Bijlage bij zomeropdracht selectieassessment Fotografie Ga Toch

Bijlage bij zomeropdracht
selectieassessment Fotografie
Beukenlaan 1
4834 CR Breda
Telefoon:
E-mail:
Internet:
088-5257302
[email protected]
www.akvstjoost.nl
Ga Toch Buiten Spelen!
Een Problematisering van het Documentaire Begrip
Auteur: Michiel van Opstal
What the Hell is Documentary?
De documentaire is een hybride discours met veel gezichten. Ze mist een ‘kern’, een verzameling
axioma’s die het genre haarscherp laat verschillen van andere beeldpraktijken. Het is de kracht
van de documentaire dat zij zichzelf voortdurend opnieuw uitvindt door te versmelten met andere
(ver)beeldende strategieën: de fictiefilm, journalistiek, politiek, wetenschap, kunst, etcetera. De
documentaire is als een metalen bal in een flipperkast: bij iedere botsing met een
maatschappelijke institutie, kunstpraktijk of culturele stroming herdefinieert ze haar eigen
bestaansgrond. Dat wat we ‘documentair beeld’ noemen is een manier van afbeelden die plaatsen tijdafhankelijk is: de documentaire heeft een eindeloos vermogen om zichzelf, als een ware
kameleon, aan steeds veranderende maatschappelijke omstandigheden aan te passen.
Maar ze is niet totaal amorf, niet geheel vloeibaar. Net zoals een echte kameleon beschikt de
documentaire over krachten die door de tijd heen hetzelfde blijven. De belangrijkste kracht
waarover de documentaire beschikt is haar gerichtheid op de buitenwereld, haar openheid. Een
documentairemaker trekt zich niet terug in een atelier maar stort zichzelf in het gedruis van de
werkelijkheid. Hij onderzoekt de wereld waarin we leven, speurt daarin naar onvolkomenheden,
jaagt op sociaal onrecht, legt machtsverhoudingen bloot, laat zien hoe het kleine en particuliere
een universele geldingskracht hebben, vervreemdt dat wat normaal is en toont ons de
schoonheid van wat we normaal gesproken over het hoofd zien, hij bestudeert en ontmaskert de
manier waarop andere beeldstrategieën onze ervaringswereld klemzetten in benauwende
‘plaatjescliché’s’…. Kortom, de documentairemaker maakt ons gevoelig voor de bodemloze
pracht, gruwel, schoonheid, complexiteit, betekenis, werking en rijkdom van datgene wat we
gemakshalve ‘realiteit’ noemen. Iedere goede documentairemaker begeestert de werkelijkheid, in
plaats van deze te spiegelen. Hij maakt geen film over de werkelijkheid maar met de realiteit, hij
zoekt de confrontatie met de buitenwereld en ‘opent’, in deze botsing, de eindeloze
geheimzinnigheid ervan.
Zo opgevat is een documentairemaker het tegenovergestelde van de kunstenaar die zichzelf
opsluit in zijn zolderkamer. Hij blijft niet binnen zitten maar voelt een onbedwingbare drang om
‘buiten te spelen’. Met behulp van een uitgekiende strategie gaat hij de strijd aan met de
toevallige en onvoorspelbare krachten van de autonome werkelijkheid en probeert hij hier een
verborgen dimensie van bloot te leggen. Iedere documentairemaker trekt onverschrokken de
weide wereld in en knalt daar op de werkelijkheid, soms hard, soms zacht, soms met veel
bombarie, soms zo onzichtbaar als een vlieg, en schept in deze ‘oerknal’ een stukje
werkelijkheid dat we nog nooit hebben gezien.
1/7
Een (Onmogelijke) Cartografie van het Documentaire Landschap
Van Jager tot Essayist
Hieronder worden vier documentaire ‘velden’ en negen documentaire strategieën onderscheiden.
