schoolplan 2014 - 2018

Schoolplan
van____________
Schooljaar 2014-2018
1
Inhoudsopgave
Onderwerp
1
Algemeen deel
1.1
schoolomgeving
1.2
Visie en Missie
1.3
Kwaliteitsbeleid
1.4
Organisatiestructuur
1.5
Vergaderstructuur
1.6
Financieel en materieel beleid
1.7
Verwijzingen
2 Aannamebeleidsplan
2.1
Passend onderwijs en zorgplicht
2.2
Toelatingsbeleid
2.2 a
Aanmelding
2.2 b
Besluitprocedure toelating-weigering
2.2 c
Niet behandelen aanmelding
2.2 d
Ontwikkelingsperspectief
2.2 e
Weigering
2.3
Overige juridische procedures
2.3.1
Tijdelijke geschillencommissie toelating en verwijdering
2.4
Aanmeldgegevens
2.5
Overgangsmomenten
3 Schorsen en verwijderen
3.1
Passend onderwijs
3.2
Schorsen
3.3
Verwijderen
4 Personeelsplan
4.1
IPB beleid
4.1a
uitwerking IPB beleid
4.1b
IPB cyclus en intervisie
4.1c
klassenconsultaties
4.1d
voortgangs,functionerings en beoordelingsgesprekken
4.1 e
dossiervorming
4.1f
omvang benoemingen
4.1g
beleid parttime werken
4.1h
verlofbeleid
4.2
normjaartaak
4.3
begeleiding en coaching studenten en lio-ers
4.4
nascholing teamleden
4.5
de MR
4.6
Arbo plan
5 Vakgebieden
5.1
Groep 1&2 Werken met KIJK en doelgericht Piramide
5.2
Nederlandse taal
5.3
Schrijven
5.4
Engels
5.5
Rekenen en Wiskunde
5.6
Oriëntatie op jezelf en de wereld
5.7
Catechese
5.8
bevordering gezond gedrag/sociale redzaamheid/verkeer
5.9
Techniek
5.10
ICT
5.11
Kunstzinnige oriëntatie
5.12
Muziek
5.13
Bewegingsonderwijs
5.14
Sociaal emotionele ontwikkeling
5.15
Afspraken zelfstandig werken
6 Voorschoolplan
6.1
groep 0
6.2
Werkwijze KIJK peuters en kleuters
7 Zorgplan
7.1
Passend onderwijs
7.2
Definitie van leerling met specifieke onderwijsbehoeften
7.3
Doelstellingen school
7.4
De inhoud van de zorgstructuur
7.5
Stappenplan verwijzing
7.5
De organisatie van de zorgstructuur
7.6
Overgang naar voortgezet onderwijs
7.7
Meldcode Huiselijk geweld
8 Brede Schoolplan
8.1
Organigram
8.2
beleidsplan ICT
blz
4
14
19
24
33
56
65
87
2
8.3
ouderbeleid
8.4
opvang
9 Protocollen
9.1
9.2
9.3
9.4
9.5
9.6
9.7
10
gedragsprotocol
schorsen en verwijderen
klachtenregeling
protocol informatieplicht gescheiden ouders
medicijnverstrekking en het verrichten van medische handelingen
pestprotocol
Meldcode huiselijk geweld
Meerjarenbeleidsplan en jaarplannen
Bijlagen: ondersteuningsprofiel
Jaarverslag
Kwaliteitshandboek
102
120
1
2
3
3
1. Algemeen deel
De Mariaschool valt onder de RVKO. De Rvko heeft een strategisch beleidsplan
geformuleerd welke de basis vormt voor ons meerjarenbeleidsplan.
RVKO strategisch beleidsplan 2014 – 2018
Missie en visie
Missie: waar staan we voor?
De Rotterdamse vereniging voor Katholiek Onderwijs biedt ouders en leerlingen
hoogwaardig, eigentijds primair onderwijs gebaseerd op een steeds vernieuwende
evangelische traditie en op persoonlijke betrokkenheid van een ieder.
We werken vanuit onze kernwaarden: vertrouwen, verantwoordelijkheid, verbondenheid,
zorg, hoop, verwondering, respect, gerechtigheid.
Visie: waar gaan we voor?
LEERLINGEN
Vanuit onze evangelische inspiratie bieden we elke leerling de kans om uit te groeien tot
'levenskunstenaar', een mens die in staat is ten volle te leven, met en voor anderen en
die om kan gaan met voorspoed en tegenslag.
We leren kinderen om verantwoordelijkheid te nemen voor zichzelf, voor anderen en voor
de omgeving. We zorgen voor het verwerven van kennis en vaardigheden en dragen naar
vermogen bij aan een voor elke leerling optimale en brede ontwikkeling.
ORGANISATIE
We zijn een organisatie waarin mensen binnen een helder kader hun
verantwoordelijkheid nemen, waar er ruimte is voor individuele en gezamenlijke
ontwikkeling, waar talenten tot recht komen, waar op respectvolle wijze wordt
samengewerkt en waarin onze waarden worden uitgedragen en nageleefd.
OMGEVING
We leveren een betekenisvolle bijdrage aan een betere wereld, waarin mensen hun
kwaliteiten en talenten ontwikkelen met zorg voor en in verbinding met de medemens.
Ambities 2014 - 2018
LEERLINGEN:
Ons onderwijs zorgt voor een maximaal leerrendement voor elke leerling.
We geven de leerlingen een goede start in de complexe werkelijkheid die op hen wacht.
De leeromgeving in onze scholen is stimulerend, kinderen komen er graag en voelen zich
er thuis. Kinderen worden uitgedaagd om zich maximaal te ontwikkelen en de resultaten
te behalen die bij hen passen. Het gaat hierbij zowel om veel kennis en vaardigheden
voor de kernvakken als om maximale ontwikkeling op andere gebieden: identiteit,
sociaal-emotioneel, creatief, cultureel en sport en beweging.
Op onze scholen is het onderwijsproces, de kwaliteitszorg , het pedagogisch- didactisch
handelen en leerlingenzorg op orde.
ORGANISATIE:
We zijn een professionele leer- en werkgemeenschap binnen een solide en wendbare
organisatie.
We hebben vakbekwame leerkrachten die levenslang leren en ontwikkelen in verbinding
met collega's. In onze leer- en werkgemeenschap spreken we elkaar aan, nodigen elkaar
uit, ondersteunen elkaar, nemen onze verantwoordelijkheid en leggen daar
verantwoording over af. We hebben schoolleiders die de leerling centraal stellen en die
resultaatgericht sturen vanuit onderwijskundig leiderschap.
Onze organisatie is betrouwbaar en flexibel. Onze mensen onderhouden met een grote
mate van discipline de basisstructuren en -systemen van onze bedrijfsvoering en ons
kwaliteitssysteem. Tegelijkertijd innoveren we om morgen nog beter te zijn.
4
OMGEVING:
We verbinden ons met onze omgeving en beïnvloeden die actief.
Onze scholen staan in verbinding met ouders/verzorgers en de buurt en die verbinding
wordt gekenmerkt door echte ontmoeting vanuit eigen en gezamenlijke
verantwoordelijkheid. Onze scholen tonen een duidelijke omgevingsgerichtheid en maken
dat zichtbaar door innoverend beleid dat inspeelt op een voortdurend ontwikkelende
maatschappij. Onze organisatie is een invloedrijke speler in het lokale en landelijke
onderwijsveld en komt -met als uitgangspunt de RVKO missie en visie- op voor de
belangen van de huidige en toekomstige leerlingen.
Van ambities naar richtinggevende uitspraken
Ambitie 1: Maximaal leerrendement voor elke leerling.
1. Onze scholen voldoen aan de voor de school vastgestelde kwaliteitsstandaarden en
indicatoren.
2. Er is passend onderwijs voor elke RVKO leerling, waarbij we geen kinderen buiten
sluiten.
3. Het onderwijs op de RVKO scholen is afgestemd op de ontwikkelingsbehoefte van de
leeftijdsgroep. Hierbij is er specifieke aandacht voor leeftijdsadequaat handelen bij het
jonge kind ( 2 – 8 jaar).
4. Er is een rijk aanbod op het gebied van brede ontwikkeling, waardoor elk kind de kans
krijgt om zich volledig te ontwikkelen.
5. Bij het verlaten van de school hebben de leerlingen zicht op hun eigen kwaliteiten en
ontwikkelingsmogelijkheden, dit met het oog op een succesvol vervolg van hun
schoolloopbaan.
Ambitie 2. Professionele leer- en werkgemeenschap binnen een solide organisatie.
1. Er is een RVKO leerlandschap voor duurzame professionalisering
2. Onze leiders zijn resultaatverantwoordelijke onderwijskundige leiders die, volgens het
subsidiariteitsprincipe, sturen op autonomie in verbondenheid.
3. RVKO medewerkers zijn zelfverantwoordelijke professionals die werken vanuit een
positieve grondhouding en voortdurend leren en ontwikkelen in verbondenheid met
collega's.
4. We zijn een duurzame en transparante organisatie en verantwoorden ons intern en
extern over inzet en prestaties.
5. Onze communicatielijnen zijn effectief en modern.
Ambitie 3. Verbinden met en beïnvloeden van onze omgeving.
1. Er is educatief partnerschap met ouders/verzorgers om de ontwikkeling van de
kinderen te versterken.
2. Iedere medewerker is in professionaliteit een representatieve vertegenwoordiger van
de RVKO.
3. Onze scholen betrekken de maatschappelijke, digitale context bij het realiseren van
onderwijsdoelen en al onze leerlingen verlaten mediawijs de basisschool.
4. De RVKO neemt deel aan en initieert overleg met partners in het lokale en
maatschappelijke veld en participeert actief in verbanden en organisaties, ook landelijk.
5. De RVKO is dé plek voor (wetenschappelijk) praktijkonderzoek in het primair
onderwijs.
5
Hoe doen we het? Onze besturingsfilosofie
We zijn een resultaatgerichte organisatie waarin vooraf heldere doelen worden bepaald
en de mensen zich verantwoorden over de voortgang van de werkzaamheden en de
behaalde opbrengsten in verantwoordingsgesprekken en rapportages. We hebben een
helder kader waarbinnen we sturen op autonomie in verbondenheid. We hanteren in de
hele organisatie het subsidiariteitsbeginsel, wat inhoudt dat hogere organisatielagen zo
min mogelijk taken en verantwoordelijkheden onttrekken aan lagere organisatielagen.
We werken volgens het principe 'pas toe' of 'leg uit'. We zijn duidelijk over onze ononderhandelbare doelen. Onze scholen hebben vanuit deze besturingsfilosofie met name
in het primaire proces veel ruimte voor eigen beleid. Tegelijkertijd kenmerkt RVKO zich
door een intensieve kwaliteitszorg in de scholen en in de ondersteunende diensten.
We willen meer .....
In plaats van ......
Mensbeeld: vertrouwen tenzij
Organisatie is een werkgemeenschap
Samen schitteren: teamplay
Subsidiariteitsprincipe als basis
Wie het weet mag het zeggen
Principe gedreven
Allround vakmanschap als basis
Meten als middel
Primaire proces centraal
Mensbeeld: wantrouwen altijd
Organisatie is een machine
Zelf willen schitteren
Hiërarchie als basis
Wie de baas is mag het zeggen
Regel gedreven
Functiesplitsing als norm: specialisatie
Meten als doel
Staf (aan)gestuurd
Jaarlijks wordt het betreffende jaarplan geëvalueerd en, indien nodig, de planning
bijgesteld. De verantwoording van de uitvoering van het jaarplan is jaarlijks o.a. terug te
vinden in het jaarverslag van de RVKO.
1.1 Schoolomgeving
Beschrijving van de wijk Delfshaven/Spangen
Spangen in Delfshaven is een vooroorlogse wijk, waarin veel culturen samen leven.
Meer dan driekwart van de bevolking is van allochtone afkomst.
Het is één van de armste wijken van Nederland, er zijn veel gezinnen met een lage
opleiding en een laag inkomen. Op dit moment zit Spangen in een overgangsfase.
Het komt los van het zeer negatieve beeld van de jaren tachtig en negentig en is de
afgelopen jaren nieuwe bewoners aan gaan trekken met een hogere sociaal economische
status.
Er zijn veel eenoudergezinnen. De meeste gezinnen doen het goed, maar de
professionals signaleren ook steeds meer multiproblem gezinnen.
De weg naar de hulpverlening is complex mede door de onduidelijkheid invoering nieuw
Jeugdstelsel.
De scholen zijn dynamisch en vitaal en betrokken bij de wijk. Er wordt goed onderling
samengewerkt ook met de wijkpartners. Voor ouders is er veel keus door de diversiteit
aan scholen.
De jeugd heeft veel potentie en talent en daar zou beter op aangesloten moeten worden.
Tegelijkertijd is ook een deel van de jongeren verantwoordelijk voor de overlast in de
wijk, waar veel bewoners ervaring mee hebben.
6
De school in de wijk
De Mariaschool werkt samen met de partners in de wijk. Door de recente bezuinigingen
zijn alle partners uit de wijk vertrokken en staat de school voor de uitdaging om nieuwe
relaties met onbekende partners op te bouwen en te communiceren wat nodig is voor
verdere opbouw van de wijk. De school werkt samen met Kiddoozz kinderopvang en
BSO, hefgroep Peuter en Co en de wijkagent.
Tevens worden de contacten met het CJG in geïntensiveerd om de ondersteuning voor
onze kinderen een meer preventief karakter te geven.
De Mariaschool is een Voorschool, samen met peuterspeelzaal Kaboutertjes van de
Hefgroep. De Mariaschool en de peuterspeelzaal Kaboutertjes werken samen met het
voorschoolprogramma Piramide. Daarnaast is er samenwerking door uitwisseling tussen
leidsters en leerkrachten en is er gestart met integratie in samenwerking door de
vorming van groep 0.
Ook met kinderdagverblijf de Kleurdoos, gevestigd naast de school, en BSO de Zeepbel
wordt steeds meer samengewerkt om de ontwikkeling van de kinderen in de leeftijd van
0 t/m 12 jaar zo goed mogelijk te stimuleren. Tevens is er in de school een speelotheek
gevestigd waarbij ouders met zeer jonge kinderen terecht kunnen voor lichte
opvoedingsvraagstukken alsmede het lenen van spelmateriaal. Ook met het voortgezet
onderwijs wordt intensief contact gezocht op het gebied van samenwerking en
uitwisseling.
Het gebouw
or de school ligt een grote speelplaats, gedeeltelijk ingericht als speeltuin
De Mariaschool is gevestigd in de deelgemeente Delfshaven in de wijk Spangen.
In het gebouw aan het Taandersplein bevinden zich de lokalen voor de groepen
0 tot en met 8 en drie peuterspeelzaalgroepen. Verder bevinden zich hier de receptie, de
interne begeleiding, de ouderkamer, teamkamer, de gemeenschapsruimte en twee
speellokalen. Hier bevindt zich ook een afgesloten buitenspeelplaats.
De leerling-populatie
De Mariaschool kenmerkt zich vooral door de veelkleurige populatie.
Met name van oorsprong Marokkaanse, Turkse en Kaapverdische kinderen en ouders
bezoeken onze school. Er is een flinke terugloop van het totaal aantal kinderen en
ouders die onze school bezoeken. Dit komt vooral door trek naar andere gemeenten:
Overschie en Schiedam en door de behuizing in de wijk.
De gezinnen zijn relatief nog erg groot en de huizen relatief klein. Er is tevens nog een
grote doorstroom in de wijk. Dit ondanks grote investeringen in de aanpassing van de
bebouwing.
Aantal leerlingen op 1 oktober 2013 bedraagt 192. De kinderen zijn verdeeld over 9
groepen. De groepen zijn ingedeeld volgens het leerstofjaarklassen systeem.
7
De verdeling van het leerling-gewicht op de Mariaschool is op 1-10-2013 als volgt:
leerling-gewicht
0
0.3
1.2
aantal
97
27
68
Hieronder een overzicht van het land van herkomst van de kinderen.
37 kinderen van de Mariaschool hebben een niet Nederlandse Nationaliteit.
Schema land van herkomst 1-10-2013
Land van herkomst
Nederland
Aruba
Kaapverdië
Marokko
Antillen
Niet Engelstalig land
buiten Europa
Portugal
Suriname
Turkije
Voormalig
Joegoslavië
Spanje
aantal
27
6
7
53
9
16
7
10
51
5
1
54 kinderen van de Mariaschool wonen in een eenoudergezin. De Mariaschool heeft
kinderen uit 9 postcode gebieden wat betekent dat de Mariaschool en het School
Maatschappelijk Werk voor de uitdaging staan met 9 wijkteams te communiceren
omtrent de hulpverlening.
1.2

Visie en Missie Mariaschool
Missie
De Rotterdamse Vereniging voor Katholiek Onderwijs biedt ouders en leerlingen
hoogwaardig, eigentijds primair onderwijs, gebaseerd op een zich steeds
vernieuwende evangelische traditie en op persoonlijke betrokkenheid van een ieder.
Wij werken vanuit onze kernwaarden: vertrouwen , verbondenheid, zorg, hoop,
verwondering, respect en gerechtigheid. De RVKO heeft een strategisch beleidsplan
ontwikkeld waarin richtinggevende uitspraken zijn gedaan omtrent leerlingen,
organisatie en omgeving. Deze uitspraken geven richting aan ons handelen en zijn
verweven in ons handelen welke omschreven staat in dit schoolplan. Het strategisch
beleidsplan ligt ter inzage bij de directie en is te vinden op de website van de RVKO.
Wij bieden elke leerling de kans om uit te groeien tot “levenskunstenaar” een mens
die in staat is ten volle te leven, met en voor anderen en die om kan gaan met
voorspoed en tegenslag. We leren kinderen om verantwoordelijkheid te nemen voor
zichzelf, voor anderen en voor de omgeving. Dit doen wij gebaseerd op de volgende
pijlers.
8
Onderwijskundige Visie
Wij op de Mariaschool bouwen deze hoogwaardige voorzieningen op drie pijlers.
1. Kwalitatief goed onderwijs waarin kinderen de kans krijgen uit te groeien tot
levenskunstenaars.
2. Goede sfeer waarin kinderen leren zelf verantwoordelijkheid te nemen voor zichzelf,
voor anderen en voor de omgeving.
3. Talentenontwikkeling
Wij vinden daarbij belangrijk dat :
· kinderen de Nederlandse taal goed leren beheersen.
· wij de ontwikkeling van kinderen volgen door toetsen en observaties om het
onderwijs zo goed mogelijk af te stemmen op de onderwijsbehoeften van uw kind.
· wij extra zorg bieden voor leerlingen die dat nodig hebben. M.b.v. de kennis
die wij hebben omtrent de projecten KANS en TALENT en door het
handelingsgericht werken .
· het onderhouden van goede contacten met ouders.
· goede omgangsvormen, omdat een goed voorbeeld helpt bij het volgen hiervan.
Kwalitatief goed onderwijs trachten wij te realiseren door te werken met:
- het directe instructiemodel waarin wij tegemoet kunnen komen aan
handelingsgericht en opbrengstgericht werken
- door goede vaardige leerkrachten in te zetten
- door het monitoren van opbrengsten
- door leerlingen verantwoordelijk te maken voor hun eigen leerproces.
Een goede sfeer trachten wij te realiseren door:
- heldere regels te hanteren, waarin goede omgangsvormen centraal staan
- door samen dezelfde taal te spreken
- door afstemming van ontwikkelingsbehoeften van kinderen
- door het opzetten en onderhouden van een goede samenwerking met ouders.
- door kinderen te betrekken bij het leerproces en ze daar verantwoordelijkheid voor te geven.
Aandacht daarbij voor het hanteren van goede gespreksvaardigheden van zowel
leerkracht als ouders. In ons gedragsprotocol staan de regels en afspraken voor
leerkrachten, ouders en leerlingen die ons daarbij ondersteunen.
Talentenontwikkeling stimuleren wij:
- door leerlingen te betrekken bij de keuzes die zij maken,
- door leerkrachten te helpen bij het herkennen van talent en dit te stimuleren en
ontwikkelen en door ouders hierbij te betrekken.


Identiteit
Wij zijn een Rooms Katholieke school en willen vanuit deze levensovertuiging ons
onderwijs inhoud geven. Een school is meer dan alleen maar leren en presteren.
Er is meerwaarde, en die vindt de RVKO in het evangelie.
Deze inspiratiebron leert vooral het geloof in een betere wereld.
Op school is de RVKO bezig met de vorming van mensen, die nog een groot deel van
hun leven voor zich hebben, en die de toekomst inkijken. Voor die toekomst wordt
geprobeerd dat geloof in een betere wereld mee te geven. Dat wordt gerealiseerd
door vieringen en catecheselessen, maar vooral door het scheppen van een
opvoedingsklimaat met waarden en normen, van een speciale sfeer, waarin
verdraagzaamheid, solidariteit, zorg voor zwakkeren, aanwezig zijn voor vreugde en
verdriet en respect voor elkaars cultuur en levensovertuiging kunnen worden
beproefd.
Sociale competentie, normen en waarden en burgerschap.
9
Wij onderschrijven artikel 8 in de wet Primair Onderwijs waarin staat dat het
onderwijs mede gericht is op de bevordering van actief burgerschap en sociale
integratie.
Wij willen de culturele kennis en achtergrond die de kinderen zelf meebrengen in de
klas gebruiken en besteden aandacht aan de verscheidenheid aan
levensbeschouwelijke en maatschappelijke waarden, zoals deze in onze multiculturele
samenleving spelen.



We onderkennen hierbij 3 domeinen:
Democratie (gelijke behandelingen, solidariteit, kritische houding t.a.v.
maatschappelijke kwesties).
Participatie (je mede verantwoordelijk voelen voor je buurt, het milieu, de school, de
vereniging)
Identiteit (waarderen en respecteren van verschillen, herkennen van discriminatie,
omgaan met vrijheden en beperkingen)
1.3
Kwaliteitsbeleid
Net als alle andere scholen binnen de RVKO hanteren ook wij voor team, ouders en
leerlingen het INK model. Aan de hand van enquêtes meten wij hoe deze geledingen de
kwaliteit van onze school ervaren. De bevindingen dienen mede als leidraad voor het
opstellen van ons vier jarenplan.
Binnen het bestuur is een managementinformatiesysteem afgesproken waar wij als
school verantwoording afleggen over ons handelen en informatie geven over de
opbrengsten van ons onderwijs. De kwaliteitseisen zijn verenigingsbreed vastgesteld, en
beschreven in het directie vademecum. Deze betreffen zowel de kwaliteitseisen van de
Inspectie van het Onderwijs als eigen bestuurlijke eisen. Minimaal twee maal per jaar
vinden over de opbrengsten monitorgesprekken plaats tussen schooldirectie en
bovenschools managers. Daarnaast stelt de school jaarlijks een jaarverslag op voor de
ouders.
Wij vinden een goede tweezijdige relatie met ouders belangrijk om daarmee samen te
zorgen voor een optimaal schoolklimaat voor onze kinderen.
- Wij willen een lerende organisatie zijn, wij leren van onszelf en van elkaar.
- in overleg met schoolteam, de MR en directie zijn de visie en missie van de school
bepaald en vastgelegd
Kwaliteitszorg in de school is te herleiden tot vijf vragen:
1) Doen we de goede dingen?
2) Doen we die dingen ook goed?
3) Hoe weten we dat?
4) Vinden anderen dat ook?
5) Wat doen we vervolgens met deze kennis?
Op school proberen we steeds om de “goede dingen nog beter te doen.”
Daarom is systematisch werken aan de kwaliteit van de school noodzakelijk.
Dat betekent: Het juiste beleid formuleren, de juiste handelingen verrichten en op de
goede manier evalueren of bereikt is wat de school wilde bereiken.
Precies dat is kwaliteitszorg; het geheel van samenhangend beleid, concrete
doelstellingen en goed management om de benodigde acties en controles uit te voeren.
Hiermee kan de school de gewenste kwaliteit systematisch leveren, borgen en
verbeteren.
Omdat kwaliteitszorg structureel samenhangt met en betrekking heeft op het handelen
van het personeel, is kwaliteitszorg gekoppeld aan de uitvoering van integraal
personeelsbeleid.
10
Sinds schooljaar 2008-2009 is in de scholen van de RVKO het kwaliteitsmodel van het
Instituut Nederlandse Kwaliteit (INK) operationeel en daarin zijn verschillende
instrumenten beschreven om planmatig en cyclisch de kwaliteit van het onderwijs en de
organisatie te meten en te verbeteren.
Tevens hanteren wij voor de kwaliteitszorg van ons didactisch handelen de trendanalyse
vanuit Parnassys. Door deze analyse jaarlijks in het team te bespreken formuleren wij
acties die de kwaliteit van ons onderwijs verdere impulsen geeft.
Via het INK zijn wij in staat een cyclisch beleid te voeren volgens het volgende model:
1.4
Organisatie structuur
Coordinator
en - Arbo
- Lezen
- LTU
- Lekker fit
- Voorschool
- Opleiding
- ICT
- Rekenen
Directie
Ib
PSZ leerkrachten gr 0-3
Onder
wijs
Onder
steunend
Personeel
Ib
leerkrachten 4-8
De directeur
De directeur is eindverantwoordelijk voor de gang van zaken op school. Zij is
verantwoordelijk voor het onderwijskundig, materieel en financieel beleid, de identiteit,
het personeelsbeleid, de leerlingenzorg en de interne en externe relaties.
11
De adjunct directeur
Zij voert in nauw overleg met de directeur directietaken uit. Zij vervangt de directeur bij
diens afwezigheid. Zij voert taken uit die van te voren zijn vastgesteld.
Intern begeleider
Is voor de groepsleraren aanspreekpunt indien zich problemen voor doen van
pedagogische/ didactische aard. De ib-er coördineert de leerlingenzorg, bewaakt de
kwaliteit van het onderwijs en draagt zorg voor professionele ontwikkeling van het team.
De ib-er vormt tezamen met de directie het MT
De groepsleraren
Zij zijn primair verantwoordelijk voor het geven van onderwijs aan de aan hun zorg
toevertrouwde kinderen en alle daarmee samenhangende taken. Zij zorgen voor een
goede, collegiale samenwerking en onderhouden contacten met ouders.
LTU coördinator
Zij is binnen de school verantwoordelijk voor correcte uitvoering van de LTU uren,
coördineert en stemt af met Lekker Fit leerkracht en SSV en onderhoud externe
contacten.
Reken coördinator
Zij is binnen de school verantwoordelijk voor de kwaliteit van het rekenonderwijs, door
kennis te delen met het team en borging van het beleidsplan rekenen.
ARBO coördinator
Zij is binnen de school verantwoordelijk voor het ARBO beleid en coördinatie van de BHVers.
Leescoördinator
Zij is binnen de school verantwoordelijk voor kwalitatief goed leesonderwijs door kennis
te delen met het team en borging van het beleidsplan “lezen”.
De vakleerkracht gym/ Lekker Fit coördinator
Verzorgt bewegingsonderwijs op onze school volgens een afgesproken rooster aan de
kinderen van groep 1 t/m 8. De vakkracht gym is tevens Lekker Fit coördinator en voert
een programma conform de gemaakte afspraken uit en onderhoud contacten met
externen met betrekking tot Lekker Fit.
Voorschool coördinator
Zij coördineert de afstemming tussen peuterspeelzaal kinderopvang en de groepen 1-2-3
van de Mariaschool en bewaakt de kwaliteit van het voorschoolplan.
Opleidingscoördinator
Zij is verantwoordelijk voor de toewijzing van PABO studenten en bewaakt de kwaliteit
van begeleiding door leerkrachten. Zij is aanspreekpunt bij problemen en onderhoud
externe contacten met de PABO.
ICT coördinator
Is aanspreekpunt voor externe relaties op het gebied van ICT. Is verantwoordelijk voor
het ICT beleidsplan en ondersteunt leerkrachten bij het onderwijsinhoudelijk proces op
het gebied van ICT.
De schoolmaatschappelijk werker
Zoekt samen met leraren en ouders naar oplossingen voor problemen die een optimale
ontwikkeling van het kind in de weg staan. Zij heeft hiervoor op een vast tijdstip overleg
met de intern begeleider. Afspraken kunnen via de intern begeleider met haar gemaakt
worden.
12
Het onderwijs ondersteunend personeel
In deze school werken extra mensen, die onder andere zorgen voor administratie,
huishouding en onderhoud van het gebouw.
De voorschoolassistent
Helpt kinderen in de groepen 1, 2 en 3 onder leiding en verantwoordelijkheid van de
groepsleerkracht.
De diëtiste
Ondersteunt ouders en leerlingen bij het behouden of behalen van een gezond gewicht
en een gezonde levensstijl behorende bij het programma Lekker Fit.
De logopediste
De praktijk aan de Mathenesserweg heeft eenmaal per week ook een behandelruimte op
school. De samenwerking tussen school en de logopedie praktijk wordt vormgegeven
door de intern begeleidster van de onderbouw.
1.5
Vergaderstructuur
De vergaderstructuur is als volgt opgebouwd.
MT overleg
1x per week vindt het MT overleg plaats. Vaste deelnemers van het MT overleg zijn de
directie en IB-ers. 1x per maand neemt de coördinator vanuit een van de disciplines
indien van toepassing deel.
Bordsessie
2x per week vindt er een bordsessie plaats waarbij kort wordt gekeken of de gestelde
doelen behaald zijn.
Teamsessie
1x per week vindt er een teamsessie plaats waarbij dieper wordt ingegaan op
inhoudelijke onderwerpen en schooldoelstellingen.
Groepsbesprekingen
3 x per jaar worden groepsbesprekingen gevoerd en naar aanleiding hiervan volgt voor
individuele leerlingen een leerling-bespreking.
1.6




Financieel en materieel beleid
Vanuit de rijksoverheid wordt een Lumpsumvergoeding gegeven gerelateerd aan het
leerlingaantal. Binnen de RVKO is er een verdeling van deze inkomsten gemaakt in
een bestuursdeel, een deel voor personele inzet en personeelsbeleid (zie
formatieplan) en een deel voor materieel beleid (zie eenjarige en meerjarige
begroting). Ons administratiekantoor Dyade draagt zorg voor de bewaking van de
budgetten, een juiste administratie en een inventarisoverzicht.
De (vrijwillige) ouderbijdragen komen voort uit school- en kampgeld. Hiervan wordt
een financieel verslag gemaakt, dat als leidraad dient voor de nieuwe begroting en
deze wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de MR.
Het gebouwbeheer is in handen van WPS.
Er is een inventarisatie van alle materialen aanwezig in magazijnen en groepen.
Er zijn afspraken gemaakt omtrent de zorg voor materialen.
13
1.7
Verwijzingen
 Schoolgids
 Het directievademecum van de RVKO
 Ontruimingsplannen voor ieder gebouw
 Het zorgplan WSNS
 Begroting en Formatieplan
 Jaardraaiboek
 Rooster Leertijduitbreiding
2 Aannamebeleidsplan
2.1.
Passend Onderwijs en zorgplicht.
Op 1 augustus 2014 wordt de wet passend onderwijs van kracht. Doel van de wet is dat
alle kinderen, dus ook kinderen die extra ondersteuning in de klas nodig hebben, een
passende onderwijsplek krijgen. De essentie van het onderwijs blijft hetzelfde: iedere
leerling uitdagen het beste uit zichzelf te halen. Het belang van de leerling staat centraal.
Met de invoering van passend onderwijs krijgen scholen/schoolbesturen een zorgplicht.
Zorgplicht betekent dat de scholen/schoolbesturen er voor moeten zorgen dat ieder kind
dat op hun school zit of dat bij hun school aangemeld wordt, een passende onderwijsplek
krijgt, bij voorkeur binnen het eigen samenwerkingsverband.
Voorheen moesten ouders van een kind dat extra ondersteuning nodig heeft, zelf op zoek
naar een geschikte school. Vanaf 1 augustus 2014 melden ouders hun kind aan bij de
school van hun keuze en heeft de school de verantwoordelijkheid om het kind een
passende onderwijsplek te bieden.
Als een kind dat extra ondersteuning nodig heeft bij een school is aangemeld, is de
betreffende school verplicht om eerst te kijken of zij het kind de extra ondersteuning kan
bieden. Het schoolondersteuningsprofiel van de school vormt daarbij het uitgangspunt.
Kan de school zelf geen passende onderwijsplek bieden, dan wordt gekeken naar een
andere school, bij voorkeur binnen het samenwerkingsverband, die de juiste
ondersteuning kan bieden. Onder een andere school wordt ook een school voor het
speciaal (basis) onderwijs verstaan.
Met de invoering van passend onderwijs, en dus de zorgplicht voor scholen c.q.
schoolbesturen, is een aantal artikelen in de WPO gewijzigd. Deze artikelen gaan onder
meer over de aanmelding, de toelating, de weigering, het ontwikkelingsperspectief, de
bezwaar- en beroepsprocedures, de instelling van een tijdelijke geschillencommissie,
schorsen en verwijderen. Al deze onderdelen zullen op de volgende pagina’s worden
uiteengezet.
2.2
Toelatingsbeleid
2.2a Aanmelding
In onderstaande aanmeldingsprocedure zijn alle wettelijke bepalingen omtrent de
aanmelding opgenomen.
De aanmeldingsprocedure is als volgt:
Ouders dienen hun kind minimaal 10 weken voordat het kind zou moeten starten bij
de school aan te melden, tenzij er gegronde omstandigheden zijn waardoor dat niet
mogelijk is. Dit laatste is ter beoordeling van de directie van de school.
Ouders kunnen hun kind aanmelden vanaf de dag waarop het kind 3 jaar wordt.
Voordat een kind 3 jaar is, kunnen ouders een vooraanmelding doen bij de school.
De school beslist in principe binnen zes weken na aanmelding over de toelating van
het kind.
14
-
-
-
-
-
Indien deze beslissing niet binnen zes weken genomen kan worden, mag de school de
termijn eenmalig verlengen met vier weken. De school deelt dit schriftelijk aan de
ouders mee.
Een kind wordt schriftelijk door de ouder(s) aangemeld bij de school van voorkeur.
Dit kan o.a. door het invullen en ondertekenen van een aanmeldformulier dat via de
website van de school te downloaden is of op te halen is bij de school. Ouders dienen
daarbij alle relevante informatie over hun kind kenbaar te maken, ook gegevens
betreffende stoornissen of handicaps van het kind of (te verwachten) beperkingen in
de onderwijsparticipatie. Tevens dienen ouders aan te geven of het kind bij meerdere
scholen is aangemeld, en zo ja, welke de eerste school van aanmelding is. Op de
eerste school van aanmelding rust namelijk de zorgplicht.
Als de school de schriftelijke aanmelding ontvangen heeft, stuurt zij een bevestiging
van ontvangst naar de ouders en nodigt de ouders uit voor een gesprek. Het is
raadzaam dat het betreffende kind bij dat gesprek aanwezig is, dit om het kind ook
daadwerkelijk te zien.
Indien ouders niet in staat zijn om de aanmelding op schrift te stellen, wordt het
aanmeldformulier tijdens het kennismakingsgesprek samen met de ouders ingevuld.
De school bepaalt of het een kind betreft dat al dan niet extra ondersteuning nodig
heeft, of dat er nader onderzoek gewenst is. Onder extra ondersteuning mag niet
worden verstaan ondersteuning ter bevordering van de beheersing van de
Nederlandse taal met het oog op het voorkomen en bestrijden van
onderwijsachterstanden.
De school kan aan ouders aanvullende gegevens vragen die betrekking hebben op de
ondersteuning. Het is raadzaam deze informatie schriftelijk te vragen.
Voor nader onderzoek moeten ouders toestemming geven.
Bijzondere scholen kunnen beslissen een aanmelding voor toelating niet te
behandelen , indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn en
ouders in de gelegenheid gesteld zijn deze informatie alsnog aan te vullen (zie 2.2.1).
2.2b Besluitvorming toelating – weigering
In deze fase wordt een besluit genomen over de in behandeling neming, de (tijdelijke)
toelating, de weigering en het ontwikkelingsperspectief.
De school moet binnen maximaal 10 weken na aanmelding een besluit nemen en deze
aan de ouders kenbaar maken. Er zijn verschillende opties mogelijk:
1. een aanmelding wordt niet in behandeling genomen (zie 2.2.1);
2. het kind heeft geen extra ondersteuning nodig en er is geen sprake van een
specifieke grond tot weigering (zie 2.2.3 – ad1): het kind wordt ingeschreven en
toegelaten tot de school;
3. het kind heeft wel extra ondersteuning nodig, de ondersteuning past binnen het
ondersteuningsprofiel van de school en er is overeenstemming over het
ontwikkelingsperspectief (zie 2.2.2): het kind wordt ingeschreven en toegelaten
tot de school;
4. het kind heeft extra ondersteuning nodig, deze ondersteuning past in principe
binnen het ondersteuningsprofiel van de school, maar ouders en school kunnen
geen overeenstemming bereiken over het ontwikkelingsperspectief en derhalve
wordt het geschil voorgelegd aan de Tijdelijke Geschillencommissie (zie 2.3.1);
5. de school acht nader onderzoek wenselijk c.q. noodzakelijk;
6. de school wil het kind weigeren (zie 2.2.3).
Wanneer de school de totale termijn van tien weken na aanmelding overschrijdt en het
kind heeft de toelatingsleeftijd voor het onderwijs bereikt, wordt het kind (tijdelijk)
geplaatst en ingeschreven. Ook dit moet schriftelijk beargumenteerd aan de ouders
kenbaar gemaakt worden.
Indien tijdens een tijdelijke plaatsing besloten wordt tot toelating, dan wordt de tijdelijke
plaatsing omgezet in een definitieve plaatsing. Ouders worden hierover schriftelijk
geïnformeerd.
15
Indien tijdens een tijdelijke plaatsing besloten wordt tot weigering, dan wordt de
tijdelijke plaatsing beëindigd en wordt de leerling uitgeschreven met ingang van de dag
die volgt op de dag waarop de toegang wordt geweigerd. Ouders worden hierover
schriftelijk geïnformeerd.
2.2.c Niet behandelen aanmelding
Bijzondere scholen kunnen beslissen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden
onvoldoende zijn en ouders in de gelegenheid zijn gesteld deze informatie aan te vullen,
een aanmelding voor toelating niet te behandelen.
De procedure is als volgt:
Ouders dienen bij de aanmelding alle relevante informatie over hun kind kenbaar te
maken, ook (te verwachten) beperkingen in de onderwijsparticipatie.
Naar het oordeel van de school zijn de verstrekte gegevens en bescheiden
onvoldoende voor de beoordeling van de aanmelding of voor de voorbereiding van de
toelatingsbeslissing.
Ouders worden schriftelijk in de gelegenheid gesteld binnen twee weken na de
kennisgeving de aanmelding aan te vullen. Het is raadzaam, om binnen de maximale
termijn van tien weken te blijven, dit uiterlijk vier weken na aanmelding kenbaar te
maken.
Wanneer de school de totale termijn van tien weken overschrijdt en het kind heeft de
toelatingsleeftijd voor het onderwijs bereikt, wordt het kind (tijdelijk) geplaatst en
ingeschreven. Ook dit moet schriftelijk kenbaar gemaakt worden.
Indien de aanvulling op de aanmelding onvoldoende is voor de beoordeling van de
aanmelding en de voorbereiding van de toelatingsbeslissing, of de daarvoor
verstrekte termijn is ongebruikt verstreken, dan kan de school binnen vier weken, na
de aan de ouders gestelde termijn voor aanvulling, het besluit nemen om de
aanmelding niet te behandelen. Dit besluit wordt schriftelijk aan de ouders kenbaar
gemaakt. In deze situatie is er voor de school geen zorgplicht.
In het schriftelijke besluit wordt ouders gewezen op de mogelijkheid om binnen zes
weken bij het bevoegd gezag ( de bovenschools manager) schriftelijk bezwaar te
maken tegen het besluit (zie 2.2.3 ad 3).
Van het schriftelijke besluit tot niet in behandeling nemen wordt altijd een kopie
gestuurd naar de bovenschools manager.
2.2.d Ontwikkelingsperspectief
Voor een kind dat extra ondersteuning nodig heeft dat past binnen het
ondersteuningsprofiel van de school, en dus in principe toegelaten wordt, stelt de school
een ontwikkelingsperspectief op. Hierin staat beschreven wat de verwachte
uitstroombestemming van het kind is, dus naar welke onderwijsdoelen gestreefd wordt,
en de onderbouwing daarvan. Tevens wordt hierin beschreven welke ondersteuning en
begeleiding het kind nodig heeft en hoe die wordt aangeboden. Er worden dus
vervangende onderwijsdoelen beschreven. Met het ontwikkelingsperspectief met eigen
leerlijn komt het bestaande handelingsplan te vervallen.
De school gebruikt voor het opstellen van het ontwikkelingsperspectief met eigen leerlijn
o.a. de medische gegevens, informatie over eerder verleende hulp en ondersteuning en
behaalde leerresultaten. Er wordt gekeken naar de thuissituatie en er worden eventueel
aanvullende observaties of onderzoek verricht. Voor nader onderzoek moeten ouders
toestemming geven.
Via het samenwerkingsverband kan mogelijk een extern deskundige worden
ingeschakeld.
Voor kinderen die ondersteuning krijgen die in het reguliere (basis)
ondersteuningsaanbod zit, zoals begeleiding bij dyslexie of kortdurende remedial
teaching, is geen ontwikkelingsperspectief met eigen leerlijn nodig.
De school voert op overeenstemming gericht overleg met de ouders over het opstellen
van het ontwikkelingsperspectief met eigen leerlijn. Het ontwikkelingsperspectief met
16
eigen leerlijn wordt uiteindelijk door de ouders en de school vastgesteld en ondertekend.
Het ontwikkelingsperspectief met eigen leerlijn wordt regelmatig, tenminste jaarlijks, met
de ouders geëvalueerd.
Indien ouders en school het niet eens kunnen worden over de inhoud van het
ontwikkelingsperspectief met eigen leerlijn, is er sprake van een geschil welke
voorgelegd kan worden aan de Tijdelijke Geschillencommissie. Dit vergt tijd en de
mogelijkheid bestaat dan dat de inschrijvingstermijn overschreden wordt. Ook dan geldt:
wanneer de school de totale termijn van tien weken overschrijdt en het kind heeft de
toelatingsleeftijd voor het onderwijs bereikt, wordt het kind (tijdelijk) geplaatst en
ingeschreven. Dit moet schriftelijk kenbaar gemaakt worden.
2.2.e Weigering
Indien de school het kind wil weigeren, moet de school op zoek naar een andere school
die wel een passend onderwijsaanbod kan bieden en die het kind ook kan en wil
plaatsen. Onder een andere school kan ook een school voor speciaal (basis) onderwijs
verstaan worden.
In het schriftelijke besluit om een kind te weigeren, dient duidelijk beargumenteerd
vermeld te worden:
1. de grond tot weigering;
2. welke andere school voor het kind gevonden is dat een passend onderwijsaanbod
kan bieden en waar het kind ook kan worden geplaatst; ouders worden
uitgenodigd om over het gevonden alternatief te komen overleggen;
3. ouders wordt gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken bij het bevoegd
gezag ( de bovenschools manager) schriftelijk bezwaar te maken tegen het besluit
(zie 2.2.3 ad 3).
Van het schriftelijke besluit tot afwijzing wordt altijd een kopie gestuurd naar de
bovenschools manager.
Ad 2.2e. De grond tot weigering
De grond tot weigering dient duidelijk beargumenteerd te worden.
Het is niet mogelijk in algemene zin aan te geven, als de school van mening is dat zij de
vereiste zorg niet kan bieden, wanneer een school een kind mag weigeren. Als
uitgangspunt geldt in ieder geval dat bij elke beslissing om een kind als leerling te
weigeren de individuele belangen van het kind tegen het algemeen belang van de school
moet worden afgewogen. Hierbij dient het schoolondersteuningsprofiel in acht genomen
te worden.
Gronden tot weigering:
Indien de ondersteuning die het kind nodig heeft niet past binnen het
ondersteuningsprofiel van de school, de school het kind geen passend
onderwijsprogramma kan bieden, of plaatsing een onevenredige belasting is voor de
school, kan de school het kind weigeren. In deze situatie heeft de school wel een
zorgplicht.
De leerling is op grond van zijn gedrag een bedreiging voor de veiligheid van andere
leerlingen. In deze situatie heeft de school wel een zorgplicht.
Een aanmelding kan geweigerd worden (geen zorgplicht) als er geen plaatsingsruimte
op de school aanwezig is. De school of de groep waar het kind voor aangemeld wordt
is vol. De school heeft dan geen opnameplicht. Voorwaarde is wel dat de school een
duidelijk en consistent aannamebeleid heeft en in haar ondersteuningsprofiel
aangeeft wanneer de school daadwerkelijk vol is.
De aanmelding kan geweigerd worden (geen zorgplicht) als ouders desgevraagd de
grondslag van de school weigeren te respecteren. Het gaat hier niet alleen om de
religieuze grondslag of levensbeschouwelijke identiteit, maar ook om de
onderwijskundige grondslag.
Bij de beoordeling van de eerste grond tot weigering spelen de volgende criteria een rol:
de groepsgrootte;
de samenstelling van de groep;
17
het effect op het onderwijs van de reeds aanwezige leerlingen;
deskundigheid van het personeel;
beschikbaarheid van het personeel (tekort, ziekteverzuim);
mogelijkheden van de begeleiding door de ouder;
benodigde middelen (kosten extra personeel);
gevergde aanpassingen in de organisatie, begeleiding en onderwijs.
Door de wettelijke zorgplicht van een school c.q. schoolbestuur zullen deze criteria
slechts in uitzonderlijke situaties een rol spelen. Er moet dan echt sprake zijn van een
onevenredige belasting voor de school. Die onevenredige belasting moet aantoonbaar
zijn. Het is raadzaam iets over deze criteria te vermelden in het
schoolondersteuningsprofiel.
Ad 2. Ander passend onderwijsaanbod
Hierbij gaat er om welke andere school, bij voorkeur binnen het samenwerkingsverband,
gevonden is dat een passend onderwijsaanbod kan bieden en waar het kind ook kan
worden geplaatst. Onder een andere school wordt ook een school voor het speciaal
(basis) onderwijs verstaan.
Ouders worden uitgenodigd om over het gevonden alternatief te komen overleggen
Voor de toelating van een kind tot het speciaal (basis) onderwijs is een
toelaatbaarheidsverklaring van het samenwerkingsverband nodig. Alleen
basisscholen of zorginstellingen kunnen een kind aanmelden bij de toelatingscommissie
van het samenwerkingsverband. Ouders kunnen dit zelf niet.
Als het samenwerkingsverband geen toelaatbaarheidsverklaring afgeeft, moet de school
waar de leerling is aangemeld of geplaatst op zoek naar een andere passende plek voor
het kind. De zorgplicht blijft bij de aanmeldingsschool of de school waar de leerling al zit.
Ad 3. Bezwaarprocedure
Ouders kunnen binnen zes weken bij het bevoegd gezag ( de bovenschools manager)
schriftelijk bezwaar maken tegen het besluit tot weigering en een besluit tot niet in
behandeling nemen van de aanmelding. Ook kunnen ouders bij weigering gelijktijdig met
een bezwaarprocedure het geschil aanhangig maken bij de Geschillencommissie Toelating
en Verwijdering (zie 2.3).
Bezwaarprocedure:
In het schriftelijke besluit tot weigering of het besluit tot niet in behandeling nemen
van de aanmelding is ouders gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken na
het kenbaar maken van het besluit schriftelijk bezwaar gemaakt kan worden bij het
bevoegd gezag ( de bovenschools manager).
Binnen drie werkdagen na ontvangst van het bezwaarschrift stuurt de bovenschools
manager een ontvangstbevestiging en, indien de bescheiden en gegevens
ontoereikend zijn, verzoekt de ouders aanvullende informatie te verstrekken.
De bovenschools manager neemt geen beslissing dan nadat de ouders en de directie
van de school gehoord zijn.
Binnen vier weken na ontvangst van het bezwaarschrift neemt de bovenschools
manager namens het bevoegd gezag een besluit.
Indien een geschil tot weigering aanhangig is gemaakt bij de Geschillencommissie
Toelating en Verwijdering en de ouders ook bij het bevoegd gezag bezwaar hebben
gemaakt tegen de beslissing over de toelating, neemt het bevoegd gezag de
beslissing op bezwaar niet dan nadat de commissie heeft geoordeeld. De termijn voor
het nemen van de beslissing op het bezwaar wordt tijdelijk onderbroken tot de dag
waarop de commissie een oordeel heeft uitgebracht.
Er is geen beroepsmogelijkheid bij de rechtbank. Wel kunnen ouders, in het kader
van een civielrechterlijke procedure, een zaak aanspannen bij de burgerlijke rechter.
18
2.3 Overige juridische procedures
Ouders kunnen, met het oog op het belang bij een snelle beslissing, een kort geding
aanspannen bij de president van de rechtbank. Ook kunnen ouders bepaalde geschillen
voorleggen aan de Tijdelijke Geschillencommissie Toelating en Verwijdering.
2.3.1 Tijdelijke Geschillencommissie Toelating en Verwijdering:
De tijdelijke Geschillencommissie Toelating en Verwijdering is een landelijke commissie
van deskundigen die op 1 augustus 2014 van start gaat.
Deze commissie oordeelt bij meningsverschillen over:
De bepaling van de school dat het kind extra ondersteuning nodig heeft.
Het verstrekken door ouders van gegevens betreffende stoornissen of handicaps van
het kind of beperkingen in de onderwijsparticipatie.
De procedure met betrekking tot het weigeren van een kind dat extra ondersteuning
behoeft.
De grond tot weigering met betrekking tot de plaatsruimte.
De grond tot weigering met betrekking tot het respecteren van de grondslag van de
school.
De procedure met betrekking tot het verwijderen van een leerling.
Het vaststellen van een ontwikkelingsperspectief.
De commissie zal binnen tien weken uitspraak doen over een geschil dat is voorgelegd.
Bij haar oordeel zal de commissie rekening houden met het schoolondersteuningsprofiel
en het ondersteuningsplan.
Indien een geschil aanhangig is gemaakt bij de commissie en de ouders ook bij het
bevoegd gezag bezwaar hebben gemaakt tegen de beslissing over de toelating of de
verwijdering, neemt het bevoegd gezag de beslissing op bezwaar niet dan nadat de
commissie heeft geoordeeld.
Mocht een ouder na een uitspraak van de geschillencommissie alsnog naar de rechter
stappen, dan neemt de rechter het oordeel van de geschillencommissie mee bij de
afweging.
2.4
Aanmeld gegevens
Bij aanmelding wordt een kopie van het paspoort of identiteitsbewijs van één der
ouders gevraagd. Op het aanmeldformulier komen de onderstaande gegevens te
staan:
Algemene gegevens
Eerste school van aanmelding: ja/nee
Indien nee wat is dan de eerste school van aanmelding?..............................................
Datum eerste schooldag
Ingeschreven door
Gegevens leerling
Achternaam leerling
Voornamen
Geboortedatum
Sofinummer / PGN
Geslacht
Naam + adres huisarts
Bijzonderheden (lichamelijk of
emotioneel)………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………
19
Gegevens ouder / verzorger / voogd 1
Achternaam ouder
Voornamen ouder
Geboortedatum
Naam hoogst genoten onderwijs of diploma ouder
Diploma behaald
Jaar waarin diploma is gehaald
Indien nee: aantal jaren genoten onderwijs in die opleiding
Naam van de school
Plaats van de school
Land van de school
Bereikbaar onder telefoonnummer:
Gegevens ouder / verzorger / voogd 2 (indien van toepassing)
Achternaam ouder
Voornamen ouder
Geboortedatum
Naam hoogst genoten onderwijs of diploma ouder
Diploma behaald
Jaar waarin diploma is gehaald
Indien nee: aantal jaren genoten onderwijs in die opleiding
Naam van de school
Plaats van de school
Land van de school
Bereikbaar onder telefoonnummer:
Ondergetekende, ouder / verzorger/ voogd van ………………………………….., verklaart dat
dit formulier naar waarheid is ingevuld en gaat ermee akkoord dat de
opleidingsgegevens worden gecontroleerd.
Naam van ouder / verzorger / voogd 1
voogd 2
………………………………………
Datum ………………………………
Ondertekening
………………………………………
Naam van ouder / verzorger /
……………………………………….
Datum………………………………..
Ondertekening
……………………………………….
Na invulling bepaalt de directeur het gewicht van de leerling ……………
Handtekening directeur ………………………….
Schoolgeld verklaring
Hierbij verklaart de ouder / verzorger dat voor
………………………………………………………………..jaarlijks de vrijwillige bijdrage aan het
schoolfonds geheel zal worden voldaan.
Mits deze verklaring niet schriftelijk voor 1 juli wordt ingetrokken, wordt deze
overeenkomst jaarlijks stilzwijgend verlengd.
Naam van ouder / verzorger / voogd
…………………………………….
Datum ……………………………………
Ondertekening
Verklaring gedragsprotocol
Hierbij verklaart de ouder / verzorger van ……………………………………………….kennis te
hebben genomen
van het gedragsprotocol, dat op de ………….school gehanteerd wordt.
20
Naam van ouder / verzorger / voogd
……………………………………..
Datum ……………………………..
Ondertekening
Verklaring publicaties
Hierbij verklaart de ouder / verzorger van ……………………………………………… toestemming
te geven voor het publiceren van foto’s, video-opnamen e.d. op de website,
schoolgids en bij onderwijskundige artikelen de school betreffende.
Naam van ouder / verzorger / voogd
……………………………………..
2.5
Datum ……………………………..
Ondertekening
Overgangsmomenten
In de schoolloopbaan van een leerling zijn een aantal overgangsmomenten te benoemen.
De momenten die benoemd kunnen worden zijn:
- Instroom van leerlingen
o Vanuit de peuterspeelzaal of voorschoolse voorziening
o Vanuit thuissituatie vanaf leerplichtige leeftijd
o Tussentijdse instroom gedurende de schoolloopbaan in het PO
 Van PO naar PO (zelfde onderwijssoort)
 Van SO naar BO
 Van sbo naar basisschool
 Van basisschool naar sbo
- Uitstroom / doorstroom van leerlingen
o Naar vervolgonderwijs aan het einde van het PO
o Tussentijdse uitstroom gedurende de schoolloopbaan in het PO
 Van PO naar PO (zelfde onderwijssoort)
 Van PO naar SO
 Van basisschool naar sbo
 Van sbo naar basisschool
De wijze waarop gehandeld wordt en de afspraken omtrent overdracht van gegevens en
in- en uitschrijving zijn beschreven in het directie vademecum.
Bij de overgang naar het voortgezet onderwijs hebben wij vanaf groep 7 een protocol
opgesteld zoals hieronder omschreven.
Overgang naar het voortgezet onderwijs
De advisering voor het VO start al in groep 7.
In groep 7 krijgen de ouders en betreffende kinderen te horen of ze in aanmerking
komen voor LWOO. Zie hiervoor verder het draaiboek Koers VO.
Voor het eerste rapportgesprek in groep 8 gaan leerkracht en IB om de tafel zitten om
voor ieder kind een advies te formuleren. Tijdens het eerste rapportgesprek wordt dit
advies dan aan ouders doorgegeven. Op 1 februari, na de middentoetsen groep 8, wordt
het definitief advies aan de ouders gegeven.
In het
-
advies worden de volgende punten meegenomen:
Entreetoets groep 7, en het bijbehorende cito advies
Leerlingvolgsysteem; hoe is het scoreverloop
Taalbeheersing
Werkhouding
Zelfstandigheid
Interesses van de leerling
Inzicht; de scores op rekenen en begrijpend lezen tellen zwaarder dan de scores
op spelling en technisch lezen
21
Ook de sterretjes op het leerlingrapport geven per onderdeel een advies:
V=VMBO-b, IV=VMBO-k, III=VMBO, II=HAVO, I=VWO
Bovenstaande punten zijn richtlijnen. Ieder kind is uniek, en daar wordt in het advies
rekening mee gehouden. Daarom kan het advies altijd afwijken van de richtlijnen. Dit
gaat echter altijd in overleg met de IB en ouders. De motivering hiervoor wordt
opgenomen in het OKR.
3.
Schorsen en verwijderen
3.1 Passend onderwijs
De invoering van passend onderwijs, en de daarmee gepaard gaande wetswijzigingen,
hebben consequenties voor de procedure van schorsen en verwijderen.
De belangrijkste veranderingen zijn:
Schorsen in het primair onderwijs krijgt vanaf 1 augustus 2014 een wettelijke
grondslag.
Schorsen mag maximaal 1 week.
Een leerling mag niet definitief van school verwijderd worden voordat de directie c.q.
het bevoegd gezag er zorg voor heeft gedragen dat de leerling op een andere school
ingeschreven kan worden (zorgplicht).
Bij verwijdering kunnen ouders niet alleen bezwaar maken bij het bevoegd gezag
(bovenschools manager), maar kunnen het geschil ook aanhangig maken bij de
Tijdelijke Geschillencommissie Toelating en Verwijdering.
Een beslissing tot schorsing of verwijdering moet met de uiterste zorgvuldigheid worden
genomen. Het evenredigheidsbeginsel speelt daarbij een belangrijke rol: staat de
genomen ordemaatregel in verhouding tot de overtreden regel? Van belang is dat de
leerling wist of behoorde te weten dat hij met zijn gedragingen norm overschrijdend
gedrag vertoont.
3.2 Schorsing
Schorsing is aan de orde wanneer de directie van de school bij ernstig wangedrag van
een leerling onmiddellijk moet optreden en er tijd nodig is voor het zoeken naar een
oplossing, of indien een leerling herhaaldelijk een schoolregel of een algemeen gangbare
regel heeft overtreden.
Ernstig wangedrag van een leerling kan bijvoorbeeld zijn diefstal, bedreiging, geweld,
mishandeling etc. De leerling misdraagt zich zo, dat sprake is van verstoring van de rust,
orde of veiligheid op school.
Schorsing geldt altijd voor een beperkte periode, nooit voor onbepaalde tijd. Schorsen
mag wettelijk maximaal 1 week.
In het algemeen is het raadzaam bij een eerste schorsing het kind 1dag te schorsen, bij
een tweede schorsing 3 dagen en bij een derde schorsing 7 dagen. De duur van de
schorsing is afhankelijk van de ernst van het wangedrag. Een schorsing voor 7 dagen kan
mede inhouden dat schriftelijk aangekondigd wordt dat bij een volgende overtreding van
de regels een procedure tot verwijdering gestart zal worden.
Procedure voor schorsing:




