Toneelhuis | ensemble van makers en spelers De blinden Van en met Stef Aerts, Joé Agemans, Katelijne Damen, Tom Dewispelaere, Abke Haring, Bart Hollanders, Kevin Janssens, Mokhallad Rasem, Ben Segers, Matteo Simoni, Johan Van Assche, