Het zit hem in het verschil Het zit hem in het verschil P8

Praktijkopdracht ‘Poppenstoet’
‘Living dolls’
De studenten van de eerste opleidingsfase Leraar Kleuteronderwijs organiseerden in het kader van
het vak didactiek: ‘werkvorm beeld’ een ‘levende’ poppenstoet waarop iedereen welkom was.
GROEP T’s Nieuwsmagazine
interview
verschijnt viermaandelijks
JANUARI - FEBRUARI - MAART - april 2014
Jaargang 23, nr. 1
P509015 afgiftekantoor 3000 leuven x
LEUVEN EDUCATION COLLEGE
IN ERVIEW
De opdracht luidde: creëer een ‘out-of-the-box’ outfit (een kostuum dat je niets kost,
maar er wel geweldig uitziet) waarmee je stageactiviteiten op een ludieke manier kan aankondigen.
Bedoeling van deze praktijkopdracht was de studenten hun gevoel voor creativiteit te stimuleren.
Of dat gelukt is? De foto’s spreken voor zich… ■
Het zit hem in
het verschil
p8
COLOFON
GROEP T - Leuven Education College | Andreas Vesaliusstraat 13, 3000 Leuven | tel. 016-30 10 30 | fax 016-30 10 40 | e-mail: [email protected] |
http://www.groept.be | 23ste jaargang, nr. 1, 10 maart 2014 | INTERVIEW verschijnt drie keer per jaar | Verantwoordelijke uitgever: Arthur D’huys |
Hoofdredactie: Kristien Van Hoegaerden | Interview online: Seany Geuns | Redactieraad: Thu Dang Kim, Stijn Dhert, Johan Heyvaert, Liesbeth Spanjers |
Foto’s: Filip Van Loock | Selectie foto’s: Seany Geuns | Vormgeving: there, Leuven, 016-29 24 00 | Drukkerij: Artoos, Kampenhout |
Oplage: xxxxxx exemplaren | Wettelijk Depot: D/2014/3142/2
p12
pI
GROEP T - Nieuwsmagazine Leuven Education College - jaargang 23 # 1
p2
'TinT' paspoort op zak? Go!
p4
De toekomst is nu
p6
Bevlogen en in balans
p10
1+1+1=1
p11
‘Privjet’, ik word leraar Nederlands
p12
‘Living dolls’
Voorbereidingstraject zelfstandige buitenlandse stage
‘TinT’ paspoort op zak? Go!
Wil je in het buitenland stage-lessen gaan geven? Dat kan. Weet je zelfs al waar? We zetten je op
weg. Toch wat zenuwachtig? We bereiden je voor.
DOCENT Aan het woord: Nick Vanmechelen,
TinT medewerker; ging als student op stage naar Curaçao
Zo’n 30% van de studenten in de
lerarenopleiding trekt tijdens hun
opleiding over de grens. Daarmee is GROEP T de enige
hogeschool die zo dicht bij het streefdoel van Vlaanderen aanleunt (33%) en lopen we zelfs voor op Europa,
dat tegen 2020 wil dat 20% van haar studentenpopulatie bij afstuderen ervaring heeft opgedaan in het
buitenland. TinT, het ‘Team Internationalisering van
GROEP T’, stippelde een traject uit dat geïnteresseerde
studenten ondersteunt in hun buitenlandse aspiraties.
Het prille begin
“De voorbereiding start eigenlijk al op het moment
dat de student het kantoor van TinT binnenwandelt
met een vraag over een stage in het buitenland”,
begint Nick. TinT werkt vanuit de vraag van studenten
en kan zich daarbij beroepen op een aanbod van
stagepartners in Europa en ver daarbuiten. Studenten
mogen ook altijd zelf een nieuwe stageschool voorstellen. “Ze kiezen hun eigen weg. Als een student uit de
opleiding Leraar Kleuteronderwijs hier binnenwandelt
en aangeeft het methodeonderwijs in Scandinavië te
willen onderzoeken, dan kan dat.”
Het traject
Het voorbereidingstraject is – alhoewel het geen deel
is van het curriculum – niet vrijblijvend. Ongeveer
een jaar voor het vertrek worden de eerste sessies
georganiseerd. Praktische zaken worden samen bekeken, maar ook het begrip ‘wereldburgerschap’ en de
mentale en emotionele aspecten van een buitenlandervaring. Elke student stelt ook zijn eigen portfolio op,
een overzicht van alle acties die de student ondernam
ter voorbereiding van zijn of haar stage. Dit ‘paspoort’
wordt een tweetal maanden voor vertrek besproken
met TinT en de stagebegeleider van de student.
Ervaringsexperten
Aanvankelijk zouden Nick en zijn collega de studenten
coachen tijdens alle vijf de sessies. Maar met ervaringsexperten in huis, leek dat absurd. “In onze ‘International Educating Classes’ (IEC, Engelstalig postgraduaat,
p2
red.) zitten studenten van over de hele wereld. Zij
weten als geen ander hoe het is om in het buitenland
aan te komen en ‘je plan te moeten trekken’.” De IECstudenten werkten een avondvullende sessie uit rond
interculturele communicatie. “Je behaalt ook meer
en sneller resultaat als je studenten onder elkaar hun
twijfels laat uiten. Het werkt drempelverlagend.”
“We brengen elke
student ook in contact
met alumni die al naar
het land in kwestie
trokken.“
Het traject zelf is algemeen oriënterend, i.e. een
student die naar Indonesië trekt volgt hetzelfde traject
als iemand die naar Frankrijk gaat. “We brengen elke
student wel in contact met alumni die al naar het land
in kwestie trokken – ons netwerk is uitgebreid, dus da’s
geen probleem.“ En zo wordt er toch gedifferentieerd.
Focus op taal
Misschien wel het belangrijkste aspect van het traject
zijn de taallessen. De buitenlandse stagescholen stellen in het algemeen zelf geen formele vereisten; de
studenten hoeven van hen geen taaltest af te leggen.
“Wij vinden het echter erg belangrijk dat onze studenten de lokale taal voldoende beheersen. Indien dit niet
het geval is, volgen ze een taalcursus bij ACE–GROEP T
of een andere school.” De lerarenopleiding zelf richtte
dit academiejaar ook lessen Afrikaans en Frans in, in
samenwerking met alumni. Helemaal nieuw dit jaar is
de manier waarop de lessen Engelse taalvaardigheid
vorm krijgen: voor de eerste maal stond daar een
student aan het roer, Jonas Bormans, die zelf ook naar
het buitenland trekt.
