . Hierbij vindt er een basisinstructie plaats, waar de meer getalenteerde leerling op dat vakgebied meteen mee aan de slag kan en de leerkracht vervolgens de handen vrij heeft om extra aandacht te geven aan de kinderen die dat nodig hebben. Er wordt dan een herhaalde of verlengde instructie gegeven. Hierbij is het uitgangspunt de groep zo veel mogelijk bij elkaar te houden en niet (te veel) individueel te werken. Voor de leerling die makkelijker leert is er eerder een mogelijkheid tot verdieping in de stof. Voor de leerling met minder talenten op een bepaald vakgebied geldt dat hij of zij wellicht minder werk levert dan de leerling met meer talenten, maar wel alle minimumstof van de basisschool doorloopt. 7.3 Doelstellingen van de school In schooljaar 2009-2010 is de school gestart met het formuleren van opbrengsten op basis van de Cito toetsen. Samen met de methodegebonden toetsen en de onderwijsbehoeften van kinderen vormt dit de basis om met groepsplannen te werken. Voor komend schooljaar zijn naar aanleiding van de CITO toetsen de volgende doelstellingen op schoolniveau geformuleerd. Tweemaal per jaar vindt er een teamvergadering plaats waarin de opbrengsten schoolbreed besproken worden. Technisch lezen DMT en Avi worden afgenomen in groep 3 t/m 8. 67 Analyse op schoolniveau Doelstelling schooljaar Doelstelling schooljaar Doelstelling schooljaar Doelstelling schooljaar Doelstelling schooljaar 2010-2011 2011-2012 2012-2013 2013-2014 2014-2015 14 % A 20% B 21% C 45% DE 25% A 25% B 15% C 35% DE 25%A 25%B 15% 35% DE 25 % A 30%B 15% 20%DE 25%A 30%B 15%C 20% DE 20% I 20%II 20%III 20%IV 20%V Spelling Cito Analyse op schoolniveau Doelstelling schooljaar Doelstelling schooljaar Doelstelling schooljaar Doelstelling schooljaar Doelstelling schooljaar 22% A 26%B 27%C 25%DE 2010-2011 40% A 35% B 15%C 10%DE 2011-2012 40%A 35% B 15%C 10%DE 2012-2013 40%A 35%B 15%C 10%DE 2013-2014 40%A 35%B 15%C 10%DE 2014-2015 20% I 20%II 20%III 20%IV 20%V Begrijpend lezen Analyse op schoolniveau Doelstelling schooljaar Doelstelling schooljaar Doelstelling schooljaar Doelstelling schooljaar Doelstelling schooljaar 5% A 24% B 25C 46% DE 2010-2011 15%A 25%B 30%C 30% DE 2011-2012 15%A 30%B 30%C 25%DE 2012-2013 15%A 30%B 30%C 25%DE 2013-2014 25% A 30%B 25%C 20%DE 2014-2015 20% I 20%II 20%III 20%IV 20%V Rekenen en Wiskunde Analyse op schoolniveau Doelstelling schooljaar Doelstelling schooljaar Doelstelling schooljaar Doelstelling schooljaar Doelstelling schooljaar 10% A 21% B 20% C 49% DE 2010-2011 15% A 25% B 30% C 30% DE 2011-2012 15%A 25%B 30%C 30%DE 2012-2013 20% A 25%B 30%C 25% DE 2013-2014 25%A 30%B 25%C 20%DE 2014-2015 20% I 20%II 20%III 20%IV 20%V Interventies op schoolniveau om doelstellingen te halen: Aandacht voor DIM model (bewezen effectief voor opbrengstgericht werken). Aandacht voor Zelfstandig Werken om ruimte te creëren voor kinderen om ontwikkelingsbehoeften te kunnen ondersteunen. Aandacht voor het ontwerpen van een werkbaar groepsplan die concreet uitgevoerd kan worden en waarin de doelen goed geëvalueerd worden. Klassenobservaties t.b.v. uitvoering groepsplan en bevorderen kwaliteit van onderwijs. Technisch lezen, consolideren leesplan, 4x per week starten schoolbreed met stillezen, leesbeleving invoeren m.b.v. boekbesprekingen, borgen methode Veilig Leren Lezen groep 3. Begrijpend lezen, borgen afspraken Nieuwsbegrip (5 strategieën centraal). Strategieën doortrekken naar lezen van teksten WO. Vergroten van de vaardigheden van de leerkrachten met betrekking tot het analyseren van methodegebonden toetsen en citotoetsen in relatie tot de tussendoelen. Analyse van de doelstellingen Daarnaast wordt er tijdens de twee teamsessies gewerkt met de datamuur per groep waarin de leerkracht zelf stil staat bij de resultaten van de groep t.o.v. de doelstellingen van de school. Tevens wordt in het jaarverslag een analyse gemaakt om nieuwe doelstellingen voor de school te formuleren op basis van gegevens uit het LVS en de teamsessies. Dit jaarverslag is als bijlage 2 toegevoegd aan het schoolplan. 68 Gehanteerd schema: Datamuur groep___________ Op welk niveau verwacht je dat kinderen zitten met: I en II Boven het vastgestelde niveau ( avi, en rekening houdend met de onderwijsbehoefte n) Op het vastgestelde niveau ( avi, en rekening houdend met onderwijsbehoefte n) Onder het vastgestelde niveau ( avi, en rekening houdend met onderwijsbehoefte n) Me th od e of avi niv ea u III Meth ode of avi nive au IV en V Instructie on afhankelijk Instructie onafhankelijk/ instructie- gevoelig Instructiegevoelig woordniveau Instructiegevoelig Instructie gevoelig instructiegevoelig Instructie afhankelijk Instructie afhankelijk Instructie afhankelijk 7. 4.De inhoud van de zorgstructuur 1-zorgroute Zorgverbreding betekent dat we het onderwijs zo goed mogelijk aanpassen aan de behoeften, mogelijkheden en beperkingen van ieder kind. Zorgverbreding is dus niet alleen gericht op kinderen met leerproblemen, maar ook op kinderen die meer aankunnen dan het klassenprogramma hen biedt. We zijn gericht op het aanpassen van de leerstof. We kijken daarbij ook naar de thuissituatie, het zelfbeeld, de motivatie en de sociale capaciteiten. Op basis van deze uitkomsten krijgt het kind zijn eigen zorgroute binnen of buiten de school aangeboden. Zorgroute in school Zorgverbreding heeft al jaren een hoge prioriteit bij ons op school en kenmerkt zich, zoals al eerder in dit plan genoemd, door het model planmatig werken: a. Signaleren 69 b. c. d. e. Analyseren Groepsplan maken Plan uitvoeren Evalueren Met name op het gebied van rekenen, technisch lezen, woordenschat en zelfstandig werken zijn wij de laatste jaren intensief aan het werk geweest. De rol van de groepsleerkracht staat hierbij steeds centraal, ondersteund door de intern begeleider en directie. Voor elk leergebied zijn minimum c.q. kritische doelen vastgesteld vanuit de methoden en met behulp van signaleringstoetsen wordt nagegaan of de leerlingen deze doelen halen. Cyclisch wordt m.b.t. methodegebonden toetsen en de CITO toetsen een groepsplan opgesteld. Kinderen die opvallend laag presteren komen in de leerling bespreking en worden indien noodzakelijk nader gediagnosticeerd. Maatregelen die daaruit voortvloeien worden apart vermeld in het groepsplan of indien de hulp te veelomvattend is, met een individueel plan. Dit plan kan door de leerkracht zelf opgesteld worden in overleg met de intern begeleider en/of de schoolcontactpersoon van PPO Rotterdam. Wat zijn de uitgangspunten van zorg? We spreken hier van de preventieve zorg. - Denken vanuit onderwijsbehoeften. - Preventief en proactief handelen en denken. - Werken met groepsplannen (en bijna geen HP) - Impulsen voor kwaliteitsverbetering - Leerkracht verantwoordelijk, belangrijke rol ib. 70 Handelingsgericht werken Realiseren Intern handelen Kindgesprek waarnemen Leerlingen Groepsbespreking ouders leerkracht Oudergesprek Plannen begrijpen Leerling-bespreking Oudergesprek Individueel handelingsplan Extern handelen Handelingsgerichte begeleiding/ handelingsgerichte diagnostiek Externe zorg Ouder gesprek Verwijzing Evalueren groepsplan en verzamelen leerling gegevens in groepsoverzicht. Signaleren van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Benoemen van specifieke onderwijsbehoeften van leerlingen. Opstellen van het groepsplan Clusteren van leerlingen met vergelijkbare onderwijsbehoeften. Uitvoeren van het groepsplan Stap 1 invullen groepsoverzicht/ evalueren vorig groepsplan Verzamelen van gegevens leerlingen groepsoverzicht. Toetsen Leerlingvolgsysteem Observaties Analyses van werk. Gesprekken met kinderen (ouders) Handelingsgerichte informatie voor benoemen van onderwijsbehoeften. 71 Evalueren vorig groepsplan Stap 2 signaleren leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften Welke leerlingen hebben specifieke onderwijsbehoeften? Denk ook aan: Leerlingen met een leer- en ontwikkelvoorsprong Leerlingen met een eigen leerstijl Stap 3 Benoemen van onderwijsbehoeften. Wat zijn de onderwijsbehoeften van de leerlingen. Bijzondere aandacht voor leerlingen uit stap 2. Omschrijving onderwijsbehoefte: Welke doelen zijn voor deze leerling haalbaar in de komende periode? Wat heeft de leerling (extra) nodig om deze doelen te bereiken? Stap 4 clusteren leerlingen met vergelijkbare onderwijsbehoeften. Op basis van patronen in groepsoverzicht kiest de leerkracht voor activiteiten met de hele groep, subgroepen en/of individuele leerlingen. Clustering moet haalbaar zijn qua klassenmanagement. Subgroep 1 Subgroep 2 Standaard aanbod + aanvullende doelen Standaard aanbod + aanvullende doelen Extra groep Eigen aanbod eigen doelen Basis groep Standaard aanbod Groepsbespreking inhoud: - Evalueren vorig groepsplan. - Bespreken groepsoverzicht (stap 1 t/m 4) - Voorzet nieuw groepsplan - Begeleidingsvraag Aanwezig ib, leerkracht. Belangrijk schakelmoment naar leerling bespreking (met begeleidingsvraag). Stap 5 opstellen groepsplan Op basis van de onderwijsbehoeften van de leerlingen en gekozen clustering wordt kernachtig het aanbod voor een periode gepland: - Doelen / gewenste situatie - Inhoud ( wat) - Aanpak ( hoe) - Organisatie - Evaluatie stap 6 Uitvoeren groepsplan 72 Inroosteren van activiteiten uit het groepsplan (dag of weekplanning) Tussentijds verzamelen gegevens over leerlingen en observeren resultaat van het aanbod. Tussentijds aanbod bijstellen. Leerling-bespreking Doel: - Verhelderen onderwijsbehoeften leerling - Formuleren haalbare aanpak voor groepsplan/HP Resultaat: - Voorzet groepsplan (of HP) Aanwezig: leerkracht en intern begeleider. Vooraf en achteraf overleg met ouders. Aandachtspunten leerkracht - Omslag naar denken in onderwijsbehoeften - Gebruik van leerlijnen (cruciale leermomenten) en het kennen van deze lijnen schoolbreed. - Doelgericht werken en prioriteiten stellen - Aandacht voor observeren!!!, analyseren werk en gesprekken met kinderen. - Klassenmanagement. Denkwijzer bij formulering behoeften Uitgangspunt: Wat heeft deze leerling nodig? Pedagogische behoeften Inrichting klas: - opstelling meubilair - plaats in de klas - visuele ondersteuning van dag/weekoverzicht - prikkels - klimaat - voorspelbaarheid Leerkracht gedrag: - duur van aanwezigheid, wisselingen - emotionaliteit - hantering van regels - belonen - corrigeren/straffen - taalgebruik - humor - individuele aandacht - fysiek contact Emotionele ontwikkeling - zelfbeeld - beleving van omringende wereld - leren erkennen en benoemen van emoties - leren adequaat uiten van emoties - impulsiviteitcontrole Didactische behoeften Werkplek: - individueel, naast iemand of groepje - visuele afscherming - auditieve afscherming - prikkelreductie Instructie - ondersteuning visueel - duur - herhaling - individueel, kleine groep, klassikaal - controle op instructie Leerstofaanbod - interesse/motivatie - moeilijkheidsgraad - aanpassing lesmateriaal - omvang - duiding - werkvorm 73 - gewetensvorming Sociale ontwikkeling - sociaal inzicht - invoelingsvermogen - sociale vaardigheden - betrokkenheid bij de groep - samenspel, samenwerking Overigen: - relatie met thuis/behandeling - observatie ontwikkeling Begeleiding van de leerkracht - hulp bij opstart - controle bij voortgang - controle op verzorging - feedback - hulp vragen Overigen: - hulpmiddelen - speciale aandachtsgebieden - observatie ontwikkeling Deze vorm van lesgeven vergt veel kennis en vaardigheid van de groepsleerkracht. Daarom krijgt de groepsleerkracht begeleiding van de interne begeleider waardoor middels regelmatige observaties en geplande (na)gesprekken de leerkrachtvaardigheden in een dialoog met de groepsleerkracht gestructureerd verhoogd worden. Net zoals bij de kinderen zal het zo zijn dat de ene leerkracht meer begeleiding nodig heeft dan een ander. De begeleiding zal daarom per leerkracht kunnen verschillen. Dit betekent voor alle groepsleerkrachten: Zorgen voor een goed klassenmanagement Een goede registratie van leerling gegevens in de groepsmap Geplande overdracht van gegevens van leerlingen van groep naar groep met Behulp van opgestelde groepsplannen in de maand juni. Groepsbesprekingen met de intern begeleider; zie zorgkalender Leerling-besprekingen met intern begeleider of in breed overleg Regelmatig toetsen ( zie toetskalender) Ontwikkelingsperspectief (OPP) Voor iedere leerling vanaf groep 4, wordt jaarlijks een ontwikkelingsperspectief uitgedraaid uit het LVS. Voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften (extra zorg) wordt een individueel ontwikkelingsperspectief opgesteld met meetbare tussentijdse opbrengsten. Op basis van de opbrengsten wordt de aanpak eventueel bijgesteld. Het OPP van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften binnen het basisonderwijs is een formulering van de verwachte leeropbrengst t/m eind groep 8 per vakgebied, op basis van: de leerrendementen tot nu toe, partiële leerrendementen, informatie verkregen uit pedagogisch didactisch en/of psychodiagnostisch onderzoek, de effecten van handelingsplanning en de omgevingsfactoren. Het verwachte uitstroomniveau (na groep 8) wordt per vakgebied beschreven. Het OPP is een leidraad waaruit het onderwijs vormgegeven wordt (al dan niet op basis van een individuele leerlijn) om voor de specifieke individuele leerling te komen tot een optimale ontwikkeling, rekening houdend met individuele mogelijkheden, protectieve factoren en belemmeringen, onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van deze leerling. Meer informatie over het ontwikkelingsperspectief is te vinden in de notitie van KANS opgenomen op de website van de RVKO. Vanaf groep 5 is het mogelijk dat leerlingen een OPP krijgen aangeboden. Leerlingen die het programma van de groep niet meer kunnen volgen, maar in een lager tempo nog wel vooruitgang boeken, met plezier naar school blijven gaan, goed in hun vel zitten en gedragsmatig geen problemen veroorzaken, krijgen dan mogelijk voor een of twee vakgebieden een eigen programma. Dit zal echter telkens van kind tot kind in goed overleg met de ouders, leerkrachten, intern begeleider en directie bekeken en besproken worden. 74 De school geeft hierin, als professionele organisatie, een bindend advies. In de groepen 3 en 4 is dan meestal al veel aandacht besteed aan extra instructie en herhaling van leerstof voor deze leerlingen. Als bovengenoemde interventies niet voldoende zijn of het vermoeden bestaat dat er meer dan de reguliere zorg nodig is voor een kind dan hebben we op school de volgende mogelijkheden tot hulp. Wij spreken hier van de curatieve zorg. Verder onderzoek en observatie door groepsleerkracht, intern begeleider of remedial teacher Overleg met en/of observatie door de schoolcontactpersoon. Bespreking van het kind binnen het breed overleg. Ook wel multidisciplinair overleg genoemd Inschakeling van schoolarts, schoolmaatschappelijk werker, GGZ groep Europoort, bureau Jeugdzorg, logopedie etc. etc. De curatieve zorg sluit aan bij de breedte en diepte ondersteuning zoals in het ondersteuningsprofiel bijlage 1 is opgenomen. Aanmelding bij het onderwijsarrangeerteam voor extra ondersteuning wordt gedaan door de IB in samenwerking met alle bij het kind betrokken personen. Hiervoor is altijd de instemming van de ouders vereist. De schoolarts kan de leerling oproepen voor een medisch onderzoek. Er kunnen door het onderwijsarrangeerteam (OAT) verschillende manieren van ondersteuning. 7.5 Stappenplan verwijzing 1. Aan het begin van het schooljaar ontvangen alle leerkrachten de zorg- en toetskalender. Hierin staat vermeld hoe wij planmatig aan onze zorg werken. 2. Drie keer per jaar wordt door de groepsleerkrachten een groepsoverzicht ingevuld. In dit groepsoverzicht staan toetsresultaten en observaties genoteerd. Aan de hand van deze gegevens worden de ondersteuningsbehoeften (pedagogisch) en onderwijsbehoeften (didactisch) benoemd. Op basis van deze gegevens wordt ons onderwijs vormgegeven. 3. Leerlingen ontvangen onderwijs in de groep. Het onderwijs bestaat uit gedifferentieerd werken op 3 niveaus: het basisaanbod voor kinderen die de methode kunnen volgen, extra aanbod voor kinderen die meer kunnen dan de methode vraagt, en extra instructie voor kinderen die hulp nodig hebben bij het volgen van de methode. Dit wordt door de leerkrachten vastgelegd in het groepsplan. Ouders worden minimaal 2 keer per jaar tijdens het rapportgesprek op de hoogte gesteld van de vorderingen van hun kind. Kleine zorgen worden besproken. Er worden afspraken gemaakt over hoe deze zorgen verholpen kunnen worden. 4. Wanneer uit toetsresultaten en/of observaties blijkt dat een kind meer zorg nodig heeft dan het basisaanbod, dan worden de ouders uitgenodigd door de groepsleerkracht om de zorg te bespreken. Er wordt overlegd over hoe de leerkracht het probleem in de klas aan gaat pakken, en wat de ouder hieraan kan doen. De leerkracht geeft eventueel aan de IB’er in te schakelen. 5. Wanneer de eerste interventies door de groepsleerkracht niet voldoende effect hebben, bespreekt de leerkracht de zorgen met de IB’er tijdens een leerlingbespreking. Samen met de IB’er worden afspraken gemaakt over de extra begeleiding. Deze afspraken worden vastgelegd in het groeps- of handelingsplan, of er wordt gestart met een OPP (zie hiervoor het protocol OPP). Dit plan wordt besproken met ouders. De IB’er schuift bij dit gesprek aan indien nodig. De uitvoering van het plan en de vorderingen van het kind worden regelmatig (minimaal 1x per 6 weken) geëvalueerd samen met ouders. 6. Als blijkt dat de inspanningen van ouders en groepsleerkracht niet toereikend zijn, schakelt de IB’er de schoolcontactpersoon (SCP) van PPO Rotterdam in. Hiervoor 75 geven ouders toestemming. In overleg met de SCP wordt het plan aangescherpt waar mogelijk, of deze geeft het advies externe deskundigen in te schakelen. 7. In overleg met ouders, leerkracht en IB wordt besloten welk traject gevolgd gaat worden: verdergaan met de handelingsadviezen van de SCP, preventieve ambulante begeleiding of aanmelding bij het onderwijsarrangeerteam (OAT). - Wanneer wordt gekozen voor het volgen van de handelingsadviezen van de SCP, wordt dit vastgelegd in het groeps- of handelingsplan. Dit wordt weer regelmatig (minimaal 1x per 6 weken) geëvalueerd samen met ouders. Na 6 weken volgt steeds weer de overweging bij stap 6. - Als uit overleg blijkt dat met gerichte adviezen van een deskundige het probleem opgelost of verkleind kan worden, dan wordt er gekozen voor PAB. Hiervoor geven ouders toestemming, waarna dit door de leerkracht en IB snel opgestart kan worden. Na PAB wordt de overweging gemaakt of dit voldoende effect heeft gehad, of dat brede aanmelding bij PPO Rotterdam alsnog nodig is. - Blijkt er meer hulp nodig te zijn, dan kan worden gekozen voor brede aanmelding bij PPO Rotterdam. Hierbij kun je denken aan AB, verwijzing SBO en verwijzing SO. Voor deze brede aanmelding wordt door de leerkracht het OKR ingevuld, en door ouders de oudervragenlijst. Deze worden naar het OAT van PPO Rotterdam gestuurd, waarna het OAT met een advies komt. Dit advies wordt besproken met de ouders. Wanneer er wordt gekozen voor AB, dan betekent dit dat er voor langere tijd handelingsadviezen worden gegeven aan de leerkracht en de ouders. Na afloop van de AB wordt gekeken of dit voldoende effect heeft gehad, of dat alsnog verwijzing naar het SBO of SO moet worden overwogen. Betrokkenheid ouders bij leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften Ouders van leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte worden zo snel mogelijk op de hoogte gesteld. Zij worden geïnformeerd over de extra maatregelen die nodig zijn voor hun kind, over de voortgang en wij proberen uit de gesprekken met ouders zoveel mogelijk relevante informatie te verzamelen. Ze worden ook gevraagd om toestemming te geven voor het bespreken van hun kind in het breed overleg, het doen van extra onderzoek en het geven van extra zorg aan hun kind. De extra zorg wordt vermeld in een individueel handelingsplan. De intern begeleider overlegt regelmatig met de groepsleerkracht, de schoolcontactpersoon, de directie en eventueel andere externe deskundigen over deze kinderen. Mocht deze hulp niet volstaan dan is het mogelijk om een uitgebreider pedagogisch/ didactisch en psychologisch onderzoek te laten afnemen. Hiervoor vragen wij ouders eerst een toestemmingsverklaring te ondertekenen. Hierna volgt aanmelding. Na het onderzoek volgt een bespreking met de intern begeleider. Hier krijgen wij een advies te horen dat wij vervolgens weer met de ouders bespreken. Enkele voorbeelden van adviezen die hierbij gegeven kunnen worden zijn: Suggesties voor een aangepaste begeleiding op school. Ambulante begeleiding (hulp op school voor de leerkracht om zo goed mogelijk om te gaan met de problematiek). Aanmelding voor een sociale vaardigheidstraining. Een verwijzing naar Jeugdzorg, GGZ groep Europoort Een verwijzing voor leesbehandeling Een verwijzing naar een vorm van speciaal basisonderwijs. Een advies voor een vorm van speciaal onderwijs. De Mariaschool valt onder PPO Rotterdam, en handelt vanuit het ondersteuningsplan van dit samenwerkingsverband, te raadplegen via de website www.ppo.rotterdam.nl 76 KANS In 2009 is binnen de RVKO het initiatief KANS gestart. Het doel van KANS is de ondersteunende functie van de scholen voor sbo verder te ontwikkelen door de aanwezige expertise beschikbaar te stellen aan het reguliere basisonderwijs. Het project richt zich op de ondersteuning van de basisscholen en de ontwikkeling van de scholen voor sbo in de richting van Passend Onderwijs. KANS deelt de visie van PPO Rotterdam en creëert van hieruit een specifieke taak voor de RVKO scholen, gefaciliteerd en bekostigd uit eigen middelen. Binnen het project KANS is een tweetal orthotheken ingericht voor de begeleiding van zorgleerlingen binnen de RVKO scholen. Lees hierover meer op de website van de vereniging. Daarnaast werkt de school ter preventie en bestrijding van onderwijsachterstanden samen met andere instellingen, waaronder de schoolbegeleidingsdiensten, het sociaal-cultureel en welzijnswerk, gemeentelijk bureau leerling-zaken, Centrum voor Jeugd en Gezin (o.a. schoolarts en consultatiebureau) en andere hulpverleningsinstanties. TALENT In 2008 is binnen de RVKO het initiatief TALENT gestart: een kennispunt voor begaafdheid. In het kennispunt werkt een aantal scholen samen dat extra zorg besteedt aan de begaafde en getalenteerde leerlingen. Deze scholen zijn verdeeld over de stad Rotterdam en de randgemeenten. Zij hebben ervaring met het onderwijs aan begaafde kinderen. Door samen te werken vergroten zij hun eigen deskundigheid en kunnen zij alle andere scholen van de RVKO ondersteunen. Ons ondersteuningsprofiel is als bijlage opgenomen in het schoolplan. Protocol overgang groep 1-2-3 Het serieus nemen van een overgangsbeslissing begint bij ons in januari van groep 1 . Het gaat hier om de kinderen die in de periode januari t/m december 4 jaar geworden zijn. Naast de gegevens uit het leerlingvolgsysteem (observaties, registraties en handelingsplannen) nemen we in oktober en april/mei de toetsen van Cor Aarnoutsen af en in januari en juni Cito rekenen voor kleuters. Als een kind onvoldoende scoort op deze toetsen en op 1 of meerdere van de volgende ontwikkelingsgebieden: Sociaal-emotionele ontwikkeling: zelfbeeld, relatie met volwassenen en relatie met andere kinderen Speel-werkgedrag: spelontwikkeling taakgerichtheid en zelfstandigheid Motoriek: grote en kleine motoriek tekenontwikkeling. Zintuigelijke waarneming: visuele waarneming auditieve waarneming Mondelinge taalontwikkeling Lichaamsoriëntatie Ruimtelijke oriëntatie Tijdsoriëntatie Symboolverkenning: beginnende geletterdheid, inzicht in cijfers en getallen 77 Ontwikkeling van het logisch denken: hoeveelheden, overeenkomsten, verschillen Dan worden de ouders eind januari /begin februari uitgenodigd voor een gesprek, waarin we onze twijfels meedelen of het kind met ingang van het volgend schooljaar wel in groep 2 kan beginnen of we geven aan dat het misschien wenselijk is dat een kind in groep 1 blijft. Begeleiding We geven in het gesprek met ouders aan wat we in de periode januari tot het eind van het schooljaar gaan doen om de ontwikkeling van het kind te stimuleren. De definitieve beslissing over de overgang naar groep 2 nemen we in april. Soms wordt bij jonge kinderen, geboren in de maanden november en december, afgesproken dit een maand later te doen om de kans op een goede beslissing te kunnen verhogen. Halverwege groep 2 (in januari) stellen we ons de vraag of er sprake is van een doorgaande ontwikkeling van een kind bij een overgang naar groep 3. Soms zijn kinderen in groep 2 nog erg gericht op spelen en open onderwijssituaties dat de overgang naar groep 3 te abrupt is en geen doorgaande ontwikkeling kan garanderen. Soms is er sprake van specifieke ontwikkelingsproblemen of ontwikkelingsstoornissen. Dat betekent dat we de overgangsbeslissing van groep 2 naar groep 3 zeer overwogen moeten nemen. In groep 2 kan onderscheid gemaakt worden tussen kinderen: Kinderen die op niveau zijn Kinderen met een beperkte ontwikkelingsmogelijkheid Kinderen die op 1 of meerdere ontwikkelingsgebieden onder hun leeftijdsniveau presteren Kinderen die nog geen zes jaar zijn maar verder zijn dan hun leeftijdsgenoten Bij kinderen die nog niet op niveau zijn, volgen we de procedure voor een eventuele overgang van groep 2 naar groep 3 die hieronder beschreven staat: Het signaal Het serieus nemen van een overgangsbeslissing begint bij ons in januari van het groep 2 jaar. Naast de gegevens uit het leerlingvolgsysteem (observaties, registraties en handelingsplannen) nemen we in oktober en april/mei de toetsen Cor Aarnoutsen af en in januari en juni Cito Rekenen voor kleuters. Als een kind onvoldoende scoort op deze toetsen en op 1 of meerdere van de volgende ontwikkelingsgebieden: Sociaal-emotionele ontwikkeling: zelfbeeld relatie met volwassenen relatie met andere kinderen Speel-werkgedrag: spelontwikkeling taakgerichtheid en zelfstandigheid. Motoriek: grote en kleine motoriek tekenontwikkeling Zintuigelijke waarneming: 78 visuele waarneming auditieve waarneming Mondelinge taalontwikkeling Lichaamsoriëntatie Ruimtelijke oriëntatie Tijdsoriëntatie Symboolverkenning: beginnende geletterdheid inzicht in cijfers en getallen Ontwikkeling van het logisch denken: hoeveelheden, overeenkomsten, verschillen Dan worden de ouders eind januari /begin februari uitgenodigd voor een gesprek, waarin we onze twijfels meedelen of het kind met ingang van het volgend schooljaar wel met groep 3 kan beginnen. Begeleiding We geven in het gesprek met ouders aan wat we in de periode januari tot het eind van het schooljaar gaan doen om de ontwikkeling van het kind te stimuleren en op welke wijze men daar thuis eventueel aan bij zou kunnen dragen. De definitieve beslissing over het vervolg van de schoolloopbaan van het kind nemen we in april. Gekoppeld aan die beslissing geven we ook aan hoe we het kind bij de groep 2 verlenging willen begeleiden. Daarbij kan het gaan om het kind de gelegenheid te geven zich verder te ontwikkelen, het bieden van speciale begeleiding en het bieden van b.v. leesbegeleiding aan kinderen die in de loop van het jaar toe zijn aan lezen. We streven naar een besluit dat door iedere betrokkene gedragen wordt. De praktijk leert dat we op grond van onze ervaring een goede inschatting kunnen maken. Onjuist genomen beslissingen kunnen gevolgen hebben voor de schoolloopbaan van een kind en het onderwijs aan een hele groep. Daarom hebben we ervoor gekozen dat een schooladvies bindend is. In oktober van het hierop volgende jaar zal onderzocht worden hoe het gaat met de kinderen waarvoor het bovenstaande is uitgevoerd. Dit gebeurt tijdens de leerlingenbespreking. Talent Soms zijn kinderen op alle gebieden verder dan hun leeftijdsgenoten. Vaak blijkt dit al in groep 1. De leerkracht kan dan in overleg met de ouders beslissen dat een leerling eerder met groep 2 mee gaat draaien om hem/haar de ontwikkelingskansen te geven waar het kind aan toe is. Dit wil niet zeggen dat de leerling dan automatisch het volgend cursusjaar mee gaat naar groep 3. Als een kind in groep 1/2 erg goed presteert, kan het wel eens voorkomen dat een leerling vervroegd naar groep 3 gaat. Dit zijn echter uitzonderingen! Om deze beslissing te kunnen nemen kijkt de leerkracht naar de volgende aspecten: Sociaal-emotionele ontwikkeling: zelfbeeld, relatie met volwassenen en relatie met andere kinderen. Speel-werkgedrag: spelontwikkeling, taakgerichtheid en zelfstandigheid. Motoriek: grote en kleine motoriek en tekenontwikkeling. Zintuigelijke waarneming: visuele waarneming en auditieve waarneming. Mondelinge taalontwikkeling Lichaamsoriëntatie Ruimtelijke oriëntatie Tijdsoriëntatie Symboolverkenning: beginnende geletterdheid, inzicht in cijfers en getallen 79 Ontwikkeling van het logisch denken: hoeveelheden, overeenkomsten, verschillen. Het kind moet snel van begrip zijn, een goede concentratie hebben, een brede belangstelling hebben en goed gemotiveerd zijn om naar groep 3 te gaan. We bekijken deze aspecten d.m.v. observaties, registraties en handelingsplan(nen) en nemen de volgende toetsen af: Aarnoutsen TAAL Cito Rekenen groep 2 Observatielijsten KIJK Observatie lijsten van de sidi R Over het algemeen geldt dat kinderen bij wie overwogen wordt om vroegtijdig naar groep 3 te gaan een duidelijke voorsprong moeten hebben op leeftijdsgenoten. Bij de Cito-toetsen betekent dit een A of hoge B-score. De kinderen moeten alles goed mee kunnen doen met groep 2 en liefst nog iets beter presteren, gedurende langere tijd. Dit omdat er bij veel kinderen in de kleuterleeftijd sprake is van ontwikkelingsvoorsprongen die later weer ingelopen kunnen worden door de anderen. Er blijft sprake van uitzonderingen omdat in groep 2 veel aandacht geschonken wordt aan de brede ontwikkeling van de kinderen en in groep 3 meer aandacht is voor het cognitieve aspect. Dit is iets waar kinderen wel aan toe moeten zijn. De beslissing In geval van vroegtijdig naar groep 3 gaan, beslist de school (leerkracht van het kind, interne begeleider en directie). Het nemen van de beslissing t.a.v. de schoolloopbaan van het kind doen we aan de hand van de eerder beschreven overwegingen. Naar aanleiding hiervan wordt een verantwoorde beslissing genomen. Bij ernstige twijfel of een leerling over kan naar de volgende groep is het advies van de school (leerkracht van het kind, interne begeleider en directie), in het belang van het kind, bindend. Als een kind een ontwikkelingsvoorsprong heeft en de school (leerkracht van het kind, interne begeleider en directie) heeft beslist dat het beter is om toch in groep 2 te blijven, wordt het kind verder in zijn/haar ontwikkeling begeleid. Gedurende het schooljaar wordt het kind gestimuleerd om oefeningen en activiteiten te gaan doen op een moeilijker niveau dan de andere kinderen. Halverwege het schooljaar starten we een programma voor deze kinderen. Zij krijgen oefeningen en opdrachten op hun niveau. Vanaf groep 3 nemen leerlingen deel aan het onderwijs waarin wij werken volgens het leerstofjaarklassen systeem. Onze leerlingen volgen wij met de Cito toetsen genoteerd in ons leerlingvolgsysteem Parnassys. Daarnaast verzorgen wij onderwijs volgens het directe instructiemodel waarbij groepsplannen en het werken op 3 niveaus in de groep centraal staan. Zo proberen wij maximaal aan te sluiten bij ontwikkelingsbehoeften van kinderen. 80 7.6 De organisatie van de zorgstructuur De interne begeleiding richt zich op de volgende aspecten: 1. Schoolniveau: De intern begeleider stelt jaarlijks een toetskalender en zorgkalender op. Hij draagt bij aan beleidsplannen en draagt zorg voor het zorgplan. Hij coördineert afspraken met begeleidingsdiensten, stelt een sociale kaart op en onderhoudt deze externe contacten. Bij zijn taken hoort het mede beheren van de orthotheek en het opgestelde inventarisatieschema up to date houden. Dit inventarisatieschema ordent de leermiddelen en materialen, de signalerings- en diagnostiseringsinstrumenten en de extra hulpmiddelen zowel op groeps- als op schoolniveau. Met behulp van o.a. dit schema worden veranderingsonderwerpen vastgesteld op schoolniveau door directie en intern begeleider. De intern begeleider signaleert welke knelpunten er schoolbreed zijn. Hij initieert en/of denkt mee over de aanschaf van nieuwe middelen en materialen en voert de regie bij aanpassingen in de methodes. De uitvoering van onderwijsprincipes en het hanteren van methodes en werkwijzen wordt door de intern begeleider bewaakt. 2. Op groepsniveau De intern begeleider voert planmatige groepsbesprekingen. De data van de groepsbesprekingen zijn opgenomen in de zorgkalender welke is opgenomen in het jaardraaiboek. Over de groepsbesprekingen zijn de volgende afspraken gemaakt: Toetsafname in de weken die vermeld staan in toetskalender. Na de afname worden de resultaten ingevoerd in Parnassys. (computeradministratie programma) en genoteerd op een groepsoverzicht. Als de resultaten bekend zijn bestuderen we deze en vullen we het groepsoverzicht in. Ook de resultaten van de methode gebonden toetsen vergelijken we hiermee. Daarna maken we een groepsplan. Na de groepsbespreking worden de groepsplannen definitief vastgesteld. (n.b. bij de groepsbesprekingen wordt ook vastgesteld welke leerlingen een individueel handelingsplan nodig hebben en welke leerlingen in aanmerking komen voor verdere diagnose. Waar mogelijk worden individuele handelingsplannen geclusterd), zie punt 3. Er wordt een datum (in overleg) afgesproken waarop de plannen ingeleverd moeten worden. Zie zorgkalender jaardraaiboek. Groepsplannen worden ten tijde van uitvoering in de groepsmap bewaard. De intern begeleider ontvangt een digitale versie. De groepsplannen worden bij de volgende groepsbespreking voor hetzelfde vakgebied geëvalueerd. In een teamsessie evalueren we de groepsbespreking en bekijken we elkaars plannen om van elkaar te kunnen leren. De intern begeleider houdt zicht op de methodegebonden toetsen, de leerkrachten voeren de resultaten in in Parnassys. . Er vinden klassenconsultaties plaats met betrekking tot het directe instructie model, klassenmanagement, het zelfstandig werken en overige relevante gebieden. 81 3. Op individueel (leerling) niveau: Tijdens de groepsbesprekingen komen ook de individuele leerlingen aan de orde die erg ver afwijken van het gemiddelde. Voor deze leerlingen volgt een individueel handelingsplan en/of verdere diagnosticering. De groepsleerkracht is verantwoordelijk voor deze individuele plannen die zoveel mogelijk geclusterd en groepsgewijs uitgevoerd worden. Hij/zij kan hierbij geholpen worden door de IB De IB houdt bij of de plannen goed opgesteld worden. Als het binnen de mogelijkheden van de groepsleerkracht past zorgt deze ook voor de diagnosticering, Diagnosticering kan echter ook voor rekening van de IB komen. Dit individueel handelingsplan wordt in de klas uitgevoerd. Een en ander onder supervisie van de IB. De leerkracht blijft ten allen tijde verantwoordelijk voor de opstelling van het handelingsplan, de uitvoering hiervan, de evaluatie ervan en het informeren van de ouders over de noodzakelijke extra hulp en de resultaten daarvan. Door middel van groeps- en leerlingbesprekingen is er ruimte voor leerkrachten om leerlingen in te brengen en te bespreken. Hierbij komen vooral leerlingen aan de orde waarover een leerkracht zijn zorg wil delen. Mogelijk zijn al extra maatregelen genomen of inspanningen verricht die echter niet of nauwelijks tot resultaat geleid hebben. De contacten met derden verlopen via de intern begeleiders, die in de loop der jaren een heel netwerk van contacten hebben opgebouwd en daardoor voor deze instanties het aanspreekpunt van de school zijn geworden. Het is daarom de bedoeling dat intern begeleiders altijd op de hoogte worden gesteld als in een crisissituatie één van deze instanties ingeschakeld wordt. Normaal gesproken is het dus de intern begeleider, die naar behoefte de verschillende instanties inschakelt, vaak naar aanleiding van de groepsbesprekingen, maar dat kan ook tussentijds gebeuren na bijvoorbeeld een incident of naar aanleiding van slechte resultaten, die ver weg van een bespreking geconstateerd worden. Als school hoeven we het gelukkig niet helemaal alleen te doen. Er zijn verschillende externe instanties, die ingeschakeld kunnen worden om de school te adviseren: Schoolcontactpersoon PPO Rotterdam. De IB’ers onderhouden contact met de SCP voor advies over leerlingen met speciale onderwijsbehoeften. Dit wordt nog verder vormgegeven door PPO. Schoolmaatschappelijk werk. Op school is er voor 450 uur per jaar een schoolmaatschappelijk werkster benoemd. Zij werkt op de woensdag en donderdag. De schoolmaatschappelijk werkster is in dienst van Stichting Flexus-Jeugdplein. Doelgroep schoolmaatschappelijk werk en werkwijze De invalshoek van het schoolmaatschappelijk werk in het basisonderwijs is de zorg voor kinderen van 4 t/m 12 jaar van wie de ontwikkeling stagneert. Deze groep kinderen wordt in hun dagelijks functioneren op school belemmerd of nadelig beïnvloed. De werkuitvoering vindt altijd plaats binnen de context van de school maar ook binnen de context van de gezinssituatie van de leerlingen. De maatschappelijk werker richt zicht niet primair op het kind zelf maar op degene die invloed hebben op de situatie en dus ook op het gedrag van het kind. Het jaarplan SMW is als bijlage 4 toegevoegd. 82 Taakgebieden van het schoolmaatschappelijk werk Het maatschappelijk werk richt zich op de volgende taakgebieden: Schoolondersteuning Hulpverlening aan ouders van kinderen Toeleiding naar speciale en geïndiceerde zorg. Preventie Registratie en Rapportage Activiteiten die voortvloeien uit de bovenstaande indeling kunnen als volgt worden geformuleerd: o o o o o o o o o o o o o o o Deelname aan het OZO Deelname aan het maatschappelijkwerk overleg Deelname aan buurtnetwerken. Psycho-sociale hulpverlening aan leerlingen en ouders; Actief contact leggen met ouders, leerlingen, team leerkrachten, ouderconsulent: Terugkoppeling voortgang aan IB Terugkoppeling voortgang aan leerkracht; Verwijzen en coördineren; Samenwerking met andere hulpverlenende organisaties; Voorbereiding en organisatie van de themabijeenkomsten Aanbod ontwikkelen op het terrein van opvoedingsondersteuning voor ouders met een kind in de onderbouw en/of in de bovenbouw; Aanbod ontwikkelen op het terrein van sociale vaardigheids- of faalangsttrainingen voor kinderen op school; Relevante methoden aanschaffen om de trainingen vorm te geven; Signalen over belemmerende factoren in het optreden van leerkrachten bespreken met de ib, met als doel probleemgedrag bij kinderen te voorkomen en het contact met ouders te bevorderen. Schoolartsendienst. De kinderen kunnen op verzoek van school of ouders onderzocht worden. Hiervoor vult de leerkracht een formulier in. Daarnaast kan de intern begeleider te allen tijde een hulpvraag neerleggen bij de schoolverpleegkundige of de schoolarts. Gedacht moet hier worden aan twijfel over het gehoor of het zien, maar ook kan er bemiddeling door de schoolarts worden gevraagd in het geval van een huisarts die door communicatieproblemen niet adequaat handelt en een leerling niet goed (genoeg) behandelt. Ambulante begeleiding. Wanneer de onderwijsbehoeften van een leerling erom vragen, kan de hulp van een ambulant begeleider ingeschakeld worden. Deze kijkt samen met de leerkracht hoe het onderwijs aan deze leerling het best vormgegeven kan worden. Logopedie. Veel kinderen bij ons op school hebben logopedie nodig. Eens per jaar komt vanuit PPO een logopediste screenen. Zij screent hoofdzakelijk (een selectie van) de jongste kinderen, die van te voren opgegeven moeten zijn en waarvan gegevens van aangeleverd moeten zijn. Incidenteel kunnen ook oudere kinderen worden opgegeven. Daarnaast zijn er goede contacten met het logopedisch centrum op de Mathenesserweg. Vanuit dit centrum vinden er ook bij ons op school behandelingen plaats, op advies van de logopediste, rekeninghoudend met de thuissituatie van het kind. 83 Men hoeft de logopedische screening dus niet af te wachten. Bij de intern begeleider kan een verwijsbrief gehaald worden voor de huisarts. De huisarts verwijst door naar de logopedie. Leerplichtambtenaar. De leerplichtambtenaar is er niet alleen om de leerplicht te controleren, maar kan ook een bemiddelende rol spelen bij conflicten tussen school en ouders. Daarnaast heeft de leerplicht een preventieve rol binnen de school door informatie te delen met ouders en leerkrachten. Als het maar in het belang van het kind is. Meldcode huiselijk geweld en SISA De Mariaschool heeft de meldcode huiselijk geweld opgenomen in het schoolplan. De Mariaschool kan melding in SISA doen als daar aanleiding voor is. De Mariaschool streeft ernaar deze melding altijd met ouders te bespreken. Dit geldt tevens voor meldingen bij onderstaande instanties: A.M.K.