Praktijkopdracht ‘Poppenstoet’ ‘Living dolls’ De studenten van de eerste opleidingsfase Leraar Kleuteronderwijs organiseerden in het kader van het vak didactiek: ‘werkvorm beeld’ een ‘levende’ poppenstoet waarop iedereen welkom was. GROEP T’s Nieuwsmagazine interview verschijnt viermaandelijks JANUARI - FEBRUARI - MAART - april 2014 Jaargang 23, nr. 1 P509015 afgiftekantoor 3000 leuven x LEUVEN EDUCATION COLLEGE IN ERVIEW De opdracht luidde: creëer een ‘out-of-the-box’ outfit (een kostuum dat je niets kost, maar er wel geweldig uitziet) waarmee je stageactiviteiten op een ludieke manier kan aankondigen. Bedoeling van deze praktijkopdracht was de studenten hun gevoel voor creativiteit te stimuleren. Of dat gelukt is? De foto’s spreken voor zich… ■ Het zit hem in het verschil p8 COLOFON GROEP T - Leuven Education College | Andreas Vesaliusstraat 13, 3000 Leuven | tel. 016-30 10 30 | fax 016-30 10 40 | e-mail: [email protected] | http://www.groept.be | 23ste jaargang, nr. 1, 10 maart 2014 | INTERVIEW verschijnt drie keer per jaar | Verantwoordelijke uitgever: Arthur D’huys | Hoofdredactie: Kristien Van Hoegaerden | Interview online: Seany Geuns | Redactieraad: Thu Dang Kim, Stijn Dhert, Johan Heyvaert, Liesbeth Spanjers | Foto’s: Filip Van Loock | Selectie foto’s: Seany Geuns | Vormgeving: there, Leuven, 016-29 24 00 | Drukkerij: Artoos, Kampenhout | Oplage: xxxxxx exemplaren | Wettelijk Depot: D/2014/3142/2 p12 pI GROEP T - Nieuwsmagazine Leuven Education College - jaargang 23 # 1 p2 'TinT' paspoort op zak? Go! p4 De toekomst is nu p6 Bevlogen en in balans p10 1+1+1=1 p11 ‘Privjet’, ik word leraar Nederlands p12 ‘Living dolls’ Voorbereidingstraject zelfstandige buitenlandse stage ‘TinT’ paspoort op zak? Go! Wil je in het buitenland stage-lessen gaan geven? Dat kan. Weet je zelfs al waar? We zetten je op weg. Toch wat zenuwachtig? We bereiden je voor. DOCENT Aan het woord: Nick Vanmechelen, TinT medewerker; ging als student op stage naar Curaçao Zo’n 30% van de studenten in de lerarenopleiding trekt tijdens hun opleiding over de grens. Daarmee is GROEP T de enige hogeschool die zo dicht bij het streefdoel van Vlaanderen aanleunt (33%) en lopen we zelfs voor op Europa, dat tegen 2020 wil dat 20% van haar studentenpopulatie bij afstuderen ervaring heeft opgedaan in het buitenland. TinT, het ‘Team Internationalisering van GROEP T’, stippelde een traject uit dat geïnteresseerde studenten ondersteunt in hun buitenlandse aspiraties. Het prille begin “De voorbereiding start eigenlijk al op het moment dat de student het kantoor van TinT binnenwandelt met een vraag over een stage in het buitenland”, begint Nick. TinT werkt vanuit de vraag van studenten en kan zich daarbij beroepen op een aanbod van stagepartners in Europa en ver daarbuiten. Studenten mogen ook altijd zelf een nieuwe stageschool voorstellen. “Ze kiezen hun eigen weg. Als een student uit de opleiding Leraar Kleuteronderwijs hier binnenwandelt en aangeeft het methodeonderwijs in Scandinavië te willen onderzoeken, dan kan dat.” Het traject Het voorbereidingstraject is – alhoewel het geen deel is van het curriculum – niet vrijblijvend. Ongeveer een jaar voor het vertrek worden de eerste sessies georganiseerd. Praktische zaken worden samen bekeken, maar ook het begrip ‘wereldburgerschap’ en de mentale en emotionele aspecten van een buitenlandervaring. Elke student stelt ook zijn eigen portfolio op, een overzicht van alle acties die de student ondernam ter voorbereiding van zijn of haar stage. Dit ‘paspoort’ wordt een tweetal maanden voor vertrek besproken met TinT en de stagebegeleider van de student. Ervaringsexperten Aanvankelijk zouden Nick en zijn collega de studenten coachen tijdens alle vijf de sessies. Maar met ervaringsexperten in huis, leek dat absurd. “In onze ‘International Educating Classes’ (IEC, Engelstalig postgraduaat, p2 red.) zitten studenten van over de hele wereld. Zij weten als geen ander hoe het is om in het buitenland aan te komen en ‘je plan te moeten trekken’.” De IECstudenten werkten een avondvullende sessie uit rond interculturele communicatie. “Je behaalt ook meer en sneller resultaat als je studenten onder elkaar hun twijfels laat uiten. Het werkt drempelverlagend.” “We brengen elke student ook in contact met alumni die al naar het land in kwestie trokken.“ Het traject zelf is algemeen oriënterend, i.e. een student die naar Indonesië trekt volgt hetzelfde traject als iemand die naar Frankrijk gaat. “We brengen elke student wel in contact met alumni die al naar het land in kwestie trokken – ons netwerk is uitgebreid, dus da’s geen probleem.“ En zo wordt er toch gedifferentieerd. Focus op taal Misschien wel het belangrijkste aspect van het traject zijn de taallessen. De buitenlandse stagescholen stellen in het algemeen zelf geen formele vereisten; de studenten hoeven van hen geen taaltest af te leggen. “Wij vinden het echter erg belangrijk dat onze studenten de lokale taal voldoende beheersen. Indien dit niet het geval is, volgen ze een taalcursus bij ACE–GROEP T of een andere school.” De lerarenopleiding zelf richtte dit academiejaar ook lessen Afrikaans en Frans in, in samenwerking met alumni. Helemaal nieuw dit jaar is de manier waarop de lessen Engelse taalvaardigheid vorm krijgen: voor de eerste maal stond daar een student aan het roer, Jonas Bormans, die zelf ook naar het buitenland trekt. GROEP T - Nieuwsmagazine Leuven Education College - jaargang 23 # 1 STUDENT Aan het woord: Jonas Bormans, student Leraar Secundair Onderwijs, Engels-Geschiedenis, 3e fase Voor, tijdens én na Eens de studenten op hun