GROEP T - Nieuwsmagazine Leuven Education College - jaargang 23 # 1
STUDENT Aan het woord: Jonas Bormans,
student Leraar Secundair Onderwijs, Engels-Geschiedenis, 3e fase
Voor, tijdens én na
Eens de studenten op hun bestemming zijn, hebben
ze wekelijks contact met TinT en hun vakdocent via
e-POS, een platform dat op GROEP T ontwikkeld werd.
“Dat is echt wel een verhaal apart. Het platform zorgt
ervoor dat we de student in elke stap van zijn stage
kunnen begeleiden – ook vanop afstand.” Nick wil
echter nog verder gaan de volgende jaren: “De nazorg
moet uitgebreider. Nu is er één nagesprek en daar
blijft het bij. Via meerdere ‘terugkom-momenten’ kunnen we de ervaring nog verdiepen en hen deze laten
delen met medestudenten.”
Onder de loep
Het voorbereidingstraject is ook onderwerp van een
tweejarig onderzoeksproject ‘Grenzen verleggen.
Droom of realiteit? Buitenlandse stage onder de loep.’ bij
GROEP T. Zowel studenten als alumni, stagebegeleiders,
buitenlandse partners en TinT worden bevraagd. Op basis
van de resultaten zullen de betrokken personeelsleden de
knelpunten en opportuniteiten aanpakken. “Het is mooi
meegenomen dat het traject door derden bestudeerd
wordt, maar ook wel spannend”, geeft Nick toe.
Ten slotte
“Uit de motivatiebrieven die studenten voor hun portfolio moeten schrijven blijkt dat heel wat 18-jarigen
bewust voor de lerarenopleiding bij GROEP T kiezen
omwille van de uitgebreide buitenlandse kansen die ze
krijgen”, zegt Nick nog. Ze mogen zich aan een warm
welkom verwachten.
De zelfstandige buitenlandse stage van GROEP T
In de derde fase van je opleiding Leraar Kleuteronderwijs, Lager Onderwijs, of Secundair Onderwijs
kan je stage lopen in een land dat je zelf kiest.
Tijdens zes tot negen opeenvolgende weken krijg
je een voltijdse opdracht in een school in het buitenland. Je geeft les, ontwerpt didactische materialen, neemt deel aan vergaderingen, organiseert
buitenschoolse activiteiten, etc.
Halverwege de tweede fase peilde
de vakdocent Engels bij zijn studenten
of één van hen les wilde geven aan de
studenten die op zelfstandige buitenlandse stage
zouden gaan. Jonas Bormans was de enige die z’n hand
opstak: “Het was op dat moment nog maar een idee,
geen concrete cursus en bovendien zagen veel van mijn
medestudenten de extra inspanning niet zitten.” Een
paar maanden later kreeg hij bevestiging; de student
zou voor even docent worden. Gedurende tien weken,
twee avonden per week, zou hij les geven aan enerzijds
een groep studenten Kleuter- en Lager Onderwijs en
anderzijds een groep studenten Secundair Onderwijs.
Als onderdeel van het voorbereidingstraject kwamen
deze lessen er voor hen extra bij; ze behoorden niet tot
het reguliere curriculum. Maar dit was geen bezwaar.
“De studenten waren gemotiveerd omdat ze een
concreet doel voor ogen hadden dat erg nabij was.
Bovendien waren de groepjes klein zodat er veel contact mogelijk was.”
Lessenreeks Engels
Zijn vakdocent Engels begeleidde hem tijdens deze uitzonderlijke stage. Dat verliep anders dan bij de stages
die op partnerscholen doorgaan. “Normaal ligt er veel
meer focus op hoe je leerlingen moet begeleiden, op
didactiek en pedagogiek, niet zozeer op vakkennis.”
Er was geen leerplan voorhanden, dus bepaalden ze
zelf eerst de inhoud van de cursus. Uit de ervaring
van zijn vakdocent bleek dat de studenten toch nog
vooral nood hadden aan grammatica enerzijds en aan
‘classroom English’ anderzijds – het Engels dat in de
specifieke context van een klaslokaal gebruikt wordt.
In de mix
Alles tezamen zouden de studenten in zijn les op
stage gaan in tientallen landen. “Het perspectief
moest dus globaal zijn, want in tien lessen Engels kan
je die landen niet één voor één behandelen.” Studenten konden wel bij hem terecht met specifieke vragen
en kregen dan referenties. “Op die manier kon ik toch
nog differentiëren.”
Daar kwam nog bij dat de studenten zeer uiteenlopende vakinhouden zouden gaan geven: sommigen
wiskunde, anderen geschiedenis, etc. “Ik kon dus ook
niet zomaar het jargon dat bij elk van die vakken
hoort de groep in gooien; het moest iets zijn dat hen
allemaal verbond.” Hij liet iedere student het land
waar ze naartoe gingen voorstellen aan zijn of haar
medestudenten. “Bij aankomst in hun stageschool,
zouden hun leerlingen allicht veel vragen hebben over
België, dus een presentatie geven over een land was
relevant. En zo had iedereen er iets aan.”
“De uitdaging
lag hem in het
‘classroom English‘ “
Aanpak
Geïnspireerd door vakliteratuur over ‘Content and
Language Integrated Learning’ (CLIL), gaf hij de studenten ook een zgn. ‘micro-teaching’ opdracht: elke
student moest tot een half uur zijn of haar vak geven
aan medestudenten – één van de lessen ging bijvoorbeeld over wiskundige figuren en vergelijkingen. “Dit
ging vrij vlot omdat de studenten op dit punt van hun
opleiding (halverwege de derde fase, red.) al experts
zijn in hun vak en veel ervaring hebben opgedaan met
lesgeven.”
School- en vaktaal
De uitdaging lag hem in het ‘classroom English’. “Het
was voor mijn studenten onmogelijk om alle situaties
die zich voor zouden doen in hun stageklas, te voorzien. Ze stonden aanvankelijk regelmatig met hun
mond vol tanden als ze een instructie moesten geven
in het Engels. Na de lessenreeks konden ze dergelijke
situaties wel vlot aan.”
Jonas maakte een woordenlijst Nederlands/Engels van
courant gebruikte schooltermen. Elke student moest
die aanvullen met terminologie verbonden aan haar of
zijn onderwijsvak. Ze gebruikten daarbij een hertaalwoordenboek ‘English for Specific Purposes’ als referentie. Op die manier had elke student op het einde
van de cursus zijn of haar persoonlijke woordenlijst die
tijdens de stage verder aangevuld kon worden.