(advies en meldpunt kindermishandeling). Raad van de Kinderbescherming. Riagg Jeugdzorg Wijkpolitie DOSA OZO Zes maal per jaar is er een OZO. Deelnemers hieraan zijn: De schoolverpleegkundige, de schoolmaatschappelijk werkster, schoolcontactpersoon van PPO, de ib’er en de directie. Eventueel kunnen nog uitgenodigd worden de leerplichtambtenaar, de wijkagent, de groepsleerkracht van het kind dat besproken wordt. Doel: Raadplegen van experts om adviezen te verkrijgen in situaties waar de eigen schoolexpertise niet toereikend is. Het doel hiervan is het kind in zijn ontwikkeling de optimale kansen te bieden door de juiste interventies op te starten. Van de kinderen die besproken worden is vooraf een uitgebreid leerling bespreek formulier ingevuld en zijn er didactische toetsen afgenomen of observaties gedaan om een goed beeld te schetsen voor alle aanwezigen. Door de ouders moet toestemming tot deze bespreking worden gegeven. Ook is een anonieme bespreking, als consultatie, mogelijk. Na analyse kan men besluiten tot de volgende acties of adviezen: Deelnemers verrichten, indien noodzakelijk, intern aanvullend onderzoek Men adviseert de intern begeleider en deze adviseert de leerkracht Men verwijst naar externe hulp Er wordt gemeld bij bijvoorbeeld het AMK Men adviseert onderzoek Men besluit tot opschaling naar ZAT van het CJG of DOSA indien sprake is van multiproblems. Er worden vervolgafspraken gemaakt om de ontwikkelingen te volgen. Privacy beleid Ter bescherming van de privacy is het belangrijk om met samenwerkende instanties en cliënten duidelijke afspraken te maken over het omgaan met persoonlijke gegevens. In het basisonderwijs zijn daarom de volgende onderwerpen van belang: Inbrengen van signalen Registratie Verstrekking cq. inzage gegevens. Uitgangspunt is het privacyreglement ten aanzien van netwerken. 84 Inbrengen van signalen Afspraken in het privacyreglement t.a.v. netwerken. 1. Deelnemers aan een overlegvorm zijn bereid om signalen van kinderen in probleemsituaties in overlegvorm te brengen. 2. Bij een in te brengen signaal wordt vooraf toestemming aan de ouders gevraagd. 3. Wanneer het problematisch is om toestemming te verkrijgen en zijn er signalen dat kind(eren) in een zorgwekkende toestand verkeren, kan de situatie wel anoniem op de agenda komen. In dat geval vraagt de inbrenger om consultatie. Wel blijft het doel de ouders bij de zorg te betrekken en hun toestemming te vragen. 4. Bij ernstige schending van de rechten van het kind en/of wanneer het kind in gevaar is kan de zorgvuldige afweging van het belang van privacy, in het belang van risicokinderen besloten worden om toch niet anoniem te bespreken zonder dat er om toestemming van de ouders is gevraagd. Echter worden ouders ten alle tijden in kennis gesteld van het voornemen te bespreken en te melden. N.B. - In principe moet altijd een poging worden gedaan om toestemming te verkrijgen om kinderen op het OZO te bespreken, tenzij in het kader van punt 4 in het belang van het kind beter is dit niet te doen. Het verdient aanbeveling de toestemming van ouders schriftelijk vast te leggen. Indien geen toestemming wordt verkregen, maar het kind ernstig gevaar loopt, kan toch worden besloten het kind (niet anoniem) te bespreken. In de schoolgids dient melding te worden gemaakt van het OZO. Registratie Afspraken in het privacyreglement t.a.v. netwerken: 1. 2. 3. De ib-er registreert in een overlegvorm de ingebrachte signalen en houdt deze in een eigen dossier bij. Deze notities zijn niet vrij toegankelijk. Deelnemers aan de overlegvorm mogen slechts werkaantekeningen maken voorzover het afspraken betreft waar zij zelf bij betrokken zijn. Deze aantekeningen zijn niet overdraagbaar en moeten bij bv. verhuizing uit het dossier verwijderd worden. Alle besproken informatie in een overlegvorm is vertrouwelijk en blijft binnen de beslotenheid van de overlegvorm. N.B.: - De notulen worden gemaakt door een medewerker van de school (intern begeleider). Deze is de houder van de registratie en bewaart de notulen. De deelnemers van het OZO krijgen ieder een kopie. Deze kopieën dienen te worden beschouwd als persoonlijke werkaantekeningen. - Op de agenda staan alleen de namen van de kinderen en niet de problematiek. Verstrekking cq. inzage gegevens Afspraken in privacyreglement t.a.v. netwerken. 1. 2. Indien een van de deelnemers van het overleg de informatie van het besprokene naar buiten wil brengen is toestemming van alle deelnemers van het overleg nodig. De ouders van het geregistreerde kind hebben recht op inzage van op hun kind betrekking hebbende geregistreerde gegevens. 85 Indien hiertoe een schriftelijk verzoek wordt ingediend, zal de intern begeleider, na ontvangst van het verzoek, een overzicht van de betreffende persoonsgegevens ter beschikking stellen. N.B.: - - De notulen moeten dus zodanig gemaakt worden dat ze voor de ouders toegankelijk zijn. Er dient alleen geregistreerd te worden wat de problemen zijn, wat de stand van zaken is en welke werkafspraken er gemaakt zijn. Overige zaken kan elke deelnemer voor zichzelf registreren als persoonlijke werkaantekeningen. De houder van de registratie moet, alvorens inzage te verstrekken, toestemming hebben van de overige deelnemers van het OZO. Voor verstrekking van gegevens van derden is toestemming nodig van deze derden. Leerlingvolgsysteem en leerlingdossier. Door middel van toetsen volgen wij de leerlingen op school. Deze gegevens worden opgeslagen in ons leerlingvolgsysteem (Parnassys). Voor alle leerlingen is een afgesloten leerling-dossier. Hierin worden naast vaste gegevens (naam-adres-geboortedatum ed.) alle gegevens gedurende de schoolloopbaan bewaard. Te denken valt aan: kopie van het inschrijvingsformulier, onderzoeken, verslag van deze onderzoeken …. Dit dossier is inmiddels voor een heel groot deel overgenomen door een digitaal dossier in Parnassys, waarin alle leerkrachten hun gegevens wegschrijven. Te denken valt aan: verslag oudergesprekken, handelingsplan, rapportgegevens, afspraken, enz. Het papieren dossier blijft er naast bestaan. De wet op de privacy vereist zorgvuldig gebruik van deze gegevens. Het dossier is altijd toegankelijk voor de ouders van het desbetreffende kind. Dit vraagt dan ook zorgvuldige en respectvolle verslaglegging. Daar het om vertrouwelijke gegevens gaat zijn de volgende afspraken van belang: 7.7 de verantwoordelijkheid ligt bij de intern begeleider de administratie verzorgt de aanmaak van de dossiers de intern begeleider verzorgt het onderhoud van de dossiers de groepsleerkracht heeft recht tot inzage de maatschappelijk werkster heeft recht tot inzage de dossiers mogen niet worden meegenomen studenten hebben geen vrij recht tot inzage maar kunnen via hun mentor relevante informatie opvragen. na schoolverlaten worden de dossiers nog 5 jaar bewaard en vervolgens vernietigd. Overgang naar het voortgezet onderwijs In groep 7 wordt de CITO- entreetoets afgenomen. Op grond hiervan kunnen extra programma’s per kind worden aangeboden om eventuele hiaten te voorkomen, en achterstanden weg te werken. In incidentele gevallen kunnen leerlingen uit groep 7 die voor 1 okt. 12 jaar zijn, naar de praktijkschool of LWOO verwezen worden. Dit gaat in zeer nauw overleg met de intern begeleider en ouders. Kinderen die op 2 of meer vakgebieden een achterstand hebben kunnen al aan het begin van het groep 8 getoetst worden binnen het project Koers VO, zodat zij een advies LWOO of PrO krijgen. 86 Ouders moeten in een zeer vroeg stadium worden voorbereid. (zie protocol Koers VO) Dit protocol is opgenomen in het jaardraaiboek. Alle ouders en leerlingen krijgen in februari/maart een advies over het vervolgonderwijs. 8 Brede Schoolplan 8.1 Organigram JOS ( subsidie) Spangen Mariaschool directie en team SMW Logopediste Diëtiste PPO Leerplicht CJG Partners: Kiddoozz Kinderopvang IKEI SKVR Boymans van Beuningen Lekker Fit vakkracht SSV Spangen Bewonersorganisatie Taandersplein TOS Zowel! Alsare taalaanbod Peuter& Co. Wijkteam Spangen met o.a. wijkagent etc. CJG Een brede school De Mariaschool is een brede school. Dit blijkt uit de intensieve samenwerking met de volgende partners: - De voor en naschoolse opvang wordt verzorgd door twee aanbieders:Kinderopvang Kiddoozz met locatie de Zeepbel en kinderopvang Amalia. - Samenwerking met logopedistenpraktijk aan de Mathenesserweg. - Het hebben van Schoolmaatschappelijk werk voor 2 dagen per week in de school. - De Mariaschool is een Lekker Fit school. Bewegen en gezonde voeding staan daarin centraal. Er zijn is een vakkracht gym en de kinderen krijgen 3 uur per week bewegingsonderwijs. - Tevens is er een diëtiste ongeveer 1x per maand op school aanwezig om ouders en kinderen te helpen bij het ontwikkelen van gezonde leefgewoontes. In aansluiting op de stedelijke programma’s voor meer leertijd (zoals Brede School) waarin binnen de extra leertijd meer ruimte voor maatwerk gewenst wordt en gerichtheid op de ontwikkeling van kinderen, wordt op school op de volgende wijze uitwerking gegeven aan dit thema: Het afgelopen schooljaar is een start gemaakt met opbrengst gericht werken en het formuleren van meetbare doelstellingen. Het vergroten van leerkrachtvaardigheden, professionalisering en vergroten van de effectieve leertijd zijn belangrijke speerpunten zoals ook geformuleerd in het meerjarenbeleidplan van de school. 87 Tevens is er een heldere inhoudelijke overlegstructuur vastgesteld tussen de peuterspeelzaal en de school. Aandachtspunt is het bereik van de peuters in Spangen en de kwaliteitsverhoging in de peuterspeelzaal. Nog te vaak komen kinderen, ondanks hun bezoek aan een volledig VVE programma, binnen in groep 1 met een achterstand. Schooljaar 2011-2012 is gestart met taalaanbod voor ouders via Alsare. Deze trend willen wij doorzetten. Echter is gebleken dat de subsidie en de landelijke ontwikkelingen niet toereikend zijn om dit binnen de school te kunnen organiseren. Ouderbetrokkenheid is een doorgaande lijn in ons beleidsplan. Ouderbetrokkenheid dient echter wel verder te worden uitgediept. Met name het voeren van juiste ouder-gesprekken, begeleiding van ouders vanuit de ouderkamer heeft in schooljaar 2010-2011 grote aandacht gehad. Doordat de ouderkamer ook bemand wordt met leerkrachten heeft de begeleiding diepgang gekregen. Ouders waarderen dit erg blijkt uit de kwaliteitsvragenlijsten. Voor het jaarplan ouderbetrokkenheid verwijzen wij naar het jaardraaiboek. Het volledig dagarrangement of te wel de Leertijd Uitbreiding is met Lekker Fit, IKEI en een vaste groep inmiddels door pedagogisch en inhoudelijk sterke vakkrachten, een baken van rust en verrijking geworden op de school. Hierin wil de school vooralsnog geen verandering brengen. Door de vakkrachten in te zetten op de gebieden, muziek, beweging, kunst en cultuur is er ruimte in het reguliere lesprogramma ontstaan om meer leertijd te besteden aan de kernvakken voor leerkrachten. Tekenen en handvaardigheid worden niet meer standaard in de week gegeven maar deze ontwikkeling is in handen gegeven aan de vakkrachten. Tevens wordt er inhoudelijk overlegd tussen vakkrachten en leerkrachten over elkaar versterkende en verbindende thema’s. Woordenschat onderwijs en taalontwikkeling en rekenbegrippen is essentieel in de arrangementuren. Hier zal dan ook prioriteit aan gegeven worden. Het CJG heeft binnen de deelgemeente nog niet de positie die het zou moeten hebben. Het CJG is inmiddels wel goed vertegenwoordigd in het OZO van de school. Primaire taak van de school is het verzorgen van kwalitatief goed onderwijs. Wat wij hieronder verstaan staat duidelijk in ons schoolplan omschreven. Tevens zijn er heldere doelstellingen geformuleerd omtrent de opbrengsten op het gebied van Begrijpend Lezen, Spelling, Technisch Lezen en Reken en Wiskunde. Zie hiervoor het jaarplan van de school en voor specifieke omschrijving het schoolplan. Buiten lichte opvoedondersteuning in de ouderkamer zal het begrip betrokkenheid op andere manieren moeten worden uitgestraald. Wat willen wij bereiken? Wat wij willen bereiken is dat alle kinderen van de Mariaschool de ontwikkeling doorlopen waar zij recht op hebben. Met als eindresultaat komen tot een score op het landelijk gemiddelde en in eerste instantie op het gewenste gemiddelde van Rotterdam op de Cito Eindtoets van 534. Onze gehele organisatie en onderwijsinhoud is hierop gericht. Voor specifieke informatie zie schoolplan. Realisatie Wij willen bovenstaande doelstelling bereiken door ons huidige beleid zoals opgenomen in het schoolplan voort te zetten. Daarnaast hebben wij vanuit het meerjarenbeleidplan een jaarplan opgesteld om specifiek aan te geven welke ontwikkelingen wij inzetten. Wij zien het Beter Presteren Plan van de gemeente Rotterdam als een kans om onze doelstellingen beter te realiseren. Wij willen de ouderbetrokkenheid en de ontwikkelingskansen van kinderen vergroten door te investeren in de start van een 0-groep. Betrokkenheid is belangstelling tonen in de ontwikkeling van je kind. Dit is de basis. Met het starten van de 0- groep willen we een oudercontract invoeren en aandacht geven aan het voeren van goede oudergesprekken. Een expertteam onderbouw was al een lang gekoesterde wens. Een expertteam groep 0 t/m 4 met als 88 ontwikkelingspunten, woordenschat, lezen, begrijpend lezen en rekenvaardigheden. Het vergroten van de leerkrachtvaardigheden is een rode draad in het beleid van de school. TOP klassenteam versnelt deze procedure. De school wil dan ook inzetten op het starten met groep 0 met als algemeen doel het verhogen van de ontwikkelingskansen van de kinderen. De Mariaschool staat open voor alle kinderen. Ieder kind is anders, en wij proberen daar zo goed mogelijk op in te spelen. Wij willen kinderen een rustige, vertrouwde plek geven binnen een leefgemeenschap die hen voorbereidt op de maatschappij. Naast rekenen en taal willen wij kinderen leren over de wereld om hen heen. Door hen te laten samenwerken en hen aan te moedigen zelf initiatief te nemen, ontwikkelen zij zelfvertrouwen en een positief zelfbeeld. De talenten die zij vinden en ontwikkelen tijdens de arrangementen ondersteunen dit proces. De Mariaschool gaat voor een win-win situatie. Kinderen die trots worden op waar ze goed in zijn en dat graag willen ontplooien. Ouders die meeliften op deze positieve ontwikkeling en een school die samen met deze ouders zorg draagt voor de ontwikkeling van het kind. Een positief trots kind zal met nieuwe leerstof beter presteren wat uiteindelijk moet resulteren in een hogere CITO opbrengst. Als eerste in Rotterdam zijn wij op 01-01-2007 gestart als arrangementenschool. Dat betekent dat kinderen 6 uur per week langer naar school gaan en in die extra leertijd hun talenten kunnen ontdekken en ontwikkelen.. De doelstellingen richten zich op sociale competenties, taal en reken competenties, muziek en kunst en sport. Met het plan “Maatwerk op school Meer leertijd voor kinderen” ziet de Mariaschool een passend antwoord op diverse ontwikkelingen. Het biedt concrete bouwstenen voor sociale infrastructuur, doordat de school een centrale plek in de wijk krijgt. Er vindt afstemming plaats tussen binnen en buitenschools leren. Met de invoering van het model leertijduitbreiding worden de volgende resultaten beoogd: - Het ontwikkelen van een ononderbroken ontwikkelingslijn waarin ook de overgang van de ene schakel naar de andere schakel binnen de keten wordt meegenomen. - Het realiseren van een efficiënte samenwerkingsstructuur met partners uit de wijk. - Het bevorderen van een actieve deelname van kinderen aan de samenleving. - Het bevorderen van een actieve deelname van ouders aan de samenleving door hen in staat te stellen arbeid, opleiding en zorg beter te combineren. - Het vergroten van de sociale competentie van kinderen. - Het verbeteren van de sociale cohesie en verbeteren van de leefbaarheid in de buurt. - Kinderen herkennen, vinden en ontwikkelen hun talenten. Inhoudelijke onderbouwing van de subsidieaanvraag leertijduitbreiding Algemeen De Mariaschool continueert haar aanvraag ten opzichte van schooljaar 2013-2014. De cito eindtoetsresultaten zoals afgesproken zijn in 2013 niet behaald. De resultaatafspraken op het cito leerlingvolgsysteem 2013 zijn wel gehaald en zoals het er nu midden 2014 uitziet gaan wij die wederom halen.De cito eindtoets resultaten 2014 zijn nog niet bekend bij het opstellen van dit plan. Wij zien een stijgende lijn sinds wij stabiliteit hebben gevonden in de reguliere leertijd en leertijdverlenging en door invoering van het vijf gelijke dagen model. Wij hebben de vakken gym, techniek, muziek en handvaardigheid en tekenen( kunst) uit het reguliere curriculum gehaald zodat er door leerkrachten alleen nog taal, rekenen, wo en sociaal 89 emotionele ontwikkeling en catechese gegeven wordt. Dit is de feitelijke leertijduitbreiding. Het aantal taal uren en rekenuren is zo gestegen. De Mariaschool zet eigen leerkrachten in op het gebied van ouderbetrokkenheid en voor de vakken techniek, gym ( lekker Fit), studievaardigheden en taal/lezen groep 1-2. Op het gebied van kunst en muziek werkt de school met extern deskundigen. Op deze manier waarborgen wij de kwaliteit van ons onderwijs en krijgen kinderen professionele ondersteuning bij hun ontwikkeling. De taalscore op de Sociale Index van de wijk waarin de school ligt: 3,2 De Mariaschool heeft leerlingen uit de wijk Spangen Spangen scoort problematisch op het gebied van voldoende taalbeheersing binnen de sociale index. De sociale index geeft een 4,9 aan wat betekent dat er sprake is van een problematische situatie. Met name de gebieden sociale binding en capaciteiten zijn zorgelijk. De school staat voor de uitdaging om de sociale binding van de leerlingen met de wijk te vergroten en daarnaast de capaciteiten van de leerlingen optimaal te vergroten en daarnaast het taalniveau van de leerlingen en hun verzorgers op een adequaat niveau te tillen. Spangen, in Delfshaven, is een vooroorlogse wijk, waarin veel culturen samen leven. Meer dan driekwart van de bevolking is van allochtone afkomst. Het is één van de armste wijken van Nederland. Er zijn veel gezinnen met een lage opleiding en een laag inkomen. Op dit moment zit Spangen in een overgangsfase. Het komt los van het zeer negatieve beeld van de jaren tachtig en negentig en is de afgelopen jaren nieuwe bewoners aan gaan trekken met een hogere sociaal economische status. Er zijn veel eenoudergezinnen, de meeste gezinnen doen het goed, maar de professionals en de school signaleren steeds meer “multiproblem”gezinnen. De scholen zijn dynamisch en vitaal en betrokken bij de wijk. Er wordt goed onderling samengewerkt, ook met de wijkpartners. Voor ouders is er veel keus door de diversiteit aan scholen. De jeugd heeft veel potentie en talent en daar zou beter op aangesloten moeten worden. Tegelijkertijd is ook een deel van de jongeren verantwoordelijk voor de overlast in de wijk, waarmee veel bewoners ervaring hebben. Het aantal bewoners in Spangen is licht toegenomen en het aantal kinderen onder de 18 is afgenomen, terwijl het aantal jongeren boven de 18 is toegenomen. De capaciteit voldoende taalbeheersing was 3.6 en is nu 3.2. Dit wil zeggen dat, ondanks een kleine groei in de bevolking en de grote inburgeringinvestering, er geen stijging in taalbeheersing waargenomen is. De Mariaschool kenmerkt zich vooral door de veelkleurige populatie. Met name de van oorsprong Marokkaanse, Turkse en Kaap -Verdiaanse kinderen en ouders bezoeken onze school. De trek naar andere gemeenten blijft aanwezig. Als het mogelijk is vertrekken ouders met kinderen rond 7 jaar uit de portiekwoningen naar andere gemeenten voor huizen met een tuin. Het aantal eenoudergezinnen bedraagt in Spangen 38% dit blijkt uit het masterplan van de deelgemeente en Woonstad. De Mariaschool heeft nog steeds kleuters met een achterstand binnen. Er komen kinderen van 4 jaar uit Polen en Bulgarije instromen. In twee jaar tijd deze achterstand wegwerken blijkt een immense klus. Uit de analyse van ons leerlingvolgsysteem blijkt hoe wij daar steeds heel hard voor moeten knokken. Twee jaar geleden is een begin gemaakt met opbrengst gericht werken en met het formuleren van meetbare doelstellingen door invoering van het leerlingvolgsysteem KIJK! Het vergroten van leerkrachtvaardigheden, professionalisering en het vergroten van de effectieve leertijd zijn belangrijke speerpunten, zoals ook geformuleerd in het meerjarenbeleidplan van de school. In schooljaar 2014 zal er een geheel nieuw taalbeleid ontwikkeld worden en een keuze gemaakt worden voor een nieuwe integrale taalmethode. Tevens is er een heldere inhoudelijke overlegstructuur vastgesteld tussen de peuterspeelzaal en de school. Het effect van de groep 0 leerlingen kunnen wij eind 2014 meten omdat dan de eerste volledige doorstroom heeft plaatsgevonden. Ouderbetrokkenheid is een doorgaande lijn in ons beleidsplan waarbij educatief