Namens het bevoegd gezag schorst de directeur.
Schorsing van leerlingen dient op basis van een voldoende gegronde redenen te
geschieden.
De directeur kan een leerling voor een periode van ten hoogste één week
schorsen.
De directeur deelt het besluit tot schorsing schriftelijk aan de ouders mee. In dit
besluit wordt vermeld: de reden(en) voor schorsing, de aanvang en tijdsduur van
schorsing en eventuele andere genomen maatregelen.
22




Van het schriftelijke besluit tot schorsing wordt altijd een kopie gestuurd naar de
bovenschools manager en de leerplicht Rotterdam.
Bij schorsing voor een periode langer dan één dag stuurt de directeur een kopie
van het schriftelijke besluit tot schorsing naar de Inspectie van het Onderwijs en
leerplicht Rotterdam.
Schorsing van een leerling vindt in principe pas plaats na overleg met de leerling,
de ouders en de groepsleerkracht.
De school stelt de leerling in staat, bijvoorbeeld door het opgeven van huiswerk,
te voorkomen dat deze een achterstand oploopt.
3.3 Verwijdering
Verwijdering is een maatregel bij zodanig ernstig wangedrag dat de directie van de
school c.q. het bevoegd gezag concludeert dat de relatie tussen school en leerling en/of
ouders onherstelbaar verstoord is.
Uit de jurisprudentie blijkt dat verwijdering ook kan plaatsvinden vanwege wangedrag
van ouders van leerlingen.
Verwijdering van een leerling is een ordemaatregel die slechts in het uiterste geval
genomen wordt.
De procedure wordt, samen met de directeur van de school, voorbereid door de
bovenschools manager; de uiteindelijke beslissing wordt genomen door het bevoegd
gezag i.c. het College van Bestuur.
Procedure voor verwijdering:












De directeur verzoekt de bovenschools manager beargumenteerd een procedure
tot verwijderen te starten en maakt daartoe voor de bovenschools manager een
schriftelijk rapport op.
De bovenschools manager hoort zo snel mogelijk de directeur , de betrokken
leerkracht(en) en, indien noodzakelijk, de intern begeleider.
De bovenschools manager deelt de ouders zo snel mogelijk schriftelijk het
voornemen tot verwijdering van de leerling mee. Tegelijkertijd worden de ouders
uitgenodigd de problematiek met de bovenschools manager te bespreken.
De Inspectie van het Onderwijs wordt van het voornemen in kennis gesteld.
De bovenschoolse manager adviseert het College van Bestuur. Het College van
Bestuur beslist.
Indien het College van Bestuur afwijkt van het advies van de bovenschools
manager en overweegt niet in te gaan op het verzoek tot verwijdering wordt er,
alvorens een definitief besluit wordt genomen, eerst overleg gepleegd met de
directeur van de school en de bovenschools manager.
Een leerling mag niet definitief van school verwijderd worden voordat de directie
c.q. het bevoegd gezag er zorg voor heeft gedragen dat een andere school bereid
is de leerling toe te laten. Onder andere school kan ook worden verstaan een
school voor speciaal (basis) onderwijs.
Het College van Bestuur maakt het besluit tot verwijdering, met daarin
opgenomen de naam van de school die het kind kan en wil plaatsen, en de
mogelijkheid voor ouders om binnen 6 weken tegen het besluit bezwaar te
maken, schriftelijk aan de ouders kenbaar.
Ouders worden door de directie van de school uitgenodigd om over het gevonden
alternatief te komen praten.
Wanneer ouders tegen de beslissing bezwaar maken, beslist het College van
Bestuur binnen 4 weken na ontvangst van het bezwaarschrift. Het College van
Bestuur hoort de ouders, voordat het een beslissing neemt.
De beslissing tot verwijdering wordt kenbaar gemaakt aan de Inspectie van het
Onderwijs en de leerplichtambtenaar.
Ouders kunnen tegen de beslissing op bezwaar in beroep bij de burgerlijke
rechter.
23
Tijdelijke Geschillencommissie Toelating en Verwijdering:
Ouders kunnen, naast het maken van bezwaar tegen het besluit van het College van
Bestuur, het besluit tot verwijderen aanhangig maken bij de Tijdelijke
Geschillencommissie Toelating en Verwijdering.
De commissie zal binnen tien weken uitspraak doen over een geschil dat is voorgelegd.
Indien een geschil aanhangig is gemaakt bij de Geschillencommissie Toelating en
Verwijdering en de ouders ook bij het bevoegd gezag bezwaar hebben gemaakt tegen de
beslissing over de verwijdering, neemt het bevoegd gezag de beslissing op bezwaar niet
dan nadat de commissie heeft geoordeeld. De termijn voor het nemen van de beslissing
op het bezwaar wordt tijdelijk onderbroken tot de dag waarop de commissie een oordeel
heeft uitgebracht.
4
Personeelsplan
4. 1 IPB beleid
De RVKO kent binnen de scholen voor basisonderwijs de functies directeur, locatieleider,
adjunct-directeur, leraar, leraarondersteuner, voorschoolassistent, administratief
medewerker en conciërge. Daarnaast kennen we in het speciaal basisonderwijs
aanvullende functies zoals orthopedagoog en logopedist. Leraren kunnen als ‘taak’ de
interne begeleiding verzorgen, staflid zijn of een andere ambulante taak hebben. Om van
al deze personeelsleden hun ontwikkelingen te volgen en te stimuleren, heeft de RVKO
een vastomlijnd IPB, dat is vastgelegd in het directie vademecum.
In het IPB zijn de uitgangspunten vastgelegd m.b.t. klassenconsultaties en een vier
jarige POP cyclus, met daarin verwerkt intervisie, POP-, voortgangs-, functionerings- en
beoordelingsgesprekken.
Daarnaast krijgen nieuwe leerkrachten of leerkrachten met een geheel nieuwe taak een
persoonlijke coach toegewezen.
Ieder IPB gesprek wordt voorafgegaan door een klassenconsultatie door de
gespreksvoerder.
In het jaardraaiboek van de school is een gesprekscyclus rooster opgenomen. De POP,
fg, voortgangsgesprekken en bg gesprekken worden door de directie gevoerd. Tevens
vinden er vanuit de ib klassenconsultaties plaats op basis van de
vernieuwingsonderwerpen.
School
Wat willen we en hoe doen we
dat?
(Visieontwikkeling)
Hoe zorgen we ervoor dat de
taken goed verdeeld zijn?
(Normjaartaak)
Welke functies en
competenties hebben we
nodig?
(Aannamebeleid en scholing)
Hoe zorgen we er voor dat
mensen zich optimaal kunnen
ontplooien?
(Deskundigheidsbevordering)
Hoe komen we aan voldoende
en goed toegerust personeel?
(Werving en selectie)
Hoe zorgen we er voor dat
mensen gemotiveerd worden
en blijven?
(Waardering en beloning)
Ik
24
4.1 A Uitwerking IPB
IPB moet een bijdrage leveren aan de ontwikkeling en het welbevinden van het
personeel, zodat leraren en management competent zijn om zorg te dragen voor modern
en goed onderwijs. Hiertoe ondernemen we onderstaande acties:
 Aankomende leerkrachten worden opgevangen en gevolgd. Zij hebben recht op een
goede begeleiding van hun mentor, participeren waar mogelijk binnen de
schoolorganisatie en komen in contact met de directie en IB.
De Lio-studenten worden begeleid door een coach. De directie verricht minimaal twee
klassenconsultaties en stuurt tijdens de Lintstage een verkort intern Lio-verslag en in
de assessmentperiode het uitgebreide intern Lio-verslag naar de bovenschools
opleidingscoördinator.
 Een leerkracht met een tijdelijke aanstelling heeft recht op een goede begeleiding.
Daarnaast is er in week 8 en week 14 een functioneringsgesprek met een
leidinggevende. In week 20 is er een afsluitend beoordelingsgesprek met de directie.
Aan deze gesprekken gaan altijd klassenconsultaties door een directielid vooraf. Uit
het beoordelingsverslag moet duidelijk blijken of een vaste aanstelling tot de
mogelijkheden behoort. Voor deze gesprekken worden de RVKO- formulieren voor
tijdelijke aanstellingen gebruikt.
 Voor personeel met een vaste aanstelling is het Persoonlijk Ontwikkelings Plan (POP)
het uitgangspunt voor verdere individuele ontwikkeling. Het POP is een plan van
aanpak voor een individuele medewerker om zich als professional te ontwikkelen in
zijn werkzame leven en om competenties te verbeteren die nodig zijn om in een
specifieke functie of taak succesvol te kunnen zijn. Na het opstellen van het POP
wordt de leerkracht gevolgd aan de hand van klassenconsultaties en de IPBgesprekken.
4.1B
IPB-cyclus en intervisie
Voor het opstellen van een POP hanteren we het POP-formulier van de RVKO. Dit plan
wordt in principe gemaakt voor een periode van 4 jaar. In bijzondere gevallen kan dit
een kortere (minimaal 2 jaar) of een langere periode (maximaal 6 jaar) beslaan.
In het plan worden de volgende zaken beschreven:
 De sterke punten en verbeterpunten;
 de doelstellingen op korte en lange termijn;
 de gewenste ondersteuning en scholing die nodig is om de doelstellingen te behalen.
Een POP dient aan te sluiten bij realistische mogelijkheden en ambities van een ieder.
Indien er hiaten zijn om op de betreffende school goed te kunnen functioneren (denk aan
scholing passend bij het concept van de school, VVE trajecten, goede beheersing van de
Nederlandse taal, ICT vaardigheid e.d.), dan dient hier in het POP met voorrang aandacht
aan besteed te worden. Ook scholing en ontwikkeling passend bij een specifieke functie
of taak dienen aan de orde te komen. Uiteraard spelen persoonlijke interesses ook een
rol.
De competentielijst van de RVKO geeft overzichtelijk aan wat er verwacht mag worden
van de leraren in de schalen LA, LB en LC. Deze competentielijst wordt gebruikt ter
ondersteuning van het opstellen van het POP en zijn opgenomen in het jaardraaiboek van
de school.
Een uitgewerkt POP kan ter intervisie worden voorgelegd aan één of meerdere (zelf
gekozen) collega’s, waarna zo nodig aanpassing kan plaatsvinden. Daarna vindt het POPgesprek plaats met een directielid, dat hierin nadrukkelijk het schoolbelang meeweegt.
Zo nodig wordt het POP aangepast, waarna vaststelling plaatsvindt.
Na vaststelling van het POP:
 Worden de afspraken voor coaching, begeleiding, collegiale consultatie en/of scholing
concreet gemaakt;
 worden er afspraken gemaakt voor klassenconsultaties;
25

wordt een halfjaarlijks rooster gemaakt waarin, aan de hand van voortgangs- en
functioneringsgesprekken, de ontwikkeling gevolgd wordt. Deze gesprekkencyclus is
opgenomen in het jaardraaiboek.
Zodra het personeelslid én de directie van mening zijn, dat de doelstellingen van het POP
behaald zijn, wordt de cyclus afgesloten met een beoordelingsgesprek. Enige tijd hierna
wordt er een nieuwe POP opgesteld. Dit gebeurt jaarlijks.
4.1C
Klassenconsultaties
In het kader van kwaliteitsbewaking bestaan twee soorten consultaties:
1. Een consultatie met als doel inzicht te verkrijgen in het functioneren van de
leerkracht op gebied van pedagogisch en didactisch handelen binnen zijn groep.
2. Een consultatie met als doel inzicht te verkrijgen in het handelen van de leerkracht
met betrekking tot de vernieuwende aspecten van de school, zoals de implementatie
van een nieuwe methode, de invoering van een andere werkwijze of de overgang
naar een ander schoolconcept. Zodra alle leerkrachten binnen een vastgestelde
termijn geconsulteerd zijn, ontstaat een volledig beeld rondom de genoemde
vernieuwing.
De leidinggevende maakt op schoolniveau hiervan een analyse. Hij maakt hiervoor
o.a. gebruik van de resultaten van de observaties, de nagesprekken en de
zelfevaluatie. Deze bevindingen worden besproken in de onderwijsinhoudelijke
vergaderingen, waarna besluiten genomen worden over aanpassingen, teamscholing
en begeleiding.
Voor klassenconsultaties gelden de volgende uitgangspunten:
 Er vinden, voorafgaand aan een voortgangs-, functionerings- of
beoordelingsgesprek, minimaal twee klassenconsultaties per jaar plaats.
Afhankelijk van de schoolorganisatie kunnen deze uitgevoerd worden door een
directie, een coördinator of ib-er, met dien verstande dat de directie minimaal één
keer per jaar bij ieder teamlid een consultatie verricht.
 Een coördinator kan klassenconsultaties uitvoeren in het kader van begeleiding,
coaching of het volgen van de voortgang. Vervolgens informeert de coördinator de
directie over de consultatie, waarbij de vertrouwelijkheid gewaarborgd wordt.
 De klassenconsultaties en de nagesprekken worden opgenomen in de jaarplanning
 Voorafgaand aan een klassenconsultatie is het doel van het bezoek bij de te
observeren leerkracht bekend.
 Er wordt een afspraak gemaakt voor een les waarbij de leidinggevende zich een
goed beeld kan vormen van het functioneren van de betreffende leerkracht in het
kader van de afgesproken doelstelling.
 Op iedere klassenconsultatie volgt een nagesprek, waarbij feedback wordt
gegeven op de geobserveerde les.
 Van de observatie en het nagesprek wordt een ondertekend verslag in het dossier
bewaard of volgt er een functionerings- of beoordelingsgesprek door een
directielid.
 Vanuit het nagesprek worden er, indien nodig of wenselijk, vervolgafspraken
gemaakt. Te denken valt aan ontwikkelpunten die meegenomen worden in het
POP, begeleiding of coaching van de leerkracht en/of mogelijke
vervolgobservaties.
4.1D Voortgangs-, functionerings- en beoordelingsgesprekken
Bij personeel in vaste dienst vindt in principe ieder half jaar een voortgangs-,
functionerings- of beoordelingsgesprek plaats. Indien hiertoe aanleiding is, kunnen
26
maandelijks gesprekken plaatsvinden. De aanleiding hiertoe moet bij het betreffende
personeelslid bekend zijn.
Voor voortgangsgesprekken gelden de volgende uitgangspunten:
 Voortgangsgesprekken kunnen gevoerd worden door een directielid.
 Aan een voortgangsgesprek gaat altijd een klassenconsultatie vooraf.
 Voorafgaand aan het gesprek wordt vastgesteld of er specifieke gesprekspunten
zijn.
 Het RVKO-formulier wordt gebruikt als richtlijn voor het gesprek en is opgenomen
in het jaardraaiboek van de school.
 Dit formulier wordt, voorafgaand aan het gesprek, door het personeelslid zelf in
concept ingevuld.
 Het is van groot belang dat m.n. de antwoorden op de vragen 3 en 5 goed worden
beschreven, zodat afspraken en eventuele begeleiding en/of coaching goed zijn
vastgelegd.
 De zienswijze van beide partijen wordt in het verslag beschreven. Daardoor zal
ondertekening niet tot bezwaar leiden.
 Het getekende gespreksverslag wordt toegevoegd aan het bekwaamheidsdossier.
Het personeelslid zelf ontvangt een kopie.
Voor functioneringsgesprekken gelden de volgende uitgangspunten:
 Functioneringsgesprekken worden bij voorkeur gevoerd door een directielid.
 Aan een functioneringsgesprek gaat altijd een klassenconsultatie vooraf.
 Voorafgaand aan het gesprek wordt vastgesteld of er specifieke gesprekspunten
zijn.
 Het RVKO-formulier wordt gebruikt als richtlijn voor het gesprek.
 Dit formulier wordt, voorafgaand aan het gesprek, door het personeelslid zelf in
concept ingevuld.
 Het is van groot belang dat m.n. de antwoorden op de vragen 11 en 12 goed
worden beschreven, zodat afspraken en eventuele begeleiding en/of coaching
goed zijn vastgelegd.
 De zienswijze van beide partijen wordt in het verslag beschreven. Daardoor zal
ondertekening niet tot bezwaar leiden.
 Het getekende gespreksverslag wordt toegevoegd aan het bekwaamheidsdossier.
Het personeelslid zelf ontvangt een kopie.
Voor beoordelingsgesprekken gelden de volgende uitgangspunten:
 Voorafgaand aan een beoordelingsgesprek, dienen minimaal twee
functioneringsgesprekken te zijn gevoerd.
 De aandachtspunten en de afspraken die blijken uit de verslagen van deze
gesprekken, vormen belangrijke items in het beoordelingsgesprek.
 Een beoordelingsgesprek wordt altijd gevoerd door de directeur.
 Het betreft een eenzijdig gesprek waarin de leidinggevende beargumenteert hoe
het personeelslid zijn taken heeft uitgevoerd.
 Aan een beoordelingsgesprek gaat altijd een klassenconsultatie vooraf.
 Het RVKO-formulier wordt gebruikt als richtlijn voor het gesprek.
 De directeur vult na afloop van het gesprek het RVKO-formulier in.
 Het is van groot belang dat bij het antwoord op vraag 10 een helder en eenduidig
eindoordeel wordt geformuleerd ten aanzien van het functioneren.
 Het personeelslid geeft bij vraag 12 een reactie op het verslag. Deze reactie kan
niet leiden tot het wijzigen van het oordeel, maar wel tot het plaatsen van een
kanttekening bij het verslag.
 Een beoordelingsverslag kan voor akkoord of voor gezien getekend worden.
 Indien het verslag voor gezien wordt getekend, wordt de beoordeelde verzocht
schriftelijk te motiveren waarom hij niet voor akkoord tekent.
 Het getekende gespreksverslag (inclusief de eventueel daaraan toegevoegde
schriftelijke motivatie) wordt bewaard in het bekwaamheidsdossier. Het
personeelslid zelf ontvangt een kopie.
27
Het beoordelingsgesprek kan rechtspositionele consequenties hebben. Daarnaast kan een
beoordelingsgesprek aanleiding zijn voor waarderende of corrigerende maatregelen.
Beslissingen met rechtspositionele consequenties blijven voorbehouden aan de Algemeen
Directeur.
Alle betrokkenen dienen uiterst vertrouwelijk met de inhoud van de gesprekken en
gespreksverslagen om te gaan. Inzage in verslagen is uitsluitend voorbehouden aan de
gesprekspartners, de directie en het Bovenschools Management.
4.1E
Dossiervorming
Van ieder personeelslid wordt een dossier bijgehouden. Dit dossier dient strikt
vertrouwelijk behandeld te worden. Het papieren dossier wordt bewaard in een
afgesloten ruimte en digitale stukken zijn alleen toegankelijk voor de directie.
In principe worden personeelsdossiers op school bewaard. Bij vertrek gelden de volgende
afspraken:
 Indien het personeelslid naar een andere RVKO-school vertrekt, wordt toestemming
gevraagd om het dossier naar de nieuwe school te sturen. Het personeelslid geeft
hiervoor schriftelijk toestemming. Stemt het personeelslid niet in met het versturen
van het dossier naar de nieuwe school, dan wordt het dossier op het bestuursbureau
van de RVKO bewaard.
 Indien een personeelslid de RVKO verlaat, wordt het dossier van de laatste vijf jaar
nog vijf jaar op school bewaard.
 In geval van een arbeidsconflict worden alle relevante stukken uit het dossier in kopie
naar het bestuursbureau verstuurd, ter attentie van de Bovenschools Manager.
Ieder dossier bestaat uit de volgende vier onderdelen:
 Het basisdossier, bestaande uit:
o Kopie paspoort of identiteitsbewijs (geen rijbewijs);
o verslag van het sollicitatiegesprek waarin de gemaakte afspraken staan
vermeld;
o akten van benoeming;
o werkafspraken met parttimers en/of andere afspraken.
 Het bekwaamheidsdossier, bestaande uit:
o Het POP-formulier;
o de verslagen van de voortgangs-, functionerings- en
beoordelingengesprekken;
o verslagen van de klassenconsultaties;
o certificaten van cursussen en diploma’s van opleidingen.
 Het verzuiOZOssier, bestaande uit:
o Ziek- en herstelmeldingen;
o probleemanalyse (met eventuele bijstellingen);
o plan van aanpak (met eventuele bijstellingen);
o eerstejaarsevaluatie;
o eindevaluatie;
o verlofaanvragen.
 Eventueel een logboek met daarin
o Verslagen van gebeurtenissen of problemen, waaronder arbeidsconflicten.
4.1F Omvang benoemingen
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de werktijdfactoren die de RVKO hanteert.
28
Benoeming
Aantal uren
werktijdfactor
Gehele dag
8,5
0,2
Halve dag
4,25
0,1
Omdat de Mariaschool gekozen heeft voor het werken met het vijf gelijke dagen model
krijgen alle personeelsleden een WTF van 0,2000 per dag.
Kort tijdelijke benoeming
Van een korte tijdelijke benoeming wordt gesproken indien deze korter dan 4 weken
duurt. Wanneer sprake is van benoemingen in telkens losse dagen, worden
vakantieperioden niet doorbetaald.
Nieuwe benoemingen
Als een benoeming is ingegaan vóór 1 maart en niet wordt gecontinueerd, dan mag deze
doorlopen tot en met 31 juli.
Indien de tijdelijke benoeming is ingegaan op of ná 1 maart dan eindigt de benoeming op
de laatste schooldag.
Indien sprake is van een benoeming, ingaande vóór de zomervakantie, die langer dan
twee maanden heeft geduurd en is beëindigd op of na 1 juni, dan moet deze leerkracht
weer vanaf 1 augustus benoemd worden, indien de nieuwe functie dan reeds beschikbaar
is.
In iedere andere situatie gaat de benoeming in op de eerste schooldag.
Opeenvolgende dienstverbanden
Wanneer arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd elkaar, met tussenpozen van niet
meer dan 3 maanden hebben opgevolgd, en een periode van 36 maanden is
overschreden, geldt de laatste benoeming als aangegaan voor onbepaalde tijd.
Indien een arbeidsovereenkomst op grond van vervanging in totaal tenminste 12
maanden heeft geduurd en het dienstverband vervolgens wordt voortgezet zonder dat
van vervanging sprake is, geldt deze laatste benoeming als aangegaan voor onbepaalde
tijd.
4.1 G Beleid parttime werken
Conform de CAO PO is parttime werken een wettelijk recht. De te werken dagen worden
in onderling overleg afgesproken, maar de directie heeft hierin een doorslaggevende
stem. Bij onoverkomelijke bezwaren, zal in overleg met het Bovenschools Management
naar een passende oplossing gezocht worden. Indien beide partijen dit overeenkomen of
indien de schoolorganisatie dit vereist, kan jaarlijks verandering plaatsvinden van de te
werken dagen.
Ter bescherming van de parttimer én de schoolorganisatie hanteert de RVKO als richtlijn,
dat een parttimer per te werken dag twee maal per jaar (vooraf in de jaarplanning
vastgelegd) gevraagd kan worden terug te komen op dagen dat hij niet werkt. Uiteraard
tellen deze uren wel mee in de normjaartaak.
Indien een parttimer een (niet zelf gekozen) nascholingsactiviteit moet volgen op een
reeks van vrije dagen, wordt dit gecompenseerd .
De parttimers zijn zelf verantwoordelijk voor een goed voortgangsoverleg met de
duocollega.
4.1 H Verlofbeleid
De RVKO hanteert de verlofregeling zoals deze in de CAO staat beschreven. Daar staat
exact aangegeven hoeveel vrije dagen voor diverse aangelegenheden gegeven mag
worden. In principe wordt geen extra verlof gegeven voor zaken die niet in de CAO zijn
vastgelegd.
In geval van ernstige medische omstandigheden kent de CAO een zorgverlofregeling.
Griep van de kinderen valt hier niet onder.
29
In bijzondere situaties kan rekening gehouden worden met de omstandigheden van een
medewerker. Onderscheid moet gemaakt worden tussen verlof en het in overleg tussen
werkgever en werknemer verschuiven van werktijd. Verlof hoeft niet gecompenseerd te
worden. Wanneer het in het persoonlijk belang wenselijk is dat van de vastgestelde
werktijd wordt afgeweken (bijv. aanwezigheid bruiloft van een buurmeisje of plotselinge
griep van een kind), dient de medewerker deze uren later te compenseren.
Van medewerkers wordt verwacht, dat na de hulpvraag, ook standaard uit eigen initiatief
een tegenaanbod wordt gegeven.
Een artsenbezoek wordt, indien mogelijk, op vrije dagen gepland. Parttimers gaan in
principe op hun vrije dagen op artsenbezoek.
4.2
Normjaartaak
De taak van ieder teamlid is in eerste instantie het verzorgen van goed onderwijs.
Ieder teamlid krijgt een vast aantal uren toebedeeld voor lesgevende, corrigerende en
voorbereidende taken. Ook wordt voor ieder teamlid een aantal uren vastgesteld voor
overlegsituaties, vergadertijd en verplichte avondbijeenkomsten. De
normjaartaakplanning is het sluitstuk van de weektaak. Al naar gelang de persoonlijke
situatie, de ambitie en werkomstandigheden van ieder individueel teamlid, worden er aan
een persoon meer of minder taken toebedeeld. Er wordt zoveel mogelijk rekening
gehouden met de wensen en capaciteiten van een teamlid, maar ook met een eerlijke
verdeling. In april/mei wordt geïnventariseerd welke taken teamleden graag zouden
willen uitvoeren en welke taken liever niet. Hierdoor komt een ieder op zijn of haar
normjaartaak die verder afhankelijk is van de aanstellingsomvang en de mate waarin
eventueel BAPO-, zwangerschaps- en ouderschapsverlof wordt opgenomen.
In de CAO is vastgelegd, dat een fulltime personeelslid 1659 uur per jaar dient te
werken. De RVKO hanteert als richtlijn, dat hiervan 200 uur thuis gewerkt mag worden.
Elk personeelslid is zelf verantwoordelijk om hieraan een juiste invulling te geven én
maakt dat inzichtelijk in de normjaartaaktabel van de RVKO. Ter ondersteuning hiervan
is een goede jaarplanner nodig, die door de directie tijdig (uiterlijk eind mei) aangeleverd
wordt.
In de normjaartaaktabel worden in ieder geval de onderstaande items ingeroosterd:
 Maximaal 930 uur aan lesgevende taken;
 83 uur deskundigheidsbevordering die volledig door de school wordt ingevuld
(schoolplanvergaderingen, intervisiebijeenkomsten, studiedagen, verplicht te lezen
literatuur etc);
 83 uur deskundigheidsbevordering die door het personeelslid zelf wordt ingevuld,
aansluitend bij ambitie, hiaten of interesses (zie POP);
 350 uur voor voorbereiding en nakijkwerk. De directie kan, in bijzondere situaties,
deze 350 uur voor voorbereiding en nakijkwerk naar boven of naar beneden
aanpassen. Een startende leerkracht kan hiervoor bijvoorbeeld extra uren toebedeeld
krijgen;
 213 uur voor o.a. oudercontacten, teamoverleg, werkgroepen, taken,
lokaalverzorging. Het verdient aanbeveling om bij de werkgroepen en taken rekening
te houden met de interesse en deskundigheid van ieder personeelslid. (zie POP).
In het belang van de organisatie, of in individuele gevallen met wederzijdse goedkeuring,
kan er meer of minder uren aan één van de 5 onderdelen besteed worden. Dit wordt dan
door een ander onderdeel gecompenseerd. Het totaal moet altijd 1659 uur zijn. Indien in
het belang van de organisatie afgeweken wordt van bovengenoemde richtlijnen, kan dit
alleen met goedkeuring van de MR.
30
4.3
Begeleiding en coaching van studenten en Lio-ers
De school staat open voor het opleiden van nieuwe collega’s en wij plaatsen in iedere
groep waar dat mogelijk is een student. Voor de begeleiding van studenten is de mentor
of coach de eerst aangewezen persoon. Daarnaast heeft op school ook iemand de taak
van opleidingscoördinator. Dit teamlid is verantwoordelijk voor de ontvangst en de
indeling van de studenten en de contacten met de Pabo. De coördinator bewaakt tevens
het overzicht over het functioneren van de student en de relatie met de mentor of coach.
Indien de situatie daarom vraagt, speelt hij/zij een rol in het onderlinge overleg.
De Mariaschool staat op het standpunt dat iedere leerkracht in principe een student of
Lio-er begeleidt of coacht. In voorkomende gevallen kan de directie motiveren om in een
bepaalde groep geen student te plaatsen.
Een student heeft recht op een goede begeleiding. Het plannen van de lessen, het helpen
bij de voorbereiding en het grondig nabespreken zijn hierbij uitgangspunten. Zodra dit
mogelijk is, is het raadzaam om de studenten ook bij groepsoverstijgende taken te
betrekken.
Een LIO student heeft recht op een goede coaching. De coach ondersteunt waar nodig bij
de uitvoering van de lessen. De Lio-er wordt nadrukkelijk betrokken bij alle
groepsoverstijgende taken en teamactiviteiten.
In samenwerking met de Pabo’s wil de RVKO de begeleiding van studenten meer op de
werkvloer laten uitvoeren. Scholen die in dit traject willen participeren kunnen uitgroeien
tot opleidingsschool. Een opleidingsschool heeft de volgende kenmerken:
 Een studentvriendelijk klimaat, waarbij de studenten als wezenlijk deel van het team
beschouwd worden;
 betrokkenheid van heel het team bij de ontwikkeling en begeleiding van de
studenten;
 mentoren en coaches die relevante cursussen volgen/hebben gevolgd.
Voor de begeleiding van doelgroepstudenten (academische studenten, VWO-ers,
mannen) maakt de RVKO gebruik van hiervoor speciaal geselecteerde mentoren.
4.4
Nascholing teamleden
Wij vinden de ontwikkeling van teamleden erg belangrijk. In het POP van ieder teamlid
wordt zijn/haar opleidingsplan besproken. Indien een zelf gekozen cursus of studie
tevens een schoolbelang dient, worden de studie-uren opgenomen in de normjaartaak
van het betreffende teamlid en kan de directie ervoor kiezen de opleidingskosten (deels)
te vergoeden.
Daarnaast worden, wanneer op uitdrukkelijk verzoek van de directie een studie of cursus
wordt gevolgd, de studiekosten geheel vergoed.
Begeleiding en coaching van het eigen personeel
Vanuit de IPB cyclus kan duidelijk worden, dat extra ondersteuning nodig is in de vorm
van coaching, begeleiding en/of scholing. Dit wordt in de IPB verslagen expliciet vermeld.