Zuid-Afrika
Zelf geeft hij in het voorjaar van 2014 les in
Zuid-Afrika. Is hij klaar om te vertrekken?
“Ja, zo voelt het toch. Via een alumnus
van GROEP T heb ik contact met een
Belgische vrouw die al een hele tijd in
de buurt van mijn stageschool woont
– dat maakt een groot verschil. Maar
ik zal het natuurlijk pas zeker weten
als het achter de rug is!”
“Ik wist dat je op GROEP T over je
opleiding heen veel stages doet én ook
naar het buitenland kan - dat heeft
zeker meegespeeld in mijn keuze voor
deze opleiding. Na mijn allereerste
stage kreeg ik meteen bevestiging:
ik zat goed.”
Jonas is de eerste student die
een deel van zijn stage op
GROEP T zelf gaf. Dat was
aanvankelijk best wennen.
Hij ziet ondertussen wel
de voordelen in van les
geven in het hoger
onderwijs; de studenten
komen vrijwillig en zijn
sterk gemotiveerd. “Het
is zeker een verschil met
de opgroeiende jongeren
in het middelbaar onderwijs,
maar net dit contrast maakt
het des te interessanter.”
GROEP T - Nieuwsmagazine Leuven Education College - jaargang 23 # 1
p3
Pilootproject ‘Grootstedelijke Context’
De toekomst is nu
Ik spreek af met Helene Stragier en Leen Santermans, respectievelijk stagecoördinatoren Leraar
Kleuteronderwijs en Leraar Lager Onderwijs, om het te hebben over het pilootproject rond
grootstedelijke context dat het voorbije semester liep. In de loop van het gesprek blijkt echter
dat die omschrijving de lading niet helemaal dekt. Leen: “Het soort van leeromgeving waaraan
we onze studenten willen blootstellen beperkt zich al lang niet meer tot de grootsteden – ook in
steden als Leuven en Mechelen zitten leerlingen met diverse achtergronden samen in een klas.”
Helene Stragier,
stagecoördinator Leraar Kleuteronderwijs
DOCENT Aan het woord:
Waarover gaat het dan wel? Om de doelgroep van het project
af te bakenen, baseerden Helene en Leen zich op een lijst van
scholen die werken met kinderen met een zogenaamde ‘Sociaal-Economische
Status’ (SES, zie kader). Had een school minstens 30% leerlingen met deze status,
dan paste ze binnen het kader van de piloot. Helene: “We mikken op scholen waar
niet alleen veel aandacht gaat naar de anderstaligheid, maar waar er diversiteit
heerst op meerdere vlakken. We willen dat onze studenten om leren gaan met een
onderwijssetting die verschillende soorten van uitdagingen biedt – niet alleen die
die zich binnen het strikte klasgebeuren situeren, maar ook uitdagingen die vanuit
de thuissituatie van de kinderen voortvloeien.”
Aanleiding
GROEP T studenten kiezen de laatste jaren meer en meer om stage te doen in zo’n
stagebiotoop. Leen: “Die stagiairs zijn ook altijd zeer welkom bij de directies van
die scholen – ‘hoe meer, hoe liever’, zeg maar.” Het enthousiasme was dus aan
beide kanten groot. Helene: “We zien ook dat onze pas afgestudeerde studenten
in toenemende mate starten in een dergelijke school.” Bovendien bleek dat de
overheid verheugd was over de aandacht die GROEP T aan deze scholen schenkt en
ze de lerarenopleiding in een rapport aanmoedigde om dit netwerk nog verder uit
te breiden.
“Elke student zou minstens
één keer in zijn opleiding in
contact moeten komen met een
dergelijke stagebiotoop.“
Aanloop
Maar dit soort van leeromgeving vereist specifieke vaardigheden. Helene: “Hoe
kan je een ‘oorlogskind’ een gevoel van veiligheid bieden in je klas? Hoe kan je
een brug slaan tussen de klas- en de thuisomgeving? Hoe maak je ouders warm
om deel te nemen aan het klas- en schoolgebeuren?” De twee stagecoördinatoren
hielden gerichte gesprekken met hun studenten en bezochten de scholen. Zo
kregen ze zicht op zowel de noden van hun eigen studenten als die van de kleuters
en leerlingen in de scholen in kwestie. Leen: “We schoolden ons uiteraard ook bij,
maar leerden ook van collega’s die in de projecten rond het thema diversiteit werken. De docentengroep is klein; er is een automatische kruisbestuiving, zeg maar.”
Piloot Kleuteronderwijs
Het was niet evident om in de strakke planning van de opleiding op korte tijd
grote veranderingen door te voeren. Toch is dat gelukt. Helene: “In de opleiding
Leraar Kleuteronderwijs verplichtten we de studenten uit de laatste fase meteen
hun novemberstage in een zogenaamde ‘SES-school’ te doen.” Tijdens het verdere
semester werd er in de vakken extra aandacht besteed aan dit soort van context,
waarbij taal centraal stond. “En dan gaat het niet alleen over de taal die de leraar
hanteert in de klas, maar ook over de omgangs- en thuistaal van de kleuters zelf.”
Piloot Lager Onderwijs
Dit soort van radicale ingreep was in de opleiding Leraar Lager Onderwijs niet
meteen mogelijk. Leen: “De novemberstage wordt in onze afdeling ingevuld
door een stage in het eerste jaar basisonderwijs, een ervaring zo essentieel voor
onze studenten, dat we ze niet wilden vervangen.” De specifieke context kreeg
p4
GROEP T - Nieuwsmagazine Leuven Education College - jaargang 23 # 1
Leen Santermans,
stagecoördinator Leraar Lager Onderwijs
DOCENT Aan het woord:
wel extra aandacht waar mogelijk en studenten werden
aangemoedigd om op een ander moment van de derde fase
hun stage alsnog in een SES-school te doen. “Maar eigenlijk zou het beter zijn als
dit soort van stage ook bij de toekomstige leraren lager onderwijs verplicht wordt
in hun afstudeerjaar.”
