Recensie: Miserie in meerstemmigheid

Recensie: Miserie in meerstemmigheid
‘De frontlinie is een kooi, waarin je alleen kan wachten op wat er gaat gebeuren.’ Oneliners
als deze kleuren zwarter dan het diepste zwart. Elders klinkt de optelsom al even somber:
‘Wie hier al niet zijn verstand verliest, dan toch wel zijn gevoel.’
Als een zinloze pas-op-de-plaats, een stilstand die niet te doorgronden is: zo zien de voorste
linies eruit in Front. De twaalf acteurs, onder wie vier leden van het NTGent-ensemble,
nemen snel hun posities in. Op één rij, achter lage partituurstaanders. Wie staat aan welke
kant? Het maakt weinig uit. Een klaroen geeft niet het verwachte sein tot de aanval, maar
verliest zich in de blues.
Bierbakken vormen de zitjes van dit bizarre Stimmenorchester, dat spookachtig van onderuit
belicht wordt. Voor Front, een treurzang van nietsontziende brutaliteit, verzamelde Luk
Perceval verhalen van ooggetuigen aan beide zijden van het front. Hij ordent ze niet zoals bij
klassiek verteltheater, maar vond er een toon voor die naar de keel grijpt. De impressies,
dagboekfragmenten en brieven – in het Frans, Duits, Engels en Vlaams – zijn verknipt en
daarna weer vervlochten tot een sober tekstconcert.
Elke pathos is eruit weggegomd. Wat weerklinkt, is de meerstemmige poëzie van de
verschrikking. Je hoort kamermuziek waarin de lijnen elkaar achternazitten, spiegelen,
tegenspreken of versterken. Kampen die normaal tegenover elkaar staan, zie je verkruimelen.
Aan beide zijden heerst dezelfde grote miserie. En tollen de protagonisten in het ijle rond, als
draaiende derwisjen.
De structuur van Front is die van de opeenstapeling, van het crescendo. Mokerslag volgt op
mokerslag. Stervende paarden op het slagveld, een aanval van mosterdgas, shell shock, de
ensoriaanse stoet van verminkte lichamen, de gang richting begraafplaats: geen episode uit het
horrorboek van de Eerste Wereldoorlog blijft ons bespaard. De dilemma’s worden steeds
gruwelijker. Want kan je een dodelijk gewonde kameraad nog verder laten leven?
Poort van de hel
Muzikant Ferdinand Försch haalt dreigende klanken uit een hoge muur van staal en blik. Die
lijkt wel de poort van de hel. Er worden beelden op geprojecteerd van eindeloze slagregens.
Spervuur, trommelvuur, beukende granaten, kermende gewonden: dit is een oorlog die murw
slaat.
Uit de tekstcollage groeien contouren van personages. Landwehrmann Katczinsky blinkt uit
in cynisch doorzicht. Alleen: wat valt er eigenlijk te doorzien? De jonge boerenzoon Emiel
Seghers glimt van de onbezonnenheid. Korporaal Van Outryve, een dromer, wordt verliefd op
een Britse verpleegster. Luitenant De Wit verbijt de miserie thuis – hij heeft zijn vrouw
betrapt met een officier.
Aan het thuisfront wacht de moeder van alle soldaten. Ze trekt haar plan, maar het lot is haar
wreed gezind. Haar rouwstoet voert langs de lichtbundels op de scène, die ze één na één
uitknipt.
Front, een requiem voor een oorlog zonder helden, is een meesterwerk dat je stevig door
elkaar rammelt. Het is ook theater dat geen troost of verlichting biedt. Aan het slot past, zoals
bij de Mattheuspassie in Nederlandse kerken, alleen verbijstering en stilte.
- Geert Van der Speeten, De Standaard, 29-03-'14