Coaching is een vorm van ondersteuning waarbij de leerkracht gestimuleerd wordt
naar zijn eigen functioneren te kijken, zodat hij degene is die actief nadenkt, leert en
zichzelf ontwikkelt. Coaching is met name gericht op het vergroten van persoonlijk
inzicht in het functioneren in een bepaalde functie of taak. Een coach helpt de ander
door feedback te geven, vragen te stellen om reflectie te bevorderen en mee te
denken in het zoeken naar en uitproberen van handelingsalternatieven in een
bepaalde situatie. Coaching wordt veelal gehanteerd:
o Bij de implementatie van een methode;
o bij de ondersteuning bij het uitvoeren van handelingsplannen;
o op aanvraag van de medewerker ;
31

o bij de uitwerking van een specifieke taakstelling.
Begeleiding heeft een meer dwingend karakter en richt zich op attitude,
beroepsethiek en op uitbouwen van de verschillende bekwaamheden.
Het gehele IPB beleidsplan van de RVKO staat opgenomen in het directie vademecum.
4.5 De MR
De MR kan gevraagd en ongevraagd advies c.q. instemming geven over onderwerpen die
in het RVKO reglement zijn vastgelegd.
Er wordt minimaal zes maal per jaar vergaderd, maar indien nodig wordt er een extra
vergadering uitgeschreven. De voorzitter leidt de vergaderingen. De secretaris zorgt in
overleg met de voorzitter en zonodig de directie voor het opstellen van een agenda en
verzorgt de notulen en de post. Een directielid woont de vergaderingen ter advisering bij.
MR-leden worden voor drie jaar gekozen. De voorzitter en de secretaris dragen zorg voor
de verkiezingen volgens de voorschriften in het MR-reglement.
De samenstelling van de MR:
Oudergeleding:
Saida Zouaghi
Derya Duman
Farida (moeder Mohammed Amin groep 4)
Yvette Burgzorg
Personeelsgeleding:
Eveline Millenaar (voorzitter)
Eudia Gersie
Marlene Balai
Marieke Luyten
4.6 Arbo plan
Onze school heeft een Arbobeleidsplan. Naar aanleiding van de Risico Inventarisatie en
Evaluatie (RI&E), die tenminste eens per vier jaar wordt afgenomen, wordt aan een groot
aantal verplichtingen uit de Arbo-wetgeving invulling gegeven. Hieronder wordt per
deelgebied van de Arbo-wetgeving ons beleid weergegeven.
Verzuim
Het ziekteverzuim wordt geregistreerd en behandeld door middel van het programma
Verzuimmanager Youforce, conform de richtlijnen van het ziekteverzuimbeleid van de
RVKO.
Ongevallenregister
Op de Mariaschool is bij de verbandtrommel ook een ongevallen registratiemap
aanwezig. Ongevallen met leerlingen worden ook digitaal bijgehouden.
Veiligheid en gezondheid
De Mariaschool wil een school zijn waarin in kinderen zich veilig voelen. Wij hebben
daarvoor diverse reglementen en protocollen opgesteld; zie hoofdstuk gedragsprotocol.
Welzijn
Het welzijn van de teamleden wordt gemonitord met behulp van het INK-model.
Agressie, geweld en seksuele intimidatie
Op schoolniveau zijn een vertrouwenspersoon en een maatschappelijk werkster.
Daarnaast kan men ook bij de vertrouwenspersoon van de RVKO terecht.
Bedrijfshulpverlening
De bedrijfshulpverlening is op school conform de richtlijnen geregeld. Er zijn meerdere
BHV-ers aanwezig die jaarlijks worden bijgeschoold.
32
Ontruimingsplan
Er is een goedgekeurd ontruimingsplan. Het ontruimen wordt jaarlijks in de praktijk
geoefend en het ontruimingsplan is opgenomen in het jaardraaiboek van de school.
5. Vakgebieden
In dit hoofdstuk staat omschreven met welke methoden en materialen de school werkt
om een zo goed mogelijk resultaat te kunnen behalen. Het systeem van opbrengstgericht
werken staat omschreven in het zorgplan hoofdstuk 6.
5.1 groep 1 & 2 werken met Kijk en doelgericht Piramide
In groep 0-1-2 is in schooljaar 2011-2012 gestart met het leerlingvolgsysteem KIJK. Op
deze manier wordt er doelgericht aanbod verzorgd in de groepen. Twee maal per jaar
worden de observatielijnen ingevoerd in de webbased omgeving. Het groepsoverzicht is
leidraad voor gedifferentieerd en beredeneerd leerstofaanbod. Er is een
observatieschema opgesteld om de KIJK lijnen te bewaken. Dit schema is in het
jaardraaiboek opgenomen. Door het gebruik van de KIJK-doelen en Piramide wordt er
een beredeneerd aanbod gemaakt voor zes weken. Verdieping en spelontwikkeling
krijgen zo meer ruimte. De BAK-lijsten woordenschat worden opgenomen in het thema
zodat het taalaanbod verrijkt wordt. De toetsen van Aarnoutsen voor taal en de CITO
toets rekenen worden geanalyseerd tezamen met het groepsoverzicht van KIJK. De
doelen voor de komende zes weken worden opgesteld. Na iedere zes weken vindt
evaluatie plaats en eventuele bijstelling van het groepsplan.
KIJK, KIES en DOE wordt gebruikt om het doelgericht werken in de groepen te
stimuleren. De tussendoelen worden steeds vastgesteld op drie niveaus. Zo krijgen zowel
kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong als kinderen met een
ontwikkelingsachterstand een juist doelenaanbod en worden zijn gestimuleerd in hun
ontwikkeling.
KIJK bestaat uit de volgende 17 ontwikkelingslijnen.
• Sociaal-emotionele ontwikkeling: zelfbeeld, relatie met volwassenen en
relatie met andere kinderen.
• Speel-werkgedrag: spelontwikkeling, taakgerichtheid en zelfstandigheid.
• Motoriek: grote en kleine motoriek en tekenontwikkeling.
• Zintuigelijke waarneming: visuele waarneming en auditieve waarneming.
• Mondelinge taalontwikkeling
• Lichaamsoriëntatie
• Ruimtelijke oriëntatie
• Tijdsoriëntatie
• Symboolverkenning: beginnende geletterdheid, inzicht in cijfers en getallen
•
Ontwikkeling van het logisch denken: hoeveelheden, overeenkomsten,
verschillen
5.2
Nederlandse taal
technische leesvaardigheid
Doelen van de school

Voorbereidend lezen: kinderen voldoen aan de voorwaarden om het aanvankelijk
lezen te kunnen starten.
 Aanvankelijk lezen: De leerlingen maken zich de stof eigen van de methode Veilig
Leren Lezen.
 Voortgezet lezen: De leerlingen moeten zich een goede technische leesvaardigheid
eigen maken. Waarbij het aansporen van de leesbeleving centraal staat. Hierbij wordt
4 x per week een half uur stil lezen gehanteerd en daarnaast de methode Lees maar
door voor groep 4 t/m 6.
Methoden/materialen
Voorbereidend lezen:
33






leeshoek
Ontwikkelingsmateriaal
Gerichte kring activiteiten.
Taalrijke omgeving om beginnende geletterdheid te stimuleren.
Methode Piramide
Jaarplan technisch lezen is opgenomen in het jaardraaiboek van de school.
Aanvankelijk lezen:
Doelen van Veilig leren lezen
Veilig leren lezen is een taal/leesmethode. Dat houdt in dat ervoor gekozen is om vanuit
een geïntegreerd onderwijsaanbod zowel de mondelinge als de schriftelijke taal
ontwikkeling op systematische wijze te stimuleren.
Wat mondelinge taalontwikkeling betreft ligt de nadruk op de uitbouw van
communicatieve vaardigheden, de bevordering van boekoriëntatie en verhaalbegrip, en
de vergroting van de woordenschat.
Wat schriftelijke taalontwikkeling betreft staat het leren lezen en spellen van eenvoudige
woordstructuren centraal.
Uitvoering
Veilig leren lezen bestaat uit twaalf thematische kernen, die zijn opgebouwd uit de fasen
introductie, instructie, zelfstandige verwerking, vervolgopdrachten en reflectie. Er wordt
gewerkt met dagprogramma’s.
De kinderen die al kunnen lezen worden in de ‘zongroep’ geplaatst, de rest van de
kinderen zitten in de ‘maangroep’. Kinderen die een begeleide instructie nodig hebben
volgen de steraanpak. Elke groep heeft zijn specifieke aanpak en materiaal
Alle twaalf kernen bevatten een ankerverhaal, waarmee het thema geïntroduceerd wordt.
Aan de thema- en taalactiviteiten rondom dit verhaal nemen alle kinderen deel.
De ‘zongroep’ gaat beginnen met andere activiteiten dan de ‘maangroep’.
Tijdens de reflectie krijgen alle leerlingen de kans hun gemaakte producten aan de rest
van de groep te laten zien of voor te lezen.
De uitvoering van het onderwijs staat in de handleidingen beschreven d.m.v. uitgebreide
lesbeschrijvingen.
Voortgezet lezen



Lees Maar Door
Stillezen 4x per week.
Taalleesland lessen, leesbeleving.
Relatie met de kerndoelen
De kerndoelen komen overeen.
Referentie niveaus.
1F (minimumniveau eind groep 8)
Kan eenvoudige teksten lezen over alledaagse onderwerpen en over onderwerpen die
aansluiten bij de leefwereld. Eenvoudige structuur, lage informatiedichtheid, belangrijke
informatie gemarkeerd of herhaald, frequent gebruikte woorden.
Tekstsoorten: informatief, instructief (o.a. routebeschrijving, opdracht in methode) en
betogend (o.a. reclames).
1S/2F (streefniveau eind groep 8)
+ minder eenvoudige teksten, ook onderwerpen die verder van de leerling afstaan.
Teksten hebben heldere structuur, zijn niet te lang en hebben lage informatiedichtheid.
34
1F (minimumniveau eind groep 8)
Kan jeugdliteratuur belevend lezen.
De structuur is eenvoudig. Het tempo waarin de spannende of dramatische
gebeurtenissen elkaar opvolgen is hoog.
1S/2F (streefniveau eind groep 8)
+ Kan eenvoudige adolescentieliteratuur herkennend lezen.
+ Het verhaal heeft een dramatische verhaallijn waarin de spanning af en toe wordt
onderbroken door gedachten en beschrijvingen. De verhaalstructuur is helder. Poëzie en
liedjes hebben bij voorkeur een verhalende inhoud en emotionele lading.
Uitvoering in de praktijk
Voorbereidend lezen:
 Werken met de ontwikkelingsmaterialen.
 Werken met Piramide
 Interactief voorlezen
Aanvankelijk lezen.
 De leerlingen volgen de methode Veilig leren Lezen zoals omschreven.
Voortgezet lezen:
 In de groepen 4 t/m 6 wordt de methode Lees Maar Door gehanteerd. Hierin wordt
op een gevarieerde manier aandacht besteed aan technisch lezen en intonatie.
 De leerlingen van groep 3 t/m 8 lezen 4 x in de week in stilte een zelfgekozen boek
gedurende 30 minuten. Het boek dat ze kiezen mag een niveau verschillen van het
avi beheersing niveau. De leerkrachten lezen zelf ook een boek. Wij noemen dit BAVI
lezen omdat wij het belang van leesbeleving en leesplezier onderschrijven.
 Toetsmomenten DMT en AVI zijn opgenomen in de toetskalender. De toetskalender is
opgenomen in het jaardraaiboek.
 De volgende minimum doelen worden gehanteerd:
februari
juni
Groep 3
M3
E3
Groep 4
M4
E4
Groep 5 Groep 6 Groep 7 Groep 8
M5
M6
M7
95% +
E5
E6
E7
Tevens staan de opbrengsten per jaar genoteerd in het schoolplan van de school
hoofdstuk 7.
Begrijpend lezen
Vanaf groep 4 wordt er gewerkt met de integrale taalmethode Taalleesland.
Om begrijpend lezen een extra impuls te geven wordt er vanaf groep 4 ook eenmaal per
week gewerkt met Nieuwsbegrip. De 5 leesstrategieën, die hierin steeds terugkomen,
worden door de leerkrachten door getrokken naar de WO teksten en de overige
leesmomenten in de groep.
De school beschikt over jaarplannen technisch- en begrijpend lezen. Tevens wordt een
uitgebreid dyslexieprotocol gevolgd. Deze plannen zijn opgenomen in het jaardraaiboek
en in het meerjarenbeleidplan.
Beleidsvoornemens
Optimaliseren van het BAVI lezen; borgen van gemaakte afspraken.
Borging dyslexieprotocol groep 1 t/m 4
Borging dyslexieprotocol groep 5 t/m 8
35
Referentieniveau.
1F (minimumniveau eind groep 8)
Leestekens
Dubbele punt, punt, komma, puntkomma, uitroepteken, vraagteken, aanhalingsteken.
Woordsoorten
Zelfstandig naamwoord, werkwoord (klankvast, klankveranderend (zwak, sterk)),
bijvoeglijk naamwoord.
Grammaticale kennis
Onderwerp, lijdend voorwerp, hoofdzin, bijzin, gezegde, persoonsvorm.
Tekstkennis
Standpunt, argument, feit, mening, tekstsoort en gesprekvormen, paragraaf.
Stilistiek en semantiek
Betekenis, symbool, synoniem, context, letterlijk, figuurlijk, uitdrukking, spreekwoord,
gezegde, moedertaal, tweede taal, vreemde taal, standaardtaal, dialect, meertalig,
formeel en informeel taalgebruik, leenwoord.
Morfologie
Woordvorm, woorddeel, samengesteld, voorvoegsel, achtervoegsel, lettergreep. Getal
(meervoud/enkelvoud), tijd (tegenwoordig, verleden, voltooid, onvoltooid).
Verkleinwoord, verschijningsvormen werkwoord (stam, infinitief, bijvoeglijk naamwoord).
Opmaak
Bladzijde, woord, zin, hoofdletter, uitspraak, titel, hoofdstuk, regel, lettertype, alinea,
kopje.
Klanken
Articulatie, klemtoon, intonatie, spreekpauze.
1S/2F (streefniveau eind groep 8)
Leestekens
trema, accent
Grammaticale kennis
Lijdende en bedrijvende vorm, vragende vorm.
Tekstkennis
Aanduidingen voor tekstsoorten en genres (ook: aanduidingen voor gespreksvormen),
hoofdgedachte (van tekst), tekstthema
Metatalige vormen: Woorden, zinnen, en tekstfragmenten die informatie geven over de
rest van de tekst (zoals signaalwoorden, prospectieve en retrospectieve tekstelementen
in inleiding, samenvattende zin aan slot).
Stilistiek en semantiek
homoniem, homofoon, vakjargon, stilistische adequaatheid (publiekgericht),
presentatiekenmerken (van mondelinge en schriftelijke tekst).
36
mondeling taalonderwijs.
Doelen van de school
 Spontaan/expressief kunnen spreken en luisteren
 Informatief kunnen spreken en luisteren
 Waarderend kunnen spreken en luisteren
 Kritisch kunnen spreken en luisteren
 Een goede spraakbeheersing kunnen ontwikkelen.
 Kunnen communiceren in verschillende vormen te weten:
- uitleggen
- non verbaal
- argumenteren
- zich verplaatsen in de ander
- het woord nemen, vragen, geven.
Methoden/materialen
 Taalleesland
 Veilig leren lezen, nieuwe versie
 Piramide
Relatie met de kerndoelen
Doelen komen overeen met de kerndoelen.
Relatie met referentie niveau.
De Mariaschool streeft naar het behalen van streefniveau 1S/2F en maakt daarbij gebruik
van de leerlijnen die de methodes Piramide en Taalleesland bieden.
1F (minimumniveau eind groep 8)
Kan eenvoudige gesprekken voeren over vertrouwde onderwerpen in het dagelijks leven
en buiten school.
1S/2F (streefniveau eind groep 8)
Kan in gesprekken over alledaagse en niet alledaagse onderwerpen uit leefwereld en
(beroeps)opleiding uiting geven aan persoonlijke meningen, kan informatie uitwisselen
en gevoelens onder woorden brengen.
1F (minimumniveau eind groep 8)
Kan luisteren naar eenvoudige teksten over alledaagse, concrete onderwerpen of over
onderwerpen die aansluiten bij de leefwereld van de leerling.
1S/2F (streefniveau eind groep 8)
Kan luisteren naar teksten over alledaagse onderwerpen, onderwerpen die aansluiten bij
de leefwereld van de leerling of die verder van de leerling afstaan.
1F (minimumniveau eind groep 8)
Kan in eenvoudige bewoordingen een beschrijving geven, informatie geven, verslag
uitbrengen, uitleg en instructie geven in alledaagse situaties in en buiten school.
1S/2F (streefniveau eind groep 8)
Kan redelijk vloeiend en helder ervaringen, gebeurtenissen, meningen, verwachtingen,
gevoelens onder woorden brengen over onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van
maatschappelijke aard.
Uitvoering in de praktijk
In de groepen 4 t/m 7 is de methode Taalleesland ingevoerd. In schooljaar 2010-2011
werd de methode ingevoerd in groep 8. Enkele leerkrachten van de Mariaschool zijn
nauw betrokken geweest bij met name de ontwikkeling van woordspoor. De Mariaschool
37
heeft woordenschatonderwijs centraal staan en dit wordt door de methode via de 4tact
van Verhallen aangeboden. De leerkrachten zijn hierin geschoold. Er worden regelmatig
klassenbezoeken afgelegd en er vindt half jaarlijks een evaluatie plaats. In groep 3 wordt
gewerkt met Veilig leren lezen, nieuwe versie.
Beleidsvoornemens/plannen
Zie verder meerjarenbeleidplan.
Borging
Evaluatie in de teamsessie.
Evaluatie van de resultaten worden besproken in de groepsbespreking.
Afname van de methode gebonden toetsen.
schriftelijk taalonderwijs.
Stellen
Doelen van de school


De leerlingen moeten stelopdrachten met gevarieerde doelstelling kunnen maken.
De leerlingen moeten oog hebben voor de diverse waarden van al of niet door
henzelf geschreven teksten.
Methoden/materialen
 Taalleesland
Relatie met de kerndoelen
Methode voldoet aan de kerndoelen.
Referentie niveau.
1F (minimumniveau eind groep 8)
Kan korte, eenvoudige teksten schrijven over alledaagse onderwerpen of over
onderwerpen uit de leefwereld.
1S/2F (streefniveau eind groep 8)
+ Kan samenhangende teksten schrijven met een eenvoudige lineaire opbouw over
uiteenlopende vertrouwde onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard.
Uitvoering in de praktijk
Volgens de handleiding van de methode.
Beleidsvoornemens/plannen
In de methode Taalleesland zit een duidelijke gestructureerde leerlijn stellen.
Borging
Evaluatie van het gemaakte werk.
spelling
Doelen van de school

We streven ernaar dat de spelling van de Nederlandse taal foutloos gehanteerd
wordt.
Methoden/materialen
Spellingslijn Taalleesland .
Spelling in de lift.
Relatie met de kerndoelen.
De doelen komen overeen met de kerndoelen.
Referentie niveau.
38
1F (minimumniveau eind groep 8)
Spelling
Beheerst de alfabetische spelling (spellen van klankzuivere woorden als haar, teen,
boom).
Beheerst de orthografische spelling (o.a. woorden met ng, nk, sch, ch(t), aai, ooi, ieuw,
eeuw, uw, de ë in ië of ieë.)
Beheerst de morfologische spelling (o.a. verkleinwoorden, meervoudsvormen, woorden
met achtervoegsels als –ig, -lijk, -tie, -heid, -teit, -tijd, -isch), bijvoeglijk gebruikt
voltooid deelwoord (verbrede straten).
Beheerst werkwoordspelling waarvan een deel zuiver morfologisch is (morfologische
spelling op syntactische basis): zoals tegenwoordige tijd meervoud (lopen, raden),
verleden tijd van werkwoorden met stam (bakte(n)) of –d (antwoordde(n)), hele
werkwoord
Leestekens
Past hoofdletters, punten, vraagtekens, uitroeptekens en aanhalingstekens correct toe.
Overige regels
Past afbreekregels correct toe (ge-beuren, gebeu-ren).
Grammaticale begrippen voor werkwoordspelling
Beheerst grammaticale begrippen voor werkwoordspelling: persoonsvorm, voltooid
deelwoord, stam, hele werkwoord, onderwerp, zwakke/sterke werkwoorden,
werkwoordelijk gezegde, ’t kofschip of ’t ex-fokschaap
1S/2F (streefniveau eind groep 8)
+ Beheerst de spelling van moeilijke gevallen:
1 meervoud –s na klinker (cafés, cavia’s)
2 verkleinwoord na open klinker (parapluutje)
3 ’s in ’s ochtends
4 –en in stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden (houten)
5 meervoud –n bij zelfstandig gebruikte verwijzing (allen vs. alle)
6 wel/niet –n in samengestelde woorden
+ Beheerst de moeilijke gevallen in de spelling van de persoonsvorm:
1 tegenwoordige tijd: stam op –d enkelvoud (ik word, hij wordt)
2 tegenwoordige tijd: klankvaste of zwakke werkwoorden enkelvoud (ik leef, hij leeft)
3 verleden tijd: klankvaste of zwakke werkwoorden met stam op –d of –t (redden,
pitten)
Beheerst de spelling van spelambigue woorden (mauwen, mouwen).
Leestekens
+ Gebruikt hoofdletters bij eigennamen (Joep, Frankrijk) en bij de directe rede (Hij zei:
‘Ik ga.’)
Uitvoering in de praktijk
In groep 4 t/m 8 wordt er wekelijks gewerkt aan een nieuwe categorie. Eens in de twee
weken worden er woorden getoetst uit de voorgaande 2 leseenheden. Kinderen die op
een categorie uitvallen, oefenen in de volgende twee weken die categorie tijdens het
zelfstandig werken. Kinderen die moeite hebben met meerdere categorieën krijgen extra
begeleiding via Spelling in de Lift.
Beleidsvoornemens/plannen
Waarborgen van de gemaakte afspraken.
Borging
39
Evaluatie resultaten tijdens de groepsbesprekingen.
Afname van de methode gebonden toetsen.
Afname van CITO Spelling in de groepen 3 t/m 8
Taalbeschouwing
Doelen van de school




De kinderen hebben inzicht in de taalstructuur.
De kinderen vergroten kun woordenschat d.m.v. de strategie van M. Verhallen.
De kinderen herkennen invloeden en kenmerken, die in een communicatieve situatie
een rol spelen.
De kinderen kunnen zich op verschillende manieren uiten.
Methoden/materialen
Taalleesland (themapakket, spellingspakket)
Kies maar
Piramide
Relatie met de kerndoelen.
De kerndoelen worden nagestreefd.
Uitvoering in de praktijk
In de methode staan de lessen duidelijk aangegeven. Kies maar wordt daarnaast
facultatief gebruikt.
Beleidsvoornemens
Waarborgen van de gemaakte afspraken.
Klassenconsultaties om de vaardigheden van de leerkrachten omtrent woordenschat
onderwijs te vergroten.
Borging
Evaluatie van de resultaten in de groepsbesprekingen.
Afname van de methode gebonden toetsen.
5.3
Schrijven
Doelen van de school

We streven ernaar dat de kinderen zich een handschrift eigen maken, dat
voldoende duidelijk en goed leesbaar is.
Methoden/materialen
Schrijven in de Basisschool versie 2007 voor groep 1 t/m 8.
Relatie met de kerndoelen
Kerndoelen komen overeen.
Uitvoering in de praktijk
In de groepen 1 en 2 wordt er tijdens de ontwikkelingslessen gewerkt met Schrijven in
de Basisschool.
In groep 3 is schrijven dagelijks opgenomen in het weekrooster. Schrijven in de
Basisschool wordt gehanteerd. Ook het cijferschrijven wordt aangeboden.
In groep 4 en 5 is schrijven 2 x per week opgenomen in het weekrooster.
Vanaf groep 6 krijgen kinderen de gelegenheid geboden hun eigen handschrift te
ontwikkelen.
40
In groep 1–2-3 wordt met potlood geschreven. Rond januari starten de kinderen in groep
3 met pen.
De liniering van de schriften is als volgt:
Groep 3: 2/3 schriften met 6-4-6 lijnen voor dictee.
Groep 4: schriften met 6-3-6 lijnen voor dictee.
Groep 5: Tot de voorjaarsvakantie 6-3-6 daarna overgang naar 24- lijn cahiers.
Groep 6: Iedereen start hier in 24- lijn cahiers.
In de groep 6 t/m 8 is schrijven 1 x per week opgenomen in het lesrooster.
Beleidsvoornemens / plannen
Voortgangsbewaking met name in de groepen 7 & 8 om de bovenstaande afspraken ook
in het lesrooster op te nemen.
Borging
Evaluatie van het gemaakte werk.
5.4
Engels
Doelen van de school
 De leerlingen een positieve houding aan te leren t.o.v. een vreemde taal.
 De leerlingen kunnen eenvoudige gesprekjes volgen en voeren.
 De leerlingen kunnen eenvoudige zinnen schrijven en lezen.
Methoden/materialen.
- Groove Me. Voor groep 7 en 8. Nadruk op communicatieve vaardigheden
Relatie met de kerndoelen
Methode komt overeen met de kerndoelen.
Uitvoering in de praktijk
Wekelijks in de groepen 7 & 8 is er een Engelse les volgens de methode. Het accent ligt
op de mondelinge taalverwerving.
Beleidsvoornemens;
Boring gemaakte afspraken.
Borging:
Evaluatie in de bouwvergadering.
5.5 Rekenen/Wiskunde
Doelen van de school




Voldoen aan de kerndoelen.
De leerlingen dienen kennis en vaardigheden zinvol toe te passen in gevarieerde
contexten.
De leerlingen dienen problemen zelfstandig of in groepsverband te kunnen
oplossen.
De leerlingen kunnen op eigen tempo en niveau aan het werk zonder de groep te
overstijgen.
Methoden/materialen
Piramide
Wereld in Getallen groep 1-8
Relatie met de kerndoelen
De methode voldoet aan de kerndoelen
41
Getallen
Notatie, taal en
betekenis
- Uitspraak,
schrijfwijze en
betekenis van
getallen,
symbolen en
relaties
- Wiskundetaal
gebruiken
1F
Paraat hebben





5 is gelijk aan (evenveel als) 2
 Breuknotatie herkennen
ook als 3/4
en 3
de relaties groter/kleiner dan
0,45 is vijfenveertig
Functioneel gebruik
honderdsten
 Gemengd getal
Breukennotatie met een
 Relatie tussen breuk en
horizontale streep 3/4
decimaal getal
teller, noemer, breukstreep
Functioneel gebruik


1S
Paraat hebben
Uitspraak en schrijfwijze van
gehele getallen, breuken,
decimale getallen
Getalbenamingen zoals
driekwart, anderhalf, miljoen
Weten waarom


Verschil tussen cijfer en
getal
Belang van het getal 0
Weten waarom

B Met elkaar in
verband brengen
- Getallen en
getalrelaties
- Structuur en
samenhang
Orde van grootte van getallen
beredeneren
1F
Paraat hebben



Tienstructuur
Getallenrij
Getallenlijn met gehele
getallen en eenvoudige
decimale getallen
Functioneel gebruik




Vertalen van eenvoudige
situatie naar berekening
Afronden van gehele getallen
op ronde getallen
Globaal beredeneren van
uitkomsten
Splitsen en samenstellen van
getallen op basis van het
tientallig stelsel
Weten waarom

C Gebruiken
- Memoriseren,
automatiseren
- Hoofdrekenen
(noteren van
Structuur van het tientallig
stelsel
1F
Paraat hebben

Uit het hoofd splitsen, optellen
en aftrekken onder 100, ook
met eenvoudige decimale
1S
Paraat hebben

Getallenlijn, ook met
decimale getallen en
breuken
Functioneel gebruik



Vertalen van complexe
situatie naar berekening
Decimaal getal afronden
op geheel getal
Afronden binnen gegeven
situatie: 77,6 dozen
berekend dus 78 dozen
kopen
Weten waarom


Opbouw decimale
positiestelsel
Redeneren over breuken,
bijvoorbeeld: is er een
kleinste breuk
1S
Paraat hebben

Standaardprocedures
gebruiken ook met
getallen boven de 1000
42
tussenresultaten
toegestaan)
Hoofdbewerkingen
(+,-,*,:) op
papier uitvoeren
met gehele
getallen en
decimale getallen
- Bewerkingen
met breuken (+,,x,:) op papier
uitvoeren
- Berekeningen
uitvoeren om
problemen op te
lossen
- Rekenmachine
op een
verstandige
manier inzetten













getallen: 12 = 7+ 5; 1 - 0,25
Producten uit de tafels van
vermenigvuldiging (tot en met
10) uit het hoofd kennen
Delingen uit de tafels (tot en
met 10) uitrekenen: 45 : 5
Uit het hoofd optellen,
aftrekken, vermenigvuldigen
en delen met 'nullen', ook met
eenvoudige decimale getallen:
30 + 50; 0,25 x 100
Efficiënt rekenen (+, -, x, :)
gebruikmakend van de
eigenschappen van getallen en
bewerkingen, met eenvoudige
getallen
Optellen en aftrekken
(waaronder ook verschil
bepalen) met gehele getallen
en eenvoudige decimale
getallen: 235 + 349
Vermenigvuldigen van een
getal met een cijfer met een
getal met twee of drie cijfers:
7 x 165
Vermenigvuldigen van een
getal van twee cijfers met
getal van twee cijfers: 35 x 67
Getallen met maximaal 3
cijfers delen door een getal
met maximaal 2 cijfers, al dan
niet met een rest: 132 : 16
Vergelijken en ordenen van de
grootte van eenvoudige
breuken en deze in
betekenisvolle situaties op een
getallenlijn plaatsen: 1/4 liter
is minder dan 1/2 liter
Omzetten van eenvoudige
breuken in decimale getallen:
1/2 = 0,5; 0,01 = 1/100
Optellen en aftrekken van veel
voorkomende gelijknamige en
ongelijknamige breuken
binnen een betekenisvolle
situatie: 1/8 + 1/8; 1/2 + 3/4
Geheel getal (deel van
nemen): 1/3 deel van 150
euro
In een betekenisvolle situatie
een breuk vermenigvuldigen
met een ... (breuk?)
Functioneel gebruik

Globaal (benaderend) rekenen
(schatten) als de context zich













met complexere decimale
getallen in complexere
situaties
Delingen uit de tafels (tot
en met 10) uit het hoofd
kennen
Ook met complexere
getallenen decimale
getallen: 18 : 100
Volgorde van
bewerkingen
Efficiënt rekenen ook met
grotere getallen
Delen met rest of
(afgerond) decimaal
getal: 122 : 5 =
Vergelijken ook via
standaardprocedures en
met moeilijker breuken
Omzetten ook met
moeilijker breuken
eventueel met
rekenmachine
Optellen en aftrekken ook
via standaardprocedures,
met moeilijker breuken en
gemengde getallen zoals
6 3/4
Ook een geheel getal
vermenigvuldigen met
een breuk of omgekeerd
Vereenvoudigen en
compliceren van breuken
en breuken als gemengd
getal schrijven: 6/8 = 3/4
Een breuk met een breuk
vermenigvuldigen of een
deel van een deel nemen,
met name in situaties:
1/2 deel van 1/2 liter
Een geheel getal delen
door een breuk of
gemengd getal: 10 : 2
1/2
Een breuk of gemengd
getal delen door een
breuk, vooral binnen een
situatie: 1 1/2 : 1/4;
hoeveel pakjes van 1/4
liter moet je kopen als je
1 1/2 liter slagroom nodig
hebt.
Functioneel gebruik

Standaardprocedures met
inzicht gebruiken binnen
43



daartoe leent of als controle
voor rekenen met de
rekenmachine: is tien euro
genoeg bij 2,95 + 3,98 +
4,10?
In contexten de 'rest' (bij
delen met rest) interpreteren
of verwerken
Verstandige keuze maken
tussen zelf uitrekenen of
rekenmachine gebruiken
(Zowel kaal als in eenvoudige
dagelijkse contexten zoals
geld- en meetsituaties)
Kritisch beoordelen van een
uitkomst
situaties waarin gehele
getallen, breuken en
decimale getallen
voorkomen
Weten waarom



Weten dat er procedures
zijn die altijd werken en
waarom
Decimale getallen als
toepassing van
(tiendelige)
maatverfijning
Kennis over bewerkingen:
3 + 5 = 5 + 3, maar 3 - 5
is ongelijk aan 5 - 3
Weten waarom

Interpreteren van een
uitkomst 'met rest' bij gebruik
van een rekenmachine
Verhoudingen
A Notatie, taal
en betekenis
- Uitspraak,
schrijfwijze en
betekenis van
getallen,
symbolen en
relaties
- Wiskundetaal
gebruiken
1F
Paraat hebben




een 'vijfde deel' van alle
Nederlanders korter schrijven
als 1/5 deel van ...
3,5 is 3 en 5/10
'1 op de 4' is 25% of 'een
kwart van'
geheel is 100%
1S
Paraat hebben



Schrijfwijze 1/4 x 260 of
260 / 4
Formele schrijfwijze 1 :
100 ('staat tot') herkennen
en gebruiken
Verschillende schrijfwijzen
(symbolen, woorden) met
elkaar in verband brengen
Functioneel gebruik



Functioneel gebruik
notatie van breuken
 Schaal
(horizontale breukstreep),
decimale getallen
(kommagetal) en
Weten waarom
procenten(%) herkennen
 Relatieve vergelijking
taal van verhoudingen (per, op,
(term niet)
van de)
Verhoudingen herkennen in
verschillende dagelijkse
situaties (recepten, snelheid
vergroten/verkleinen, schaal
enz.)
Weten waarom
B Met elkaar in
verband
brengen
1F
Paraat hebben
1S
Paraat hebben
44
- Verhouding,
procent, breuk,
decimaal getal,
deling, 'deel
van' met elkaar
in verband
brengen

Eenvoudige relaties herkennen,
bijvoorbeeld dat 50% nemen
hetzelfde is als 'de helft nemen'
of hetzelfde als 'delen door 2'


Functioneel gebruik



Beschrijven van een deel van
een geheel met een breuk
Breuken met noemer 2, 4, 10
omzetten in bijbehorende
percentages
Eenvoudige verhoudingen in
procenten omzetten bijv. 40 op
de 400
Procenten als decimale
getallen (honderdsten)
Veel voorkomende
omzettingen van
percentages in breuken en
omgekeerd
Functioneel gebruik



Weten waarom
Breuken en procenten in
elkaar omzetten
Breuken benaderen als
eindige decimale getallen
Verhoudingen en breuken
met een rekenmachine
omzetten in een
(afgerond) kommagetal
Weten waarom


C Gebruiken
- In de context
van
verhoudingen
berekeningen
uitvoeren, ook
met procenten
en
verhoudingen
1F
Paraat hebben

Rekenen met eenvoudige
percentages (10%, 50%)
1S
Paraat hebben

Functioneel gebruik


Eenvoudige
verhoudingsproblemen (met
mooie getallen) oplossen
Problemen oplossen waarin de
relatie niet direct te leggen is:
6 pakken voor 18 euro voor 5
pakken betaal je dan...
Weten waarom

Eenvoudige verhoudingen met
elkaar vergelijken: 1 op de 3
kinderen gaat deze vakantie
naar het buitenland, is dat
meer of minder dan de helft?
Relatie tussen breuken,
verhoudingen en
percentages
Breuken omzetten in een
kommagetal, eindig of
oneindig aantal decimalen
Rekenen met percentages
ook met moeilijker getallen
en minder 'mooie'
percentages (eventueel
met de rekenmachine)
Functioneel gebruik



Gebruik dat 'geheel' 100%
is
Ontbrekende afmeting
bepalen van een foto die
vergroot wordt
Rekenen met eenvoudige
schaal
Weten waarom




Vergroting als toepassing
van verhoudingen
Bij procenten mag je niet
zomaar optellen en
aftrekken (10% erbij 10%
eraf)
Betekenis van percentages
boven de 100
Relatieve grootte: de helft
van iets kan minder zijn
45
dan een kwart van iets
anders
Meetkunde
A Notatie, taal en 1F
betekenis
Paraat hebben
- Maten voor
lengte,
oppervlakte,
inhoud en
gewicht,
temperatuur
- Tijd en geld
Meetinstrumenten
- Schrijfwijze en
betekenis van
meetkundige
symbolen en
relaties




Uitspraak en notatie van:
(euro)bedragen; tijd (analoog
en digitaal); kalender, datum
(23-11-2007); lengteoppervlakte – en
inhoudsmaten; gewicht;
temperatuur
Omtrek, oppervlakte en
inhoud
Namen van enkele vlakke en
ruimtelijke figuren, zoals
rechthoek, vierkant, cirkel,
kubus, bol
Veelgebruikte meetkundige
begrippen zoals (rond, recht,
vierkant, midden, horizontaal
etc.)
Functioneel gebruik




Meetinstrumenten aflezen en
uitkomst noteren; liniaal,
maatbeker, weegschaal,
thermometer etc.
Verschillende tijdseenheden
(uur, minuut, seconde; eeuw,
jaar, maand)
Aantal standaard
referentiematen gebruiken
(‘een grote stap is ongeveer
een meter’, in een standaard
melkpak zit 1 liter)
Eenvoudige routebeschrijving
(linksaf, rechtsaf)
Weten waarom



B Met elkaar in
verband brengen
-
Eigen referentiematen
ontwikkelen, ('in 1 kg appels
zitten ongeveer 5 appels')
Een vierkante meter hoeft
geen vierkant te zijn
Betekenis van voorvoegsels
zoals 'kubieke'
1F
Paraat hebben


1dm3 = 1 liter = 1000 ml
Een 2D representatie van een
1S
Paraat hebben





Are, hectare
Ton (1000 kg)
Betekenis van
voorvoegsels zoals milli-,
centi-, kiloStandaard)
oppervlaktematen km2,
m2, dm2, cm2
(Standaard)
inhoudsmaten m3, dm3,
cm3
Functioneel gebruik




Gegevens van
meetinstrumenten
interpreteren; 23,5 op
een kilometerteller
betekent.....
Aanduidingen op windroos
(N, NO, O, ZO, Z, ZW, W,
NW)
Alledaagse taal herkennen
('een kuub zand')
Een hectare is ongeveer 2
voetbalvelden
Weten waarom





Oppervlakte- en
inhoudsmaten relateren
aan bijbehorende
lengtematen
Redeneren welke maat in
welke context past
Spiegelen in 2D en 3D
Redeneren over
symmetrische figuren
Meetkundige patronen
voortzetten (hoe weet je
wat het volgende figuur
uit de rij moet zijn)
1S
Paraat hebben


1 m3 = 1000 liter
1 km2 = 1000 000 m2 =
46
Meetinstrumenten
100 ha
3D object zoals foto,
gebruiken
plattegrond, landkaart (incl.
- Structuur en
legenda), patroontekening
Functioneel gebruik
samenhang
 Samenhang tussen
tussen
Functioneel gebruik
(standaard)maten ook
maateenheden

In
betekenisvolle
situaties
door terugrekenen, in
- Verschillende
samenhang
tussen
enkele
complexere situaties en
representaties,
(standaard)maten
(
km
m;
ook met decimale
2D en 3D
m - dm, cm, mm; l - dl, cl, ml;
getallen: 'Is 1750 g meer
kg - g, mg)
of minder dan 1,7 kg?'
 Tijd (maanden, weken, dagen
 Samengestelde
in een jaar, uren, minuten,
grootheden gebruiken en
seconden)
interpreteren, zoals km/u
 Afmetingen bepalen met
 Kiezen van de juiste
behulp van afpassen, schaal,
maateenheid bij een
situatie of berekening
rekenen
 Maten vergelijken en ordenen
Weten waarom
Weten waarom

C Gebruiken
- Meten
- Rekenen in de
meetkunde
(lengte)maten en geld in
verband brengen met
decimale getallen: 1,65 m is 1
meter en 65 centimeter;
€ 1,65 is 1 euro en 65
eurocent
1F
Paraat hebben




Schattingen maken over
afmetingen en hoeveelheden
Oppervlakte benaderen via
rooster
Omtrek en oppervlakte
berekenen van rechthoekige
figuren
Routes beschrijven en lezen
op een kaart met behulp van
een rooster



1S
Paraat hebben


Veel voorkomende
maateenheden omrekenen
Liniaal en andere
veelvoorkomen
meetinstrumenten gebruiken
Weten waarom
Omtrek en oppervlakte
bepalen/berekenen van
figuren (ook niet
rechthoekige) via
(globaal) rekenen
Functioneel gebruik

Functioneel gebruik

Decimale structuur van
het metriek stelsel
Structuur en samenhang
metrieke stelsel
Relatie tussen 3D
ruimtelijke figuren en
bijbehorende bouwplaten
Formules gebruiken bij
berekenen van
oppervlakte en inhoud
van eenvoudige figuren
Weten waarom



Formules voor het
berekenen van
oppervlakte en inhoud
verklaren
Beredeneren welke
vergrotingsfactor nodig is
om de ene (eenvoudige)
figuur uit de andere te
vormen
Verschillende omtrek
mogelijk bij
gelijkblijvende
47
oppervlakte
Verbanden
A Notatie, taal en
betekenis
- Analyseren en
interpreteren van
informatie uit
tabellen, grafische
voorstellingen en
beschrijvingen
- Veel
voorkomende
diagrammen en
grafieken
1F
Paraat hebben

Informatie uit veel
voorkomende tabellen aflezen
zoals dienstregeling,
lesrooster
Functioneel gebruik


Eenvoudige globale grafieken
en diagrammen (beschrijving
van een situatie) lezen en
interpreteren
Eenvoudige legenda
1S
Paraat hebben


Functioneel gebruik


B Met elkaar in
verband brengen

Grafiek in de betekenis
van 'grafische
voorstelling'
Uit beschrijving in woorden
eenvoudig patroon herkennen
1F
Paraat hebben
 Eenvoudige tabel gebruiken
- Verschillende
om informatie uit een
voorstellingssituatiebeschrijving te
vormen met elkaar
ordenen
in verband brengen
- Gegevens
Functioneel gebruik
verzamelen,
ordenen en
 Eenvoudige patronen (vanuit
weergeven
situatie) beschrijven in
- Patronen
woorden, bijvoorbeeld:
beschrijven
Vogels vliegen in V-vorm. "Er
komen er steeds 2 bij."
1S
Paraat hebben



Weten waarom

Trend in gegevens
onderkennen
Staafdiagram,
cirkeldiagram
Weten waarom
Weten waarom

Legenda
Assenstelsel
Informatie op veel
verschillende manieren kan
worden geordend en
weergegeven

Eenvoudige tabellen en
diagrammen opstellen op
basis van een
beschrijving in woorden
Globale grafiek tekenen
op basis van een
beschrijving in woorden,
bijvoorbeeld: tijd-afstand
grafiek
Eenvoudige patronen in
rijen getallen en figuren
herkennen en
voortzetten: 1 – 3 – 5 –
7 - .......; 100 – 93 – 86
– 79 – .....
Stippatronen
Functioneel gebruik

Conclusies trekken door
gegevens uit
verschillende
informatiebronnen met
elkaar in verband te
brengen (alleen in
eenvoudige gevallen)
Weten waarom

Keuze om informatie te
48
ordenen door middel van
tabel, grafiek, diagram
C Gebruiken
1F
Paraat hebben
- Tabellen,
 Eenvoudig staafdiagram
diagrammen en
maken op basis van gegevens
grafiekengebruiken
bij het oplossen
Functioneel gebruik
van problemen
 Kwantitatieve informatie uit
Rekenvaardigheden
tabellen en grafieken
gebruiken
gebruiken om eenvoudige
berekeningen uit te voeren en
conclusies te trekken,
bijvoorbeeld: In welk jaar is
het aantal auto's verdubbeld
t.o.v. het jaar daarvoor?
1S
Paraat hebben

Berekeningen uitvoeren
op basis van informatie
uit tabellen, grafieken en
diagrammen
Functioneel gebruik


Weten waarom
Punten in een
assenstelsel plaatsen en
coördinaten aflezen
(alleen positieve getallen)
Globale grafieken
vergelijken, bijvoorbeeld:
wie is het eerst bij de
finish?
Weten waarom


Op basis van een grafiek
of diagram conclusies
trekken over een situatie
Op basis van een grafiek
of diagram
voorspellingen doen over
een toekomstige situatie
Uitvoering in de praktijk
Rekenen is dagelijks opgenomen in het weekrooster van groep 3 t/m 8. In de groepen
1 –2 komen rekenbegrippen dagelijks voor en worden thematisch aangeboden via
Piramide.
Beleidsvoornemens:
Voortzetten klassenconsultaties
ERWD model hanteren in alle groepen.
Borging:
- Overleg en evaluatie teamsessies.
- Methode gebonden toetsen.
- KIJK lijn rekenontwikkelingen
- Cito toetsen
5.6
Oriëntatie op jezelf en de wereld.
Aardrijkskunde
Doelen van de school



Leren inzien dat het gebruik van ruimte wordt bepaald door verschillende
factoren.
Leerlingen leren een atlas hanteren.
Leerlingen vergaren kennis over de ligging van landen, steden, water en gebergte
49

Leerlingen leren zich afvragen waarom dingen zijn zoals ze zijn en hoe dat tot
stand is gekomen.
 Leerlingen leren dat indeling en inrichting van ruimte te maken heeft met een
aantal verschillende factoren.
Methoden/materialen
Gr 1-2-3 Piramide
Groep 4 t/m 8 de Blauwe Planeet borgen invoering vanuit schooljaar 2011-2012
Kennisnet
Relatie met de kerndoelen.
De methode voldoet aan de kerndoelen.
Uitvoering in de praktijk
In de groepen 1 t/m 3 wordt er projectmatig gewerkt aan de wereld oriëntatie.
In de groepen 4 t/m 8 wordt er met de methoden projectmatig gewerkt om de
woordenschat van kinderen en de begripsvorming van het onderwerp te vergroten.
Beleidsvoornemens/plannen
borgen Blauwe Planeet groep 4 t/m 8. Zie meerjarenbeleidplan.
Borging:
- Tweemaal per jaar op bordsessie
- Verslag in teamvergadering
- Toetsen methode, eigen proefwerken
Geschiedenis
Doelen van de school

Ze leren begrijpen dat de samenleving continu verandert en dat de geschiedenis
daar vaak een verklaring voor geeft.
 Kinderen dienen verschijnselen van nu te kunnen verklaren en te begrijpen vanuit
het verleden.
 Ze leren bewust en kritisch om te gaan met de democratie.
 Ze leren na te denken en vragen te stellen over historische verschijnselen.
Methoden/materialen
Groep 1-2-3 Piramide
Groep 4 t/m 8 Speurtocht
In de groepen 1 t/m 3 wordt er met projecten gewerkt.
Voor groep 3 t/m 8 geldt daarnaast ook een bezoek aan musea, opgenomen in het
dagarrangement.
Relatie met de kerndoelen
De methode voldoet aan de kerndoelen.
Uitvoering in de praktijk
In de groepen 1 t/m 3 wordt er projectmatig gewerkt aan de wereldoriëntatie.
In de groepen 4 t/m 8 borgen van de methode Speurtocht.
Beleidsvoornemens/plannen
Op een projectmatige manier deze lessen aanbieden zodat er samenhang ontstaat
en de begripsvorming en woordenschat bij de kinderen zich uitbreiden.
Zie meerjarenbeleidplan.
Borging:
- Tweemaal per jaar in teamsessies.
- Toetsen methode
50
Biologie/techniek
Doelen van de school
 Respect waardering en belangstelling hebben voor mens, dier en planten.
 De natuur zien als een wezenlijke en onmisbaar onderdeel in het leven.
 Bewust om leren gaan met de aspecten binnen het milieu
 Samen ontdekken en experimenteren.
Methoden/materialen
Groep 1 t/m 3 werken met projecten
Groep 4 t/m 8 invoering Natuniek
Daarnaast is in de dagarrangementen werken in de tuin opgenomen.
Relatie met de kerndoelen
De methode voldoet aan de kerndoelen.
Uitvoering in de praktijk
In de groepen 1 t/m 3 wordt er projectmatig gewerkt aan de wereld oriëntatie.
In de groepen 4 t/m 8 wordt er met de methoden projectmatig gewerkt om de
woordenschat van kinderen en de begripsvorming van het onderwerp te vergroten
Beleidsvoornemens/plannen
Op een projectmatige manier deze lessen aanbieden zodat er samenhang ontstaat
en de begripsvorming en woordenschat bij de kinderen zich uitbreiden.
Zie meerjarenbeleidplan.
Borging:
- Tweemaal per jaar in teamsessies.
- Toetsen methode
5.7 Catechese
Doelen van de school
 Kinderen verwerven kennis van de wereldgodsdiensten en zijn in staat aspecten
hiervan in hun dagelijkse leefomgeving te herkennen.
 Kinderen staan positief tegenover het multiculturele aspect van hun eigen
leefomgeving en samenleving.
 Kinderen brengen respect op voor andere culturele en religieuze normen en
waarden.
 Binnen ons katholieke onderwijs streven wij naar een sfeer van respect, begrip en
verdraagzaamheid na, aangezien wij door onze schoolbevolking met vele
godsdiensten en culturen te maken hebben.
Methoden/materialen
Vanaf schooljaar 2010-2011 wordt er gewerkt met KLEUR. Hemel en aarde is de methode
die aangeboden is in voorgaande jaren rondom kerkelijke feesten. Met KLEUR hopen wij
een verbinding te kunnen leggen naar de sociaal emotionele ontwikkeling.
Relatie met de kerndoelen.
Wij voldoen aan de kerndoelen.
Uitvoering in de praktijk
KLEUR wordt methodisch gebruikt. De onderwerpen zijn per bouw hetzelfde maar wel
aangepast aan de leeftijd van de kinderen.
Beleidsvoornemens:
- invoering van KLEUR of een andere methode naar aanleiding evaluatie.
Borging
- Bespreking in teamsessies.
- Evaluatie met districtscatecheet
51
5.8 Bevordering van gezond gedrag/ sociale redzaamheid waaronder verkeer.
Doelen van de school
 De leerlingen dienen een aantal vaardigheden zich eigen te maken rondom sociaal
en emotioneel gedrag.
 De leerlingen dienen kennis te hebben van andere leefgewoonten.
 De leerlingen dienen zich bewust te worden van het belang van een goede
gezondheid, denkend hierbij aan lichamelijke , geestelijke en sociale aspecten.
 Leerlingen kunnen op een veilige manier aan het verkeer deel nemen.
Methoden/materialen
Kinderen en omgaan met hun sociale talenten.
Verkeerskrant groep 5,6,7,8
Piramide thema.
Relaties met de kerndoelen
Voor verkeer voldoen wij niet aan de kerndoelen. Om in het schooljaar 2014-2015 toch
tegemoet te komen aan de kerndoelen wordt er een projectweek door de werkgroep
verkeer opgezet waarin wij volledig voldoen aan de kerndoelen van verkeer.
Uitvoering in de praktijk
Projectweek in de tweede helft van het schooljaar waarin het verkeersaanbod voor groep 1
t/m 8 volledig wordt opgenomen.
Beleidsvoornemens:
Omschrijven van de kerndoelen verkeer en deze dekkend maken in de school.
Inventarisatie van de activiteiten die voldoen aan de kerndoelen om een doorgaande lijn te
creëren.
Borging
Bespreking van de ervaringen in teamsessies.
5.9 techniek
Doelen van de school


Leerlingen kunnen oplossingen vinden voor technische problemen. Zij gebruiken
daarbij elementaire technische inzichten waaronder constructie, bewegings- en
overbrengingsprincipes.
Leerlingen kunnen een aantal technische producten uit de eigen leefwereld op hun
niveau onderzoeken naar functionaliteit, materiaalgebruik en vormgeving en
kunnen de werking ervan verklaren.
Methoden en materialen
Constructie materiaal in groep 1-2-3
Techniektorens groep 1-8
In de dagarrangementen is de leerlijn techniek opgenomen. Kinderen kunnen daar
bovenstaande doelen via allerlei aspecten ontwikkelen.
Relatie met de kerndoelen.
Aan de kerndoelen wordt voldaan.
Uitvoering in de praktijk
Techniek heeft een speciale relatie met natuuronderwijs en handvaardigheid. In de
groepen 3 t/m 8 zijn de techniek lessen opgenomen in het dagarrangement.
52
Beleidsvoornemens/plannen
Borgen van gemaakte afspraken omtrent techniek onderwijs.
Borging
Vasthouden aan de uitgezette lijn binnen het dagarrangement.
5.10 ICT
De school is aangesloten bij Heutink. Zij verzorgen het beheer en onderhoud van de
hardware. ICT is verankerd in de school maar nog onvoldoende in het onderwijs. Het ICT
beleidsplan is opgenomen in het schoolplan bij hoofdstuk 8.
In elke groep staan minimaal twee computers die aangesloten zijn op het netwerk en
waarop standaard XP Professional draait.
In de school is al veel software aanwezig.
Iedere computer is aangesloten op kennisnet. Op school is een netwerkprinter aanwezig.
De school maakt gebruik van het administratie programma Parnassys.
4.11 Kunstzinnige oriëntatie.
Doelen van de school
Leerlingen leren om waarnemingen, ervaringen, gevoelens en verbeelding te uiten op een
spelende en experimentele wijze met behulp van tekenen, schilderen of andere materialen
Doelstellingen Cultuurcoach schooljaar 2014-2015
Museum Boijmans Van Beuningen
Mariaschool
De cultuurcoach van Museum Boijmans Van Beuningen werkt al 5 jaar met de
doelstellingen zoals geformuleerd in het Inhoudelijk plan Cultuurcoach.
- Vertrouwd raken met kunst en het museum
- Meerwaarde bieden ten opzichte van reguliere beeldende lessen
- Taalontwikkeling
- Talentontdekking/ontwikkeling
- De wijk uit
Hieronder de drie kerndoelen voor kunstzinnige oriëntatie, zoals ze door het SLO zijn
geformuleerd.
- Kerndoel 54: De leerlingen leren beelden, muziek, taal, spel en beweging te
gebruiken, om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te
communiceren.
- Kerndoel 55: De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren.
- Kerndoel 56: De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering
voor aspecten van cultureel erfgoed.
Specifieke doelstellingen van de Mariaschool:
Als cultuurcoach en kunstenaar neem ik ook mijn eigen visie op kunsteducatie mee.
Als kind werd ik mij bewust van mijn eigen kijken. Ik keek naar de wereld om mij heen
en zag dan vaak ‘tussen de dingen door’. Bewust van tijdelijke of onverwachte beelden.
Toen ik tiener was ontstond de behoefte om zelf onverwachte beelden te maken. Ik wilde
beelden maken om andere mensen te laten kijken naar het vluchtige, het voor de hand
liggende maar toch bijzondere, het vreemde van gewone dingen.
Op de kunstacademie heb ik beter leren kijken. Kijken en benoemen wat je ziet,
benoemen wat je denkt dat je ziet, associëren bij wat je ziet, bedenken wat een ander
ermee bedoeld heeft.
Zo kun je kijken naar kunst, zo kun je kijken naar de wereld. Zo is er ruimte voor
verschillende visies.
53
Ik wil leren kijken door beeldend te werken. Ik wil anderen leren kijken.
Kunst kan helpen om anders te kijken, om jezelf en de wereld te begrijpen.
MEER ZIEN EN ANDERS KIJKEN DOOR KUNST.
Voor het schooljaar 2014-2015 zullen school en museum (cultuurcoach) nog nauwer
samenwerking zoeken in hun doelstellingen.
Hieronder worden de 3 kerndoelen verder uitgewerkt:
Kerndoel 54
- De leerlingen leren technieken en materialen kennen om zich uit te drukken.
Voornamelijk beeldend omdat het museum hierin het meeste te bieden heeft. Ook
kan er soms gebruik gemaakt worden van taal, muziek of drama.
- De leerlingen leren over beeldaspecten, zoals licht, kleur, vorm, lijn, textuur,
compositie.
- De leerlingen leren hun fantasie en ideeën te vertalen naar beeld.
- De leerlingen leren dat kunst van anderen hun eigen gedachten of gevoelens kan
verbeelden.
Kerndoel 55
- De leerlingen
zien.
- De leerlingen
- De leerlingen
brengen.
- De leerlingen
- De leerlingen
- De leerlingen
- De leerlingen
leren praten en schrijven over beeld, over dat wat ze om zich heen
leren naar kunstwerken kijken en te bespreken wat ze zien.
leren hun gevoel en gedachten bij kunstwerken onder woorden te
leren
leren
leren
leren
associëren.
hun fantasie verwoorden.
zich te verplaatsen in de ander, de maker, de kunstenaar.
feedback te geven en te krijgen.
Kerndoel 56
- De leerlingen maken kennis en raken vertrouwd met een museum: het gebouw en
haar omgeving.
- De leerlingen leren over waarde en verzamelen.
- De leerlingen maken kennis en raken vertrouwd met een deel van de collectie
door herhaling, verbreding en verdieping.
- De leerlingen ervaren dat een museum in beweging is door verschillende
tentoonstellingen te bezoeken.
- De leerlingen ontdekken relaties tussen kunst en andere vakgebieden, zoals
geschiedenis, techniek, taal, meetkunde, filOZOfie, muziek, dans en drama.
- De leerlingen leren dat kunst geen losstaand, op zichzelf staand ding op een
sokkel is, maar dat er een verbinding is met henzelf (gevoelens, gedachten,
kennis) en de wereld.
Doelstellingen groep 2, 3 en 4
-
De leerlingen kunnen in de kring praten over een kunstwerk/kunstenaar/thema.
De leerlingen kunnen luisteren naar elkaar.
De leerlingen kunnen benoemen wat ze zien.
De leerlingen kunnen samenwerken.
De leerlingen leren zorg dragen voor de spullen.
De leerlingen kunnen zelfstandig materialen pakken en opruimen.
De leerlingen leren zoveel mogelijk technieken zoals knippen, scheuren, plakken,
tekenen, schetsen, schilderen, boetseren met klei, stempelen, stapelen.
De leerlingen leren over de beeldende aspecten zoals kleur, licht, lijn, vlak, vorm,
houding, ordening (compositie), textuur.
De leerlingen kunnen hun fantasie verbeelden.
De leerlingen leren spelenderwijs het museum en haar ‘bewoners’ kennen.
De leerlingen leren aan de hand van verschillende thema’s zoals dieren, vreemde
dingen, beweging en houding de collectie van het museum kennen.
54
Doelstellingen groep 5 en 6
-
De leerlingen kunnen (in de kring) praten over een kunstwerk/kunstenaar/thema.
De leerlingen kunnen luisteren naar elkaar.
De leerlingen kunnen benoemen wat ze zien.
De leerlingen kunnen samenwerken.
De leerlingen kunnen (positief) reflecteren op het werk van zichzelf en een ander.
De leerlingen kunnen zelfstandig materialen pakken en opruimen.
De leerlingen dragen zorg voor een opgeruimd en schoon lokaal.
De leerlingen verbeteren vertrouwde technieken.
De leerlingen leren nieuwe technieken zoals pen en inkt, boetseren met was,
figuurzagen/houtbewerken, druktechnieken.
De leerlingen kennen de begrippen waarde, waardevol en waardeloos.
De leerlingen leren over verschillende aspecten van een museum: het
verzamelen, het bewaren, het presenteren.
De leerlingen maken kennis met de collectie kunstnijverheid en design.
De leerlingen bezoeken tijdelijke tentoonstellingen.
Doelstellingen groep 7 en 8
- De leerlingen kunnen praten over een kunstwerk/kunstenaar/thema.
- De leerlingen kunnen luisteren naar elkaar.
- De leerlingen kunnen benoemen wat ze zien.
- De leerlingen kunnen samenwerken.
- De leerlingen kunnen (positief) reflecteren op het werk van zichzelf en een ander.
- De leerlingen kunnen zelfstandig materialen pakken en opruimen.
- De leerlingen dragen zorg voor een opgeruimd en schoon lokaal.
- De leerlingen verbeteren vertrouwde technieken.
- De leerlingen leren nieuwe technieken zoals linoleumsnede, gipsafdruk,
assemblage, tekentechnieken (o.a. perspectief)
- De leerlingen kunnen een probleemstelling beeldend oplossen.
- De leerlingen kunnen een werkstuk/presentatie maken en houden over een
kunstenaar of kunstwerk.
- De leerlingen geven een presentatie/rondleiding in het museum.
- De leerlingen bezoeken de tijdelijke tentoonstellingen van het museum.
5.12 Muziek
Doelen van de school
 Leerlingen leren om waarnemingen, ervaringen, gevoelens en verbeelding te uiten
op een spelende en experimentele wijze met behulp van materialen.
 De leerlingen kennis en vaardigheden meegeven zodat ze het bovenstaande kunnen
verwezenlijken.
Methode /materiaalaanbod
IKEI lessen vanuit de SKVR voor groep 1 t/m 6.
Musical in groep 8.
Relatie met de kerndoelen.
Wij voldoen aan de kerndoelen
Uitvoering in de praktijk
1x per week buiten de reguliere lestijd krijgen de kinderen muziekonderwijs van
vakkrachten van de SKVR
55
Beleidsvoornemens:
Borgen van gemaakte afspraken. Zie Tekenen en Handvaardigheid.
Borging:
- Observatie
- Bewaking door werkgroep jaarplanning
- Evaluatie in teamvergadering en in bouwoverleg
- Afspraken vastleggen.
5.13 Bewegingsonderwijs
Doelen van de school
 Leerlingen verwerven kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn om op een
verantwoorde manier deel te nemen aan de bewegingscultuur.
 Leerlingen beleven plezier aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties.
 Leerlingen worden voorbereid op deelname aan de volwassen bewegingscultuur
door middel van uitnodigende en bij hun leeftijd passende spel en
bewegingsvormen.
 Leerlingen vormen zich een mening over spelvormen en de waarde ervan.
De Mariaschool werkt volgens het lekker fit programma tijdens de gymlessen.
Dit programma loopt via Sport en Recreatie.
In een
-
schooljaar komen er verschillende activiteiten aan bod. Dit zijn:
Leerlingvolgsysteem de leerlijnen.
Eurofittesten
Schooldiëtiste
De Lekker Fit week
Leerlijnen lekker Fit.
In het leerlingvolgsysteem zijn er 12 leerlijnen die in de loop van het jaar afgerond
moeten zijn. De leerlijnen zijn:
1. Zwaaien
2. Klimmen
3. Balanceren
4. Over de kop gaan
5. Springen (touw)
6. Springen (steun)
7. Hardlopen
8. Mikken
9. Jongleren
10. Doelspelen
11. Tikspelen
12. Stoeispelen
Voor al de leerlijnen behalen de leerlingen een niveau 0 t/m 3.
Niveau 0= het zorg niveau. De leerlingen moeten dan meer hulp krijgen in die leerlijn.
Niveau 1= het minimum niveau. De leerlingen kunnen regelmatig de opdrachten
uitvoeren.
Niveau 2= gemiddeld niveau. De leerlingen kunnen regelmatig en stabiel de opdrachten
uitvoeren.
Niveau 3= hoog niveau. De leerlingen voert de opdrachten op een hoog niveau uit en
heeft een nieuwe uitdaging nodig.
56
De behaalde resultaten worden in hun Lekker Fit rapport opgenomen. Je kunt dan zien
welk niveau je hebt gehaald voor elke leerlijn.
Dit rapport komt in de persoonlijke Lekker Fit map van de leerling en die word elk
schooljaar weer aangevuld.
Eurofittest
Twee keer per jaar doen de kinderen een Eurofittest. In deze test worden de kinderen op
allerlei onderdelen getest. De onderdelen hebben te maken met: snelheid, kracht,
coördinatie, lenigheid en uithoudingsvermogen.
Voor elk onderdeel krijgen de leerlingen een beoordeling. Je kunt voor de onderdelen van
kan veel beter tot zeer goed halen. Er wordt bij het invoeren van de resultaten rekening
gehouden met de leeftijd van de kinderen.
Ook worden de kinderen gewogen, opgemeten en wordt de buikomvang gemeten.
Door deze resultaten wordt er gekeken of een kind een normaal gewicht, overgewicht of
obesitas heeft.
De kinderen met overgewicht of obesitas worden door verwezen naar de schooldiëtiste.
De schooldiëtiste
De schooldiëtiste is ongeveer één dag per maand op school. De kinderen die overgewicht
of obesitas hebben, worden doorverwezen naar de schooldiëtiste. De diëtiste gaat dan
met leerling en ouder/verzorger een gesprek aan. De kinderen worden opnieuw gemeten
en gewogen. Ze zullen dan een plan bedenken om zo goed mogelijk op een normaal
gewicht te komen.
De Lekker fitweek
In de Lekker fitweken wordt er extra aandacht besteed aan bewegen, voeding en
gezonde keuzes.
In de klas worden dan extra lessen gegeven over deze onderwerpen. De kinderen krijgen
ook boekjes mee naar huis om in te vullen.
Door deze lessen hopen we dat de kinderen meer bewust worden hoeveel ze moeten
bewegen, wat ze het beste kunnen eten en welke gezonde keuze ze kunnen maken.
Schoolsporttoernooien
De schoolsporttoernooien vinden plaats van september tot april. De sporttoernooien zijn
voor de groepen 5/6 en de groepen 7/8.
Er komen verschillende sporttoernooien aan bod.
De lekker-fit leerkrachten maken een team. Bij het maken van de teams wordt er vooral
gekeken of iemand al een keer heeft meegedaan. We maken dus niet teams op niveau.
Wij vinden namelijk dat iedereen recht heeft om aan een toernooi mee te doen.
De toernooi zijn er om kinderen meer te kunnen laten bewegen en je te plaatsen voor
the Final. De nummers 1 van elk toernooi plaats zich voor de the Final.
5.14 Sociaal emotionele ontwikkeling
Basisvoorwaarde is vertrouwen.
Kenmerkend is acceptatie van eigenwaarde.
Het leren omgaan met gevoelens, ze kunnen uiten en uitspreken.
Fouten maken mag.
Sociaal emotionele ontwikkeling is het proces waarbij een kind in toenemende mate
zelfstandig gaat deelnemen aan de omgang met anderen, vanuit normen waarden die
steeds meer die van hemzelf zijn en goed afgestemd zijn op de van de samenleving
waartoe hij behoort, en waarbij hij de eigen en andermans emoties steeds beter leert
kennen en reguleren.
57
Binnen de Mariaschool hebben wij daarin in het schooljaar 2008-2009 een aantal principe
afspraken gemaakt om werken aan de sociaal emotionele ontwikkeling binnen de school
transparanter en eenduidiger te maken.
Hieronder volgt een korte uitleg over de gemaakte afspraken.
Onderstaande afspraken geven richting aan hoe wij met elkaar, met kinderen, kinderen
onderling en met ouders en ouders onderling om willen gaan.
Iedere maand zal een afspraak centraal staan.
Deze afspraak hangt dan zichtbaar in iedere groep, in openbare ruimtes etc.
Er is een schoollied geschreven.
Wij als Mariaschool vinden het belangrijk om de volgende afspraken te hanteren:
*Als je iemand tegenkomt dan groet je elkaar.
*We zijn beleefd tegen iedereen.
*We zijn altijd eerlijk.
*Iedereen mag zijn zoals hij/zij is.
*We helpen elkaar als het kan en mag.
*We tonen belangstelling voor elkaar.
*We luisteren naar elkaar.
*We lossen problemen door met elkaar te praten.
*We gaan netjes met alle spullen om en zorgen voor een schone omgeving.
*We werken aan een goede sfeer.
Ieder schooljaar starten we gezamenlijk met de lessen van Kinderen en omgaan met hun
sociale talenten. Hiervoor is een jaarplanning opgenomen in het jaardraaiboek.
Het doel van deze lessen is veel aandacht voor het pedagogisch klimaat in de groep en
de vorming van de groep “als groep”. Dit vindt schoolbreed plaats.
Daarnaast wordt er driemaal per jaar een pedagogisch groepsplan opgesteld door de
leerkracht en wordt deze besproken met de ib-er.
Als naslagwerk kan het boek “grip op de groep” worden gebruikt.
ZIEN wordt afgenomen volgens de toets kalender om de sociaal emotionele ontwikkeling
van kinderen te kunnen volgen.
5.15 Afspraken over het zelfstandig werken
De Mariaschool is in schooljaar 2009-2010 gestart met de invoering van zelfstandig
werken. Deze werkvorm geeft namelijk ruimte om nog meer tegemoet te komen aan de
ontwikkelingsbehoeften van kinderen en ons onderwijs adaptief te maken.
In schooljaar 2010-2011 werden onderstaande afspraken geborgd en gaan we met het
team verder de diepte in om het zelfstandig werken te verbinden aan samenwerkend
leren.
-
Iedereen werkt in ieder geval 2 x per week een uur zelfstandig.
In dit uur zijn er tenminste 2 moet- en 2 mag-taken opgenomen.
Vooraf
- Even kort afspraken herhalen.
- Terugblikken naar de vorige les.
Achteraf
- Evalueren: wat heb je als leerkracht als doel gesteld en hoe is dit gegaan?
- Vanuit jou en vanuit de kinderen.
58
Drie groepen:
- Gekoppeld aan een kleur. Dit wil zeggen dat de werkvorm van het directe
instructiemodel ook doorgetrokken wordt naar het zelfstandig werken.
- De kleur is gekoppeld aan de hoeveelheid werk/niveau. (onderwijsbehoefte)
Uitgestelde aandacht
- Alle leerlingen hanteren het vraagtekenkaartje wat zij plaatsen indien zij hulp van de
leerkracht nodig hebben omdat groepsgenoten niet kunnen helpen. Dit kaartje wordt
beantwoord tijdens de vooraf vastgestelde looprondes.
- Onderbouw (1 t/m 3) heeft hiervoor een beer. Als deze beer op de stoel van de juf zit,
kunnen de kinderen geen vragen stellen aan de juf. (Tijdens instructie en cursorische
kring.)
Kaartjes
- Groene vraagtekenkaartje; ene kant het grote vraagteken andere kant 4/5 de kleine
vraagtekens. Vanaf groep 3.
- Grote vraagteken = vraag aan juf
= de juf loopt langs en kijkt waar er een vraag is.
- Kleine vraagtekens = vraag aan iemand in je groepje
= de ander in het groepje bepaalt wanneer hij hulp gaat bieden
- In beide gevallen gaat het kind met de vraag gewoon door met de rest van zijn werk.
Vragen aan elkaar
- Binnen het groepje.
- Kind dat het andere kind wil helpen, gaat naast het kind staan, zodat er zachtjes
gepraat kan worden en niemand gestoord wordt.
- Helpen is uitleggen en niet voorzeggen.
Nakijken
Zelf nakijken vanaf groep 5
- Nakijken volgens
schema
- Zorgen voor
voldoende
nakijkboekjes.
- Af en toe controle
door leerkracht.
Mag-taken
- Minimaal 2
- Nakijken van de moet-taken.
- Ook mag-taken moeten zelf nagekeken kunnen worden.
- Computer mag ingezet worden.
- Kieskast
- Leeshoeken
- E.d.
Looprondes
- Vaste route met de klok mee.
- Niemand vergeten, loop elk groepje langs.
59
6. Voorschoolplan
In aansluiting op de stedelijke programma’s voor voor- en vroegschoolse educatie waarin
met name verhoging van de kwaliteit van de VVE en deelname van doelgroepleerlingen
leidend is, wordt op school op de volgende wijze uitwerking gegeven aan dit thema.
In de Mariaschool zijn twee peuterspeelzalen met 1 voorschoolgroep en 3 groepen 0
gehuisvest van de organisatie Peuter en Co Rotterdam. De peuterspeelzaal draagt de
naam Kaboutertjes.
In deze groepen stromen jonge kinderen binnen die, als voorloper op de basisschool,
evenals in de groepen 1 en 2 werken met Piramide en het observatiesysteem KIJK.
Wij werken met een beredeneerd leerstof aanbod waarin wij werken met een
themaplanning van 6 weken en waarbij wij aansluiten op de ontwikkelingsbehoefte van
het kind.
De samenwerking met de peuterspeelzaal verloopt op inhoud. De organisatie heeft een
eigen pedagogisch beleidsplan wat ter inzage ligt op de locatie.
De leidsters en leerkrachten hebben 1x per maand inhoudelijk overleg.
De thema’s worden afgestemd met de groepen 1 en 2 en worden samen voorbereid.
De VVE is vooral van grote betekenis voor het wegwerken van achterstanden voordat het
kind de basisschool gaat bezoeken.
Er is dan ook een nauwe samenwerking tussen peuterspeelzaal en basisschool.
De kinderen die de peuterspeelzaal bezoeken leren omgaan met elkaar, krijgen te maken
met taal in diverse werkvormen (voorlezen van prentenboeken/zingen van liedjes/praten
in de kring).
De kinderen worden geobserveerd en deze observaties worden bijgehouden en met
ouders regelmatig besproken.
De informatie vanuit deze observaties wordt benut voor het aanbod dat de kinderen
nodig hebben: Een doelgericht, beredeneerd aanbod.
Voor kinderen die extra zorg hebben wordt een handelingsplan gemaakt.
Leidsters en de leerkrachten maken gebruik van elkaars deskundigheid.
Dit komt tot uiting in:
 coördinatorenoverleg (4x per jaar)
 voorschooloverleg
(8 x per jaar)
Kinderen in groep 0 bezoeken 5x per week de groep en kinderen in de Vve groep 4x per
week. Er is een intensief ouderprogramma logo 3000. Logo 3000 wordt in de VVE groep
en groepen 0 alsmede in groep 1 en 2 ingezet ter versterking van de
woordenschatontwikkeling.
6.1 groep 0
Huidige situatie. Momenteel zijn er 3 voorschool groepen op de Mariaschool.
De voorschoolgroepen vallen onder de verantwoordelijkheid van Kinderopvang Hefgroep.
60
De maximale bezetting van de voorschool groep is 15 peuters.
De inhoudelijke samenwerking tussen leidsters en leerkrachten groepen 1-2 is aanwezig.
6.2
Werkwijze KIJK peuters en kleuters.
Wij maken gebruik van het KIJK systeem, zodat wij op verschillende momenten naar de
ontwikkeling van kinderen kijken. Dit doen wij door middel van observaties. Deze
observaties zorgen ervoor dat wij doelgericht kunnen werken en een beredeneerd aanbod
kunnen aanbieden. Het spelend leren en betekenisvolle hoeken staan hierbij centraal.
Het doen van observaties
Hoe?
Observatie map ligt altijd op het bureau van de leerkrachten /
leidsters zodat ze de observatie meteen kunnen opschrijven.
De observaties worden door de leerkrachten / leidsters eerst in
de observatie map geschreven en daarna in de KIJK map.
De observatie map wordt minimaal één keer in de week mee
naar buiten genomen en naar de gym.
1x per week schrijft de leerkracht in de weekplanning één
moment op om de observatie weg te schrijven. In observatie
map en eventueel al in de KIJK map.
Wanneer?
De leerkrachten en leidster volgen het observatieschema.
De leerkrachten en leidsters plannen aan de hand van het
observatie schema de observatie lijnen in de weekplanning.
Wie observeert?
Welke kinderen?
De leerkrachten en leidsters van de groep observeren de
kinderen en schrijven deze observaties in de KIJK-map.
Alle kinderen worden geobserveerd.
Bij de kinderen die nieuw op school komen worden de eerste 3
maanden de basiskenmerken betrokkenheid en eventueel
risicofactoren geobserveerd. Daarna gaan ze mee in de
observaties volgens het observatieschema.
De ontwikkelingslijnen
Welke observeren we?
kleuters
basiskenmerken
betrokkenheid
zelfbeeld
relatie met volwassen
zichzelf
relatie met andere kinderen
spelontwikkeling
taakgerichtheid en zelfstandigheid
taalontwikkeling
kleine motoriek
peuters
basiskenmerken
betrokkenheid
zelfredzaamheid
omgaan met
omgaan met anderen
spelontwikkeling
spraakkleine motoriek
61
Welke lijnen observeren
we globaal?
Welke lijn wordt
geobserveerd door de
vakkracht?
Basiskenmerken,
betrokkenheid en
risicofactoren
grote motoriek
teken ontwikkeling
ontwikkeling
visuele waarneming
geletterdheid
auditieve waarneming
gecijferdheid
mondelinge taalontwikkeling
ontwikkeling
lichamelijke oriëntatie
ruimtelijke oriëntatie
tijd oriëntatie
beginnende geletterdheid
inzicht in cijfers en getallen
logisch denken
kleine motoriek
taakgerichtheid en zelfstandigheid
relatie met volwassenen
Tekenontwikkeling
grote motoriek
grote motoriek
teken
ontluikende
ontluikende
cognitieve
De leerkrachten en leidsters observeren 2x in het half jaar de
basiskenmerken, betrokkenheid en risicofactoren.
Wanneer?
Hoe organiseren en
plannen we het?
De betrokkenheid wordt geobserveerd tijdens kringmomenten,
werkactiviteiten en spelactiviteiten.
Zie observatieschema kleuters en peuters
De leerkrachten en leidsters volgen het observatieschema en
plannen dit in hun weekplanning.
Hoe en waar noteren we
de gegevens?
De leerkrachten en leidsters vormen hun beredeneerd aanbod
door doelgerichte activiteiten aan te bieden welke aansluiten bij
de ontwikkeling van de kinderen zoals uit het observatiesysteem
naar voren is gekomen en om lijnen te kunnen observeren.
De gegevens worden eerst in de observatie map geschreven en
daarna in de KIJK map.
Vanuit de KIJK map wordt er twee keer in het jaar geregistreerd
in de webbasedversie van KIJK door de leerkrachten en
leidsters.
Wij maken verder geen aantekeningen in de webbasedversie
van KIJK.
De individuele leerlingrapportages uit de webbasedversie van
KIJK worden twee keer per jaar uitgedraaid en besproken
tijdens een KIJK-rapportgesprek met de ouders.
62
Gespreksvoering ouders
Wanneer?
De leerkrachten nodigen minimaal drie keer per jaar de ouders
uit voor een gesprek.
-
1x kennismakingsgesprek
2x een KIJK – rapport gesprek
De leidsters nodigen minimaal op vier momenten de ouders uit
en bespreken de ontwikkeling van de kinderen aan de hand van
het KIJK-rapport.
-
Hoe bereiden we het
gesprek voor?
2.4 jaar
2.10 jaar
3.4 jaar
3.10 jaar
De leerkrachten bereiden het gesprek door vooraf over
onderstaande punten na te denken.
In het gesprek worden zowel de sterke kanten en
ontwikkelpunten benoemd van het kind.
Er worden afspraken gemaakt over de eventuele begeleiding.
Er worden afspraken gemaakt over de eventuele
vervolgafspraken / communicatie.
Krijgen de ouders het
KIJK-rapport al eerder te
zien?
Beredeneerd aanbod
Welke thema’s?
De ouders van de kleuters vullen twee keer per jaar een
oudervragenlijst in, zodra de ouders deze hebben ingeleverd bij
de leerkrachten krijgen de ouders het KIJK-rapport mee naar
huis.
De leerkrachten en leidsters volgen de themaplanning die is
opgenomen in het kwaliteitshandboek.
Deze themaplanning wordt elk jaar door de leerkrachten en
leidsters gemaakt.
Een thema duurt maximaal 6 weken.
Analyse
Groepsplan
Een week voordat het nieuwe thema begint is het beredeneerd
aanbod gemaakt door de leerkrachten en terug te vinden in de
map themaplanning.
De leerkrachten en de leidsters maken een analyse van de KIJKgroepsoverzichten en clusteren de kinderen en bepalen zo het
beredeneerd aanbod.
Na aanleiding van de analyse worden er doelen opgesteld en
wordt het groepsplan geschreven.
De leerkrachten en leidsters schrijven 2x per jaar het groepsplan
na aanleiding van de analyse van de KIJK-groepsoverzichten in
de web-based.
63
Het groepsplan wordt tussentijds geëvalueerd en eventueel
bijgesteld.
De leerkrachten en leidsters volgen het observatieschema en de
zorgkalender zodat ze weten wanneer ze de groepsplannen
tussentijds kunnen evalueren en bijstellen en wanneer de
nieuwe groepsplannen geschreven moeten worden.
Op de domeinen rekenen en taal worden op twee gebieden
groepsplannen geschreven.
Geeft het groepsoverzicht aan dat er op een ander domein veel
achterstand is, wordt hier natuurlijk op ingespeeld.
Overdracht
De leerkrachten en leidster zorgen voor een warme overdracht.
-
Overdrachtsboekje van de peuter
Individueel KIJK-rapport
De gegevens uit het overdrachtsgesprek worden in parnassys
gezet door de leerkrachten.
Professionalisering
Alle leerkrachten van groep ½ en de leidsters volgen de KIJKcursus.
Leerkrachten en leidster worden gecoacht om deelvaardigheden
aan te leren. Een nieuwe leerkracht / leidster krijgt begeleiding.
Twee keer per jaar wordt tijdens een teamsessie besproken hoe
het werken met KIJK gaat en waar eventueel op ingezet moet
worden.
Dit document wordt één keer per jaar besproken in een teamsessie en daar waar nodig:
-
wordt het aangepast
komt er een cursus om vaardigheden aan te leren
worden er materialen aangeschaft
Speelotheek
Vanaf schooljaar 2014-2015 is de speelotheek in de school gevestigd. Een nauwe
samenwerking moet leiden tot laagdrempelige bijeenkomsten voor ouders met licht
opvoedkundige en ondersteuningsvragen.
64
7 Zorgplan
7.1 Passend Onderwijs
Zorgplicht
Op 1 augustus 2014 wordt de wet passend onderwijs van kracht. Doel van de wet is dat alle
kinderen, dus ook kinderen die extra ondersteuning in de klas nodig hebben, een passende
onderwijsplek krijgen. De essentie van het onderwijs blijft hetzelfde: iedere leerling uitdagen het
beste uit zichzelf te halen. Het belang van het kind staat centraal.
Met de invoering van passend onderwijs krijgen scholen/schoolbesturen een zorgplicht. Zorgplicht
betekent dat de scholen/schoolbesturen er voor moeten zorgen dat ieder kind dat op hun school zit
of dat bij hun school wordt aangemeld, ook een kind dat extra (lichte dan wel zware)
ondersteuning nodig heeft, een passende onderwijsplek krijgt, bij voorkeur binnen het eigen
samenwerkingsverband. Een samenwerkingsverband is een samenwerking tussen schoolbesturen
die de wettelijke taak van het Passend Onderwijs, samen met de scholen, uitvoert. In Rotterdam is
dit PPO Rotterdam (www.pporotterdam.nl).
Samenwerkingsverband PPO Rotterdam hoopt met haar brede aanbod aan onderwijsvoorzieningen
alle kinderen in Rotterdam passend onderwijs te kunnen bieden.
Schoolondersteuningsprofielen
Bij het vinden van een passende onderwijsplek voor het kind zijn ouders uiteraard heel belangrijk.
Ouders met kinderen in de peuterleeftijd oriënteren zich op een nieuwe school, maar soms gebeurt
het ook dat een kind al op een basisschool zit, maar dat het voor het kind beter is dat het naar een
andere school gaat. Meestal gebeurt dit
Iedere school is wettelijk verplicht om een schoolondersteuningsprofiel te maken. Dit profiel
beschrijft welke onderwijsondersteuning de school wel en niet kan bieden. Als ouders vermoeden
dat hun kind extra ondersteuning nodig heeft, kunnen ze via het ondersteuningsprofiel alvast een
beeld krijgen van wat een school kan bieden. Het uitgebreide schoolondersteuningsprofiel is in te
vinden op de website van de school en ligt ter inzage bij de directie van de school.
Hoe en wanneer je kind aanmelden op een school?
Ouders vragen zich soms af vanaf welke leeftijd zij hun kind kunnen of moeten aanmelden op een
basisschool. Iedere school kent haar eigen aanmeldingsprocedure. Maar voor alle scholen gelden
de volgende algemene regels:
Ouders moeten hun kind minimaal 10 weken voordat het kind zou moeten starten schriftelijk
bij de school van voorkeur aanmelden.
Voordat een kind 3 jaar is, kunnen ouders een vooraanmelding doen bij de school.
Aanmelden van kinderen kan pas vanaf 3 jaar en gebeurt schriftelijk. Dit kan door het invullen
en ondertekenen van een aanmeldformulier dat is op te halen bij de school.
Ouders moeten bij de aanmelding ook aangeven of het kind bij meerdere scholen is
aangemeld, en zo ja, welke de eerste school van aanmelding is.
Als de school een schriftelijke aanmelding ontvangt, stuurt zij een bevestiging van ontvangst
naar de ouders en nodigt de ouders uit voor een gesprek.
De school dient binnen 6 weken na aanmelding een besluit te nemen over de toelating. Bij
uitzondering kan deze periode verlengd worden tot 10 weken, bijvoorbeeld als de school
nader onderzoek wil doen dat langer duurt.
Wanneer na 10 weken nog geen beslissing is genomen over de juiste onderwijsplek en het kind
de toelatingsleeftijd voor het onderwijs heeft bereikt, wordt het kind (tijdelijk) geplaatst en
ingeschreven.
65
Informatie voor de school
Bij het zoeken naar een passende onderwijsplek is het belangrijk dat ouders aan de school zoveel
mogelijk informatie geven over hun kind, ook gegevens over (te verwachten) beperkingen in de
onderwijsdeelname. Soms zal de school aan de ouders aanvullende gegevens vragen of aangeven
dat er nader onderzoek nodig is. Voor dat onderzoek moeten ouders toestemming geven.
Het is heel belangrijk dat ouders en school samen optrekken in het vinden van een passende
school voor het kind. Er is vaak veel informatie beschikbaar over een kind. Door in openheid
informatie met elkaar te delen, is de kans het grootst dat een passende school voor het kind
gevonden kan worden.
Extra ondersteuning
Het is belangrijk dat de school alle belangrijke informatie krijgt, want het is de school die bepaalt of
een kind al dan niet extra ondersteuning nodig heeft.
Als een kind extra ondersteuning nodig heeft, is de school verplicht om eerst te kijken of zij zelf het
kind de extra ondersteuning kan bieden. Het schoolondersteuningsprofiel van de school vormt
daarbij het uitgangspunt. Kan de school zelf geen passende onderwijsplek bieden, dan wordt
gekeken naar een andere school, bij voorkeur binnen het samenwerkingsverband, die de juiste
ondersteuning kan bieden. Onder een andere school wordt ook een school voor het speciaal (basis)
onderwijs verstaan.
Beslissing van de school
De school beslist dus uiterlijk binnen 10 weken of de aanmelding in behandeling wordt genomen,
het kind extra ondersteuning nodig heeft, het kind wordt ingeschreven en toegelaten, het kind
wordt geweigerd of dat er sprake is van een geschil. De ouders worden hierover schriftelijk
geïnformeerd.
Als de school wel de passende ondersteuning kan bieden als een kind ondersteuning nodig heeft,
dan wordt samen met de ouders een ontwikkelingsperspectief opgesteld. Hierin staat beschreven
naar welke onderwijsdoelen gestreefd wordt, en de onderbouwing daarvan. Tevens wordt hierin
beschreven welke ondersteuning en begeleiding het kind nodig heeft en hoe die wordt aangeboden.
Indien de ondersteuning die het kind nodig heeft niet past binnen het ondersteuningsprofiel van de
school, de school het kind geen passend onderwijsprogramma kan bieden, of plaatsing een
onevenredige belasting is voor de school, kan de school het kind weigeren. In deze situatie heeft
de school wel een zorgplicht. De school mag alleen weigeren als de school een andere school
gevonden heeft die wel een passend onderwijsaanbod kan bieden en die het kind ook kan en wil
plaatsen. Onder een andere school kan ook een school voor speciaal (basis) onderwijs verstaan
worden. Hierover zal overleg plaatsvinden tussen de ouders en de school.
Als ouders het niet eens zijn met het besluit van de school om de inschrijving en toelating te
weigeren, of met de andere school die wordt voorgesteld, kunnen ouders hiertegen bezwaar maken
bij het schoolbestuur van de school of het geschil aanhangig maken bij de landelijke Tijdelijke
Geschillencommissie Toelating en Verwijdering. Tegen het besluit van de school om de aanmelding
niet in behandeling te nemen kan alleen bezwaar gemaakt worden bij het schoolbestuur van de
school. Dit staat uitgebreid beschreven in het volledige toelatingsbeleid van de school dat op te
vragen is bij de directie van de school.
Speciaal (basis)onderwijs
Voor scholen voor speciaal (basis)onderwijs verloopt het aanmeldingstraject via het
samenwerkingsverband waar de school toe behoort. Het samenwerkingsverband geeft vanaf 1
augustus 2014 zogenaamde toelaatbaarheidsverklaringen af voor het sbo en so (cluster 3 en 4).
Zonder deze verklaring kan een sbo- of so-school een leerling niet aannemen. Alleen basisscholen
of zorginstellingen kunnen een kind aanmelden bij de toelatingscommissie van het
samenwerkingsverband. Ouders kunnen zelf geen toelaatbaarheidsverklaring aanvragen, maar
kunnen voor vragen natuurlijk wel terecht bij het samenwerkingsverband (www.pporotterdam.nl).
Wanneer geldt de zorgplicht niet?
De zorgplicht en de trajectplicht gelden niet als de school of de groep waar het kind voor wordt
aangemeld vol is. Voorwaarde is wel dat een school een duidelijk en consistent aannamebeleid
heeft en in haar schoolondersteuningsprofiel aangeeft wanneer de school daadwerkelijk vol is.
66
In deze situaties verdient het de voorkeur dat de school bij haar schoolbestuur en/of bij het
samenwerkingsverband meldt dat zij geen onderwijsplek aan een kind kan bieden.
Ook geldt de zorgplicht niet wanneer ouder(s)/verzorger(s) desgevraagd de grondslag van de
school weigeren te respecteren. Het gaat hier niet alleen om de religieuze grondslag of
levensbeschouwelijke identiteit van de school, maar ook om de onderwijskundige grondslag.
Tenslotte is de zorgplicht niet van toepassing bij aanmelding voor cluster 1 (visuele beperkingen)
en cluster 2 instellingen (gehoor- en communicatieve beperkingen). Deze instellingen maken geen
deel uit van samenwerkingsverbanden passend onderwijs en hebben een eigen
toelatingsprocedure.
Onderwijsconsulenten
Met de inwerkingtreding van de wetswijziging Passend Onderwijs per 1 augustus 2014 kan ook een
beroep worden gedaan op de onderwijsconsulent (www.onderwijsconsulenten.nl) wanneer er
sprake is van plaatsingsproblematiek van een (leerplichtige) leerling met extra
ondersteuningsbehoefte in primair of voortgezet onderwijs of wanneer ouder(s)/verzorger(s) en/of
school problemen ervaren met betrekking tot het handelingsdeel van het ontwikkelingsperspectief
(OPP).
Passend Onderwijs betekent dat iedere leerling onderwijs krijgt dat het beste bij zijn of
haar talenten en beperkingen past. Ook de leerlingen met een stoornis, ernstige ziekte of
handicap. Zij kunnen extra hulp krijgen op een reguliere school, een school voor speciaal
basisonderwijs of op een school voor speciaal onderwijs. Om te garanderen dat alle
leerlingen onderwijs krijgen dat bij hen past, wordt per 1 augustus 2014 de zorgplicht
ingevoerd. Scholen en besturen worden dan verplicht te zorgen voor een passende
onderwijsplek en passend onderwijs voor elke leerling.
Ter ondersteuning van de scholen bij het verzorgen van passend onderwijs is de RVKO de
projecten KANS en TALENT gestart.
7.2
Definitie van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften
Omdat kinderen nu eenmaal niet allemaal hetzelfde zijn en elk kind zijn of haar eigen
talenten heeft, is het uitgangspunt van ons onderwijs rekening te houden met de
leermogelijkheden van ieder kind om zo hun persoonlijke talenten optimaal te kunnen
ontwikkelen. Niet ieder kind heeft genoeg aan één en dezelfde instructie als
voorbereiding op opdrachten die gemaakt moeten worden. Daarom wordt er op onze
school gewerkt met het directe instructiemodel, waarbij er ruimte gecreëerd wordt om op
niveau te kunnen differentiëren . Hierbij vindt er een basisinstructie plaats, waar de meer
getalenteerde leerling op dat vakgebied meteen mee aan de slag kan en de leerkracht
vervolgens de handen vrij heeft om extra aandacht te geven aan de kinderen die dat
nodig hebben. Er wordt dan een herhaalde of verlengde instructie gegeven.
Hierbij is het uitgangspunt de groep zo veel mogelijk bij elkaar te houden en niet (te
veel) individueel te werken. Voor de leerling die makkelijker leert is er eerder een
mogelijkheid tot verdieping in de stof. Voor de leerling met minder talenten op een
bepaald vakgebied geldt dat hij of zij wellicht minder werk levert dan de leerling met
meer talenten, maar wel alle minimumstof van de basisschool doorloopt.
7.3 Doelstellingen van de school
In schooljaar 2009-2010 is de school gestart met het formuleren van opbrengsten op
basis van de Cito toetsen. Samen met de methodegebonden toetsen en de
onderwijsbehoeften van kinderen vormt dit de basis om met groepsplannen te werken.
Voor komend schooljaar zijn naar aanleiding van de CITO toetsen de volgende
doelstellingen op schoolniveau geformuleerd. Tweemaal per jaar vindt er een
teamvergadering plaats waarin de opbrengsten schoolbreed besproken worden.
Technisch lezen
DMT en Avi worden afgenomen in groep 3 t/m 8.
67
Analyse op schoolniveau
Doelstelling schooljaar
Doelstelling schooljaar
Doelstelling schooljaar
Doelstelling schooljaar
Doelstelling schooljaar
2010-2011
2011-2012
2012-2013
2013-2014
2014-2015
14 % A 20% B 21% C 45% DE
25% A 25% B 15% C 35% DE
25%A 25%B
15% 35% DE
25 % A 30%B 15%
20%DE
25%A 30%B 15%C 20% DE
20% I 20%II 20%III 20%IV 20%V
Spelling Cito
Analyse op schoolniveau
Doelstelling schooljaar
Doelstelling schooljaar
Doelstelling schooljaar
Doelstelling schooljaar
Doelstelling schooljaar
22% A 26%B 27%C 25%DE
2010-2011
40% A 35% B 15%C 10%DE
2011-2012
40%A 35% B 15%C 10%DE
2012-2013
40%A 35%B 15%C 10%DE
2013-2014
40%A 35%B 15%C 10%DE
2014-2015 20% I 20%II 20%III 20%IV 20%V
Begrijpend lezen
Analyse op schoolniveau
Doelstelling schooljaar
Doelstelling schooljaar
Doelstelling schooljaar
Doelstelling schooljaar
Doelstelling schooljaar
5% A 24% B 25C
46% DE
2010-2011
15%A 25%B 30%C 30% DE
2011-2012
15%A 30%B 30%C 25%DE
2012-2013
15%A 30%B 30%C 25%DE
2013-2014
25% A 30%B 25%C 20%DE
2014-2015 20% I 20%II 20%III 20%IV 20%V
Rekenen en Wiskunde
Analyse op schoolniveau
Doelstelling schooljaar
Doelstelling schooljaar
Doelstelling schooljaar
Doelstelling schooljaar
Doelstelling schooljaar
10% A 21% B 20% C 49% DE
2010-2011
15% A 25% B 30% C 30% DE
2011-2012
15%A 25%B 30%C 30%DE
2012-2013
20% A 25%B 30%C 25% DE
2013-2014
25%A 30%B 25%C 20%DE
2014-2015 20% I 20%II 20%III 20%IV 20%V
Interventies op schoolniveau om doelstellingen te halen:
Aandacht voor DIM model (bewezen effectief voor opbrengstgericht werken).
Aandacht voor Zelfstandig Werken om ruimte te creëren voor kinderen om
ontwikkelingsbehoeften te kunnen ondersteunen.
Aandacht voor het ontwerpen van een werkbaar groepsplan die concreet uitgevoerd kan
worden en waarin de doelen goed geëvalueerd worden.
Klassenobservaties t.b.v. uitvoering groepsplan en bevorderen kwaliteit van onderwijs.
Technisch lezen, consolideren leesplan, 4x per week starten schoolbreed met stillezen,
leesbeleving invoeren m.b.v. boekbesprekingen, borgen methode Veilig Leren Lezen
groep 3.
Begrijpend lezen, borgen afspraken Nieuwsbegrip (5 strategieën centraal).
Strategieën doortrekken naar lezen van teksten WO.
Vergroten van de vaardigheden van de leerkrachten met betrekking tot het analyseren
van methodegebonden toetsen en citotoetsen in relatie tot de tussendoelen.
Analyse van de doelstellingen
Daarnaast wordt er tijdens de twee teamsessies gewerkt met de datamuur
per groep waarin de leerkracht zelf stil staat bij de resultaten van de groep t.o.v. de
doelstellingen van de school. Tevens wordt in het jaarverslag een analyse gemaakt om
nieuwe doelstellingen voor de school te formuleren op basis van gegevens uit het LVS en
de teamsessies. Dit jaarverslag is als bijlage 2 toegevoegd aan het schoolplan.
68
Gehanteerd schema:
Datamuur groep___________
Op welk niveau verwacht je dat kinderen zitten met:
I en II
Boven het
vastgestelde
niveau ( avi, en
rekening houdend
met de
onderwijsbehoefte
n)
Op het
vastgestelde
niveau ( avi, en
rekening houdend
met
onderwijsbehoefte
n)
Onder het
vastgestelde
niveau ( avi, en
rekening houdend
met
onderwijsbehoefte
n)
Me
th
od
e
of
avi
niv
ea
u
III
Meth
ode
of
avi
nive
au
IV en V
Instructie
on
afhankelijk
Instructie
onafhankelijk/
instructie- gevoelig
Instructiegevoelig
woordniveau
Instructiegevoelig
Instructie gevoelig
instructiegevoelig
Instructie
afhankelijk
Instructie
afhankelijk
Instructie
afhankelijk
7. 4.De inhoud van de zorgstructuur
1-zorgroute
Zorgverbreding betekent dat we het onderwijs zo goed mogelijk aanpassen aan de
behoeften, mogelijkheden en beperkingen van ieder kind.
Zorgverbreding is dus niet alleen gericht op kinderen met leerproblemen, maar ook op
kinderen die meer aankunnen dan het klassenprogramma hen biedt. We zijn gericht op
het aanpassen van de leerstof. We kijken daarbij ook naar de thuissituatie, het zelfbeeld,
de motivatie en de sociale capaciteiten. Op basis van deze uitkomsten krijgt het kind zijn
eigen zorgroute binnen of buiten de school aangeboden.
Zorgroute in school
Zorgverbreding heeft al jaren een hoge prioriteit bij ons op school en kenmerkt zich,
zoals al eerder in dit plan genoemd, door het model planmatig werken:
a.
Signaleren
69
b.
c.
d.
e.
Analyseren
Groepsplan maken
Plan uitvoeren
Evalueren
Met name op het gebied van rekenen, technisch lezen, woordenschat en zelfstandig
werken zijn wij de laatste jaren intensief aan het werk geweest. De rol van de
groepsleerkracht staat hierbij steeds centraal, ondersteund door de intern begeleider en
directie.
Voor elk leergebied zijn minimum c.q. kritische doelen vastgesteld vanuit de methoden
en met behulp van signaleringstoetsen wordt nagegaan of de leerlingen deze doelen
halen. Cyclisch wordt m.b.t. methodegebonden toetsen en de CITO toetsen een
groepsplan opgesteld. Kinderen die opvallend laag presteren komen in de leerling
bespreking en worden indien noodzakelijk nader gediagnosticeerd. Maatregelen die
daaruit voortvloeien worden apart vermeld in het groepsplan of indien de hulp te
veelomvattend is, met een individueel plan. Dit plan kan door de leerkracht zelf
opgesteld worden in overleg met de intern begeleider en/of de schoolcontactpersoon van
PPO Rotterdam.
Wat zijn de uitgangspunten van zorg? We spreken hier van de preventieve zorg.
- Denken vanuit onderwijsbehoeften.
- Preventief en proactief handelen en denken.
- Werken met groepsplannen (en bijna geen HP)
- Impulsen voor kwaliteitsverbetering
- Leerkracht verantwoordelijk, belangrijke rol ib.
70
Handelingsgericht werken
Realiseren
Intern handelen
Kindgesprek
waarnemen
Leerlingen
Groepsbespreking
ouders
leerkracht
Oudergesprek
Plannen
begrijpen
Leerling-bespreking
Oudergesprek
Individueel
handelingsplan
Extern handelen
Handelingsgerichte begeleiding/
handelingsgerichte diagnostiek