Uit de comfortzone
“Elke GROEP T student zou minstens één keer in zijn opleiding in contact moeten
komen met een dergelijke stagebiotoop.” Sommigen studenten blijven bij het
kiezen van hun stageplek binnen hun comfortzone; ze kiezen bijvoorbeeld telkens
voor een school in hun eigen regio. “In zo’n geval sturen we bij, want we verwachten van onze studenten toch dat ze ondernemend zijn en een bepaalde mate van
durf aan de dag leggen.” Helene: “Dit soort van onderwijssetting is nu al realiteit
en daar moeten onze studenten klaar voor zijn als ze afstuderen.”
Creatief met pictogrammen
“Onze studenten Kleuteronderwijs staan vaak versteld over hoe weinig Nederlandse taalvaardigheid sommige van hun peuters hebben, of ze zijn onder de
indruk van de sociaaleconomische bagage die de kinderen al op jonge leeftijd meedragen.” Dat hoeft niet te betekenen dat deze kinderen geen vooruitgang kunnen
boeken, het vergt alleen wat meer creativiteit. “Omgaan met ouders die niet
mondig zijn in de schooltaal vraagt gewoon een andere aanpak. Het is inderdaad
minder evident voor de studenten om toegang te vinden tot de leefwereld van hun
leerlingen, maar het hoeft geen probleem te zijn. Een studente ontwikkelde een
communicatiemodel met pictogrammen en het werkte - goed zelfs.”
De keuze voor een stage in een SES-school gaat blijkbaar ook gepaard met een
uitgesproken profiel. Leen “Het zijn toch meestal studenten die veel affiniteit
hebben met het sociale aspect van lesgeven – eerder dan met kennisoverdracht,
bijvoorbeeld. Ze ‘willen iets meer betekenen’ en zullen de uitdagingen die gepaard
gaan met kinderen uit kansarme gezinnen net omarmen.”
“Je merkt ook dat de GROEP T studenten die zelf uit zo’n onderwijssetting komen
dat soort van hindernissen niet of veel minder ondervinden. Zij hebben in die zin wel
een streepje voor.” Wat weegt dan door bij de evaluatie van zo’n stage? “We letten
vooral op het probleemoplossend vermogen van de student en de mate waarin ze in
staat zijn zich aan de situatie aan te passen.” Veranderingsbekwaamheid, heet dat.
En wat na de piloot?
“Helene: “We willen dit soort van stages integreren in de opleiding, maar dit
vereist een curriculumaanpassing. Er moet bekeken worden hoe we dit binnen de
levensbeschouwelijke vakken, didactiek en opvoedkunde kunnen opnemen.” Er
komen ook leerkrachten die dagelijks in de praktijk staan gastcolleges geven aan
het personeel van GROEP T. “Om onze studenten optimaal te begeleiden hebben
we zelf ook nog bij te leren – maar wij zijn er tenminste al wel mee gestart!”
Wat is SES?
Het SES-beleid van de Vlaamse overheid baseert zich op de Sociaal-Economische
status van de gezinnen van de leerlingen. Het zorgt ervoor dat alle leerlingen
dezelfde mogelijkheden krijgen. Het gaat uitsluiting, sociale scheiding en discriminatie tegen en geeft daarom speciale aandacht aan kinderen uit kansarme
gezinnen. Om de SES-status toe te kennen, worden de volgende indicatoren in
rekening gebracht: Is de thuistaal Nederlands? Heeft de moeder een diploma
secundair onderwijs of equivalent? Ontvangt het gezin een schooltoelage?
STUDENT Aan het woord: Shana Vervoe,
studente Leraar Kleuteronderwijs, 3e fase
Wanneer ik Shana Vervoe, studente
Leraar Kleuteronderwijs, de discussie
rond de naamgeving van het pilootproject
uitleg, denkt ze even na. “Eigenlijk gaat het om een
traditionele context, traditionele scholen, maar dan
met een niet-traditioneel publiek. De leerlingen worden er om de één of andere reden meer uitgedaagd
in hun leren – omdat hun thuistaal niet de schooltaal
is, bijvoorbeeld.”
Bewuste keuze
Shana koos al in haar tweede fase bij GROEP T voor
een stage in een Leuvense school die bestempeld kan
worden als een school met ‘Socio-Economische Status’
(SES, zie kader). De ouders van haar peuters spraken
bijvoorbeeld in het algemeen geen Nederlands. Ze
dacht er meer uitdaging te vinden en dus ook meer
voldoening te krijgen. “Dat klopte. De angst bij vele
studenten om stage te geven aan kinderen met uiteenlopende achtergronden is ongegrond. Het is net
in zo’n leeromgeving dat je je vaardigheden als leraar
ten volle kan inzetten en toetsen.”
De focus op taal binnen het pilootproject bleek
terecht. “Hoewel ik uiteraard had nagedacht over
mijn keuze voor deze school, en de school en de leerlingen dacht te kennen, was het niveau Nederlands
van mijn kleuters toch nog een verrassing.” Ze merkte
echter dat de kinderen uit de tweede klas die achterstand bijbeenden. “Zo’n inhaalbeweging is zeker niet
voor de hand liggend, maar dus wel mogelijk.”
Toch wel welkom
Omdat het voor hen niet altijd gemakkelijk is om
stagiairs te vinden, verwelkomen de directies van deze
scholen studenten met open armen. Wat de leerkrachten betreft, was Shana’s ervaring aanvankelijk anders.
“De leerkrachten op mijn stageschool krijgen al jaren
stagiairs over de vloer die helemaal niet voorbereid
zijn op deze specifieke context. Ze verwachtten van
mij dus ook niet anders.” Een vooroordeel, ja, maar
ze draaiden bij. “Na een tijdje gaven ze toe blij te zijn
eindelijk een student voor hun klas te hebben die wel
wist hoe ze de dingen aan moest pakken.”
Piloot
In Kraainem gaf Shana les aan uitsluitend Franstalige
kleuters op een Nederlandstalige school. Deze stage
volgde ze verplicht op een ‘SES-school’, als deel van
het pilootproject. Die verplichting vindt ze terecht.
“Er is bijvoorbeeld de voorbije jaren in mijn opleiding relatief veel aandacht besteed aan het aspect
autisme. Toch heb ik tot nu toe nog maar één kindje
met autisme in mijn lessen gehad; terwijl in elke klas
minstens één anderstalige kleuter zat – ook buiten de
zogenaamde ‘grootstedelijke context’.” Waar ze dan
nog niet helemaal uit is? “Hoe begin je met een klas
van anderstalige peuters zonder notie van de schooltaal die allereerste schooldag? Wat doe je concreet
met hen? En hoe bouw je daarop verder?”
“Het enige wat me
nog kan tegenhouden
om in het Brusselse
te gaan werken,
zijn de files.”