bestemming zijn, hebben ze wekelijks contact met TinT en hun vakdocent via e-POS, een platform dat op GROEP T ontwikkeld werd. “Dat is echt wel een verhaal apart. Het platform zorgt ervoor dat we de student in elke stap van zijn stage kunnen begeleiden – ook vanop afstand.” Nick wil echter nog verder gaan de volgende jaren: “De nazorg moet uitgebreider. Nu is er één nagesprek en daar blijft het bij. Via meerdere ‘terugkom-momenten’ kunnen we de ervaring nog verdiepen en hen deze laten delen met medestudenten.” Onder de loep Het voorbereidingstraject is ook onderwerp van een tweejarig onderzoeksproject ‘Grenzen verleggen. Droom of realiteit? Buitenlandse stage onder de loep.’ bij GROEP T. Zowel studenten als alumni, stagebegeleiders, buitenlandse partners en TinT worden bevraagd. Op basis van de resultaten zullen de betrokken personeelsleden de knelpunten en opportuniteiten aanpakken. “Het is mooi meegenomen dat het traject door derden bestudeerd wordt, maar ook wel spannend”, geeft Nick toe. Ten slotte “Uit de motivatiebrieven die studenten voor hun portfolio moeten schrijven blijkt dat heel wat 18-jarigen bewust voor de lerarenopleiding bij GROEP T kiezen omwille van de uitgebreide buitenlandse kansen die ze krijgen”, zegt Nick nog. Ze mogen zich aan een warm welkom verwachten. De zelfstandige buitenlandse stage van GROEP T In de derde fase van je opleiding Leraar Kleuteronderwijs, Lager Onderwijs, of Secundair Onderwijs kan je stage lopen in een land dat je zelf kiest. Tijdens zes tot negen opeenvolgende weken krijg je een voltijdse opdracht in een school in het buitenland. Je geeft les, ontwerpt didactische materialen, neemt deel aan vergaderingen, organiseert buitenschoolse activiteiten, etc. Halverwege de tweede fase peilde de vakdocent Engels bij zijn studenten of één van hen les wilde geven aan de studenten die op zelfstandige buitenlandse stage zouden gaan. Jonas Bormans was de enige die z’n hand opstak: “Het was op dat moment nog maar een idee, geen concrete cursus en bovendien zagen veel van mijn medestudenten de extra inspanning niet zitten.” Een paar maanden later kreeg hij bevestiging; de student zou voor even docent worden. Gedurende tien weken, twee avonden per week, zou hij les geven aan enerzijds een groep studenten Kleuter- en Lager Onderwijs en anderzijds een groep studenten Secundair Onderwijs. Als onderdeel van het voorbereidingstraject kwamen deze lessen er voor hen extra bij; ze behoorden niet tot het reguliere curriculum. Maar dit was geen bezwaar. “De studenten waren gemotiveerd omdat ze een concreet doel voor ogen hadden dat erg nabij was. Bovendien waren de groepjes klein zodat er veel contact mogelijk was.” Lessenreeks Engels Zijn vakdocent Engels begeleidde hem tijdens deze uitzonderlijke stage. Dat verliep anders dan bij de stages die op partnerscholen doorgaan. “Normaal ligt er veel meer focus op hoe je leerlingen moet begeleiden, op didactiek en pedagogiek, niet zozeer op vakkennis.” Er was geen leerplan voorhanden, dus bepaalden ze zelf eerst de inhoud van de cursus. Uit de ervaring van zijn vakdocent bleek dat de studenten toch nog vooral nood hadden aan grammatica enerzijds en aan ‘classroom English’ anderzijds – het Engels dat in de specifieke context van een klaslokaal gebruikt wordt. In de mix Alles tezamen zouden de studenten in zijn les op stage gaan in tientallen landen. “Het perspectief moest dus globaal zijn, want in tien lessen Engels kan je die landen niet één voor één behandelen.” Studenten konden wel bij hem terecht met specifieke vragen en kregen dan referenties. “Op die manier kon ik toch nog differentiëren.” Daar kwam nog bij dat de studenten zeer uiteenlopende vakinhouden zouden gaan geven: sommigen wiskunde, anderen geschiedenis, etc. “Ik kon dus ook niet zomaar het jargon dat bij elk van die vakken hoort de groep in gooien; het moest iets zijn dat hen allemaal verbond.” Hij liet iedere student het land waar ze naartoe gingen voorstellen aan zijn of haar medestudenten. “Bij aankomst in hun stageschool, zouden hun leerlingen allicht veel vragen hebben over België, dus een presentatie geven over een land was relevant. En zo had iedereen er iets aan.” “De uitdaging lag hem in het ‘classroom English‘ “ Aanpak Geïnspireerd door vakliteratuur over ‘Content and Language Integrated Learning’ (CLIL), gaf hij de studenten ook een zgn. ‘micro-teaching’ opdracht: elke student moest tot een half uur zijn of haar vak geven aan medestudenten – één van de lessen ging bijvoorbeeld over wiskundige figuren en vergelijkingen. “Dit ging vrij vlot omdat de studenten op dit punt van hun opleiding (halverwege de derde fase, red.) al experts zijn in hun vak en veel ervaring hebben opgedaan met lesgeven.” School- en vaktaal De uitdaging lag hem in het ‘classroom English’. “Het was voor mijn studenten onmogelijk om alle situaties die zich voor zouden doen in hun stageklas, te voorzien. Ze stonden aanvankelijk regelmatig met hun mond vol tanden als ze een instructie moesten geven in het Engels. Na de lessenreeks konden ze dergelijke situaties wel vlot aan.” Jonas maakte een woordenlijst Nederlands/Engels van courant gebruikte schooltermen. Elke student moest die aanvullen met terminologie verbonden aan haar of zijn onderwijsvak. Ze gebruikten daarbij een hertaalwoordenboek ‘English for Specific Purposes’ als referentie. Op die manier had elke student op het einde van de cursus zijn of haar persoonlijke woordenlijst die tijdens de stage verder aangevuld kon worden. Zuid-Afrika Zelf geeft hij in het voorjaar van 2014 les in Zuid-Afrika. Is hij klaar om te vertrekken? “Ja, zo voelt het toch. Via een alumnus van GROEP T heb ik contact met een Belgische vrouw die al een hele tijd in de buurt van mijn stageschool woont – dat maakt een groot verschil. Maar ik zal het natuurlijk pas zeker weten als het achter de rug is!” “Ik wist dat je op GROEP T over je opleiding heen veel stages doet én ook naar het buitenland kan - dat heeft zeker meegespeeld in mijn keuze voor deze opleiding. Na mijn allereerste stage kreeg ik meteen bevestiging: ik zat goed.” Jonas is de eerste student die een deel van zijn stage op GROEP T zelf gaf. Dat was aanvankelijk best wennen. Hij ziet ondertussen wel de voordelen in van les geven in het hoger onderwijs; de studenten komen vrijwillig en zijn sterk gemotiveerd. “Het is zeker een verschil met de opgroeiende jongeren in het middelbaar onderwijs, maar net dit contrast maakt het des te interessanter.” GROEP T - Nieuwsmagazine Leuven Education College - jaargang 23 # 1 p3 Pilootproject ‘Grootstedelijke Context’ De toekomst is nu Ik spreek af met Helene Stragier en Leen Santermans, respectievelijk stagecoördinatoren Leraar Kleuteronderwijs en Leraar Lager Onderwijs, om het te hebben over het pilootproject rond grootstedelijke context dat het voorbije semester liep. In de loop van het gesprek blijkt echter dat die omschrijving de lading niet helemaal dekt. Leen: “Het soort van leeromgeving waaraan we onze studenten willen blootstellen beperkt zich al lang niet meer tot de grootsteden – ook in steden als Leuven en Mechelen zitten leerlingen met diverse achtergronden samen in een klas.” Helene Stragier, stagecoördinator Leraar Kleuteronderwijs DOCENT Aan het woord: Waarover gaat het dan wel? Om de doelgroep van het project af te bakenen, baseerden Helene en Leen zich op een lijst van scholen die werken met kinderen met een zogenaamde ‘Sociaal-Economische Status’ (SES, zie kader). Had een school minstens 30% leerlingen met deze status, dan paste ze binnen het kader van de piloot. Helene: “We mikken op scholen waar niet alleen veel aandacht gaat naar de anderstaligheid, maar waar er diversiteit heerst op meerdere vlakken. We willen dat onze studenten om leren gaan met een onderwijssetting die verschillende soorten van uitdagingen biedt – niet alleen die die zich binnen het strikte klasgebeuren situeren, maar ook uitdagingen die vanuit de thuissituatie van de kinderen voortvloeien.” Aanleiding GROEP T studenten kiezen de laatste jaren meer en meer om stage te doen in zo’n stagebiotoop. Leen: “Die stagiairs zijn ook altijd zeer welkom bij de directies van die scholen – ‘hoe meer, hoe liever’, zeg maar.” Het enthousiasme was dus aan beide kanten groot. Helene: “We zien ook dat onze pas afgestudeerde studenten in toenemende mate starten in een dergelijke school.” Bovendien bleek dat de overheid verheugd was over de aandacht die GROEP T aan deze scholen schenkt en ze de lerarenopleiding in een rapport aanmoedigde om dit netwerk nog verder uit te breiden. “Elke student zou minstens één keer in zijn opleiding in contact moeten komen met een dergelijke stagebiotoop.“ Aanloop Maar dit soort van leeromgeving vereist specifieke vaardigheden. Helene: “Hoe kan je een ‘oorlogskind’ een gevoel van veiligheid bieden in je klas? Hoe kan je een brug slaan tussen de klas- en de thuisomgeving? Hoe maak je ouders warm om deel te nemen aan het klas- en schoolgebeuren?” De twee stagecoördinatoren hielden gerichte gesprekken met hun studenten en bezochten de scholen. Zo kregen ze zicht op zowel de noden van hun eigen studenten als die van de kleuters en leerlingen in de scholen in kwestie. Leen: “We schoolden ons uiteraard ook bij, maar leerden ook van collega’s die in de projecten rond het thema diversiteit werken. De docentengroep is klein; er is een automatische kruisbestuiving, zeg maar.” Piloot Kleuteronderwijs Het was niet evident om in de strakke planning van de opleiding op korte tijd grote veranderingen door te voeren. Toch is dat gelukt. Helene: “In de opleiding Leraar Kleuteronderwijs verplichtten we de studenten uit de laatste fase meteen hun novemberstage in een zogenaamde ‘SES-school’ te doen.” Tijdens het verdere semester werd er in de vakken extra aandacht besteed aan dit soort van context, waarbij taal centraal stond. “En dan gaat het niet alleen over de taal die de leraar hanteert in de klas, maar ook over de omgangs- en thuistaal van de kleuters zelf.” Piloot Lager Onderwijs Dit soort van radicale ingreep was in de opleiding Leraar Lager Onderwijs niet meteen mogelijk. Leen: “De novemberstage wordt in onze afdeling ingevuld door een stage in het eerste jaar basisonderwijs, een ervaring zo essentieel voor onze studenten, dat we ze niet wilden vervangen.” De specifieke context kreeg p4 GROEP T - Nieuwsmagazine Leuven Education College - jaargang 23 # 1 Leen Santermans, stagecoördinator Leraar Lager Onderwijs DOCENT Aan het woord: wel extra aandacht waar mogelijk en studenten werden aangemoedigd om op een ander moment van de derde fase hun stage alsnog in een SES-school te doen. “Maar eigenlijk zou het beter zijn als dit soort van stage ook bij de toekomstige leraren lager onderwijs verplicht wordt in hun afstudeerjaar.” Uit de comfortzone “Elke GROEP T student zou minstens één keer in zijn opleiding in contact moeten komen met een dergelijke stagebiotoop.” Sommigen studenten blijven bij het kiezen van hun stageplek binnen hun comfortzone; ze kiezen bijvoorbeeld telkens voor een school in hun eigen regio. “In zo’n geval sturen we bij, want we verwachten van onze studenten toch dat ze ondernemend zijn en een bepaalde mate van durf aan de dag leggen.” Helene: “Dit soort van onderwijssetting is nu al realiteit en daar moeten onze studenten klaar voor zijn als ze afstuderen.” Creatief met pictogrammen “Onze studenten Kleuteronderwijs staan vaak versteld over hoe weinig Nederlandse taalvaardigheid sommige van hun peuters hebben, of ze zijn onder de indruk van de sociaaleconomische bagage die de kinderen al op jonge leeftijd meedragen.” Dat hoeft niet te betekenen dat deze kinderen geen vooruitgang kunnen boeken, het vergt alleen wat meer creativiteit. “Omgaan met ouders die niet mondig zijn in de schooltaal vraagt gewoon een andere aanpak. Het is inderdaad minder evident voor de studenten om toegang te vinden tot de leefwereld van hun leerlingen, maar het hoeft geen probleem te zijn. Een studente ontwikkelde een communicatiemodel met pictogrammen en het werkte - goed zelfs.” De keuze voor een stage in een SES-school gaat blijkbaar ook gepaard met een uitgesproken profiel. Leen “Het zijn toch meestal studenten die veel affiniteit hebben met het sociale aspect van lesgeven – eerder dan met kennisoverdracht, bijvoorbeeld. Ze ‘willen iets meer betekenen’ en zullen de uitdagingen die gepaard gaan met kinderen uit kansarme gezinnen net omarmen.” “Je merkt ook dat de GROEP T studenten die zelf uit zo’n onderwijssetting komen dat soort van hindernissen niet of veel minder ondervinden. Zij hebben in die zin wel een streepje voor.” Wat weegt dan door bij de evaluatie van zo’n stage? “We letten vooral op het probleemoplossend vermogen van de student en de mate waarin ze in staat zijn zich aan de situatie aan te passen.” Veranderingsbekwaamheid, heet dat. En wat na de piloot? “Helene: “We willen dit soort van stages integreren in de opleiding, maar dit vereist een curriculumaanpassing. Er moet bekeken worden hoe we dit binnen de levensbeschouwelijke vakken, didactiek en opvoedkunde kunnen opnemen.” Er komen ook leerkrachten die dagelijks in de praktijk staan gastcolleges geven aan het personeel van GROEP T. “Om onze studenten optimaal te begeleiden hebben we zelf ook nog bij te leren – maar wij zijn er tenminste al wel mee gestart!” Wat is SES? Het SES-beleid van de Vlaamse overheid baseert zich op de Sociaal-Economische status van de gezinnen van de leerlingen. Het zorgt ervoor dat alle leerlingen dezelfde mogelijkheden krijgen. Het gaat uitsluiting, sociale scheiding en discriminatie tegen en geeft daarom speciale aandacht aan kinderen uit kansarme gezinnen. Om de SES-status toe te kennen, worden de volgende indicatoren in rekening gebracht: Is de thuistaal Nederlands? Heeft de moeder een diploma secundair onderwijs of equivalent? Ontvangt het gezin een schooltoelage? STUDENT Aan het woord: Shana Vervoe, studente Leraar Kleuteronderwijs, 3e fase Wanneer ik Shana Vervoe, studente Leraar Kleuteronderwijs, de discussie rond de naamgeving van het pilootproject uitleg, denkt ze even na. “Eigenlijk gaat het om een traditionele context, traditionele scholen, maar dan met een niet-traditioneel publiek. De leerlingen worden er om de één of andere reden meer uitgedaagd in hun leren – omdat hun thuistaal niet de schooltaal is, bijvoorbeeld.” Bewuste keuze Shana koos al in haar tweede fase bij GROEP T voor een stage in een Leuvense school die bestempeld kan worden als een school met ‘Socio-Economische Status’ (SES, zie kader). De ouders van haar peuters spraken bijvoorbeeld in het algemeen geen Nederlands. Ze dacht er meer uitdaging te vinden en dus ook meer voldoening te krijgen. “Dat klopte. De angst bij vele studenten om stage te geven aan kinderen met uiteenlopende achtergronden is ongegrond. Het is net in zo’n leeromgeving dat je je vaardigheden als leraar ten volle kan inzetten en toetsen.” De focus op taal binnen het pilootproject bleek terecht. “Hoewel ik uiteraard had nagedacht over mijn keuze voor deze school, en de school en de leerlingen dacht te kennen, was het niveau Nederlands van mijn kleuters toch nog een verrassing.” Ze merkte echter dat de kinderen uit de tweede klas die achterstand bijbeenden. “Zo’n inhaalbeweging is zeker niet voor de hand liggend, maar dus wel mogelijk.” Toch wel welkom Omdat het voor hen niet altijd gemakkelijk is om stagiairs te vinden, verwelkomen de directies van deze scholen studenten met open armen. Wat de leerkrachten betreft, was Shana’s ervaring aanvankelijk anders. “De leerkrachten op mijn stageschool krijgen al jaren stagiairs over de vloer die helemaal niet voorbereid zijn op deze specifieke context. Ze verwachtten van mij dus ook niet anders.” Een vooroordeel, ja, maar ze draaiden bij. “Na een tijdje gaven ze toe blij te zijn eindelijk een student voor hun klas te hebben die wel wist hoe ze de dingen aan moest pakken.” Piloot In Kraainem gaf Shana les aan uitsluitend Franstalige kleuters op een Nederlandstalige school. Deze stage volgde ze verplicht op een ‘SES-school’, als deel van het pilootproject. Die verplichting vindt ze terecht. “Er is bijvoorbeeld de voorbije jaren in mijn opleiding relatief veel aandacht besteed aan het aspect autisme. Toch heb ik tot nu toe nog maar één kindje met autisme in mijn lessen gehad; terwijl in elke klas minstens één anderstalige kleuter zat – ook buiten de zogenaamde ‘grootstedelijke context’.” Waar ze dan nog niet helemaal uit is? “Hoe begin je met een klas van anderstalige peuters zonder notie van de schooltaal die allereerste schooldag? Wat doe je concreet met hen? En hoe bouw je daarop verder?” “Het enige wat me nog kan tegenhouden om in het Brusselse te gaan werken, zijn de files.” Shana spreekt met vuur. “Dit wordt, neen, dit is de toekomst en het