Het is belangrijk om je te realiseren dat het hier ideaaltypen betreft. Op een theoretisch niveau is
het mogelijk om het uitgestrekte terrein van de documentaire aan de hand van selectiecriteria
onder te verdelen in categorieën: deze film hoort op grond van deze eigenschappen in dit hokje,
deze foto in die archiefkast. Maar de praktijk is weerbarstiger. Onderstaande velden en
strategieën zijn theoretische constructen die over de werkelijkheid heen worden gespannen maar
nooit in staat zijn het levende gebied van de documentaire volledig te ‘kaderen’. Zoals met alle
‘modellen’ komen ze in hun archetypische vorm niet in de werkelijkheid voor. Het discours van de
documentaire is en blijft heterogeen…, en haar praktijk zal altijd op haar theorie vooruitlopen.
Het landschap van de documentaire is slechts tijdelijk in kaart te brengen. Vanuit de praktijk
zullen er altijd weer films en foto’s worden gemaakt die het landschap zo omwoelen dat de
theoretische kaart ervan aanpassing behoeft (of wellicht weggegooid dient te worden).
Maar dit wil niet zeggen dat een documentaire auteur zonder theorie en traditie kan. Voor hem is
het onmogelijk om het documentaire gebied vanuit een vacuüm te vernieuwen. Alleen een
tovenaar kan van niets iets maken. Een kunstenaar heeft meer houvast nodig. Hij moet zich
baseren op het verleden (ook al wil hij zich hier tegen afzetten), hij moet de geschiedenis
induiken en daarin speuren naar tactieken, inhouden en technieken die hij kan gebruiken en
anderen die hij juist wil kritiseren of vernietigen. De theorie en geschiedenis van de documentaire
vormen een eindeloos reservoir van beeldcodes, stijlen, kijkersverwachtingen, regels, conventies,
‘werkelijkheidsbenaderingen’…, waaruit je als documentaire kunstenaar, bij je zoektocht naar een
persoonlijke strategie, vrijelijk kunt putten. Het is niet de bedoeling dat je onderstaande
documentaire tactieken slaafs ‘navolgt’ of ‘uitvoert’. Dat zou alleen maar lege imitatiekunst
opleveren. Het is veeleer de bedoeling dat je in een voortdurende discussie met de hier onder
beschreven documentaire velden en strategieën langzaam je eigen documentaire ‘handschrift’
ontwikkelt.
Bij iedere strategie noem ik een paar voorbeeldfotografen en -filmmakers die zich hier van
bedienen. Maar ook voor deze beeldmakers geldt dat ze stuk voor stuk niet in één hokje zijn ‘weg
te zetten’. Als je goed naar hun werk kijkt, dan zie je dat ze in hun werkwijze elementen uit
verschillende strategieën incorporeren en dat hun auteurschap is opgebouwd uit verschillende
stukjes traditie die ze langzaam aaneen hebben gesmeed tot hun unieke strategie en hun even
originele foto’s en films.
1. De Objectivisten
De objectivisten zijn die documentairemakers die met hun foto’s en films zo dicht mogelijk bij de
waarachtigheid van de werkelijkheid proberen te geraken (ook al weten ze dat dit in principe
onmogelijk is). Om dit doel te bereiken pogen ze hun eigen subjectiviteit zoveel mogelijk uit te
schakelen. Ze proberen met een zo onbevooroordeeld mogelijke blik de werkelijkheid tegemoet
te treden. Hun subjectieve waarneming moet ‘leeg’ zijn (geen vooroordelen), zodat hun
objectieve blik alle ruimte krijgt. Ze willen kijken alsof ze nog nooit hebben gekeken, alsof ze
voor het eerst hun ogen openen. Ze zijn voortdurend op zoek naar een onschuldige blik die de
werkelijkheid ‘zoals deze is’ ongekleurd openbaart. Het feit dat de objectivisten allemaal naar
waarachtigheid op zoek zijn, wil echter niet zeggen dat ze ook dezelfde onderwerpen aansnijden.
Sommige objectivisten onderzoeken de autonome schoonheid van de werkelijkheid, anderen
willen de authenticiteit van ‘De Ander’ laten zien, weer anderen zien het als hun taak om op een
objectieve manier maatschappelijk onrecht aan de kaak te stellen.