partnerschap en onderwijsondersteunend gedrag van ouders centraal staat en alle rollen 90 van de ouders besproken worden. Er zijn kennismakingsgesprekken en voortgangsgesprekken passend bij de ontwikkeling van de kinderen. Het ouderbeleidsplan 2014-2015 kent geen wijzigingen ten opzichte van 20132014.. Leerkrachten voeren dit beleid uit en draaien de ouderkamer. Mede door het Mc Kinseytraject van stichting leerkracht wordt er nog intensiever gewerkt aan het verhogen van de ouderbetrokkenheid. In groep 0 vinden er wekelijks kijk,kies en doe ochtenden plaats met de ouders van de groepen 0 leerlingen. De Mariaschool heeft twee groepen 0. De Mariaschool wil de groepen 0 graag verder uitbreiden. Dit omdat wij merken dat de regelmaat van 5 dagdelen alsmede het doelgericht werken dmv spel kinderen in hun ontwikkeling stimuleert. Dit kunnen wij nog niet middels toetsen aantonen. Dit hopen wij voor het eerst in schooljaar 2014-2015 te kunnen doen. De ouderbetrokkenheid is groot binnen de groepen 0 en dit willen wij graag verder uitbreiden. In schooljaar 2012-2013 is de school ingestapt in het project Boek een Boek. Met het verdwijnen van de bibliotheek uit de wijk dreigde onze inzet op het gebied van lezen in problemen te komen. Met boek een boek werken wij aan leesplezier en leesbeleving. De kinderen lezen dagelijks minstens een half uur vrij in een boek naar keuze. De Mariaschool heeft een lees coördinator en een lees plan wat jaarlijks bijgesteld wordt en heldere doelstellingen kent. Dit heeft een gunstig effect op de DMT toetsen. De deeltijdschakelklassen willen wij behouden voor schooljaar 2014-2015 en inzetten op groep 1 en 2 omdat hier veel kinderen uit Polen en Bulgarije aan het instromen zijn. Wij hebben een speciaal programma en een leerkracht die deze kinderen opvangt en begeleidt in de taalontwikkeling. Tevens begeleidt zij kinderen waarvan de taalontwikkeling nog onvoldoende is om succesvol deel te kunnen nemen aan groep 3. Wij gebruiken de toetsen van Aernoutsen om dit te analyseren. Het volledig dag arrangement met 6 uur leertijduitbreiding voor alle leerlingen van de Mariaschool is met Lekker Fit ,beweging voor kleuters, IKEI, Boek een Boek, kunst, studievaardigheden en taal/lezen/rekenen een baken van rust en verrijking geworden op de school. Daarnaast willen wij levenskunstenaars voortbrengen en vinden wij talentontwikkeling belangrijk. Met het doel kwalitatief hoogwaardig onderwijs en talentontwikkeling van kinderen hebben wij een flinke uitdaging te gaan. Het hebben van hoge verwachtingen is daarbij essentieel. Door de vakkrachten in te zetten op de gebieden, muziek, beweging, kunst en leerkrachten op taal, lezen,rekenen techniek en studievaardigheden .Tekenen en handvaardigheid beweging en muziek worden niet meer in het lesrooster opgenomen maar is in handen gegeven aan de vakkrachten en uit de onderwijstijd gehaald. De vakken techniek en beweging worden gegeven door leerkrachten en sluiten aan op de huidige lesmethoden van de school. Tevens wordt er inhoudelijk overlegd tussen vakkrachten en leerkrachten over elkaar versterkende en verbindende thema’s. Woordenschat onderwijs en taalontwikkeling en rekenbegrippen zijn essentieel in de leertijduitbreiding uren. Hier zal dan ook prioriteit aan worden gegeven. Door vijf gelijke schooldagen, een helder aanbod vanuit de leertijd, en inzet op het didactisch handelen van de leerkrachten scoort de Mariaschool voor het eerst sinds jaren op alle vakgebieden boven de inspectienorm met de tussenopbrengsten en laat de school zien dat dit op de midden toetsen van 2014 wederom het geval is. Zie bijlage 1 resultaten vanaf 2009. De gearceerde groep is de cohort groep. De dag opbouw ziet er voor alle groepen dus groep 1-8 als volgt uit Maandag tot en met vrijdag : 8.30-14.45 school dit is 31,25 uur onderwijstijd. Hiervan is 23,5 uur reguliere leertijd 6 uur leertijduitbreiding en 1,75 uur derde beweegmoment Lekker Fit.. De kinderen hebben de reguliere pauze van 15 minuten en een tussen de middag moment van 20 minuten(1,75) te weten het 3de beweegmoment van lekker fit!! Er vindt dagelijks een lekker fit activiteit plaats op het schoolplein buiten of speelzalen binnen omdat de afstand naar de gymzaal te groot is en het lopen er naartoe teveel reguliere leertijd kost wordt het derde uur meer leertijd op deze manier ingezet onder begeleiding van de vakkracht gym. Dit is in overleg met lekker Fit vastgesteld. Dit valt niet onder de leertijduitbreiding! 91 Resultaatafspraken. De Mariaschool verwacht voor schooljaar 2014-2015 een cito eindresultaat boven de ondergrens van de inspectie te weten 529,9. Dit in tegenstelling tot de score 2013 die 528,9 bedroeg. Dit baseert zij op het feit dat groep 8 in schooljaar 2014-2015 de monitorgroep is van de onderwijsvernieuwing van de school en het feit dat deze leerlingen maximaal profijt hebben gehad van de leertijduitbreiding. Wij verwachten een score van 529,9 en scoren daarbij op het landelijk gemiddelde. Dit is een ambitieus doel. Het cito leerlingvolgsysteem laat zien dat deze cohortgroep boven de inspectienorm scoort in het LVS al 3 jaar op rij. Deze doelstelling is ambitieus omdat gezien de populatie van de school en de omstandigheden waarin onze leerlingen opgroeien alsmede de problematiek in de cohort groep op het gebied van sociaal emotionele ontwikkeling en thuissituatie zorgwekkend zijn wij door het stellen van hoge verwachtingen wel het maximale uit ieder kind weten te halen en deze groep en de voorliggende groepen zich maximaal ontwikkelen. Dit biedt tevens de mogelijkheid om de verbinding te maken naar de verwachte resultaten op het gebied van de tussentoetsen: Cito begrijpend lezen:M6 verwachte vaardigheidsscore 30 Cito DMT : E3 verwachte vaardigheidsscore 38 Cito Rekenen: E4 verwachte vaardigheidsscore 56 Cito Rekenen: E6 verwachte vaardigheidsscore 85 Ook deze scores liggen boven de inspectienorm en wij kunnen deze sinds 2012 behalen. Kijkend van 2009 tot heden zien wij een grote ontwikkeling in resultaten vooral in leerjaar 2012-2013 bij invoering van vijf gelijke dagen en 6 uur LTU. De DMT geeft een vertekent beeld omdat er vanaf groep 5 alleen nog uitval getoetst werd omdat wij leestechniek en leestempo afnamen. Hiermee zijn wij in schooljaar 2013-2014 gestopt en vanaf dit moment worden alle leerlingen avi en dmt getoetst. 92 Per Subsidieonderwerp Onderbouwing aanvraag nulgroepen inclusief basisvoorziening (§ 3.1) De Mariaschool heeft samen met Peuter & Co twee groepen 0 die werken met de methode Piramide en KIJK. Er wordt gewerkt met een beredeneerd leerstofaanbod en KIJK is daarbij richtinggevend. De kinderen krijgen een rijk aanbod aan taal in een aantrekkelijke en uitdagende omgeving waarin spel centraal staat. Dit leerlingvolgsysteem is er voor groep VVE-0-1-2 en vormt de doorgaande ontwikkelingslijn van de kinderen. De leidster en leerkracht zijn beiden in het bezit van het juiste diploma en voldoen aan de taalvereisten. Dit willen wij graag uitbreiden naar een derde groep 0. Dit omdat vijf dagdelen een extra impuls geven. Er is een duidelijke doorgaande lijn naar groep 1-2 en de leidsters van zowel de VVE groepen 0 en 1-2 vormen samen het expertteam onderbouw. De thema’s worden samen opgezet en uitgewerkt in een beredeneerd leerstofaanbod. De intern begeleidster observeert en adviseert in de VVE en groepen 0. De zorgstructuur is helder omschreven. De school werkt tevens samen met Kiddoozz aan het JONG arrangement om de kinderen op de juiste plaats te krijgen op het gebied van VVE. Werkende ouders die eigenlijk gebruik horen te maken van de kinderopvang gebruiken nu vaak groep 0 als opvang omdat dit goedkoper is. Deze ouders houden plaatsen bezet van groep 0 kinderen. Dit schooljaar gaan wij dit specifiek in kaart brengen. Onderbouwing aanvraag leertijduitbreiding (§ 3.2) De dag opbouw ziet er voor alle groepen dus groep 1-8 als volgt uit Maandag tot en met vrijdag : 8.30-14.45 school dit is 31,25 uur onderwijstijd. Hiervan is 23,5 uur reguliere leertijd 6 uur leertijduitbreiding en 1,75 uur derde beweegmoment Lekker Fit.. De kinderen hebben de reguliere pauze van 15 minuten en een tussen de middag moment van 20 minuten(1,75) te weten het 3de beweegmoment van lekker fit!! Er vindt dagelijks een lekker fit activiteit plaats op het schoolplein buiten of speelzalen binnen omdat de afstand naar de gymzaal te groot is en het lopen er naartoe teveel reguliere leertijd kost wordt het derde uur meer leertijd op deze manier ingezet onder begeleiding van de vakkracht gym. Dit is in overleg met lekker Fit vastgesteld. Dit valt niet onder de leertijduitbreiding! De leertijduitbreiding is als volgt opgebouwd. Voor de groepen 1-6 muziekonderwijs Ikei 1 uur Voor de groepen 3-8 Lekker Fit 1 uur Voor groep 1-2 beweging voor kleuters 2 uur Voor groep 7-8 studievaardigheden 1 uur Voor groep 1-8 techniekonderwijs 1 uur Voor groep 3-8 kunstonderwijs 1 uur Voor groep 1-2 taalondersteuning aanbod 1 uur Voor groep 1-2 lezen is leuk interactief voorlezen 1 uur Voor groep 3-8 boek een boek 2x leesbeleving 1 uur Voor groep 3-8 rekeninstructie extra 1 uur De Mariaschool continueert en omschrijft haar leertijd specifieker omdat daar nu meer mogelijkheden voor zijn. In principe is er meer leertijd voor taal en rekenen gekomen en dit wordt uitgevoerd door de leerkrachten. Boek een boek heeft er toe bijgedragen dat 93 lezen structureel in het rooster is opgenomen. Door meer leestijd is het technisch leesniveau gestegen en het begrijpend leesniveau ook dit willen wij graag continueren. Muziek en kunst door vaste vakkrachten verhoogt het niveau van de lessen en heeft samenhang met de leerstof in de groep. De leerkrachten en vakkrachten verbinden de onderwijsinhoud aan elkaar. Techniekonderwijs wordt verzorgd door een leerkracht en middels de techniektorens en de methode Natuniek komen kinderen in aanraking met hun talenten. In groep 1-2 is interactief voorlezen ingeroosterd omdat dit het begrijpend luisteren stimuleert .Het taalondersteuning aanbod is voor alle leerlingen die gedurende de week op eigen niveau in kleine groepjes een passend taalaanbod krijgen horend bij de zone van naaste ontwikkeling. Dit wordt ingedeeld naar aanleiding van de KIJK observaties en uitgevoerd door de leerkracht. Studievaardigheden wordt specifiek aan groep 7 en 8 aangeboden middels de methode Blits door de leerkracht om de kansen op het vervolg onderwijs te vergroten. De kracht van het aanbod op de Mariaschool is dat het passend is binnen het curriculum dat het structurele activiteiten zijn die wekelijks terugkomen en uitgevoerd worden door leerkrachten en vakkrachten die intensief op onderwijsinhoud met elkaar samenwerken. Onderbouwing aanvraag schakelklassen (§ 3.3) De Mariaschool continueert haar aanvraag voor de deeltijdschakelklassen. De Mariaschool heeft twee deeltijdschakelklassen. Een groep 1 en een groep 2. De 8 leerlingen uit deze klassen ontvangen extra begeleiding en ondersteuning met betrekking tot de taalverwerving en dit voor de duur van 8 uur per week. Dit is 320 uur per leerling op jaarbasis. In totaal doen 16 leerlingen mee. Leerlingen met een lage C of hoge D score op de toetsen van Aernoutsen worden toegelaten tot de deeltijdschakel klas en volgen een intensief taalprogramma met extra ondersteuning in de reguliere lestijd. Een deel van deze leerlingen is direct afkomstig uit Polen en Bulgarije en krijgen dagelijks een taalaanbod en doen tevens mee in de deeltijdschakelklas. Onderbouwing aanvraag conciërge (§ 4.1) De conciërge zal worden ingezet voor diverse huishoudelijke, organisatorische en (licht) administratieve zaken. Onder deze laatste categorie valt ook het bijhouden van de verzuimregistratie van leerlingen die de school bezoeken. Onderbouwing aanvraag medewerker ouderbetrokkenheid (§ 4.2) . Ouderbetrokkenheid De aanvraag is ten opzichte van vorig jaar ongewijzigd.De Mariaschool kiest voor de toekenning in geld. De Mariaschool zet leerkrachten in om de ouderbetrokkenheid, het educatiefpartnerschap en onderwijsondersteunend gedrag van ouders te vergroten. Dit doen zij in de ouderkamer.Ook de directie verzorgt bijeenkomsten in de ouderkamer. Dit omdat zij vanuit expertise en relatie met de ouders toegankelijker zijn en een groter bereik hebben. Daarnaast zetten wij de cursus Goed Beter Best in om de groep 0 ouders te begeleiden in het vorm geven van educatief ouderschap. Zie hiervoor het ouderbeleidsplan. 94 Onderbouwing SMW po en vo (§ 4.4) De school is voornemens het aantal uren SMW vanuit het schooljaar 2013-2014 te continueren in het schooljaar 2014-2015. Met dien verstande dat zij, mocht door de wijziging in het jeugdstelsel de kosten te hoog worden en niet meer te dragen zijn de school, per 1/1/2015 dit op een eigen wijze in kan vullen. De SMW-er is onderdeel van de zorgstructuur op school en participeert in het OZOoverleg. 8.2 Beleidsplan ICT Technische inrichting De Mariaschool werkt met de netwerkomgeving van Heutink, die tevens het beheer en onderhoud verzorgt. De Mariaschool beschikt over minimaal vier computers per klaslokaal, 1 serverruimte, 1 patchkast ruimte. De Mariaschool beschikt over 9 touchscreens waarmee het onderwijs vormgegeven wordt. Informatievoorziening De Mariaschool bezit een actuele en veel bezochte website. www.maria-school.nl. De leerkrachten communiceren onderling met mail voor exchange waarbij inloggen via de website mogelijk is. Administratief beheer De Mariaschool werkt met Parnassys en het Cito LVS. Het beheer hiervan is in handen van de ict coördinator. Het gehele team kan met de programma’s werken. Er is een mindmap van alle aanwezige software aanwezig op het netwerk van de school. Via de website kunnen de kinderen de yurlspagina bereiken en aan actuele lesstof werken. Uitwisseling gegevens met derden De school wisselt 1x per twee weken gegevens uit met BRON t.b.v. de leerling-telling en financiering van de school. De school verantwoordt zich door het aanleveren van cito opbrengsten bij het digitaal schooldossier van de inspectie van het onderwijs. Inhoudelijke vormgeving en kwaliteitsborging ict op de Mariaschool. Doelstellingen 1) Wij hebben een ict- leerlijn waarin de vaardigheden per groep zijn vastgelegd. We denken daarbij niet alleen aan de vaardigheden van Word enz. maar ook aan de educatieve programma’s die we inzetten. 2) Leerkrachten werken aan eigen ict-vaardigheden. 3) Leerkrachten overleggen minimaal 4x per jaar over het gebruik van het digibord. 4) Wij willen met ons digitaal schoolbord meer doen dan erop schrijven en het vertonen van video. We willen middelen en werkvormen gebruiken waarmee de leerlingen actiever deelnemen aan de activiteiten op het bord. 95 5) Wij willen ict gebruiken om het rekenonderwijs te differentiëren. Voor de zwakkere leerlingen zoeken wij mogelijkheden binnen de educatieve programma’s. Voor de plusleerlingen zoeken we naar mogelijkheden op internet of aanvullende software zoals Excel. Er werd nog een aantal opmerkingen gemaakt na het vaststellen van de doelstellingen: Om bovenstaande doelstellingen te bereiken moet er kennis komen van alle educatieve software en rekening worden gehouden met de diversiteit binnen de bouwen. De volgende voorwaarden zijn noodzakelijk om de doelstellingen te behalen, mocht nog niet aan deze voorwaarden worden voldaan, dan zijn deze in het actieplan opgenomen. Een voorwaarde die essentieel is om bovenstaande visie vorm te geven en doelstellingen te behalen is de kennis en vaardigheden van leerkrachten op het gebied van ICT te vergroten d.m.v. scholing. Daarbij moet de educatieve software dusdanig zijn ingericht dat deze ook de mogelijkheden biedt om aan de doelstellingen te kunnen werken. Actieplan korte termijn De speerpunten voor de komende twee jaar zijn: - vergroten leerkrachtvaardigheden en kennis omtrent ict en educatieve software. - ontwikkelen van ict-leerlijnen. - invoering overleg digibord collega’s, kennis- en ervaringsuitwisseling. Het meest urgente speerpunt staat bovenaan. Deze speerpunten hebben we uitgewerkt in actieplannen door ze SMART te formuleren. Speerpunt 1: vergroten leerkracht vaardigheden en kennis omtrent ict en educatieve software. Waarom gaan we het doen? Om met ict in het onderwijs te kunnen werken moet je de toepassingen, inrichting en achtergronden van de programma’s ervaren hebben. Wat gaan we doen? - workshops organiseren op woensdagmiddagen voor het personeel. Mensen kunnen zich inschrijven op basis van belangstelling. Welke manier is de beste aanpak? Korte toelichting waarom we hier zitten, korte uitleg programma en mogelijkheden en daarna met gerichte opdrachten die meteen toegepast kunnen worden in het dagelijks werk gaan oefenen. Wie gaat het doen? ICT coördinator in overleg met directie en ib. Wanneer gaan we het doen? Workshops op 4 woensdagmiddagen per jaar. Waar gaan we het doen? Teamkamer. Speerpunt 2: Ontwikkelen ict leerlijnen Waarom gaan we het doen? Om kinderen voor te bereiden op de digitale wereld om hen heen. Wat gaan we doen? Per bouw formuleren wat kinderen op het gebied van ict moeten kunnen en op welke wijze ict binnen de bouw en het onderwijs wordt ingezet. Welke manier is de beste aanpak? Vanuit wat we al doen gaan denken naar onze visie en een stappenplan laten formuleren door de collega’s uit de bouw. Wie gaat het doen? Leerkrachten per bouw. 96 Wanneer gaan we het doen? 3 bouwvergaderingen met het onderwerp ICT Waar gaan we het doen? Op school. Speerpunt 3: invoering overleg digitaal schoolbord. Waarom gaan we het doen? Kennisuitwisseling en delen van ervaringen omtrent het werken met het digitale schoolbord. Hierdoor worden de vaardigheden per leerkracht vergroot. Wat gaan we doen? 4x per jaar ervaringen uitwisselen, oplossingen zoeken, kennis delen. Welke manier is de beste aanpak? Voorafgaand aan het overleg een enquête afnemen omtrent digibord gebruik als basisdocument om met elkaar de diepte in te kunnen gaan. Wie gaat het doen? De leerkrachten en ict- coördinator Wanneer gaan we het doen? Tijdens een teamsessie Waar gaan we het doen? Op school 8.3 Ouderbeleid Ouderbeleidsplan Mariaschool In het schooljaar 2011-2012 is er door de studenten pedagogiek van de Hoge School Rotterdam onderzoek gedaan naar de behoeften van ouders. Dit omdat wij het ouderbeleid willen aanpakken maar eigenlijk geen zicht hebben op waar ouders nu behoeften aan hebben. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat ouders eigenlijk geen beeld hebben van wat school van ouders zou kunnen verwachten en dat ouders geen beeld hebben van de invloed die zij hebben op de ontwikkeling van hun kind. Daarnaast is duidelijk geworden dat ouders het niet prettig vinden om toegesproken te worden over wat zij allemaal zouden moeten, maar dat zij veel meer in dialoog van elkaar willen leren. Op basis hiervan is er een aantal werkvormen ontwikkeld voor in de ouderkamer waar ouders op een laagdrempelige interactieve manier mee aan de slag kunnen. De 0 groep wordt vormgegeven door Peuter & Co. samen met de basisschool. Dit is echter een externe partner met een eigen ouderbeleid geformuleerd volgens de wet Oke. Door omstandigheden is de ouderconsulente al ruim een jaar afwezig. Om ouderbeleid toch vorm te geven is de ouderkamer open op verschillende tijdstippen en wordt deze op verschillende manieren bemand. Woensdagochtend zit het schoolmaatschappelijk werk er. Er wordt over opvoeding en andere problematiek gesproken. De cursus opvoeden zo! Heeft plaatsgevonden. Dinsdagochtend zit de leidster van groep 0 en VVE groep in de ouderkamer en begeleidt de ouders in onderwijsondersteunend gedrag behorende bij de leerlijnen van KIJK. Woensdagochtend zit de leerkracht van groep 3 in de ouderkamer en begeleidt de ouders in het onderwijsondersteunend leesbevorderend gedrag. De bibliotheek heeft hier de cursus verteltas georganiseerd Donderdagochtend zit de leerkracht van groep 1-2 in de ouderkamer en begeleidt ouders in onderwijsondersteunend gedrag behorende bij de leerlijnen van KIJK. . Op vrijdagochtend is de directie in de ouderkamer. Onder het genot van een kopje koffie/thee komen verschillenden onderwerpen mbt opvoedondersteuning op tafel. Daarnaast worden er verschillende thema-ochtenden georganiseerd zoals Onwijze Moeders door de wijkagent, Informatie-ochtend door Zowel!, Samen voor Taanders een bakkie doen, etc. Daarnaast starten wij in augustus met de 3e groep 0. Dit heeft een impuls gegeven aan de samenwerking met de externe peuterspeelzalen en de basisschool. Dit schooljaar gebruiken wij om te kijken hoe wij de betrokkenheid van ouders nog beter vorm kunnen geven. Er vindt een gezamenlijke intake plaats van groep 0 kinderen waarin het 97 ouderbeleid en de verwachtingen met de ouders besproken worden. Ook worden de kaders waarbinnen de 0 groep functioneert ( tussen de wet OKE, externe partners en de invloed van de basisschool) steeds duidelijker. De leidsters van de peuterspeelzaal en de leerkrachten van groep 1 en 2 vormen samen het EXPERTTEAM onderbouw en zij volgen gezamenlijk de cursus KIJK en spelontwikkeling. Dit heeft ertoe geleid dat er een doorgaande lijn is tussen de VVE groepen, groep 0 en groep 1-2. Het draagvlak binnen het team voor ouderbetrokkenheid is groot. Er wordt echter nog expertise gemist. Binnen de bordsessie en teamsessie zijn dit aandachtspunten. De betrokkenheid van ouders is sterk wisselend. Wij hebben een redelijke groep eenoudergezinnen die het vooral druk hebben met overleven. Een grote groep ouders is aan het werk. Kenmerkend aan de ouderpopulatie is de klaagcultuur en de pamper cultuur. Zolang school opvangt en alles regelt dan is het goed. Worden er echter verwachtingen naar ouders uitgesproken dan ontstaat er een spanningsveld. Ook de bereidheid om te helpen of een informatieavond te bezoeken verloopt moeizaam. De verandering zal echter moeten plaatsvinden vanuit de school. Daartoe is dit ouderbeleidsplan opgezet. Visie op Onderwijs Onderwijskundige Visie Wij willen een onderwijsleersituatie scheppen die het mogelijk maakt een continu ontwikkelingsproces bij kinderen te bewerkstelligen wat betreft de verstandelijke, de sociaal-emotionele, de motorische en de creatieve ontwikkeling. We willen ons onderwijs afstemmen op de voortgang in ontwikkeling van iedere individuele leerling. Door onze zorgstructuur proberen we ons onderwijs aan te passen aan de behoeften, mogelijkheden en beperkingen van ieder kind. Hierbij wordt rekening gehouden met de thuissituatie van een leerling, het zelfbeeld, de motivatie en het werkgedrag en zijn sociale vaardigheden. Pedagogisch klimaat We willen een sfeer scheppen waarin ieder kind zich geborgen en geaccepteerd voelt, ongeacht zijn capaciteiten, taal en culturele achtergrond. In ons gedragsprotocol staan de regels en afspraken voor leerkrachten, ouders en leerlingen die ons daarbij ondersteunen. Identiteit. Wij zijn een Rooms Katholieke school en willen vanuit deze levensovertuiging ons onderwijs inhoud geven. Een school is meer dan alleen maar leren en presteren. Er is meerwaarde, en die vindt de RVKO in het evangelie. Deze inspiratiebron leert vooral het geloof in een betere wereld. Op school is de RVKO bezig met de vorming van mensen, die nog een groot deel van hun leven voor zich hebben, en die de toekomst inkijken. Voor die toekomst wordt geprobeerd dat geloof in een betere wereld mee te geven. Dat wordt gerealiseerd door vieringen en catecheselessen, maar vooral door het scheppen van een opvoedingsklimaat met waarden en normen, van een speciale sfeer, waarin verdraagzaamheid, solidariteit, zorg voor zwakkeren, aanwezig zijn voor vreugde en verdriet en respect voor elkaars cultuur en levensovertuiging kunnen worden beproefd. Sociale competentie, normen en waarden en burgerschap. Wij onderschrijven artikel 8 in de wet Primair Onderwijs waarin staat dat het onderwijs mede gericht is op de bevordering van actief burgerschap en sociale integratie. Wij willen de culturele kennis en achtergrond die de kinderen zelf meebrengen in de klas gebruiken en besteden aandacht aan de verscheidenheid aan levensbeschouwelijke en maatschappelijke waarden, zoals deze in onze multiculturele samenleving spelen. We onderkennen hierbij 3 domeinen: - Democratie (gelijke behandelingen, solidariteit, kritische houding t.a.v. maatschappelijke kwesties). - Participatie (Je mede verantwoordelijk voelen voor je buurt, het milieu, de school, de vereniging) 98 - Identiteit (waarderen en respecteren van verschillen, herkennen van discriminatie, omgaan met vrijheden en beperkingen) Visie op ouderbetrokkenheid De Mariaschool heeft in haar logo staan ouders en school samen ondersteunen de ontwikkeling van het kind. Samen voor het talent van uw kind! Hierin staat meteen aangegeven hoe belangrijk wij educatief partnerschap vinden. Ouders hebben enorm veel invloed op de ontwikkeling van het kind. Samen met school kunnen we het kind die ontwikkeling bieden waar het behoefte aan heeft. Dit is de basis en het gedachtegoed waarop ons handelen in de praktijk gericht is. Positie van de ouder binnen de school Door de huidige situatie omtrent de posities van ouders te omschrijven zijn wij gekomen tot waar wij over 4 jaar willen staan met de ouders. Deze evaluatie met daaraan de nieuw gekoppelde lange termijn doelen worden hieronder uiteen gezet. De ouder als opvoeder Huidige situatie In eerste instantie is de ouder de opvoeder. De school vindt het belangrijk dat ouders hun kind waarden en normen meegeeft. Op school wordt hier aandacht aan besteed middels de schoolregels en het programma kinderen en omgaan met hun sociale talenten. Vanuit deze opvoedkundige rol verwacht wij dat ouders belangstelling tonen en betrokken zijn bij de zorg van hun kinderen. Deze belangstelling kunnen wij meten doordat de ouder laat blijken regelmatig bij de leerkracht te informeren hoe het met het kind gaat, door de rapportavonden te bezoeken en door deel te nemen aan de informatieavonden en thema ochtenden en middagen over opvoeding en taalverwerving. De rapportavonden worden 100% bezocht omdat anders er geen rapporten uitgereikt worden. De informatieavonden worden niet goed bezocht. Dit verdient aandacht. Ook de thema bijeenkomsten worden wisselend bezocht. Ouders gaan hier heel vrijblijvend mee om. Vaak hebben ze afspraken, moeten werken etc. Gewenste situatie In eerste instantie is de ouder de opvoeder. De school vindt het belangrijk dat ouders hun kind waarden en normen meegeeft. Op school wordt hier aandacht aan besteed middels de schoolregels en het programma kinderen en omgaan met hun sociale talenten. Welke doelstellingen willen wij in 3 jaar tijd bereiken? - Wij willen graag dat ouders regelmatig bij de leerkracht informeren hoe het gaat. - Dat leerkrachten regelmatig aan ouders rapporteren hoe het gaat. Ook buiten de formele momenten om. - Er 2 jaarlijks rapportavonden gehouden worden waarop het rapport wordt uitgereikt en toegelicht. - Informatieavonden twee maal per jaar georganiseerd wordt en dat 80% van de ouders de school dan ook bezoeken. - Er twee weken in het jaar gepland worden waar ouders een kijkje in de klas mogen nemen zodat zij zien wat het onderwijs aan hun kind inhoudt. - Dat ouders weten dat er een samenwerking is met de peuterspeelzaal, dat er groepen 0 aanwezig zijn en dat de overdracht naar het voortgezet onderwijs georganiseerd is. Dus dat er een doorgaande lijn van 2 tot 13 jaar is. - Ouders zijn zich bewust van het feit dat hun betrokkenheid van belang is voor de ontwikkeling van het kind en de resultaten die het behaalt. Ouders en 99 leerkrachten realiseren zich dat dit alleen kan plaatsvinden als de relatie gelijkwaardig en respectvol is naar elkaar toe. De ouder als consument Huidige situatie Ouders hebben recht een school te kiezen. Tijdens het intake gesprek worden ouders geïnformeerd over de school. De ouders hebben recht op informatie. Deze informatie verstrekken wij jaarlijks in de schoolgids in de vorm van een kalender, wekelijks via de nieuwsbrief en dagelijks via de website. Wij merken dat ouders de nieuwsbrief niet altijd lezen. Wij merken dat ouders alleen komen als er iets te halen valt (rapport, materiaal, bingo etc). Wij merken dat de schoolgids wel gelezen wordt omdat deze in kalendervorm wordt uitgebracht. De website wordt vaak gebruikt omdat daar afbeeldingen van kinderen op staan. Wij maken nog geen gebruik van social media. Wij merken dat alle ouders in het bezit zijn van een mobiele telefoon en veel gezinnen internet hebben. Gewenste situatie Ouders hebben recht een school te kiezen. Tijdens het intake gesprek worden ouders geïnformeerd over de school. De ouders hebben recht op informatie. Deze informatie verstrekken wij jaarlijks in de schoolgids in de vorm van een kalender, wekelijks via de nieuwsbrief en dagelijks via de website. Welke doelstellingen willen wij in 3 jaar tijd bereiken? - Ouders worden geïnformeerd via de social media. - De nieuwsbrief verschijnt maandelijks en is ook op de website te vinden. - Tijdens het intake gesprek wordt met ouders het ouderbeleidsplan doorgenomen zodat ouders weten wat zij van school mogen verwachten en wat school van de ouders verwacht. - De website is actueel en daarin staat de organisatie van de school , de schoolgids en het schoolplan opgenomen. De ouder als belanghebbende Huidige situatie De ouderraad bestaat op de school momenteel uit 10 ouders. De positie van de ouderraad is echter nog niet voor alle ouders duidelijk. De ouderraad ondersteunt de school bij het uitvoeren van activiteiten. De mr bestaat uit 4 ouders en houdt zich vooral bezig met beleidsvraagstukken in en rond de school. Gewenste situatie De ouderraad kan zelfstandig functioneren en heeft overleg met de leerkrachten die in de organisatorische werkgroepen zitten. De ouderraad verzorgt de klassenouders en de communicatie hierover met de leerkrachten. Er zijn per groep hulpouders die samen met de leerkracht activiteiten in de groep verzorgen. De mr komt 8x per jaar samen en profileert zichzelf in de nieuwsbrief. Plan van aanpak schooljaar 2014-2015 Doel en uitgevoerd door: Intake gesprek bij schoolkeuze en groep 0. Het ouderbeleid wordt met de ouders besproken. Sfeer proeven en openheid tonen over de gang van zaken. Het verhaal in de praktijk laten zien. Intake basisschool: directeur. Intake groep 0: leidster en directeur activiteit Aanmelding groep 0 en basisschool inclusief rondleiding en ondertekenen oudercontract. 100 ouders voorbereiden op hun rol bij de ontwikkeling van het kind. Ouderbeleidsmedewerker : Hefgroep Leerlingen laten wennen aan het gebouw, de leerkracht en kinderen en aan het dagritme. Leerkracht, leidsters, directie Waarden en normen die wij belangrijk vinden laten ervaren door ouders en kinderen welkom te heten. Op deze wijze zijn wij aanspreekbaar voor ouders en kinderen. Directie en leerkrachten en leidster. Ouders ervaren het werken met materialen in de groep en tonen belangstelling en betrokkenheid bij het kind. Leerkrachten groep 1-2 en leidsters Ouders informeren over de ontwikkeling en prestaties van het kind. Leerkrachten en leidsters Informatie geven over onze school, manier van werken en de speerpunten. Verwachtingen van de school uitspreken naar ouders en wat ouders van school dit jaar mogen verwachten. Bereik is nu minimaal 30 ouders. Wij streven naar 75 ouders in schooljaar 2015-2016. Leerkrachten, leidsters en directie Ouderkamer programma in stand houden zoals het nu loopt. Het bereik wordt steeds groter. Per dag nemen er 20 ouders deel aan activiteiten. Leerkrachten, leidsters en directie. Ouderraad meer verantwoordelijkheid geven en kennis van hun rol. Het educatief partnerschap verder uitwerken in samenspraak met de ouders. Bereik via 10 ouders meerdere ouders. 10 ouders, leerkrachten, directie MR visie van mr ontwikkelen op educatief partnerschap. De mr een zichtbare rol geven op de informatieavond. Directie en leerkrachten Informatieavond groep 8 voor aanvang CITO om ouders kennis te laten maken met de scholen VO en het systeem VO. Dit doen wij al met de ouders vanaf groep 7. Tevens nemen wij deel aan de scholenmarkt. Onze partner hierin is Delphi Opbouw Werk. Ouders informeren over de school, de regels, de overgang peuterspeelzaal groep 1 en overgang groep 7 & 8 VO, de zorgstructuur etc. huiswerk, verlengde 10 Themadagen peuterspeelzaal groep 0 ter voorbereiding op onderwijsondersteunend gedrag van ouders. Wendagen voordat het kind 4 jaar wordt. 5 hele dagen of gesplitst. Dit in overleg met de ouders en de leidster. Begroeting bij de deuren door leidsters en leerkrachten en bij entree van de school door directie. Inloopochtend dagelijks van 08.20 tot 08.30 uur. Ouders van peuterspeelzaal, groep 0 en groep 1-2 maken een werkje met het kind. Rapportbesprekingen 3x per jaar in november en maart voor alle ouders en aan het einde van het schooljaar naar behoefte ouder/leerkracht. Algemene informatieavond met een inhoudelijk thema moment Ouderkamer programma zoals omschreven boven in stand houden. Ouderraad bijeenkomsten 10 x per jaar. MR vergaderingen 8x per jaar. Informatieavond groep 8 februari en cursus VO groep 7 & 8 oktober 2013. Jaarlijks bij aanvang van het schooljaar wordt de kalender uitgedeeld. 101 leertijd etc Ouders informeren over actuele zaken en over de onderwerpen van nieuwsbegrip zodat ouders hier thuis aandacht aan kunnen besteden. Nieuwsbrief 1x per maand. In het bovenstaande plan staat omschreven met welk doel wij welke activiteit wij uitvoeren. Daarnaast is helder dat het ouderbeleid valt of staat met draagvlak binnen de school. De directie is eindverantwoordelijk voor de implementatie maar kan dit niet realiseren zonder enthousiaste leerkrachten die het draagvlak creëren en ouders zien als gelijkwaardige partners. Het bovenstaande plan is dan ook besproken met het team en dit is de koers die wij met elkaar willen inzetten. Wat is gelukt en wat niet? Waar lopen wij tegenaan? Welke oplossingen kunnen daarvoor gevonden worden? Op deze wijze hopen wij het onderwijsondersteunend gedrag van ouders te bevorderen. 8.4 Opvang Voor en na schooltijd kunnen kinderen, mits door de ouders ingeschreven, worden opgevangen bij Kiddoosz Kinderopvang Rotterdam. De gegevens staan in de schoolgids. Omdat de Mariaschool een dagarrangementenschool is, blijven alle kinderen over. Door de dagindeling is er afwisseling tussen in- en ontspanning. Wat de kinderen aan eten en drinken mogen meenemen staat in de schoolgids. 9. Protocollen 9.1 1. 2. 3. 4. gedragsprotocol achtergrond en doelstellingen het gedragsprotocol schorsen en verwijderen klachtenregeling Achtergrond en doelstellingen Zoals we in onze visie op onderwijs aangeven, vinden we het heel belangrijk om op school een pedagogisch klimaat te scheppen waarin kinderen zich veilig en geaccepteerd voelen en waarin teamleden, ouders en kinderen respectvol met elkaar omgaan. Dit willen we onder meer bereiken door duidelijke regels en afspraken en een transparant beleid ten aanzien van ongewenst gedrag. In schooljaar 2009-2010 hebben we met het team vastgesteld wanneer wij een groep een groep vinden en welk concreet gedrag er dan zichtbaar zou moeten zijn. Wij zijn tot de volgende opsomming gekomen: - elkaar helpen ( uit jezelf) naar elkaar luisteren. Zorg dragen voor elkaar en de omgeving Elkaar corrigeren op oplossingsgerichte wijze Betrokken voelen bij het groepsgebeuren maar ook verantwoordelijk. Als je als groep samen afspraken kunt maken. Als alle partijen zich kwetsbaar mogen en kunnen opstellen. Als de groep een “wij”gevoel geeft. Samen een groeps en eigenverantwoordelijkheid 102 - Als elkaars tekortkomingen geaccepteerd worden. Als je kunt en mag leren van elkaar ( feedback) Gelijkwaardige verstandhouding Sfeer waarin gezelligheid, veiligheid, oplossingsgerichtheid terug te voelen is. Elkaars kwaliteiten kennen en belangstelling tonen voor elkaar. Respect tonen voor elkaar. Ruimte geven aan elkaar. Emoties samen mogen delen. ( lachen en huilen) Ruimte is om je mening te mogen geven. Wij willen bovenstaand pedagogisch klimaat bereiken en hebben daarbij 10 kapstok regels bedacht samen met ouders en kinderen uit de bovenbouw . Deze kapstok regels tellen voor iedere bezoeker van de school. Dus zowel voor personeel, ouders en kinderen waarbij wij ervan uit gaan dat goed voorbeeld goed doet volgen. We spreken We spreken We spreken We spreken We spreken We spreken We spreken We spreken We spreken omgeving. We spreken af af af af af af af af af dat dat dat dat dat dat dat dat dat als je iemand tegenkomt je elkaar groet. we beleefd zijn tegen iedereen. we eerlijk zijn. iedereen mag zijn zoals hij/ zij is. we elkaar helpen als het kan en mag. we belangstelling tonen voor elkaar. we luisteren naar elkaar. we problemen oplossen door met elkaar te praten. we netjes met alle spullen omgaan en zorgen voor een schone af dat we werken aan een goede sfeer. Het gedragsprotocol Preventieve aanpak Zowel ouders, als leerlingen van de groepen 8 als het team hebben zich uitgesproken over de volgorde van de afspraken en het belang van de afspraken. De eenvoudigste afspraak die meteen tastbaar is in de school is dat als je iemand tegenkomt elkaar groet. Een goede sfeer is belangrijk en vloeit voort als we volgens de bovenstaande afspraken met elkaar aan de slag willen gaan. De regels worden ieder schooljaar centraal gesteld. Iedere maand is er een regel van de maand. Deze staat in de nieuwsbrief en hangt in de groepen en krijgt in de groep extra aandacht. Wat als t nu mis gaat? Wij hopen dat het niet zover hoeft te komen. Echter hebben wij een protocol samengesteld wat we doen bij ongewenst gedrag van kinderen. Niveau 1 De groepsleraar neemt pedagogische maatregelen om het gedrag van de leerling zodanig te corrigeren dat de leerling, binnen afzienbare tijd, weer kan deelnemen aan de groepsactiviteiten. De pedagogische maatregelen vinden plaats in de groep. Niveau 2 De pedagogische handelingen uit niveau 1 zijn niet voldoende. De leerling wordt, buiten de groep, bij de time-out leraar gebracht. als time-out, voor een afgesproken (korte) tijd. 103 Als strafmaatregel voor langere tijd. Dit wordt ten alle tijden besproken met de schoolleiding en de intern begeleider. Het gedrag van het kind wordt besproken met de ouders. De ouders worden hierbij gewezen op hun verantwoordelijkheid als opvoeder. Niveau 3 Het gedrag van de leerling is (blijft) zo storend en mogelijk bedreigend voor medeleerlingen en leraren dat de maatregelen uit niveau 1 en 2 niet toereikend zijn om de leerling (binnen afzienbare tijd) weer te laten deelnemen aan de groepsactiviteiten. De leerling komt onder de hoede van de directie. Ouders worden direct op school gevraagd om het gedrag van het kind te bespreken, om wederom de ouder te wijzen op hun verantwoordelijkheid als opvoeder en om gezamenlijk te zoeken naar een pedagogische oplossing. Een officiële waarschuwing wordt schriftelijk en mondeling toegelicht aan ouders. In het uiterste geval kan besloten worden tot een schorsing en uiteindelijk tot verwijdering van de leerling. Hiervan worden ten alle tijden het bestuur, de leerplichtambtenaar en de inspectie in kennis gesteld. Tevens wordt daarbij de procedure gevolgd die door het bestuur is vastgesteld. 9.2 Schorsen en verwijderen In dit schoolplan is bij hoofdstuk passend onderwijs omschreven hoe wij omgaan met schorsen en verwijderen. Wij volgen daarbij het beleid van de RVKO. 9.3 Klachtenregeling Indien kinderen of ouders vragen en opmerkingen hebben of ontevreden zijn over het een of ander, kunnen zij dit bespreken met de groepsleerkracht of één van de directieleden. Teamleden kunnen bij een directielid terecht. Indien een probleem niet onderling opgelost kan worden, heeft eenieder het recht om een klacht in te dienen bij één van de vertrouwenspersonen van de RVKO. De procedure hiertoe staat exact omschreven in het document klachtenregeling RVKO voor het primair onderwijs dat is opgeborgen in het directievademecum van de RVKO. 9.4 Protocol informatieplicht gescheiden ouders. Inleiding. Alle ouders hebben in principe recht op informatie van de school over hun kind. Dit geldt ook voor ouders die gescheiden zijn. Meestal zijn na de scheiding beide ouders belast met het ouderlijk gezag. Echter, soms is er maar één ouder van het kind belast met het ouderlijk gezag en de andere ouder niet. Wettelijk kader. In de wet staat, omtrent de informatieplicht inzake kinderen in situaties waarbij slecht één ouder belast is met het ouderlijk gezag, het volgende vermeld: Art. 1:377b BW: 1. de ouder die met het gezag is belast, is gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen – zo nodig door tussenkomst van derden – over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een ouder kan de rechter ter zake een regeling vaststellen. 