is in die zin relevant om er al tijdens je opleiding mee in contact te komen. Bovendien, hoe meer studenten deze ervaring opdoen, hoe meer er ook in aanraking komen met de voldoening die je eruit kan halen. Hopelijk kiezen zo meer beginnende leerkrachten voor deze scholen.” Ze geraakt er niet over uitgepraat. “Het is onze rol als leerkracht om op die context in te spelen, onze ‘traditionele’ denkwijze te verlaten en te kijken wat we voor deze kinderen kunnen betekenen!” Klaar Na de zomer, als ze is afgestudeerd, zou ze zeker graag les gaan geven in een Brusselse SES-school. “Mijn voorbije jaren aan GROEP T hebben me genoeg ervaring opgeleverd om er met zelfvertrouwen aan te beginnen. Bovendien heb ik voor ik afstudeer nog een heel semester met alleen maar stages voor de boeg – ik vermoed dus ook nog veel op te steken van mijn stagebegeleiders op de scholen zelf.” Het enige wat haar zou kunnen tegenhouden is mobiliteit. “Mijn vriend heeft al werk, maar in Limburg. We zullen dus een stek daartussenin moeten zoeken en dat is nog een kwestie van onderhandelen (lacht, red.).” Stages in de lerarenopleiding Bij GROEP T kies je – binnen een aantal voorwaarden – je stageschool zelf. Je begint er al aan tijdens de eerste fase. Het aantal stages en de intensiteit ervan neemt semester na semester toe. Ook zijn er verschillen in inhoud, duur, etc. Het laatste semester van je opleiding is volledig gewijd aan stages. GROEP T - Nieuwsmagazine Leuven Education College - jaargang 23 # 1 p5 Vakproject ‘(H)eerlijke Honing’ en ‘Drone it Yourself’ Bevlogen en in balans DOCENT Aan het woord: Jo Decuyper, vakdocent Technologische Opvoeding en directeur RVO-Society vzw Er was al zo veel te vinden over het vakproject van Technologische Opvoeding (TO): welke opdrachten de studenten kregen, hoe ze het hadden aangepakt, wat de rol was van ‘open source’ media in het project, het duurzame aspect ervan… Ik begon me af te vragen of er nog iets aan toegevoegd kon worden. Slechts enkele minuten met de vakdocenten Yves Vanbilsen en Jo Decuyper namen deze bezorgdheid weg. Ze hadden wel uren kunnen praten over de ideeën achter het project en het leermodel dat ze met veel overtuiging nastreven. Geïntegreerd leren en lesgeven Een vakproject richt zich typisch op de specifieke inhoud van één vak, maar Yves en Jo bieden de vaardigheden die vereist zijn wel geïntegreerd aan. Jo: “ We onderwijzen de drie aspecten van 'techniek leren' - begrijpen, hanteren en duiden - niet apart, maar laten ze samen in één overkoepelend project aan bod komen.” Het voorbije semester maakten de studenten zo zelf een professionele bijenkorf en een performante drone (hanteren). Aan de basis hiervan lag een onderzoeksopdracht naar het aanmaken van honing en de complexe techniek achter een drone (begrijpen). De studenten rondden het semester af met een presentatie voor GROEP T’ers en externen waarbij ze als team de didactiek en maatschappelijke relevantie achter beide projecten voorstelden (duiden). Breek uit je fase Niet alleen de vaardigheden worden samengebracht, ook de studenten. Over de fasen heen zelfs: studenten uit de tweede fase werken samen met die uit de derde. In het begin was dat even zuchten, maar ze werden al gauw enthousiast. Jo: “Als je studenten genoeg uitdaagt, je hen om een tastbaar resultaat vraagt binnen een relatief korte tijdspanne en ze het als ‘fun’ ervaren, draaien ze gauw bij. Tenslotte startten ze als het ware met een paar houten planken om tot een volwaardige drone te komen.” Yves: “Omdat de beginkennis van de specifieke vakinhoud voor iedereen gelijk is – niemand van onze studenten wist iets van bijenkorven of drones af – staan de studenten van fase twee en drie ook op gelijke voet.” “De studenten geven rechtstreeks aan de maatschappij, in dit geval de scholen.“ Ieder zijn talent De studenten gaan dus in teams aan de slag. Ze krijgen elk een rol toebedeeld naargelang hun talenten. Yves: “Omdat het een kleine groep is en we deze studenten al een jaar begeleid hebben (tijdens de eerste fase, red.) kunnen we goed inschatten welke rollen hen goed liggen. Studenten krijgen zo ook een beter beeld van ieders talenten.” Samenwerken is noodzakelijk. Jo: “Uit de CLIM-methode (Coöperatief Leren in Multiculturele Groepen) haalden we het idee dat je individuen best een uitdaging aanbiedt waarvoor ze moeten samen werken om tot een resultaat te kunnen komen. Ze leren van elkaar en door elkaar. Dat werkt.” Het project kijkt ook over de grenzen van het vak Technologische Opvoeding. Elke student Secundair Onderwijs schoolt zich in twee onderwijsvakken. Vanuit het vak dat ze met TO combineren, hebben ze dus elk ook nog hun eigen inbreng. Yves: “Studenten met de combinatie TO-Biotechnieken concentreerden zich bijvoorbeeld op de bijenkorf zelf. Studenten TO-Mechanica hadden relevante input voor het maken van de slinger (om de honing uit de raten te halen, red.), etc.” p6 GROEP T - Nieuwsmagazine Leuven Education College - jaargang 23 # 1 DOCENT Aan het woord: Yves Vanbilsen, vakdocent Technologische Opvoeding en amateur imker Leercoöperatie Jo: “Liefst nog zouden we dat aspect van coöperatief leren willen doortrekken in een echte coöperatieve.” Daarvoor moet je echter reële diensten of producten kunnen aanbieden en dat past niet binnen het kader van een lerarenopleiding. Yves: “Daarom hebben we een leercoöperatie opgericht, ‘b-balance’, met een raad van bestuur die als ‘kapitaal’ tijd moest investeren in plaats van geld.” (Het project werd wel financieel gesteund door RVO-Society vzw en CORE cvba-so.) De samenwerking van de studenten krijgt