1.1 De Jager
De jager is het type documentaire kunstenaar dat de vluchtigheid van de werkelijkheid obsessief
achtervolgt. Hij jaagt op dat ene plaatje, die ene beeldsequentie die de essentie van de realiteit
toont. Ook al weet hij dat de grote, steeds veranderende buitenwereld ieder moment van kleur
en intensiteit verschiet. Ook al weet hij dat de werkelijkheid bestaat uit oneindig veel essenties.
Ook al weet hij dat hij als beeldmaker altijd te laat komt, dat hij hoogstens een tijdelijk detail van
2/7
het raadsel ontsluiert. En toch jaagt de jager op zijn prooi, zoekt hij naar het juiste moment, dat
ene ogenblik waarin het AL zich openbaart. Hij schuimt de straten van grote steden af, zwerft
over het platteland, doorkruist industriegebieden en niemandsland. Daarbij vertrouwt hij op zijn
intuïtie, zijn instinct voor de beslissende milliseconde. Voor de jager zijn filmen en fotograferen
animale bezigheden. Zijn camera is zijn tweede huid. Hij besluipt zijn doelwit en vangt het
genadeloos in zijn kader. Zijn documentaire strategie is die van de spanningsvolle paradox:
bezeten achtervolgt hij de realiteit maar tegelijkertijd weet hij dat deze altijd aan het oog van
zijn camera ontsnapt. Met zijn lens schiet hij op de werkelijkheid en probeert deze met iedere
kogel in het hart te treffen, wetende dat het hart van de realiteit zonder begin en zonder einde is.
Jagende fotografen: Dr. Erich Salomon, Henri Cartier-Bresson, Gary Winogrand, Weegee, Edwin
Smulders
Jagende filmmakers: Dziga Vertov, Jonas Mekas
1.2 De Observator
De documentaire strategie van de observator is gegrondvest op het begrip ‘noninterventie’.
Een observator observeert het autonome experiment van de werkelijkheid zonder dit experiment
van buiten af te sturen, net zoals een natuurkundige zijn experimentele proefonderstelling op het
moment van het experiment niet mag verstoren, hij niet mag ingrijpen in de fundamentele
wetten van de natuur. De observator stelt alles in het werk om de werkelijkheid zoals deze is op
film en fotografie vast te leggen. Hij is uit op de zuiver realistische onschuld van de realiteit, het
hyper ingewikkelde oorzaak en gevolg proces van de werkelijkheid zelf, zijn ‘gedrag’ dat ook zou
hebben plaatsgevonden als de camera niet aanwezig was geweest om de beweging ervan te
registreren. Om de grootst mogelijke mate van realistische onschuld aan de werkelijkheid te
onttrekken leeft de observator bij gratie van het verbod: hij mag de werkelijkheid niet
manipuleren, niet interviewen, geen muziek toevoegen, geen voice-over gebruiken, geen
retorische montagetrucs uithalen…, eigenlijk mag hij niet eens filmen, want ook met deze
activiteit verontrust en ontwerkelijkt hij zijn onderwerp. De observator hanteert een paradoxale
documentaire strategie: hij wil zelf onzichtbaar zijn, geen invloed uitoefenen op dat wat hij
registreert, maar tegelijkertijd verandert zijn camerablik de werkelijkheid op een onvoorspelbare
wijze. De observator wil filmen en fotograferen zonder vorm, wil zijn eigen aanwezigheid
opheffen, zijn vormgevingskeuzes tot een minimum beperken, maar kan niet ontkomen aan het
feit dat het bedienen van een camera, het drukken op een knop, het kaderen van een beeld, het
bepalen van de lengte van een shot, een vormgevingsingreep is die de naïviteit van de
werkelijkheid onherroepelijk overhoophaalt. In dit existentiële spanningsveld tussen noninterventie en interventie, tussen onschuld en vormgegeven onschuld, opereert de observator.
