3) Onderzoekspresentaties GROUP I Ronde I Onderzoekspresentaties van de GROUP-studie Moderator: drs. Just van der Linde, psychiater, ABC Altrecht Laura Koenders MSc, neuropsycholoog, OIO AMC Amsterdam: ‘Hersenafwijkingen bij cannabis en schizofrenie.’ Schizofrenie en cannabis gebruik komen vaak samen voor, en deze combinatie is geassocieerd met een slechter ziektebeloop. Hoe de interactie van cannabis en schizofrenie precies met hersenstructuren samenhangt is echter nog niet duidelijk. We hebben bij patiënten met en zonder cannabis gebruik en gezonde controles gekeken naar het volume van verschillende gebieden in de hersenen. Daarnaast hebben we gekeken of de leeftijd van het eerste gebruik en de frequentie van het gebruik hier nog wat in voorspelden. We vonden, zoals verwacht, dat patiënten (met en zonder gebruik) kleinere volumes in bijna alle gebieden hadden dan gezonde controles. Tot onze verrassing vonden we echter dat patiënten met cannabisgebruik een groter volume in de putamen hadden dan patiënten zonder cannabis gebruik. De putamen is een gebied dat bij draagt aan ‘habit formation’ zoals gezien in verslaving, wat het grotere volume zou kunnen verklaren. We vonden geen relaties met leeftijd van het eerste gebruik of de frequentie van het blowen. e-m: [email protected] Jojanneke Bruins MSc, neuropsycholoog, junior-onderzoeker UMC Groningen: ‘De associatie tussen cannabisgebruik en metabool syndroom bij patiënten met een psychotische stoornis’ In deze studie is gekeken naar het effect van cannabisgebruik op BMI, middelomtrek, bloeddruk, cholesterol, HDL cholesterol, LDL cholesterol, triglyceriden, glucose en HbA1c bij mensen met psychotische aandoeningen. Mensen met psychotische aandoeningen die cannabis gebruiken hebben een lagere BMI, diastolische bloeddruk, HbA1c en een smallere middelomtrek dan de nietgebruikers. Stoppen met cannabis vergroot het metabole risico. In een tweede sample is gekeken of het AKT1 gen een mediërend effect heeft op de relatie tussen cannabisgebruik en BMI, maar er werd alleen een associatie gevonden tussen AKT1 en cannabisgebruik. e-m: [email protected] Jessica de Nijs MSc, neuropsycholoog, AIO UMC Utrecht: ‘Metabool syndroom en hersenafwijkingen in psychotische stoornissen.' Achtergrond Het metabool syndroom (MetS) is een aandoening, waarbij naast obesitas er ook sprake is van een hoge bloeddruk, een verstoorde vetstofwisseling en/of hyperglykemie. Aangezien o.a. een ongezonde leefstijl en antipsychoticagebruik het risico op MetS aanzienlijk vergroten, hebben patiënten met een psychotische stoornis een verhoogde kans op de aanwezigheid van deze aandoening met een prevalentie van 40%. Een associatie tussen MetS en verminderde totaal brein, grijze en witte stof-volumes is eerder gevonden in niet-psychiatrische populaties, maar bij schizofrenie is dit nog niet onderzocht. Methoden In ons onderzoek richtten wij ons ten eerste op het verschil in hersenvolumes tussen gezonde controles (N=110; gemiddelde leeftijd(SD): 29.75(8.24)) en patiënten met schizofrenie (N=71; gemiddelde leeftijd(SD): 29.61(5.76)) met een multivariate covariantie-analyse. Daarnaast onderzochten wij of er hersenvolume verschillen bestaan tussen schizofrenie patiënten met MetS (N=23) en zonder MetS (N=48). Groepen waren gematched op leeftijd, geslacht, antipsychotica gebruik en middelengebruik. Resultaten Er was sprake van een significante vermindering in totaal brein, witte stof-volume en een vergroting van ventrikels bij schizofreniepatiënten t.o.v. controles. Patiënten met schizofrenie en MetS hadden een kleiner totaal brein en grijze stof volume en grotere ventrikels vergeleken met patiënten zonder MetS. Tevens was de orbitofronale cortex verkleind in patiënten met schizofrenie en MetS vergeleken met patiënten met schizofrenie zonder MetS. Conclusie In deze studie was er sprake van een afname van globale hersenvolumes bij patiënten met schizofrenie vergeleken met controles. Patiënten met schizofrenie en MetS hadden de kleinste hersenvolumes, inclusief de orbitofrontale cortex, vergeleken met patiënten zonder MetS. Dit is ook in niet-psychiatrische populaties gevonden. De vraag is of MetS de oorzaak of het gevolg is van de verminderde hersenvolumes. Longitudinaal MRI onderzoek is noodzakelijk om hier een antwoord op te krijgen. e-m: [email protected] Sanne C.T. Peeters MSc, neuropsycholoog, AIO Universiteit Maastricht: ‘Netwerk connectiviteit in het brein in rust en de associatie met psychotische kwetsbaarheid’ Disconnectiviteit in schizofrenie kan gezien worden als disfunctionele integratie in een netwerk van verschillende hersengebieden. In deze studie wordt een nieuwe methode gebruikt om complexe netwerken te analyseren gebaseerd op hun ‘semi-metric’ gedrag, waarbij een hoger niveau van ‘semi-metricity’ samenhangt met betrokkenheid van een overmatig aantal hersengebieden en verstoorde communicatie. Het wordt verwacht dat individuen met (verhoogd risico op) een psychotische stoornis meer ‘semi-metric’ paden in het brein hebben dan controles en dat dit geassocieerd is met psychotische symptomen. Drieënzeventig patiënten met een psychotische stoornis, 83 broers/zussen van deze patiënten en 72 controles hebben anatomische en ‘resting-state’ functionale MRI scans gekregen. ‘Semi-metric’ percentage (SMP) op het niveau van het hele brein, de hemisferen en specifieke modules werd gebruikt als afhankelijke variabele in een multilevel random regressie analyse om groepsverschillen te onderzoeken. Vervolgens werd er gekeken of SMP samenhangt met symptomatologie (psychotische en cognitieve symptomen). Op het niveau van het hele brein en de hemisferen, blijkt dat patiënten een hoger SMP hebben vergeleken met broers/zussen en controles. Het SMP van de broers/zussen is intermediair t.o.v. dat van controles en patiënten in specifieke modules. In de patiënten groep was een hoger SMP in de rechter temporale kwab geassocieerd met een slechtere score op een aandachtstaak, terwijl in de gehele groep werkgeheugen en sociale cognitie geassocieerd waren met een hoger SMP in temporele en frontaal-limbisch/frontaal-temporale modules. Hoger SMP in de limbisch-basale ganglia module was geassocieerd met hogere subklinische psychotische scores in de broers/zussen. De verstoorde netwerkcommunicatie, gevonden in de patiënten en in mindere mate in broers/zussen, impliceert dat ‘semi-metricity’ mogelijk gezien kan worden als een kwetsbaarheidsmarker. Een hoger SMP hangt samen met slechtere prestaties op werkgeheugen en sociale cognitie in de gehele groep. In de patiënten hangt het juist samen met slechtere aandachtsprestaties. In de broers/zussen hangt een hoger SMP samen met de aanwezigheid van subklinische psychotische symptomen. e-m: [email protected]
© Copyright 2024 ExpyDoc