zo een sociaal oogmerk. Jo: “Ze geven rechtstreeks aan de maatschappij, in dit geval de scholen.” Dat zorgt voor een mooi evenwicht – een balans, zeg maar. Naar de scholen Het lessenpakket dat de studenten ontwierpen is – in de geest van het project – geïntegreerd opgevat. Via het MOS (Milieu op School) kwamen Yves en Jo terecht bij scholen in het Leuvense die met de pakketten aan de slag wilden. Zo werkt Terbank in Heverlee al een tijdje met coöperatief leren. “Zij denken eraan om het project te linken aan hun mini-ondernemingen en zo honing te verkopen. Op die manier zorgen leerlingen voor biodiversiteit in de streek en leren ze te ondernemen met eerlijke producten.” De belangstelling op de presentatie van het vakproject op het einde van het eerste semester leidde ook tot een samenwerking met de tuinbouwschool in Sint-Truiden. “In een volgende stap wordt de drone geleerd over hun boomgaard te vliegen en zo het gedrag van de bijen te monitoren.” Dat zal resulteren in een educatieve film die laat zien hoe bijen tijdens het productieproces van honing bewegen. Een integratie van de twee opdrachten, als het ware. Het vakproject is dus nog niet afgerond. Yves: “We voorzien nog een bijenhal op GROEP T. Toestellen ontwikkelen, een website maken, etc. dat kan allemaal vakoverschrijdend gebeuren. We kunnen een inspiratie zijn voor het werkveld!” Durf ik het te zeggen? Toch wel: het zijn bezige bijen, daar bij TO. Download het lesmateriaal De studenten bouwden binnen het kader van het vakproject ook een website. De lessenpakketten die ze ontwikkelden kan je daar gratis downloaden. Zo zetten de GROEP T studenten het streven van UNESCO naar het delen van informatie via ‘open source’ media concreet in daden om. www.b-balance.be Vakproject Technologische Opvoeding editie 2013 De studenten Leraar Secundair Onderwijs kregen twee opdrachten die ze in de loop van het eerste semester moesten afwerken. Die luidden als volgt: “Maak een duurzame bijenkorf voor een stadsomgeving” en “Bouw een drone die luchtopnames kan maken van daken”. Bovendien moesten de bijenkorf en de drone ingebed worden in een educatief pakket voor jongeren van 12 tot 15 jaar dat effectief gebruikt zal worden op scholen in het Leuvense. GROEP T - Nieuwsmagazine Leuven Education College - jaargang 23 # 1 p7 Project ‘Beweeg de Wereld’ Het zit hem in het verschil Leren van en door diversiteit, met accent op elk talent. Dat is waar ‘Beweeg de Wereld’ om draait. Hoe leer je kleuters, kinderen of jongeren omgaan met verscheidenheid in achtergrond, leerstijl, taalgebruik,…? Hoe kan je als leraar een verschil maken door je opstelling ten opzichte van diversiteit? DOCENT Aan het woord: Kristien Lacluyse, projectverantwoordelijke DOCENT Aan het woord: Kris Vercammen, lector Leraar Lager Onderwijs DOCENT Aan het woord: Peggy Leën, lector Leraar Secundair Onderwijs DOCENT Aan het woord: Mia Dehaes, lector Leraar Secundair Onderwijs DOCENT Aan het woord: Gorik van Helleputte, lector Leraar Kleuteronderwijs en Lager Onderwijs p8 GROEP T - Nieuwsmagazine Leuven Education College - jaargang 23 # 1 Deel van het geheel Diversiteit gaat over ‘verschillen’. Mia: “’Beweeg de Wereld’ kijkt echter naar hoe verschillen elkaar kunnen aanvullen.” Een voorbeeld. Studenten werken gedurende twee weken in dezelfde groep. Dit is een intensief proces; hun talenten komen zo vanzelf meer in de verf te staan. Ze ervaren aan de lijve hoe de verschillende inbreng van elk van hen het geheel sterker maakt. Peggy: “Ze zijn zich vaak niet bewust van het feit dat ze uitblinken in een bepaald iets, maar door samen te werken komt zoiets automatisch naar boven.” De groep wordt een team. Voorbeeld Dit idee wordt bijvoorbeeld ook toegepast in de opdracht die de studenten Leraar Lager Onderwijs moeten afwerken voor het project. Ze werken een lessenpakket uit volgens de CLIM-methode (Coöperatief Leren in Multiculturele Groepen). Het pakket gaat uit van een probleemstelling waarbij de leerlingen in de klas elk een bron (een filmpje, een tekst, een website, etc.) krijgen die een deel van de oplossing aanreikt. Kris: “Omdat elke leerling slechts een stukje van het antwoord heeft, kan de oplossing er alleen komen door samen te werken.” Zo ervaren ook de leerlingen lager onderwijs de kracht van verschillen. Een nieuwe start Studenten zijn echter niet altijd meteen weg met het begrip ‘diversiteit’. Kristien: “Het project draait al even, maar studenten gaven vorig jaar aan dat het een tijdje duurde vooraleer ze grip hadden op wat diversiteit nu eigenlijk concreet is. Dat maakte het lastig om al van bij de start van hun opdracht gericht te werken.” De stuurgroep van ‘Beweeg de Wereld’ besliste om de opstart-dag van het project helemaal om te gooien. Een 200-tal studenten verzamelden zich in groepjes op de sportvelden van Kessel-Lo. Ze kregen zonder verdere uitleg een reeks doe-opdrachten rond diversiteit, bijvoorbeeld: ‘Gebruik deze bierkaartjes om er zo ver als mogelijk mee te geraken door er steeds op te blijven staan. Wat zegt dat over diversiteit in de aanpak van deze opdracht?’. Bedoeling was de opdrachten zo snel als mogelijk af te werken. “Ze werden zo vanzelf gedwongen om dingen in vraag te stellen en creatief te zijn.” de mentaliteit van de studenten. Mia: “Ze voelden zich uitgedaagd en ‘gooiden’ zich.” Kristien: “Het haalde de studenten bij de start van hun tweede fase ook meteen uit de hun vertrouwde schoolomgeving. Ze vonden het spannend en verfrissend.” Voor herhaling vatbaar, dus. “De opstartdag werd ook een succes door de mentaliteit van onze studenten.“ Projecten in de lerarenopleiding Bij GROEP T liggen projecten aan de basis van de opleiding. Ze zijn niet zomaar een bijkomstigheid; ze vormen een wezenlijk deel van het curriculum. Elk semester wordt opgestart met een project dat je in de loop van dat semester afwerkt. De projecten bieden een kader dat vaardigheden aanreikt die de vakinhouden overstijgen. Grootstedelijke stage Eens het project loopt, trekken de studenten ook naar Studio Globo in Brussel. Dit inleefatelier brengt een specifieke vorm van diversiteit dichterbij. De wandeling door Kuregem die eraan gekoppeld wordt, dompelt de studenten in een multicultureel bad. Het blijkt voor heel wat studenten een oogopener. Kris: “De ervaringen die ze die dag opdoen kunnen ze later gebruiken als ze voor een grootstedelijke stage kiezen.” Succes Het bleek een geslaagd experiment. Op het einde van de dag waren de groepen teams geworden en had elke student op z’n minst een impressie van wat ‘diversiteit’ kan betekenen. Gorik: “Dat is net de magie van ‘Beweeg de Wereld’: je bent aan het doen, wat je leert!” De zon straalde, dat hielp, natuurlijk. Maar de dag werd ook een succes door GROEP T - Nieuwsmagazine Leuven Education College - jaargang 23 # 1 p9 BASIS natuurwetenschappen Les Russisch in NT2 opleiding 1+1+1=1 ’Privjet’, ik word leraar Nederlands 1 ‘Absurd’. Dat is het eerste wat in me opkomt als Nick – vakdocent biologie - me de problematiek gelinkt aan het nieuwe vak natuurwetenschappen probeert uit te leggen. En ook wel: ‘zwemmen of verzuipen’. Het lijkt wel een reddingsactie. DOCENT Aan het woord: Nick Wouters, vakdocent biologie 1 Van verdieping naar verbreding Wat is er aan de hand? Jarenlang kregen leerlingen in het secundair onderwijs de vakken biologie, fysica en chemie. Drie te onderscheiden vakken met elk hun vakdocent. Het vrije net heeft deze drie vakken in de eerste graad gereduceerd tot één vak: natuurwetenschappen (dat naast biologie ook de basis van fysica en chemie behandelt). ‘1+1+1=1’ – simpel toch? Niet echt. Het gemeenschapsonderwijs blijft de drie vakken namelijk wél los van elkaar inrichten, bijvoorbeeld in het TSO. Wetten en praktische bezwaren ‘Richt dan ook in de lerarenopleiding een vak natuurwetenschappen in’, zou je denken. De wetgeving maakt dit echter onmogelijk: een diploma Leraar Secundair Onderwijs met lesbevoegdheid natuurwetenschappen wordt tot op heden niet erkend door het departement onderwijs. Een leraar kan wettelijk gezien ook maar voor twee vakken lesbevoegdheid krijgen. Nick: “Onze studenten kunnen – in deze context – uit twee mogelijke combinaties kiezen: biologie-fysica of biologiebiotechnieken (GROEP T richt het vak chemie niet in, red.). Maar een vak dat al deze inhouden integreert kan momenteel gewoonweg niet ingericht worden in de Vlaamse lerarenopleidingen.” Om daadwerkelijk het vak natuurwetenschappen te gaan geven in het secundair onderwijs, komen de studenten Leraar Secundair Onderwijs dus altijd dat ietsje tekort. “Hoe vorm je leerkrachten voor het vak natuurwetenschappen zonder een opleiding?“ Middenweg De vakdocenten wisselen nu als het ware hun studenten uit in een soort van rotatiesysteem. Studenten biologie zien aldus wat minder biologie en krijgen in de plaats daarvan een selectie uit de vakken fysica en chemie – en vice versa. Studenten leren ook van mekaar tijdens ‘microteaching’ sessies. “Omdat natuurwetenschappen – zoals het beschreven wordt in het leerplan ASO 1e graad – grotendeels uit biologie bestaat, valt dat voor mij als vakdocent biologie nog mee. Ik heb niet gigantisch veel van mijn stof moeten laten vallen. Voor biotechnieken is dat al minder het geval, en de docent fysica zit helemaal in een lastig parket.” Al bij al komt het erop neer dat er nu ook stof over chemie gegeven wordt in de lerarenopleiding en minder biologie en fysica. Niet kiezen, wel delen. Aanpassen Voor de studenten blijft de studiebelasting hetzelfde. Ze krijgen niet meer les dan vroeger, of moeten niet meer materiaal verwerken: stukjes van de leerstof worden vervangen door andere inhoud. Er wordt wel wat flexibiliteit van hen verwacht. “De les microscopie hebben we bijvoorbeeld ’s avonds moeten organiseren, van 17u tot 20u. Dit was de enige manier om de verschillende studentengroepen samen te brengen.” Lastig? “Studenten weten dat we dit doen om zo snel mogelijk op hun noden in te kunnen spelen. Ze kennen de situatie en staan er voor open.” Het komt er dus op neer dat het vak natuurwetenschappen als een verzameling van deelvakken aangeboden wordt – niet geïntegreerd. De strakke planning laat de vakdocenten momenteel niet toe samen les te geven en zo alsnog de vakinhoud geïntegreerd aan te bieden. “Studenten leren bijvoorbeeld in mijn les biologie over de spieren en het menselijke skelet. In een volgende les zal de vakdocent fysica daarop verder bouwen als ze het over de werking van de krachten en hefboomsystemen heeft.” 1 Profielen Komt daar nog eens bij dat er een gapend gat is tussen de profielen van de studenten die biologie of biotechnieken kiezen en zij die voor fysica gaan. Typerend daarvoor is dat de combinatie biologie en fysica op GROEP T nog maar één keer gekozen werd. “Eenvoudig gesteld denken de studenten fysica eerder als de prototypische ingenieur: ze analyseren, willen weten hoe iets in elkaar steekt. Jongeren die biologie verkiezen hebben minder interesse in die ‘dode materie’; zij zijn gepassioneerd door organismen, levende materie.” ‘Trecky’s’ versus ‘tree-huggers’, quoi. Actieplan De hamvraag in het Vlaamse onderwijslandshap bleef dus ‘Hoe vorm je leerkrachten voor het vak natuurwetenschappen zonder een opleiding natuurwetenschappen?’ Een noodplan was aan de orde. Op GROEP T besloten de betrokken vakdocenten zich toe te spitsen op het leerplan ASO 1e graad. Het idee was om op die manier zo allesomvattend mogelijk aan het werk te gaan en de studenten zo veel mogelijk verder te kunnen helpen. “Het vak natuurwetenschappen is geen optelsom, dus bekeken we welke hiaten er overbleven eens we de inhoud van onze vakken biologie, fysica en biotechnieken samen brachten.” Op basis daarvan selecteerden de docenten een nieuw handboek voor de vakdidactische sessies. De volledige inhoud van dit boek komt tijdens fase 1 en 2 aan bod. Er is ook een nieuw vaklokaal in de maak. p10 GROEP T - Nieuwsmagazine Leuven Education College - jaargang 23 # 1 Tussen droom en daad Daar zijn de docenten zelf niet onverdeeld gelukkig mee. “Van een volledig geïntegreerde aanpak zoals in het secundair onderwijs is nog geen sprake en dat vinden we jammer. Het risico bestaat bijvoorbeeld dat, als onze studenten stage gaan geven, ze toch eerder een les biologie of fysica zullen voorbereiden, niet een les natuurwetenschappen.” Een soort van Eerste Hulp, dus. “Al bij al is het belangrijkste dat we op korte termijn een oplossing konden aanbieden. We gebruiken het rotatiesysteem dit academiejaar voor de eerste keer en het wordt hoe dan ook een leerproces dat enkele jaren zal overspannen. Stap voor stap, semester per semester zorgen we voor een betere afstemming op het vak natuurwetenschappen in het secundair onderwijs. En wie weet, met de fusie die er zit aan te komen (met de KHLeuven en de KHLim, red.) dienen zich vast ook nieuwe opportuniteiten aan.” ■ Onderwijsvakken in de lerarenopleiding Wil je leraar Secundair Onderwijs worden? Dan kan je twee vakken geven. Je kiest deze uit een lijst van meer dan 100 mogelijkheden: biologie & geschiedenis, fysica & mechanica, biotechnieken & biologie, etc. De vakken die je kiest zijn evenwaardig: ze krijgen tijdens je opleiding precies evenveel aandacht. De studenten Leraar Secundair Onderwijs met onderwijsvak Nederlands startten hun lessenreeks Nederlands voor Anderstaligen (NT2) met een les Russisch. Beetje gek om daar je allereerste semester van je allereerste opleidingsfase mee te beginnen, niet? We vragen aan docenten Kim Willems en Liesbeth Spanjers hoe ze hiertoe kwamen en wat het de studenten bijbracht. DOCENT Aan het woord: Kim Willems, vakdocent Nederlands en Nederlands voor anderstaligen “Het idee om onze studenten zo snel in contact te brengen met een segment van hun toekomstige doelgroep is ontstaan uit gesprekken tussen Liesbeth en mezelf over de invulling van NT2. We wilden de studenten laten ervaren hoe het is om een vreemde taal te leren, zonder daarbij terug te kunnen vallen op een gemeenschappelijke taal, een taal die beide partijen kennen”, vertelt Kim. En zo kwam een groep studenten van GROEP T terecht in een les Russisch. “Een aantal studenten begroet mij in de gangen nog steeds in het Russisch!“ Didactische principes Liesbeth, slaviste van opleiding, gaf de les zelf: “Onze studenten hoorden een uur lang uitsluitend Russisch. Aangezien ze me nog niet kenden, begonnen ze zelfs te twijfelen of ik wel Nederlands verstond.” Met veel gebaren leerden ze een kennismakingsdialoog. Daarnaast kregen ze een introductie in het cyrillisch schrift. Hiertoe schreef Liesbeth de namen van de studenten in het Russische alfabet. “Onze conclusies na deze les zijn positief. De studenten ondervonden aan den lijve dat een aantal didactische principes die typisch ingezet worden in NT2, echt werken: het inzetten van beeldmateriaal en lichaamstaal; het belang van vaardigheden als spreken en luisteren naast grammatica en woordenschat; het gebruik van de doeltaal met al z’n voor- en nadelen, …”, aldus Kim. “Een aantal studenten begroet mij in de gangen nog steeds met ‘Privjet’ (hallo)!”, lacht Liesbeth. DOCENT Aan het woord: Liesbeth Spanjers, docent International Educating Classes Samen leren De docenten zetten hun samenwerking verder in het tweede semester. Dezelfde groep studenten NT2 volgde een les samen met de studenten van GROEP T’s ‘International Educating Classes’ (IEC), een Engelstalig postgraduaat. Kim: “We wilden de sessie wijden aan verschillen en gelijkenissen in onderwijs in het algemeen en in taalonderwijs in het bijzonder. Ze discussieerden met elkaar in gemengde groepen en maakten een poster met trefwoorden. Nadien presenteerden ze hun bevindingen.” Liesbeth en Kim brachten hun studenten vorig academiejaar al eens samen. Daaruit leerden ze dat zoiets een boeiende ervaring is voor beide groepen. De studenten NT2 zagen bijvoorbeeld in, dat als je je leerlingen complexe opdrachten of taalspelletjes wil laten uitvoeren, het nodig is instructies te geven. Je kan van anderstaligen immers niet verwachten dat ze vertrouwd zijn met de werkvormen die in de lerarenopleiding aangeleerd worden. Anderzijds kregen de IEC studenten een bredere kijk op het onderwijs in België en bij GROEP T – meer specifiek het taalonderwijs. “De les heeft toen ook gezorgd voor een beter begrip van elkaar, een beter contact. Niet onbelangrijk, toch?!”, besluit Liesbeth. Vakoverschrijdend werken in de lerarenopleiding Groep T stimuleert de samenwerking tussen verschillende vakken en opleidingen. Het biedt je niet alleen de kans om met studenten die een ander onderwijsvak kozen, samen te leren, maar ook om van elkaar, van hen te leren. Of, zoals UNESCO het formuleert, ‘Learning to live together’. GROEP T - Nieuwsmagazine Leuven Education College - jaargang 23 # 1 p11
© Copyright 2024 ExpyDoc