Het verslag van dit onderzoek vindt u hier terug

SUBSIDIARITEIT – HET GEBRUIK VAN HET
VROEGWAARSCHUWINGSMECHANISME IN DE EU
EN IN VLAANDEREN
Afdeling Beleid
Departement Internationaal Vlaanderen
Boudewijnlaan 30 bus 80 |1000 Brussel
Tel +32 (0)2 553 60 25 |Fax +32 (0)2 553 60 37
http://www.vlaanderen.be/internationaal
maart 2014
INHOUDSTAFEL
I.
De introductie van het subsidiariteitsbeginsel in de Europese Unie ............................... 4
II.
De rol van EU-instanties en de nationale en regionale parlementen bij de
toepassing van het subsidiariteitsbeginsel ................................................................................ 7
III.
Het subsidiariteitsbeginsel als leitmotiv in het Vlaams EU-beleid ................................ 11
IV.
Het gebruik van de subsidiariteitstoets ................................................................................... 15
Frequentie van het gebruik van de subsidiariteitstoets 2010-2013 ........................................................... 16
Wie hanteert de subsidiariteitstoets? ........................................................................................................ 17
Welke EU wetgevingsinitiatieven waren meest voorwerp van subsidiariteitsadvies?............................... 20
Welke rechtsinstrumenten? ....................................................................................................................... 22
Wat was het resultaat van de gevoerde subsidiariteitsprocedures? ......................................................... 22
Het federaal en Vlaams parlement en de subsidiariteitstoets. .................................................................. 23
Het Comité van de regio’s en de subsidiariteitstoets ................................................................................. 24
V.
Conclusies............................................................................................................................................. 27
VI.
Epiloog ................................................................................................................................................... 29
VII. Bijlagen .................................................................................................................................................. 30
Exhaustieve lijsten per jaar van alle wetgevingsvoorstellen van de Commissie waarop gemotiveerde
subsidiariteitsadviezen werden ingediend werden opgenomen als bijlage bij dit rapport. ....................... 30
Samenwerkingsakkoord tussen de Federale wetgevende kamers, de parlementen van de
Gemeenschappen en de parlementen van de Gewesten betreffende de uitoefening van de bevoegdheden
aan de nationale parlementen toegekend in het verdrag van Lissabon ................................................... 36
Tabel 1 – Aantal parlementaire bijdragen en geformuleerde subsidiariteitsadviezen per jaar ....................... 17
Tabel 2 – Aantal subsidiariteitsadviezen per nationale parlementaire kamer per jaar ........................................ 19
Tabel 3 – Aantal subsidiariteitsadviezen per deelstaatparlement per jaar ................................................................. 19
Tabel 4 – Totaal aantal subsidiariteitsadviezen van alle parlementen per jaar ........................................................ 20
Tabel 5 – Aantal parlementen dat subsidiariteitsadviezen formuleerde, per jaar ................................................... 20
Tabel 6 – 9: Wetgevingsvoorstellen die het meeste subsidiariteitsadviezen uitlokte, per jaar ........................ 21
Tabel 10 – Aantal subsidiariteitsadviezen per EU-rechts-instrument per jaar ......................................................... 22
Tabel 11 – Aantal bijdragen en subsidiariteitsadviezen van het Comité van de Regio’s per jaar ..................... 25
1
2
DE TOEPASSING VAN HET
VROEGWAARSCHUWINGSMECHANISME IN DE EU
EN IN VLAANDEREN
INLEIDING
“Subsidiariteit betekent het maken van keuzes. Leidraad voor de regering is dat het beleid zo dicht
mogelijk bij de burger dient te worden voorbereid en uitgevoerd. Juist door niet alle onderwerpen
naar Europa te brengen, brengen wij – hoe paradoxaal ook – Europa dichter bij de burger.”1
Zo luidde het in de regeerverklaring van de Nederlandse premier Wim Kok, in 1998. Glashelder.
In dezelfde jaren negentig bevatten ook de Vlaamse beleidsdocumenten over internationaal
beleid belangrijke passages of paragrafen over het subsidiariteitsprincipe. Het streven naar- of
bewaken van de subsidiariteit kan dan ook beschouwd worden als een van dragende thema’s van
het Vlaams internationaal beleid van de afgelopen twee decennia.
De creatie van een specifieke procedure of “subsidiariteitstoets” in de EU werd door de Vlaamse
overheid dan ook een belangrijk winstpunt genoemd bij de totstandkoming van het Verdrag van
Lissabon (2008). Via Verklaring 51 bij het verdrag werd er ook voor gezorgd dat ook het Vlaams
Parlement die subsidiariteitstoets zou kunnen hanteren.
Een paar jaar na datum houdt het steek om na te gaan of, hoe vaak, door wie en waarom het
instrument van de subsidiariteitstoets sindsdien werd gehanteerd, en met welk gevolg. Dat is
ook het opzet van dit rapport.
Vooraf wordt in deel I nog kort ingegaan op de introductie van het subsidiariteitsbeginsel in de
Europese verdragen – van Maastricht tot Lissabon. Deel II situeert de rol van de Europese
instellingen en de nationale parlementen in de toepassing van het beginsel. Deel III illustreert in
welke mate het subsidiariteitsbeginsel een leitmotiv is geweest in het Vlaams buitenlands beleid
en zijn visie op de ontwikkeling van de EU. Hoe, door wie en wanneer de subsidiariteitstoets
sinds 2010 werd gehanteerd wordt in beeld gebracht in deel IV. De voornaamste vaststellingen
en conclusies ter zake volgen in deel V. Het rapport rondt ten slotte af met een epiloog, sub VI.
1
Wim Kok, Regeringsverklaring van de regering Kok II, Den Haag, Tweede Kamer, 25 augustus 1998.
3
I.
DE INTRODUCTIE VAN HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL IN DE EUROPESE UNIE
Het verdrag van Maastricht
In een EU-verband werd het subsidiariteitsbeginsel voor het eerst vermeld in het verdrag van
Maastricht (1992) artikel 3 B VEU, waarbij wordt aangegeven dat de Gemeenschap slechts
optreedt indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden niet of
onvoldoende door de lidstaat kunnen worden verwezenlijkt.
Het verdrag van Amsterdam
Het Verdrag van Amsterdam (1997) en meer bepaald het Protocol nr. 30 over de toepassing van
de principes van subsidiariteit en proportionaliteit verduidelijkt dit principe. Het doel van het
protocol was om de wettelijke dimensie van het begrip te versterken. Specifieke monitoring
mechanismes werden geïntroduceerd. Sindsdien is de Europese Commissie (COM) verplicht om
ruim te consulteren alvorens regelgevende voorstellen te doen. Hij moet ook aantonen dat de
door haar ondernomen acties stroken met het principe. Jaarlijks moet de Commissie tevens een
verslag uitbrengen over de toetsing ervan. Het Hof van Justitie kreeg de bevoegdheid om de
handelingen van de instellingen te toetsen aan het subsidiariteits-principe.
Het verdrag van Nice
Het verdrag van Nice wijzigt niets fundamenteels voor het subsidiariteitprincipe. Doel van het
verdrag was voornamelijk om ervoor te zorgen dat de Unie klaar was voor de toekomst, onder
andere voor de geplande uitbreidingen. Aan het verdrag van Nice werd wel een verklaring over
de toekomst van de Europese Unie gehecht, waarin wordt voorgesteld om de hervorming van de
instellingen voort te zetten en voort te bouwen op de resultaten van de Intergouvernementele
Conferentie van 2000 (IGC 2000). Een van de thema’s die daarin aan bod moeten komen is hoe
een nauwkeuriger bevoegdheidsafbakening tussen de Europese Unie en de lidstaten kan worden
vastgesteld en vervolgens gehandhaafd, die strookt met het subsidiariteitsbeginsel. De bedoeling
was om dit verder uit te werken in de verklaring verdrag van Laken van december 2001.
De Verklaring van Laken en de conventie
Een jaar na het Verdrag van Nice en de Verklaring van Nice, nam de Europese Raad van Laken
(15 december 2001) een Verklaring over de toekomst van de Europese Unie of de Verklaring van
Laken aan, waarin de Unie zich ertoe verplicht democratischer, transparanter en doelmatiger te
worden.
Een zestigtal kwesties in verband met de toekomst van de Unie worden in deze verklaring
opgesomd, en betreffen de thema's de verdeling en de omschrijving van de bevoegdheden, de
vereenvoudiging van de verdragen, de institutionele structuren en de weg naar een Grondwet
voor de Europese burgers. Om deze kwesties te kunnen aanpakken, werd in de verklaring een
Conventie bijeengeroepen. De taak van deze Conventie was alle essentiële kwesties die de
toekomstige ontwikkeling van de Unie met zich brengt te onderzoeken, teneinde de IGC 2004 zo
breed en transparant mogelijk voor te bereiden.
Het ontwerp van grondwettelijk verdrag
In dit verdrag wordt het subsidiariteitsbeginsel bestempeld als een constitutioneel beginsel
waarop de Unie is gegrondvest. Ook wordt een vroeg-waarschuwings-mechanisme ingevoerd
voor de nationale parlementen, waarbij deze de kans krijgen om binnen de zes weken na het
toesturen van de regelgevende voorstellen een gemotiveerd advies over de toepassing van het
subsidiariteitsbeginsel in te dienen.
4
Ondanks de verwerping van het grondwettelijk verdrag werd het systeem van vroegtijdige
waarschuwing al in 2006 in formele procedures vastgelegd. De Commissie stuurt sindsdien haar
nieuwe voorstellen en raadplegingsdocumenten naar de nationale parlementen. Indien er
reacties van deze parlementen kwamen, reageerde de Commissie op deze adviezen en
opmerkingen, en dit nog voor de inwerkingtreding van het Lissabonverdrag2.
Het verdrag van Lissabon
Hoewel het subsidiariteitsbeginsel niet de status van constitutioneel principe kreeg toegekend,
werd de regeling uit het grondwettelijk verdrag uiteindelijk – met een beperkte aanvulling –
overgenomen in het Lissabonverdrag. Het verdrag bevat een nieuwe definitie van het
subsidiariteitsprincipe. Artikel 8(1) van het Protocolnr. 2 omtrent subsidiariteit gehecht aan het
Verdrag betreffende de EU (VEU), biedt de nationale parlementen de mogelijkheid om een
procedure in te stellen voor het Hof van Justitie via de lidstaten. Ook het Comité der regio’s
(CdR) heeft de mogelijkheid gekregen om vernietigingsprocedures in te stellen wanneer het een
inbreuk op het subsidiariteitsprincipe vaststelt.
De nieuwe definitie van het subsidiariteitsprincipe omvat ook de lokale en regionale dimensie.
Artikel 5.3 VEU bepaalt dat “Krachtens het subsidiariteitsbeginsel (…) de Unie op de gebieden die
niet onder haar exclusieve bevoegdheid vallen, slechts optreedt indien en voor zover de
doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten op centraal, regionaal
of lokaal niveau kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het
overwogen optreden beter door de Unie kunnen worden bereikt”(eigen onderlijning). Bij de
beoordeling of de lidstaten de doelstellingen van een wetgevingsvoorstel in voldoende mate
kunnen realiseren, neemt de Commissie met andere woorden ook de maatregelen op lokaal en
regionaal niveau in aanmerking3.
In artikel 5 van het protocol nr. 2 staat te lezen: “ieder ontwerp van wetgevingshandeling bevat
een subsidiariteits- en evenredigheidsmemorandum, (..) dat ook elementen moet bevatten van het
effect ervan op de door de lidstaten vast te stellen regelgeving, inclusief –waar toepasselijk- de
regionale regelgeving”. In dit Protocol wordt ook verwezen naar de regionale parlementen met
wetgevende bevoegdheden. Krachtens artikel 6 lid 1 van het protocol moet ieder nationaal
parlement in voorkomend geval de regionale parlementen met wetgevende bevoegdheden
raadplegen.
België heeft in dit verband de verklaring nr. 51 laten opnemen, waarin wordt aangegeven dat de
regionale parlementen moeten worden beschouwd als deel van het nationale parlementaire
systeem. Om hieraan uitwerking te geven werd tussen de verschillende parlementen een
samenwerkginsakkoord gesloten, dat tot op heden alleen werd geparafeerd. Niettemin is het
daarin opgezette systeem al in voege. Het ontwerp van samenwerkingsakkoord gaat als bijlage.
Het verdrag van Lissabon trad in werking op 1 december 2009.
De subsidiariteitstoets
De nationale parlementen werd een nieuwe rol toebedeeld bij de controle op dit principe. Het
protocol nr. 2 stelt een vroeg-waarschuwingsmechanisme in, waarin nationale parlementen een
standpunt kunnen innemen over de vraag of ontwerpwetgeving voldoet aan het subsidiariteitsprincipe. De termijn om dit te doen werd verlengd van zes naar acht weken.
2
3
De benaming wordt gebruikt voor de twee verdragen, die de twee bestaande institutionele verdragen van
de EU wijzigen, enerzijds het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, dat wordt gewijzigd in
het Verdrag tot werking van de Europese Unie, en anderzijds het verdrag betreffende de Europese Unie
Zie ook Comité van de Regio’s, Subsidiariteitsverslag 2011, p. 26.
5
Afhankelijk van het aantal gemotiveerde adviezen waarin een strijdigheid met het subsidiariteitsprincipe wordt vastgesteld, legt het verdrag twee mechanismen vast – het zogenaamde gelekaart-mechanisme en het oranje-kaart-mechanisme. Een rode-kaart-mechanisme bestaat niet.
Aan elk nationaal parlement worden voor het vroeg-waarschuwings-mechanisme inzake subsidiariteit twee stemmen toegekend, waarmee elk parlement kan aangeven of een wetgevingsvoorstel strookt met het subsidiariteitsbeginsel. Deze twee toegekende stemmen worden
toegewezen op grond van het nationale parlementaire stelsel, dat geldt in de lidstaat. In een
nationaal parlementair stelsel met twee kamers heeft elk van de twee kamers één stem. België
heeft in dit kader een verklaring bij het Lissabonverdrag neergelegd (zie verder).
De EU-instellingen sturen daartoe alle wetgevingsvoorstellen door naar de nationale
parlementen die hun adviezen binnen de 8 weken kunnen doorsturen naar de Commissie4.
Het gele-kaart-mechanisme
Indien het aantal gemotiveerde adviezen waarin een inbreuk van een wetgevingsvoorstel op het
subsidiariteitsbeginsel wordt vastgesteld, ten minste een derde van alle stemmen van de
nationale parlementen vertegenwoordigt, moet het ontwerp opnieuw in overweging worden
genomen (artikel 1 lid 2). De Commissie kan bij deze heroverweging het ontwerp handhaven,
wijzigen of intrekken. Deze drempel bedraagt een vierde indien het een ontwerp van
wetgevingshandeling betreft inzake de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.
Het oranje-kaart-mechanisme
Indien het aantal gemotiveerde adviezen waarin een inbreuk op het subsidiariteitsbeginsel
wordt vastgesteld ten minste een gewone meerderheid van alle parlementaire stemmen
vertegenwoordigt, moet het voorstel ook hier opnieuw in overweging worden genomen. Als de
Commissie besluit het voorstel te handhaven, moet zij in een gemotiveerd advies verantwoorden waarom het voorstel strookt met het subsidiariteitsbeginsel. Dit gemotiveerd advies,
alsmede de gemotiveerde adviezen van de nationale parlementen, moeten ter overweging in de
procedure worden voorgelegd aan de wetgever van de Unie (meestal het Europees Parlement én
de Raad), die zich er in eerste lezing over uitspreekt. Wanneer de wetgever van mening is dat het
wetsvoorstel niet in overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel, kan deze het met een
meerderheid van 55 % van de leden van de Raad of met een meerderheid van de in het Europees
Parlement uitgebrachte stemmen verwerpen.
4
Gemakshalve wordt de term “Commissie” gebruikt, omdat deze het grootste aantal wetgevings-voorstellen
doet, maar in voorkomend geval kan het ook de groep van lidstaten, het Europees Parlement, het Hof van
Justitie, de Europese Centrale Bank of de Europese Investeringsbank als zij het voorstel hebben opgesteld
6
II.
DE ROL VAN EU-INSTANTIES EN DE NATIONALE EN REGIONALE PARLEMENTEN BIJ
DE TOEPASSING VAN HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL
Het Comité van de Regio’s
Krachtens artikel 263 VWEU en het artikel 8 van het Protocol betreffende het subsidiariteitsprincipe kan het Comité van de Regio’s (CdR) bij het Hof van Justitie een beroep instellen
wegens de schending van dit principe door een wetgevingshandeling, voor zover het hierover
verplicht advies moet verstrekken.
Het Comité van de Regio’s ziet zichzelf als de ‘hoeder’ van het subsidiariteitsbeginsel. In zijn
schoot heeft het een subsidiariteitsmonitoringnetwerk (SMN) opgericht. Dit netwerk heeft als
doel om een uniforme definitie van het subsidiariteitsbeginsel te promoten en het bewustzijn
rond subsidiariteit te bevorderen o.m. door middel van beste praktijken. Om het meer
slagkrachtig te maken wordt het sedert 2012 aangestuurd door een politieke stuurgroep, die
ondersteund wordt door een expertenwerkgroep. Aan beide groepen neemt een Vlaming deel.
Eind 2010 telde het SMN 113 partners. Eind 2011 waren dit er 134. De leden van dit netwerk
waren afkomstig uit alle EU-lidstaten met uitzondering van Estland. In 2012 maken 141
partners deel uit van het SMN. Nog steeds blijven de lokale of regionale overheden in Estland
niet vertegenwoordigd in dit netwerk. Zowel de Vlaamse administratie, als het Vlaamse
parlement is lid van het subsidiariteitsmonitoring netwerk.
Met het oog op de nieuwe bepalingen van het Lissabonverdrag zag het Comité zich verplicht zijn
reglement van orde aan te passen en de nodige procedures vast te leggen om zijn rechten
daadwerkelijk te kunnen uitoefenen. De voorzitter van het Comité van de Regio's of de CdRCommissie die bevoegd is voor het advies in kwestie kan voorstellen om beroep aan te tekenen
bij het Hof van Justitie als een wetgevingshandeling waarover het Comité volgens het VEU moet
worden geraadpleegd, indruist tegen het subsidiariteitsbeginsel. De voltallige vergadering van
het Comité van de Regio’s, die vijf keer per jaar bijeenkomt, beslist met meerderheid van
stemmen over het voorstel. Wordt het voorstel goedgekeurd, dan tekent de voorzitter namens
het Comité beroep aan bij het Hof. Bij hoogdringendheid kan het bureau van het Comité van de
Regio's het voorstel van de voorzitter of de CdR-Commissie bij meerderheid van stemmen
goedkeuren. De voltallige vergadering dient achteraf deze beslissing te bekrachtigen. Verder
heeft het Comité van de Regio’s een ‘analyse grid’ ontworpen om de subsidiariteitstoets in zijn
adviezen te stroomlijnen.
Sedert 2011 (werkjaar 2010) stelt het Comité van de Regio’s jaarlijks een Jaarverslag
Subsidiariteit op5. Twee keer per jaar publiceert het SMN ook een subsidiariteitsnieuwsbrief die
wordt verspreid onder voornamelijk de EU-instellingen en regiobureaus.
Begin 2012 lanceerde het Comité van de Regio’s een online databank REGPEX waarin de
adviezen van de regio’s met wetgevende bevoegdheden worden opgenomen. Het Comité van de
Regio’s hoopt hiermee een referentiepunt voor subsidiariteit te maken6.
Tussen Comité van de Regio’s en Commissie werd een samenwerkingsakkoord gesloten, waarin
het Comité van de Regio’s kan betrokken worden bij de Impact Assessments voor wetgevingsvoorstellen, meer bepaald om een bijdrage te leveren om de regionale impact van de Commissievoorstellen vast te stellen. Het betreft dus niet de staving van het naleven van het subsidiariteitsbeginsel. Wel de meting van de impact van een wetgevingsvoorstel op de regio’s en lokale
overheden. Binnen het Comité van de Regio’s wordt de coördinerende rol hiervoor opgenomen
5
6
Cf. CdR 57/2011, CdR 1188/2012 en CdR 1335/2013
Comité van de Regio’s, Subsidiariteitsverslag 2011, p. 41.
7
door het subsidiariteitsmonitoring netwerk. In 2009 werden al een aantal pilootprojecten
gevoerd. In 2010 was dat er één en in 2011 ging het om twee dossiers.
De Secretaris-Generaal van de Commissie, Catherine Day, deed in een brief aan de DirecteursGeneraal binnen haar diensten een oproep om meer gebruik te maken van deze mogelijkheid.
Het effect hiervan was vrij beperkt aangezien in 2012 slechts in één dossier. Het betreft
weliswaar een vrij omvangrijk dossier, met name het 4e Railway Package.
De Europese Commissie
De Europese Commissie (COM), als voornaamste initiatiefnemer van EU-wetgeving, is de eerste
instantie die ervoor moet zorgen dat de voorstellen die worden uitgebracht in lijn zijn met het
subsidiariteitsbeginsel. Voor de Commissie is er sprake van conformiteit met het subsidiariteitsprincipe wanneer er een duidelijke meerwaarde is van het EU-optreden. Elk wetgevingsvoorstel
bevat een rechtvaardiging voor de actie zowel op het vlak van proportionaliteit als op het vlak
van subsidiariteit. In het beleidsontwikkelingsstadium (dus vóór het wetgevingsvoorstel wordt
uitgebracht) maakt de Commissie een analyse van de subsidiariteitskwestie als onderdeel van
het effectbeoordelingsproces. Daarbij wordt rekening gehouden met de opmerkingen van de
belanghebbenden tijdens de raadpleging7. Binnen de Commissie wordt deze analyse gecontroleerd door het interne effectbeoordelingscomité (Impact Assessment Board - IAB). Die maakt
regelmatig opmerkingen over het gebrek aan voldoende rechtvaardiging van het subsidiariteitsprincipe. In 2010 betroffen 50% van de gevallen waarin de IAB opmerkingen maakte over de
Impact Assessments die de Commissie maakte opmerkingen over subsidiariteit en proportionaliteit. In 2011 was dit percentage gedaald tot 43% en in 2012 tot 33% van de gevallen8.
Het Hof van Justitie
Het Hof van Justitie (HvJ) controleert de subsidiariteitskwestie op verzoek van de gebruikelijke
bevoorrechte partijen, maar ook van het Comité der regio’s enerzijds en de lidstaten op verzoek
van de nationale parlementen anderzijds9.
Het Hof van Justitie stelt zich terughoudend op ten aanzien van de beoordeling of EU-regelgeving
in overeenstemming is met het beginsel.10 Het Hof beperkt zich tot een marginale toetsing of aan
de vraag of aan het beginsel is voldaan. Dit houdt in dat het Hof de vraag beantwoordt of de communautaire regelgever in redelijkheid kon komen tot de beslissing dat de regelgeving op communautair niveau moest worden genomen.
Het Hof van Justitie verlangt overigens slechts dat de instellingen bij regelgeving motiveren
waarom nationale wetgeving kennelijk tekortschiet en dat Gemeenschapswetgeving een toegevoegde waarde heeft.11 Tot op heden heeft het Hof nog geen nietigheid uitgesproken van een EUrechtshandeling op basis van een schending van het subsidiariteitsbeginsel.
Het Europees Parlement
Het Europees Parlement (EP) kijkt bij de beoordeling van de subsidiariteit naar de Europese
meerwaarde van de voorstellen. De beoordeling gebeurt door de parlementscommissies die het
voorstel van regelgeving behandelen en door de Commissie Juridische Zaken. Volgens artikel 38
7
COM-verslag 2012, p. 2.
http://ec.europa.eu/smart-regulation/impact/iab/iab_en.htm
Cf. artikel 263 VWEU juncto artikel 8 Protocol nr. 2.
10
Zie: HvJ EG in de zaak C-242/99 (Johann Vogler)
11
Zie: HvJ EG in de zaak C-233/94.
8
9
8
van zijn reglement mag de bevoegde EP-Commissie pas een definitieve beslissing nemen na het
verstrijken van de acht weken.
Het EP stelde een elektronisch platform ter beschikking voor de uitwisseling van informatie
tussen de nationale parlementen. Daarin worden alle gemotiveerde adviezen en bijdragen van
de nationale parlementen opgenomen. In deze IPEX–databank wordt een onderscheid gemaakt
tussen documenten die binnen en buiten deze termijn zijn ingediend: “gemotiveerde adviezen”
enerzijds, en “bijdragen” anderzijds.
Het EP heeft in 2012 een nieuw horizontaal directoraat opgericht dat een uitgebreidere reeks
diensten aanbiedt aan de Commissies van het EP over de Europese meerwaarde- en effectbeoordelingen.
In een resolutie betreffende betere regelgeving van 13 september 2012 stelt het EP voor om te
onderzoeken of er al dan niet op EU-niveau criteria kunnen worden vastgelegd voor het
evalueren van de naleving van onder meer het subsidiariteitsbeginsel. Het verslag waarop de
resolutie reflecteert benadrukt onder andere de regionale en plaatselijke dimensie van de subsidiariteitscontrole. Het EP roept daarbij ook op tot een onafhankelijke analyse door de Commissie
over de rol van de regionale en plaatselijke parlementen op het gebied van subsidiariteitscontrole.
De Raad
De Raad liet zich aanvankelijk niet in met de subnationale dimensie van subsidiariteit. Hij
beschouwde het veeleer de taak van iedere lidstaat en niet van de Raad om na te gaan of doelstellingen van de voorgenomen maatregelen beter kunnen worden gerealiseerd op nationaal
dan wel subnationaal niveau.12
De Raad neemt in ieder geval pas een definitieve beslissing in het wetgevende proces na het verstrijken van de acht weken waarin de nationale parlementen de tijd hebben om een gemotiveerd
advies uit te brengen. (Cf. artikel 3.3 van het reglement van interne orde van de Raad).
Het Comité des Représentants Permanants (COREPER) keurde in april 2013 een aanpak goed
over het beter in aanmerking nemen van de impact assessments, uitgevoerd door de Commissie.
Het is de bedoeling dat de raadswerkgroepen een grondige analyse maken van de Impact
Assessments opgemaakt door de Commissie. Hiervoor werd een checklist opgesteld. Eén van de
subvragen van één van de negen hoofdvragen betreft het subsidiariteitsbeginsel.
De nationale en regionale parlementen
De nationale parlementen of kamers van deze parlementen en in vele gevallen ook de regionale
parlementen (al dan niet met wetgevende bevoegdheden) hebben hun intern reglement formeel
aangepast om het vroeg-waarschuwings-mechanisme te kunnen toepassen13. Ook de federale
Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat hebben hun interne procedure aangepast, net
zoals het Vlaamse parlement.
Op 12 december 2012 keurde de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement een wijziging
van zijn intern reglement goed. De procedure voor de goedkeuring van een subsidiariteitsadvies
is vastgelegd in artikel 112 van het Reglement van het Vlaams Parlement.
12
13
Comité van de Regio’s, Subsidiariteitsverslag 2011, p. 34.
EIPA-verslag, The Role of Regional Parliaments in het Process of Subsidiarity Analysis within the Early
Warning System of the Lisbon Treaty. Cf. www.cor.europa.eu/subsidiairty
9
Elke Vlaamse volksvertegenwoordiger kan een voorstel van gemotiveerd subsidiariteitsadvies
indienen in het Vlaams Parlement, zelfs wanneer de Nederlandse versie van het ontwerp van
wetgevingshandeling nog niet beschikbaar is. Het voorstel wordt verwezen naar de Commissie
bevoegd voor Europese aangelegenheden en naar de inhoudelijk bevoegde Commissie, die gezamenlijk als verenigde Commissies vergaderen. Zodra de Nederlandse versie van het Europese
wetsvoorstel beschikbaar is, kan het voorstel van gemotiveerd subsidiariteitsadvies behandeld
worden door de verenigde Commissies. De verenigde Commissies worden steeds voorgezeten
door de voorzitter van de Commissie bevoegd voor Europese aangelegenheden. Indien het
voorstel van gemotiveerd subsidiariteitsadvies in de verenigde Commissies wordt aangenomen,
spreekt de plenaire vergadering er zich bij hoofdelijke stemming over uit. Het gemotiveerd
subsidiariteitsadvies wordt via de diensten van het federale parlement bezorgd aan de bevoegde
Europese instelling. Het gemotiveerd subsidiariteitsadvies wordt ter informatie ook aan de
Vlaamse Regering bezorgd. Bij hoogdringendheid kan het ontwerp van advies onmiddellijk in de
plenaire vergadering worden behandeld.
Een interparlementaire samenwerkingsakkoord
Ter uitvoering van Verklaring nr. 51 werd tussen alle Belgische parlementen een samenwerkingsakkoord voorbereid. De tekst daarvan garandeert dat de deelstaatparlementen onmiddellijk op de hoogte gebracht worden van alle Europese wetgevingsvoorstellen en bepaalt hoe en
onder welke voorwaarden de deelstaatparlementen hun subsidiariteitsbezwaren en –stemmen
kunnen meedelen aan de Europese Commissie.
Het samenwerkingsakkoord is nog niet in werking getreden. Niettemin worden de afspraken uit
het samenwerkingsakkoord wel al nageleefd.
De stemmentoewijzing wordt geregeld in artikel 6 van het samenwerkgingsakkoord, en gaat als
volgt:
(1)
Wanneer één bevoegd parlement een gemotiveerd advies meedeelt, wordt één stem uitgebracht. Wanneer meer dan één bevoegd parlement een gemotiveerd advies meedeelt, wordt
het aantal uitgebrachte stemmen berekend conform het derde, vierde en vijfde lid.
(2)
Over ontwerpen van Europese wetgevingshandeling die exclusief betrekking hebben op
federale bevoegdheden, worden twee stemmen uitgebracht wanneer zowel de Kamer als de
Senaat een gemotiveerd subsidiariteitsadvies meedelen.
(3)
Wanneer de ontwerpen van Europese wetgeving tegelijk betrekking hebben op federale
bevoegdheden enerzijds én bevoegdheden van de deelstaten anderzijds, worden twee
stemmen uitgebracht zodra één federale kamer en één deelstaatparlement een gemotiveerd
advies meedelen.
(4)
Als de ontwerpen van Europese wetgeving uitsluitend betrekking hebben op bevoegdheden
van de deelstaten worden twee stemmen uitgebracht zodra twee bevoegde parlementen
behorend tot een verschillend taalregime een gemotiveerd advies meedelen.
(5)
Wanneer de onderzochte ontwerpen van Europese wetgevingshandeling aangelegenheden
regelen die tot de exclusieve bevoegdheid behoren van één parlement, kan dit parlement de
twee stemmen uitbrengen.
10
III.
HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL ALS LEITMOTIV IN HET VLAAMS EU-BELEID
De standpunten van de Vlaamse Regering inzake subsidiariteit
In de eerste beleidsnota’s van de Vlaamse regering, met name deze van 1992 (aangevuld met
een beleidsnota naar aanleiding van de staatshervorming van 1993) komt het subsidiariteitsprincipe niet ter sprake.
Onder de globale beoordeling van het Verdrag van Maastricht van 1992 wordt in de memorie
van toelichting bij het instemmingsdecreet het volgende vermeld: “Het Verdrag biedt thans meer
dan volledige garanties inzake subsidiariteit. Het beginsel wordt niet alleen juridisch afdwingbaar
verankerd in het Verdrag van Rome, maar wordt bovendien toepasselijk gemaakt op de overige
titels van het Unieverdrag en geëxpliciteerd in bevoegdheidshoofdstukken waar de nationale
tradities uiteenlopen, zoals onderwijs, cultuur en volksgezondheid. De oprichting van een Comité
van de Regio’s versterkt tegelijkertijd de subsidiariteit en de democratische legitimiteit”.14
Deze toelichting geeft ook weer in welke mate subsidiariteit een bekommernis was tijdens de
onderhandelingen: “De Belgische inbreng in het onderhandelingsproces is dus aanzienlijk geweest
en de oogmerken van het Belgisch memorandum inzake democratische legitimiteit, doelmatigheid
van de instellingen, burgerschap en subsidiariteit werden in ruime en soms onverwachte mate
gerealiseerd. Dit had niet gekund zonder aanhoudende inzet in de diverse hoofdstukken waar deze
elementen dienden te worden afgedwongen.”15
In de beleidsnota 1995-‘99 Internationaal Vlaanderen wordt aangegeven dat subsidiariteit één
van de het leidende principes moet zijn voor het optreden: “Bij de afwerking van het Europese
Huis moeten zij [de Europese, nationale en regionale instanties, nvdr] in het bijzonder gezamenlijk werk
maken van (…) een nauwkeurige bevoegdheidsafbakening voor de drie niveaus – regio's, lidstaten
en unie – volgens een correcte interpretatie van het subsidiariteitsbeginsel;(…)”16
Ook met betrekking tot de IGC van 1996 geeft deze beleidsnota aan het subsidiariteitsbeginsel
zeer belangrijk te vinden – met name één van de vijf standpunten van de Vlaamse Regering voor
deze IGC betreft de subsidiariteit:
“De eerste standpuntbepaling van de Vlaamse regering op 27 september 1995 werd in het federale
standpunt ingebracht via de Interministeriële Conferentie voor Buitenlands Beleid. De kernpunten van
dit standpunt kunnen als volgt worden samengevat :(…)
het subsidiariteitsbeginsel moet verfijnd en correct toegepast worden ; in het licht hiervan dient
een discussie geopend te worden over de exclusieve bevoegdheden van de Unie, de Lidstaten en de
regio's;(…)”17.
Bij de behandeling van het toetredingsverdrag van Noorwegen, Oostenrijk, Finland en Zweden
tot de Europese Unie, ondertekend op 24 juni 1994, wordt de gehechtheid van de toetredende
leden aan het subsidiariteitsbeginsel in de memorie van toelichting als een gunstig teken
beschreven: “De openlijke gehechtheid van de vier toetredende landen aan de democratische waar14
15
16
17
Vlaams Parlement, stuknummer 211 (BZ 1992) - Nr. 1, p. 7
Idem, p. 9
L. VAN DEN BRANDE, Beleidsnota 1995-1999, ‘Vlaanderen Internationaal - Naar een pro-actief buitenlands beleid waardoor de sterke punten van Vlaanderen en de Vlamingen gevaloriseerd worden –
beleidsprioriteiten 1995-1999, p.14 (Vlaams Parlement, Stuknummer 156 (1995-1996) – Nr.1).
Idem, p. 15
11
den alsmede aan de begrippen transparantie en subsidiariteit is een gunstig voorteken dat wijst op
een actieve deelneming aan de toekomstige ontwikkelingen, die met het Verdrag betreffende de
Europese Unie werd ingeluid. De mate van hun betrokkenheid ten overstaan van het Europese
bouwwerk zal slechts tot uiting komen tijdens de toekomstige intergouvernementele conferentie
die voorzien is voor 1996.”18
Naar aanleiding van die IGC in de aanloop naar het verdrag van Amsterdam werd op 5 juni 1996
door het Vlaams Parlement een resolutie aangenomen met de Vlaamse prioriteiten en een aantal
algemene essentiële en specifieke uitgangspunten. Algemene essentiële uitgangspunten waren
voor het Vlaams Parlement de versterking van de regionale dimensie binnen Europa en de
versterking van de culturele en taalkundige verscheidenheid binnen Europa. Teneinde de
regionale dimensie te versterken moest enerzijds het Comité van de Regio’s een volwaardige
Europese instelling worden, met uitgebreide bevoegdheden en rechtstoegang tot het Hof van
Justitie, terwijl anderzijds de grondwettelijk erkende regio’s opgenomen dienden te worden in
de definitie van het subsidiariteitsbeginsel. De debatten tijdens de instemmingsprocedure met
het verdrag van Amsterdam draaiden dan ook in grote mate rond deze prioriteiten opgenomen
in de resolutie.19
In de Nota aan de Vlaamse Regering van 30 september 1997 over de goedkeuring en machtiging
tot ondertekening van het verdrag van Amsterdam wordt aangegeven dat het subsidiariteitsbeginsel één van de agendapunten van de Vlaamse regering was tijdens de verdragsonderhandelingen: “De voornaamste Vlaamse agendapunten betroffen het taalregime, het subsidiariteitsbeginsel, de rol van de regio’s, de invulling van het Europees burgerschap, en de bepalingen inzake
cultuur (incl. het audiovisueel beleid) en milieu”20.
In de Beleidsnota van 1999 wordt subsidiariteit aangeduid als één van de elementen van het
standpunt van de Vlaamse Regering met het oog op de intergouvernementele conferentie van
2000:
“Vlaanderen moet gebruik maken van de mogelijkheden die deze nieuwe IGC biedt om samen
met de andere Europese constitutionele deelstaten te ijveren voor: (…)
de volstrekte naleving van het subsidiariteitprincipe zodat de beslissingen dichter bij de
burger genomen worden, met eerbied voor de interne bevoegdheidsverdelingen binnen de
lidstaten;(…).”21
In de Memorie van Toelichting bij het decreet tot instemming met het Verdrag van Nice leest
men: “Op het inhoudelijke vlak vroeg Vlaanderen vooreerst een uitdrukkelijke vermelding van de
deelgebieden met eigen wetgevende bevoegdheden (náást de lidstaten) in artikel 5 EG-Verdrag,
waarin het subsidiariteitsbeginsel wordt afgekondigd”22. Verder was de eis van Vlaamse Regering
bij de IGC dat “het Comité van de Regio’s – op gelijke voet met bijvoorbeeld het Europees Parlement
– zich tot het -Europees Hof van Justitie moeten kunnen wenden wanneer het meent dat het
subsidiariteitsbeginsel geschonden wordt of wanneer het in zijn prerogatieven wordt geschaad”23.
18
19
20
21
22
23
Vlaams Parlement, Stuknummer 644 (1994-1995) – Nr. 1, p.24
Voorstel van resolutie van de heer Herman Suykerbuyk c.s. betreffende de Intergouvernementele Conferentie van 1996 ter voorbereiding van de wijziging van de verdragen op de Europese Unie, Parl. St. Vl.
Parl. 1995-96, nr. 226/1-6.
Nota VR/97/3009/DOC.866, p. 4
P. DEWAEL, Beleidsnota het Vlaams Buitenlands Beleid 1999-2004, p. 14 (Vlaams Parlement, Stuknummer 163 (1999-2000) – Nr. 1)
Vlaams Parlement, Stuknummer 1142 (2001-2002) – Nr. 1, p. 7.
Idem p. 8
12
Omdat deze eisen niet werden weerhouden in het Verdrag van Nice en “aangezien de noodzakelijke institutionele hervormingen nu bereikt zijn, zou het verdere debat over de toekomst van de
Unie toch iets vrijer moeten gebeuren. Vanuit die overtuiging heeft België tijdens de slotfase van de
onderhandelingen een ontwerp van tekst ingediend waarin een agenda voor de toekomst bepaald
wordt24.” Daarin staat het volgende:
“Het subsidiariteitsbeginsel moet als basis genomen worden voor het debat over de kerntaken,
van de Europese Unie. Dat debat moet leiden tot een meer effectieve Europese Unie die enkel
zal optreden indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden niet
voldoende kunnen worden bereikt op regionaal of nationaal beleidsniveau.”
“De doelstellingen van de Europese Unie moeten nauwkeurig onderzocht worden en – in
overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel- opnieuw gedefinieerd worden via een
duidelijkere verdeling van de bevoegdheden zodat die beter kunnen worden onderscheiden
van de bevoegdheden van de lidstaten en hun regio’s.”
“De politieke rol van de constitutionele regio’s moet worden versterkt binnen de Europese
Unie om ervoor te zorgen dat het subsidiariteitsbeginsel op gepaste wijze nageleefd wordt
en om zo ook te garanderen dat de eigen bevoegdheden ten volle gerespecteerd worden.”25
De beleidsnota 2004-2009 bepaalt het volgende26:
“Met een Europees grondwettelijk verdrag in het vooruitzicht zal Vlaanderen klaar moeten
staan om de nieuwe toegewezen verantwoordelijkheid in de Europese Unie op te nemen.
Daarbij zal vooral aandacht gaan naar de praktische invulling van de nieuwe elementen in het
grondwettelijk verdrag die een impact zullen hebben op de regio's: de vertegenwoordiging van
regio’s in de ministerraden, de vroegtijdige raadpleging over nieuw EU-beleid, de rol van de
regionale parlementen bij de subsidiariteitscontrole, bewaking van het respect voor nationale
identiteit en staatsstructuur…” (…)
“Vlaanderen dient een goede wisselwerking te ontwikkelen met de Europese Unie. Enerzijds
moet de Unie zorgen voor een draagvlak en legitimatie van haar beleid door respect op te
brengen voor wat leeft aan de basis en door een correcte toepassing van het subsidiariteitsprincipe na te streven. De Europese Unie moet immers van onderen uit worden opgebouwd
met respect voor de eigen identiteit en culturele diversiteit.” (…)
“Op Europees niveau wordt er gestreefd naar de volwaardige erkenning van Vlaanderen als
regio met wetgevende bevoegdheden. Om dit vertaald te zien in de Europese structuren zal
Vlaanderen:
streven naar een rechtstreekse stem voor de eigen bevoegdheden in de Europese
ministerraden (de zgn. ‘split vote’);
actief gebruik maken van het vroeg waarschuwingssysteem inzake subsidiariteit;
blijven aandringen bij de Europese Commissie om als rechtstreekse partner betrokken te
worden bij consultatieprocedures;
de rechtstreekse toegang tot het Hof van Justitie blijven bepleiten”
24
Idem p. 46
Idem p. 48
26
G. BOUREGEOIS, Beleidsnota Buitenlands Beleid en Internationale Samenwerking 2004-2009, p. 10-12
(Vlaams Parlement, Stuknummer 88 (2004-2005) – Nr. 1)
25
13
Onder het hoofdstukje “Vlaanderen en de provincies en lokale besturen” vermeldt de beleidsnota 2004-2009 het volgende27:
“Geheel in het kader van het subsidiariteitsprincipe en in het licht van het streven van de
Vlaamse overheid om het internationaal denken en handelen in Vlaanderen te bevorderen,
zullen ook de provincies en lokale besturen bij het Vlaams buitenlands beleid worden
betrokken” (Eigen onderlijningen).
Ook in het regeerakkoord van de Vlaamse regering voor de periode 2009-2014 wordt de
subsidiariteitstoets expliciet vermeld. “Vlaanderen staat achter het verdrag van Lissabon en wil
ten volle gebruik maken van de vernieuwingen die het Verdrag biedt, zoals de rol van het Vlaams
Parlement in de Europese Unie (onder andere subsidiariteitstoets)”.28
De beleidsnota 2009-2014 duidt subsidiariteit als één van de strategische doelstellingen van het
Vlaams Buitenlands beleid aan. Het hoofdstuk “subsidiariteit en culturele diversiteit” bepaalt:29
“Voor Vlaanderen zal de uitdaging er vooral in bestaan om de nieuwe regionale verworvenheden – niet in het minst de subsidiariteitstoets en de uitdrukkelijke erkenning van de constitutionele realiteit van de lidstaten, daarin begrepen de regio’s met wetgevende bevoegdheden –
uit het Verdrag van Lissabon optimaal te benutten als hefboom om actiever deel te nemen aan
het Europese beleidsproces en om verworven bevoegdheden te doen respecteren. Indien dit
verdrag niet in werking zou treden, zal de Vlaamse Regering deze en andere elementen ter
versterking van de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel blijven bepleiten, zoals de rechtstreekse toegang van subnationale overheden tot het Europese Hof van Justitie.”
“Vlaanderen blijft de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie met betrekking tot de rol
van de regio’s met wetgevende bevoegdheden en het subsidiariteitsbeginsel opvolgen Vlaanderen heeft daarbij in het bijzonder oog voor de hangende procedures waar principiële zaken
met betrekking tot regionale belangen in het geding zijn en bestudeert waar kan worden
aangestuurd op het indienen van ondersteunende memories.”
“Met betrekking tot de versterkte rol van het Comité van de Regio’s, onder meer via de toegang
die het krijgt tot het Hof van Justitie voor inbreuken op het subsidiariteitsprincipe en via een
uitbreiding van de domeinen van verplicht advies van het Comité, zal Vlaanderen erop
aansturen dat deze nieuwe instrumenten ten volle worden benut en niet beknot worden. Het
uittekenen door het Comité van de Regio’s van een interne beslissingsprocedure met het oog op
het instellen van procedures voor het Hof zal door Vlaanderen aandachtig worden opgevolgd.“
(eigen onderlijningen)
In de Memorie van Toelichting worden bij het belang van het Lissabonverdrag onder meer de rol
van de nationale parlementen in het kader van de controle op de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel en de mogelijkheid van het Comité van de Regio’s om een procedure aanhangig te
maken bij het Hof van Justitie wanneer ze een inbreuk op het subsidiariteitsbeginsel vaststelt,
aangehaald.
27
28
29
Idem p. 39
De Vlaamse Regering 2009-2014. Een daadkrachtig Vlaanderen in beslissende tijden, p. 84.
K. PEETERS, Beleidsnota Buitenlands Beleid, Internationaal Ondernemen en Ontwikkelingssamenwerking 2009-2014, p. 27 (Vlaams Parlement, Stuknummer 195 (2009-2010) – Nr.1)
14
IV.
HET GEBRUIK VAN DE SUBSIDIARITEITSTOETS
In dit luik wordt onderzocht welke EU-lidstaten en regio’s de afgelopen jaren een subsidiariteitsadvies uitbrachten, en naar aanleiding van welke EU-initiatieven. In het verlengde daarvan werd
ook nagegaan hoe vaak en in welke van die gevallen het quorum werd bereikt voor de
zogenaamde gele-kaart en oranje-kaart-procedure. En met welk resultaat. Tot slot wordt ook
van naderbij bekeken in welke mate België en zijn deelstaten enerzijds, en het Comité van de
Regio’s anderzijds een punt hebben gemaakt van het subsidiariteitsbeginsel naar aanleiding van
EU wetgevingsinitiatieven.
Vermits het verdrag van Lissabon in werking trad op 1 december 2009, beperkt dit onderzoek
zich slechts tot de periode van 2010 tot 2013.
Gevolgde werkwijze
Om antwoord te geven op de vragen over de frequentie van het gebruik van de subsidiariteitstoets
en wie de subsidiariteitstoets waarvoor gebruikt heeft, werden de jaarverslagen inzake subsidiariteit en proportionaliteit van de Europese Commissie en de jaarverslagen van het Comité der regio’s
gebruikt.
Ook de tabellen uit de IPEX-databank van het Europees Parlement, waarin de gegevens uit die
databank samenvattend zijn opgenomen, werden geconsulteerd. Bij een vergelijking van de cijfers
uit genoemde verslagen met die uit de tabellen van de IPEX-databank bleken deze hier en daar af te
wijken. De tabellen uit de IPEX-databank worden echter jaarlijks van de website gehaald en konden
dus niet worden gebruikt om de reeksen op te stellen voor dit rapport. Vandaar dat de in dit
rapport vervatte gegevens over de aantallen gemotiveerde adviezen van de nationale parlementen
voor de jaren 2010, 2011 en 2012 zijn gebaseerd op de gegevens van de Europese Commissie. Op
deze gegevens werden eigen berekeningen uitgevoerd om tot de finale resultaten te komen. Zo
werden bijvoorbeeld enkele dubbeltellingen vastgesteld. Om die te corrigeren werden deze gemotiveerde adviezen telkens toegewezen aan het jaar waarin het wetgevingsvoorstel werd uitgebracht
waarop ze betrekking hadden, en niet in het jaar van publicatie van de gemotiveerde adviezen.
Bovendien werden enkele keren adviezen van twee verschillende nationale kamers als één advies
gerekend. Voor dit verslag werden deze adviezen telkens twee maal aangerekend. Omdat het
jaarverslag inzake subsidiariteit en proportionaliteit van de Commissie en dat van het Comité der
regio’s nog niet ter beschikking was op het ogenblik van de eindredactie van dit verslag werd voor
de aantallen gemotiveerde adviezen een beroep gedaan op de tabellen van de IPEX-databank.
De aantallen van de uitgebrachte wetgevingsvoorstellen zijn afkomstig uit de tabellen uit de IPEXdatabank en deels uit het jaarverslagen van de Europese Commissie omdat deze niet voor elk jaar
beschikbaar waren in beide bronnen.
De cijfergegevens over de subsidiariteitsbezwaren van de regionale parlementen en regeringen zijn
afkomstig uit de REGPEX-databank. Dit is de databank die het Comité der Regio’s heeft opgezet, en
waarin alle subsidiariteitsadviezen van de regio’s met wetgevende bevoegdheden worden opgenomen. De databank werd pas opgestart in de loop van 2012. A posteriori werden de voorafgaande
adviezen ingevoerd. De datum van de gemotiveerde adviezen is daarom moeilijker vast te stellen.
Ook daarom werden deze adviezen toegewezen aan het jaar waarin het betreffende wetgevingsvoorstel werd genomen.
In de databank wordt een onderscheid gemaakt tussen REGPEX-partners en de “associates”. De
“associates” betreffen verenigingen van lokale overheden, of van regionale regeringen in bepaalde
lidstaten, etc. De REGPEX-partners zijn alleen de regio’s met wetgevende bevoegdheden en kunnen
zowel de uitvoerende als de wetgevende macht zijn. Het merendeel van de bijdragen komen van de
deelstaatparlementen.
15
Toch zijn er enkele regeringen van deelstaten die ook bijdragen leveren. Voor de resultaten van het
gebruik van de subsidiariteitstoets werden alleen met de bijdragen van de REGPEX-partners
rekening gehouden In dit verslag werden de bijdragen van deze regionale regeringen bij de
bijdragen van de parlementen bijgeteld. De bijdragen of adviezen waarmee hierbij rekening werd
gehouden waren uitsluitend de wetgevingsvoorstellen en niet de mededelingen van de Commissie of
wit- en groenboeken.
Om aan te geven in wek beleidsdomein de EU-wetgevingsinitiatieven het meest voorwerp waren
van een subsidiariteitsadvies werden de wetgevende initiatieven van de Europese instellingen
ingedeeld in volgende tien clusters: algemene zaken, buitenlandse zaken, economische en financiële
zaken, justitie en binnenlandse aangelegenheden, sociale zaken en gezondheid, interne markt,
vervoer en telecommunicatie en energie, landbouw en visserij, milieu en tenslotte onderwijs,
jeugdzaken, cultuur en sport. De indeling in deze clusters gebeurde op basis van de titel van het
voorwerp van regelgevende tekst.
Voor de beantwoording van de vragen over het gebruik van de gemotiveerde adviezen door het
federale parlement en het Vlaamse parlement werden de websites van deze instanties als bron
gebruikt.
Frequentie van het gebruik van de subsidiariteitstoets 2010-2013
Tussen 1 december 2009 (in werkingtreding van het Lissabonverdrag) en eind 2010 heeft de
Europese Commissie 90 wetgevingsvoorstellen ingediend, die onder de toepassing vallen van
het subsidiariteits-protocol. Van de 211 van nationale parlementen ontvangen bijdragen
daarover betroffen er 36 ook gesignaleerde problemen in verband met subsidiariteit. Over vijf
wetgevingsvoorstellen heeft de Commissie meer dan één gemotiveerd advies ontvangen.
Het grootste aantal gemotiveerde adviezen ontving de Commissie over de richtlijn over
seizoensarbeiders (COM (2010) 379) (9 adviezen). De andere vier dossiers betroffen de richtlijn
inzake de depositogarantiestelsel (COM (2010) 368); verstrekking van levensmiddelen aan de
behoeftigen in de Unie (COM(2010) 486); de verordening inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (COM (2010)
537); en de verordening inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers (COM (2010)
539).
In 2011 liep het aantal gemotiveerde subsidiariteitsadviezen op tot 70 adviezen van de nationale
parlementen op een totaal van 155 ingediende wetgevingsvoorstellen. De Commissie merkt op
dat dit toch slechts 10 % betrof van het aantal bijdragen (622) dat de Commissie in 2011 binnen
de bredere politieke dialoog met nationale parlementen heeft ontvangen. Deze 70 adviezen
hadden betrekking op een heel wijd scala van onderwerpen. Met name 28 verschillende voorstellen.
Het voorstel waarover in 2011 de meeste subsidiariteitsadviezen werden doorgestuurd was de
gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (COM
(2011) 121) met name 9 adviezen. In deze rij volgen de tijdelijke herinvoering van de controles
aan de binnengrenzen in uitzonderlijke omstandigheden met zeven adviezen, het gemeenschappelijk Europees kooprecht met vijf adviezen en de Integrale-GMO-verordening met eveneens vijf
adviezen.
In 2012 werden in totaal 79 wetgevende voorstellen uitgebracht door de Commissie. Hierop
werden 8330 gemotiveerde adviezen ingediend op een geheel van 663 bijdragen. Het wetge30
Het jaarverslag van de Commissie betreffende subsidiariteit en proportionaliteit spreekt van 70 voorstellen. Van de 83 aangegeven adviezen trekt het 13 af “omdat sommige adviezen pakketten met
16
vingsvoorstel dat de meeste gemotiveerde adviezen uitlokte was het voorstel van verordening
betreffende de uitoefening van het recht om collectieve actie te voeren in de context van de
vrijheid van vestiging en vrijheid van dienstverrichting, waar het minimum aantal stemmen voor
de gele-kaart-procedure was bereikt. (zie verder)
Op de 128 wetgevingsvoorstellen ontving de Commissie in 2013 in totaal 108 gemotiveerde
adviezen van nationale parlementen. Het aantal bijdragen dat deze nationale parlementen
daarop indienden bedroeg 316. Het quorum voor de gele-kaartprocedure werd bereikt bij de
Verordening tot instelling van een Europees Openbaar Ministerie (COM(2013)534) (zie verder).
De Commissie geeft aan in haar activiteitenverslag voor 201331 dat de gemotiveerde adviezen
van de nationale parlementen 15% van het aantal ingezonden bijdragen bedraagt.32
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de evolutie van het aantal ingezonden bijdragen en
geformuleerde subsidiariteitsadviezen tussen 2010 en 2013, afgezet tegen het totaal aantal wetgevingsvoorstellen van de Commissie. Ze geeft ook de evolutie weer van het aantal wetgevende
initiatieven van de Commissie dat subsidiariteitsadviezen ontlokte.
Tabel 1 – Aantal parlementaire bijdragen en geformuleerde subsidiariteitsadviezen per jaar
2010 2011 2012 2013
Aantal wetgevende initiatieven van de COM
90
155
79
128
Aantal ingezonden “bijdragen”
211
622
663
592
Aantal gemotiveerde subsidiariteitsadviezen
36
73
83
108
Aantal wetgevende initiatieven dat voorwerp was van
14
36
38
46
Totaal
452
2.088
300
134
Wie hanteert de subsidiariteitstoets?
In 2010 werd het grootste aantal subsidiariteitsadviezen geformuleerd door de Poolse Senaat
(vier adviezen). Het Britse Lagerhuis, de Zweedse Riksdag, de Franse Senaat en de Luxemburgse
Chambre des Députes brachten elk drie adviezen uit. Met twee adviezen volgen de Duitse
Bundesrat, de Nederlandse Eerste en Tweede Kamer, de Poolse Sejm, het Britse Hogerhuis, de
Deense Folkentinget, en de Litouwse Seimas.
De nationale parlementen die in 2011 de meeste gemotiveerde adviezen indienden waren de
Zweedse Riksdag (11), de Luxemburgse Chambre des Députés (7) en de Poolse Sejm (5), gevolgd
door de Poolse senaat en de Nederlandse Tweede Kamer, met elk 4 gemotiveerde adviezen.
Van de REGPEX-partners heeft het Thüringen Landparlement in 2011 de meeste subsidiariteitsadviezen uitgebracht (11). Extremadura volgde met vijf adviezen en Emilia Romagna met vier
adviezen op wetgevingsvoorstellen van de Commissie. In datzelfde jaar brachten zowel Beieren,
als Niederösterreich 3 adviezen uit. Baden- Württemberg, Catalonië, Wenen en Madeira maakten
elk twee gemotiveerde adviezen op. In totaal werden door veertien regionale instanties een
subsidiariteitsadvies ingediend.
Het voorstel waarover in 2011 door REGPEX-partners de meeste gemotiveerde adviezen
werden uitgebracht was het voorstel van richtlijn over energie-efficiëntie – met gemotiveerde
adviezen van tien REGPEX-partners. Vervolgens komt het voorstel van verordening over de
Connecting Europe Facility waarop acht REGPEX-partners reageerden met aan gemotiveerd
31
32
voorstellen betreffen geeft de tabel het aantal gemotiveerde adviezen weer dat op elk voorstel is uitgebracht. Om tevens het aantal bij de Commissie ingekomen gemotiveerde adviezen te laten zien, is het
aantal gemotiveerde adviezen over meer dan één voorstel hiervan afgetrokken.
Mededeling van de Commissie, Algemeen Activiteitenverslag van de Europese Unie, COM(2014)12
De Europese Commissie geeft aan dat er 592 bijdragen werden ingezonden, terwijl de IPEX-databank
gewag maakt van 404.
17
advies. Het voorstel voor een richtlijn betreffende het gunnen van overheidsopdrachten ontlokte
zes adviezen van REGPEX-partners, en het voorstel voor een richtlijn betreffende de gunning van
concessieopdrachten vijf adviezen.
Ook in 2012 was de Zweedse Riksdag het nationale parlement dat het meest gemotiveerde
adviezen heeft opgemaakt (21). Op de tweede plaats volgt de Franse Sénat die zeven gemotiveerde adviezen uitbracht. Als derde komen de Nederlandse Eerste Kamer en de Nederlandse
Tweede Kamer, die elk zes adviezen hebben uitgebracht. De Duitse Bundesrat volgt met vijf
adviezen.
De meeste door deelstaten geformuleerde adviezen waren in 2012 afkomstig van Beieren en
Thüringen met elk acht adviezen. Gevolgd door Schleeswig Holstein, dat zes adviezen uitbracht,
en Baden-Württemberg met vier adviezen. Emilia Romagna en Niederösterreich brachten elk
drie adviezen uit. In totaal werden door dertien regionale instanties een gemotiveerd advies
uitgebracht.
Het voorstel van Verordening betreffende de periodieke technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens en tot intrekking van Richtlijn 2009/40/EG, het voorstel van richtlijn
betreffende de gunning van concessieopdrachten en de voorstellen rond de gunning van
overheidsopdrachten (COM(2011)895 en COM (2011)896) lokten in 2012 de meeste gemotiveerde adviezen van REGPEX-partners (5) uit. Door vier REGPEX-partners werd een
gemotiveerd advies uitgebracht over het voorstel van verordening betreffende de bescherming
van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende
het vrije verkeer van die gegevens (algemene verordening gegevensbescherming).
In 2013 was het Zweedse parlement opnieuw het nationale parlement dat het meeste
gemotiveerde adviezen uitgebracht (14). Verschillende nationale parlementen of kamers van
brachten zes gemotiveerde adviezen uit: De Nederlandse Eerste Kamer, het Britse Lagerhuis,
Litouwse Seimas en de Maltese Kamra Tad Deputati.
De deelstaat die de meeste subsidiariteitsadviezen uitbracht in 2013 was Thüringen, met tien
adviezen Beieren formuleerde zeven adviezen, Emilia Romagna vijf en Baden-Württemberg vier.
Een gedeelde vijfde plaats – met elk twee adviezen – was voor de Abruzzen, Niederösterreich en
Vlaanderen.
Het voorstel dat het meeste subsidiariteitsadviezen van REGPEX-partners uitlokte was het
voorstel voor een verordening tot vaststelling van een kader voor de toegang tot de markt voor
havendiensten en de financiële transparantie van havens (COM(2013)296) (4 adviezen,
waaronder ook de Vlaamse bijdrage wordt gerekend). Telkens 3 adviezen werden uitgebracht
over het voorstel voor een verordening met betrekking tot maatregelen om de kosten van de
aanleg van elektronische hogesnelheidscommunicatie-netwerken te verlagen, COM(2013)147,
het voorstel voor een verordening betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor
samenwerking en opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en het voorstel voor
een verordening betreffende de productie en het op de markt aanbieden van teeltmateriaal
(teeltmateriaalwetgeving) COM(2013)262.
Onderstaande tabellen geven een overzicht van de zowel de nationale- als deelstaatparlementen
als die zich de afgelopen jaren het actiefst hebben getoond in de formulering van subsidiariteitsadviezen naar aanleiding van wetsvoorstellen door de Europese Commissie33.
33
Eigen berekeningen op basis van de gegevens uit de jaarverslagen van de Europese Commissie voor de
jaren 2010, 2011 en 2012. Voor 2013 werden de berekeningen gedaan op de gegevens afkomstig uit de
IPEX-databank van het Europees parlement. Voor de regionale statistieken werden de eigen berekeningen
gemaakt op basis van de gegevens uit de REGPEX-databank van het Comité der Regio’s.
18
Tabel 2 – Aantal subsidiariteitsadviezen per nationale parlementaire kamer per jaar
Kamers van nationale of federale parlementen
2010 2011 2012
1. Zweedse Rikstag
3
11
21
2. Nederlandse Eerste Kamer
2
3
6
3. Luxemburges Chambre des députés
3
7
3
4. Britse Lagerhuis
3
3
4
5. Nederlandse Tweede Kamer
2
4
6
6. Franse Sénat
3
1
7
7. Poolse Sejm
2
5
3
8. Poolse Senat
4
4
2
9. Oostenrijkse Bundesrat
2
1
3
10. Duitse Bundesrat
1
2
5
11. Britse House of Lords
2
1
1
12. Litouwse Seimas
2
0
1
13. Maltese Kamra Tad Deputati
0
2
1
14. Deense Folketing
2
2
3
15. Spaanse Congreso
0
2
1
16. Spaanse Senato
0
2
1
17. Belgische Kamer
0
2
3
18. Italiaanse Senato
1
3
1
19. Roemeense Senatul
0
2
0
20. Cypriotische Vouli tn antiprosepon
0
1
3
21. Slovaakse Narodna Rada
0
3
2
22. Roemeense Camero Deputatilor
0
2
0
23. Ierse Dail Eirann
0
1
0
24. Duitse Bundestag
1
1
1
25.FinseEeduskunta
0
1
1
26. Portugese Assembleia da Republica
0
1
1
27. Italiaanse. Camera dei Deputati
0
2
0
28. Tsjechische Senat
1
0
0
29. Tsjechische Poslanec`ka dnemana
1
0
0
30. Ierse Seanad Éireann
0
0
0
31. Bulgaarse Narodna Sabranie
0
2
0
32. Oostenrijkse Nationalrat
1
0
1
33. Letse Saeima
0
0
1
34. Belgische Senaat
0
1
0
35. Franse Assemblée nationale
0
1
0
36. Sloveense nationale assemblee
0
0
0
37. Hongaarse parlement
0
0
0
38. Griekse parlement
0
0
0
39. Letse parlement
0
0
0
Totaal
36
73
83
Tabel 3 – Aantal subsidiariteitsadviezen per deelstaatparlement per jaar
Kamers van deelstaatparlementen
2010 2011
1. Thuringen
0
11
2. Beieren
0
3
3. Emilia Romagna
0
4
4. Baden Württemberg
0
2
5. Neder Oostenrijk
0
3
2013
14
6
3
6
4
4
2
2
5
3
5
6
6
1
5
5
1
1
4
1
0
3
3
0
1
1
1
2
2
3
0
0
1
1
0
1
1
1
1
108
Totaal
49
17
16
16
16
15
12
12
11
11
9
9
9
8
8
8
6
6
6
5
5
5
4
3
3
3
3
3
3
3
2
2
2
2
1
1
1
1
1
300
2012
8
2013
10
Totaal
29
8
3
4
3
7
5
4
2
18
12
10
8
19
6. Extremadura
7. Schleeswig Holstein
8. Baskenland
9. Marche
10. Hessen
11. Catalonië
12. Wales
13.Madeira
14. Vlaanderen
15. Wenen
16. Wallonië
17. Valencia
18. Vorarlberg
19. Murcia
20. Abruzzo
21. Schotland
22. Galicia
23. Siciliaans regionaal parlement
Totaal
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
2
0
0
0
0
0
0
0
2
5
1
1
1
6
2
1
0
0
1
1
6
6
4
3
1
2
1
2
0
2
0
0
0
0
0
1
0
0
39
2
0
0
0
0
0
0
1
0
1
0
0
1
0
41
0
0
1
0
2
0
0
0
1
0
2
0
0
1
37
3
2
2
2
2
2
2
1
1
1
2
1
1
1
119
2012
83
41
124
2013
108
37
145
Totaal
300
119
419
0
Tabel 4 – Totaal aantal subsidiariteitsadviezen van alle parlementen per jaar
Subsidiariteitsadviezen
2010 2011
Kamers van nationale of federale parlementen
36
73
Deelstaatparlementen
2
39
ALGEMEEN TOTAAL
38
112
Ook het aantal parlementen dat de subsidiariteitsadviezen heeft geformuleerd en verzonden is
tussen 2010 en 2013 toegenomen.
Tabel 5 – Aantal parlementen dat subsidiariteitsadviezen formuleerde, per jaar
Aantal parlementen
2010
2011
Kamers van nationale of federale parlementen
18
29
Deelstaatparlementen
1
14
ALGEMEEN TOTAAL
19
43
2012
25
13
38
2013
39
12
51
Welke EU wetgevingsinitiatieven waren meest voorwerp van subsidiariteitsadvies?
In 2010 brachten nationale parlementen het grootste aantal gemotiveerde adviezen uit over
wetgevingsvoorstellen in de cluster sociale zaken en volksgezondheid (15), de cluster landbouw
en visserij (9) en de cluster economische en financiële zaken (7).
De clusters waarin in 2011 de meeste gemotiveerde adviezen werden ingediend waren de
cluster economische en financiële aangelegenheden (24), de cluster justitie en binnenlandse
aangelegenheden (20) en de cluster sociale zaken en volksgezondheid (14).
In 2012 waren de gemotiveerde adviezen meer verspreid over de verschillende sectoren. De
cluster justitie en binnenlandse aangelegenheden genereerde het meeste adviezen (18), gevolgd
door de cluster sociale zaken en volksgezondheid (15) en de cluster vervoer, telecommunicatie
en energie (14).
20
De nationale parlementen brachten in 2013 de meeste gemotiveerde adviezen uit in de cluster
vervoer, communicatie en energie (37). De tweede cluster in dit rijtje was die van Justitie en
binnenlandse aangelegenheden, waarin ze 22 adviezen opstelden. 20 adviezen werden geformuleerd over wetgevingsvoorstellen in de cluster sociale zaken en gezondheid.
Onderstaande tabellen vermelden per jaar de vijf wetgevingsvoorstellen van de Europese Commissie die
het grootste aantal gemotiveerde subsidiariteitsadviezen uitlokten.
Exhaustieve lijsten per jaar van alle wetgevingsvoorstellen van de Commissie waarop gemotiveerde
subsidiariteitsadviezen werden ingediend werden opgenomen als bijlage bij dit rapport.
Tabel 6 – 9: Wetgevingsvoorstellen die het meeste subsidiariteitsadviezen uitlokte, per jaar
[Tabel 6] – 2010
EU-wetgevingsinitiatief
1. Richtlijn over seizoenarbeiders (COM(2010) 379)
2. Verstrekking van levensmiddelen aan de meest behoeftigen in de
Unie, COM(2010) 486
3. Richtlijn inzake de depositogarantiestelsels, COM(2010) 368
4. Steun voor plattelandsontwikkeling uit hoofde van de ELFPOverordening, COM(2010) 537
5. Regeling inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers,
COM(2010) 539
[tabel 7] – 2011
EU-wetgevingsinitiatief
1. Gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de
vennootschapsbelasting (CCCTB), COM(2011) 121
2. Voorstel voor een verordening tot vaststelling van de Connecting
Europe Facility, COM(2011)665
3. Richtlijn betreffende energie-efficiëntie, COM(2011) 370
4. Tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht aan de
binnengrenzen in uitzonderlijke omstandigheden COM(2011)
560
5. Integrale-GMO-verordening, COM(2010) 799
[Tabel 8] – 2012
EU-wetgevingsinitiatief
1. Verordening betreffende de uitoefening van het recht om
collectieve actie te voeren in de context van de vrijheid van
vestiging en de vrijheid van dienstverrichting (Monti II),
COM(2012)130
2. Bijlage bij het voorstel betreffende de periodieke technische
controle van motorvoertuigen en aanhangwagens en tot
intrekking van Richtlijn 2009/40/EG, COM(2012)380
3. Richtlijn betreffende de gunning van concessie-opdrachten
COM(2011)897
4. Richtlijn betreffende de bescherming van natuurlijke personen
in verband met de verwerking van persoonsgegevens en
betreffende het vrije verkeer van die gegevens (algemene
verordening gegevensbescherming), COM(2012)11
5. Richtlijn inzake de verbetering van de man-vrouw-verhouding
bij niet uitvoerende bestuurders van beursgenoteerde
ondernemingen en daarmee samenhangende maatregelen
COM(2012) 614
Aantal subsidiariteitsadviezen
Nationaal
Regionaal
9
6
0
0
Totaal
9
6
5
4
0
0
5
4
4
0
4
Aantal subsidiariteitsadviezen
Nationaal
Regionaal
Totaal
9
0
9
0
8
8
2
7
6
0
8
7
5
0
5
Aantal subsidiariteitsadviezen
Nationaal
Regionaal
12
3
Totaal
15
5
5
10
4
5
9
4
4
8
4
1
5
21
[Tabel 9] – 2013
EU-wetgevingsinitiatief
1.
Verordening tot instelling van het Europees Openbaar Ministerie
COM(2013)534
2.
Richtlijn tot vaststelling van een kader voor maritieme
ruimtelijke
ordening
en
geïntegreerd
Kustbeheer
COM(2013)133
3.
Verordening tot vaststelling van een kader voor de toegang tot
de markt voor havendiensten en de financiële transparantie van
havens COM(2013)296
4.
Verordening met betrekking tot maatregelen om de kosten van
de aanleg van elektronische hoge-snelheidscommunicatienetwerken te verlagen COM(2013)147
5.
Richtlijn betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke
en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de
productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en
aanverwante producten COM(2012)788
Aantal subsidiariteitsadviezen
Nationaal
Regionaal
Totaal
14
0
14
11
234
13
6
435
10
5
3
8
8
0
8
Welke rechtsinstrumenten?
Wat de aard van het rechtsinstrument betreft waren het van de drie categorieën (verordening,
richtlijn of andere) voornamelijk verordeningen die het grootste aantal gemotiveerde adviezen
opleverden 219. In 2010 spanden de richtlijnen de kroon, met 20 gemotiveerde adviezen
(tegenover 15 voor verordeningen en 3 voor andere). In 2011 kwamen er 61 gemotiveerde
adviezen binnen over verordeningen, 33 over richtlijnen en slechts vier voor een andere soort
rechtsinstrument. In 2012 sloeg de balans van gemotiveerde adviezen over naar de verordeningen (61). 60 adviezen werden uitgebracht over richtlijnen en 16 voor andere rechtsinstrumenten. Ook in 2013 werden door de parlementen meer gemotiveerde adviezen
uitgebracht over voorstellen van verordening (82) dan over voorstellen van richtlijn (60).
Slechts 1 werd dat jaar geformuleerd over een ander rechtsinstrument.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van het aantal subsidiariteitsadviezen per EU-rechtsinstrument per jaar
Tabel 10 – Aantal subsidiariteitsadviezen per EU-rechts-instrument per jaar
Rechtsinstrumenten
2010 2011
Richtlijnen
20
32
Verordeningen
15
61
Andere
3
4
Totaal
38
98
2012
60
61
16
137
2013
60
82
1
143
Totaal
173
219
24
416
Wat was het resultaat van de gevoerde subsidiariteitsprocedures?
Tot op heden werd tweemaal het quorum bereikt voor de gele-kaart-procedure. Tot de
toetreding van Kroatië werd het quorum van deze procedure in de algemene dossiers bereikt
wanneer de gemotiveerde adviezen 18 stemmen vertegenwoordigen. In 2012 was dit het geval
voor de zogenaamde MONTI-II-verordening COM(2012)130, waarbij de uitoefening van het
34
35
Het gemotiveerd advies van het Vlaams parlement werd niet opgenomen in de lijst met regionale
parlementen, aangezien deze reeds is opgenomen in de lijst van nationale parlementen
De resolutie van het Vlaams Parlement werd opgenomen in de lijst van de subsidiariteitsadviezen van de
regionale parlementen aangezien deze ook werd opgenomen in der REGPEX-databank
22
recht om collectieve actie te voeren in de context van de vrijheid van vestiging en vrijheid van
dienstverrichting wordt geregeld en dit als maatregel om de interne markt te vervolledigen.