Shana spreekt met vuur. “Dit wordt, neen, dit is de
toekomst en het is in die zin relevant om er al tijdens
je opleiding mee in contact te komen. Bovendien, hoe
meer studenten deze ervaring opdoen, hoe meer er
ook in aanraking komen met de voldoening die je
eruit kan halen. Hopelijk kiezen zo meer beginnende
leerkrachten voor deze scholen.” Ze geraakt er niet
over uitgepraat. “Het is onze rol als leerkracht om op
die context in te spelen, onze ‘traditionele’ denkwijze
te verlaten en te kijken wat we voor deze kinderen
kunnen betekenen!”
Klaar
Na de zomer, als ze is afgestudeerd, zou ze zeker
graag les gaan geven in een Brusselse SES-school.
“Mijn voorbije jaren aan GROEP T hebben me genoeg
ervaring opgeleverd om er met zelfvertrouwen aan
te beginnen. Bovendien heb ik voor ik afstudeer nog
een heel semester met alleen maar stages voor de
boeg – ik vermoed dus ook nog veel op te steken van
mijn stagebegeleiders op de scholen zelf.” Het enige
wat haar zou kunnen tegenhouden is mobiliteit. “Mijn
vriend heeft al werk, maar in Limburg. We zullen dus
een stek daartussenin moeten zoeken en dat is nog
een kwestie van onderhandelen (lacht, red.).”
Stages in de lerarenopleiding
Bij GROEP T kies je – binnen een aantal
voorwaarden – je stageschool zelf. Je begint er al
aan tijdens de eerste fase. Het aantal stages en de
intensiteit ervan neemt semester na semester toe.
Ook zijn er verschillen in inhoud, duur, etc.
Het laatste semester van je opleiding is volledig
gewijd aan stages.
GROEP T - Nieuwsmagazine Leuven Education College - jaargang 23 # 1
p5
Vakproject ‘(H)eerlijke Honing’ en ‘Drone it Yourself’
Bevlogen en in balans
DOCENT Aan het woord: Jo Decuyper,
vakdocent Technologische Opvoeding en
directeur RVO-Society vzw
Er was al zo veel te vinden over het
vakproject van Technologische Opvoeding
(TO): welke opdrachten de studenten
kregen, hoe ze het hadden aangepakt,
wat de rol was van ‘open source’ media in
het project, het duurzame aspect ervan…
Ik begon me af te vragen of er nog iets
aan toegevoegd kon worden. Slechts
enkele minuten met de vakdocenten Yves
Vanbilsen en Jo Decuyper namen deze
bezorgdheid weg. Ze hadden wel uren
kunnen praten over de ideeën achter het
project en het leermodel dat ze met veel
overtuiging nastreven.
Geïntegreerd leren en lesgeven
Een vakproject richt zich typisch op de specifieke inhoud van één vak, maar
Yves en Jo bieden de vaardigheden die vereist zijn wel geïntegreerd aan.
Jo: “ We onderwijzen de drie aspecten van 'techniek leren' - begrijpen,
hanteren en duiden - niet apart, maar laten ze samen in één overkoepelend
project aan bod komen.” Het voorbije semester maakten de studenten zo
zelf een professionele bijenkorf en een performante drone (hanteren).
Aan de basis hiervan lag een onderzoeksopdracht naar het aanmaken van
honing en de complexe techniek achter een drone (begrijpen). De studenten
rondden het semester af met een presentatie voor GROEP T’ers en externen
waarbij ze als team de didactiek en maatschappelijke relevantie achter beide
projecten voorstelden (duiden).
Breek uit je fase
Niet alleen de vaardigheden worden samengebracht, ook de studenten.
Over de fasen heen zelfs: studenten uit de tweede fase werken samen met
die uit de derde. In het begin was dat even zuchten, maar ze werden al
gauw enthousiast. Jo: “Als je studenten genoeg uitdaagt, je hen om een
tastbaar resultaat vraagt binnen een relatief korte tijdspanne en ze het als
‘fun’ ervaren, draaien ze gauw bij. Tenslotte startten ze als het ware met
een paar houten planken om tot een volwaardige drone te komen.” Yves:
“Omdat de beginkennis van de specifieke vakinhoud voor iedereen gelijk is
– niemand van onze studenten wist iets van bijenkorven of drones af – staan
de studenten van fase twee en drie ook op gelijke voet.”
“De studenten geven rechtstreeks aan de maatschappij,
in dit geval de scholen.“
Ieder zijn talent
De studenten gaan dus in teams aan de slag. Ze krijgen elk een rol toebedeeld naargelang hun talenten. Yves: “Omdat het een kleine groep is en
we deze studenten al een jaar begeleid hebben (tijdens de eerste fase, red.)
kunnen we goed inschatten welke rollen hen goed liggen. Studenten krijgen
zo ook een beter beeld van ieders talenten.” Samenwerken is noodzakelijk.
Jo: “Uit de CLIM-methode (Coöperatief Leren in Multiculturele Groepen)
haalden we het idee dat je individuen best een uitdaging aanbiedt waarvoor
ze moeten samen werken om tot een resultaat te kunnen komen. Ze leren
van elkaar en door elkaar. Dat werkt.”
Het project kijkt ook over de grenzen van het vak Technologische Opvoeding. Elke student Secundair Onderwijs schoolt zich in twee onderwijsvakken. Vanuit het vak dat ze met TO combineren, hebben ze dus elk ook nog
hun eigen inbreng. Yves: “Studenten met de combinatie TO-Biotechnieken
concentreerden zich bijvoorbeeld op de bijenkorf zelf. Studenten TO-Mechanica hadden relevante input voor het maken van de slinger (om de honing
uit de raten te halen, red.), etc.”
p6
GROEP T - Nieuwsmagazine Leuven Education College - jaargang 23 # 1
DOCENT Aan het woord: Yves Vanbilsen,
vakdocent Technologische Opvoeding
en amateur imker
Leercoöperatie
Jo: “Liefst nog zouden we dat aspect van coöperatief leren willen doortrekken in een echte coöperatieve.” Daarvoor moet je echter reële diensten of producten kunnen aanbieden en dat past niet binnen het kader
van een lerarenopleiding. Yves: “Daarom hebben we een leercoöperatie
opgericht, ‘b-balance’, met een raad van bestuur die als ‘kapitaal’ tijd
moest investeren in plaats van geld.” (Het project werd wel financieel
gesteund door RVO-Society vzw en CORE cvba-so.) De samenwerking van
de studenten krijgt zo een sociaal oogmerk. Jo: “Ze geven rechtstreeks aan
de maatschappij, in dit geval de scholen.” Dat zorgt voor een mooi evenwicht – een balans, zeg maar.
Naar de scholen
Het lessenpakket dat de studenten ontwierpen is – in de geest van het project – geïntegreerd opgevat. Via het MOS (Milieu op School) kwamen Yves
en Jo terecht bij scholen in het Leuvense die met de pakketten aan de slag
wilden. Zo werkt Terbank in Heverlee al een tijdje met coöperatief leren.
“Zij denken eraan om het project te linken aan hun mini-ondernemingen
en zo honing te verkopen. Op die manier zorgen leerlingen voor biodiversiteit in de streek en leren ze te ondernemen met eerlijke producten.” De
belangstelling op de presentatie van het vakproject op het einde van het
eerste semester leidde ook tot een samenwerking met de tuinbouwschool
in Sint-Truiden. “In een volgende stap wordt de drone geleerd over hun
boomgaard te vliegen en zo het gedrag van de bijen te monitoren.” Dat zal
resulteren in een educatieve film die laat zien hoe bijen tijdens het productieproces van honing bewegen. Een integratie van de twee opdrachten, als
het ware.
Het vakproject is dus nog niet afgerond. Yves: “We voorzien nog een bijenhal op GROEP T. Toestellen ontwikkelen, een website maken, etc. dat kan
allemaal vakoverschrijdend gebeuren. We kunnen een inspiratie zijn voor
het werkveld!” Durf ik het te zeggen? Toch wel: het zijn bezige bijen, daar
bij TO.
Download het lesmateriaal
De studenten bouwden binnen het kader van het vakproject ook een
website. De lessenpakketten die ze ontwikkelden kan je daar gratis
downloaden. Zo zetten de GROEP T studenten het streven van UNESCO naar
het delen van informatie via ‘open source’ media concreet in daden om.
www.b-balance.be
Vakproject Technologische Opvoeding editie 2013
De studenten Leraar Secundair Onderwijs kregen twee opdrachten die
ze in de loop van het eerste semester moesten afwerken. Die luidden
als volgt: “Maak een duurzame bijenkorf voor een stadsomgeving” en
“Bouw een drone die luchtopnames kan maken van daken”. Bovendien
moesten de bijenkorf en de drone ingebed worden in een educatief
pakket voor jongeren van 12 tot 15 jaar dat effectief gebruikt zal worden
op scholen in het Leuvense.
GROEP T - Nieuwsmagazine Leuven Education College - jaargang 23 # 1
p7
Project ‘Beweeg de Wereld’
Het zit hem in het verschil
Leren van en door diversiteit, met accent op elk talent. Dat is waar ‘Beweeg de Wereld’ om
draait. Hoe leer je kleuters, kinderen of jongeren omgaan met verscheidenheid in achtergrond,
leerstijl, taalgebruik,…? Hoe kan je als leraar een verschil maken door je opstelling ten opzichte
van diversiteit?
DOCENT Aan het woord:
Kristien Lacluyse,
projectverantwoordelijke
DOCENT Aan het woord:
Kris Vercammen,
lector Leraar Lager Onderwijs
DOCENT Aan het woord:
Peggy Leën,
lector Leraar Secundair Onderwijs
DOCENT Aan het woord:
Mia Dehaes,
lector Leraar Secundair Onderwijs
DOCENT Aan het woord:
Gorik van Helleputte,
lector Leraar Kleuteronderwijs
en Lager Onderwijs
p8
GROEP T - Nieuwsmagazine Leuven Education College - jaargang 23 # 1
Deel van het geheel
Diversiteit gaat over ‘verschillen’. Mia: “’Beweeg de Wereld’ kijkt echter naar hoe verschillen elkaar kunnen aanvullen.” Een voorbeeld. Studenten werken gedurende twee
weken in dezelfde groep. Dit is een intensief proces; hun talenten komen zo vanzelf
meer in de verf te staan. Ze ervaren aan de lijve hoe de verschillende inbreng van elk
van hen het geheel sterker maakt. Peggy: “Ze zijn zich vaak niet bewust van het feit dat
ze uitblinken in een bepaald iets, maar door samen te werken komt zoiets automatisch
naar boven.” De groep wordt een team.
Voorbeeld
Dit idee wordt bijvoorbeeld ook toegepast in de opdracht die de studenten Leraar Lager
Onderwijs moeten afwerken voor het project. Ze werken een lessenpakket uit volgens
de CLIM-methode (Coöperatief Leren in Multiculturele Groepen). Het pakket gaat uit
van een probleemstelling waarbij de leerlingen in de klas elk een bron (een filmpje, een
tekst, een website, etc.) krijgen die een deel van de oplossing aanreikt. Kris: “Omdat
elke leerling slechts een stukje van het antwoord heeft, kan de oplossing er alleen
komen door samen te werken.” Zo ervaren ook de leerlingen lager onderwijs de kracht
van verschillen.
Een nieuwe start
Studenten zijn echter niet altijd meteen weg met het begrip ‘diversiteit’. Kristien: “Het
project draait al even, maar studenten gaven vorig jaar aan dat het een tijdje duurde
vooraleer ze grip hadden op wat diversiteit nu eigenlijk concreet is. Dat maakte het
lastig om al van bij de start van hun opdracht gericht te werken.” De stuurgroep van
‘Beweeg de Wereld’ besliste om de opstart-dag van het project helemaal om te gooien.
Een 200-tal studenten verzamelden zich in groepjes op de sportvelden van Kessel-Lo. Ze
kregen zonder verdere uitleg een reeks doe-opdrachten rond diversiteit, bijvoorbeeld:
‘Gebruik deze bierkaartjes om er zo ver als mogelijk mee te geraken door er steeds op te
blijven staan. Wat zegt dat over diversiteit in de aanpak van deze opdracht?’. Bedoeling
was de opdrachten zo snel als mogelijk af te werken. “Ze werden zo vanzelf gedwongen
om dingen in vraag te stellen en creatief te zijn.”
de mentaliteit van de studenten. Mia: “Ze voelden zich uitgedaagd en ‘gooiden’ zich.” Kristien: “Het haalde de studenten bij de start van hun tweede fase
ook meteen uit de hun vertrouwde schoolomgeving. Ze vonden het spannend en
verfrissend.” Voor herhaling vatbaar, dus.