Observerende fotografen: Hans Aarsman, Bernd & Hilla Becher, Thomas Struth, Hans Eijkelboom
Observerende filmmakers: Raymond Depardon, Frederick Wiseman, Donn Pennebaker, Richard
Leacock, Albert & David Maysles
2. De Subjectivisten
In tegenstelling tot de objectivisten onderzoeken de subjectivisten de werkelijkheid niet vanuit
een zelfopgelegde tabula rasa (lege geest) maar juist vanuit hun hoogstpersoonlijke ervaringen,
gedachtes, emoties en handelingen. Zij zijn niet op zoek naar de authenticiteit van de
werkelijkheid maar gebruiken hun eigen authenticiteit om de werkelijkheid kleur te geven, ze zijn
niet geïnteresseerd in de waarachtigheid van de buitenwereld maar zetten de waarachtigheid van
hun eigen IK in om de realiteit te betoveren. Hun eigen idee staat altijd voorop. Zij zien de
werkelijkheid als een gereedschapskist waar ze hun particuliere blik en persoonlijke statement
mee kunnen ontwerpen. Dientengevolge opereren de subjectivisten vaak op het grensvlak van
feit en fictie. Ze monteren stukjes werkelijkheid net zolang aaneen totdat ze hun specifieke
mening over de werkelijkheid hebben vormgegeven. Op die manier verdiepen ze onze
werkelijkheidservaring, laten ze de eindeloze potentie, kracht en betekenis zien die er in de
realiteit verscholen ligt.
2. 1 De Poëet
De documentaire strategie van de poëet komt het dichtst in de buurt van de werkwijze van de
‘ouderwets’ romantische kunstenaar. De poëet wil de magistrale rijkdom van de werkelijkheid
laten zien, er de niet aflatende, diepgravende, woeste en soms gevaarlijke en lelijke schoonheid
uit ‘opdiepen’. Kunst is voor hem een manier om de werkelijkheid te betoveren, er de glans, het
pathos en het drama van te onthullen. De poëet ziet in het hypertriviale het ongewone en het
3/7
bijzondere. Hij toont ons dat er zelfs in het meest nietszeggende stukje werkelijkheid oneindig
veel dramatiek zit verscholen. Voor de poëet is de kunst een overlevingsmechanisme, een manier
om, vanuit zijn subjectieve ervaringswereld, de kleurloze buitenwereld met de magie van lijn,
vlak, montage, compositie, slow motion, korte en lange sluitertijden te overstijgen, er een
autonoom beeld van te maken dat de zinloosheid van de onaangetaste, chaotische werkelijkheid
overtreft. Voor de poëet is kunst troost, een strategie om vanuit zijn eigen unieke bestaan de
betekenisloosheid van de vergankelijke werkelijkheid te verheffen tot een eeuwig en op zichzelf
staand beeld, een plaatje dat niets of niemand nodig heeft, een beeld dat (de condities van)
zijn eigen bestaansrecht definieert en oplegt aan de werkelijkheid.
Poëtische fotografen: Ansel Adams, Johan van der Keuken, Mario Giacomelli, Ed van der Elsken,
Rinko Kawauchi, Luigi Ghirri
Poëtische filmmakers: Victor Kossakovsky, Walter Ruttmann, Jonathan Caouette, Stan Brakhage
2.2 De Essayist
In de literatuur is een essayist iemand die vanuit zijn eigen subjectieve belevingswereld ‘denkend
schrijft’. Al ‘krabbelend’ onderzoekt hij de botsing tussen zijn subjectieve geest en de objectiviteit
van de werkelijkheid. In deze confrontatie ontwerpt hij via de creativiteit en beweging van de
ploeterende en kronkelende ‘denkweg’ een eigenzinnig perspectief op de buitenwereld, openbaart
haar verborgen dimensies. Deze strategie wordt ook door documentaire fotografen en filmmakers
gehanteerd. Een goede essayist keert zijn eigen ervaringswereld binnenste buiten - zodat hij tot
in zijn diepste poriën contact maakt met de werkelijkheid van ‘het buiten’- en probeert
vervolgens om zich met zijn camera in de storm van de confrontatie tussen beleving en
objectiviteit, tussen binnen en buiten staande te houden, precies op het sensitieve grensvlak van
beide te filmen/fotograferen en op die manier het ongewisse tegemoet te treden. Uiteindelijk wil
de essayist de werkelijkheid niet tonen maar net zolang onderzoeken totdat hij weet wat hij
ervan vindt. Er is een essentieel verschil tussen een propagandist en een essayist. Terwijl de
eerste voor het filmen/fotograferen al precies weet wat hij over de werkelijkheid wil vertellen,
weet de tweede pas na diepgaand onderzoek welk statement hij hierover wil maken. De
propagandist simuleert een verontrustende confrontatie met de toevallige buitenwereld maar in
werkelijkheid controleert hij ieder facet van de realiteit om zijn eigen boodschap zo geloofwaardig
mogelijk te ontwerpen. De propagandist geeft de toeschouwer het gevoel dat hij De Waarheid
vertelt maar intussen construeert hij een subjectieve en soms zelfs fictionele waarheidsillusie. De
essayist daarentegen stelt zich op een kwetsbare manier bloot aan het onvoorspelbare gedrag
van de werkelijkheid en probeert zich hier al filmend en fotograferend een mening over te
vormen. De propagandist controleert, de essayist onderzoekt (en kent de uitkomst van zijn
onderzoek niet). Het werk van de essayist (zijn uiteindelijke fotoserie/film) bestaat niet alleen uit
het statement dat hij aan de werkelijkheid oplegt maar laat ook de worsteling zien hoe hij
daartoe is gekomen, het hele weerbarstige en genuanceerde denkproces er naar toe.