In totaal brachten 12 (kamers van) nationale parlementen een gemotiveerd advies uit, wat een
totaal van 19 stemmen vertegenwoordigt. Naast de Belgische federale Kamer van Volksvertegenwoordigers brachten de Deense, Letse, Finse, Portugese, Zweedse, Luxemburgse en Maltese
nationale parlementen en de Poolse Sejm, de Franse Sénat, de Nederlandse Eerste Kamer en de
Britse House of Commons gemotiveerde adviezen uit.
Ook het Comité van de Regio’s oordeelde post-factum (29 november 2012) dat er een inbreuk
was op het subsidiariteitsbeginsel. Het advies werd opgesteld door rapporteur Hutchinson, lid
van het Brussels Hoofdstedelijk parlement.
Na onderzoek van de opmerkingen van de nationale parlementen oordeelde de Commissie36 dat
er geen sprake was van een inbreuk op het subsidiariteitsprincipe, maar erkende dat het
voorstel allicht niet de vereiste politieke steun zou krijgen in het Europees Parlement en de
Raad. Zij besliste daarom op 26 september 2012 om het voorstel in te trekken.
In 2013 werd nogmaals het quorum van een gele kaart procedure bereikt. Dit maal in een
dossier betreffende de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. In dit domein bedraagt de
drempelwaarde voor een gele kaart procedure één vierde van de stemmen , zijnde momenteel
14 stemmen. Het betreft het voorstel van verordening voor een Europees Openbaar ministerie
COM(2013)534. Op de deadline voor het vroeg-waarschuwings-mechanisme, op 28 oktober
2013, had de Commissie veertien gemotiveerde adviezen ontvangen, waarmee 18 stemmen
werden uitgebracht. De Commissie besliste na een onderzoek om het voorstel te handhaven. In
haar mededeling van 27 november 2013 oordeelde de Commissie dat de nationale parlementen
niet hadden aangetoond dat het voorstel een inbreuk betekende op het subsidiariteitsbeginsel.37
Het federaal en Vlaams parlement en de subsidiariteitstoets.
Interessant is vanzelfsprekend ook de vraag in welke dossiers het Belgische federale parlement
een subsidiariteitsadvies uitgebracht. Hoe vaak heeft overigens het Vlaams Parlement zelf de
subsidiariteitstoets gehanteerd? En naar aanleiding van welke EU-initiatieven?
Op 16 februari 2011 nam de Kamer van volksvertegenwoordigers een gemotiveerd advies aan
omtrent het voorstel van verordening betreffende specifieke eisen voor de wettelijke controles
van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang.
De Senaat bracht op 6 december 2011 een bezwaar uit gebaseerd op subsidiariteit tegen een
voorstel van verordening betreffende een gemeenschappelijk kooprecht. De Kamer stuurde een
bijdrage aan de Commissie omtrent dit voorstel. De Commissie catalogeerde dit als gemotiveerd
advies.
Op 6 april 2012 oordeelde de Kamer dat het voorstel van verordening over de bescherming van
natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en over het vrije
verkeer van die gegevens (algemene verordening gegevensbescherming) (COM(2012)11) op
bezwaren inzake subsidiariteit stuit omdat de keuze voor een verordening — die rechtstreeks
toepasselijk is in de interne rechtsorde en geen verdere omzetting in de interne rechtsorde
behoeft — voorbijgaat aan de bestaande Belgische praktijk.
36
37
Brief van 12 en 13 september 2012
COM(2013)851
23
Op 30 mei 2012 nam de Kamer een subsidiariteitsbezwaar aan over het Voorstel voor een
verordening van de Raad betreffende de uitoefening van het recht om collectieve actie te voeren
in de context van de vrijheid van vestiging en de vrijheid van dienstverrichting COM (2012) 130.
Op 8 mei 2013 heeft het Vlaams Parlement voor het eerst gestemd over een subsidiariteitsbezwaar. Het dossier werd bij hoogdringendheid behandeld en werd met een wisselmeerderheid goedgekeurd in de plenaire vergadering. Het voorstel werd ingediend door parlementsleden van Open VLD en CD&V. SP.a. stemde tegen38.
Het betrof een voorstel van richtlijn tot vaststelling van een kader voor maritieme ruimtelijke
ordening en geïntegreerd kustbeheer. Dit bezwaar werd in de IPEX-databank beschouwd als een
gemotiveerd advies van de Belgische Senaat.
In een resolutie van het Vlaams Parlement van 10 juli 2013 is ook expliciet sprake van het
subsidiariteitsbeginsel. De resolutie behandelt het voorstel voor een verordening tot vaststelling
van een kader voor de toegang tot de markt voor havendiensten en de financiële transparantie
van havens en formuleert daarover bedenkingen inzake subsidiariteit zonder expliciet aan te
geven dat het subsidiariteitsbeginsel zou zijn geschonden. Het betreft dus geen subsidiariteitsbezwaar stricto sensu. Het voorstel van resolutie ging uit van parlementsleden van alle meerderheidsfracties uitgebreid met parlementsleden van Groen!, LDD en Open VLD, en werd bij hoogdringendheid behandeld. Deze resolutie staat in de IPEX-databank gecatalogeerd als “bijdrage”
van de Belgische Senaat.
Het Comité van de regio’s en de subsidiariteitstoets
Zoals hoger aangehaald heeft het Comité van de Regio’s de bevoegdheid gekregen om de
vernietiging van een EU-wetgevingshandeling te vorderen bij het Hof van Justitie, wanneer hij
oordeelt dat het subsidiariteitsprincipe werd geschonden. Daarnaast beschouwt hij zichzelf als
hoeder van het subsidiariteitsprincipe.
Daarom is het ook relevant om na te gaan in welke dossiers heeft het Comité der Regio’s een
subsidiariteitsbezwaar heeft geformuleerd. In welke gevallen was dit naar aanleiding van eigen
initiatief adviezen?
Het Comité van de Regio’s neemt in de adviezen die ze opstelt bijna systematisch een rubriek op
over subsidiariteit. Het doet dit zowel in adviezen over dossiers waarvoor het verplicht moet
worden geraadpleegd als op eigen initiatief. Krachtens het intern reglement van het Comité is dit
overigens een verplichting voor die dossiers waarover het verplicht advies moet uitbrengen.
In 2010 nam het Comité van de Regio’s 45 adviezen aan, waarvan er 32 expliciet verwezen naar
subsidiariteit. In 12 gevallen werd de naleving van het subsidiariteitsbeginsel ook effectief
beoordeeld. In geen van de gevallen werd een inbreuk op het beginsel vastgesteld.
Van de 62 in 2011 aangenomen adviezen bevatten meer dan driekwart (51) een expliciete
verwijzing naar de toepassing van het beginsel. De dossiers uit 2011 die geen verwijzing naar
het subsidiariteitsbeginsel bevatten, betreffen de eigen initiatief adviezen of de niet-wetgevingsvoorstellen (mededelingen, groenboeken of verslagen). De effectieve beoordeling van de naleving van het subsidiariteitsbeginsel gebeurde maar in 14 van de gevallen. Ook in 2011 werd
geen enkele miskenning van dit beginsel vastgesteld.
38
Uit informele contacten bleek dat de initiatiefnemers werden aangesproken door Nederlandse
parlementsleden die medestanders zochten voor het subsidiariteitsbezwaar dat het Nederlandse
parlement had opgemaakt.
24
In 2012 heeft het Comité van de Regio’s voor het eerst bezwaren geuit inzake de toepassing van
subsidiariteit en wel in zes gevallen. Het betreft volgende dossiers:
Een voorstel van verordening over de fondsen vallende onder het Gemeenschappelijk
Strategisch Kader (COM(2011)615)
Een voorstel van verordening betreffende het Europees Sociaal Fonds (COM (2011) 607)
Het luchthavenpakket (COM(2011)823, COM(2011)828; COM(2011)824 en COM(2011) 827)
Het voorstel van verordening omtrent het terbeschikkingstellen van werknemers bij de
dienstverlening (COM (2011)130 final en COM (2011) 131 final
Het overheidsopdrachtenpakket, waarin het Comité van de Regio’s benadrukte dat de
noodzaak van het oprichten van nationale ‘over sight organen’ en de vereiste om de gunning
daaraan toe te zenden een inbreuk is van het subsidiariteitsbeginsel. De bewuste bepaling is
er tijdens een latere fase in het wetgevingsproces verwijderd.
Het Pakket van databescherming (COM (2012) 9; COM (2012) 10 en COM (2012) 11 final),
waar het Comité van de Regio’s de keuze van het gebruikte instrument in twijfel trekt, met
name een abstracte regelgeving die de COM de bevoegdheid geeft om gedelegeerde handeling
aan te nemen zelfs over wezenlijke elementen.
Het eigen initiatief advies over Building a culture of MLG (CDR 273/2011) bevat in se ook vele
subsidiariteitsbezwaren, maar omvat geen formele subsidiariteitsbezwaar aangezien het niet
om een wetgevingsvoorstel ging, dat het voorwerp uitmaakt van een vroeg-waarschuwingsprocedure.
In 2012 werden in totaal 71 adviezen opgemaakt door het Comité van de Regio’s, waarvan er 49
een expliciete verwijzing bevatten naar het subsidiariteitsbeginsel. In 31 gevallen werd ook een
effectieve subsidiariteitscontrole doorgevoerd. De adviezen waarin geen expliciete verwijzing
naar het subsidiariteitsbeginsel was opgenomen (22), betroffen niet direct een wetgevingsvoorstel of waren dossiers waar het Comité van de Regio’s niet verplicht moet worden
geconsulteerd. Het ging dus over de eigen initiatief adviezen of adviezen op vraag van de
Commissie39. In zes gevallen betrof het dossiers waar het advies krachtens het intern reglement
in principe een verwijzing naar subsidiariteit moest bevatten.
Alle vermelde aantallen zijn schematisch gepresenteerd in onderstaande tabel. Het CdRjaarverslag over subsidiariteit 2013 was nog niet beschikbaar.
Tabel 11 – Aantal bijdragen en subsidiariteitsadviezen van het Comité van de Regio’s per jaar40
2010
2011
2012
Aantal wetgevende initiatieven van de COM
90
155
79
Aantal adviezen van het Comité van de Regio’s
45
62
71
Aantal CdR-adviezen over wetgevingsvoorstellen
4
10
42
Aantal CdR-adviezen met paragraaf over subsidiariteit
32
51
49
Aantal CdR-adviezen met subsidiariteitscontrole
12
14
31
Aantal CdR- adviezen met subsidiariteitsbezwaar
0
0
6
Totaal
324
178
56
132
57
6
Hoewel het Comité van de Regio’s in een relatief beperkt aantal gevallen expliciet een
subsidiariteitsbezwaar uit, geeft het bijna standaard mee dat lokale en regionale overheden
beter moeten worden betrokken. Uit een telefonisch interview met een medewerker van het
SMN-network in het Comité van de Regio’s is gebleken dat er geen dossiers waren, waarbij het
39
40
Comité van de Regio’s, Subsidiariteitsverslag 2012 , p. 8.
Het CdR-subsidiariteitsverslag 2013 was nog niet beschikbaar
25
subsidiariteitsbezwaar bij de stemming in de plenaire vergadering zou zijn gesneuveld.
Omgekeerd is dit wel het geval geweest. Een aantal leden van de politieke stuurgroep hebben
amendementen ingediend bij Comité van de Regio’s adviezen, waarin – in strijd met de
voorschriften uit het intern reglement – geen subsidiariteitscontrole zou zijn gebeurd.
De Commissie beantwoordde de opmerkingen van het Comité van de Regio’s, maar trok de
voorstellen als dusdanig niet in. Eén van de bepalingen uit overheidsopdrachtenpakket waarover het Comité subsidiariteitsbezwaren maakte, werd uiteindelijk uit het voorstel geschrapt. In
het Commissie-verslag over subsidiariteit en proportionaliteit worden de voorstellen waarop
subsidiariteitsbezwaren vanuit het Comité van de Regio’s zijn gekomen, louter vermeld zonder
verdere commentaar.
Conform de afspraken in het samenwerkingsprotocol tussen de Commissie en het Comité van de
Regio’s van 2012 verbinden de Commissiediensten zich ertoe om minstens twee keer per jaar
met uitgebreide antwoorden de redenen te geven hoe met de opmerkingen van het Comité werd
rekening gehouden. Bij die gelegenheid beantwoordt de Commissie ook de subsidiariteitsbezwaren.
Tijdens de bestudeerde periode steeg het aantal adviezen van het Comité van de Regio’s dat een
expliciete verwijzing bevatte naar het beginsel. Ook worden steeds vaker opmerkingen gemaakt
over de toepassing van het beginsel. Uiteindelijk worden er meer en meer inbreuken op het
subsidiariteitsbeginsel vastgesteld. Het totaal aantal adviezen van de Comité steeg ook.
Door sommigen wordt aangegeven dat vele subsidiariteitsbezwaren al in een vroeg stadium
worden opgevangen door meer en meer consultaties voorafgaand aan het aannemen van en
wetgevend voorstel. Zo ook draagt het Comité van de Regio’s bij tot de regionale impactanalyse
die de Commissie maakt ter voorbereiding van een wetgevingsvoorstel.
26
V.
CONCLUSIES
(1)
Sedert zijn introductie in de EU-verdragen is het subsidiariteitsbeginsel gradueel versterkt
tot en met de invoering van een vroeg-waarschuwingsmechanisme of subsidiariteitstoets.
(2)
Sinds de invoering van de subsidiariteitstoets is het aantal subsidiariteitsbezwaren dat
door nationale- of deelstaatparlementen werd geformuleerd gradueel gestegen van 38 in
2010 tot 145 in 2013.
(3)
De subsidiariteitstoets is geen instrument dat in eerste instantie gehanteerd wordt door
regionale- of deelstaatparlementen. Nationale parlementen hebben tussen 2010 en 2013
meer subsidiariteitsbezwaren ingezonden dan deelstaatparlementen. Ook in eigen land
hebben de kamers van het federale parlement vaker de subsidiariteitstoets gehanteerd
dan de deelstaatparlementen.
(4)
Tussen 2010 en 2013 is het aantal nationale parlementen dat subsidiariteitsbezwaren
formuleerde tegen wetgevingsvoorstellen van de Europese Commissie toegenomen van
18 tot 34. Het aantal deelstaatparlementen dat op dit punt actief was, was nooit hoger dan
14 in 2011.
(5)
Sinds de invoering van de subsidiariteitstoets is het aantal Europese wetgevingsvoorstellen dat subsidiariteitsbezwaar uitlokte zowel in absolute als relatieve termen toegenomen.
In 2010 gaf 13% van de wetgevingsvoorstellen van de Europese Commissie aanleiding tot
de formulering van subsidiariteitsadvies. In 2012 en 2013 was dat resp. 48% en 40%.
(6)
De grootste aantal uitgebrachte subsidiariteitsadviezen had betrekking op wetgevingsinitiatieven in de clusters Sociale Zaken en Volksgezondheid. Elk jaar kwam deze cluster
voor in de top drie. Daarna volgen de clusters Economisch- en Financiële Zaken, en Justitie
en Binnenlandse Aangelegenheden. In 2013 kwam de cluster Vervoer, Communicatie en
Energie heel sterk naar voor.
(7)
Het zijn vooral ontwerpen van verordening die subsidiariteitsadviezen hebben uitgelokt.
Meer dan ontwerpen van richtlijn of andere instrumenten.
(8)
Tot nu toe werden slechts twee gele-kaart-procedures gevoerd. Slechts één daarvan leidde
ook tot de terugtrekking van een wetgevingsvoorstel door de Commissie. Een oranjekaart-procedure werd nog nooit gevoerd. Een rode-kaart-procedure bestaat niet.
(9)
De nationale parlementen die grootste aantal subsidiariteitsbezwaren formuleerden zijn:
de Zweedse Rikstag, de Nederlandse Eerste Kamer, de Luxemburges Chambre des
députés, het Britse Lagerhuis, en de Nederlandse Tweede Kamer.
(10) De Europese deelstaten wier de parlementen het grootste aantal subsidiariteitsbezwaren
formuleerden zijn: Thuringen, Beieren, Emilia Romagna, Baden-Württemberg en Niederösterreich.
(11) Het zijn niet slechts de als eurosceptisch geboekstaafde lidstaten die subsidiariteitsadviezen uitbrengen. Ook het Groothertogdom Luxemburg brengt veel van die adviezen uit.
(12) Het Vlaams parlement heeft weinig gebruik gemaakt van de mogelijkheid om subsidiariteitsbezwaren uit te brengen. Het deed dat slechts één keer, en voor het eerst in 2013.
27
(13) Ook het Comité van de Regio’s – bewaker van de subsidiariteit in de EU – gebruikt de
subsidiariteitstoets slechts matig. Het gebruikte het vroeg-waarschuwings-mechanisme
voor het eerst in 2012, maar formuleerde dat jaar meteen zes subsidiariteitsbezwaren.
(14) Tot op heden heeft het Hof van Justitie nog geen nietigheid uitgesproken van een EUrechtshandeling op basis van een schending van het subsidiariteitsbeginsel.
Grafisch overzicht 2010-2013
160
140
120
100
80
60
40
20
0
2010
2011
2012
2013
Totaal aantal geformuleerde subsidiariteitsadviezen
Aantal geformuleerde subsidiariteitsadviezen door nationale/federale parlementen
Aantal geformuleerde subsidiariteitsadviezen door deelstaatparlementen
Deel (%) van het aantal EU-wetgevingsinitiatieven dat subsidiariteitsadvies uitlokt
Aantal nationale/federale parlementen dat subsidiariteitsadvies formuleert
Aantal deelstaatparlementen dat subsidiariteitsadvies formuleert
28
VI.
EPILOOG
Ongeveer gelijktijdig met de inwerkingtreding van het Lissabonverdrag kwam de Europese Unie
in de greep van de financiële en economische recessie die vanuit de Verenigde Staten van
Amerika kwam overgewaaid. De jaren waarin deze crisis Europa het hardst trof vallen samen
met de periode die voorwerp is van dit onderzoek over de toepassing van het pas ingevoerde
vroeg-waarschuwings-mechanisme (2010-2013).
De lidstaten van de Europese Unie hebben de economische- en eurocrisis aangegrepen om
nieuwe stappen te zetten in het Europese integratietraject, en om te kiezen voor een versterking
van het (gezamenlijk) economisch en monetair bestuur van de Europese Unie.
Dat betekent niet dat de subsidiariteitskwestie daarmee helemaal naar het achterplan werd verdrongen. In het regeerakkoord van de Nederlandse regering Rutte II leest men: “Nederland
vraagt de Europese Commissie te inventariseren, op basis van het beginsel van subsidiariteit, welke
beleidsterreinen kunnen worden overgedragen aan nationale overheden en zal zelf ook voorstellen
doen.41
Een in het regeerakkoord aangekondigde subsidiariteitsexercitie werd aangevat. Met inbreng van
organisaties van belanghebbenden werd een analyse gemaakt van bestaande en toekomstige
EU-regelgeving. Zowel het respect voor het subsidiariteits- als het proportionaliteitsbeginsel
werd nagegaan. Deze analyse leidde op 21 juni 2013 tot het uitbrengen van een verslag met als
titel ‘Europees waar nodig, nationaal waar mogelijk’. De Nederlandse overheid kwam daarin tot
een lijst van actiepunten, waarover een bespreking werd gehouden in het Nederlandse
parlement. Deze actiepunten omvatten aanbevelingen. Een verdragswijziging met teruggave van
EU-bevoegdheden aan de lidstaten wordt daarin niet voorgesteld. Het resultaat van de oefening
werd wel geagendeerd op de Europese Raad Algemene Zaken.
In Groot-Brittannië werd in 2012 een gelijkaardige doch veel grondiger Balance of competenceoefening gestart. In het raam daarvan werden alle beleidsdomeinen doorgelicht, wat zou leiden
tot niet minder dan 32 rapporten. De eerste zes daarvan in juli 2013 werden bekendgemaakt.
Een volgende reeks van 8 werd op 13 februari 2014 gepubliceerd42. Deze eerste rapporten
pleiten niet voor een ruime terugkeer van bevoegdheden naar de lidstaten, noch voor
bijkomende opt outs. Ze vertolken wel een wijdverspreide wens tot betere regelgeving en een
serieuzer toepassing van het subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel.
Ook in Duitsland blijft het thema actueel. De Voorzitter van het Europees Parlement, Martin
Schultz, zou tijdens een bezoek aan Londen op 10 september 2013 akkoord hebben verklaard
“met diegenen die zeggen dat de EU in Brussel niet alles moet doen”. Ook de Duitse Bondskanselier zou afgelopen zomer publiek hebben verklaard “dat er na de verkiezingen van 22 september
een discussie moet komen over het teruggeven van bevoegdheden aan de lidstaten”.43
In eigen land blijkt het subsidiariteitsthema de jongste jaren veel minder te leven. Zowel op
federaal niveau als bij de deelstaten. In Vlaanderen blijft er wel gevoeligheid voor het thema in
beleidsdocumenten. Maar veel minder in de beleidspraktijk van Vlaams parlement, Vlaamse
regering of administratie. Indien die vaststelling juist is geeft ze minstens aanleiding tot de vraag
of het subsidiariteitsbeginsel dezelfde prominente plaats moet innemen in de volgende generatie beleidsdocumenten van de Vlaamse regering. Het antwoord op die vraag hangt natuurlijk
nauw samen met de visie van de Vlaamse regering op de toekomst van de Europese Unie, en zijn
eigen plaats daarin.
41
42
43
Bruggen slaan, Regeerakkoord VVD-PvdA, 29 oktober 2012
https//www.gov.uk/review-of-the-balance-of-competences
BART BEIRLANDT, “EU wil af van eigen regeldrift”, in De Standaard, 11 september 2013, p.42
29
VII.
BIJLAGEN
-
Exhaustieve lijsten per jaar van alle wetgevingsvoorstellen van de Commissie waarop
subsidiariteitsbezwaren werden ingediend werden opgenomen als bijlage bij dit rapport.
2010
EU-wetgevingsinitiatief
1. Richtlijn over seizoenarbeiders (COM(2010) 379)
2. Verstrekking van levensmiddelen aan de meest behoeftigen in de
Unie, COM(2010) 486
3. Richtlijn inzake de depositogarantiestelsels, COM(2010) 368
4. Steun voor plattelandsontwikkeling uit hoofde van de ELFPOverordening, COM(2010) 537
5. Regeling inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers,
COM(2010) 539
6. Beleggerscompensatiestelsel, COM(2010) 371
7. Europees erfgoedlabel, COM(2010) 76
8. Frontex-verordening, COM(2010) 61
9. Tolk- en vertaaldiensten in strafprocedures, COM(2010) 82
10. Invoer in de EU van visserijproducten uit Groenland,
COM(2010) 176
11. Radiospectrumbeleidsprogramma, COM(2010) 471
12. Gemeenschappelijke Europese spoorwegruimte, COM(2010)
475
13. Richtlijn ter bestrijding van sexueel misbruik, sexuele uitbuiting
van kinderen en kinderpornografie, en tot intrekking van
Kaderbesluit 2004/68/JBZ, COM(2010)94
14. Richtlijn inzake de voorkoming en bestrijding van mensrechten
en de bescherming van slachtoffers, COM(2010)95
Totaal
2011
EU-wetgevingsinitiatief
1. Gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de
vennootschapsbelasting (CCCTB), COM(2011) 121
2. Verordening tot vaststelling van de Connecting Europe Facility,
COM(2011)665
3. Richtlijn betreffende energie-efficiëntie, COM(2011) 370
4. Tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht aan de
binnengrenzen in uitzonderlijke omstandigheden COM(2011)
560
5. Integrale-GMO-verordening, COM(2010) 799
6. Gemeenschappelijk Europees kooprecht, COM(2011) 635
7. De bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de
tenuitvoer-legging van beslissingen op het gebied van de
vermogensrechtelijke
gevolgen
van
geregistreerde
partnerschappen, COM(2011) 127
8. Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014 2020), COM(2011) 608
9. Specifieke eisen voor de wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang, COM(2011) 779
Aantal subsidiariteitsadviezen
Nationaal
Regionaal
Totaal
9
6
0
0
9
6
5
4
0
0
5
4
4
0
4
2
1
1
1
1
0
0
0
0
0
2
1
1
1
1
1
1
0
0
1
1
0
1
1
0
1
1
36
2
38
Aantal subsidiariteitsadviezen
Nationaal
Regionaal
Totaal
9
0
9
0
8
8
2
7
6
0
8
7
5
5
4
0
0
0
5
5
4
4
0
4
3
1
4
30
10. Prudentiële vereisten voor kredietinstellingen COM(2011) 452
11. Gemeenschappelijk stelsel van belasting op financiële transacties,
COM(2011) 594
12. Herstructurering van de communautaire regeling voor de
belasting van energieproducten en elektriciteit, COM(2011) 169
13. Nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van
eenheids-octrooibescherming, COM(2011) 215 en op het gebied
van de instelling van eenheidsoctrooibescherming met
betrekking tot de toepasselijke vertaalregelingen, COM(2011)
216
14. Besluit betreffende een EU- Mechanisme voor civiele
bescherming, COM(2011)934
15. Handelsnormen, COM(2010) 738
16. Toegang tot de werkzaamheden en het aanvullende toezicht op
kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen in een
financieel conglomeraat, COM(2011) 453
17. Voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in
het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk
landbouwbeleid, COM(2011) 625
18. Steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO), COM(2011) 627
19. Verordening inzake de verstrekking van levensmiddelen aan de
meest hulpbehoevenden in de Unie, COM(2011) 634
20. Richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2005/36/EG betreffende de
erkenning van beroepskwalificaties en Verordening [...]
betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt, COM(2011)883
21. Contractuele betrekkingen in de sector melk en zuivelproducten,
COM(2010) 728
22. Financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid,
COM(2010) 745
23. Rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging
van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, COM(2010) 748
24. Koppeling van centrale, handels- en vennootschapsregisters,
COM(2011) 79
25. De bevoegdheid, het toepasselijk recht, de erkenning en de ten
uitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensstelsels, COM(2011)126
26. Voor zuigelingen en peuters bedoelde levensmiddelen en
voeding voor medisch gebruik, COM(2011) 353
27. De definitie, de aanduiding, de aanbiedingsvorm, de etikettering
en de bescherming van geografische aanduidingen van
gearomatiseerde wijnbouwproducten, COM(2011) 530
28. Instelling van een mechanisme voor informatieuitwisseling met
betrekking tot intergouvernementele overeenkomsten tussen
lidstaten en derde landen op energiegebied, COM (2011) 540
29. Programma van de Europese Unie voor Sociale verandering en
innovatie, COM(2011) 609
30. Specifieke bepalingen met betrekking tot het EFRO en de
doelstelling Investeren in groei en werkgelegenheid", en tot
intrekking van Verordening (EG) nr. 1080/2006, COM (2011)
614
31. Gemeenschappelijke bepalingen inzake het EFRO, het ESF, het
Cohesiefonds,
het
Europees
Landbouwfonds
voor
plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme
zaken en visserij, die onder het gemeenschappelijk strategisch
kader vallen, en algemene bepalingen inzake het EFRO, het ESF
3
3
0
0
3
3
3
0
3
3
0
3
0
3
3
2
2
0
0
2
2
2
0
2
2
0
2
2
0
2
0
2
2
1
0
1
1
0
1
2
0
2
1
0
1
1
0
1
1
0
1
1
0
1
1
0
1
1
0
1
1
0
1
1
0
1
31
en het Cohesiefonds, en tot intrekking van Verordening (EG) nr.
1083/ 2006, COM(2011) 615
32. Verordening over het Gemeenschappelijk visserijbeleid, COM
(2011)425
33. Verordening trans-Europeesvervoersnetwerk (TEN-T), COM
(2011)650
34. Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende
strafrechtelijke sancties op handel van voorkennis en
marktmanipulatie, COM (2011)654
35. Verordening betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese
energie-infrastructuur en houdende intrekking van Beschikking
nr. 1364/2006/EC COM(2011)658
36. Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging
van Richtlijnen 2000/60/EG en 2008/105/EG betreffende
prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid
COM(2011)876
Totaal
2012
EU-wetgevingsinitiatief
1. Verordening betreffende de uitoefening van het recht om
collectieve actie te voeren in de context van de vrijheid van
vestiging en de vrijheid van dienstverrichting (Monti II),
COM(2012)130
2. Bijlage bij een verordening betreffende de periodieke technische
controle van motorvoertuigen en aanhangwagens en tot
intrekking van Richtlijn 2009/40/EG, COM(2012)380
3. Richtlijn betreffende de gunning van concessieopdrachten
COM(2011)897
4. Richtlijn betreffende de bescherming van natuurlijke personen
in verband met de verwerking van persoonsgegevens en
betreffende het vrije verkeer van die gegevens (algemene
verordening gegevensbescherming), COM(2012)11
5. Richtlijn inzake de verbetering van de man-vrouwverhouding bij
niet
uitvoerende
bestuurders
van
beursgenoteerde
ondernemingen en daarmee samenhangende maatregelen
COM(2012)614
6. Richtlijn betreffende het gunnen van opdrachten in de sectoren
wateren energievoorziening, vervoer en postdiensten,
COM(2011)895
7. Richtlijn betreffende het gunnen van overheidsopdrachten,
COM(2011)896
8. Verordening betreffende het Fonds voor Europese hulp aan de
meest behoeftigen, COM (2012)617
9. Richtlijn betreffende de bescherming van natuurlijke personen
in verband met de verwerking van persoonsgegevens door
bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het
onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of
de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije
verkeer van die gegevens COM (2012)10
10. Richtlijn tot wijziging van Richtlijn 1999/37/ EG van de Raad
inzake
de
kentekenbewijzen
van
motorvoertuigen
0
1
1
0
1
1
0
1
1
0
1
1
0
1
1
73
25
98
Aantal subsidiariteitsadviezen
Nationaal
Regionaal
12
3
Totaal
15
5
5
10
4
5
9
4
4
8
4
1
5
2
5
7
2
5
7
5
1
6
2
3
5
3
1
4
32
COM(2012)381
11. Richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2006/43/ EG betreffende de
wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde
jaarrekeningen COM(2011) 778
12. Verordening inzake de vaststelling van regels en procedures
voor de invoering van geluidsgerelateerde exploitatiebeperkingen op EU luchthavens in het kader van een
evenwichtige aanpak, en tot intrekking van richtlijn 2002/30/EG
van het Europees Parlement en de Raad (COM(2011) 828
13. Bijlage bij een verordening betreffende de technische controle
langs de weg van bedrijfsvoertuigen die in de Unie aan het
verkeer deelnemen en tot intrekking van Richtlijn 2000/30/EG,
COM(2012)382
14. Verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 223/2009
betreffende de Europese statistiek COM (2012)167
15. Statuut van een Europese Stichting , COM(2012)35
16. Richtlijn betreffende het collectieve beheer van auteursrechten
en naburige rechten en de multiterritoriale licentie-verlening
van rechten inzake muziekwerken voor onlinegebruik op de
interne markt COM (2012) 372
17. Richtlijn
betreffende
alternatieve
beslechting
van
consumentengeschillen en tot wijziging van verordening (EG) nr.