“De opstartdag werd ook een succes
door de mentaliteit van onze studenten.“
Projecten in de lerarenopleiding
Bij GROEP T liggen projecten aan de basis van de opleiding. Ze zijn niet zomaar
een bijkomstigheid; ze vormen een wezenlijk deel van het curriculum. Elk semester
wordt opgestart met een project dat je in de loop van dat semester afwerkt.
De projecten bieden een kader dat vaardigheden aanreikt die de vakinhouden
overstijgen.
Grootstedelijke stage
Eens het project loopt, trekken de studenten ook naar Studio Globo in Brussel.
Dit inleefatelier brengt een specifieke vorm van diversiteit dichterbij. De
wandeling door Kuregem die eraan gekoppeld wordt, dompelt de studenten in
een multicultureel bad. Het blijkt voor heel wat studenten een oogopener. Kris:
“De ervaringen die ze die dag opdoen kunnen ze later gebruiken als ze voor een
grootstedelijke stage kiezen.”
Succes
Het bleek een geslaagd experiment. Op het einde van de dag waren de groepen teams
geworden en had elke student op z’n minst een impressie van wat ‘diversiteit’ kan betekenen. Gorik: “Dat is net de magie van ‘Beweeg de Wereld’: je bent aan het doen, wat
je leert!” De zon straalde, dat hielp, natuurlijk. Maar de dag werd ook een succes door
GROEP T - Nieuwsmagazine Leuven Education College - jaargang 23 # 1
p9
BASIS natuurwetenschappen
Les Russisch in NT2 opleiding
1+1+1=1
’Privjet’, ik word
leraar Nederlands
1
‘Absurd’. Dat is het eerste wat in me opkomt als Nick – vakdocent biologie - me de problematiek
gelinkt aan het nieuwe vak natuurwetenschappen probeert uit te leggen. En ook wel: ‘zwemmen
of verzuipen’. Het lijkt wel een reddingsactie.
DOCENT Aan het woord:
Nick Wouters, vakdocent biologie
1
Van verdieping naar verbreding
Wat is er aan de hand? Jarenlang kregen leerlingen in het
secundair onderwijs de vakken biologie, fysica en chemie. Drie
te onderscheiden vakken met elk hun vakdocent. Het vrije net
heeft deze drie vakken in de eerste graad gereduceerd tot één
vak: natuurwetenschappen (dat naast biologie ook de basis van
fysica en chemie behandelt). ‘1+1+1=1’ – simpel toch? Niet echt.
Het gemeenschapsonderwijs blijft de drie vakken namelijk wél
los van elkaar inrichten, bijvoorbeeld in het TSO.
Wetten en praktische bezwaren
‘Richt dan ook in de lerarenopleiding een vak natuurwetenschappen in’, zou je denken. De wetgeving maakt dit echter
onmogelijk: een diploma Leraar Secundair Onderwijs met
lesbevoegdheid natuurwetenschappen wordt tot op heden
niet erkend door het departement onderwijs. Een leraar kan
wettelijk gezien ook maar voor twee vakken lesbevoegdheid
krijgen. Nick: “Onze studenten kunnen – in deze context – uit
twee mogelijke combinaties kiezen: biologie-fysica of biologiebiotechnieken (GROEP T richt het vak chemie niet in, red.).
Maar een vak dat al deze inhouden integreert kan momenteel
gewoonweg niet ingericht worden in de Vlaamse lerarenopleidingen.” Om daadwerkelijk het vak natuurwetenschappen te
gaan geven in het secundair onderwijs, komen de studenten
Leraar Secundair Onderwijs dus altijd dat ietsje tekort.
“Hoe vorm je leerkrachten voor
het vak natuurwetenschappen
zonder een opleiding?“
Middenweg
De vakdocenten wisselen nu als het ware hun studenten uit in
een soort van rotatiesysteem. Studenten biologie zien aldus
wat minder biologie en krijgen in de plaats daarvan een selectie
uit de vakken fysica en chemie – en vice versa. Studenten leren
ook van mekaar tijdens ‘microteaching’ sessies. “Omdat natuurwetenschappen – zoals het beschreven wordt in het leerplan
ASO 1e graad – grotendeels uit biologie bestaat, valt dat voor
mij als vakdocent biologie nog mee. Ik heb niet gigantisch veel
van mijn stof moeten laten vallen. Voor biotechnieken is dat al
minder het geval, en de docent fysica zit helemaal in een lastig
parket.” Al bij al komt het erop neer dat er nu ook stof over
chemie gegeven wordt in de lerarenopleiding en minder biologie en fysica. Niet kiezen, wel delen.
Aanpassen
Voor de studenten blijft de studiebelasting hetzelfde. Ze krijgen
niet meer les dan vroeger, of moeten niet meer materiaal verwerken: stukjes van de leerstof worden vervangen door andere
inhoud. Er wordt wel wat flexibiliteit van hen verwacht. “De les
microscopie hebben we bijvoorbeeld ’s avonds moeten organiseren, van 17u tot 20u. Dit was de enige manier om de verschillende studentengroepen samen te brengen.” Lastig? “Studenten
weten dat we dit doen om zo snel mogelijk op hun noden in te
kunnen spelen. Ze kennen de situatie en staan er voor open.”
Het komt er dus op neer dat het vak natuurwetenschappen als
een verzameling van deelvakken aangeboden wordt – niet geïntegreerd. De strakke planning laat de vakdocenten momenteel
niet toe samen les te geven en zo alsnog de vakinhoud geïntegreerd aan te bieden. “Studenten leren bijvoorbeeld in mijn les
biologie over de spieren en het menselijke skelet. In een volgende
les zal de vakdocent fysica daarop verder bouwen als ze het over
de werking van de krachten en hefboomsystemen heeft.”
1
Profielen
Komt daar nog eens bij dat er een gapend gat is tussen de profielen van de studenten die biologie of biotechnieken kiezen en
zij die voor fysica gaan. Typerend daarvoor is dat de combinatie
biologie en fysica op GROEP T nog maar één keer gekozen
werd. “Eenvoudig gesteld denken de studenten fysica eerder als
de prototypische ingenieur: ze analyseren, willen weten hoe iets
in elkaar steekt. Jongeren die biologie verkiezen hebben minder
interesse in die ‘dode materie’; zij zijn gepassioneerd door organismen, levende materie.” ‘Trecky’s’ versus ‘tree-huggers’, quoi.