Essayerende fotografen: Robert Frank, Wolfgang Tillmans, Paulien Oltheten
Essayerende filmmakers: Alain Resnais, Jean Luc Godard, Werner Herzog
3. Tussen Objectivisme en Subjectivisme
Veel documentaire fotografen en filmmakers hanteren strategieën op het snijvlak van
objectivisme en subjectivisme. In de werkwijzen van deze makers is moeilijk een duidelijk
onderscheid aan te brengen tussen dat wat aan hun unieke belevingswereld ontspruit en dat wat
gegrondvest is in de objectiviteit van de werkelijkheid. Maar dit wil niet zeggen dat hun
strategieën vaag zijn. Het wil alleen maar zeggen dat zij de werkelijkheid op een andere dan een
strikt objectieve of subjectieve manier onderzoeken en ‘laten spreken’.
3.1 De Provocateur
De essentie van de strategie van de provocateur is het expliciet uitdagen van de werkelijkheid, er
via een doelbewuste provocatie een provocerende, schokkende, pijnlijke maar vaak ook
verborgen of heimelijke uitspraak aan ontlokken. De provocateur sart de realiteit met zijn
camera. Hij jent en plaagt. Net zoals de jager gebruikt de provocateur zijn lens als wapen: niet
om de werkelijkheid te fixeren, maar om haar te verontrusten. De provocateur steekt zijn lens
pardoes in ‘andermans zaken’, hij creëert een betekenisvolle, onthullende ‘situatie’ door een
bestaande ‘realiteit’ te verstoren, er met zijn camera ‘in te roeren’, net zolang totdat een eerder
aan het oog onttrokken aspect van de werkelijkheid aan de oppervlakte treedt. De provocateur is
ervan overtuigd dat de werkelijkheid, net als een menselijk individu, pas zijn ware aard toont,
4/7
zijn diepste ‘binnen’, in het moment van de provocatie, het ogenblik waarop het individu ‘met zijn
mond vol tanden staat’, het alleen nog maar kan stotteren en stamelen, het moment waarop
mens en werkelijkheid hun masker laten vallen en zoeken naar een nieuwe beschermingslaag,
een nieuw laagje vernis dat het kale niets en de totale zinloosheid bedekt. Voor de provocateur
kent de werkelijkheid geen essentie, alleen maar een eindeloos rollenspel.