Externe zorg
Ouder
gesprek
Verwijzing
Evalueren groepsplan en verzamelen leerling gegevens in groepsoverzicht.
Signaleren van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften.
Benoemen van specifieke onderwijsbehoeften van leerlingen.
Opstellen van het groepsplan
Clusteren van leerlingen met vergelijkbare onderwijsbehoeften.
Uitvoeren van het groepsplan
Stap 1 invullen groepsoverzicht/ evalueren vorig groepsplan
Verzamelen van gegevens leerlingen groepsoverzicht.
 Toetsen
 Leerlingvolgsysteem
 Observaties
 Analyses van werk.
 Gesprekken met kinderen (ouders)
Handelingsgerichte informatie voor benoemen van onderwijsbehoeften.
71
Evalueren vorig groepsplan
Stap 2 signaleren leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften
Welke leerlingen hebben specifieke onderwijsbehoeften?
Denk ook aan:
 Leerlingen met een leer- en ontwikkelvoorsprong
 Leerlingen met een eigen leerstijl
Stap 3 Benoemen van onderwijsbehoeften.
Wat zijn de onderwijsbehoeften van de leerlingen.
Bijzondere aandacht voor leerlingen uit stap 2.
Omschrijving onderwijsbehoefte:
 Welke doelen zijn voor deze leerling haalbaar in de komende periode?
 Wat heeft de leerling (extra) nodig om deze doelen te bereiken?
Stap 4 clusteren leerlingen met vergelijkbare onderwijsbehoeften.
Op basis van patronen in groepsoverzicht kiest de leerkracht voor activiteiten met de
hele groep, subgroepen en/of individuele leerlingen.
Clustering moet haalbaar zijn qua klassenmanagement.
Subgroep 1
Subgroep 2
Standaard aanbod
+ aanvullende
doelen
Standaard aanbod
+ aanvullende
doelen
Extra groep
Eigen aanbod
eigen doelen
Basis groep
Standaard aanbod
Groepsbespreking inhoud:
- Evalueren vorig groepsplan.
- Bespreken groepsoverzicht (stap 1 t/m 4)
- Voorzet nieuw groepsplan
- Begeleidingsvraag
Aanwezig ib, leerkracht.
Belangrijk schakelmoment naar leerling bespreking (met begeleidingsvraag).
Stap 5 opstellen groepsplan
Op basis van de onderwijsbehoeften van de leerlingen en gekozen clustering wordt
kernachtig het aanbod voor een periode gepland:
- Doelen / gewenste situatie
- Inhoud ( wat)
- Aanpak ( hoe)
- Organisatie
- Evaluatie
stap 6 Uitvoeren groepsplan
72
Inroosteren van activiteiten uit het groepsplan (dag of weekplanning)
Tussentijds verzamelen gegevens over leerlingen en observeren resultaat van het
aanbod. Tussentijds aanbod bijstellen.
Leerling-bespreking
Doel:
- Verhelderen onderwijsbehoeften leerling
- Formuleren haalbare aanpak voor groepsplan/HP
Resultaat:
- Voorzet groepsplan (of HP)
Aanwezig: leerkracht en intern begeleider.
Vooraf en achteraf overleg met ouders.
Aandachtspunten leerkracht
- Omslag naar denken in onderwijsbehoeften
- Gebruik van leerlijnen (cruciale leermomenten) en het kennen van deze lijnen
schoolbreed.
- Doelgericht werken en prioriteiten stellen
- Aandacht voor observeren!!!, analyseren werk en gesprekken met kinderen.
- Klassenmanagement.
Denkwijzer bij formulering behoeften
Uitgangspunt: Wat heeft deze leerling nodig?
Pedagogische behoeften
Inrichting klas:
- opstelling meubilair
- plaats in de klas
- visuele ondersteuning van
dag/weekoverzicht
- prikkels
- klimaat
- voorspelbaarheid
Leerkracht gedrag:
- duur van aanwezigheid, wisselingen
- emotionaliteit
- hantering van regels
- belonen
- corrigeren/straffen
- taalgebruik
- humor
- individuele aandacht
- fysiek contact
Emotionele ontwikkeling
- zelfbeeld
- beleving van omringende wereld
- leren erkennen en benoemen van
emoties
- leren adequaat uiten van emoties
- impulsiviteitcontrole
Didactische behoeften
Werkplek:
- individueel, naast iemand of
groepje
- visuele afscherming
- auditieve afscherming
- prikkelreductie
Instructie
- ondersteuning visueel
- duur
- herhaling
- individueel, kleine groep, klassikaal
- controle op instructie
Leerstofaanbod
- interesse/motivatie
- moeilijkheidsgraad
- aanpassing lesmateriaal
- omvang
- duiding
- werkvorm
73
- gewetensvorming
Sociale ontwikkeling
- sociaal inzicht
- invoelingsvermogen
- sociale vaardigheden
- betrokkenheid bij de groep
- samenspel, samenwerking
Overigen:
- relatie met thuis/behandeling
- observatie ontwikkeling
Begeleiding van de leerkracht
- hulp bij opstart
- controle bij voortgang
- controle op verzorging
- feedback
- hulp vragen
Overigen:
- hulpmiddelen
- speciale aandachtsgebieden
- observatie ontwikkeling
Deze vorm van lesgeven vergt veel kennis en vaardigheid van de groepsleerkracht.
Daarom krijgt de groepsleerkracht begeleiding van de interne begeleider waardoor
middels regelmatige observaties en geplande (na)gesprekken de leerkrachtvaardigheden
in een dialoog met de groepsleerkracht gestructureerd verhoogd worden. Net zoals bij de
kinderen zal het zo zijn dat de ene leerkracht meer begeleiding nodig heeft dan een
ander. De begeleiding zal daarom per leerkracht kunnen verschillen.
Dit betekent voor alle groepsleerkrachten:
Zorgen voor een goed klassenmanagement
Een goede registratie van leerling gegevens in de groepsmap
Geplande overdracht van gegevens van leerlingen van groep naar groep met
Behulp van opgestelde groepsplannen in de maand juni.
Groepsbesprekingen met de intern begeleider; zie zorgkalender
Leerling-besprekingen met intern begeleider of in breed overleg
Regelmatig toetsen ( zie toetskalender)
Ontwikkelingsperspectief (OPP)
Voor iedere leerling vanaf groep 4, wordt jaarlijks een ontwikkelingsperspectief
uitgedraaid uit het LVS. Voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften (extra zorg)
wordt een individueel ontwikkelingsperspectief opgesteld met meetbare tussentijdse
opbrengsten. Op basis van de opbrengsten wordt de aanpak eventueel bijgesteld.
Het OPP van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften binnen het basisonderwijs is
een formulering van de verwachte leeropbrengst t/m eind groep 8 per vakgebied, op
basis van: de leerrendementen tot nu toe, partiële leerrendementen, informatie
verkregen uit pedagogisch didactisch en/of psychodiagnostisch onderzoek, de effecten
van handelingsplanning en de omgevingsfactoren. Het verwachte uitstroomniveau (na
groep 8) wordt per vakgebied beschreven.
Het OPP is een leidraad waaruit het onderwijs vormgegeven wordt (al dan niet op basis
van een individuele leerlijn) om voor de specifieke individuele leerling te komen tot een
optimale ontwikkeling, rekening houdend met individuele mogelijkheden, protectieve
factoren en belemmeringen, onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van deze leerling.
Meer informatie over het ontwikkelingsperspectief is te vinden in de notitie van KANS
opgenomen op de website van de RVKO.
Vanaf groep 5 is het mogelijk dat leerlingen een OPP krijgen aangeboden. Leerlingen die
het programma van de groep niet meer kunnen volgen, maar in een lager tempo nog wel
vooruitgang boeken, met plezier naar school blijven gaan, goed in hun vel zitten en
gedragsmatig geen problemen veroorzaken, krijgen dan mogelijk voor een of twee
vakgebieden een eigen programma. Dit zal echter telkens van kind tot kind in goed
overleg met de ouders, leerkrachten, intern begeleider en directie bekeken en besproken
worden.
74
De school geeft hierin, als professionele organisatie, een bindend advies.
In de groepen 3 en 4 is dan meestal al veel aandacht besteed aan extra instructie en
herhaling van leerstof voor deze leerlingen.
Als bovengenoemde interventies niet voldoende zijn of het vermoeden bestaat dat er
meer dan de reguliere zorg nodig is voor een kind dan hebben we op school de volgende
mogelijkheden tot hulp. Wij spreken hier van de curatieve zorg.

Verder onderzoek en observatie door groepsleerkracht, intern begeleider of
remedial teacher

Overleg met en/of observatie door de schoolcontactpersoon.

Bespreking van het kind binnen het breed overleg. Ook wel multidisciplinair
overleg genoemd

Inschakeling van schoolarts, schoolmaatschappelijk werker, GGZ groep
Europoort, bureau Jeugdzorg, logopedie etc. etc.

De curatieve zorg sluit aan bij de breedte en diepte ondersteuning zoals in
het ondersteuningsprofiel bijlage 1 is opgenomen.
Aanmelding bij het onderwijsarrangeerteam voor extra ondersteuning wordt gedaan door
de IB in samenwerking met alle bij het kind betrokken personen. Hiervoor is altijd de
instemming van de ouders vereist.
De schoolarts kan de leerling oproepen voor een medisch onderzoek.
Er kunnen door het onderwijsarrangeerteam (OAT) verschillende manieren van
ondersteuning.
7.5
Stappenplan verwijzing
1. Aan het begin van het schooljaar ontvangen alle leerkrachten de zorg- en
toetskalender. Hierin staat vermeld hoe wij planmatig aan onze zorg werken.
2. Drie keer per jaar wordt door de groepsleerkrachten een groepsoverzicht ingevuld. In
dit groepsoverzicht staan toetsresultaten en observaties genoteerd. Aan de hand van
deze gegevens worden de ondersteuningsbehoeften (pedagogisch) en
onderwijsbehoeften (didactisch) benoemd. Op basis van deze gegevens wordt ons
onderwijs vormgegeven.
3. Leerlingen ontvangen onderwijs in de groep. Het onderwijs bestaat uit
gedifferentieerd werken op 3 niveaus: het basisaanbod voor kinderen die de methode
kunnen volgen, extra aanbod voor kinderen die meer kunnen dan de methode vraagt,
en extra instructie voor kinderen die hulp nodig hebben bij het volgen van de
methode. Dit wordt door de leerkrachten vastgelegd in het groepsplan. Ouders
worden minimaal 2 keer per jaar tijdens het rapportgesprek op de hoogte gesteld van
de vorderingen van hun kind. Kleine zorgen worden besproken. Er worden afspraken
gemaakt over hoe deze zorgen verholpen kunnen worden.
4. Wanneer uit toetsresultaten en/of observaties blijkt dat een kind meer zorg nodig
heeft dan het basisaanbod, dan worden de ouders uitgenodigd door de
groepsleerkracht om de zorg te bespreken. Er wordt overlegd over hoe de leerkracht
het probleem in de klas aan gaat pakken, en wat de ouder hieraan kan doen. De
leerkracht geeft eventueel aan de IB’er in te schakelen.
5. Wanneer de eerste interventies door de groepsleerkracht niet voldoende effect
hebben, bespreekt de leerkracht de zorgen met de IB’er tijdens een
leerlingbespreking. Samen met de IB’er worden afspraken gemaakt over de extra
begeleiding. Deze afspraken worden vastgelegd in het groeps- of handelingsplan, of
er wordt gestart met een OPP (zie hiervoor het protocol OPP). Dit plan wordt
besproken met ouders. De IB’er schuift bij dit gesprek aan indien nodig. De uitvoering
van het plan en de vorderingen van het kind worden regelmatig (minimaal 1x per 6
weken) geëvalueerd samen met ouders.
6. Als blijkt dat de inspanningen van ouders en groepsleerkracht niet toereikend zijn,
schakelt de IB’er de schoolcontactpersoon (SCP) van PPO Rotterdam in. Hiervoor
75
geven ouders toestemming. In overleg met de SCP wordt het plan aangescherpt waar
mogelijk, of deze geeft het advies externe deskundigen in te schakelen.
7. In overleg met ouders, leerkracht en IB wordt besloten welk traject gevolgd gaat
worden: verdergaan met de handelingsadviezen van de SCP, preventieve ambulante
begeleiding of aanmelding bij het onderwijsarrangeerteam (OAT).
- Wanneer wordt gekozen voor het volgen van de handelingsadviezen van de SCP,
wordt dit vastgelegd in het groeps- of handelingsplan. Dit wordt weer regelmatig
(minimaal 1x per 6 weken) geëvalueerd samen met ouders. Na 6 weken volgt steeds
weer de overweging bij stap 6.
- Als uit overleg blijkt dat met gerichte adviezen van een deskundige het probleem
opgelost of verkleind kan worden, dan wordt er gekozen voor PAB. Hiervoor geven
ouders toestemming, waarna dit door de leerkracht en IB snel opgestart kan worden.
Na PAB wordt de overweging gemaakt of dit voldoende effect heeft gehad, of dat
brede aanmelding bij PPO Rotterdam alsnog nodig is.
- Blijkt er meer hulp nodig te zijn, dan kan worden gekozen voor brede aanmelding
bij PPO Rotterdam. Hierbij kun je denken aan AB, verwijzing SBO en verwijzing SO.
Voor deze brede aanmelding wordt door de leerkracht het OKR ingevuld, en door
ouders de oudervragenlijst. Deze worden naar het OAT van PPO Rotterdam gestuurd,
waarna het OAT met een advies komt. Dit advies wordt besproken met de ouders.
Wanneer er wordt gekozen voor AB, dan betekent dit dat er voor langere tijd
handelingsadviezen worden gegeven aan de leerkracht en de ouders. Na afloop van
de AB wordt gekeken of dit voldoende effect heeft gehad, of dat alsnog verwijzing
naar het SBO of SO moet worden overwogen.
Betrokkenheid ouders bij leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften
Ouders van leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte worden zo snel mogelijk op
de hoogte gesteld.
Zij worden geïnformeerd over de extra maatregelen die nodig zijn voor hun kind, over de
voortgang en wij proberen uit de gesprekken met ouders zoveel mogelijk relevante
informatie te verzamelen.
Ze worden ook gevraagd om toestemming te geven voor het bespreken van hun kind in
het breed overleg, het doen van extra onderzoek en het geven van extra zorg aan hun
kind.
De extra zorg wordt vermeld in een individueel handelingsplan.
De intern begeleider overlegt regelmatig met de groepsleerkracht, de
schoolcontactpersoon, de directie en eventueel andere externe deskundigen over deze
kinderen.
Mocht deze hulp niet volstaan dan is het mogelijk om een uitgebreider pedagogisch/
didactisch en psychologisch onderzoek te laten afnemen.
Hiervoor vragen wij ouders eerst een toestemmingsverklaring te ondertekenen.
Hierna volgt aanmelding.
Na het onderzoek volgt een bespreking met de intern begeleider. Hier krijgen wij een
advies te horen dat wij vervolgens weer met de ouders bespreken.
Enkele voorbeelden van adviezen die hierbij gegeven kunnen worden zijn:
 Suggesties voor een aangepaste begeleiding op school.
 Ambulante begeleiding (hulp op school voor de leerkracht om zo goed
mogelijk om te gaan met de problematiek).
 Aanmelding voor een sociale vaardigheidstraining.
 Een verwijzing naar Jeugdzorg, GGZ groep Europoort
 Een verwijzing voor leesbehandeling
 Een verwijzing naar een vorm van speciaal basisonderwijs.
 Een advies voor een vorm van speciaal onderwijs.
De Mariaschool valt onder PPO Rotterdam, en handelt vanuit het ondersteuningsplan van
dit samenwerkingsverband, te raadplegen via de website www.ppo.rotterdam.nl
76
KANS
In 2009 is binnen de RVKO het initiatief KANS gestart. Het doel van KANS is de
ondersteunende functie van de scholen voor sbo verder te ontwikkelen door de
aanwezige expertise beschikbaar te stellen aan het reguliere basisonderwijs.
Het project richt zich op de ondersteuning van de basisscholen en de ontwikkeling van de
scholen voor sbo in de richting van Passend Onderwijs.
KANS deelt de visie van PPO Rotterdam en creëert van hieruit een specifieke taak voor
de RVKO scholen, gefaciliteerd en bekostigd uit eigen middelen.
Binnen het project KANS is een tweetal orthotheken ingericht voor de begeleiding van
zorgleerlingen binnen de RVKO scholen.
Lees hierover meer op de website van de vereniging.
Daarnaast werkt de school ter preventie en bestrijding van onderwijsachterstanden samen
met andere instellingen, waaronder de schoolbegeleidingsdiensten, het sociaal-cultureel en
welzijnswerk, gemeentelijk bureau leerling-zaken, Centrum voor Jeugd en Gezin (o.a.
schoolarts en consultatiebureau) en andere hulpverleningsinstanties.
TALENT
In 2008 is binnen de RVKO het initiatief TALENT gestart: een kennispunt voor
begaafdheid. In het kennispunt werkt een aantal scholen samen dat extra zorg besteedt
aan de begaafde en getalenteerde leerlingen. Deze scholen zijn verdeeld over de stad
Rotterdam en de randgemeenten. Zij hebben ervaring met het onderwijs aan begaafde
kinderen. Door samen te werken vergroten zij hun eigen deskundigheid en kunnen zij
alle andere scholen van de RVKO ondersteunen.
Ons ondersteuningsprofiel is als bijlage opgenomen in het schoolplan.
Protocol overgang groep 1-2-3
Het serieus nemen van een overgangsbeslissing begint bij ons in januari van groep 1 .
Het gaat hier om de kinderen die in de periode januari t/m december 4 jaar geworden
zijn. Naast de gegevens uit het leerlingvolgsysteem (observaties, registraties en
handelingsplannen) nemen we in oktober en april/mei de toetsen van Cor Aarnoutsen af
en in januari en juni Cito rekenen voor kleuters.
Als een kind onvoldoende scoort op deze toetsen en op 1 of meerdere van de volgende
ontwikkelingsgebieden:
Sociaal-emotionele ontwikkeling:
zelfbeeld,
relatie met volwassenen en
relatie met andere kinderen
Speel-werkgedrag:
spelontwikkeling
taakgerichtheid en zelfstandigheid
Motoriek:
grote en kleine motoriek
tekenontwikkeling.
Zintuigelijke waarneming:
visuele waarneming
auditieve waarneming
Mondelinge taalontwikkeling
Lichaamsoriëntatie
Ruimtelijke oriëntatie
Tijdsoriëntatie
Symboolverkenning:
beginnende geletterdheid,
inzicht in cijfers en getallen
77
Ontwikkeling van het logisch denken:
hoeveelheden, overeenkomsten, verschillen
Dan worden de ouders eind januari /begin februari uitgenodigd voor een gesprek, waarin
we onze twijfels meedelen of het kind met ingang van het volgend schooljaar wel in
groep 2 kan beginnen of we geven aan dat het misschien wenselijk is dat een kind in
groep 1 blijft.
Begeleiding
We geven in het gesprek met ouders aan wat we in de periode januari tot het eind van
het schooljaar gaan doen om de ontwikkeling van het kind te stimuleren.
De definitieve beslissing over de overgang naar groep 2 nemen we in april.
Soms wordt bij jonge kinderen, geboren in de maanden november en december,
afgesproken dit een maand later te doen om de kans op een goede beslissing te kunnen
verhogen.
Halverwege groep 2 (in januari) stellen we ons de vraag of er sprake is van een
doorgaande ontwikkeling van een kind bij een overgang naar groep 3.


Soms zijn kinderen in groep 2 nog erg gericht op spelen en open
onderwijssituaties dat de overgang naar groep 3 te abrupt is en geen doorgaande
ontwikkeling kan garanderen.
Soms is er sprake van specifieke ontwikkelingsproblemen of
ontwikkelingsstoornissen. Dat betekent dat we de overgangsbeslissing van groep
2 naar groep 3 zeer overwogen moeten nemen.
In groep 2 kan onderscheid gemaakt worden tussen kinderen:





Kinderen die op niveau zijn
Kinderen met een beperkte ontwikkelingsmogelijkheid
Kinderen die op 1 of meerdere ontwikkelingsgebieden onder hun leeftijdsniveau
presteren
Kinderen die nog geen zes jaar zijn maar verder zijn dan hun leeftijdsgenoten
Bij kinderen die nog niet op niveau zijn, volgen we de procedure voor een eventuele
overgang van groep 2 naar groep 3 die hieronder beschreven staat:
Het signaal
Het serieus nemen van een overgangsbeslissing begint bij ons in januari van het groep 2
jaar. Naast de gegevens uit het leerlingvolgsysteem (observaties, registraties en
handelingsplannen) nemen we in oktober en april/mei de toetsen Cor Aarnoutsen af en in
januari en juni Cito Rekenen voor kleuters.
Als een kind onvoldoende scoort op deze toetsen en op 1 of meerdere van de volgende
ontwikkelingsgebieden:
Sociaal-emotionele ontwikkeling:
zelfbeeld
relatie met volwassenen
relatie met andere kinderen
Speel-werkgedrag:
spelontwikkeling
taakgerichtheid en zelfstandigheid.
Motoriek:
grote en kleine motoriek
tekenontwikkeling
Zintuigelijke waarneming:
78
visuele waarneming
auditieve waarneming
Mondelinge taalontwikkeling
Lichaamsoriëntatie
Ruimtelijke oriëntatie
Tijdsoriëntatie
Symboolverkenning:
beginnende geletterdheid
inzicht in cijfers en getallen
Ontwikkeling van het logisch denken:
hoeveelheden, overeenkomsten, verschillen
Dan worden de ouders eind januari /begin februari uitgenodigd voor een gesprek, waarin
we onze twijfels meedelen of het kind met ingang van het volgend schooljaar wel met
groep 3 kan beginnen.
Begeleiding
We geven in het gesprek met ouders aan wat we in de periode januari tot het eind van
het schooljaar gaan doen om de ontwikkeling van het kind te stimuleren en op welke
wijze men daar thuis eventueel aan bij zou kunnen dragen.
De definitieve beslissing over het vervolg van de schoolloopbaan van het kind nemen we
in april.
Gekoppeld aan die beslissing geven we ook aan hoe we het kind bij de groep 2
verlenging willen begeleiden. Daarbij kan het gaan om het kind de gelegenheid te geven
zich verder te ontwikkelen, het bieden van speciale begeleiding en het bieden van b.v.
leesbegeleiding aan kinderen die in de loop van het jaar toe zijn aan lezen.
We streven naar een besluit dat door iedere betrokkene gedragen wordt.
De praktijk leert dat we op grond van onze ervaring een goede inschatting kunnen
maken. Onjuist genomen beslissingen kunnen gevolgen hebben voor de schoolloopbaan
van een kind en het onderwijs aan een hele groep. Daarom hebben we ervoor gekozen
dat een schooladvies bindend is.
In oktober van het hierop volgende jaar zal onderzocht worden hoe het gaat met de
kinderen waarvoor het bovenstaande is uitgevoerd. Dit gebeurt tijdens de
leerlingenbespreking.
Talent
Soms zijn kinderen op alle gebieden verder dan hun leeftijdsgenoten.
Vaak blijkt dit al in groep 1. De leerkracht kan dan in overleg met de ouders beslissen
dat een leerling eerder met groep 2 mee gaat draaien om hem/haar de
ontwikkelingskansen te geven waar het kind aan toe is. Dit wil niet zeggen dat de leerling
dan automatisch het volgend cursusjaar mee gaat naar groep 3.
Als een kind in groep 1/2 erg goed presteert, kan het wel eens voorkomen dat een
leerling vervroegd naar groep 3 gaat. Dit zijn echter uitzonderingen!
Om deze beslissing te kunnen nemen kijkt de leerkracht naar de volgende aspecten:









Sociaal-emotionele ontwikkeling: zelfbeeld, relatie met volwassenen en relatie
met andere kinderen.
Speel-werkgedrag: spelontwikkeling, taakgerichtheid en zelfstandigheid.
Motoriek: grote en kleine motoriek en tekenontwikkeling.
Zintuigelijke waarneming: visuele waarneming en auditieve waarneming.
Mondelinge taalontwikkeling
Lichaamsoriëntatie
Ruimtelijke oriëntatie
Tijdsoriëntatie
Symboolverkenning: beginnende geletterdheid, inzicht in cijfers en getallen
79


Ontwikkeling van het logisch denken: hoeveelheden, overeenkomsten,
verschillen.
Het kind moet snel van begrip zijn, een goede concentratie hebben, een
brede belangstelling hebben en goed gemotiveerd zijn om naar groep 3 te
gaan.
We bekijken deze aspecten d.m.v. observaties, registraties en handelingsplan(nen) en
nemen de volgende toetsen af:
 Aarnoutsen TAAL
 Cito Rekenen groep 2
 Observatielijsten KIJK
 Observatie lijsten van de sidi R
Over het algemeen geldt dat kinderen bij wie overwogen wordt om vroegtijdig naar
groep 3 te gaan een duidelijke voorsprong moeten hebben op leeftijdsgenoten.
Bij de Cito-toetsen betekent dit een A of hoge B-score.
De kinderen moeten alles goed mee kunnen doen met groep 2 en liefst nog iets beter
presteren, gedurende langere tijd.
Dit omdat er bij veel kinderen in de kleuterleeftijd sprake is van
ontwikkelingsvoorsprongen die later weer ingelopen kunnen worden door de anderen.
Er blijft sprake van uitzonderingen omdat in groep 2 veel aandacht geschonken wordt
aan de brede ontwikkeling van de kinderen en in groep 3 meer aandacht is voor het
cognitieve aspect. Dit is iets waar kinderen wel aan toe moeten zijn.
De beslissing
In geval van vroegtijdig naar groep 3 gaan, beslist de school (leerkracht van het kind,
interne begeleider en directie).
Het nemen van de beslissing t.a.v. de schoolloopbaan van het kind doen we aan de hand
van de eerder beschreven overwegingen.
Naar aanleiding hiervan wordt een verantwoorde beslissing genomen.
Bij ernstige twijfel of een leerling over kan naar de volgende groep is het advies van de
school (leerkracht van het kind, interne begeleider en directie), in het belang van het
kind, bindend.
Als een kind een ontwikkelingsvoorsprong heeft en de school (leerkracht van het kind,
interne begeleider en directie) heeft beslist dat het beter is om toch in groep 2 te blijven,
wordt het kind verder in zijn/haar ontwikkeling begeleid.
Gedurende het schooljaar wordt het kind gestimuleerd om oefeningen en activiteiten te
gaan doen op een moeilijker niveau dan de andere kinderen. Halverwege het schooljaar
starten we een programma voor deze kinderen. Zij krijgen oefeningen en opdrachten op
hun niveau.
Vanaf groep 3 nemen leerlingen deel aan het onderwijs waarin wij werken volgens het
leerstofjaarklassen systeem. Onze leerlingen volgen wij met de Cito toetsen genoteerd in
ons leerlingvolgsysteem Parnassys. Daarnaast verzorgen wij onderwijs volgens het
directe instructiemodel waarbij groepsplannen en het werken op 3 niveaus in de groep
centraal staan. Zo proberen wij maximaal aan te sluiten bij ontwikkelingsbehoeften van
kinderen.
80
7.6
De organisatie van de zorgstructuur
De interne begeleiding richt zich op de volgende aspecten:
1. Schoolniveau:
De intern begeleider stelt jaarlijks een toetskalender en zorgkalender op.
Hij draagt bij aan beleidsplannen en draagt zorg voor het zorgplan.
Hij coördineert afspraken met begeleidingsdiensten, stelt een sociale kaart op en
onderhoudt deze externe contacten.
Bij zijn taken hoort het mede beheren van de orthotheek en het opgestelde
inventarisatieschema up to date houden. Dit inventarisatieschema ordent de
leermiddelen en materialen, de signalerings- en diagnostiseringsinstrumenten en
de extra hulpmiddelen zowel op groeps- als op schoolniveau.
Met behulp van o.a. dit schema worden veranderingsonderwerpen vastgesteld op
schoolniveau door directie en intern begeleider.
De intern begeleider signaleert welke knelpunten er schoolbreed zijn.
Hij initieert en/of denkt mee over de aanschaf van nieuwe middelen en materialen
en voert de regie bij aanpassingen in de methodes.
De uitvoering van onderwijsprincipes en het hanteren van methodes en
werkwijzen wordt door de intern begeleider bewaakt.
2. Op groepsniveau











De intern begeleider voert planmatige groepsbesprekingen.
De data van de groepsbesprekingen zijn opgenomen in de zorgkalender
welke is opgenomen in het jaardraaiboek.
Over de groepsbesprekingen zijn de volgende afspraken gemaakt:
Toetsafname in de weken die vermeld staan in toetskalender.
Na de afname worden de resultaten ingevoerd in Parnassys.
(computeradministratie programma) en genoteerd op een groepsoverzicht.
Als de resultaten bekend zijn bestuderen we deze en vullen we het
groepsoverzicht in. Ook de resultaten van de methode gebonden toetsen
vergelijken we hiermee.
Daarna maken we een groepsplan.
Na de groepsbespreking worden de groepsplannen definitief vastgesteld.
(n.b. bij de groepsbesprekingen wordt ook vastgesteld welke leerlingen een
individueel handelingsplan nodig hebben en welke leerlingen in aanmerking
komen voor verdere diagnose. Waar mogelijk worden individuele
handelingsplannen geclusterd), zie punt 3.
Er wordt een datum (in overleg) afgesproken waarop de plannen ingeleverd
moeten worden. Zie zorgkalender jaardraaiboek.
Groepsplannen worden ten tijde van uitvoering in de groepsmap bewaard.
De intern begeleider ontvangt een digitale versie.
De groepsplannen worden bij de volgende groepsbespreking voor hetzelfde
vakgebied geëvalueerd.
In een teamsessie evalueren we de groepsbespreking en bekijken we elkaars
plannen om van elkaar te kunnen leren.
De intern begeleider houdt zicht op de methodegebonden toetsen, de
leerkrachten voeren de resultaten in in Parnassys. .
Er vinden klassenconsultaties plaats met betrekking tot het directe instructie
model, klassenmanagement, het zelfstandig werken en overige relevante
gebieden.
81
3. Op individueel (leerling) niveau:

Tijdens de groepsbesprekingen komen ook de individuele leerlingen aan de
orde die erg ver afwijken van het gemiddelde. Voor deze leerlingen volgt een
individueel handelingsplan en/of verdere diagnosticering. De
groepsleerkracht is verantwoordelijk voor deze individuele plannen die zoveel
mogelijk geclusterd en groepsgewijs uitgevoerd worden.
Hij/zij kan hierbij geholpen worden door de IB De IB houdt bij of de plannen
goed opgesteld worden. Als het binnen de mogelijkheden van de
groepsleerkracht past zorgt deze ook voor de diagnosticering,
Diagnosticering kan echter ook voor rekening van de IB komen.

Dit individueel handelingsplan wordt in de klas uitgevoerd. Een en ander
onder supervisie van de IB. De leerkracht blijft ten allen tijde
verantwoordelijk voor de opstelling van het handelingsplan, de uitvoering
hiervan, de evaluatie ervan en het informeren van de ouders over de
noodzakelijke extra hulp en de resultaten daarvan.
Door middel van groeps- en leerlingbesprekingen is er ruimte voor
leerkrachten om leerlingen in te brengen en te bespreken. Hierbij komen
vooral leerlingen aan de orde waarover een leerkracht zijn zorg wil delen.
Mogelijk zijn al extra maatregelen genomen of inspanningen verricht die
echter niet of nauwelijks tot resultaat geleid hebben.
De contacten met derden verlopen via de intern begeleiders, die in de loop der jaren een
heel netwerk van contacten hebben opgebouwd en daardoor voor deze instanties het
aanspreekpunt van de school zijn geworden. Het is daarom de bedoeling dat intern
begeleiders altijd op de hoogte worden gesteld als in een crisissituatie één van deze
instanties ingeschakeld wordt. Normaal gesproken is het dus de intern begeleider, die
naar behoefte de verschillende instanties inschakelt, vaak naar aanleiding van de
groepsbesprekingen, maar dat kan ook tussentijds gebeuren na bijvoorbeeld een incident
of naar aanleiding van slechte resultaten, die ver weg van een bespreking geconstateerd
worden. Als school hoeven we het gelukkig niet helemaal alleen te doen. Er zijn
verschillende externe instanties, die ingeschakeld kunnen worden om de school te
adviseren:

 Schoolcontactpersoon PPO Rotterdam.
De IB’ers onderhouden contact met de SCP voor advies over leerlingen met speciale
onderwijsbehoeften.
Dit wordt nog verder vormgegeven door PPO.
 Schoolmaatschappelijk werk.
Op school is er voor 450 uur per jaar een schoolmaatschappelijk werkster benoemd. Zij
werkt op de woensdag en donderdag.
De schoolmaatschappelijk werkster is in dienst van Stichting Flexus-Jeugdplein.
Doelgroep schoolmaatschappelijk werk en werkwijze
De invalshoek van het schoolmaatschappelijk werk in het basisonderwijs is de zorg voor
kinderen van 4 t/m 12 jaar van wie de ontwikkeling stagneert. Deze groep kinderen
wordt in hun dagelijks functioneren op school belemmerd of nadelig beïnvloed.
De werkuitvoering vindt altijd plaats binnen de context van de school maar ook binnen
de context van de gezinssituatie van de leerlingen.
De maatschappelijk werker richt zicht niet primair op het kind zelf maar op degene die
invloed hebben op de situatie en dus ook op het gedrag van het kind. Het jaarplan SMW
is als bijlage 4 toegevoegd.
82
Taakgebieden van het schoolmaatschappelijk werk
Het maatschappelijk werk richt zich op de volgende taakgebieden:

Schoolondersteuning

Hulpverlening aan ouders van kinderen

Toeleiding naar speciale en geïndiceerde zorg.

Preventie

Registratie en Rapportage
Activiteiten die voortvloeien uit de bovenstaande indeling kunnen als volgt
worden geformuleerd:
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
Deelname aan het OZO
Deelname aan het maatschappelijkwerk overleg
Deelname aan buurtnetwerken.
Psycho-sociale hulpverlening aan leerlingen en ouders;
Actief contact leggen met ouders, leerlingen, team leerkrachten,
ouderconsulent:
Terugkoppeling voortgang aan IB
Terugkoppeling voortgang aan leerkracht;
Verwijzen en coördineren;
Samenwerking met andere hulpverlenende organisaties;
Voorbereiding en organisatie van de themabijeenkomsten
Aanbod ontwikkelen op het terrein van opvoedingsondersteuning voor ouders met
een kind in de onderbouw en/of in de bovenbouw;
Aanbod ontwikkelen op het terrein van sociale vaardigheids- of faalangsttrainingen
voor kinderen op school;
Relevante methoden aanschaffen om de trainingen vorm te geven;
Signalen over belemmerende factoren in het optreden van leerkrachten bespreken
met de ib, met als doel probleemgedrag bij kinderen te voorkomen en het contact
met ouders te bevorderen.
 Schoolartsendienst.
De kinderen kunnen op verzoek van school of ouders onderzocht worden. Hiervoor
vult de leerkracht een formulier in.
Daarnaast kan de intern begeleider te allen tijde een hulpvraag neerleggen bij de
schoolverpleegkundige of de schoolarts. Gedacht moet hier worden aan twijfel over
het gehoor of het zien, maar ook kan er bemiddeling door de schoolarts worden
gevraagd in het geval van een huisarts die door communicatieproblemen niet
adequaat handelt en een leerling niet goed (genoeg) behandelt.

Ambulante begeleiding.
Wanneer de onderwijsbehoeften van een leerling erom vragen, kan de hulp van een
ambulant begeleider ingeschakeld worden. Deze kijkt samen met de leerkracht hoe
het onderwijs aan deze leerling het best vormgegeven kan worden.
 Logopedie.
Veel kinderen bij ons op school hebben logopedie nodig. Eens per jaar komt vanuit
PPO een logopediste screenen. Zij screent hoofdzakelijk (een selectie van) de jongste
kinderen, die van te voren opgegeven moeten zijn en waarvan gegevens van
aangeleverd moeten zijn. Incidenteel kunnen ook oudere kinderen worden
opgegeven.
Daarnaast zijn er goede contacten met het logopedisch centrum op de Mathenesserweg. Vanuit dit centrum vinden er ook bij ons op school behandelingen plaats, op
advies van de logopediste, rekeninghoudend met de thuissituatie van het kind.
83
Men hoeft de logopedische screening dus niet af te wachten. Bij de intern begeleider
kan een verwijsbrief gehaald worden voor de huisarts. De huisarts verwijst door naar
de logopedie.
 Leerplichtambtenaar.
De leerplichtambtenaar is er niet alleen om de leerplicht te controleren, maar kan ook
een bemiddelende rol spelen bij conflicten tussen school en ouders. Daarnaast heeft
de leerplicht een preventieve rol binnen de school door informatie te delen met
ouders en leerkrachten. Als het maar in het belang van het kind is.
 Meldcode huiselijk geweld en SISA
De Mariaschool heeft de meldcode huiselijk geweld opgenomen in het schoolplan. De
Mariaschool kan melding in SISA doen als daar aanleiding voor is. De Mariaschool
streeft ernaar deze melding altijd met ouders te bespreken. Dit geldt tevens voor
meldingen bij onderstaande instanties:
 A.M.K.(advies en meldpunt kindermishandeling).
 Raad van de Kinderbescherming.
 Riagg
 Jeugdzorg
 Wijkpolitie
 DOSA
OZO
Zes maal per jaar is er een OZO.
Deelnemers hieraan zijn:
De schoolverpleegkundige, de schoolmaatschappelijk werkster, schoolcontactpersoon van
PPO, de ib’er en de directie. Eventueel kunnen nog uitgenodigd worden de
leerplichtambtenaar, de wijkagent, de groepsleerkracht van het kind dat besproken
wordt.
Doel: Raadplegen van experts om adviezen te verkrijgen in situaties waar de eigen
schoolexpertise niet toereikend is. Het doel hiervan is het kind in zijn ontwikkeling de
optimale kansen te bieden door de juiste interventies op te starten.
Van de kinderen die besproken worden is vooraf een uitgebreid leerling bespreek
formulier ingevuld en zijn er didactische toetsen afgenomen of observaties gedaan om
een goed beeld te schetsen voor alle aanwezigen.
Door de ouders moet toestemming tot deze bespreking worden gegeven.
Ook is een anonieme bespreking, als consultatie, mogelijk.
Na analyse kan men besluiten tot de volgende acties of adviezen:
 Deelnemers verrichten, indien noodzakelijk, intern aanvullend onderzoek
 Men adviseert de intern begeleider en deze adviseert de leerkracht
 Men verwijst naar externe hulp
 Er wordt gemeld bij bijvoorbeeld het AMK
 Men adviseert onderzoek
 Men besluit tot opschaling naar ZAT van het CJG of DOSA indien sprake is van
multiproblems.
Er worden vervolgafspraken gemaakt om de ontwikkelingen te volgen.
Privacy beleid
Ter bescherming van de privacy is het belangrijk om met samenwerkende instanties en
cliënten duidelijke afspraken te maken over het omgaan met persoonlijke gegevens.
In het basisonderwijs zijn daarom de volgende onderwerpen van belang:
 Inbrengen van signalen
 Registratie
 Verstrekking cq. inzage gegevens.
Uitgangspunt is het privacyreglement ten aanzien van netwerken.
84
Inbrengen van signalen
Afspraken in het privacyreglement t.a.v. netwerken.
1.
Deelnemers aan een overlegvorm zijn bereid om signalen van kinderen in
probleemsituaties in overlegvorm te brengen.
2.
Bij een in te brengen signaal wordt vooraf toestemming aan de ouders gevraagd.
3.
Wanneer het problematisch is om toestemming te verkrijgen en zijn er signalen
dat kind(eren) in een zorgwekkende toestand verkeren, kan de situatie wel
anoniem op de agenda komen.
In dat geval vraagt de inbrenger om consultatie.
Wel blijft het doel de ouders bij de zorg te betrekken en hun toestemming te
vragen.
4.
Bij ernstige schending van de rechten van het kind en/of wanneer het kind in gevaar is kan de zorgvuldige afweging van het belang van privacy, in het belang van
risicokinderen besloten worden om toch niet anoniem te bespreken zonder dat er
om toestemming van de ouders is gevraagd. Echter worden ouders ten alle tijden
in kennis gesteld van het voornemen te bespreken en te melden.
N.B.
-
In principe moet altijd een poging worden gedaan om toestemming te verkrijgen om kinderen op het OZO te bespreken, tenzij in het kader van punt 4 in
het belang van het kind beter is dit niet te doen.
Het verdient aanbeveling de toestemming van ouders schriftelijk vast te leggen.
Indien geen toestemming wordt verkregen, maar het kind ernstig gevaar loopt,
kan toch worden besloten het kind (niet anoniem) te bespreken.
In de schoolgids dient melding te worden gemaakt van het OZO.
Registratie
Afspraken in het privacyreglement t.a.v. netwerken:
1.
2.
3.
De ib-er registreert in een overlegvorm de ingebrachte signalen en
houdt deze in een eigen dossier bij. Deze notities zijn niet vrij toegankelijk.
Deelnemers aan de overlegvorm mogen slechts werkaantekeningen maken voorzover het afspraken betreft waar zij zelf bij betrokken zijn. Deze aantekeningen
zijn niet overdraagbaar en moeten bij bv. verhuizing uit het dossier verwijderd
worden.
Alle besproken informatie in een overlegvorm is vertrouwelijk en blijft binnen de
beslotenheid van de overlegvorm.
N.B.:
- De notulen worden gemaakt door een medewerker van de school (intern begeleider). Deze is de houder van de registratie en bewaart de notulen.
De deelnemers van het OZO krijgen ieder een kopie. Deze kopieën dienen te worden
beschouwd als persoonlijke werkaantekeningen.
- Op de agenda staan alleen de namen van de kinderen en niet de problematiek.
Verstrekking cq. inzage gegevens
Afspraken in privacyreglement t.a.v. netwerken.
1.
2.
Indien een van de deelnemers van het overleg de informatie van het besprokene
naar buiten wil brengen is toestemming van alle deelnemers van het overleg
nodig.
De ouders van het geregistreerde kind hebben recht op inzage van op hun kind
betrekking hebbende geregistreerde gegevens.
85
Indien hiertoe een schriftelijk verzoek wordt ingediend, zal de intern begeleider,
na ontvangst van het verzoek, een overzicht van de betreffende
persoonsgegevens ter beschikking stellen.
N.B.:
-
-
De notulen moeten dus zodanig gemaakt worden dat ze voor de ouders toegankelijk
zijn. Er dient alleen geregistreerd te worden wat de problemen zijn, wat de stand van
zaken is en welke werkafspraken er gemaakt zijn.
Overige zaken kan elke deelnemer voor zichzelf registreren als persoonlijke
werkaantekeningen.
De houder van de registratie moet, alvorens inzage te verstrekken, toestemming
hebben van de overige deelnemers van het OZO.
Voor verstrekking van gegevens van derden is toestemming nodig van deze derden.
Leerlingvolgsysteem en leerlingdossier.
Door middel van toetsen volgen wij de leerlingen op school. Deze gegevens worden
opgeslagen in ons leerlingvolgsysteem (Parnassys).
Voor alle leerlingen is een afgesloten leerling-dossier. Hierin worden naast vaste
gegevens (naam-adres-geboortedatum ed.) alle gegevens gedurende de schoolloopbaan
bewaard. Te denken valt aan: kopie van het inschrijvingsformulier, onderzoeken, verslag
van deze onderzoeken ….
Dit dossier is inmiddels voor een heel groot deel overgenomen door een digitaal dossier
in Parnassys, waarin alle leerkrachten hun gegevens wegschrijven.
Te denken valt aan: verslag oudergesprekken, handelingsplan, rapportgegevens,
afspraken, enz.
Het papieren dossier blijft er naast bestaan.
De wet op de privacy vereist zorgvuldig gebruik van deze gegevens.
Het dossier is altijd toegankelijk voor de ouders van het desbetreffende kind.
Dit vraagt dan ook zorgvuldige en respectvolle verslaglegging.
Daar het om vertrouwelijke gegevens gaat zijn de volgende afspraken van belang:








7.7
de verantwoordelijkheid ligt bij de intern begeleider
de administratie verzorgt de aanmaak van de dossiers
de intern begeleider verzorgt het onderhoud van de dossiers
de groepsleerkracht heeft recht tot inzage
de maatschappelijk werkster heeft recht tot inzage
de dossiers mogen niet worden meegenomen
studenten hebben geen vrij recht tot inzage maar kunnen via hun mentor
relevante informatie opvragen.
na schoolverlaten worden de dossiers nog 5 jaar bewaard en
vervolgens vernietigd.
Overgang naar het voortgezet onderwijs
In groep 7 wordt de CITO- entreetoets afgenomen. Op grond hiervan kunnen extra
programma’s per kind worden aangeboden om eventuele hiaten te voorkomen, en
achterstanden weg te werken.
In incidentele gevallen kunnen leerlingen uit groep 7 die voor 1 okt. 12 jaar zijn, naar de
praktijkschool of LWOO verwezen worden. Dit gaat in zeer nauw overleg met de intern
begeleider en ouders.
Kinderen die op 2 of meer vakgebieden een achterstand hebben kunnen al aan het begin
van het groep 8 getoetst worden binnen het project Koers VO, zodat zij een advies LWOO
of PrO krijgen.
86
Ouders moeten in een zeer vroeg stadium worden voorbereid. (zie protocol Koers VO)
Dit protocol is opgenomen in het jaardraaiboek.
Alle ouders en leerlingen krijgen in februari/maart een advies over het vervolgonderwijs.
8
Brede Schoolplan
8.1
Organigram
JOS ( subsidie)
Spangen
Mariaschool
directie en team
SMW
Logopediste
Diëtiste
PPO
Leerplicht
CJG
Partners:
Kiddoozz Kinderopvang
IKEI SKVR
Boymans van
Beuningen
Lekker Fit vakkracht
SSV Spangen
Bewonersorganisatie
Taandersplein
TOS
Zowel!
Alsare taalaanbod
Peuter& Co.
Wijkteam Spangen met
o.a. wijkagent etc.
CJG
Een brede school
De Mariaschool is een brede school. Dit blijkt uit de intensieve samenwerking met de
volgende partners:
- De voor en naschoolse opvang wordt verzorgd door twee aanbieders:Kinderopvang
Kiddoozz met locatie de Zeepbel en kinderopvang Amalia.
- Samenwerking met logopedistenpraktijk aan de Mathenesserweg.
- Het hebben van Schoolmaatschappelijk werk voor 2 dagen per week in de school.
- De Mariaschool is een Lekker Fit school. Bewegen en gezonde voeding staan daarin
centraal. Er zijn is een vakkracht gym en de kinderen krijgen 3 uur per week
bewegingsonderwijs.
- Tevens is er een diëtiste ongeveer 1x per maand op school aanwezig om ouders en
kinderen te helpen bij het ontwikkelen van gezonde leefgewoontes.
In aansluiting op de stedelijke programma’s voor meer leertijd (zoals Brede School)
waarin binnen de extra leertijd meer ruimte voor maatwerk gewenst wordt en gerichtheid
op de ontwikkeling van kinderen, wordt op school op de volgende wijze uitwerking
gegeven aan dit thema:
Het afgelopen schooljaar is een start gemaakt met opbrengst gericht werken en het
formuleren van meetbare doelstellingen. Het vergroten van leerkrachtvaardigheden,
professionalisering en vergroten van de effectieve leertijd zijn belangrijke speerpunten
zoals ook geformuleerd in het meerjarenbeleidplan van de school.
87
Tevens is er een heldere inhoudelijke overlegstructuur vastgesteld tussen de
peuterspeelzaal en de school. Aandachtspunt is het bereik van de peuters in Spangen en
de kwaliteitsverhoging in de peuterspeelzaal.
Nog te vaak komen kinderen, ondanks hun bezoek aan een volledig VVE programma,
binnen in groep 1 met een achterstand.
Schooljaar 2011-2012 is gestart met taalaanbod voor ouders via Alsare. Deze trend
willen wij doorzetten. Echter is gebleken dat de subsidie en de landelijke ontwikkelingen
niet toereikend zijn om dit binnen de school te kunnen organiseren. Ouderbetrokkenheid
is een doorgaande lijn in ons beleidsplan. Ouderbetrokkenheid dient echter wel verder te
worden uitgediept. Met name het voeren van juiste ouder-gesprekken, begeleiding van
ouders vanuit de ouderkamer heeft in schooljaar 2010-2011 grote aandacht gehad.
Doordat de ouderkamer ook bemand wordt met leerkrachten heeft de begeleiding
diepgang gekregen. Ouders waarderen dit erg blijkt uit de kwaliteitsvragenlijsten. Voor
het jaarplan ouderbetrokkenheid verwijzen wij naar het jaardraaiboek.
Het volledig dagarrangement of te wel de Leertijd Uitbreiding is met Lekker Fit, IKEI en
een vaste groep inmiddels door pedagogisch en inhoudelijk sterke vakkrachten, een
baken van rust en verrijking geworden op de school. Hierin wil de school vooralsnog geen
verandering brengen. Door de vakkrachten in te zetten op de gebieden, muziek,
beweging, kunst en cultuur is er ruimte in het reguliere lesprogramma ontstaan om meer
leertijd te besteden aan de kernvakken voor leerkrachten. Tekenen en handvaardigheid
worden niet meer standaard in de week gegeven maar deze ontwikkeling is in handen
gegeven aan de vakkrachten. Tevens wordt er inhoudelijk overlegd tussen vakkrachten
en leerkrachten over elkaar versterkende en verbindende thema’s.
Woordenschat onderwijs en taalontwikkeling en rekenbegrippen is essentieel in de
arrangementuren. Hier zal dan ook prioriteit aan gegeven worden.
Het CJG heeft binnen de deelgemeente nog niet de positie die het zou moeten hebben.
Het CJG is inmiddels wel goed vertegenwoordigd in het OZO van de school.
Primaire taak van de school is het verzorgen van kwalitatief goed onderwijs.
Wat wij hieronder verstaan staat duidelijk in ons schoolplan omschreven.
Tevens zijn er heldere doelstellingen geformuleerd omtrent de opbrengsten op het gebied
van Begrijpend Lezen, Spelling, Technisch Lezen en Reken en Wiskunde.
Zie hiervoor het jaarplan van de school en voor specifieke omschrijving het schoolplan.
Buiten lichte opvoedondersteuning in de ouderkamer zal het begrip betrokkenheid op
andere manieren moeten worden uitgestraald.
Wat willen wij bereiken?
Wat wij willen bereiken is dat alle kinderen van de Mariaschool de ontwikkeling doorlopen
waar zij recht op hebben. Met als eindresultaat komen tot een score op het landelijk
gemiddelde en in eerste instantie op het gewenste gemiddelde van Rotterdam op de Cito
Eindtoets van 534. Onze gehele organisatie en onderwijsinhoud is hierop gericht.
Voor specifieke informatie zie schoolplan.
Realisatie
Wij willen bovenstaande doelstelling bereiken door ons huidige beleid zoals opgenomen
in het schoolplan voort te zetten. Daarnaast hebben wij vanuit het meerjarenbeleidplan
een jaarplan opgesteld om specifiek aan te geven welke ontwikkelingen wij inzetten.
Wij zien het Beter Presteren Plan van de gemeente Rotterdam als een kans om onze
doelstellingen beter te realiseren.
Wij willen de ouderbetrokkenheid en de ontwikkelingskansen van kinderen vergroten
door te investeren in de start van een 0-groep.
Betrokkenheid is belangstelling tonen in de ontwikkeling van je kind.
Dit is de basis. Met het starten van de 0- groep willen we een oudercontract invoeren en
aandacht geven aan het voeren van goede oudergesprekken. Een expertteam onderbouw
was al een lang gekoesterde wens. Een expertteam groep 0 t/m 4 met als
88
ontwikkelingspunten, woordenschat, lezen, begrijpend lezen en rekenvaardigheden. Het
vergroten van de leerkrachtvaardigheden is een rode draad in het beleid van de school.
TOP klassenteam versnelt deze procedure. De school wil dan ook inzetten op het starten
met groep 0 met als algemeen doel het verhogen van de ontwikkelingskansen van de
kinderen.
De Mariaschool staat open voor alle kinderen. Ieder kind is anders, en wij proberen daar
zo goed mogelijk op in te spelen. Wij willen kinderen een rustige, vertrouwde plek geven
binnen een leefgemeenschap die hen voorbereidt op de maatschappij.
Naast rekenen en taal willen wij kinderen leren over de wereld om hen heen.
Door hen te laten samenwerken en hen aan te moedigen zelf initiatief te nemen,
ontwikkelen zij zelfvertrouwen en een positief zelfbeeld.
De talenten die zij vinden en ontwikkelen tijdens de arrangementen ondersteunen dit
proces.
De Mariaschool gaat voor een win-win situatie.
Kinderen die trots worden op waar ze goed in zijn en dat graag willen ontplooien.
Ouders die meeliften op deze positieve ontwikkeling en een school die samen met deze
ouders zorg draagt voor de ontwikkeling van het kind. Een positief trots kind zal met
nieuwe leerstof beter presteren wat uiteindelijk moet resulteren in een hogere CITO
opbrengst.
Als eerste in Rotterdam zijn wij op 01-01-2007 gestart als arrangementenschool.
Dat betekent dat kinderen 6 uur per week langer naar school gaan en in die extra leertijd
hun talenten kunnen ontdekken en ontwikkelen..
De doelstellingen richten zich op sociale competenties, taal en reken competenties,
muziek en kunst en sport.
Met het plan “Maatwerk op school Meer leertijd voor kinderen” ziet de Mariaschool een
passend antwoord op diverse ontwikkelingen. Het biedt concrete bouwstenen voor sociale
infrastructuur, doordat de school een centrale plek in de wijk krijgt.
Er vindt afstemming plaats tussen binnen en buitenschools leren.
Met de invoering van het model leertijduitbreiding worden de volgende resultaten
beoogd:
- Het ontwikkelen van een ononderbroken ontwikkelingslijn waarin ook de overgang
van de ene schakel naar de andere schakel binnen de keten wordt meegenomen.
- Het realiseren van een efficiënte samenwerkingsstructuur met partners uit de
wijk.
- Het bevorderen van een actieve deelname van kinderen aan de samenleving.
- Het bevorderen van een actieve deelname van ouders aan de samenleving door
hen in staat te stellen arbeid, opleiding en zorg beter te combineren.
- Het vergroten van de sociale competentie van kinderen.
- Het verbeteren van de sociale cohesie en verbeteren van de leefbaarheid in de
buurt.
- Kinderen herkennen, vinden en ontwikkelen hun talenten.
Inhoudelijke onderbouwing van de subsidieaanvraag leertijduitbreiding
Algemeen
De Mariaschool continueert haar aanvraag ten opzichte van schooljaar 2013-2014. De
cito eindtoetsresultaten zoals afgesproken zijn in 2013 niet behaald. De
resultaatafspraken op het cito leerlingvolgsysteem 2013 zijn wel gehaald en zoals het er
nu midden 2014 uitziet gaan wij die wederom halen.De cito eindtoets resultaten 2014
zijn nog niet bekend bij het opstellen van dit plan.
Wij zien een stijgende lijn sinds wij stabiliteit hebben gevonden in de reguliere leertijd
en leertijdverlenging en door invoering van het vijf gelijke dagen model. Wij hebben de
vakken gym, techniek, muziek en handvaardigheid en tekenen( kunst) uit het reguliere
curriculum gehaald zodat er door leerkrachten alleen nog taal, rekenen, wo en sociaal
89
emotionele ontwikkeling en catechese gegeven wordt. Dit is de feitelijke
leertijduitbreiding. Het aantal taal uren en rekenuren is zo gestegen. De Mariaschool zet
eigen leerkrachten in op het gebied van ouderbetrokkenheid en voor de vakken techniek,
gym ( lekker Fit), studievaardigheden en taal/lezen groep 1-2. Op het gebied van kunst
en muziek werkt de school met extern deskundigen. Op deze manier waarborgen wij de
kwaliteit van ons onderwijs en krijgen kinderen professionele ondersteuning bij hun
ontwikkeling.
De taalscore op de Sociale Index van de wijk waarin de school ligt: 3,2
De Mariaschool heeft leerlingen uit de wijk Spangen Spangen scoort problematisch op
het gebied van voldoende taalbeheersing binnen de sociale index. De sociale index geeft
een 4,9 aan wat betekent dat er sprake is van een problematische situatie. Met name de
gebieden sociale binding en capaciteiten zijn zorgelijk. De school staat voor de
uitdaging om de sociale binding van de leerlingen met de wijk te vergroten en daarnaast
de capaciteiten van de leerlingen optimaal te vergroten en daarnaast het taalniveau van
de leerlingen en hun verzorgers op een adequaat niveau te tillen.
Spangen, in Delfshaven, is een vooroorlogse wijk, waarin veel culturen samen leven.
Meer dan driekwart van de bevolking is van allochtone afkomst. Het is één van de armste
wijken van Nederland. Er zijn veel gezinnen met een lage opleiding en een laag inkomen.
Op dit moment zit Spangen in een overgangsfase. Het komt los van het zeer negatieve
beeld van de jaren tachtig en negentig en is de afgelopen jaren nieuwe bewoners aan
gaan trekken met een hogere sociaal economische status.
Er zijn veel eenoudergezinnen, de meeste gezinnen doen het goed, maar de
professionals en de school signaleren steeds meer “multiproblem”gezinnen.
De scholen zijn dynamisch en vitaal en betrokken bij de wijk. Er wordt goed onderling
samengewerkt, ook met de wijkpartners. Voor ouders is er veel keus door de diversiteit
aan scholen.
De jeugd heeft veel potentie en talent en daar zou beter op aangesloten moeten worden.
Tegelijkertijd is ook een deel van de jongeren verantwoordelijk voor de overlast in de
wijk, waarmee veel bewoners ervaring hebben.
Het aantal bewoners in Spangen is licht toegenomen en het aantal kinderen onder de 18
is afgenomen, terwijl het aantal jongeren boven de 18 is toegenomen.
De capaciteit voldoende taalbeheersing was 3.6 en is nu 3.2. Dit wil zeggen dat,
ondanks een kleine groei in de bevolking en de grote inburgeringinvestering, er geen
stijging in taalbeheersing waargenomen is.
De Mariaschool kenmerkt zich vooral door de veelkleurige populatie. Met name de van
oorsprong Marokkaanse, Turkse en Kaap -Verdiaanse kinderen en ouders bezoeken onze
school. De trek naar andere gemeenten blijft aanwezig. Als het mogelijk is vertrekken
ouders met kinderen rond 7 jaar uit de portiekwoningen naar andere gemeenten voor
huizen met een tuin. Het aantal eenoudergezinnen bedraagt in Spangen 38% dit blijkt uit
het masterplan van de deelgemeente en Woonstad.
De Mariaschool heeft nog steeds kleuters met een achterstand binnen. Er komen
kinderen van 4 jaar uit Polen en Bulgarije instromen. In twee jaar tijd deze achterstand
wegwerken blijkt een immense klus. Uit de analyse van ons leerlingvolgsysteem blijkt
hoe wij daar steeds heel hard voor moeten knokken. Twee jaar geleden is een begin
gemaakt met opbrengst gericht werken en met het formuleren van meetbare
doelstellingen door invoering van het leerlingvolgsysteem KIJK!
Het vergroten van leerkrachtvaardigheden, professionalisering en het vergroten van de
effectieve leertijd zijn belangrijke speerpunten, zoals ook geformuleerd in het
meerjarenbeleidplan van de school. In schooljaar 2014 zal er een geheel nieuw taalbeleid
ontwikkeld worden en een keuze gemaakt worden voor een nieuwe integrale
taalmethode.
Tevens is er een heldere inhoudelijke overlegstructuur vastgesteld tussen de
peuterspeelzaal en de school. Het effect van de groep 0 leerlingen kunnen wij eind 2014
meten omdat dan de eerste volledige doorstroom heeft plaatsgevonden.
Ouderbetrokkenheid is een doorgaande lijn in ons beleidsplan waarbij educatief
partnerschap en onderwijsondersteunend gedrag van ouders centraal staat en alle rollen
90
van de ouders besproken worden. Er zijn kennismakingsgesprekken en
voortgangsgesprekken passend bij de ontwikkeling van de kinderen.
Het ouderbeleidsplan 2014-2015 kent geen wijzigingen ten opzichte van 20132014.. Leerkrachten voeren dit beleid uit en draaien de ouderkamer. Mede door het Mc
Kinseytraject van stichting leerkracht wordt er nog intensiever gewerkt aan het verhogen
van de ouderbetrokkenheid.
In groep 0 vinden er wekelijks kijk,kies en doe ochtenden plaats met de ouders van de
groepen 0 leerlingen. De Mariaschool heeft twee groepen 0. De Mariaschool wil de
groepen 0 graag verder uitbreiden. Dit omdat wij merken dat de regelmaat van 5
dagdelen alsmede het doelgericht werken dmv spel kinderen in hun ontwikkeling
stimuleert. Dit kunnen wij nog niet middels toetsen aantonen. Dit hopen wij voor het
eerst in schooljaar 2014-2015 te kunnen doen. De ouderbetrokkenheid is groot binnen
de groepen 0 en dit willen wij graag verder uitbreiden.
In schooljaar 2012-2013 is de school ingestapt in het project Boek een Boek. Met het
verdwijnen van de bibliotheek uit de wijk dreigde onze inzet op het gebied van lezen in
problemen te komen. Met boek een boek werken wij aan leesplezier en leesbeleving. De
kinderen lezen dagelijks minstens een half uur vrij in een boek naar keuze. De
Mariaschool heeft een lees coördinator en een lees plan wat jaarlijks bijgesteld wordt en
heldere doelstellingen kent. Dit heeft een gunstig effect op de DMT toetsen. De
deeltijdschakelklassen willen wij behouden voor schooljaar 2014-2015 en inzetten op
groep 1 en 2 omdat hier veel kinderen uit Polen en Bulgarije aan het instromen zijn. Wij
hebben een speciaal programma en een leerkracht die deze kinderen opvangt en
begeleidt in de taalontwikkeling. Tevens begeleidt zij kinderen waarvan de
taalontwikkeling nog onvoldoende is om succesvol deel te kunnen nemen aan groep 3.
Wij gebruiken de toetsen van Aernoutsen om dit te analyseren.
Het volledig dag arrangement met 6 uur leertijduitbreiding voor alle leerlingen van de
Mariaschool is met Lekker Fit ,beweging voor kleuters, IKEI, Boek een Boek, kunst,
studievaardigheden en taal/lezen/rekenen een baken van rust en verrijking geworden op
de school. Daarnaast willen wij levenskunstenaars voortbrengen en vinden wij
talentontwikkeling belangrijk. Met het doel kwalitatief hoogwaardig onderwijs en
talentontwikkeling van kinderen hebben wij een flinke uitdaging te gaan. Het hebben van
hoge verwachtingen is daarbij essentieel. Door de vakkrachten in te zetten op de
gebieden, muziek, beweging, kunst en leerkrachten op taal, lezen,rekenen techniek en
studievaardigheden .Tekenen en handvaardigheid beweging en muziek worden niet meer
in het lesrooster opgenomen maar is in handen gegeven aan de vakkrachten en uit de
onderwijstijd gehaald. De vakken techniek en beweging worden gegeven door
leerkrachten en sluiten aan op de huidige lesmethoden van de school. Tevens wordt er
inhoudelijk overlegd tussen vakkrachten en leerkrachten over elkaar versterkende en
verbindende thema’s. Woordenschat onderwijs en taalontwikkeling en rekenbegrippen
zijn essentieel in de leertijduitbreiding uren. Hier zal dan ook prioriteit aan worden
gegeven. Door vijf gelijke schooldagen, een helder aanbod vanuit de leertijd, en inzet op
het didactisch handelen van de leerkrachten scoort de Mariaschool voor het eerst sinds
jaren op alle vakgebieden boven de inspectienorm met de tussenopbrengsten en laat de
school zien dat dit op de midden toetsen van 2014 wederom het geval is.
Zie bijlage 1 resultaten vanaf 2009. De gearceerde groep is de cohort groep.
De dag opbouw ziet er voor alle groepen dus groep 1-8 als volgt uit
Maandag tot en met vrijdag : 8.30-14.45 school dit is 31,25 uur onderwijstijd.
Hiervan is 23,5 uur reguliere leertijd 6 uur leertijduitbreiding en 1,75 uur derde
beweegmoment Lekker Fit.. De kinderen hebben de reguliere pauze van 15 minuten en
een tussen de middag moment van 20 minuten(1,75) te weten het 3de beweegmoment
van lekker fit!! Er vindt dagelijks een lekker fit activiteit plaats op het schoolplein buiten
of speelzalen binnen omdat de afstand naar de gymzaal te groot is en het lopen er
naartoe teveel reguliere leertijd kost wordt het derde uur meer leertijd op deze manier
ingezet onder begeleiding van de vakkracht gym. Dit is in overleg met lekker Fit
vastgesteld. Dit valt niet onder de leertijduitbreiding!
91
Resultaatafspraken.
De Mariaschool verwacht voor schooljaar 2014-2015 een cito eindresultaat boven de
ondergrens van de inspectie te weten 529,9. Dit in tegenstelling tot de score 2013 die
528,9 bedroeg. Dit baseert zij op het feit dat groep 8 in schooljaar 2014-2015 de
monitorgroep is van de onderwijsvernieuwing van de school en het feit dat deze
leerlingen maximaal profijt hebben gehad van de leertijduitbreiding. Wij verwachten een
score van 529,9 en scoren daarbij op het landelijk gemiddelde. Dit is een ambitieus doel.
Het cito leerlingvolgsysteem laat zien dat deze cohortgroep boven de inspectienorm
scoort in het LVS al 3 jaar op rij. Deze doelstelling is ambitieus omdat gezien de
populatie van de school en de omstandigheden waarin onze leerlingen opgroeien alsmede
de problematiek in de cohort groep op het gebied van sociaal emotionele ontwikkeling
en thuissituatie zorgwekkend zijn wij door het stellen van hoge verwachtingen wel het
maximale uit ieder kind weten te halen en deze groep en de voorliggende groepen zich
maximaal ontwikkelen. Dit biedt tevens de mogelijkheid om de verbinding te maken naar
de verwachte resultaten op het gebied van de tussentoetsen:
Cito begrijpend lezen:M6 verwachte vaardigheidsscore 30
Cito DMT :
E3 verwachte vaardigheidsscore 38
Cito Rekenen: E4 verwachte vaardigheidsscore 56
Cito Rekenen: E6 verwachte vaardigheidsscore 85
Ook deze scores liggen boven de inspectienorm en wij kunnen deze sinds 2012 behalen.
Kijkend van 2009 tot heden zien wij een grote ontwikkeling in resultaten vooral in
leerjaar 2012-2013 bij invoering van vijf gelijke dagen en 6 uur LTU. De DMT geeft een
vertekent beeld omdat er vanaf groep 5 alleen nog uitval getoetst werd omdat wij
leestechniek en leestempo afnamen. Hiermee zijn wij in schooljaar 2013-2014 gestopt en
vanaf dit moment worden alle leerlingen avi en dmt getoetst.
92
Per Subsidieonderwerp
Onderbouwing aanvraag nulgroepen inclusief basisvoorziening (§ 3.1)
De Mariaschool heeft samen met Peuter & Co twee groepen 0 die werken met de
methode Piramide en KIJK. Er wordt gewerkt met een beredeneerd leerstofaanbod en
KIJK is daarbij richtinggevend. De kinderen krijgen een rijk aanbod aan taal in een
aantrekkelijke en uitdagende omgeving waarin spel centraal staat. Dit
leerlingvolgsysteem is er voor groep VVE-0-1-2 en vormt de doorgaande
ontwikkelingslijn van de kinderen. De leidster en leerkracht zijn beiden in het bezit van
het juiste diploma en voldoen aan de taalvereisten. Dit willen wij graag uitbreiden naar
een derde groep 0. Dit omdat vijf dagdelen een extra impuls geven.
Er is een duidelijke doorgaande lijn naar groep 1-2 en de leidsters van zowel de VVE
groepen 0 en 1-2 vormen samen het expertteam onderbouw. De thema’s worden samen
opgezet en uitgewerkt in een beredeneerd leerstofaanbod. De intern begeleidster
observeert en adviseert in de VVE en groepen 0. De zorgstructuur is helder omschreven.
De school werkt tevens samen met Kiddoozz aan het JONG arrangement om de kinderen
op de juiste plaats te krijgen op het gebied van VVE. Werkende ouders die eigenlijk
gebruik horen te maken van de kinderopvang gebruiken nu vaak groep 0 als opvang
omdat dit goedkoper is. Deze ouders houden plaatsen bezet van groep 0 kinderen. Dit
schooljaar gaan wij dit specifiek in kaart brengen.
Onderbouwing aanvraag leertijduitbreiding (§ 3.2)
De dag opbouw ziet er voor alle groepen dus groep 1-8 als volgt uit
Maandag tot en met vrijdag : 8.30-14.45 school dit is 31,25 uur onderwijstijd.
Hiervan is 23,5 uur reguliere leertijd 6 uur leertijduitbreiding en 1,75 uur derde
beweegmoment Lekker Fit.. De kinderen hebben de reguliere pauze van 15 minuten en
een tussen de middag moment van 20 minuten(1,75) te weten het 3de beweegmoment
van lekker fit!! Er vindt dagelijks een lekker fit activiteit plaats op het schoolplein buiten
of speelzalen binnen omdat de afstand naar de gymzaal te groot is en het lopen er
naartoe teveel reguliere leertijd kost wordt het derde uur meer leertijd op deze manier
ingezet onder begeleiding van de vakkracht gym. Dit is in overleg met lekker Fit
vastgesteld. Dit valt niet onder de leertijduitbreiding!
De leertijduitbreiding is als volgt opgebouwd.
Voor de groepen 1-6 muziekonderwijs Ikei
1 uur
Voor de groepen 3-8 Lekker Fit
1 uur
Voor groep 1-2 beweging voor kleuters
2 uur
Voor groep 7-8 studievaardigheden
1 uur
Voor groep 1-8 techniekonderwijs
1 uur
Voor groep 3-8 kunstonderwijs
1 uur
Voor groep 1-2 taalondersteuning aanbod
1 uur
Voor groep 1-2 lezen is leuk interactief voorlezen 1 uur
Voor groep 3-8
boek een boek 2x leesbeleving 1 uur
Voor groep 3-8 rekeninstructie extra
1 uur
De Mariaschool continueert en omschrijft haar leertijd specifieker omdat daar nu meer
mogelijkheden voor zijn. In principe is er meer leertijd voor taal en rekenen gekomen en
dit wordt uitgevoerd door de leerkrachten. Boek een boek heeft er toe bijgedragen dat
93
lezen structureel in het rooster is opgenomen. Door meer leestijd is het technisch
leesniveau gestegen en het begrijpend leesniveau ook dit willen wij graag continueren.
Muziek en kunst door vaste vakkrachten verhoogt het niveau van de lessen en heeft
samenhang met de leerstof in de groep. De leerkrachten en vakkrachten verbinden de
onderwijsinhoud aan elkaar. Techniekonderwijs wordt verzorgd door een leerkracht en
middels de techniektorens en de methode Natuniek komen kinderen in aanraking met
hun talenten. In groep 1-2 is interactief voorlezen ingeroosterd omdat dit het begrijpend
luisteren stimuleert .Het taalondersteuning aanbod is voor alle leerlingen die gedurende
de week op eigen niveau in kleine groepjes een passend taalaanbod krijgen horend bij de
zone van naaste ontwikkeling. Dit wordt ingedeeld naar aanleiding van de KIJK
observaties en uitgevoerd door de leerkracht. Studievaardigheden wordt specifiek aan
groep 7 en 8 aangeboden middels de methode Blits door de leerkracht om de kansen op
het vervolg onderwijs te vergroten. De kracht van het aanbod op de Mariaschool is dat
het passend is binnen het curriculum dat het structurele activiteiten zijn die wekelijks
terugkomen en uitgevoerd worden door leerkrachten en vakkrachten die intensief op
onderwijsinhoud met elkaar samenwerken.
Onderbouwing aanvraag schakelklassen (§ 3.3)
De Mariaschool continueert haar aanvraag voor de deeltijdschakelklassen. De
Mariaschool heeft twee deeltijdschakelklassen. Een groep 1 en een groep 2. De 8
leerlingen uit deze klassen ontvangen extra begeleiding en ondersteuning met betrekking
tot de taalverwerving en dit voor de duur van 8 uur per week. Dit is 320 uur per leerling
op jaarbasis. In totaal doen 16 leerlingen mee.
Leerlingen met een lage C of hoge D score op de toetsen van Aernoutsen worden
toegelaten tot de deeltijdschakel klas en volgen een intensief taalprogramma met extra
ondersteuning in de reguliere lestijd. Een deel van deze leerlingen is direct afkomstig uit
Polen en Bulgarije en krijgen dagelijks een taalaanbod en doen tevens mee in de
deeltijdschakelklas.
Onderbouwing aanvraag conciërge (§ 4.1)
De conciërge zal worden ingezet voor diverse huishoudelijke, organisatorische en (licht)
administratieve zaken. Onder deze laatste categorie valt ook het bijhouden van de
verzuimregistratie van leerlingen die de school bezoeken.
Onderbouwing aanvraag medewerker ouderbetrokkenheid (§ 4.2)
. Ouderbetrokkenheid
De aanvraag is ten opzichte van vorig jaar ongewijzigd.De Mariaschool kiest voor de
toekenning in geld. De Mariaschool zet leerkrachten in om de ouderbetrokkenheid, het
educatiefpartnerschap en onderwijsondersteunend gedrag van ouders te vergroten. Dit
doen zij in de ouderkamer.Ook de directie verzorgt bijeenkomsten in de ouderkamer. Dit
omdat zij vanuit expertise en relatie met de ouders toegankelijker zijn en een groter
bereik hebben. Daarnaast zetten wij de cursus Goed Beter Best in om de groep 0 ouders
te begeleiden in het vorm geven van educatief ouderschap. Zie hiervoor het
ouderbeleidsplan.
94
Onderbouwing SMW po en vo (§ 4.4)
De school is voornemens het aantal uren SMW vanuit het schooljaar 2013-2014 te
continueren in het schooljaar 2014-2015. Met dien verstande dat zij, mocht door de
wijziging in het jeugdstelsel de kosten te hoog worden en niet meer te dragen zijn de
school, per 1/1/2015 dit op een eigen wijze in kan vullen.
De SMW-er is onderdeel van de zorgstructuur op school en participeert in het OZOoverleg.
8.2 Beleidsplan ICT
Technische inrichting
De Mariaschool werkt met de netwerkomgeving van Heutink, die tevens het beheer en
onderhoud verzorgt.
De Mariaschool beschikt over minimaal vier computers per klaslokaal, 1 serverruimte, 1
patchkast ruimte. De Mariaschool beschikt over 9 touchscreens waarmee het onderwijs
vormgegeven wordt.
Informatievoorziening
De Mariaschool bezit een actuele en veel bezochte website. www.maria-school.nl.
De leerkrachten communiceren onderling met mail voor exchange waarbij inloggen via de
website mogelijk is.
Administratief beheer
De Mariaschool werkt met Parnassys en het Cito LVS. Het beheer hiervan is in handen
van de ict coördinator. Het gehele team kan met de programma’s werken.
Er is een mindmap van alle aanwezige software aanwezig op het netwerk van de school.
Via de website kunnen de kinderen de yurlspagina bereiken en aan actuele lesstof
werken.
Uitwisseling gegevens met derden
De school wisselt 1x per twee weken gegevens uit met BRON t.b.v. de leerling-telling en
financiering van de school.
De school verantwoordt zich door het aanleveren van cito opbrengsten bij het digitaal
schooldossier van de inspectie van het onderwijs.
Inhoudelijke vormgeving en kwaliteitsborging ict op de Mariaschool.
Doelstellingen
1) Wij hebben een ict- leerlijn waarin de vaardigheden per groep zijn vastgelegd.
We denken daarbij niet alleen aan de vaardigheden van Word enz. maar ook aan
de educatieve programma’s die we inzetten.
2) Leerkrachten werken aan eigen ict-vaardigheden.
3) Leerkrachten overleggen minimaal 4x per jaar over het gebruik van het digibord.
4) Wij willen met ons digitaal schoolbord meer doen dan erop schrijven en het
vertonen van video. We willen middelen en werkvormen gebruiken waarmee de
leerlingen actiever deelnemen aan de activiteiten op het bord.
95
5) Wij willen ict gebruiken om het rekenonderwijs te differentiëren.
Voor de zwakkere leerlingen zoeken wij mogelijkheden binnen de educatieve
programma’s. Voor de plusleerlingen zoeken we naar mogelijkheden op internet
of aanvullende software zoals Excel.
Er werd nog een aantal opmerkingen gemaakt na het vaststellen van de doelstellingen:
Om bovenstaande doelstellingen te bereiken moet er kennis komen van alle educatieve
software en rekening worden gehouden met de diversiteit binnen de bouwen.
De volgende voorwaarden zijn noodzakelijk om de doelstellingen te behalen, mocht nog
niet aan deze voorwaarden worden voldaan, dan zijn deze in het actieplan opgenomen.
Een voorwaarde die essentieel is om bovenstaande visie vorm te geven en doelstellingen
te behalen is de kennis en vaardigheden van leerkrachten op het gebied van ICT te
vergroten d.m.v. scholing. Daarbij moet de educatieve software dusdanig zijn ingericht
dat deze ook de mogelijkheden biedt om aan de doelstellingen te kunnen werken.
Actieplan korte termijn
De speerpunten voor de komende twee jaar zijn:
- vergroten leerkrachtvaardigheden en kennis omtrent ict en educatieve software.
- ontwikkelen van ict-leerlijnen.
- invoering overleg digibord collega’s, kennis- en ervaringsuitwisseling.
Het meest urgente speerpunt staat bovenaan. Deze speerpunten hebben we uitgewerkt
in actieplannen door ze SMART te formuleren.
Speerpunt 1: vergroten leerkracht vaardigheden en kennis omtrent ict en
educatieve software.
Waarom gaan we het doen?
Om met ict in het onderwijs te kunnen werken moet je de toepassingen, inrichting en
achtergronden van de programma’s ervaren hebben.
Wat gaan we doen?
- workshops organiseren op woensdagmiddagen voor het personeel.
Mensen kunnen zich inschrijven op basis van belangstelling.
Welke manier is de beste aanpak?
 Korte toelichting waarom we hier zitten, korte uitleg programma en
mogelijkheden en daarna met gerichte opdrachten die meteen toegepast kunnen
worden in het dagelijks werk gaan oefenen.
Wie gaat het doen?
 ICT coördinator in overleg met directie en ib.
Wanneer gaan we het doen?
Workshops op 4 woensdagmiddagen per jaar.
Waar gaan we het doen? Teamkamer.
Speerpunt 2: Ontwikkelen ict leerlijnen
Waarom gaan we het doen?
Om kinderen voor te bereiden op de digitale wereld om hen heen.
Wat gaan we doen?
Per bouw formuleren wat kinderen op het gebied van ict moeten kunnen en op welke
wijze ict binnen de bouw en het onderwijs wordt ingezet.
Welke manier is de beste aanpak?
Vanuit wat we al doen gaan denken naar onze visie en een stappenplan laten formuleren
door de collega’s uit de bouw.
Wie gaat het doen?
Leerkrachten per bouw.
96
Wanneer gaan we het doen?
 3 bouwvergaderingen met het onderwerp ICT
Waar gaan we het doen?
Op school.
Speerpunt 3: invoering overleg digitaal schoolbord.
Waarom gaan we het doen?
 Kennisuitwisseling en delen van ervaringen omtrent het werken met het digitale
schoolbord. Hierdoor worden de vaardigheden per leerkracht vergroot.
Wat gaan we doen?
4x per jaar ervaringen uitwisselen, oplossingen zoeken, kennis delen.
Welke manier is de beste aanpak?
Voorafgaand aan het overleg een enquête afnemen omtrent digibord gebruik als
basisdocument om met elkaar de diepte in te kunnen gaan.
Wie gaat het doen?
De leerkrachten en ict- coördinator
Wanneer gaan we het doen?
Tijdens een teamsessie
Waar gaan we het doen?
Op school
8.3
Ouderbeleid
Ouderbeleidsplan Mariaschool
In het schooljaar 2011-2012 is er door de studenten pedagogiek van de Hoge School
Rotterdam onderzoek gedaan naar de behoeften van ouders. Dit omdat wij het
ouderbeleid willen aanpakken maar eigenlijk geen zicht hebben op waar ouders nu
behoeften aan hebben. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat ouders eigenlijk
geen beeld hebben van wat school van ouders zou kunnen verwachten en dat ouders
geen beeld hebben van de invloed die zij hebben op de ontwikkeling van hun kind.
Daarnaast is duidelijk geworden dat ouders het niet prettig vinden om toegesproken te
worden over wat zij allemaal zouden moeten, maar dat zij veel meer in dialoog van
elkaar willen leren. Op basis hiervan is er een aantal werkvormen ontwikkeld voor in de
ouderkamer waar ouders op een laagdrempelige interactieve manier mee aan de slag
kunnen.
De 0 groep wordt vormgegeven door Peuter & Co. samen met de basisschool. Dit is
echter een externe partner met een eigen ouderbeleid geformuleerd volgens de wet Oke.
Door omstandigheden is de ouderconsulente al ruim een jaar afwezig. Om ouderbeleid
toch vorm te geven is de ouderkamer open op verschillende tijdstippen en wordt deze op
verschillende manieren bemand.
Woensdagochtend zit het schoolmaatschappelijk werk er. Er wordt over opvoeding en
andere problematiek gesproken. De cursus opvoeden zo! Heeft plaatsgevonden.
Dinsdagochtend zit de leidster van groep 0 en VVE groep in de ouderkamer en begeleidt
de ouders in onderwijsondersteunend gedrag behorende bij de leerlijnen van KIJK.
Woensdagochtend zit de leerkracht van groep 3 in de ouderkamer en begeleidt de ouders
in het onderwijsondersteunend leesbevorderend gedrag. De bibliotheek heeft hier de
cursus verteltas georganiseerd
Donderdagochtend zit de leerkracht van groep 1-2 in de ouderkamer en begeleidt ouders
in onderwijsondersteunend gedrag behorende bij de leerlijnen van KIJK. .
Op vrijdagochtend is de directie in de ouderkamer. Onder het genot van een kopje
koffie/thee komen verschillenden onderwerpen mbt opvoedondersteuning op tafel.
Daarnaast worden er verschillende thema-ochtenden georganiseerd zoals Onwijze
Moeders door de wijkagent, Informatie-ochtend door Zowel!, Samen voor Taanders een
bakkie doen, etc.
Daarnaast starten wij in augustus met de 3e groep 0. Dit heeft een impuls gegeven aan
de samenwerking met de externe peuterspeelzalen en de basisschool. Dit schooljaar
gebruiken wij om te kijken hoe wij de betrokkenheid van ouders nog beter vorm kunnen
geven. Er vindt een gezamenlijke intake plaats van groep 0 kinderen waarin het
97
ouderbeleid en de verwachtingen met de ouders besproken worden. Ook worden de
kaders waarbinnen de 0 groep functioneert ( tussen de wet OKE, externe partners en de
invloed van de basisschool) steeds duidelijker. De leidsters van de peuterspeelzaal en de
leerkrachten van groep 1 en 2 vormen samen het EXPERTTEAM onderbouw en zij volgen
gezamenlijk de cursus KIJK en spelontwikkeling. Dit heeft ertoe geleid dat er een
doorgaande lijn is tussen de VVE groepen, groep 0 en groep 1-2.
Het draagvlak binnen het team voor ouderbetrokkenheid is groot. Er wordt echter nog
expertise gemist. Binnen de bordsessie en teamsessie zijn dit aandachtspunten.
De betrokkenheid van ouders is sterk wisselend. Wij hebben een redelijke groep
eenoudergezinnen die het vooral druk hebben met overleven. Een grote groep ouders is
aan het werk. Kenmerkend aan de ouderpopulatie is de klaagcultuur en de pamper
cultuur. Zolang school opvangt en alles regelt dan is het goed. Worden er echter
verwachtingen naar ouders uitgesproken dan ontstaat er een spanningsveld. Ook de
bereidheid om te helpen of een informatieavond te bezoeken verloopt moeizaam. De
verandering zal echter moeten plaatsvinden vanuit de school. Daartoe is dit
ouderbeleidsplan opgezet.
Visie op Onderwijs
 Onderwijskundige Visie
Wij willen een onderwijsleersituatie scheppen die het mogelijk maakt een continu
ontwikkelingsproces bij kinderen te bewerkstelligen wat betreft de verstandelijke, de
sociaal-emotionele, de motorische en de creatieve ontwikkeling.
We willen ons onderwijs afstemmen op de voortgang in ontwikkeling van iedere
individuele leerling. Door onze zorgstructuur proberen we ons onderwijs aan te
passen aan de behoeften, mogelijkheden en beperkingen van ieder kind. Hierbij
wordt rekening gehouden met de thuissituatie van een leerling, het zelfbeeld, de
motivatie en het werkgedrag en zijn sociale vaardigheden.
 Pedagogisch klimaat
We willen een sfeer scheppen waarin ieder kind zich geborgen en geaccepteerd voelt,
ongeacht zijn capaciteiten, taal en culturele achtergrond. In ons gedragsprotocol
staan de regels en afspraken voor leerkrachten, ouders en leerlingen die ons daarbij
ondersteunen.
 Identiteit.
Wij zijn een Rooms Katholieke school en willen vanuit deze levensovertuiging ons
onderwijs inhoud geven. Een school is meer dan alleen maar leren en presteren. Er is
meerwaarde, en die vindt de RVKO in het evangelie. Deze inspiratiebron leert vooral
het geloof in een betere wereld. Op school is de RVKO bezig met de vorming van
mensen, die nog een groot deel van hun leven voor zich hebben, en die de toekomst
inkijken. Voor die toekomst wordt geprobeerd dat geloof in een betere wereld mee te
geven. Dat wordt gerealiseerd door vieringen en catecheselessen, maar vooral door
het scheppen van een opvoedingsklimaat met waarden en normen, van een speciale
sfeer, waarin verdraagzaamheid, solidariteit, zorg voor zwakkeren, aanwezig zijn voor
vreugde en verdriet en respect voor elkaars cultuur en levensovertuiging kunnen
worden beproefd.
 Sociale competentie, normen en waarden en burgerschap.
Wij onderschrijven artikel 8 in de wet Primair Onderwijs waarin staat dat het
onderwijs mede gericht is op de bevordering van actief burgerschap en sociale
integratie.
Wij willen de culturele kennis en achtergrond die de kinderen zelf meebrengen in de
klas gebruiken en besteden aandacht aan de verscheidenheid aan
levensbeschouwelijke en maatschappelijke waarden, zoals deze in onze multiculturele
samenleving spelen.
We onderkennen hierbij 3 domeinen:
- Democratie (gelijke behandelingen, solidariteit, kritische houding t.a.v.
maatschappelijke kwesties).
- Participatie (Je mede verantwoordelijk voelen voor je buurt, het milieu, de school,
de vereniging)
98
-
Identiteit (waarderen en respecteren van verschillen, herkennen van
discriminatie, omgaan met vrijheden en beperkingen)
Visie op ouderbetrokkenheid
De Mariaschool heeft in haar logo staan ouders en school samen ondersteunen de
ontwikkeling van het kind. Samen voor het talent van uw kind! Hierin staat meteen
aangegeven hoe belangrijk wij educatief partnerschap vinden. Ouders hebben enorm
veel invloed op de ontwikkeling van het kind. Samen met school kunnen we het kind die
ontwikkeling bieden waar het behoefte aan heeft. Dit is de basis en het gedachtegoed
waarop ons handelen in de praktijk gericht is.
Positie van de ouder binnen de school
Door de huidige situatie omtrent de posities van ouders te omschrijven zijn wij gekomen
tot waar wij over 4 jaar willen staan met de ouders. Deze evaluatie met daaraan de
nieuw gekoppelde lange termijn doelen worden hieronder uiteen gezet.
De ouder als opvoeder
Huidige situatie
In eerste instantie is de ouder de opvoeder. De school vindt het belangrijk dat ouders
hun kind waarden en normen meegeeft. Op school wordt hier aandacht aan besteed
middels de schoolregels en het programma kinderen en omgaan met hun sociale
talenten.
Vanuit deze opvoedkundige rol verwacht wij dat ouders belangstelling tonen en
betrokken zijn bij de zorg van hun kinderen. Deze belangstelling kunnen wij meten
doordat de ouder laat blijken regelmatig bij de leerkracht te informeren hoe het met het
kind gaat, door de rapportavonden te bezoeken en door deel te nemen aan de
informatieavonden en thema ochtenden en middagen over opvoeding en taalverwerving.
De rapportavonden worden 100% bezocht omdat anders er geen rapporten uitgereikt
worden. De informatieavonden worden niet goed bezocht. Dit verdient aandacht. Ook de
thema bijeenkomsten worden wisselend bezocht. Ouders gaan hier heel vrijblijvend mee
om. Vaak hebben ze afspraken, moeten werken etc.
Gewenste situatie
In eerste instantie is de ouder de opvoeder. De school vindt het belangrijk dat ouders
hun kind waarden en normen meegeeft. Op school wordt hier aandacht aan besteed
middels de schoolregels en het programma kinderen en omgaan met hun sociale
talenten.
Welke doelstellingen willen wij in 3 jaar tijd bereiken?
- Wij willen graag dat ouders regelmatig bij de leerkracht informeren hoe het gaat.
- Dat leerkrachten regelmatig aan ouders rapporteren hoe het gaat. Ook buiten de
formele momenten om.
- Er 2 jaarlijks rapportavonden gehouden worden waarop het rapport wordt
uitgereikt en toegelicht.
- Informatieavonden twee maal per jaar georganiseerd wordt en dat 80% van de
ouders de school dan ook bezoeken.
- Er twee weken in het jaar gepland worden waar ouders een kijkje in de klas
mogen nemen zodat zij zien wat het onderwijs aan hun kind inhoudt.
- Dat ouders weten dat er een samenwerking is met de peuterspeelzaal, dat er
groepen 0 aanwezig zijn en dat de overdracht naar het voortgezet onderwijs
georganiseerd is. Dus dat er een doorgaande lijn van 2 tot 13 jaar is.
- Ouders zijn zich bewust van het feit dat hun betrokkenheid van belang is voor de
ontwikkeling van het kind en de resultaten die het behaalt. Ouders en
99
leerkrachten realiseren zich dat dit alleen kan plaatsvinden als de relatie
gelijkwaardig en respectvol is naar elkaar toe.
De ouder als consument
Huidige situatie
Ouders hebben recht een school te kiezen. Tijdens het intake gesprek worden ouders
geïnformeerd over de school. De ouders hebben recht op informatie. Deze informatie
verstrekken wij jaarlijks in de schoolgids in de vorm van een kalender, wekelijks via de
nieuwsbrief en dagelijks via de website.
Wij merken dat ouders de nieuwsbrief niet altijd lezen. Wij merken dat ouders alleen
komen als er iets te halen valt (rapport, materiaal, bingo etc). Wij merken dat de
schoolgids wel gelezen wordt omdat deze in kalendervorm wordt uitgebracht. De website
wordt vaak gebruikt omdat daar afbeeldingen van kinderen op staan. Wij maken nog
geen gebruik van social media. Wij merken dat alle ouders in het bezit zijn van een
mobiele telefoon en veel gezinnen internet hebben.
Gewenste situatie
Ouders hebben recht een school te kiezen. Tijdens het intake gesprek worden ouders
geïnformeerd over de school. De ouders hebben recht op informatie. Deze informatie
verstrekken wij jaarlijks in de schoolgids in de vorm van een kalender, wekelijks via de
nieuwsbrief en dagelijks via de website.
Welke doelstellingen willen wij in 3 jaar tijd bereiken?
- Ouders worden geïnformeerd via de social media.
- De nieuwsbrief verschijnt maandelijks en is ook op de website te vinden.
- Tijdens het intake gesprek wordt met ouders het ouderbeleidsplan doorgenomen
zodat ouders weten wat zij van school mogen verwachten en wat school van de
ouders verwacht.
- De website is actueel en daarin staat de organisatie van de school , de schoolgids
en het schoolplan opgenomen.
De ouder als belanghebbende
Huidige situatie
De ouderraad bestaat op de school momenteel uit 10 ouders. De positie van de
ouderraad is echter nog niet voor alle ouders duidelijk. De ouderraad ondersteunt de
school bij het uitvoeren van activiteiten.
De mr bestaat uit 4 ouders en houdt zich vooral bezig met beleidsvraagstukken in en
rond de school.
Gewenste situatie
De ouderraad kan zelfstandig functioneren en heeft overleg met de leerkrachten die in de
organisatorische werkgroepen zitten. De ouderraad verzorgt de klassenouders en de
communicatie hierover met de leerkrachten. Er zijn per groep hulpouders die samen met
de leerkracht activiteiten in de groep verzorgen.
De mr komt 8x per jaar samen en profileert zichzelf in de nieuwsbrief.
Plan van aanpak schooljaar 2014-2015
Doel en uitgevoerd door:
Intake gesprek bij schoolkeuze en groep 0.
Het ouderbeleid wordt met de ouders
besproken.
Sfeer proeven en openheid tonen over de
gang van zaken. Het verhaal in de praktijk
laten zien.
Intake basisschool: directeur.
Intake groep 0: leidster en directeur
activiteit
Aanmelding groep 0 en basisschool
inclusief rondleiding en ondertekenen
oudercontract.
100
ouders voorbereiden op hun rol bij de
ontwikkeling van het kind.
Ouderbeleidsmedewerker : Hefgroep
Leerlingen laten wennen aan het gebouw,
de leerkracht en kinderen en aan het
dagritme.
Leerkracht, leidsters, directie
Waarden en normen die wij belangrijk
vinden laten ervaren door ouders en
kinderen welkom te heten.
Op deze wijze zijn wij aanspreekbaar voor
ouders en kinderen.
Directie en leerkrachten en leidster.
Ouders ervaren het werken met materialen
in de groep en tonen belangstelling en
betrokkenheid bij het kind.
Leerkrachten groep 1-2 en leidsters
Ouders informeren over de ontwikkeling en
prestaties van het kind.
Leerkrachten en leidsters
Informatie geven over onze school, manier
van werken en de speerpunten.
Verwachtingen van de school uitspreken
naar ouders en wat ouders van school dit
jaar mogen verwachten.
Bereik is nu minimaal 30 ouders.
Wij streven naar 75 ouders in schooljaar
2015-2016.
Leerkrachten, leidsters en directie
Ouderkamer programma in stand houden
zoals het nu loopt. Het bereik wordt steeds
groter. Per dag nemen er 20 ouders deel
aan activiteiten.
Leerkrachten, leidsters en directie.
Ouderraad meer verantwoordelijkheid
geven en kennis van hun rol. Het educatief
partnerschap verder uitwerken in
samenspraak met de ouders.
Bereik via 10 ouders meerdere ouders.
10 ouders, leerkrachten, directie
MR visie van mr ontwikkelen op educatief
partnerschap. De mr een zichtbare rol
geven op de informatieavond.
Directie en leerkrachten
Informatieavond groep 8 voor aanvang
CITO om ouders kennis te laten maken
met de scholen VO en het systeem VO. Dit
doen wij al met de ouders vanaf groep 7.
Tevens nemen wij deel aan de
scholenmarkt. Onze partner hierin is Delphi
Opbouw Werk.
Ouders informeren over de school, de
regels, de overgang peuterspeelzaal groep
1 en overgang groep 7 & 8 VO, de
zorgstructuur etc. huiswerk, verlengde
10 Themadagen peuterspeelzaal groep 0
ter voorbereiding op
onderwijsondersteunend gedrag van
ouders.
Wendagen voordat het kind 4 jaar wordt. 5
hele dagen of gesplitst. Dit in overleg met
de ouders en de leidster.
Begroeting bij de deuren door leidsters en
leerkrachten en bij entree van de school
door directie.
Inloopochtend dagelijks van 08.20 tot
08.30 uur. Ouders van peuterspeelzaal,
groep 0 en groep 1-2 maken een werkje
met het kind.
Rapportbesprekingen 3x per jaar in
november en maart voor alle ouders en
aan het einde van het schooljaar naar
behoefte ouder/leerkracht.
Algemene informatieavond met een
inhoudelijk thema moment
Ouderkamer programma zoals omschreven
boven in stand houden.
Ouderraad bijeenkomsten 10 x per jaar.
MR vergaderingen 8x per jaar.
Informatieavond groep 8 februari
en cursus VO groep 7 & 8 oktober 2013.
Jaarlijks bij aanvang van het schooljaar
wordt de kalender uitgedeeld.
101
leertijd etc
Ouders informeren over actuele zaken en
over de onderwerpen van nieuwsbegrip
zodat ouders hier thuis aandacht aan
kunnen besteden.
Nieuwsbrief 1x per maand.
In het bovenstaande plan staat omschreven met welk doel wij welke activiteit wij
uitvoeren. Daarnaast is helder dat het ouderbeleid valt of staat met draagvlak binnen de
school. De directie is eindverantwoordelijk voor de implementatie maar kan dit niet
realiseren zonder enthousiaste leerkrachten die het draagvlak creëren en ouders zien als
gelijkwaardige partners. Het bovenstaande plan is dan ook besproken met het team en
dit is de koers die wij met elkaar willen inzetten. Wat is gelukt en wat niet? Waar lopen
wij tegenaan? Welke oplossingen kunnen daarvoor gevonden worden? Op deze wijze
hopen wij het onderwijsondersteunend gedrag van ouders te bevorderen.
8.4 Opvang
Voor en na schooltijd kunnen kinderen, mits door de ouders ingeschreven, worden
opgevangen bij Kiddoosz Kinderopvang Rotterdam. De gegevens staan in de schoolgids.
Omdat de Mariaschool een dagarrangementenschool is, blijven alle kinderen over.
Door de dagindeling is er afwisseling tussen in- en ontspanning. Wat de kinderen aan
eten en drinken mogen meenemen staat in de schoolgids.
9. Protocollen
9.1
1.
2.
3.
4.
gedragsprotocol
achtergrond en doelstellingen
het gedragsprotocol
schorsen en verwijderen
klachtenregeling
Achtergrond en doelstellingen
Zoals we in onze visie op onderwijs aangeven, vinden we het heel belangrijk om op
school een pedagogisch klimaat te scheppen waarin kinderen zich veilig en geaccepteerd
voelen en waarin teamleden, ouders en kinderen respectvol met elkaar omgaan. Dit
willen we onder meer bereiken door duidelijke regels en afspraken en een transparant
beleid ten aanzien van ongewenst gedrag. In schooljaar 2009-2010 hebben we met het
team vastgesteld wanneer wij een groep een groep vinden en welk concreet gedrag er
dan zichtbaar zou moeten zijn. Wij zijn tot de volgende opsomming gekomen:
-
elkaar helpen ( uit jezelf)
naar elkaar luisteren.
Zorg dragen voor elkaar en de omgeving
Elkaar corrigeren op oplossingsgerichte wijze
Betrokken voelen bij het groepsgebeuren maar ook verantwoordelijk.
Als je als groep samen afspraken kunt maken.
Als alle partijen zich kwetsbaar mogen en kunnen opstellen.
Als de groep een “wij”gevoel geeft.
Samen een groeps en eigenverantwoordelijkheid
102
-
Als elkaars tekortkomingen geaccepteerd worden.
Als je kunt en mag leren van elkaar ( feedback)
Gelijkwaardige verstandhouding
Sfeer waarin gezelligheid, veiligheid, oplossingsgerichtheid terug te voelen is.
Elkaars kwaliteiten kennen en belangstelling tonen voor elkaar.
Respect tonen voor elkaar.
Ruimte geven aan elkaar.
Emoties samen mogen delen. ( lachen en huilen)
Ruimte is om je mening te mogen geven.
Wij willen bovenstaand pedagogisch klimaat bereiken en hebben daarbij 10 kapstok
regels bedacht samen met ouders en kinderen uit de bovenbouw . Deze kapstok regels
tellen voor iedere bezoeker van de school. Dus zowel voor personeel, ouders en kinderen
waarbij wij ervan uit gaan dat goed voorbeeld goed doet volgen.
We spreken
We spreken
We spreken
We spreken
We spreken
We spreken
We spreken
We spreken
We spreken
omgeving.
We spreken
af
af
af
af
af
af
af
af
af
dat
dat
dat
dat
dat
dat
dat
dat
dat
als je iemand tegenkomt je elkaar groet.
we beleefd zijn tegen iedereen.
we eerlijk zijn.
iedereen mag zijn zoals hij/ zij is.
we elkaar helpen als het kan en mag.
we belangstelling tonen voor elkaar.
we luisteren naar elkaar.
we problemen oplossen door met elkaar te praten.
we netjes met alle spullen omgaan en zorgen voor een schone
af dat we werken aan een goede sfeer.
Het gedragsprotocol
Preventieve aanpak
Zowel ouders, als leerlingen van de groepen 8 als het team hebben zich uitgesproken
over de volgorde van de afspraken en het belang van de afspraken. De eenvoudigste
afspraak die meteen tastbaar is in de school is dat als je iemand tegenkomt elkaar groet.
Een goede sfeer is belangrijk en vloeit voort als we volgens de bovenstaande afspraken
met elkaar aan de slag willen gaan.
De regels worden ieder schooljaar centraal gesteld. Iedere maand is er een regel van de
maand. Deze staat in de nieuwsbrief en hangt in de groepen en krijgt in de groep extra
aandacht.
Wat als t nu mis gaat?
Wij hopen dat het niet zover hoeft te komen. Echter hebben wij een protocol
samengesteld wat we doen bij ongewenst gedrag van kinderen.
Niveau 1
De groepsleraar neemt pedagogische maatregelen om het gedrag van de leerling zodanig
te corrigeren dat de leerling, binnen afzienbare tijd, weer kan deelnemen aan de
groepsactiviteiten. De pedagogische maatregelen vinden plaats in de groep.
Niveau 2
De pedagogische handelingen uit niveau 1 zijn niet voldoende. De leerling wordt, buiten
de groep, bij de time-out leraar gebracht.
als time-out, voor een afgesproken (korte) tijd.
103
Als strafmaatregel voor langere tijd. Dit wordt ten alle tijden besproken met de
schoolleiding en de intern begeleider.
Het gedrag van het kind wordt besproken met de ouders. De ouders worden hierbij
gewezen op hun verantwoordelijkheid als opvoeder.
Niveau 3 Het gedrag van de leerling is (blijft) zo storend en mogelijk bedreigend voor
medeleerlingen en leraren dat de maatregelen uit niveau 1 en 2 niet
toereikend zijn om de leerling (binnen afzienbare tijd) weer te laten deelnemen aan de
groepsactiviteiten. De leerling komt onder de hoede van de directie. Ouders worden
direct op school gevraagd om het gedrag van het kind te bespreken, om wederom de
ouder te wijzen op hun verantwoordelijkheid als opvoeder en om gezamenlijk te zoeken
naar een pedagogische oplossing. Een officiële waarschuwing wordt schriftelijk en
mondeling toegelicht aan ouders.
In het uiterste geval kan besloten worden tot een schorsing en uiteindelijk tot
verwijdering van de leerling. Hiervan worden ten alle tijden het bestuur, de
leerplichtambtenaar en de inspectie in kennis gesteld. Tevens wordt daarbij de procedure
gevolgd die door het bestuur is vastgesteld.
9.2
Schorsen en verwijderen
In dit schoolplan is bij hoofdstuk passend onderwijs omschreven hoe wij omgaan met
schorsen en verwijderen. Wij volgen daarbij het beleid van de RVKO.
9.3
Klachtenregeling
Indien kinderen of ouders vragen en opmerkingen hebben of ontevreden zijn over het
een of ander, kunnen zij dit bespreken met de groepsleerkracht of één van de
directieleden. Teamleden kunnen bij een directielid terecht.
Indien een probleem niet onderling opgelost kan worden, heeft eenieder het recht om
een klacht in te dienen bij één van de vertrouwenspersonen van de RVKO. De procedure
hiertoe staat exact omschreven in het document klachtenregeling RVKO voor het primair
onderwijs dat is opgeborgen in het directievademecum van de RVKO.
9.4
Protocol informatieplicht gescheiden ouders.
Inleiding.
Alle ouders hebben in principe recht op informatie van de school over hun kind. Dit geldt
ook voor ouders die gescheiden zijn.
Meestal zijn na de scheiding beide ouders belast met het ouderlijk gezag. Echter, soms is
er maar één ouder van het kind belast met het ouderlijk gezag en de andere ouder niet.
Wettelijk kader.
In de wet staat, omtrent de informatieplicht inzake kinderen in situaties waarbij slecht
één ouder belast is met het ouderlijk gezag, het volgende vermeld:
Art. 1:377b BW:
1. de ouder die met het gezag is belast, is gehouden de niet met het gezag belaste ouder
op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de
persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen – zo nodig door
tussenkomst van derden – over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een
ouder kan de rechter ter zake een regeling vaststellen.
2. indien het belang van het kind zulks vereist kan de rechter zowel op verzoek van de
met het gezag belaste ouder als ambtshalve bepalen dat het eerste lid van dit artikel
buiten toepassing blijft.
De ouder die is belast met het ouderlijk gezag, heeft dus in principe de verplichting om
de andere ouder (niet belast met het ouderlijk gezag) op de hoogte te houden van
104
gewichtige aangelegenheden die het kind betreffen. Het is dus in principe de bedoeling
dat de ouder die niet met het gezag belast is, de informatie krijgt van de andere ouder.
Gegevens over schoolresultaten zouden dus ook via de met het gezag belaste ouder
verstrekt moeten worden. Als echter in de communicatie tussen ouders storingen
ontstaan, kan dat voor de school problemen opleveren.
Scholen hebben, naast de onderlinge informatieplicht van ouders, een zelfstandige
informatieplicht aan ouders en mogen zich niet verschuilen achter de informatieplicht van
de verzorgende ouder.
Het is echter zo, dat in sommige gevallen b.v. indien er sprake is van een ouder die niet
met het gezag is belast, de informatieplicht van scholen aan ouders beperkt is (art.
1:377c BW). In zeldzame gevallen hoeven scholen zelfs helemaal geen informatie aan
ouders te verschaffen.
In de wet is de informatieplicht van o.a. de scholen in situaties waarin slechts één ouder
belast is met het ouderlijk gezag, als volgt verwoord:
Art. 1:377c BW:
1. onverminderd het bepaalde in artikel 377b van dit boek wordt de niet met het gezag
belaste ouder desgevraagd door derden die beroepshalve beschikken over informatie
inzake belangrijke feiten en omstandigheden die de persoon van het kind of diens
verzorging en opvoeding betreffen, daarvan op de hoogte gesteld, tenzij die derde de
informatie niet op gelijke wijze zou verschaffen aan degene die met het gezag over het
kind is belast dan wel bij wie het kind zijn gewone verblijfplaats heeft, of het belang van
het kind zich tegen het verschaffen van de informatie verzet.
2
2. indien de informatie is geweigerd, kan de rechter op verzoek van de in het eerste lid
van dit artikel bedoelde ouder bepalen dat de informatie op de door hem aan te geven
wijze
moet worden verstrekt. De rechter wijst het verzoek in ieder geval af, indien het belang
van
het kind zich tegen het verschaffen van de informatie verzet.
Toelichting art. 1:377c BW:
Desgevraagd. Derden (o.a. scholen) hoeven de informatie over het kind niet uit zichzelf
te
verstrekken. De niet met het gezag belaste ouder moet er uitdrukkelijk om vragen.
Welke informatie. Niet iedere informatie over het kind hoeft te worden verstrekt. Het
gaat
om belangrijke feiten en omstandigheden, b.v. informatie over schoolvorderingen en
sociaal-pedagogische ontwikkelingen op school.
Het belang van het kind. Hierover mag niet te snel geoordeeld worden. Men zal zeer
zwaarwegende argumenten moeten hanteren bij het weigeren van informatie. Een goede
reden is b.v. de veiligheid van het kind.
De ouder met gezag kan dus niet voorkomen dat de ouder zonder gezag informatie
krijgt, de school heeft informatieplicht.
De niet met gezag belaste ouder kan naar de rechter gaan of besluiten een klacht in te
dienen bij de klachtencommissie, indien de school geen of naar zijn idee te weinig
informatie verschaft.
Algemeen.
De school dient zich neutraal op te stellen bij echtscheidingen. Er mag geen informatie
gegeven worden aan een ouder die mogelijk gebruikt kan worden om voordeel ten koste
van de andere ouder te behalen. Het verstrekken van dergelijke informatie kan er al snel