Actieplan
De hamvraag in het Vlaamse onderwijslandshap bleef dus ‘Hoe
vorm je leerkrachten voor het vak natuurwetenschappen zonder een opleiding natuurwetenschappen?’ Een noodplan was
aan de orde. Op GROEP T besloten de betrokken vakdocenten
zich toe te spitsen op het leerplan ASO 1e graad. Het idee was
om op die manier zo allesomvattend mogelijk aan het werk
te gaan en de studenten zo veel mogelijk verder te kunnen
helpen. “Het vak natuurwetenschappen is geen optelsom, dus
bekeken we welke hiaten er overbleven eens we de inhoud
van onze vakken biologie, fysica en biotechnieken samen
brachten.” Op basis daarvan selecteerden de docenten een
nieuw handboek voor de vakdidactische sessies. De volledige
inhoud van dit boek komt tijdens fase 1 en 2 aan bod. Er is ook
een nieuw vaklokaal in de maak.
p10
GROEP T - Nieuwsmagazine Leuven Education College - jaargang 23 # 1
Tussen droom en daad
Daar zijn de docenten zelf niet onverdeeld gelukkig mee. “Van
een volledig geïntegreerde aanpak zoals in het secundair onderwijs is nog geen sprake en dat vinden we jammer. Het risico
bestaat bijvoorbeeld dat, als onze studenten stage gaan geven,
ze toch eerder een les biologie of fysica zullen voorbereiden,
niet een les natuurwetenschappen.”
Een soort van Eerste Hulp, dus. “Al bij al is het belangrijkste
dat we op korte termijn een oplossing konden aanbieden. We
gebruiken het rotatiesysteem dit academiejaar voor de eerste
keer en het wordt hoe dan ook een leerproces dat enkele jaren
zal overspannen. Stap voor stap, semester per semester zorgen
we voor een betere afstemming op het vak natuurwetenschappen in het secundair onderwijs. En wie weet, met de fusie die er
zit aan te komen (met de KHLeuven en de KHLim, red.) dienen
zich vast ook nieuwe opportuniteiten aan.” ■
Onderwijsvakken in de lerarenopleiding
Wil je leraar Secundair Onderwijs worden? Dan kan je twee
vakken geven. Je kiest deze uit een lijst van meer dan 100
mogelijkheden: biologie & geschiedenis, fysica & mechanica,
biotechnieken & biologie, etc. De vakken die je kiest zijn
evenwaardig: ze krijgen tijdens je opleiding precies evenveel aandacht.
De studenten Leraar Secundair Onderwijs met onderwijsvak Nederlands startten hun lessenreeks
Nederlands voor Anderstaligen (NT2) met een les Russisch. Beetje gek om daar je allereerste
semester van je allereerste opleidingsfase mee te beginnen, niet? We vragen aan docenten
Kim Willems en Liesbeth Spanjers hoe ze hiertoe kwamen en wat het de studenten bijbracht.
DOCENT Aan het woord:
Kim Willems, vakdocent Nederlands en
Nederlands voor anderstaligen
“Het idee om onze studenten zo snel in contact te brengen
met een segment van hun toekomstige doelgroep is ontstaan uit
gesprekken tussen Liesbeth en mezelf over de invulling van NT2. We wilden de
studenten laten ervaren hoe het is om een vreemde taal te leren, zonder daarbij
terug te kunnen vallen op een gemeenschappelijke taal, een taal die beide
partijen kennen”, vertelt Kim. En zo kwam een groep studenten van GROEP T
terecht in een les Russisch.
“Een aantal studenten begroet
mij in de gangen nog steeds in
het Russisch!“
Didactische principes
Liesbeth, slaviste van opleiding, gaf de les zelf: “Onze studenten hoorden een uur
lang uitsluitend Russisch. Aangezien ze me nog niet kenden, begonnen ze zelfs te
twijfelen of ik wel Nederlands verstond.” Met veel gebaren leerden ze een kennismakingsdialoog. Daarnaast kregen ze een introductie in het cyrillisch schrift.
Hiertoe schreef Liesbeth de namen van de studenten in het Russische alfabet.
“Onze conclusies na deze les zijn positief. De studenten ondervonden aan den lijve
dat een aantal didactische principes die typisch ingezet worden in NT2, echt werken: het inzetten van beeldmateriaal en lichaamstaal; het belang van vaardigheden
als spreken en luisteren naast grammatica en woordenschat; het gebruik van de
doeltaal met al z’n voor- en nadelen, …”, aldus Kim. “Een aantal studenten begroet
mij in de gangen nog steeds met ‘Privjet’ (hallo)!”, lacht Liesbeth.
DOCENT Aan het woord:
Liesbeth Spanjers,
docent International Educating Classes
Samen leren
De docenten zetten hun samenwerking verder in het tweede semester. Dezelfde groep studenten NT2 volgde een les samen met de studenten van
GROEP T’s ‘International Educating Classes’ (IEC), een Engelstalig postgraduaat.
Kim: “We wilden de sessie wijden aan verschillen en gelijkenissen in onderwijs in
het algemeen en in taalonderwijs in het bijzonder. Ze discussieerden met elkaar
in gemengde groepen en maakten een poster met trefwoorden. Nadien presenteerden ze hun bevindingen.”
Liesbeth en Kim brachten hun studenten vorig academiejaar al eens samen.
Daaruit leerden ze dat zoiets een boeiende ervaring is voor beide groepen.
De studenten NT2 zagen bijvoorbeeld in, dat als je je leerlingen complexe
opdrachten of taalspelletjes wil laten uitvoeren, het nodig is instructies te geven.
Je kan van anderstaligen immers niet verwachten dat ze vertrouwd zijn met de
werkvormen die in de lerarenopleiding aangeleerd worden. Anderzijds kregen de
IEC studenten een bredere kijk op het onderwijs in België en bij GROEP T – meer
specifiek het taalonderwijs. “De les heeft toen ook gezorgd voor een beter begrip
van elkaar, een beter contact. Niet onbelangrijk, toch?!”, besluit Liesbeth.
Vakoverschrijdend werken in de lerarenopleiding
Groep T stimuleert de samenwerking tussen verschillende vakken en
opleidingen. Het biedt je niet alleen de kans om met studenten die een
ander onderwijsvak kozen, samen te leren, maar ook om van elkaar, van
hen te leren. Of, zoals UNESCO het formuleert, ‘Learning to live together’.
GROEP T - Nieuwsmagazine Leuven Education College - jaargang 23 # 1
p11