2. indien het belang van het kind zulks vereist kan de rechter zowel op verzoek van de met het gezag belaste ouder als ambtshalve bepalen dat het eerste lid van dit artikel buiten toepassing blijft. De ouder die is belast met het ouderlijk gezag, heeft dus in principe de verplichting om de andere ouder (niet belast met het ouderlijk gezag) op de hoogte te houden van 104 gewichtige aangelegenheden die het kind betreffen. Het is dus in principe de bedoeling dat de ouder die niet met het gezag belast is, de informatie krijgt van de andere ouder. Gegevens over schoolresultaten zouden dus ook via de met het gezag belaste ouder verstrekt moeten worden. Als echter in de communicatie tussen ouders storingen ontstaan, kan dat voor de school problemen opleveren. Scholen hebben, naast de onderlinge informatieplicht van ouders, een zelfstandige informatieplicht aan ouders en mogen zich niet verschuilen achter de informatieplicht van de verzorgende ouder. Het is echter zo, dat in sommige gevallen b.v. indien er sprake is van een ouder die niet met het gezag is belast, de informatieplicht van scholen aan ouders beperkt is (art. 1:377c BW). In zeldzame gevallen hoeven scholen zelfs helemaal geen informatie aan ouders te verschaffen. In de wet is de informatieplicht van o.a. de scholen in situaties waarin slechts één ouder belast is met het ouderlijk gezag, als volgt verwoord: Art. 1:377c BW: 1. onverminderd het bepaalde in artikel 377b van dit boek wordt de niet met het gezag belaste ouder desgevraagd door derden die beroepshalve beschikken over informatie inzake belangrijke feiten en omstandigheden die de persoon van het kind of diens verzorging en opvoeding betreffen, daarvan op de hoogte gesteld, tenzij die derde de informatie niet op gelijke wijze zou verschaffen aan degene die met het gezag over het kind is belast dan wel bij wie het kind zijn gewone verblijfplaats heeft, of het belang van het kind zich tegen het verschaffen van de informatie verzet. 2 2. indien de informatie is geweigerd, kan de rechter op verzoek van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde ouder bepalen dat de informatie op de door hem aan te geven wijze moet worden verstrekt. De rechter wijst het verzoek in ieder geval af, indien het belang van het kind zich tegen het verschaffen van de informatie verzet. Toelichting art. 1:377c BW: Desgevraagd. Derden (o.a. scholen) hoeven de informatie over het kind niet uit zichzelf te verstrekken. De niet met het gezag belaste ouder moet er uitdrukkelijk om vragen. Welke informatie. Niet iedere informatie over het kind hoeft te worden verstrekt. Het gaat om belangrijke feiten en omstandigheden, b.v. informatie over schoolvorderingen en sociaal-pedagogische ontwikkelingen op school. Het belang van het kind. Hierover mag niet te snel geoordeeld worden. Men zal zeer zwaarwegende argumenten moeten hanteren bij het weigeren van informatie. Een goede reden is b.v. de veiligheid van het kind. De ouder met gezag kan dus niet voorkomen dat de ouder zonder gezag informatie krijgt, de school heeft informatieplicht. De niet met gezag belaste ouder kan naar de rechter gaan of besluiten een klacht in te dienen bij de klachtencommissie, indien de school geen of naar zijn idee te weinig informatie verschaft. Algemeen. De school dient zich neutraal op te stellen bij echtscheidingen. Er mag geen informatie gegeven worden aan een ouder die mogelijk gebruikt kan worden om voordeel ten koste van de andere ouder te behalen. Het verstrekken van dergelijke informatie kan er al snel toe leiden dat de school ongewild partij wordt in de echtscheiding en de gedupeerde ouder een rechtszaak begint tegen de school. Of een ouder of verzorger in bepaalde situaties recht heeft op alle informatie of beperkte informatie, staat vermeld in het schematische overzicht van de bijlage. Daarin worden de meest voorkomende situaties genoemd. Bij twijfel of in situaties die niet in de bijlage vermeld staan, dient u contact op te nemen met het bestuursbureau. 105 Het standpunt van de RVKO dient u kenbaar te maken in de schoolgids. Standpunt RVKO informatieplicht ouders. Voor een juiste en zuivere toepassing van de regels en richtlijnen van dit protocol is het van belang dat ouders de school op de hoogte stellen indien er wijzigingen zijn met betrekking tot hun Burgerlijke Staat. Indien als gevolg van een scheiding de situatie ontstaat dat één of beide ouders niet meer belast is met het ouderlijk gezag, dan is de andere ouder/verzorger verplicht om afschriften van de officiële stukken waarin dit is vastgelegd, waaronder bepalingen ten aanzien van het ouderlijke gezag, bezoekrecht en dergelijke, te overhandigen aan de school. De betreffende stukken zullen in het leerlingendossier worden bewaard. Uiteraard zal hierbij uiterste zorgvuldigheid worden betracht. Mocht de betreffende ouder dit nalaten, dan zal de school niet gehouden kunnen worden aan een correcte uitvoering van het onderhavige protocol. Informatieplicht school. Op de school rust een informatieplicht aan beide ouders die het ouderlijk gezag hebben. Onder informatie in deze wordt verstaan: alle relevante zaken betreffende de leerling en de schoolorganisatie zoals rapporten, nieuwsbrieven, voortgangsrapportages, de schoolgids en ouderavonden. Indien beide ouders het ouderlijk gezag hebben en de leerling woont bij één van de ouders dan zal de informatie worden verstrekt aan de ouder bij wie de leerling in huis woont. Hierbij gaat de school ervan uit dat alle informatie welke door de school aan die ouder wordt verstrekt door die ouder aan de andere ouder wordt doorgegeven. Indien dit niet het geval is, dan dient de ouder die de informatie niet ontvangt op eigen initiatief contact op te nemen met de school en zal in overleg worden bezien of andere afspraken ten aanzien van de informatievoorziening (schoolgids, rapporten, ouderavonden) kunnen worden gemaakt. Hierbij wordt aangetekend, dat voor een ouderavond beide ouders worden uitgenodigd voor een gezamenlijk gesprek. Alleen in bijzondere gevallen kan hiervan worden afgeweken. Indien beide ouders het ouderlijk gezag hebben, er sprake is van co-ouderschap en de leerling woont beurtelings bij één van de ouders, dan zal alle informatie worden verstrekt aan de ouder wiens adresgegevens ten behoeve van de registratie van de leerling zijn gemeld. Ook in dit geval gaat de school ervan uit dat alle informatie welke door de school aan die ouder wordt verstrekt door die ouder aan de andere ouder wordt doorgegeven. Indien dit niet het geval is, dan dient de ouder die de informatie niet ontvangt op eigen initiatief contact op te nemen met de school en zal in overleg worden bezien of andere afspraken ten aanzien van de informatievoorziening (schoolgids, rapporten, ouderavonden) kunnen worden gemaakt. Hierbij wordt aangetekend, dat voor een ouderavond beide ouders worden uitgenodigd voor een gezamenlijk gesprek. Alleen in bijzondere gevallen kan hiervan worden afgeweken. Indien één van de ouders het ouderlijk gezag heeft en de andere ouder is uit de ouderlijke macht gezet, dan zal de school slechts de ouder die met het ouderlijk gezag is belast informeren. Op grond van de wet is de school echter verplicht om ook de ouder die niet belast is met de ouderlijke macht desgevraagd beperkt te informeren, tenzij de informatie niet op dezelfde manier ook wordt verschaft aan de ouder die wel met het ouderlijk gezag is belast, of als het belang van het kind zich tegen het verschaffen van de informatie verzet. Voorts is de school hiertoe niet verplicht indien dit blijkt uit enig rechtelijk vonnis. De niet met het ouderlijk gezag belaste ouder dient op eigen initiatief de school schriftelijk te verzoeken beperkte informatie te willen ontvangen. In dergelijke situaties ontvangt de desbetreffende ouder de schoolgids, een kopie van de rapporten en de uitnodigingen voor de rapportavonden. Hierbij wordt aangetekend, dat voor een ouderavond beide ouders worden uitgenodigd voor een apart gesprek. Protocol informatieplicht ouders RVKO. Bijlage Voor wie Alle informatie Beperkte informatie 106 Ouders die met elkaar zijn getrouwd; voor vader en moeder geldt: Ouders die zijn gescheiden; voor vader en moeder geldt: Ouders die hun partnerschap hebben laten registreren. Ouders die niet met elkaar zijn getrouwd, maar via goedkeuring van de rechtbank het gezamenlijke gezag uitoefenen. Ouder die niet met het gezag belast is. In geval van samenwonen, vader heeft kind erkend, niet ingeschreven in gezagsregister; voor vader geldt: In geval van samenwonen, vader heeft kind erkend en ingeschreven in gezagsregister; voor vader en moeder geldt: Stel heeft samengewoond, nu uit elkaar, kind is erkend, ingeschreven in gezagsregister; voor vader en moeder geldt: Stel heeft samengewoond, nu uit elkaar, kind is erkend, maar niet ingeschreven in gezagsregister; voor vader geldt: Ouders beide uit de ouderlijke macht gezet, kind is onder voogdij geplaatst; voor vader en moeder geldt: voogd Biologische vader, die zijn kind niet heeft erkend. Grootouders die de verzorging van het kind op zich nemen omdat de ouders spoorloos zijn. X n.v.t. X Geen informatie geven die mogelijk gebruikt kan worden om voordeel ten koste van de andere ouder te behalen. X n.v.t. X n.v.t. n.v.t. X n.v.t. X X n.v.t. X Geen informatie geven die mogelijk gebruikt kan worden om voordeel ten koste van de andere ouder te behalen. n.v.t. n.v.t. n.v.t. X X niet n.v.t. niet niet niet n.v.t. X 107 9.5 protocol medicijnverstrekking en het verrichten van medische handelingen • Inleiding • Het kind wordt ziek op school. • Het verstrekken van medicijnen op verzoek. • Medische handelingen. Bijlagen: 1. Formulier voor: “het kind wordt ziek op school”. 2. Toestemmingsformulier voor: “het verstrekken van medicijnen op verzoek”. 3. Richtlijnen: “hoe te handelen bij een calamiteit”. Dit protocol is vastgesteld op 7 september 2010. Inleiding Onderwijspersoneel wordt regelmatig geconfronteerd met leerlingen die klagen over pijn die meestal met eenvoudige middelen te verhelpen is, zoals: hoofdpijn, buikpijn, oorpijn of pijn ten gevolge van een insectenbeet. De schoolleiding krijgt steeds vaker het verzoek van ouder(s)/verzorger(s) om hun kind de door een arts voorgeschreven medicijnen toe te dienen. (Voor de leesbaarheid van het stuk zullen we hierna spreken over ouders wanneer wij ouder(s) of verzorger(s) bedoelen). Een enkele keer wordt werkelijk medisch handelen van onderwijspersoneel gevraagd, zoals het geven van sondevoeding, het toedienen van een zetpil of het geven van een injectie. De schoolleiding aanvaardt met het verrichten van dergelijke handelingen een aantal verantwoordelijkheden. Het personeel begeeft zich dan namelijk op een terrein waarvoor het, in de meeste gevallen, niet gekwalificeerd is. Met het oog op de gezondheid van kinderen, maar ook in verband met de aansprakelijkheid is het van groot belang de in dit protocol weergegeven regels goed op te volgen. Leraren en schoolleiding moeten zich realiseren dat, wanneer zij fouten maken of zich vergissen, zij voor deze handelingen aansprakelijk gesteld kunnen worden. Met dit protocol geeft de RVKO, middels de handreiking aan scholen, aan hoe in voorkomende gevallen te handelen. De drie te onderscheiden situaties zijn: • Het kind wordt ziek op school. • Het verstrekken van medicijnen op verzoek. • Het verrichten van medische handelingen. In de eerste situatie wordt het kind ziek tijdens schooltijd of krijgt een ongeluk(je). Het personeel moet dan direct bepalen hoe te handelen. Bij de tweede situatie (het geven van medicijnen) kan de directie de keuze maken of medewerking wordt verleend. Voor de individuele leraar geldt dat hij mag weigeren handelingen uit te voeren waarvoor hij zich niet bekwaam acht. De derde situatie (het verrichten van medische handelingen) is voor het personeel van de RVKO niet toegestaan. Het standpunt van de RVKO met betrekking tot de drie genoemde situaties laat onverlet dat er zich acute situaties kunnen voordoen waarin direct handelen vereist is. Ook in dergelijke situaties dient het landelijke alarmnummer 112 gebeld te worden. Indien de komst van hulpdiensten te lang duurt en/of direct handelen noodzakelijk is, dient, zo mogelijk in overleg met de directie, door een personeelslid dat een EHBO-diploma heeft of een BHV-opleiding heeft genoten de meest adequate handeling verricht te worden. Dit protocol pretendeert niet volledig te zijn, maar is een handreiking voor de meest voorkomende situaties.Op de volgende pagina’s wordt elk onderdeel beschreven. In de bijlagen vindt u het betreffendeformulier. Deze dient u in voorkomende gevallen te gebruiken. Het kind wordt ziek op school. Regelmatig komt een kind gezond op school en krijgt het tijdens de schooluren last van hoofd-, buik- of oorpijn. Ook kan het bijvoorbeeld door een insect geprikt worden. Een 108 leerkracht verstrekt dan soms - zonder toestemming of medeweten van ouders - een “paracetamolletje” of wrijft Azaron op de plaats van een insectenbeet. In het algemeen is een leraar niet deskundig om een juiste diagnose te stellen. Een leerkracht kent de eventuele bijwerkingen en allergische reacties die het middel kan opwekken bij het kind niet. Ook kan de dosering van een tablet te groot zijn voor het lichaam van het kind, zodat een overdosis gegeven kan worden, met alle gevolgen van dien. Uitgangspunt moet zijn dat een kind dat ziek is naar huis moet en dat zonder overleg met de ouders of een arts geen medicijnen worden verstrekt. De schoolleiding zal in geval van ziekte altijd contact op moeten nemen met de ouders om te overleggen wat er moet gebeuren: “Is er iemand thuis om het kind op te vangen? Wordt het kind gehaald of moet het thuis gebracht worden? Moet het naar de (huis)arts?” etc. Stuur een kind nooit onder schooltijd zonder begeleiding van een volwassene naar huis! Gezien het voorgaande is het van groot belang dat u de privé en zakelijke telefoonnummers van de ouders altijd paraat heeft. Problematisch is het wanneer de ouders en andere, door de ouders aangewezen, vertegenwoordigers (zie bijlage 1) niet te bereiken zijn. Het kind kan dan niet naar huis gestuurd worden. Ook kunnen de medicijnen niet met toestemming van de ouders verstrekt worden. In zo’n situatie dient altijd contact opgenomen te worden met een arts, bij voorkeur de eigen huisarts. Indien een andere arts dan de eigen huisarts geraadpleegd wordt, zijn de gegevens zoals vermeld op bijlage 1 van groot belang. Het blijft zaak het kind voortdurend te observeren. Enkele zaken waar u op kunt letten zijn: • Toename van pijn; • misselijkheid; • verandering van houding ( bijvoorbeeld in elkaar krimpen ); • verandering van de huid ( bijvoorbeeld erg bleke of hoogrode kleur); • verandering van gedrag ( bijvoorbeeld onrust, afnemen van alertheid ). Alleen bij kleine wondjes mag gebruik gemaakt worden van pleisters, mits een kind hiervoor niet overgevoelig is (zie bijlage 1). Realiseert u zich dat u geen arts bent en raadpleeg, bij twijfel, altijd een (huis)arts. Het verstrekken van medicijnen op verzoek. Kinderen krijgen soms medicijnen of andere middelen voorgeschreven die zij een aantal malen per dag moeten gebruiken, dus ook tijdens schooluren. Te denken valt bijvoorbeeld aan pufjes voor astma, medicatie voor ADHD/ADD, antibiotica, een middel tegen epilepsie of hoestsiroop bij keelpijn. Ouders vragen dan aan de schoolleiding of een leerkracht deze middelen wil verstrekken. In deze situatie is de toestemming van de ouders gegeven. De medicijnen worden alleen verstrekt als het medisch noodzakelijk is dat de medicijnen onder schooltijd worden gegeven. Het is in dit geval van belang de toestemming schriftelijk vast te leggen (zie bijlage 2). Meestal gaat het niet alleen om eenvoudige middelen, maar ook om middelen die bij onjuist gebruik tot schade van de gezondheid van het kind kunnen leiden. Leg daarom schriftelijk vast om welke medicijnen het gaat, hoe vaak en in welke hoeveelheden ze moeten worden toegediend en op welke wijze dat dient te geschieden. Leg verder de periode vast waarin de medicijnen moeten worden verstrekt, de wijze van bewaren/opbergen en de wijze van controle op de vervaldatum. Ouders geven hierdoor duidelijk aan wat zij van de schoolleiding en de leerkrachten verwachten en die weten op hun beurt weer precies wat ze moeten doen en waar ze verantwoordelijk voor zijn. Kinderen mogen in deze situaties de medicijnen niet zelf bij zich hebben. Dit om gevaar voor andere kinderen te voorkomen. De medicijnen dienen altijd onder de hoede van het verantwoordelijke personeelslid te zijn. Wanneer het gaat om het verstrekken van medicijnen gedurende een lange periode, moet regelmatig met ouders overlegd worden over de ziekte en het daarbij behorende 109 medicijngebruik op school. Een goed moment om te overleggen is wanneer ouders een nieuwe voorraad medicijnen komen brengen. Ook wijzigingen dienen schriftelijk vastgelegd te worden. Enkele praktische adviezen: • Neem de medicijnen alleen in ontvangst wanneer ze in de originele verpakking zitten en uitgeschreven zijn op naam van het betreffende kind. • Lees goed de bijsluiter, zodat u op de hoogte bent van eventuele bijwerkingen van het medicijn. • Noteer, per keer, op een aftekenlijst dat u het medicijn aan het betreffende kind gegeven heeft. • Beperk het bewaren van medicijnen op school tot een minimum. • Wijs één of twee medewerker(s) aan voor het beheer van de medicijnen. • De medicijnen dienen in een afgesloten kast of koelkast te worden bewaard (de bureaulade gaat te vaak open, leerlingen kunnen er te gemakkelijk bij en is daarom niet geschikt). Mocht de situatie zich voordoen dat een kind niet goed op een medicijn reageert of dat er onverhoopt toch een fout gemaakt wordt bij de toediening van een medicijn, bel dan direct met de (huis)arts of specialist in het ziekenhuis. Bel bij een ernstige situatie direct het landelijke alarmnummer 112. Zorg in alle gevallen dat u alle relevante gegevens bij de hand hebt, zoals: naam, geboortedatum, adres, huisarts en/of specialist van het kind, het medicijn dat is toegediend, welke reacties het kind vertoont (eventueel welke fout is gemaakt ). Medische handelingen. Indien u twijfelt of een handeling een medische handeling is, dient u daartoe contact op te nemen met de plaatselijke GGD. Ook is het mogelijk dat een huisarts of specialist een verklaring afgeeft waarin vermeld staat of een handeling al dan niet een medische handeling is. Wettelijke regels. De Wet BIG (Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg) regelt de bevoegdheden en verantwoordelijkheden voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg en is niet bedoeld voor onderwijzend personeel. Bepaalde medische handelingen – de zogenaamde voorbehouden handelingen - mogen alleen worden verricht door artsen. Anderen dan artsen mogen medische handelingen alleen verrichten in opdracht van een arts. Hij dient daartoe een bekwaamheidsverklaring af te geven. In zo’n situatie handelt iemand in opdracht van een arts, die hem bekwaam heeft verklaard voor het uitvoeren van die medische handeling. Een leerkracht die zonder bekwaamheidsverklaring en/of zonder opdracht van een arts medische handelingen verricht is niet alleen civielrechtelijk aansprakelijk (betalen van schadevergoeding), maar ook strafrechtelijk (mishandeling). Het schoolbestuur is echter weer verantwoordelijk voor datgene wat de leraar doet. Het schoolbestuur kan als werkgever eveneens civiel- en strafrechtelijk aansprakelijk gesteld worden. Wat betekent dit voor het personeel van de RVKO? Het is voor het personeel van de RVKO niet toegestaan om medische handelingen te verrichten. Hoe te handelen? In deze gevallen dienen de handelingen op school te worden verricht door de Thuiszorg of door de ouders zelf. Indien ouders door b.v. het werk, niet in staat zijn zelf de benodigde medische handelingen te verrichten, kunnen zij voor de gewenste professionele ondersteuning een persoonsgebonden budget aanvragen. Ook dienen de ouders dan zelf zorg te dragen voor de professionele ondersteuner. 