toe leiden dat de school ongewild partij wordt in de echtscheiding en de gedupeerde
ouder een rechtszaak begint tegen de school.
Of een ouder of verzorger in bepaalde situaties recht heeft op alle informatie of beperkte
informatie, staat vermeld in het schematische overzicht van de bijlage. Daarin worden de
meest voorkomende situaties genoemd.
Bij twijfel of in situaties die niet in de bijlage vermeld staan, dient u contact op te nemen
met het bestuursbureau.
105
Het standpunt van de RVKO dient u kenbaar te maken in de schoolgids.
Standpunt RVKO informatieplicht ouders.
Voor een juiste en zuivere toepassing van de regels en richtlijnen van dit protocol is het
van belang dat ouders de school op de hoogte stellen indien er wijzigingen zijn met
betrekking tot hun Burgerlijke Staat.
Indien als gevolg van een scheiding de situatie ontstaat dat één of beide ouders niet
meer belast is met het ouderlijk gezag, dan is de andere ouder/verzorger verplicht om
afschriften van de officiële stukken waarin dit is vastgelegd, waaronder bepalingen ten
aanzien van het ouderlijke gezag, bezoekrecht en dergelijke, te overhandigen aan de
school. De betreffende stukken zullen in het leerlingendossier worden bewaard. Uiteraard
zal hierbij uiterste zorgvuldigheid worden betracht. Mocht de betreffende ouder dit
nalaten, dan zal de school niet gehouden kunnen worden aan een correcte uitvoering van
het onderhavige protocol.
Informatieplicht school.
Op de school rust een informatieplicht aan beide ouders die het ouderlijk gezag hebben.
Onder informatie in deze wordt verstaan: alle relevante zaken betreffende de leerling en
de schoolorganisatie zoals rapporten, nieuwsbrieven, voortgangsrapportages, de
schoolgids en ouderavonden.
Indien beide ouders het ouderlijk gezag hebben en de leerling woont bij één van de
ouders dan zal de informatie worden verstrekt aan de ouder bij wie de leerling in huis
woont. Hierbij gaat de school ervan uit dat alle informatie welke door de school aan die
ouder wordt verstrekt door die ouder aan de andere ouder wordt doorgegeven. Indien dit
niet het geval is, dan dient de ouder die de informatie niet ontvangt op eigen initiatief
contact op te nemen met de school en zal in overleg worden bezien of andere afspraken
ten aanzien van de informatievoorziening (schoolgids, rapporten, ouderavonden) kunnen
worden gemaakt. Hierbij wordt aangetekend, dat voor een ouderavond beide ouders
worden uitgenodigd voor een gezamenlijk gesprek. Alleen in bijzondere gevallen kan
hiervan worden afgeweken.
Indien beide ouders het ouderlijk gezag hebben, er sprake is van co-ouderschap en de
leerling woont beurtelings bij één van de ouders, dan zal alle informatie worden verstrekt
aan de ouder wiens adresgegevens ten behoeve van de registratie van de leerling zijn
gemeld. Ook in dit geval gaat de school ervan uit dat alle informatie welke door de school
aan die ouder wordt verstrekt door die ouder aan de andere ouder wordt doorgegeven.
Indien dit niet het geval is, dan dient de ouder die de informatie niet ontvangt op eigen
initiatief contact op te nemen met de school en zal in overleg worden bezien of andere
afspraken ten aanzien van de informatievoorziening (schoolgids, rapporten,
ouderavonden) kunnen worden gemaakt. Hierbij wordt aangetekend, dat voor een
ouderavond beide ouders worden uitgenodigd voor een gezamenlijk gesprek. Alleen in
bijzondere gevallen kan hiervan worden afgeweken.
Indien één van de ouders het ouderlijk gezag heeft en de andere ouder is uit de
ouderlijke macht gezet, dan zal de school slechts de ouder die met het ouderlijk gezag is
belast informeren. Op grond van de wet is de school echter verplicht om ook de ouder die
niet belast is met de ouderlijke macht desgevraagd beperkt te informeren, tenzij de
informatie niet op dezelfde manier ook wordt verschaft aan de ouder die wel met het
ouderlijk gezag is belast, of als het belang van het kind zich tegen het verschaffen van de
informatie verzet. Voorts is de school hiertoe niet verplicht indien dit blijkt uit enig
rechtelijk vonnis. De niet met het ouderlijk gezag belaste ouder dient op eigen initiatief
de school schriftelijk te verzoeken beperkte informatie te willen ontvangen. In dergelijke
situaties ontvangt de desbetreffende ouder de schoolgids, een kopie van de rapporten en
de uitnodigingen voor de rapportavonden. Hierbij wordt aangetekend, dat voor een
ouderavond beide ouders worden uitgenodigd voor een apart gesprek.
Protocol
informatieplicht ouders
RVKO. Bijlage Voor wie
Alle informatie
Beperkte informatie
106
Ouders die met elkaar zijn
getrouwd; voor vader en
moeder geldt:
Ouders die zijn gescheiden;
voor vader en moeder
geldt:
Ouders die hun
partnerschap hebben laten
registreren.
Ouders die niet met elkaar
zijn getrouwd, maar via
goedkeuring van de
rechtbank het gezamenlijke
gezag uitoefenen.
Ouder die niet met het
gezag belast is.
In geval van samenwonen,
vader heeft kind erkend,
niet ingeschreven in
gezagsregister; voor vader
geldt:
In geval van samenwonen,
vader heeft kind erkend en
ingeschreven in
gezagsregister; voor vader
en moeder geldt:
Stel heeft samengewoond,
nu uit elkaar, kind is
erkend, ingeschreven in
gezagsregister; voor vader
en moeder geldt:
Stel heeft samengewoond,
nu uit elkaar, kind is
erkend, maar niet
ingeschreven in
gezagsregister; voor vader
geldt:
Ouders beide uit de
ouderlijke macht gezet,
kind is onder voogdij
geplaatst; voor vader en
moeder geldt:
voogd
Biologische vader, die zijn
kind niet heeft erkend.
Grootouders die de
verzorging van het kind op
zich nemen omdat de
ouders spoorloos zijn.
X
n.v.t.
X
Geen informatie geven die
mogelijk gebruikt kan
worden om voordeel ten
koste van de andere
ouder te behalen.
X
n.v.t.
X
n.v.t.
n.v.t.
X
n.v.t.
X
X
n.v.t.
X
Geen informatie geven die
mogelijk gebruikt kan
worden om voordeel ten
koste van de andere
ouder te behalen.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
X
X
niet
n.v.t.
niet
niet
niet
n.v.t.
X
107
9.5 protocol medicijnverstrekking en het verrichten van medische handelingen
• Inleiding
• Het kind wordt ziek op school.
• Het verstrekken van medicijnen op verzoek.
• Medische handelingen.
Bijlagen:
1. Formulier voor: “het kind wordt ziek op school”.
2. Toestemmingsformulier voor: “het verstrekken van medicijnen op verzoek”.
3. Richtlijnen: “hoe te handelen bij een calamiteit”.
Dit protocol is vastgesteld op 7 september 2010.
Inleiding
Onderwijspersoneel wordt regelmatig geconfronteerd met leerlingen die klagen over pijn
die meestal met eenvoudige middelen te verhelpen is, zoals: hoofdpijn, buikpijn, oorpijn
of pijn ten gevolge van een insectenbeet.
De schoolleiding krijgt steeds vaker het verzoek van ouder(s)/verzorger(s) om hun kind
de door een arts voorgeschreven medicijnen toe te dienen. (Voor de leesbaarheid van
het stuk zullen we hierna spreken over ouders wanneer wij ouder(s) of verzorger(s)
bedoelen).
Een enkele keer wordt werkelijk medisch handelen van onderwijspersoneel gevraagd,
zoals het geven van sondevoeding, het toedienen van een zetpil of het geven van een
injectie. De schoolleiding aanvaardt met het verrichten van dergelijke handelingen een
aantal verantwoordelijkheden. Het personeel begeeft zich dan namelijk op een terrein
waarvoor het, in de meeste gevallen, niet gekwalificeerd is. Met het oog op de
gezondheid van kinderen, maar ook in verband met de aansprakelijkheid is het van groot
belang de in dit protocol weergegeven regels goed op te volgen. Leraren en schoolleiding
moeten zich realiseren dat, wanneer zij fouten maken of zich vergissen, zij voor deze
handelingen aansprakelijk gesteld kunnen worden. Met dit protocol geeft de RVKO,
middels de handreiking aan scholen, aan hoe in voorkomende gevallen te handelen.
De drie te onderscheiden situaties zijn:
• Het kind wordt ziek op school.
• Het verstrekken van medicijnen op verzoek.
• Het verrichten van medische handelingen.
In de eerste situatie wordt het kind ziek tijdens schooltijd of krijgt een ongeluk(je). Het
personeel moet dan direct bepalen hoe te handelen.
Bij de tweede situatie (het geven van medicijnen) kan de directie de keuze maken of
medewerking wordt verleend. Voor de individuele leraar geldt dat hij mag weigeren
handelingen uit te voeren waarvoor hij zich niet bekwaam acht.
De derde situatie (het verrichten van medische handelingen) is voor het personeel van
de
RVKO niet toegestaan. Het standpunt van de RVKO met betrekking tot de drie genoemde
situaties laat onverlet dat er zich acute situaties kunnen voordoen waarin direct handelen
vereist is. Ook in dergelijke situaties dient het landelijke alarmnummer 112 gebeld te
worden. Indien de komst van hulpdiensten te lang duurt en/of direct handelen
noodzakelijk is, dient, zo mogelijk in overleg met de directie, door een personeelslid dat
een EHBO-diploma heeft of een BHV-opleiding heeft genoten de meest adequate
handeling verricht te worden.
Dit protocol pretendeert niet volledig te zijn, maar is een handreiking voor de meest
voorkomende situaties.Op de volgende pagina’s wordt elk onderdeel beschreven. In de
bijlagen vindt u het betreffendeformulier. Deze dient u in voorkomende gevallen te
gebruiken.
Het kind wordt ziek op school.
Regelmatig komt een kind gezond op school en krijgt het tijdens de schooluren last van
hoofd-, buik- of oorpijn. Ook kan het bijvoorbeeld door een insect geprikt worden. Een
108
leerkracht verstrekt dan soms - zonder toestemming of medeweten van ouders - een
“paracetamolletje” of wrijft Azaron op de plaats van een insectenbeet.
In het algemeen is een leraar niet deskundig om een juiste diagnose te stellen. Een
leerkracht kent de eventuele bijwerkingen en allergische reacties die het middel kan
opwekken bij het kind niet.
Ook kan de dosering van een tablet te groot zijn voor het lichaam van het kind, zodat
een overdosis gegeven kan worden, met alle gevolgen van dien.
Uitgangspunt moet zijn dat een kind dat ziek is naar huis moet en dat zonder overleg
met de ouders of een arts geen medicijnen worden verstrekt.
De schoolleiding zal in geval van ziekte altijd contact op moeten nemen met de ouders
om te overleggen wat er moet gebeuren: “Is er iemand thuis om het kind op te vangen?
Wordt het kind gehaald of moet het thuis gebracht worden? Moet het naar de
(huis)arts?” etc. Stuur een kind nooit onder schooltijd zonder begeleiding van een
volwassene naar huis!
Gezien het voorgaande is het van groot belang dat u de privé en zakelijke
telefoonnummers van de ouders altijd paraat heeft.
Problematisch is het wanneer de ouders en andere, door de ouders aangewezen,
vertegenwoordigers (zie bijlage 1) niet te bereiken zijn. Het kind kan dan niet naar huis
gestuurd worden. Ook kunnen de medicijnen niet met toestemming van de ouders
verstrekt worden. In zo’n situatie dient altijd contact opgenomen te worden met een arts,
bij voorkeur de eigen huisarts. Indien een andere arts dan de eigen huisarts
geraadpleegd wordt, zijn de gegevens zoals vermeld op bijlage 1 van groot belang.
Het blijft zaak het kind voortdurend te observeren. Enkele zaken waar u op kunt letten
zijn:
• Toename van pijn;
• misselijkheid;
• verandering van houding ( bijvoorbeeld in elkaar krimpen );
• verandering van de huid ( bijvoorbeeld erg bleke of hoogrode kleur);
• verandering van gedrag ( bijvoorbeeld onrust, afnemen van alertheid ).
Alleen bij kleine wondjes mag gebruik gemaakt worden van pleisters, mits een kind
hiervoor niet overgevoelig is (zie bijlage 1). Realiseert u zich dat u geen arts bent en
raadpleeg, bij twijfel, altijd een (huis)arts.
Het verstrekken van medicijnen op verzoek.
Kinderen krijgen soms medicijnen of andere middelen voorgeschreven die zij een aantal
malen per dag moeten gebruiken, dus ook tijdens schooluren. Te denken valt
bijvoorbeeld aan pufjes voor astma, medicatie voor ADHD/ADD, antibiotica, een middel
tegen epilepsie of hoestsiroop bij keelpijn. Ouders vragen dan aan de schoolleiding of een
leerkracht deze middelen wil verstrekken. In deze situatie is de toestemming van de
ouders gegeven. De medicijnen worden alleen verstrekt als het medisch noodzakelijk is
dat de medicijnen onder schooltijd worden gegeven.
Het is in dit geval van belang de toestemming schriftelijk vast te leggen (zie bijlage 2).
Meestal gaat het niet alleen om eenvoudige middelen, maar ook om middelen die bij
onjuist gebruik tot schade van de gezondheid van het kind kunnen leiden.
Leg daarom schriftelijk vast om welke medicijnen het gaat, hoe vaak en in welke
hoeveelheden ze moeten worden toegediend en op welke wijze dat dient te geschieden.
Leg verder de periode vast waarin de medicijnen moeten worden verstrekt, de wijze van
bewaren/opbergen en de wijze van controle op de vervaldatum. Ouders geven hierdoor
duidelijk aan wat zij van de schoolleiding en de leerkrachten verwachten en die weten op
hun beurt weer precies wat ze moeten doen en waar ze verantwoordelijk voor zijn.
Kinderen mogen in deze situaties de medicijnen niet zelf bij zich hebben. Dit om gevaar
voor andere kinderen te voorkomen. De medicijnen dienen altijd onder de hoede van het
verantwoordelijke personeelslid te zijn.
Wanneer het gaat om het verstrekken van medicijnen gedurende een lange periode,
moet regelmatig met ouders overlegd worden over de ziekte en het daarbij behorende
109
medicijngebruik op school. Een goed moment om te overleggen is wanneer ouders een
nieuwe voorraad medicijnen komen brengen. Ook wijzigingen dienen schriftelijk
vastgelegd te worden.
Enkele praktische adviezen:
• Neem de medicijnen alleen in ontvangst wanneer ze in de originele verpakking zitten
en uitgeschreven zijn op naam van het betreffende kind.
• Lees goed de bijsluiter, zodat u op de hoogte bent van eventuele bijwerkingen van het
medicijn.
• Noteer, per keer, op een aftekenlijst dat u het medicijn aan het betreffende kind
gegeven heeft.
• Beperk het bewaren van medicijnen op school tot een minimum.
• Wijs één of twee medewerker(s) aan voor het beheer van de medicijnen.
• De medicijnen dienen in een afgesloten kast of koelkast te worden bewaard (de
bureaulade gaat te vaak open, leerlingen kunnen er te gemakkelijk bij en is daarom niet
geschikt).
Mocht de situatie zich voordoen dat een kind niet goed op een medicijn reageert of dat er
onverhoopt toch een fout gemaakt wordt bij de toediening van een medicijn, bel dan
direct met de (huis)arts of specialist in het ziekenhuis. Bel bij een ernstige situatie direct
het landelijke alarmnummer 112. Zorg in alle gevallen dat u alle relevante gegevens bij
de hand hebt, zoals:
naam, geboortedatum, adres, huisarts en/of specialist van het kind, het medicijn dat is
toegediend, welke reacties het kind vertoont (eventueel welke fout is gemaakt ).
Medische handelingen.
Indien u twijfelt of een handeling een medische handeling is, dient u daartoe contact op
te nemen met de plaatselijke GGD. Ook is het mogelijk dat een huisarts of specialist een
verklaring afgeeft waarin vermeld staat of een handeling al dan niet een medische
handeling is.
Wettelijke regels.
De Wet BIG (Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg) regelt de bevoegdheden en
verantwoordelijkheden voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg en is niet
bedoeld voor onderwijzend personeel. Bepaalde medische handelingen – de zogenaamde
voorbehouden handelingen - mogen alleen worden verricht door artsen.
Anderen dan artsen mogen medische handelingen alleen verrichten in opdracht van een
arts. Hij dient daartoe een bekwaamheidsverklaring af te geven. In zo’n situatie handelt
iemand in opdracht van een arts, die hem bekwaam heeft verklaard voor het uitvoeren
van die medische handeling.
Een leerkracht die zonder bekwaamheidsverklaring en/of zonder opdracht van een arts
medische handelingen verricht is niet alleen civielrechtelijk aansprakelijk (betalen van
schadevergoeding), maar ook strafrechtelijk (mishandeling). Het schoolbestuur is echter
weer verantwoordelijk voor datgene wat de leraar doet. Het schoolbestuur kan als
werkgever eveneens civiel- en strafrechtelijk aansprakelijk gesteld worden.
Wat betekent dit voor het personeel van de RVKO?
Het is voor het personeel van de RVKO niet toegestaan om medische handelingen te
verrichten.
Hoe te handelen?
In deze gevallen dienen de handelingen op school te worden verricht door de Thuiszorg
of door de ouders zelf. Indien ouders door b.v. het werk, niet in staat zijn zelf de
benodigde medische handelingen te verrichten, kunnen zij voor de gewenste
professionele ondersteuning een persoonsgebonden budget aanvragen. Ook dienen de
ouders dan zelf zorg te dragen voor de professionele ondersteuner.
110
BIJLAGE 1:
Het kind wordt ziek op school
Toestemmingsformulier
(Eventueel te gebruiken als bijlage bij het inschrijfformulier van de school)
Het kan voorkomen dat uw kind gezond naar school gaat en tijdens de schooluren ziek
wordt, zich verwondt, door een insect wordt geprikt of iets dergelijks. In zo ’n geval zal
de school altijd contact opnemen met u of met een andere, door u aangewezen, persoon.
Een enkele keer komt het voor dat deze personen niet te bereiken zijn. Als deze situatie
zich voordoet zal de school contact opnemen met een arts, bij voorkeur de eigen
huisarts. Indien een andere arts dan de eigen huisarts geraadpleegd wordt zijn
onderstaande gegevens van belang. Wij verzoeken u, in het belang van uw kind, de
vragen, voor zover bekend, zorgvuldig te beantwoorden.
Naam leerling:
_______________________________________________________________________
_____
geboortedatum:
_______________________________________________________________________
_____
adres:
_______________________________________________________________________
_____
postcode: ___________________________ plaats:
___________________________________
Naam ouder(s) /verzorger(s):
_______________________________________________________________________
_____
telefoon thuis: ______________________________ telefoon werk:
_______________________
naam huisarts: ______________________________ telefoon:
____________________________
Te waarschuwen persoon, indien ouder(s) / verzorger(s) niet te bereiken zijn:
naam:
_______________________________________________________________________
_____
telefoon thuis: ______________________________ telefoon werk:
______________________
8
Mijn kind is overgevoelig voor de volgende zaken:
• Medicijnen:
naam:__________________________________________________________________
_______
_______________________________________________________________________
_______
_______________________________________________________________________
_______
• Ontsmettingsmiddelen:
naam:__________________________________________________________________
_______
_______________________________________________________________________
_______
_______________________________________________________________________
_______
• Smeerseltjes tegen bijvoorbeeld insectenbeten:
naam:__________________________________________________________________
_______
111
_______________________________________________________________________
_______
_______________________________________________________________________
_______
• Pleisters:
naam / soort:
___________________________________________________________________
_______________________________________________________________________
_______
_______________________________________________________________________
_______
• Overig:
naam:__________________________________________________________________
_______
_______________________________________________________________________
_______
_______________________________________________________________________
_______
Ruimte voor zaken die hierboven niet genoemd zijn:
_______________________________________________________________________
_______
_______________________________________________________________________
_______
_______________________________________________________________________
_______
_______________________________________________________________________
_______
_______________________________________________________________________
_______
U dient eventuele veranderingen zo spoedig mogelijk door te geven aan de directie. Het
is zeer
belangrijk dat deze gegevens actueel zijn.
Ondergetekende:
naam:
_______________________________________________________________________
______
ouder/verzorger van:
_______________________________________________________________________
______
datum: __________________________
plaats:______________________________________
Handtekening: __________________________________________________
BIJLAGE 2:
Het verstrekken van medicijnen op verzoek
Toestemmingsformulier
Ouder(s)/verzorger(s) zijn verantwoordelijk voor de juistheid van de verstrekte
informatie en voor het doorgeven van wijzigingen met betrekking tot de verstrekte
informatie.
Toestemming voor het toedienen van de hieronder omschreven medicijn(en) aan:
naam leerling:
__________________________________________________________________
geboortedatum:__________________________________________________________
_______
adres:__________________________________________________________________
_______
112
postcode: _________________________ woonplaats:
_________________________________
zoon / dochter van:
______________________________________________________ (naam ouder(s) /
verzorger(s)
telefoon thuis: ____________________________ telefoon werk:
_________________________
naam huisarts: _____________________________telefoon:
_____________________________
naam specialist: ___________________________ telefoon:
_____________________________
De medicijnen zijn nodig voor onderstaande
ziekte:____________________________________
_______________________________________________________________________
_______
_______________________________________________________________________
_______
Naam van het
medicijn:___________________________________________________________
Medicijn dient dagelijks te worden toegediend op onderstaande tijden:
______________________ uur ______________________ uur
______________________ uur ______________________ uur
Medicijn(en) mogen alleen worden toegediend in de volgende situatie(s):
_______________________________________________________________________
_______
_______________________________________________________________________
_______
_______________________________________________________________________
_______
Dosering van het medicijn:
________________________________________________________
Wijze van toediening:
____________________________________________________________
Wijze van bewaren:
_____________________________________________________________
10
Controle op vervaldatum door: _________________________ functie:
_____________________
Ondergetekende, ouder / verzorger van genoemde leerling, geeft hiermee aan de school
c.q. de hieronder genoemde leraar, die daarvoor een medicijninstructie heeft gehad,
toestemming voor
het toedienen van de bovengenoemde medicijnen:
Naam:
_______________________________________________________________________
_
Plaats: __________________________________Datum:
________________________________
Handtekening:___________________________________________________________
_______
=======================================================
==============
MEDICIJNINSTRUCTIE
Er is instructie gegeven over het toedienen van de medicijnen op: __________________
(datum)
door:
113
naam: ____________________________________functie:
______________________________
van:
_________________________________________________________________(instelli
ng)
aan:
_______________________________________________________________________
___
functie(s):
_____________________________________________________________________
van: ________________________________________________________(naam +
plaats school)
BIJLAGE 3:
Richtlijnen hoe te handelen bij een
calamiteit t.g.v. het toedienen van medicijnen aan een kind
• Laat het kind niet alleen. Probeer rustig te blijven. Observeer het kind goed en probeer
het gerust te stellen.
• Waarschuw een volwassene voor bijstand, bij voorkeur een personeelslid die BHV’er is
(of laat één van de kinderen een volwassene ophalen waarbij u duidelijk instrueert wat
het kind tegen de volwassene moet zeggen ).
• Bel direct de huisarts en/of de specialist van het kind.
• Bel bij een ernstige situatie direct het landelijk alarmnummer 112.
• Geef door naar aanleiding van welk medicijn de calamiteit zich heeft voorgedaan.
• Zorg ervoor dat u alle relevante gegevens van het kind bij de hand hebt ( of laat ze
directdoor iemand opzoeken ) zoals:
• Naam van het kind;
• geboortedatum;
• adres;
• telefoonnummer van ouders en / of andere, door de ouders aangewezen, persoon;
• naam en telefoonnummer van huisarts / specialist;
• ziektebeeld waarvoor medicijnen nodig zijn.
• Bel de ouders ( bij geen gehoor een andere, door de ouders aangewezen persoon ):
• Leg duidelijk uit wat er gebeurd is.
• Vertel, indien bekend, wat de arts heeft gedaan/gezegd.
• In geval van opname, geef door naar welk ziekenhuis het kind is gegaan.
9.6 Pestprotocol
Wat is pesten?
Pesten is (psychisch, fysiek of seksueel) systematisch geweld van een leerling of en
groep leerlingen ten opzichte van 1 of meer klasgenoten, die niet (meer) in staat is/ zijn
zich te verdedigen.
Pesten is niet hetzelfde als plagen. Uit een plaagsituatie kan echter gemakkelijk een
pestsituatie voortvloeien!
114
Hieronder volgt een overzicht van de kenmerken van PLAGEN en PESTEN, dit vormt een
basis voor het signaleren van pestgedrag:
Plagen
Gebeurt berekenend (men weet
meestal vooraf, wie, hoe en wanneer
men gaat pesten). Men wil bewust
iemand kwetsen.
Is van korte duur, of gebeurt slechts
Is duurzaam: het gebeurt
tijdelijk.
herhaaldelijk, systematisch en
langdurig (het stopt niet vanzelf en na
korte tijd).
Speelt zich af tussen gelijken.
Ongelijke strijd. De onmachtgevoelens
van de gepeste staan tegenover de
machtgevoelens van de pester.
Is meestal te verdragen, of zelfs leuk,
De pestkop heeft geen positieve
maar kan ook kwetsend of agressief
bedoelingen en wil pijn doen, vernielen
zijn.
of kwetsen.
Meestal een tegen een.
Meestal een groep (een pester en
meelopers) tegenover een geïsoleerd
slachtoffer.
Wie wie plaagt, ligt niet vast. De
Er bestaat een neiging tot een vaste
partijen wisselen keer op keer.
structuur. De pesters zijn meestal
dezelfden, net zoals het slachtoffer.
De vroegere relaties worden vlug
Het is niet gemakkelijk om tot betere
hersteld. De ruzie of het conflict wordt
relaties te komen. Het herstel verloopt
spoedig bijgelegd.
heel moeizaam.
Men blijft opgenomen in de groep.
Isolement en eenzaamheid bij de
gepeste.
De groep lijdt er niet echt onder.
De groep lijdt onder een bedreigend en
onveilig klimaat. Iedereen is angstig en
men wantrouwt elkaar. Er is daardoor
weinig openheid en spontaniteit. Er zijn
weinig of geen echte vrienden binnen
een groep.
Kort samengevat kun je zeggen dat plagen vrij onschuldig is, terwijl pesten schade
berokkent. Er kunnen veel redenen worden aangevoerd waarom leerlingen elkaar pesten.
De pester kan bijvoorbeeld zelf ooit slachtoffer van pesterijen zijn geweest of het kan een
manier zijn om aandacht te trekken die de pester thuis niet krijgt. Pesten kan ook een
manier zijn om aanzien te verkrijgen bij andere leerlingen.
-
Is onschuldig, en gebeurt onbezonnen
en spontaan. Gaat soms gepaard met
humor.
Pesten
-
Signaleren
Signalen van slachtoffers
Op school:
Primaire signalen:
De slachtoffers worden vaak op een gemene manier geplaagd, bespot en gekleineerd.
Ze worden uitgelachen op een spottende en onvriendelijke manier.
Ze worden fysiek aangepakt en kunnen zich hier niet adequaat tegen verweren.
Ze zijn betrokken bij ruzies waarbij ze zich niet kunnen verdedigen.
Hun bezittingen worden beschadigd.
Ze vertonen blauwe plekken, schrammen, gescheurde kleding, ….
Secundaire signalen:
115
-
De slachtoffers zijn vaak alleen, ze lijken geen vrienden te hebben.
Ze worden als laatste gekozen, bijvoorbeeld bij het vormen van groepjes.
Ze proberen dicht bij de leerkracht te blijven.
Ze geven een angstige en onzekere indruk.
Ze zien er bang, ongelukkig, neerslachtig en huilerig uit.
Ze vertonen een plotselinge of geleidelijke verslechtering in schoolresultaten.
Thuis:
Primaire signalen:
Ze komen thuis met gescheurde kleding, bezittingen die stuk zijn.
Ze vertonen verwondingen (blauwe plekken, schrammen, …) en geven hier een
omstreden uitleg voor.
Secundaire signalen:
Ze brengen geen vriendjes of klasgenootjes mee naar huis.
Ze hebben geen goede vriend.
Ze worden zelfden elders uitgenodigd.
Ze gaan niet graag naar school.
Ze kiezen een vreemde weg om naar school te gaan.
Ze slapen niet goed.
Ze verliezen de belangstelling voor schooltaken.
Ze zien er bang en ongelukkig uit.
Ze vragen om geld of stelen het (om de pestkoppen om te kopen).
Signalen van pestkoppen
Algemene kenmerken:
Geniet respect uit angst, niet uit waardering.
Ze zijn fysiek sterker. Ze staan tamelijk positief tegenover geweld, agressie en het
gebruik van stoere taal (bijnamen gebruiken, opmerkingen maken over de kleding
van een leerling, schelden, opwachten, …).
Ze hebben grote behoefte om te overheersen en hun eigen zin te krijgen. Heeft de
neiging anderen te overroepen of te domineren om controle te houden, maar is
misschien minder zeker dan het lijkt (verdraagt geen kritiek en wordt boos wanneer
zijn positieve zelfbeeld ter discussie staat).
Ze zijn impulsief, kunnen moeilijk tegenwerking aanvaarden.
Ze zijn vaak tegendraads naar volwassenen toe.
Ze worden als stoer gezien, hebben weinig inlevingsvermogen. Is vooral met zichzelf
bezig en houdt geen rekening met anderen (is egocentrisch en heeft geen
schuldgevoelens).
Ze willen het middelpunt zijn en zijn vlug jaloers (willen altijd de baas zijn).
Heeft moeite met regels, grenzen, en eigen of door anderen opgelegde regels (kan
moeilijk samenwerken).
Ze hebben een relatief positief zelfbeeld.
Op school treiteren de pestkoppen vaak op een gemene manier: spotten, intimideren,
schoppen, dingen stuk maken. Ze hebben het vooral gemunt op de zwakkere
leerlingen en proberen de meelopers op hun hand te krijgen.
Ervaring leert dat meisjes veelal op een veel subtielere manier pesten, die veel
moeilijker op te sporen valt. Bijvoorbeeld roddelen, vriendinnen afpakken, uitsluiten,
…
Ze lijken een dubbelleven te leiden: in de klas en thuis volgzaam en braaf, maar op
het schoolplein of na schooltijd is het gedrag anders.
116
Signalen van meelopers
Meelopers zijn leerlingen die de pester steunen in zijn gedrag. Zij zijn vaak bang zelf
gepest te worden en pesten uit veiligheid mee. Soms vinden ze het ook zelf wel leuk om
te pesten, en doen ze om die reden mee. Een andere mogelijke reden voor het meelopen
kan zijn dat zij niet weten hoe ze het pesten kunnen voorkomen en dus maar gewoon
mee doen.
Er zijn in de praktijk overigens oneindig veel signalen die kunnen duiden op pestgedrag.
Daarom is het lastig een volledige lijst met signalen te presenteren. De hiervoor
geschetste signalen van de pester en gepeste, gecombineerd met het daarbij behorende
waarneembaar gedrag bieden voldoende aanknopingspunten voor het signaleren van
pestgedrag.
Vergeet hierbij vooral het digitale/online pesten niet!
Voorkomen van pesten.
Hiervoor is beschreven hoe het pestgedrag is te herkennen. Hieronder staat aangegeven
wat er gedaan wordt en kan worden om pestgedrag te voorkomen. Hierna volgt nog een
hoofdstuk over het aanpakken van pestgedrag als het toch gebeurt.
Om pesten op school te voorkomen:
Houden de groepsleerkrachten aan het begin van het schooljaar een gesprek met de
klas over de regels in het algemeen en pesten in het bijzonder. Er worden met elkaar
klassenregels vastgesteld. Deze worden zichtbaar voor de kinderen in het lokaal
opgehangen. De naleving hiervan wordt regelmatig geëvalueerd.
Worden de schoolregels zichtbaar in het lokaal opgehangen. De naleving van deze
regels wordt regelmatig geëvalueerd.
Tijdens oudergesprekken wordt altijd gevraagd of ouders signalen hebben gekregen
dat hun kind anderen pest, gepest wordt of aangeeft dat anderen in de klas of op
school gepest worden.
Er wordt 2x per jaar een sociogram ingevuld. Deze gegevens worden geanalyseerd
door de groepsleerkracht. Bij opvallende resultaten wordt er (eventueel in overleg
met de IB) een plan van aanpak opgesteld.
Er worden wekelijks lessen gegeven uit de methode “Kinderen en hun sociale
talenten”. Hierbij wordt door de leerkracht goed gelet op reacties van de kinderen.
Bij onenigheid tussen leerlingen gaan we altijd in gesprek met beide partijen.
Kinderen leren op die manier hun gevoelens en gedachten onder woorden te brengen
en respect te krijgen voor andermans mening en gevoelens.
Hoe gaan wij om met pesten?
Wanneer bepaalde signalen op pestgedrag duiden, is het belangrijk zo snel mogelijk te
handelen. Voor het goed aanpakken van een pestprobleem kan onderstaand stappenplan
als hulpmiddel dienen. De stappen kunnen, afhankelijk van de ernst van het pestgedrag
en het effect van de genomen maatregelen, zo nodig worden herhaald.
1. De leerkracht spreekt de betrokken leerlingen (in ieder geval de pester en gepeste)
aan om de pestsituatie onderling te bespreken en een oplossing te vinden. De
117
leerlingen leggen hun oplossing voor aan de leerkracht en voeren deze ook
daadwerkelijk uit. De leerkracht ‘’bewaakt’’ de situatie op afstand.
2. Wanneer blijkt dat de gekozen oplossing niet het verwachte effect heeft, legt de
gepeste de situatie aan de leerkracht voor.
- Deze organiseert een gesprek tussen de pester en gepeste waarin beiden hun
verhaal kunnen doen. Op basis daarvan stimuleert de leerkracht dat de leerlingen
afspraken met elkaar maken en ook nakomen.
- In deze fase worden ook de meelopers op hun gedrag aangesproken met de vraag
waarom zij niets aan de pestsituatie gedaan hebben.
- Een ander middel dat de leerkracht in deze fase toepast is het plenair bespreken
van de pestsituatie in de klas. De leerkracht geeft door middel van een heel duidelijke
ik-boodschap te kennen dat er in de klas een probleem is, waar de leerkracht alleen
niets aan kan doen. De leerkracht neemt duidelijk stelling in tegen pesten! De
leerkracht benadrukt dat het probleem opgelost moet worden. De leerlingen
bedenken oplossingen (die niet nadelig mogen zijn voor de gepeste of de pester), en
er wordt bedacht hoe deze worden uitgevoerd. Deze afspraken worden genoteerd, en
opgehangen in de klas. Dit wordt wekelijks geëvalueerd.
- Wanneer er opnieuw signalen over pesten komen, dan moet de leerkracht weer
teruggaan naar de vorige stap.
- De ouders worden geïnformeerd over het probleem en de bedachte oplossingen. De
ouders van de pester worden gewezen op hun taak als opvoeder.
3. Indien blijkt dat de afspraken niet worden nagekomen, kunnen er bestraffende
maatregelen worden genomen. Hierbij kan worden gedacht aan het binnenhouden in
de pauze van de pester, laten nablijven, een schriftelijke opdracht geven over pesten,
enz. Hier start de leerkracht echter niet mee: de leerling moet de kans krijgen zijn
gedrag aan te passen.
Naast bovenstaande maatregelen in de groep, neemt de leerkracht ook de volgende
punten in beraad:
De leerkracht bevraagt zichzelf over het eigen functioneren. Hoe is de eigen houding
naar de klas en eventueel specifiek naar bepaalde leerlingen? Hoeveel ruimte en
verantwoordelijkheid krijgen de leerlingen zelf? Hoe veilig zijn de leerlingen in de
klas? Waar nodig brengt de leerkracht wijzigingen aan in het eigen functioneren.
Komt de pestsituatie (bij zowel de pester als de gepeste) vooral voort uit
onzekerheid, gebrek aan weerbaarheid, minimale sociale vaardigheden, gebrek aan
inlevingsvermogen? Dit wordt besproken met de IB. Daarna wordt met ouders
gesproken over een eventuele training bij bijvoorbeeld Context of het Riagg.
Alle signalen en acties die worden ondernomen, worden genoteerd in Parnassys onder
het kopje “Pestprotocol”.
Wat als het pesten niet stopt?
Als bovenstaande aanpak niet het gewenste effect heeft, treedt het gedragsprotocol in
werking. Dit protocol is te vinden in het schoolplan en de schoolgids.
118
9.7
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling Mariaschool
De Mariaschool is verantwoordelijk voor een goede kwaliteit van onderwijs aan leerlingen
en dit is ook aan de orde in geval van leerlingen die vermoedelijk te maken hebben met
huiselijk geweld of kindermishandeling. Van beroepskrachten werkend op de Mariaschool
mag verwacht worden dat zij in alle contacten met ouders en leerlingen attent zijn op
signalen die kunnen duiden op huiselijk geweld of kindermishandeling en dat zij effectief
reageren op deze signalen. Alle leerkrachten zijn dan ook getraind door the Next Page
om dit ook op een juiste wijze te kunnen signaleren. Op basis van deze gegevens zijn wij
tot het samenstellen van een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling gekomen.
De signaleringskaart is opgenomen in het jaardraaiboek van de school. Van iedere
beroepskracht wordt verwacht van deze signaleringskaart kennis te nemen. Tevens is er
in de school een aandacht functionaris opgeleid. De aandacht functionaris van de
Mariaschool is Astrid Haasdijk.
Hoe te handelen als je een/ of meerdere signalen herkent.
Stap 1: Beschrijf de signalen zo concreet en feitelijk mogelijk en leg dit vast in
Parnassys. Stel de intern begeleidster hiervan direct op de hoogte. In overleg met
directie en ib wordt vastgesteld of er een (pre) signaal afgegeven moet worden in Sisa.
Indien dit daadwerkelijk het geval is geeft de directie het ( pre)signaal af en stelt de
ouders daarvan op de hoogte indien er geen direct gevaar is voor personen binnen het
gezin en in en rond de school.
Stap 2: De signalen worden besproken in het SMW overleg zodat wij de signalen goed
kunnen duiden. Eventueel kan de schoolmaatschappelijk werkster advies inwinnen bij
AMK of ASHG. Bij dit gesprek zijn leerkracht, smw en ib betrokken. Hiervan wordt
verslag gemaakt in Parnassys door de leerkracht. Indien nodig en mogelijk wordt dit
besproken binnen het ZAT.
Stap 3: Na duiding van de signalen gaan de intern begeleider en directie in gesprek met
de ouders. Hiervan wordt verslag gemaakt in Parnassys door de intern begeleider.
Stap 4: Op basis van dit gesprek, de signalen en adviezen wordt gekeken naar:
1) Vrijwillige hulpverlening omdat ouders daartoe de noodzaak inzien. Deze hulp
wordt in gezet via SMW en wordt gevolgd door terugkoppeling in het overleg ZAT.
2) Er is geen ingang voor hulpverlening . Er wordt een AMK melding gedaan. Dit
wordt aan de ouders kenbaar gemaakt. Er volgt een definitief signaal in SISA. Ook
hier wordt de melding gevolgd en wordt er geïnvesteerd om het contact met de
ouders te behouden. Van beide stappen wordt verslag gelegd in Parnassys.
119
10
meerjarenbeleidsplan
Organisatorische ontwikkelingen
9 meerjarenbeleidsplan
De Mariaschool werkt met de methodiek van Stichting Leerkracht. Samen elke dag een
beetje beter. De Mariaschool heeft een vaste ritmiek ontwikkeld om met elkaar te werken
aan een professionele cultuur. Onderstaande plannen zijn door de leerkrachten zelf
ontwikkeld op de studiedag van 23 mei 2014. De ritmiek waaraan wij met elkaar werken
om onderstaande punten te realiseren zijn:
2 x per week een bordsessie waarin doelen en acties met elkaar geformuleerd worden en
er afspraken over lesbezoeken en lesvoorbereidingen gemaakt worden.
1 x per 2 weken kijken we bij elkaar in de klas en geven elkaar daar feedback op.
1 x per 2 weken bereiden wij samen een les voor om van en met elkaar te leren.
1 x per week is er ruimte voor een teamsessie om discussiepunten of ontwikkelingen met
elkaar door te spreken.
Organisatorische ontwikkelingen
Heterogene kleutergroepen waarin gewerkt wordt met een beredeneerd leerstof aanbod
fase
jaar
Omschrijving
Consolideren
2014-2015
S: Alle KIJK lijnen zijn ingevoerd en vormen de basis
voor een beredeneerd leerstofaanbod voor iedere
leerling en deze manier van werken is bekend in de
gehele school.
M:De KIJK lijnen worden twee jaarlijks ingevoerd in
de webbased omgeving. Door middel van het
observatieschema worden doelen vastgesteld voor de
groepsplannen. De groepsplannen worden op basis
van observaties bijgesteld en volgens de zorgkalender
besproken.
A: Het werken met de KIJK lijnen geeft leerkrachten
de mogelijkheid om doelgericht aanbod te verzorgen
op tenminste drie niveaus in de groep. De manier van
werken geeft leerkrachten houvast om de
ontwikkeling van de leerlingen te kunnen volgen en
om een uitdagende leeromgeving te kunnen creëren
waarin spelontwikkeling centraal staat.
R: leerkrachten hebben inzicht in wat een
betekenisvolle hoek is middels een kijkwijzer en zijn
bekend met de doelen en kunnen adhv deze doelen
een beredeneerd aanbod doen.
T: er is een systeem van observeren ontwikkeld en er
zijn duidelijke planningen waarin de doelen centraal
staan. Er is een webbased programma waarin
systematisch wordt bijgehouden welke doelen nodig
zijn voor de zone van naaste ontwikkeling.
borging
2015-2016
borging
2016-2017
De gemaakte afspraken in schooljaar 2014-2015 en
bijstellingen die uit evaluatie naar voren zijn gekomen
worden ingevoerd. De leerlingen blijven gevolgd
worden met de KIJK lijnen en het onderwijsaanbod is
doelgericht voor ieder kind.
De gemaakte afspraken in schooljaar 2015-2016 en
bijstellingen die uit evaluatie naar voren zijn gekomen
worden ingevoerd. De leerlingen blijven gevolgd
worden met de KIJK lijnen en het onderwijsaanbod is
doelgericht voor ieder kind
120
Zelfstandig werken
fase
consolideren
jaar
2014-2015
borging
2015-2016
boring
2016-2017
Leertijduitbreiding
fase
jaar
borgen
2014-2015
Omschrijving
S:In groep 1 t/m 8 wordt er zelfstandig gewerkt met
als doel kinderen zelfstandigheid te laten ontwikkelen
en verantwoordelijkheid te geven over het eigen
leerproces.
M: twee maal per week minimaal 2 uur wordt er in
groep 1 t/m 8 zelfstandig gewerkt met een aanbod aan
moet en mag taken Er is aanbod op niveau, er zijn
looprondes zichtbaar in de groep, de materialen liggen
op een makkelijke plaats en er zijn uitdagende
doelgerichte hoeken met een variatie aan
werkvormen. De regels hangen duidelijk zichtbaar in
de groep en elke groep maakt gebruik van het
vraagtekenkaartje en kinderen gebruiken een
planningsformulier vanaf groep 4.
A: De leerkracht kent de doelen per vakgebied en
maakt bewuste keuzes met betrekking tot de moet en
mag taken binnen het zelfstandig werken. De
leerkracht gebruikt coöperatieve werkvormen en geeft
de leerlingen de verantwoordelijkheid door ze te
betrekken bij de eigen leerdoelen.
R: Kinderen kunnen plannen, kinderen kunnen
prioriteiten stellen, en weten wat er van ze verwacht
wordt. De leerkracht kan differentiëren tijdens het
zelfstandig werken en zo aan pedagogische en
didactische onderwijsbehoeften tegenmoet komen.
Tijdens bord en teamsessies kan er gewerkt worden
aan het vergroten van de vaardigheden van
leerkrachten.
T: Aan het einde van het schooljaar wordt er eenduidig
gewerkt met de afspraken omtrent het zelfstandig
werken zoals vastgesteld .
Naar aanleiding van de observaties en teamsessies
worden afspraken bijgesteld en zal borging van het
zelfstandig werken plaatsvinden.
Naar aanleiding van de observaties en teamsessies
worden afspraken bijgesteld en zal borging van het
zelfstandig werken plaatsvinden
Omschrijving
S: techniek, kunst, muziek en sport zijn uit het
reguliere curriculum gehaald zodat er meer leertijd
taal, rekenen, sociaal emotionele ontwikkeling mogelijk
is voor de leerkracht om gestelde doelen te kunnen
behalen.
M: alle leerlingen krijgen tenminste 6 uur
leertijduitbreiding ten einde de opbrengsten op het
landelijk gemiddeld niveau te krijgen op de gebieden
taal, lezen, rekenen en spelling.
A: Door de regelmaat in de schooltijden en meer tijd
121
borging
2015-2016
Lekker Fit
fase
implementeren
jaar
2013-2014
consolideren
2015-2016
voor de kernvakken hebben de leerkrachten overzicht
over de aan te bieden doelen. Door specifieke
vakkrachten in te zetten krijgen kinderen een
kwalitatief goed aanbod waarmee zij ook andere
talenten van zichzelf kunnen ontdekken.
R: Dit aanbod kan zolang de subsidieregeling van Beter
Presteren van de gemeente Rotterdam geldig blijft en
voortgang krijgt.
T: Aan het einde van het schooljaar hebben alle
leerlingen tenminste iedere week 6 uur
leertijduitbreiding ontvangen en hebben zij onderwijs
genoten van vakkrachten waarbij de talentontwikkeling
voortgang krijgt.
Afhankelijk van de keuze van de gemeente Rotterdam
wordt duidelijk of de leertijduitbreiding gehandhaafd
blijft . Dit schooljaar zal duidelijk worden of de
leertijduitbreiding effect heeft gehad. Wordt de 534 op
de CITO eindtoets gehaald? De huidige groep 8 heeft
dan volledig geprofiteerd van 4 jaar lang doelgericht
onderwijsaanbod met leertijduitbreiding.
Omschrijving
S: Op de Mariaschool eten alle leerlingen in de kleine
pauze fruit om een gezond eetpatroon te bevorderen.
M:Uit twee meetmomenten per jaar blijkt dat alle
leerlingen in de kleine pauze fruit nuttigen.
A: Leerkrachten constateren dat veel leerlingen niet
ontbijten maar de kleine pauze als ontbijtmoment
gebruiken. In de groepen 1-2-3 is het fruitbeleid
vanuit de peuterspeelzaal doorgetrokken. In de
groepen 1-2-3 wordt al dagelijks fruit gegeten.
R: Het gaat om bewustwording bij ouders. Veel
ouders zijn zich niet bewust van de invloed van eten
op de concentratie van de kinderen. Ouders zijn wel
gemotiveerd en willen het beste voor het kind. Door
in samenwerking met de diëtiste van Lekker Fit en de
GGD gerichte voorlichting te geven wordt draagvlak
gecreëerd bij de ouders.
T: in januari 2015 eten alle leerlingen van de
Mariaschool en groep 0 en peuterspeelzaal fruit in de
kleine pauze. In juni 2015 is er een ouderbijeenkomst
waarin het fruitbeleid geëvalueerd wordt en vindt er
nog een meetmoment plaats.
S: Alle kinderen op de Mariaschool eten in de kleine
pauze fruit en nuttigen thuis een gezond ontbijt.
M: Via de Lekker Fit meter blijkt dat het aantal
leerlingen met overgewicht is afgenomen. Tevens
vinden er twee jaarlijks meetmomenten waarin
gekeken wordt of daadwerkelijk alle leerlingen fruit
eten.
A: Leerkrachten constateren dat veel leerlingen niet
ontbijten maar de kleine pauze als ontbijtmoment
gebruiken. In de groepen 1-2 is het fruitbeleid vanuit
de peuterspeelzaal doorgetrokken. In de groepen 1-2
wordt al dagelijks fruit gegeten. Het belang van
gezonde voeding wordt onderkent .
122
borging
2016-2017
Inhoudelijke ontwikkelingen
Sociaal emotionele ontwikkeling
fase
jaar
implementatie
2014-2015
consolideren
2015-2016
R: Het gaat om bewustwording bij ouders. Veel
ouders zijn zich niet bewust van de invloed van eten
op de concentratie van de kinderen. Ouders zijn wel
gemotiveerd en willen het beste voor het kind. Door
in samenwerking met de diëtiste van Lekker Fit en de
GGD gerichte voorlichting te geven wordt draagvlak
gecreëerd bij de ouders.
T: in januari 2015 eten alle leerlingen van de
Mariaschool en groep 0 en peuterspeelzaal fruit in de
kleine pauze. In juni 2016 is er een ouderbijeenkomst
waarin het fruitbeleid geëvalueerd wordt en vindt er
nog een meetmoment plaats.
Gemaakte afspraken worden geëvalueerd en indien
nodig bijgesteld.
Omschrijving
S: De kinderen zijn zelfstandig, nemen
verantwoordelijkheid, lossen problemen op en ze
hebben het fijn. Ze voelen ze veilig.
M: leerkrachten spreken alle leerlingen van de school
aan. Iedere groep heeft een eigen bord waarin de
doelen besproken worden. Er is een open
communicatie tussen ouders en leerkrachten en
tussen leerkracht en kinderen. Iedere week worden
er twee sova lessen gegeven. Kinderen praten met
elkaar, kinderen gaan respectvol met elkaar om en
de schoolregels en afspraken hangen zichtbaar in de
groep. Het gedragsprotocol wordt door iedereen
gehanteerd. De leerkrachten zijn rolmodel.
A: Welbevinden en betrokkenheid zijn essentieel om
tot schoolsucces te komen. Er is een rustige sfeer in
de hele school waarin kinderen tot leren komen. De
kinderen kunnen zelfstandig problemen met elkaar
oplossen. Pesten en agressie is niet aanwezig of
wordt direct herkend. Vanuit herkenning wordt er
gewerkt naar een oplossing.
R: er is 2x 30 minuten opgenomen in het lesrooster
ten behoeve van kinderen en omgaan met hun
sociale talenten en in het jaardraaiboek staat de
themaplanning voor het schooljaar. Leerkrachten
beheersen teach technieken en durven
verantwoordelijkheid te geven aan de kinderen en
gesprekken met ouders aan te gaan omtrent het
gedrag en houdt daarbij de schoolbrede aanpak
centraal. De leerkracht weet hoe er gedragsregels
geformuleerd kunnen worden met een groep.
T: In ZIEN is het welbevinden van de groepen
gestegen. Er vinden middels het bord LB plaats
omtrent het aanspreken van kinderen en hierop
wordt FB gegeven. Er vindt een teamsessie plaats
omtrent het protocol en het opstellen van
gedragsregels. Kinderen en omgaan met sociale
talenten alsmede KLEUR worden ingezet.
Naar aanleiding van de consultaties en teamsessies
worden bijstellingen genoteerd in het jaardraaiboek
123
borging
2016-2017
Technisch lezen
fase
jaar
borging
2014-2015
borging
2015-2016
borging
2016-2017
Begrijpend lezen
fase
jaar
implementatie
2014-2015
en de fase van consolideren gestart.
Borging door middel van consultaties en teamsessies
worden bijstellingen genoteerd in het jaardraaiboek.
Omschrijving
S: Het jaarplan technisch lezen zoals omschreven in
het jaardraaiboek wordt conform gemaakte afspraken
uitgevoerd. Er wordt getoetst met de AVI en DMT
schoolbreed. In groep 1-2 wordt gebruik gemaakt van
de toetsen van Cor Aarnoutsen.
M:De vaardigheidsscores worden in de groepsplannen
opgenomen en de schooldoelstelling is bepaald op
minimaal 20% Ien maximaal 20% V score per leerjaar.
A: Kinderen op de Mariaschool eind groep 8 zijn AVI+
leerlingen. Kinderen hebben het recht op goed
leesonderwijs ten einde hun toekomst perspectief in het
VO te kunnen garanderen is het noodzakelijk een
duidelijk leesbeleid te hanteren. Dit beleid is
omschreven in het schoolplan.
R: De leerkrachten onderkennen het belang en weten
dat zij daarin een rolmodel zijn. De leerkrachten
werken actief aan het leesbeleid mee en conformeren
zich aan de gemaakte afspraken. Daarnaast kunnen zij
de toetsen analyseren en indien nodig het
onderwijsaanbod aanpassen en het lezen intensiveren.
T: In januari en juni wordt het leesonderwijs besproken
aan de hand van de behaalde resultaten gekoppeld aan
de doelstellingen in de groepsplannen en de
schooldoelstellingen. Dit vindt plaats in de
opbrengstensessie. Indien nodig worden afspraken
bijgesteld.
De opbrengstensessie de klassenconsultaties zullen
eventueel punten aan het licht brengen die bijstellen
van afspraken noodzakelijk maakt.
De opbrengstensessie de klassenconsultaties zullen
eventueel punten aan het licht brengen die bijstellen
van afspraken noodzakelijk maakt
Omschrijving
S: De methode Nieuwsbegrip wordt door alle
leerkrachten in groep 4 t/m 8 conform gemaakte
afspraken uitgevoerd.
M: de vaardigheid score per groep wordt geformuleerd
in de groepsplannen. De schooldoelstelling minimaal
20% I en maximaal 20% V score per leerjaar. Door
klassenconsultaties worden de leerkrachtvaardigheden
en de na te komen afspraken gevolgd.
A: De leerkracht doet er toe. Zeker bij begrijpend
lezen. Door het structureel toepassen van de 5
strategieën, de strategie van de week ook toe te
passen in andere teksten en door hard op denken
worden de vaardigheden van de kinderen vergroot.
R: De methode nieuwsbegrip heeft een duidelijke
124
borging
2015-2016
borging
2016-2017
Woordenschat onderwijs
fase
jaar
consolideren
2014-2015
borging
2015-2016
handleiding met heldere doelstellingen waarin de rol
van de leerkracht expliciet benoemd wordt. De
methode biedt alle kansen om goed begrijpend
leesonderwijs vorm te geven.
T: De groepen 4 t/m 8 werken met Nieuwsbegrip. Er
vinden 2 klassenconsultaties plaats. Het groepsplan
begrijpend lezen is essentieel voor doelgericht
onderwijs en wordt opgesteld en geëvalueerd in
samenspraak met de intern begeleider.
Naar aanleiding van observaties worden de gemaakte
afspraken indien nodig bijgesteld. Borging van de
leerkrachtvaardigheden moet plaats blijven vinden
door middel van klassenconsultaties.
Naar aanleiding van observaties worden de gemaakte
afspraken indien nodig bijgesteld. Borging van de
leerkrachtvaardigheden moet plaats blijven vinden
door middel van klassenconsultaties.
omschrijving
S: woordenschat van kinderen van groep 0 t/m 8
wordt vergroot.
M:de resultaten op de woordenschat van Aarnoutsen
zijn gemiddeld voor groep 1 en 2. De kinderen van
groep 1-2 en 3 krijgen een beredeneerd aanbod
vanuit LOGO 3000. Uit observaties in groep 4 t/m 8
blijkt dat woordenschat onderwijs een structureel
aanbod kent binnen het leerstofaanbod en het
zelfstandig werken. Er zijn woordwebben in alle
groepen zichtbaar en labellen is in alle groepen
aanwezig. Overal zijn woorden. De leerkracht denkt
hardop en kinderen krijgen de gelegenheid actief
woorden op te zoeken en de kinderen stellen vragen
naar de betekenis van woorden. Woordenschat is
zichtbaar bij alle vakken.
A:De kinderen van groep 0 t/m 8 volgen de
intensieve woordenschatlijn. Daarnaast zijn er
concrete afspraken gemaakt om woordenschatspellen
in te zetten tijdens het zelfstandig werken. De
leerkrachten erkennen het belang van woordenschat
onderwijs.
R: woordenschatspellen zijn ontwikkeld, taalleesland
kent de lijn woordspoor voor ieder leerjaar en er is
een duidelijke leerlijn. Leerkrachten hebben inzicht in
deze leerlijn en weten wat LOGO 3ooo is. De 4 takt
van Verhallen wordt toegepast. Leerkrachten
herkennen functiewoorden en kunnen deze toepassen
en kunnen een logische samenhang tussen woorden
creëren.
T: Er zijn afspraken schoolbreed gemaakt over hoe
we het zichtbaar maken en er worden drie
teamsessies gepland om de 4 takt methodiek op te
halen.
Naar aanleiding van de afspraken vindt bijstelling van
beleid plaats. En borging vindt plaats via
klassenconsultaties.
125
borging
2016-2017
Naar aanleiding van de afspraken vindt bijstelling van
beleid plaats En borging vindt plaats via
klassenconsultaties.
Rekenonderwijs
Consolideren
2014-2015
S: De Wereld in Getallen is ingevoerd volgens de
gemaakte afspraken in het jaardraaiboek en
schoolplan. De leerkrachten kunnen werken met het
RDHW model. De leerkrachten zijn in staat doelgericht
rekenonderwijs vorm te geven.
M: De vaardigheidsscores per groep worden vastgelegd
in de groepsplannen en zijn minimaal boven de
ondergrens van de inspectie. De streefdoelen worden
helder omschreven in de groepsplannen. De
schooldoelstelling per leerjaar is vastgesteld op
minimaal 20% I en maximaal 20% V score. Door
middel van klassenconsultaties wordt de kwaliteit van
het rekenonderwijs gevolgd.
A: Met de invoering van de methode hebben de
leerkrachten resultaat gezien op de toetsen van de
methode alsmede van CITO. Door de vergroting van
kennis omtrent het rekenonderwijs is het
competentiegevoel gestegen. Kinderen krijgen
aantrekkelijk en goed rekenonderwijs.
R: De methode wereld in Getallen biedt een duidelijke
leerlijn voor alle leerkrachten.
T: De voortgang van de resultaten worden besproken
in de opbrengstenvergaderingen en terugkoppeling van
leerkrachtvaardigheden vindt plaats in de teamsessies
4x per jaar en bewaking wordt gedaan door de reken
coördinator samen met de intern begeleider.
borging
2015-2016
borging
2016-2017
Door klassenconsultaties en besprekingen in
vergadering vindt borging plaats.
Door klassenconsultaties en besprekingen in
vergadering vindt borging plaats
Schrijfonderwijs
fase
consolideren
jaar
2014-2015
Omschrijving
S: Kinderen ontwikkelen een handschrift waarin zij
zich schriftelijk kunnen presenteren.
M: cijfers en letters worden op de juiste manier
geschreven en in iedere groep hangt een letterkaart,
cijferkaart. Voor iedere les is er een instructie en de
leerkracht schrijft op de juiste manier op de borden.
Kinderen hebben een goede schrijfhouding en
penhantering.
A: leerkrachten hebben de behoefte aan eenduidige
afspraken omtrent het schrijfonderwijs ten einde
kinderen een goed handschrift te laten ontwikkelen.
R: leerkrachten schrijven zelf methodisch en weten
hoe pengreep, schrijfhouding aangeleerd wordt en
kunnen omgaan met zowel links als rechts hellend
schrift. De leerkracht geeft instructie.
T: Er worden afspraken gemaakt over schrijven en
deze worden opgenomen in het jaardraaiboek en deze
afspraken worden tijdens een teamsessie gemaakt.
126
Verzorging en netheid worden in alle vakken
meegenomen.
borging
2015-2016
borging
2016-2017
Nieuwe taalmethode
fase
jaar
oriënteren
2014-2015
ouderbeleidsplan
fase
jaar
consolideren
2014-2015
consolideren
2015-2016
borging
2016-2017
De gemaakte afspraken worden geëvalueerd in
teamsessie en door middel van klassenconsultaties.
De gemaakte afspraken worden geëvalueerd in
teamsessie en door middel van klassenconsultaties.
Omschrijving
S: Er wordt op basis van onderzoek een taalmethode
gekozen die past bij de doelen die school gesteld heeft.
M: het onderzoek vindt plaats op basis van
mogelijkheden voor gedifferentieerd werken, duidelijke
werkwoordspelling en spelling lijn en technisch lezen is
geïntegreerd en biedt de mogelijkheid tot zelfstandig
werken.
A: Voor het onderzoek is het noodzakelijk de
referentieniveaus te kennen, de stappen van
nieuwsbegrip mee te nemen en de mogelijkheden om
op drie niveau’s een taalaanbod te doen.
R: Er is een jaar de tijd om dit onderzoek zorgvuldig uit
te voeren en te presenteren in de teamsessies.
T: Aan het einde van het schooljaar is duidelijk om
welke redenen een methode geschikt is voor de school
en wordt de keuze bepaald.
omschrijving
S: het ouderbeleidsplan wordt door alle leerkrachten
uitgevoerd. Ouders voelen zich betrokken bij het
onderwijsleerproces van hun kind en tonen school
ondersteunend gedrag.
M: Er vinden kennismakingsgesprekken plaats, ouders
worden gebeld met positief nieuws over hun kind,
ouders en kind praten over school. rapportgesprekken
vinden plaats met kind en ouder.
A: leerkrachten hebben een open houding naar ouders
en stimuleren kinderen om met ouders in gesprek te
gaan. Leerkrachten betrekken ouders bij het onderwijs
en past gesprekstechnieken toe.
R:De oudermomenten staan jaarlijks vast. Kleine
doelen worden meegenomen in de bordsessies. Ster
van de dag wordt doorgegeven aan ouders, er is een
ouder ideeënbusje in de ouderkamer. Leerkrachten
weten hoe ouders te benaderen en te bereiken en te
betrekken bij de ontwikkeling van het kind.
T: Aan het einde van het schooljaar is 75% van de
leerkrachten tevreden over de betrokkenheid van de
ouders en heeft 100% van de leerkrachten tenminste
2x per jaar een extra gesprek gevoerd om ouders te
stimuleren in hun onderwijsondersteunend gedrag.
Naar aanleiding van de ervaringen wordt het
ouderbeleidsplan eventueel bijgesteld.
Naar aanleiding van de ervaringen wordt het
ouderbeleidsplan eventueel bijgesteld.
127
128