Nieuwsbrief Vastgoed 14 maart 2014 Verplichte eigen bijdrage schoolbestuur aan huisvestingskosten strijdig met bestedingsgebod artikel 148 Wpo Graag willen wij u attenderen op een recente uitspraak van de rechtbank NoordHolland van 29 januari 2014 (ECLI:NL:RBNHO:2014:1486). In deze uitspraak oordeelt de rechtbank - kort samengevat - dat de gemeente Zaanstad geen aanspraak kan maken op een financiële bijdrage uit de lumpsumbekostiging van een stichting in het primair (openbaar) onderwijs aan de bouw van een nieuwe school, ondanks dat de stichting zich hier in een overeenkomst wel toe had verplicht. De rechtbank acht een dergelijke afspraak strijdig met artikel 148 Wpo. Casus De rechtbank Noord-Holland heeft op 29 januari 2014 een uitspraak gewezen over artikel 148 Wet primair onderwijs (Wpo). Deze uitspraak is ‘uitgelokt’ door de gemeente Zaanstad, hierna aangeduid als “de gemeente”, en de stichting Zaan Primair voor openbaar primair en (voortgezet) speciaal onderwijs, hierna aangeduid als “de stichting”. De gemeente had bij de verzelfstandiging van het primair (openbaar) onderwijs bedongen dat als de gemeente nieuwe schoolgebouwen zou realiseren, de stichting daaraan een financiële bijdrage zou leveren. Achterliggende gedachte van partijen daarbij was dat de stichting als gevolg van de nieuwbouw minder onderhoudskosten zou hebben. Die besparing zou de stichting als bijdrage inbrengen op het moment dat de gemeente een nieuwe school zou realiseren. De stichting is (achteraf) van mening dat deze afspraak nietig is (artikel 3:40 BW), omdat de afspraak in strijd is met artikel 148 Wpo. Dit artikel heeft betrekking op de lumpsumbekosting die schoolbesturen vanaf 1 augustus 2006 van het Rijk ontvangen. Schoolbesturen hebben in beginsel de vrijheid om deze rijksbekostiging naar eigen pagina 2 inzicht in te zetten. Deze vrijheid wordt ingeperkt door artikel 148 Wpo, waarin een bestedingsgebod is vastgelegd. Volgens dit gebod moet de lumpsum worden besteed aan personele of materiële kosten. Kosten voor huisvestingsvoorzieningen vallen daar niet onder. Schoolbesturen die zich niet aan het bestedingsgebod houden, lopen het risico dat het Rijk betaalde lumpsumbedragen achteraf terugvordert. Procedure De gemeente is voornemens om binnen enkele jaren nieuwe schoolgebouwen te realiseren. De stichting heeft echter al op voorhand te kennen gegeven dat zij de bijdrage die zij op grond van de afspraken met de gemeente verschuldigd zou zijn, niet zal betalen. De gemeente vordert in deze procedure een verklaring voor recht dat de stichting (toerekenbaar) tekortschiet in de nakoming van de op haar rustende contractuele verplichting tot het leveren van een financiële bijdrage ter zake van de nieuwbouw van scholen. De gemeente beoogt hiermee duidelijkheid te verkrijgen, voordat zij zich aan de bouw van een nieuwe school zet. Beoordeling De rechtbank overweegt onder meer dat de hiervoor omschreven afspraak ziet op betalingen in verband met besparingen op kosten van onderhoud die de stichting zal realiseren, nadat de gemeente een oud schoolgebouw heeft vervangen door een nieuw schoolgebouw. Volgens de rechtbank geldt vanaf de invoering van de lupsum in 2006 dat de bekostiging die de stichting van het Rijk ontvangt, moet worden besteed aan personele kosten en kosten van materiële instandhouding. Een uitzondering hierop bestaat indien voldaan wordt aan de bijzondere voorwaarden die de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen heeft gesteld in een brief van 12 mei 2009, gericht aan alle schoolbesturen in het primair onderwijs: voor zover het gaat om uitgaven voor aanvullende huisvestingsvoorzieningen, die worden gefinancierd uit reserves die zijn opgebouwd voor 1 augustus 2006, of uit privévermogen van het schoolbestuur, geldt dat deze, in afwijking van de wet, toelaatbaar worden geacht. De rechtbank oordeelt dat niet is aangetoond dat de bijdrage door de stichting voldoet aan de genoemde voorwaarden. Aldus is sprake van een strijdigheid met artikel 148 Wpo. Over de vraag of dit tot nietigheid van de gemaakte afspraken leidt overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank stelt in de eerste plaats dat artikel 148 Wpo ertoe strekt de vrijheid van schoolbesturen om de Rijksbijdrage naar eigen inzicht in te zetten, in te perken. In de Wpo is bovendien voorzien in een strikte scheiding van verantwoordelijkheden. Gemeenten dragen zorg voor de voorziening in huisvesting. Hiervoor ontvangen zij Rijksmiddelen via het Gemeentefonds. De financiering van personele kosten en kosten van materiële instandhouding als bedoeld in artikel 148 Wpo is een aangelegenheid van de schoolbesturen. Het Rijk stelt hiervoor via een aparte geldstroom gelden ter beschikking. De rechtbank is van mening dat deze bevoegdheidsverdeling als een fundamentele regel van staatsrecht moet worden gezien. De verdeling vergt bovendien dat de financiële verhoudingen tussen het Rijk en pagina 3 gemeenten helder en eenduidig zijn. Dit uitgangspunt wordt door de afspraak tussen de gemeente en de stichting op onaanvaardbare wijze doorkruist. De stichting zou bovendien met een terugvorderingsactie van het Rijk geconfronteerd kunnen worden als zij de bijdrage zou betalen. De rechtbank is daarom van mening dat de afspraak tussen de gemeente en de stichting nietig is en wijst de vordering van de gemeente af. Gevolgen uitspraak Deze uitspraak bevestigt dat gemeenten, binnen het kader van de Wpo, in beginsel geen bijdrage kunnen verlangen van schoolbesturen in het primair onderwijs aan de nieuwbouw van scholen. De lumpsumbekostiging die schoolbesturen van het Rijk ontvangen mag daar niet aan worden besteed. Afspraken die hiermee in strijd zijn, zijn nietig als bedoeld in artikel 3:40 BW. Dat betekent dat in een civielrechtelijke procedure geen nakoming kan worden gevorderd van dergelijke afspraken. Heeft u vragen over deze uitspraak, of heeft u andere vragen over onderwijshuisvesting of maatschappelijk vastgoed, neemt u dan gerust contact met ons op. Auke Klomp Remon Janssen Igo Nijenhuis [email protected] 024 – 3 828 432 [email protected] 024 – 3 828 384 [email protected] 024 – 3 828 384 Disclaimer De informatie in deze nieuwsbrief is bedoeld ter voorlichting van cliënten en andere relaties en kan niet worden gebruikt als advies in individuele situaties. In die gevallen kan vanzelfsprekend een op de specifieke situatie toegesneden advies worden gegeven. Hoewel deze nieuwsbrief met de grootst mogelijke zorgvuldigheid tot stand is gekomen, aanvaardt Hekkelman Advocaten N.V. geen enkele aansprakelijkheid voor eventuele fouten of andere onjuistheden (of de gevolgen daarvan). © Hekkelman Advocaten N.V.
© Copyright 2024 ExpyDoc