110 BIJLAGE 1: Het kind wordt ziek op school Toestemmingsformulier (Eventueel te gebruiken als bijlage bij het inschrijfformulier van de school) Het kan voorkomen dat uw kind gezond naar school gaat en tijdens de schooluren ziek wordt, zich verwondt, door een insect wordt geprikt of iets dergelijks. In zo ’n geval zal de school altijd contact opnemen met u of met een andere, door u aangewezen, persoon. Een enkele keer komt het voor dat deze personen niet te bereiken zijn. Als deze situatie zich voordoet zal de school contact opnemen met een arts, bij voorkeur de eigen huisarts. Indien een andere arts dan de eigen huisarts geraadpleegd wordt zijn onderstaande gegevens van belang. Wij verzoeken u, in het belang van uw kind, de vragen, voor zover bekend, zorgvuldig te beantwoorden. Naam leerling: _______________________________________________________________________ _____ geboortedatum: _______________________________________________________________________ _____ adres: _______________________________________________________________________ _____ postcode: ___________________________ plaats: ___________________________________ Naam ouder(s) /verzorger(s): _______________________________________________________________________ _____ telefoon thuis: ______________________________ telefoon werk: _______________________ naam huisarts: ______________________________ telefoon: ____________________________ Te waarschuwen persoon, indien ouder(s) / verzorger(s) niet te bereiken zijn: naam: _______________________________________________________________________ _____ telefoon thuis: ______________________________ telefoon werk: ______________________ 8 Mijn kind is overgevoelig voor de volgende zaken: • Medicijnen: naam:__________________________________________________________________ _______ _______________________________________________________________________ _______ _______________________________________________________________________ _______ • Ontsmettingsmiddelen: naam:__________________________________________________________________ _______ _______________________________________________________________________ _______ _______________________________________________________________________ _______ • Smeerseltjes tegen bijvoorbeeld insectenbeten: naam:__________________________________________________________________ _______ 111 _______________________________________________________________________ _______ _______________________________________________________________________ _______ • Pleisters: naam / soort: ___________________________________________________________________ _______________________________________________________________________ _______ _______________________________________________________________________ _______ • Overig: naam:__________________________________________________________________ _______ _______________________________________________________________________ _______ _______________________________________________________________________ _______ Ruimte voor zaken die hierboven niet genoemd zijn: _______________________________________________________________________ _______ _______________________________________________________________________ _______ _______________________________________________________________________ _______ _______________________________________________________________________ _______ _______________________________________________________________________ _______ U dient eventuele veranderingen zo spoedig mogelijk door te geven aan de directie. Het is zeer belangrijk dat deze gegevens actueel zijn. Ondergetekende: naam: _______________________________________________________________________ ______ ouder/verzorger van: _______________________________________________________________________ ______ datum: __________________________ plaats:______________________________________ Handtekening: __________________________________________________ BIJLAGE 2: Het verstrekken van medicijnen op verzoek Toestemmingsformulier Ouder(s)/verzorger(s) zijn verantwoordelijk voor de juistheid van de verstrekte informatie en voor het doorgeven van wijzigingen met betrekking tot de verstrekte informatie. Toestemming voor het toedienen van de hieronder omschreven medicijn(en) aan: naam leerling: __________________________________________________________________ geboortedatum:__________________________________________________________ _______ adres:__________________________________________________________________ _______ 112 postcode: _________________________ woonplaats: _________________________________ zoon / dochter van: ______________________________________________________ (naam ouder(s) / verzorger(s) telefoon thuis: ____________________________ telefoon werk: _________________________ naam huisarts: _____________________________telefoon: _____________________________ naam specialist: ___________________________ telefoon: _____________________________ De medicijnen zijn nodig voor onderstaande ziekte:____________________________________ _______________________________________________________________________ _______ _______________________________________________________________________ _______ Naam van het medicijn:___________________________________________________________ Medicijn dient dagelijks te worden toegediend op onderstaande tijden: ______________________ uur ______________________ uur ______________________ uur ______________________ uur Medicijn(en) mogen alleen worden toegediend in de volgende situatie(s): _______________________________________________________________________ _______ _______________________________________________________________________ _______ _______________________________________________________________________ _______ Dosering van het medicijn: ________________________________________________________ Wijze van toediening: ____________________________________________________________ Wijze van bewaren: _____________________________________________________________ 10 Controle op vervaldatum door: _________________________ functie: _____________________ Ondergetekende, ouder / verzorger van genoemde leerling, geeft hiermee aan de school c.q. de hieronder genoemde leraar, die daarvoor een medicijninstructie heeft gehad, toestemming voor het toedienen van de bovengenoemde medicijnen: Naam: _______________________________________________________________________ _ Plaats: __________________________________Datum: ________________________________ Handtekening:___________________________________________________________ _______ ======================================================= ============== MEDICIJNINSTRUCTIE Er is instructie gegeven over het toedienen van de medicijnen op: __________________ (datum) door: 113 naam: ____________________________________functie: ______________________________ van: _________________________________________________________________(instelli ng) aan: _______________________________________________________________________ ___ functie(s): _____________________________________________________________________ van: ________________________________________________________(naam + plaats school) BIJLAGE 3: Richtlijnen hoe te handelen bij een calamiteit t.g.v. het toedienen van medicijnen aan een kind • Laat het kind niet alleen. Probeer rustig te blijven. Observeer het kind goed en probeer het gerust te stellen. • Waarschuw een volwassene voor bijstand, bij voorkeur een personeelslid die BHV’er is (of laat één van de kinderen een volwassene ophalen waarbij u duidelijk instrueert wat het kind tegen de volwassene moet zeggen ). • Bel direct de huisarts en/of de specialist van het kind. • Bel bij een ernstige situatie direct het landelijk alarmnummer 112. • Geef door naar aanleiding van welk medicijn de calamiteit zich heeft voorgedaan. • Zorg ervoor dat u alle relevante gegevens van het kind bij de hand hebt ( of laat ze directdoor iemand opzoeken ) zoals: • Naam van het kind; • geboortedatum; • adres; • telefoonnummer van ouders en / of andere, door de ouders aangewezen, persoon; • naam en telefoonnummer van huisarts / specialist; • ziektebeeld waarvoor medicijnen nodig zijn. • Bel de ouders ( bij geen gehoor een andere, door de ouders aangewezen persoon ): • Leg duidelijk uit wat er gebeurd is. • Vertel, indien bekend, wat de arts heeft gedaan/gezegd. • In geval van opname, geef door naar welk ziekenhuis het kind is gegaan. 9.6 Pestprotocol Wat is pesten? Pesten is (psychisch, fysiek of seksueel) systematisch geweld van een leerling of en groep leerlingen ten opzichte van 1 of meer klasgenoten, die niet (meer) in staat is/ zijn zich te verdedigen. Pesten is niet hetzelfde als plagen. Uit een plaagsituatie kan echter gemakkelijk een pestsituatie voortvloeien! 114 Hieronder volgt een overzicht van de kenmerken van PLAGEN en PESTEN, dit vormt een basis voor het signaleren van pestgedrag: Plagen Gebeurt berekenend (men weet meestal vooraf, wie, hoe en wanneer men gaat pesten). Men wil bewust iemand kwetsen. Is van korte duur, of gebeurt slechts Is duurzaam: het gebeurt tijdelijk. herhaaldelijk, systematisch en langdurig (het stopt niet vanzelf en na korte tijd). Speelt zich af tussen gelijken. Ongelijke strijd. De onmachtgevoelens van de gepeste staan tegenover de machtgevoelens van de pester. Is meestal te verdragen, of zelfs leuk, De pestkop heeft geen positieve maar kan ook kwetsend of agressief bedoelingen en wil pijn doen, vernielen zijn. of kwetsen. Meestal een tegen een. Meestal een groep (een pester en meelopers) tegenover een geïsoleerd slachtoffer. Wie wie plaagt, ligt niet vast. De Er bestaat een neiging tot een vaste partijen wisselen keer op keer. structuur. De pesters zijn meestal dezelfden, net zoals het slachtoffer. De vroegere relaties worden vlug Het is niet gemakkelijk om tot betere hersteld. De ruzie of het conflict wordt relaties te komen. Het herstel verloopt spoedig bijgelegd. heel moeizaam. Men blijft opgenomen in de groep. Isolement en eenzaamheid bij de gepeste. De groep lijdt er niet echt onder. De groep lijdt onder een bedreigend en onveilig klimaat. Iedereen is angstig en men wantrouwt elkaar. Er is daardoor weinig openheid en spontaniteit. Er zijn weinig of geen echte vrienden binnen een groep. Kort samengevat kun je zeggen dat plagen vrij onschuldig is, terwijl pesten schade berokkent. Er kunnen veel redenen worden aangevoerd waarom leerlingen elkaar pesten. De pester kan bijvoorbeeld zelf ooit slachtoffer van pesterijen zijn geweest of het kan een manier zijn om aandacht te trekken die de pester thuis niet krijgt. Pesten kan ook een manier zijn om aanzien te verkrijgen bij andere leerlingen. - Is onschuldig, en gebeurt onbezonnen en spontaan. Gaat soms gepaard met humor. Pesten - Signaleren Signalen van slachtoffers Op school: Primaire signalen: De slachtoffers worden vaak op een gemene manier geplaagd, bespot en gekleineerd. Ze worden uitgelachen op een spottende en onvriendelijke manier. Ze worden fysiek aangepakt en kunnen zich hier niet adequaat tegen verweren. Ze zijn betrokken bij ruzies waarbij ze zich niet kunnen verdedigen. Hun bezittingen worden beschadigd. Ze vertonen blauwe plekken, schrammen, gescheurde kleding, …. Secundaire signalen: 115 - De slachtoffers zijn vaak alleen, ze lijken geen vrienden te hebben. Ze worden als laatste gekozen, bijvoorbeeld bij het vormen van groepjes. Ze proberen dicht bij de leerkracht te blijven. Ze geven een angstige en onzekere indruk. Ze zien er bang, ongelukkig, neerslachtig en huilerig uit. Ze vertonen een plotselinge of geleidelijke verslechtering in schoolresultaten. Thuis: Primaire signalen: Ze komen thuis met gescheurde kleding, bezittingen die stuk zijn. Ze vertonen verwondingen (blauwe plekken, schrammen, …) en geven hier een omstreden uitleg voor. Secundaire signalen: Ze brengen geen vriendjes of klasgenootjes mee naar huis. Ze hebben geen goede vriend. Ze worden zelfden elders uitgenodigd. Ze gaan niet graag naar school. Ze kiezen een vreemde weg om naar school te gaan. Ze slapen niet goed. Ze verliezen de belangstelling voor schooltaken. Ze zien er bang en ongelukkig uit. Ze vragen om geld of stelen het (om de pestkoppen om te kopen). Signalen van pestkoppen Algemene kenmerken: Geniet respect uit angst, niet uit waardering. Ze zijn fysiek sterker. Ze staan tamelijk positief tegenover geweld, agressie en het gebruik van stoere taal (bijnamen gebruiken, opmerkingen maken over de kleding van een leerling, schelden, opwachten, …). Ze hebben grote behoefte om te overheersen en hun eigen zin te krijgen. Heeft de neiging anderen te overroepen of te domineren om controle te houden, maar is misschien minder zeker dan het lijkt (verdraagt geen kritiek en wordt boos wanneer zijn positieve zelfbeeld ter discussie staat). Ze zijn impulsief, kunnen moeilijk tegenwerking aanvaarden. Ze zijn vaak tegendraads naar volwassenen toe. Ze worden als stoer gezien, hebben weinig inlevingsvermogen. Is vooral met zichzelf bezig en houdt geen rekening met anderen (is egocentrisch en heeft geen schuldgevoelens). Ze willen het middelpunt zijn en zijn vlug jaloers (willen altijd de baas zijn). Heeft moeite met regels, grenzen, en eigen of door anderen opgelegde regels (kan moeilijk samenwerken). Ze hebben een relatief positief zelfbeeld. Op school treiteren de pestkoppen vaak op een gemene manier: spotten, intimideren, schoppen, dingen stuk maken. Ze hebben het vooral gemunt op de zwakkere leerlingen en proberen de meelopers op hun hand te krijgen. Ervaring leert dat meisjes veelal op een veel subtielere manier pesten, die veel moeilijker op te sporen valt. Bijvoorbeeld roddelen, vriendinnen afpakken, uitsluiten, … Ze lijken een dubbelleven te leiden: in de klas en thuis volgzaam en braaf, maar op het schoolplein of na schooltijd is het gedrag anders. 116 Signalen van meelopers Meelopers zijn leerlingen die de pester steunen in zijn gedrag. Zij zijn vaak bang zelf gepest te worden en pesten uit veiligheid mee. Soms vinden ze het ook zelf wel leuk om te pesten, en doen ze om die reden mee. Een andere mogelijke reden voor het meelopen kan zijn dat zij niet weten hoe ze het pesten kunnen voorkomen en dus maar gewoon mee doen. Er zijn in de praktijk overigens oneindig veel signalen die kunnen duiden op pestgedrag. Daarom is het lastig een volledige lijst met signalen te presenteren. De hiervoor geschetste signalen van de pester en gepeste, gecombineerd met het daarbij behorende waarneembaar gedrag bieden voldoende aanknopingspunten voor het signaleren van pestgedrag. Vergeet hierbij vooral het digitale/online pesten niet! Voorkomen van pesten. Hiervoor is beschreven hoe het pestgedrag is te herkennen. Hieronder staat aangegeven wat er gedaan wordt en kan worden om pestgedrag te voorkomen. Hierna volgt nog een hoofdstuk over het aanpakken van pestgedrag als het toch gebeurt. Om pesten op school te voorkomen: Houden de groepsleerkrachten aan het begin van het schooljaar een gesprek met de klas over de regels in het algemeen en pesten in het bijzonder. Er worden met elkaar klassenregels vastgesteld. Deze worden zichtbaar voor de kinderen in het lokaal opgehangen. De naleving hiervan wordt regelmatig geëvalueerd. Worden de schoolregels zichtbaar in het lokaal opgehangen. De naleving van deze regels wordt regelmatig geëvalueerd. Tijdens oudergesprekken wordt altijd gevraagd of ouders signalen hebben gekregen dat hun kind anderen pest, gepest wordt of aangeeft dat anderen in de klas of op school gepest worden. Er wordt 2x per jaar een sociogram ingevuld. Deze gegevens worden geanalyseerd door de groepsleerkracht. Bij opvallende resultaten wordt er (eventueel in overleg met de IB) een plan van aanpak opgesteld. Er worden wekelijks lessen gegeven uit de methode “Kinderen en hun sociale talenten”. Hierbij wordt door de leerkracht goed gelet op reacties van de kinderen. Bij onenigheid tussen leerlingen gaan we altijd in gesprek met beide partijen. Kinderen leren op die manier hun gevoelens en gedachten onder woorden te brengen en respect te krijgen voor andermans mening en gevoelens. Hoe gaan wij om met pesten? Wanneer bepaalde signalen op pestgedrag duiden, is het belangrijk zo snel mogelijk te handelen. Voor het goed aanpakken van een pestprobleem kan onderstaand stappenplan als hulpmiddel dienen. De stappen kunnen, afhankelijk van de ernst van het pestgedrag en het effect van de genomen maatregelen, zo nodig worden herhaald. 1. De leerkracht spreekt de betrokken leerlingen (in ieder geval de pester en gepeste) aan om de pestsituatie onderling te bespreken en een oplossing te vinden. De 117 leerlingen leggen hun oplossing voor aan de leerkracht en voeren deze ook daadwerkelijk uit. De leerkracht ‘’bewaakt’’ de situatie op afstand. 2. Wanneer blijkt dat de gekozen oplossing niet het verwachte effect heeft, legt de gepeste de situatie aan de leerkracht voor. - Deze organiseert een gesprek tussen de pester en gepeste waarin beiden hun verhaal kunnen doen. Op basis daarvan stimuleert de leerkracht dat de leerlingen afspraken met elkaar maken en ook nakomen. - In deze fase worden ook de meelopers op hun gedrag aangesproken met de vraag waarom zij niets aan de pestsituatie gedaan hebben. - Een ander middel dat de leerkracht in deze fase toepast is het plenair bespreken van de pestsituatie in de klas. De leerkracht geeft door middel van een heel duidelijke ik-boodschap te kennen dat er in de klas een probleem is, waar de leerkracht alleen niets aan kan doen. De leerkracht neemt duidelijk stelling in tegen pesten! De leerkracht benadrukt dat het probleem opgelost moet worden. De leerlingen bedenken oplossingen (die niet nadelig mogen zijn voor de gepeste of de pester), en er wordt bedacht hoe deze worden uitgevoerd. Deze afspraken worden genoteerd, en opgehangen in de klas. Dit wordt wekelijks geëvalueerd. - Wanneer er opnieuw signalen over pesten komen, dan moet de leerkracht weer teruggaan naar de vorige stap. - De ouders worden geïnformeerd over het probleem en de bedachte oplossingen. De ouders van de pester worden gewezen op hun taak als opvoeder. 3. Indien blijkt dat de afspraken niet worden nagekomen, kunnen er bestraffende maatregelen worden genomen. Hierbij kan worden gedacht aan het binnenhouden in de pauze van de pester, laten nablijven, een schriftelijke opdracht geven over pesten, enz. Hier start de leerkracht echter niet mee: de leerling moet de kans krijgen zijn gedrag aan te passen. Naast bovenstaande maatregelen in de groep, neemt de leerkracht ook de volgende punten in beraad: De leerkracht bevraagt zichzelf over het eigen functioneren. Hoe is de eigen houding naar de klas en eventueel specifiek naar bepaalde leerlingen? Hoeveel ruimte en verantwoordelijkheid krijgen de leerlingen zelf? Hoe veilig zijn de leerlingen in de klas? Waar nodig brengt de leerkracht wijzigingen aan in het eigen functioneren. Komt de pestsituatie (bij zowel de pester als de gepeste) vooral voort uit onzekerheid, gebrek aan weerbaarheid, minimale sociale vaardigheden, gebrek aan inlevingsvermogen? Dit wordt besproken met de IB. Daarna wordt met ouders gesproken over een eventuele training bij bijvoorbeeld Context of het Riagg. Alle signalen en acties die worden ondernomen, worden genoteerd in Parnassys onder het kopje “Pestprotocol”. Wat als het pesten niet stopt? Als bovenstaande aanpak niet het gewenste effect heeft, treedt het gedragsprotocol in werking. Dit protocol is te vinden in het schoolplan en de schoolgids. 118 9.7 Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling Mariaschool De Mariaschool is verantwoordelijk voor een goede kwaliteit van onderwijs aan leerlingen en dit is ook aan de orde in geval van leerlingen die vermoedelijk te maken hebben met huiselijk geweld of kindermishandeling. Van beroepskrachten werkend op de Mariaschool mag verwacht worden dat zij in alle contacten met ouders en leerlingen attent zijn op signalen die kunnen duiden op huiselijk geweld of kindermishandeling en dat zij effectief reageren op deze signalen. Alle leerkrachten zijn dan ook getraind door the Next Page om dit ook op een juiste wijze te kunnen signaleren. Op basis van deze gegevens zijn wij tot het samenstellen van een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling gekomen. De signaleringskaart is opgenomen in het jaardraaiboek van de school. Van iedere beroepskracht wordt verwacht van deze signaleringskaart kennis te nemen. Tevens is er in de school een aandacht functionaris opgeleid. De aandacht functionaris van de Mariaschool is Astrid Haasdijk. Hoe te handelen als je een/ of meerdere signalen herkent. Stap 1: Beschrijf de signalen zo concreet en feitelijk mogelijk en leg dit vast in Parnassys. Stel de intern begeleidster hiervan direct op de hoogte. In overleg met directie en ib wordt vastgesteld of er een (pre) signaal afgegeven moet worden in Sisa. Indien dit daadwerkelijk het geval is geeft de directie het ( pre)signaal af en stelt de ouders daarvan op de hoogte indien er geen direct gevaar is voor personen binnen het gezin en in en rond de school. Stap 2: De signalen worden besproken in het SMW overleg zodat wij de signalen goed kunnen duiden. Eventueel kan de schoolmaatschappelijk werkster advies inwinnen bij AMK of ASHG. Bij dit gesprek zijn leerkracht, smw en ib betrokken. Hiervan wordt verslag gemaakt in Parnassys door de leerkracht. Indien nodig en mogelijk wordt dit besproken binnen het ZAT. Stap 3: Na duiding van de signalen gaan de intern begeleider en directie in gesprek met de ouders. Hiervan wordt verslag gemaakt in Parnassys door de intern begeleider. Stap 4: Op basis van dit gesprek, de signalen en adviezen wordt gekeken naar: 1) Vrijwillige hulpverlening omdat ouders daartoe de noodzaak inzien. Deze hulp wordt in gezet via SMW en wordt gevolgd door terugkoppeling in het overleg ZAT. 2) Er is geen ingang voor hulpverlening . Er wordt een AMK melding gedaan. Dit wordt aan de ouders kenbaar gemaakt. Er volgt een definitief signaal in SISA. Ook hier wordt de melding gevolgd en wordt er geïnvesteerd om het contact met de ouders te behouden. Van beide stappen wordt verslag gelegd in Parnassys. 