2006/2004 en richtlijn 2009/22/EG (richtlijn ADR
consumenten) COM(2011)793
18. Verordening inzake toegang tot genetische rijkdommen en de
eerlijke en billijke verdeling van de voordelen die voortvloeien
uit het gebruik ervan in de Unie, COM(2012)576
19. Verordening waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke
taken worden opgedragen betreffende het beleid op het gebied
van het prudentieel toezicht op kredietinstellingen,
COM(2012)511
20. Verordening betreffende gemeenschappelijke voorschriften voor
het monitoren en beoordelen van ontwerpbegrotingsplannen en
voor het garanderen van de correctie van buitensporige tekorten
van de lidstaten van het eurogebied COM(2011)821
21. Gewijzigd voorstel voor een richtlijn tot wijziging van richtlijn
2001/83 /EG tot vaststelling van een communautair wetboek
betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik, wat
publieksvoorlichting over recept-plichtige geneesmiddelen
betreft, COM(2012)48
22. Gewijzigd voorstel van verordening tot wijziging van
Verordening (EG) nr. 726/2004 wat publieksgerichte
voorlichting over receptplichtige geneesmiddelen voor menselijk
gebruik betref, COM(2012)49
23. Richtlijn betreffende de transparantie van maatregelen ter
regeling van de prijsstelling van geneesmiddelen voor menselijk
gebruik en de opneming daarvan in de openbare stelsels van
gezondheidszorg COM (2012)84
24. Wijziging van richtlijn 2003/98/EG inzake het hergebruik van
overheidsinformatie, COM(2011)877
25. Wijziging van de richtlijnen 1999/4/EG, 2000/ 36/EG,
2001/111/EG, 2001/113/EG en 2001/114/EG wat betreft de
aan de Commissie toe te kennen bevoegdheden, COM(2012)150
26. Richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2011/92/ EU betreffende de
milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere
projecten, COM (2012) 628
27. Verordening tot oprichting van een vrijwilligerskorps voor
3
1
4
3
1
4
3
1
4
2
2
4
1
3
3
0
4
3
2
1
3
3
0
3
1
3
3
2
1
2
2
0
2
2
0
2
2
0
2
1
1
2
1
1
2
0
2
2
0
1
1
33
humanitaire hulpverlening, COM (2012)514
28. Verordening betreffende medische hulpmiddelen voor invitrodiagnostiek, COM(2012)541
29. Verordening betreffende medische hulpmiddelen en tot
wijziging van een verordening en een richtlijn, COM (2012) 542
30. Besluit betreffende het Algemene Unie milieu actieprogramma
2020, COM(2012)710
31. Verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1060/2009
inzake ratingbureaus, COM(2011)747
32. Verordening onlinebeslechting van consumentengeschillen
(Verordening ODR consumenten, COM(2011)794
33. Verordening inzake grondafhandelingsdiensten op EUluchthavens en tot intrekking van Richtlijn 96/67/EG,
COM(2011)824
34. Verordening tot vaststelling van een programma voor het
concurrentievermogen van ondernemingen en voor kleine en
middelgrote ondernemingen (2014 - 2020) COM(2011) 834
35. Verordening
tot
instelling
van
het
Europees
grensbewakingssysteem (Eurosur)COM (2011)873
36. Totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot
wijziging van de Richtlijnen 77/91/EEG, 82/891/EG,COM (2012)
280
37. Richtlijn betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die
de financiële belangen van de Unie schaadt, COM(2012)363
38. Verordening betreffende klinische proeven met geneesmiddelen
voor menselijk gebruik en tot intrekking van Richtlijn
2001/20/EG, COM(2012)369
Totaal
2013
EU-wetgevingsinitiatief
1.
Verordening tot instelling van het Europees Openbaar Ministerie
COM(2013)534
2.
Richtlijn tot vaststelling van een kader voor maritieme
ruimtelijke
ordening
en
geïntegreerd
Kustbeheer
COM(2013)133
3.
Verordening tot vaststelling van een kader voor de toegang tot
de markt voor havendiensten en de financiële transparantie van
havens COM(2013)296
4.
Verordening met betrekking tot maatregelen om de kosten van
de
aanleg
van
elektronische
hogesnelheidscommunicatienetwerken te verlagen COM(2013)147
5.
Richtlijn betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke
44
45
0
1
1
0
1
1
0
1
1
1
0
1
1
0
1
1
0
1
1
0
1
1
0
1
1
0
1
1
0
1
1
0
1
83
54
137
Aantal subsidiariteitsadviezen
Nationaal
Regionaal
Totaal
14
14
0
11
244
13
6
445
10
5
3
8
8
0
8
Het gemotiveerd advies van het Vlaams parlement werd niet opgenomen in de lijst met regionale
parlementen, aangezien deze reeds is opgenomen in de lijst van nationale parlementen
De resolutie van het Vlaams Parlement werd opgenomen in de lijst van de subsidiariteitsadviezen van de
regionale parlementen aangezien deze ook werd opgenomen in der REGPEX-databank
34
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de
productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en
aanverwante producten COM(2012)788
Verordening betreffende het Agentschap van de Europese Unie
voor samenwerking en opleiding op het gebied van
rechtshandhaving (Europol) en tot intrekking van Besluiten
2009/371/JBZ en 2005/681/JBZ COM(2013)173
Verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1370/2007
betreffende de opening van de markt voor binnenlands
personenvervoer per spoor COM(2013)28
Richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2012/34/EU van het
Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot
instelling van één Europese spoorwegruimte met betrekking tot
de openstelling van de markt voor het binnenlands
passagiersvervoer per spoor en het beheer van de
spoorweginfrastructuur COM(2013)29
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de
verbetering van de man-vrouwverhouding bij niet-uitvoerende
bestuurders van beursgenoteerde ondernemingen en daarmee
samenhangende maatregelen COM(2012)614
Verordening betreffende de productie en het op de markt
aanbieden
van
teeltmateriaal
(teeltmateriaalwetgeving)
COM(2013)262
Verordening tot vaststelling van maatregelen inzake de Europese
interne markt voor elektronische communicatie en om een
connectief continent tot stand te brengen alsmede tot wijziging
van Richtlijnen 2002/20/EG, 2002/21/EG en 2002/22/EG en
Verordeningen (EG) nr. 1211/2009 en (EU) nr. 531/2012
COM(2013)627
Richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het
gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde
waarde wat een standaard btw-aangifte betreft COM(2013)721
Verordening betreffende het Spoorwegbureau van de Europese
Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 881/2004
COM(2013)27
Richtlijn inzake spoorwegveiligheid en de veiligheid op de
communautaire spoorwegen (herschikking) COM(2013) 31
Verordening betreffende officiële controles en andere officiële
activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de
levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid,
teeltmateriaal en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen
COM(2013)265
Verordening op vergoedingen die aan het Europees
Geneesmiddelenbureau te betalen voor het gedrag van
farmacovigilantie-activiteiten
met
betrekking
tot
geneesmiddelen voor menselijk gebruik COM(2013)472
Verordening tot vaststelling van eenvormige regels en een
eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader
van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een
gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging
van Verordening (EU) Nr. 1093/2010 van het Europees
Parlement en de Raad COM(2013)520
Verordening tot wijziging van bepaalde wetgevingshandelingen
op het gebied van landbouw- en Visserij-statistieken
COM(2012)724
Richtlijn tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en
4
3
7
6
0
6
6
0
6
5
0
5
2
3
5
4
0
4
2
2
4
3
0
3
3
0
3
2
1
3
3
0
3
1
2
3
2
0
2
1
1
2
35
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
28.
29.
30.
31.
32.
33.
34.
35.
36.
37.
38.
83/349/EEG met betrekking tot de bekendmaking van nietfinanciële informatie en informatie inzake diversiteit door
bepaalde grote ondernemingen en groepen COM(2013)207
Richtlijn
betreffende
de
interoperabiliteit
van
het
spoorwegsysteem in de Europese Unie COM(2013)30
Gewijzigde richtlijn betreffende de transparantie van
maatregelen ter regeling van de prijsstelling van geneesmiddelen voor menselijk gebruik en de opneming daarvan in de
openbare stelsels van gezondheidszorg COM(2013)168/2
Richtlijn houdende maatregelen om een hoog gemeenschappelijk
niveau van netwerk- en informatiebeveiliging in de Unie te
waarborgen COM(2013)48
Richtlijn tot wijziging van Kaderbesluit 2004/757/ JBZ van de
Raad van 25 oktober 2004 betreffende de vaststelling van
minimumvoorschriften met betrekking tot de bestanddelen van
strafbare feiten en met betrekking tot straffen op het gebied van
de illegale drugshandel, wat de definitie van drug betreft
COM(2013) 618
Verordening betreffende nieuwe psychoactieve stoffen
COM(2013)619
Richtlijn COM(2013)18 betreffende de uitrol van infrastructuur
voor alternatieve brandstoffen
Richtlijn inzake elektronische facturering bij aanbestedingen
COM(2013)449
Richtlijn tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het
gebied van belasting op financiële transacties COM(2013)71
Richtlijn betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf
van onderdanen van derde landen met het oog op onderzoek,
studie, scholierenuitwisseling, bezoldigde en onbezoldigde
stages , vrijwilligerswerk of au-pairactiviteiten COM(2013)151
Verordening ter bevordering van het vrije verkeer van burgers
en bedrijven door vereenvoudigde aanvaarding van bepaalde
openbare akten in de Europese Unie en tot wijziging van
Verordening (EU) nr. 1024/2012 COM(2013)228
Verordening betreffende de diergezondheid COM(2013)260
Verordening betreffende beschermende maatregelen tegen
plaagorganismen bij planten COM(2013)267
Verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 216/2008 op
het gebied van luchtvaartterreinen, luchtverkeersbeheer en
luchtvaartnavigatiediensten COM(2013)409
Verordening
inzake
de
tenuitvoerlegging
van
het
gemeenschappelijk
Europees
luchtruim
(herschikking)
COM(2013) 410
Verordening betreffende het EU-Agentschap voor justitiële
samenwerking in strafzaken (Eurojust) COM(2013)535
Verordening betreffende interbancaire vergoedingen voor op
kaarten gebaseerde betalingstransacties COM(2013) 550
Verordening van het Europees
Parlement en de Raad
betreffende preventie en beheer van de introductie en
verspreiding van invasieve uitheemse soorten COM(2013)620
Verordening betreffende indices die als benchmarks worden
gebruikt voor financiële instrumenten en financiële
overeenkomsten COM(2013)641
Verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 861/2007
van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot
vaststelling van een Europese procedure voor geringe
vorderingen en Verordening (EG) nr. 1896/2006 van het
2
0
2
2
0
2
1
1
2
2
0
2
2
0
2
0
2
2
0
2
1
0
1
1
0
1
1
0
1
1
1
0
0
1
1
1
0
1
1
0
1
1
0
1
1
0
1
1
0
1
1
0
1
0
1
1
36
Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot
invoering van
een
Europees
betalingsbevelprocedure
COM(2013)794
39. Besluit betreffende verbeterde samenwerking tussen openbare
diensten voor arbeidsvoorziening (ODA's) COM(2013)430
40. Richtlijn inzake de beperking van de emissies van bepaalde
verontreinigende stoffen in de lucht door middelgrote
stookinstallaties COM(2013)822
41. Richtlijn inzake de beperking van de emissies van bepaalde
verontreinigende stoffen in de lucht door middelgrote
stookinstallaties COM(2013)919
42. Richtlijn ter vermindering van de nationale emissies van
bepaalde luchtverontreinigende stoffen en tot wijziging van
Richtlijn 2003/35/EG COM(2013)920
43. Richtlijn betreffende maatregelen om de uitoefening van de in de
context van het vrije verkeer van werk-nemers aan werknemers
verleende rechten te vergemakkelijken COM(2013)236
44. Verordening betreffende het markttoezicht op producten en tot
wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG, de
Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG,
1999/5/EG,
2000/9/EG,
2000/14/EG,
2001/95/EG,
2004/108/EG, 2006/42/EG, 2006/95/EG,
2007/23/EG,
2008/57/EG, 2009/48/EG, 2009/105/EG, 2009/142/EG,
2011/65/EU en de Verordeningen (EU) nr. 305/2011, (EG) nr.
764/2008 en (EG) nr. 765/2008, COM(2013)75
45. Richtlijn betreffende bepaalde regels voor schadevorderingen
volgens nationaal recht wegens inbreuken op de bepalingen van
het mededingingsrecht van de lidstaten en van de Europese Unie
COM (2013)404
46. Verordening inzake typegoedkeuringseisen voor de uitrol van
het eCall-boordsysteem en houdende wijziging van Richtlijn
2007/46/EG COM(2013)316
Totaal
-
0
1
1
0
1
1
0
1
1
0
1
1
0
1
1
0
1
1
0
1
1
0
1
1
108
35
143
Samenwerkingsakkoord tussen de Federale wetgevende kamers, de parlementen van de
Gemeenschappen en de parlementen van de Gewesten betreffende de uitoefening van de
bevoegdheden aan de nationale parlementen toegekend in het verdrag van Lissabon
37