Provocerende fotografen: Rineke Dijkstra, Sophie Calle, Araki, Corinne Day, Larry Clarke, Richard
Avedon, Bruce Gilden
Provocerende filmmakers: Claude Lanzmann, Nick Broomfield, Frans Bromet, Jean
Rouch, Michael Moore
3.2 De Activist
Voor de activist draait alles om het ingewikkelde begrip ‘engagement’. Hij werkt vanuit het geloof
dat de werkelijkheid in positieve zin veranderd kan worden, dat hij met zijn fotografie en films
van de wereld een betere plek kan maken. Voor de activist is het ogenschijnlijk eenvoudige
proces van kijken, registreren en het maken van afbeeldingen op zich al een vorm van politiek
bedrijven. Het maken van een foto of film is geen onschuldig tijdverdrijf, geen neutrale
registratie, geen vrijblijvend entertainment, maar een doelbewust en tot op zekere hoogte
controleerbare ingreep die de werkelijkheid blijvend transformeert, een betrokken handeling die
de wereld voor altijd verandert. Een activist werkt vanuit het besef dat de werkelijkheid er met
iedere klik van een camera anders uitziet. Hij probeert dit gegeven naar zijn hand te zetten, zijn
wil door het maken van een foto/film aan de buitenwereld op te leggen. De activist werkt vanuit
een ideaal, vanuit een beeld van een perfect functionerende wereld, een beeld dat er nu nog niet
is… en dus in de realiteit moet worden nagestreefd. De activist opereert vanuit de discrepantie
tussen ideaal en werkelijkheid. Het gat daartussen wil hij opheffen. Enerzijds door de
tekortkomingen van de werkelijkheid bloot te leggen zodat deze ‘gerepareerd’ kunnen worden,
anderzijds door aan de werkelijkheid een beeldutopie op te leggen die de toeschouwers prikkelt
om hun bestaande ellendige situatie te overstijgen, hen dwingt de (ideale) werkelijkheid van het
beeld te verwerkelijken. In het eerste geval schurkt de activist tegen het veld van de
objectivisten aan. Hij laat sociaal onrecht zien. Hij toont op een zo objectief mogelijke manier hoe
mensen worden gemarginaliseerd en geslachtofferd. Hij gebruikt de objectiverende kracht van
zijn camera om de naakte en ellendige waarheid te ontdoen van een haag aan imagovorming:
mooie praatjes van politici, gefotoshopte beleidsnotities, romantische fictiefilms, allemaal
ideologisch gekleurd ‘discours’ dat het werkelijk bestaande sociale onrecht probeert te
verbloemen. Maar als een activist zich verwijdert van de objectieve werkelijkheid en ervoor kiest
om zijn ideale toekomstvisioen te verbeelden, dan betreedt hij het kamp van de subjectivisten.
Hij volgt zijn individuele politieke neiging en probeert die in beeld uit te drukken. De subjectieve
activist doet precies wat zijn collega-activisten uit het objectieve kamp zo verafschuwen: hij
ideologiseert en verfraait de werkelijkheid, hij laat zien hoe de wereld eruit zou moeten zien, in
plaats van hoe deze eruit ziet. Vervolgens ligt het gevaar van propaganda op de loer. De activist
wordt propagandist op het moment dat hij zijn utopie zo verkoopt dat zijn toeschouwers deze
lezen als natuurlijke en objectieve ‘toestand’, als realiteit…., als een feitelijke werkelijkheid die
alleen nog maar ontdaan hoeft te worden van onzuivere elementen (Joden, gehandicapten,
buitenlanders, mensen met een laag IQ, etc).
Activistische fotografen: William Eugene Smith, Lewis Hine, Allan Sekula, Ad van Denderen,
Hannes Wallrafen, Koen Wessing, Geert van Kesteren, Martha Rosler
Activistische filmmakers: Michael Moore, Joris Ivens, Ulrich Seidl, Erik Gandini
3.3 De Antropoloog
Het onderwerp van de antropoloog is De Ander. Dit kan een vreemde cultuur zijn maar ook een
subcultuur in de samenleving waar de antropoloog onderdeel vanuit maakt (skaters, hooligans,
prostituees, ambtenaren, etc). Het probleem waar de antropoloog altijd voor gesteld wordt is de
vraag hoe hij vanuit zijn hoogst individuele subjectpositie kennis kan verwerven over datgene wat
hem totaal onbekend is. De Antropoloog wil De Ander in zijn waarde laten, hem/haar objectief en
zonder vooroordeel portretteren maar hij weet ook dat dit een bijna onmogelijke opgave is.
Iedere antropoloog ontwikkelt daarom een eigen authenticiteitstrategie, een manier om het
vreemde met respect te behandelen. Sommige antropologen proberen hun waarden- en
normensystemen simpelweg ‘uit te zetten’, bijvoorbeeld door zich gedurende zeer lange tijd
volledig onder te dompelen in een vreemde cultuur en zo van binnenuit verslag te doen van de
ervaring van het onbekende. Deze antropologen horen thuis in het kamp van de objectivisten. Ze
5/7
proberen hun eigen subjectiviteit te vernietigen in de hoop dat daarachter, achter de door
subjectieve elementen bevuilde blik, een onschuldige waarneming ‘bevrijd’ wordt die De Ander
waarheidsgetrouw laat zien. Andere antropologen stellen daarentegen dat zo’n onbevlekte blik
principieel onmogelijk is en dat alleen de poging daartoe al een leugen is en dus een kleuring van
de werkelijkheid met zich meebrengt. Zij pleiten er voor De Ander te portretteren vanuit de
subjectieve ontmoeting, het moment waarop het subject van de filmmaker botst met het
onbekende. De onverwachte en onvoorspelbare situatie die uit deze ontmoeting ontstaat is de
hoogst mogelijke graad van zuiverheid die een fotograaf/filmmaker van een vreemde cultuur kan
vastleggen. Weer andere antropologen hebben een reflexieve authenticiteitstrategie ontwikkeld.
Zij proberen De Ander én de toeschouwer voortdurend inzicht te verschaffen in de manier waarop
De Ander in beeld wordt gebracht, ze houden als het ware een openbaar logboek bij van hun
werkwijze. Waar veel filmende en fotograferende antropologen ervoor kiezen om alle
verwijzingen naar hun werkmethodiek uit hun uiteindelijke beeld te filteren, daar kiezen
reflexieve antropologen er juist voor om zowel De Ander te tonen, als de filmisch/fotografische
manier waarop De Ander wordt ‘gekaderd’. De gedachte hierachter is dat De Ander op deze
manier begrijpt hoe hij wordt ‘vertaald’ en dat de kijker begrijpt hoe zijn blik (op De Ander) wordt
gemanipuleerd.
Antropologische fotografen: Ed van der Elsken, Edward Curtis, David Neel, Dana Lixenberg,
Martin Parr, Susan Meiselas
Antropologische filmmakers: Robert Flaherty, Robert Gardner, Jean Rouch, Bob Connoly, Steve
James, Isaac Julien, David en Judith MacDougall
4. De Reflexivisten
De reflexivisten onderzoeken met hun fotografie en film niet alleen de werkelijkheid maar ook de
manier waarop deze in verschillende media ‘onderhandeld’ wordt. Ze gaan ervan uit dat datgene
wat wij werkelijkheid noemen pas in een botsing tussen buitenwereld en medium tot stand komt.
Ze zeggen niet dat de werkelijkheid niet bestaat of dat deze alleen in ons hoofd ‘plaatsvindt’. Ze
stellen dat de werkelijkheid betekenisloos is zolang deze niet door een medium wordt geactiveerd
(onze ogen, een fotocamera, een satelliet, etc). Vergelijk het met een helikopter die met een
grote schijnwerper door een pikzwarte nacht vliegt: de werkelijkheid licht pas op wanneer de
bundel uit de schijnwerper contact maakt met datgene wat in de nacht verscholen ligt. Zo gaat
het er volgens de reflexivisten ook in de echte wereld aan toe. Pas in een gefocuste blik op de
werkelijkheid ontstaat paradoxaal genoeg realiteit. Dit ingewikkelde proces van
betekenisproductie is het werkterrein van de reflexivisten: zij onderzoeken met fotografische en
filmische strategieën hoe in fotografie en film verschillende werkelijkheidseffecten- en ervaringen
worden geconstrueerd. Hun foto’s en films doen niet alleen een uitspraak over de realiteit maar
bestuderen ook de betekenis en de werking van fotografie en film.
4.1 De Metakunstenaar
De metakunstenaar ontwerpt een reflexieve beeldtaal die bestaande beeldpraktijken (de
klassieke documentaire, de fictiefilm, het nieuws, de reclame, etc) deconstrueert, er de werking
van toont, er de kracht én de beperkingen van blootlegt. Simpeler gesteld: de metakunstenaar
maakt fotografie over fotografie en film over film. Hij onderzoekt hoe film en fotografie de
buitenwereld met hun uitgebreide arsenaal aan beeldtaalmogelijkheden ordenen, klem zetten,
stereotyperen en betekenisvol ontsluiten. Hij maakt ons bewust van de codes, conventies,
waarheidsclaims, retorica en autoriteit van bestaande fotografische en filmische beeldtalen.