119 10 meerjarenbeleidsplan Organisatorische ontwikkelingen 9 meerjarenbeleidsplan De Mariaschool werkt met de methodiek van Stichting Leerkracht. Samen elke dag een beetje beter. De Mariaschool heeft een vaste ritmiek ontwikkeld om met elkaar te werken aan een professionele cultuur. Onderstaande plannen zijn door de leerkrachten zelf ontwikkeld op de studiedag van 23 mei 2014. De ritmiek waaraan wij met elkaar werken om onderstaande punten te realiseren zijn: 2 x per week een bordsessie waarin doelen en acties met elkaar geformuleerd worden en er afspraken over lesbezoeken en lesvoorbereidingen gemaakt worden. 1 x per 2 weken kijken we bij elkaar in de klas en geven elkaar daar feedback op. 1 x per 2 weken bereiden wij samen een les voor om van en met elkaar te leren. 1 x per week is er ruimte voor een teamsessie om discussiepunten of ontwikkelingen met elkaar door te spreken. Organisatorische ontwikkelingen Heterogene kleutergroepen waarin gewerkt wordt met een beredeneerd leerstof aanbod fase jaar Omschrijving Consolideren 2014-2015 S: Alle KIJK lijnen zijn ingevoerd en vormen de basis voor een beredeneerd leerstofaanbod voor iedere leerling en deze manier van werken is bekend in de gehele school. M:De KIJK lijnen worden twee jaarlijks ingevoerd in de webbased omgeving. Door middel van het observatieschema worden doelen vastgesteld voor de groepsplannen. De groepsplannen worden op basis van observaties bijgesteld en volgens de zorgkalender besproken. A: Het werken met de KIJK lijnen geeft leerkrachten de mogelijkheid om doelgericht aanbod te verzorgen op tenminste drie niveaus in de groep. De manier van werken geeft leerkrachten houvast om de ontwikkeling van de leerlingen te kunnen volgen en om een uitdagende leeromgeving te kunnen creëren waarin spelontwikkeling centraal staat. R: leerkrachten hebben inzicht in wat een betekenisvolle hoek is middels een kijkwijzer en zijn bekend met de doelen en kunnen adhv deze doelen een beredeneerd aanbod doen. T: er is een systeem van observeren ontwikkeld en er zijn duidelijke planningen waarin de doelen centraal staan. Er is een webbased programma waarin systematisch wordt bijgehouden welke doelen nodig zijn voor de zone van naaste ontwikkeling. borging 2015-2016 borging 2016-2017 De gemaakte afspraken in schooljaar 2014-2015 en bijstellingen die uit evaluatie naar voren zijn gekomen worden ingevoerd. De leerlingen blijven gevolgd worden met de KIJK lijnen en het onderwijsaanbod is doelgericht voor ieder kind. De gemaakte afspraken in schooljaar 2015-2016 en bijstellingen die uit evaluatie naar voren zijn gekomen worden ingevoerd. De leerlingen blijven gevolgd worden met de KIJK lijnen en het onderwijsaanbod is doelgericht voor ieder kind 120 Zelfstandig werken fase consolideren jaar 2014-2015 borging 2015-2016 boring 2016-2017 Leertijduitbreiding fase jaar borgen 2014-2015 Omschrijving S:In groep 1 t/m 8 wordt er zelfstandig gewerkt met als doel kinderen zelfstandigheid te laten ontwikkelen en verantwoordelijkheid te geven over het eigen leerproces. M: twee maal per week minimaal 2 uur wordt er in groep 1 t/m 8 zelfstandig gewerkt met een aanbod aan moet en mag taken Er is aanbod op niveau, er zijn looprondes zichtbaar in de groep, de materialen liggen op een makkelijke plaats en er zijn uitdagende doelgerichte hoeken met een variatie aan werkvormen. De regels hangen duidelijk zichtbaar in de groep en elke groep maakt gebruik van het vraagtekenkaartje en kinderen gebruiken een planningsformulier vanaf groep 4. A: De leerkracht kent de doelen per vakgebied en maakt bewuste keuzes met betrekking tot de moet en mag taken binnen het zelfstandig werken. De leerkracht gebruikt coöperatieve werkvormen en geeft de leerlingen de verantwoordelijkheid door ze te betrekken bij de eigen leerdoelen. R: Kinderen kunnen plannen, kinderen kunnen prioriteiten stellen, en weten wat er van ze verwacht wordt. De leerkracht kan differentiëren tijdens het zelfstandig werken en zo aan pedagogische en didactische onderwijsbehoeften tegenmoet komen. Tijdens bord en teamsessies kan er gewerkt worden aan het vergroten van de vaardigheden van leerkrachten. T: Aan het einde van het schooljaar wordt er eenduidig gewerkt met de afspraken omtrent het zelfstandig werken zoals vastgesteld . Naar aanleiding van de observaties en teamsessies worden afspraken bijgesteld en zal borging van het zelfstandig werken plaatsvinden. Naar aanleiding van de observaties en teamsessies worden afspraken bijgesteld en zal borging van het zelfstandig werken plaatsvinden Omschrijving S: techniek, kunst, muziek en sport zijn uit het reguliere curriculum gehaald zodat er meer leertijd taal, rekenen, sociaal emotionele ontwikkeling mogelijk is voor de leerkracht om gestelde doelen te kunnen behalen. M: alle leerlingen krijgen tenminste 6 uur leertijduitbreiding ten einde de opbrengsten op het landelijk gemiddeld niveau te krijgen op de gebieden taal, lezen, rekenen en spelling. A: Door de regelmaat in de schooltijden en meer tijd 121 borging 2015-2016 Lekker Fit fase implementeren jaar 2013-2014 consolideren 2015-2016 voor de kernvakken hebben de leerkrachten overzicht over de aan te bieden doelen. Door specifieke vakkrachten in te zetten krijgen kinderen een kwalitatief goed aanbod waarmee zij ook andere talenten van zichzelf kunnen ontdekken. R: Dit aanbod kan zolang de subsidieregeling van Beter Presteren van de gemeente Rotterdam geldig blijft en voortgang krijgt. T: Aan het einde van het schooljaar hebben alle leerlingen tenminste iedere week 6 uur leertijduitbreiding ontvangen en hebben zij onderwijs genoten van vakkrachten waarbij de talentontwikkeling voortgang krijgt. Afhankelijk van de keuze van de gemeente Rotterdam wordt duidelijk of de leertijduitbreiding gehandhaafd blijft . Dit schooljaar zal duidelijk worden of de leertijduitbreiding effect heeft gehad. Wordt de 534 op de CITO eindtoets gehaald? De huidige groep 8 heeft dan volledig geprofiteerd van 4 jaar lang doelgericht onderwijsaanbod met leertijduitbreiding. Omschrijving S: Op de Mariaschool eten alle leerlingen in de kleine pauze fruit om een gezond eetpatroon te bevorderen. M:Uit twee meetmomenten per jaar blijkt dat alle leerlingen in de kleine pauze fruit nuttigen. A: Leerkrachten constateren dat veel leerlingen niet ontbijten maar de kleine pauze als ontbijtmoment gebruiken. In de groepen 1-2-3 is het fruitbeleid vanuit de peuterspeelzaal doorgetrokken. In de groepen 1-2-3 wordt al dagelijks fruit gegeten. R: Het gaat om bewustwording bij ouders. Veel ouders zijn zich niet bewust van de invloed van eten op de concentratie van de kinderen. Ouders zijn wel gemotiveerd en willen het beste voor het kind. Door in samenwerking met de diëtiste van Lekker Fit en de GGD gerichte voorlichting te geven wordt draagvlak gecreëerd bij de ouders. T: in januari 2015 eten alle leerlingen van de Mariaschool en groep 0 en peuterspeelzaal fruit in de kleine pauze. In juni 2015 is er een ouderbijeenkomst waarin het fruitbeleid geëvalueerd wordt en vindt er nog een meetmoment plaats. S: Alle kinderen op de Mariaschool eten in de kleine pauze fruit en nuttigen thuis een gezond ontbijt. M: Via de Lekker Fit meter blijkt dat het aantal leerlingen met overgewicht is afgenomen. Tevens vinden er twee jaarlijks meetmomenten waarin gekeken wordt of daadwerkelijk alle leerlingen fruit eten. A: Leerkrachten constateren dat veel leerlingen niet ontbijten maar de kleine pauze als ontbijtmoment gebruiken. In de groepen 1-2 is het fruitbeleid vanuit de peuterspeelzaal doorgetrokken. In de groepen 1-2 wordt al dagelijks fruit gegeten. Het belang van gezonde voeding wordt onderkent . 122 borging 2016-2017 Inhoudelijke ontwikkelingen Sociaal emotionele ontwikkeling fase jaar implementatie 2014-2015 consolideren 2015-2016 R: Het gaat om bewustwording bij ouders. Veel ouders zijn zich niet bewust van de invloed van eten op de concentratie van de kinderen. Ouders zijn wel gemotiveerd en willen het beste voor het kind. Door in samenwerking met de diëtiste van Lekker Fit en de GGD gerichte voorlichting te geven wordt draagvlak gecreëerd bij de ouders. T: in januari 2015 eten alle leerlingen van de Mariaschool en groep 0 en peuterspeelzaal fruit in de kleine pauze. In juni 2016 is er een ouderbijeenkomst waarin het fruitbeleid geëvalueerd wordt en vindt er nog een meetmoment plaats. Gemaakte afspraken worden geëvalueerd en indien nodig bijgesteld. Omschrijving S: De kinderen zijn zelfstandig, nemen verantwoordelijkheid, lossen problemen op en ze hebben het fijn. Ze voelen ze veilig. M: leerkrachten spreken alle leerlingen van de school aan. Iedere groep heeft een eigen bord waarin de doelen besproken worden. Er is een open communicatie tussen ouders en leerkrachten en tussen leerkracht en kinderen. Iedere week worden er twee sova lessen gegeven. Kinderen praten met elkaar, kinderen gaan respectvol met elkaar om en de schoolregels en afspraken hangen zichtbaar in de groep. Het gedragsprotocol wordt door iedereen gehanteerd. De leerkrachten zijn rolmodel. A: Welbevinden en betrokkenheid zijn essentieel om tot schoolsucces te komen. Er is een rustige sfeer in de hele school waarin kinderen tot leren komen. De kinderen kunnen zelfstandig problemen met elkaar oplossen. Pesten en agressie is niet aanwezig of wordt direct herkend. Vanuit herkenning wordt er gewerkt naar een oplossing. R: er is 2x 30 minuten opgenomen in het lesrooster ten behoeve van kinderen en omgaan met hun sociale talenten en in het jaardraaiboek staat de themaplanning voor het schooljaar. Leerkrachten beheersen teach technieken en durven verantwoordelijkheid te geven aan de kinderen en gesprekken met ouders aan te gaan omtrent het gedrag en houdt daarbij de schoolbrede aanpak centraal. De leerkracht weet hoe er gedragsregels geformuleerd kunnen worden met een groep. T: In ZIEN is het welbevinden van de groepen gestegen. Er vinden middels het bord LB plaats omtrent het aanspreken van kinderen en hierop wordt FB gegeven. Er vindt een teamsessie plaats omtrent het protocol en het opstellen van gedragsregels. Kinderen en omgaan met sociale talenten alsmede KLEUR worden ingezet. Naar aanleiding van de consultaties en teamsessies worden bijstellingen genoteerd in het jaardraaiboek 123 borging 2016-2017 Technisch lezen fase jaar borging 2014-2015 borging 2015-2016 borging 2016-2017 Begrijpend lezen fase jaar implementatie 2014-2015 en de fase van consolideren gestart. Borging door middel van consultaties en teamsessies worden bijstellingen genoteerd in het jaardraaiboek. Omschrijving S: Het jaarplan technisch lezen zoals omschreven in het jaardraaiboek wordt conform gemaakte afspraken uitgevoerd. Er wordt getoetst met de AVI en DMT schoolbreed. In groep 1-2 wordt gebruik gemaakt van de toetsen van Cor Aarnoutsen. M:De vaardigheidsscores worden in de groepsplannen opgenomen en de schooldoelstelling is bepaald op minimaal 20% Ien maximaal 20% V score per leerjaar. A: Kinderen op de Mariaschool eind groep 8 zijn AVI+ leerlingen. Kinderen hebben het recht op goed leesonderwijs ten einde hun toekomst perspectief in het VO te kunnen garanderen is het noodzakelijk een duidelijk leesbeleid te hanteren. Dit beleid is omschreven in het schoolplan. R: De leerkrachten onderkennen het belang en weten dat zij daarin een rolmodel zijn. De leerkrachten werken actief aan het leesbeleid mee en conformeren zich aan de gemaakte afspraken. Daarnaast kunnen zij de toetsen analyseren en indien nodig het onderwijsaanbod aanpassen en het lezen intensiveren. T: In januari en juni wordt het leesonderwijs besproken aan de hand van de behaalde resultaten gekoppeld aan de doelstellingen in de groepsplannen en de schooldoelstellingen. Dit vindt plaats in de opbrengstensessie. Indien nodig worden afspraken bijgesteld. De opbrengstensessie de klassenconsultaties zullen eventueel punten aan het licht brengen die bijstellen van afspraken noodzakelijk maakt. De opbrengstensessie de klassenconsultaties zullen eventueel punten aan het licht brengen die bijstellen van afspraken noodzakelijk maakt Omschrijving S: De methode Nieuwsbegrip wordt door alle leerkrachten in groep 4 t/m 8 conform gemaakte afspraken uitgevoerd. M: de vaardigheid score per groep wordt geformuleerd in de groepsplannen. De schooldoelstelling minimaal 20% I en maximaal 20% V score per leerjaar. Door klassenconsultaties worden de leerkrachtvaardigheden en de na te komen afspraken gevolgd. A: De leerkracht doet er toe. Zeker bij begrijpend lezen. Door het structureel toepassen van de 5 strategieën, de strategie van de week ook toe te passen in andere teksten en door hard op denken worden de vaardigheden van de kinderen vergroot. R: De methode nieuwsbegrip heeft een duidelijke 124 borging 2015-2016 borging 2016-2017 Woordenschat onderwijs fase jaar consolideren 2014-2015 borging 2015-2016 handleiding met heldere doelstellingen waarin de rol van de leerkracht expliciet benoemd wordt. De methode biedt alle kansen om goed begrijpend leesonderwijs vorm te geven. T: De groepen 4 t/m 8 werken met Nieuwsbegrip. Er vinden 2 klassenconsultaties plaats. Het groepsplan begrijpend lezen is essentieel voor doelgericht onderwijs en wordt opgesteld en geëvalueerd in samenspraak met de intern begeleider. Naar aanleiding van observaties worden de gemaakte afspraken indien nodig bijgesteld. Borging van de leerkrachtvaardigheden moet plaats blijven vinden door middel van klassenconsultaties. Naar aanleiding van observaties worden de gemaakte afspraken indien nodig bijgesteld. Borging van de leerkrachtvaardigheden moet plaats blijven vinden door middel van klassenconsultaties. omschrijving S: woordenschat van kinderen van groep 0 t/m 8 wordt vergroot. M:de resultaten op de woordenschat van Aarnoutsen zijn gemiddeld voor groep 1 en 2. De kinderen van groep 1-2 en 3 krijgen een beredeneerd aanbod vanuit LOGO 3000. Uit observaties in groep 4 t/m 8 blijkt dat woordenschat onderwijs een structureel aanbod kent binnen het leerstofaanbod en het zelfstandig werken. Er zijn woordwebben in alle groepen zichtbaar en labellen is in alle groepen aanwezig. Overal zijn woorden. De leerkracht denkt hardop en kinderen krijgen de gelegenheid actief woorden op te zoeken en de kinderen stellen vragen naar de betekenis van woorden. Woordenschat is zichtbaar bij alle vakken. A:De kinderen van groep 0 t/m 8 volgen de intensieve woordenschatlijn. Daarnaast zijn er concrete afspraken gemaakt om woordenschatspellen in te zetten tijdens het zelfstandig werken. De leerkrachten erkennen het belang van woordenschat onderwijs. R: woordenschatspellen zijn ontwikkeld, taalleesland kent de lijn woordspoor voor ieder leerjaar en er is een duidelijke leerlijn. Leerkrachten hebben inzicht in deze leerlijn en weten wat LOGO 3ooo is. De 4 takt van Verhallen wordt toegepast. Leerkrachten herkennen functiewoorden en kunnen deze toepassen en kunnen een logische samenhang tussen woorden creëren. T: Er zijn afspraken schoolbreed gemaakt over hoe we het zichtbaar maken en er worden drie teamsessies gepland om de 4 takt methodiek op te halen. Naar aanleiding van de afspraken vindt bijstelling van beleid plaats. En borging vindt plaats via klassenconsultaties. 125 borging 2016-2017 Naar aanleiding van de afspraken vindt bijstelling van beleid plaats En borging vindt plaats via klassenconsultaties. Rekenonderwijs Consolideren 2014-2015 S: De Wereld in Getallen is ingevoerd volgens de gemaakte afspraken in het jaardraaiboek en schoolplan. De leerkrachten kunnen werken met het RDHW model. De leerkrachten zijn in staat doelgericht rekenonderwijs vorm te geven. M: De vaardigheidsscores per groep worden vastgelegd in de groepsplannen en zijn minimaal boven de ondergrens van de inspectie. De streefdoelen worden helder omschreven in de groepsplannen. De schooldoelstelling per leerjaar is vastgesteld op minimaal 20% I en maximaal 20% V score. Door middel van klassenconsultaties wordt de kwaliteit van het rekenonderwijs gevolgd. A: Met de invoering van de methode hebben de leerkrachten resultaat gezien op de toetsen van de methode alsmede van CITO. Door de vergroting van kennis omtrent het rekenonderwijs is het competentiegevoel gestegen. Kinderen krijgen aantrekkelijk en goed rekenonderwijs. R: De methode wereld in Getallen biedt een duidelijke leerlijn voor alle leerkrachten. T: De voortgang van de resultaten worden besproken in de opbrengstenvergaderingen en terugkoppeling van leerkrachtvaardigheden vindt plaats in de teamsessies 4x per jaar en bewaking wordt gedaan door de reken coördinator samen met de intern begeleider. borging 2015-2016 borging 2016-2017 Door klassenconsultaties en besprekingen in vergadering vindt borging plaats. Door klassenconsultaties en besprekingen in vergadering vindt borging plaats Schrijfonderwijs fase consolideren jaar 2014-2015 Omschrijving S: Kinderen ontwikkelen een handschrift waarin zij zich schriftelijk kunnen presenteren. M: cijfers en letters worden op de juiste manier geschreven en in iedere groep hangt een letterkaart, cijferkaart. Voor iedere les is er een instructie en de leerkracht schrijft op de juiste manier op de borden. Kinderen hebben een goede schrijfhouding en penhantering. A: leerkrachten hebben de behoefte aan eenduidige afspraken omtrent het schrijfonderwijs ten einde kinderen een goed handschrift te laten ontwikkelen. R: leerkrachten schrijven zelf methodisch en weten hoe pengreep, schrijfhouding aangeleerd wordt en kunnen omgaan met zowel links als rechts hellend schrift. De leerkracht geeft instructie. T: Er worden afspraken gemaakt over schrijven en deze worden opgenomen in het jaardraaiboek en deze afspraken worden tijdens een teamsessie gemaakt. 126 Verzorging en netheid worden in alle vakken meegenomen. borging 2015-2016 borging 2016-2017 Nieuwe taalmethode fase jaar oriënteren 2014-2015 ouderbeleidsplan fase jaar consolideren 2014-2015 consolideren 2015-2016 borging 2016-2017 De gemaakte afspraken worden geëvalueerd in teamsessie en door middel van klassenconsultaties. De gemaakte afspraken worden geëvalueerd in teamsessie en door middel van klassenconsultaties. Omschrijving S: Er wordt op basis van onderzoek een taalmethode gekozen die past bij de doelen die school gesteld heeft. M: het onderzoek vindt plaats op basis van mogelijkheden voor gedifferentieerd werken, duidelijke werkwoordspelling en spelling lijn en technisch lezen is geïntegreerd en biedt de mogelijkheid tot zelfstandig werken. A: Voor het onderzoek is het noodzakelijk de referentieniveaus te kennen, de stappen van nieuwsbegrip mee te nemen en de mogelijkheden om op drie niveau’s een taalaanbod te doen. R: Er is een jaar de tijd om dit onderzoek zorgvuldig uit te voeren en te presenteren in de teamsessies. T: Aan het einde van het schooljaar is duidelijk om welke redenen een methode geschikt is voor de school en wordt de keuze bepaald. omschrijving S: het ouderbeleidsplan wordt door alle leerkrachten uitgevoerd. Ouders voelen zich betrokken bij het onderwijsleerproces van hun kind en tonen school ondersteunend gedrag. M: Er vinden kennismakingsgesprekken plaats, ouders worden gebeld met positief nieuws over hun kind, ouders en kind praten over school. rapportgesprekken vinden plaats met kind en ouder. A: leerkrachten hebben een open houding naar ouders en stimuleren kinderen om met ouders in gesprek te gaan. Leerkrachten betrekken ouders bij het onderwijs en past gesprekstechnieken toe. R:De oudermomenten staan jaarlijks vast. Kleine doelen worden meegenomen in de bordsessies. Ster van de dag wordt doorgegeven aan ouders, er is een ouder ideeënbusje in de ouderkamer. Leerkrachten weten hoe ouders te benaderen en te bereiken en te betrekken bij de ontwikkeling van het kind. T: Aan het einde van het schooljaar is 75% van de leerkrachten tevreden over de betrokkenheid van de ouders en heeft 100% van de leerkrachten tenminste 2x per jaar een extra gesprek gevoerd om ouders te stimuleren in hun onderwijsondersteunend gedrag. Naar aanleiding van de ervaringen wordt het ouderbeleidsplan eventueel bijgesteld. Naar aanleiding van de ervaringen wordt het ouderbeleidsplan eventueel bijgesteld. 127 128
© Copyright 2025 ExpyDoc