Daarbij is hij vooral gespitst op de manier waarop bestaande beeldpraktijken macht uitoefenen,
dat wil zeggen, normerend kunnen werken. Beeld heeft de voor machthebbers bijzondere
kracht om tegelijkertijd als norm en ideaal te fungeren. Het vertelt ons op vaak subtiele wijze wat
we wel en niet mogen (wat de norm is) en wie we moeten zijn. Beeld manipuleert onze identiteit.
De metakunstenaar wil dit proces ontmaskeren, hij wil ons met beeld bewust maken van de
manipulatieve kracht van beeld. Iedere goede reflexieve film of foto problematiseert
dientengevolge onze waarneming, laat zien dat kijken nooit een onschuldig, kinderlijk proces is
maar altijd een activiteit die in- en uitsluit, schept en verdrukt.
Reflexieve fotografen: Martha Rosler, Ed Ruscha, Edwin Zwakman, Jeff Wall, Juul Hondius, Sophie
Calle, Martine Stig, Broomberg & Chanarin, Cindy Sherman
Reflexieve filmmakers: Luis Bunuel, Johan Grimonprez, Jean Luc Godard, Isaac Julien, Chris
Marker, Dziga Vertov
6/7
4.2 De Verzamelaar
Ook de documentaire strategie van de verzamelaar is gefundeerd in een paradox: hij is de
filmmaker/fotograaf zonder camera. Deze kunstenaar betrap je nooit op het feit dat hij zelf een
shot filmt of een foto schiet. Wel zie je hem op allerlei plekken zoeken naar afbeeldingen die
anderen hebben geproduceerd. Op straat snuffelt hij naar weggegooide prentbriefkaarten, in het
archief speurt hij naar vergeelde, vergeten en stoffige foto’s, op een zolderkamer spit hij door
eindeloze albums met familiekiekjes en raakt hij betoverd door de amateur-esthetiek van
homevideo’s. Maar ook plundert hij professionele beeldbanken en schuimt hij het net af naar
reclamefoto’s, pornokiekjes, oorlogsfoto’s, landschapsplaatjes, ondergaande zonnen, partypics,
etc. Eerste taak van de verzamelaar is het catalogiseren en classificeren van onze beeldcultuur,
het structureren van het oerwoud aan plaatjes dat iedere dag over onze wereld wordt uitgestort.
Tweede taak van de verzamelaar is het bloot leggen van de werking van onze beeldcultuur.
Hierin staan de metakunstenaar en de verzamelaar dichtbij elkaar. Ook de verzamelaar houdt
zich bezig met de vraag wat een afbeelding eigenlijk is, hoe een plaatje betekent en in de
maatschappij functioneert. Hij doet dit door bestaande afbeeldingen te ‘hercontextualiseren’: ze
uit hun oorspronkelijke situatie los te wrikken en tot een nieuwe situatie/beeldwerkelijkheid
aaneen te rijgen. Editing is het belangrijkste vormgevingsinstrument van de verzamelaar: door
middel van montage duidt hij de betekenispotentie van ‘found footage’, speelt hij een vaak speels
en verontrustend spel met de connotaties van een afbeelding, laat hij deze op verschillende
contexten botsen en legt zo het geconstrueerde karakter van betekenis bloot. Een op zichzelf
staande afbeelding betekent niets: pas in een groter verband, zo laat de verzamelaar zien, in een
botsing van beeld op beeld, plaatje op omgeving, pas in de wrijving tussen beeld en situatie
ontstaat betekenis.
Verzamelende fotografen: Joachim Schmid, Erik Kessels, Maurizio Cattelan & Paola Manfrin,
Hans-Peter Feldmann, Peter Piller
Verzamelende filmmakers: Péter Forgács, Peter Delpeut, Martijn Hendriks
7/7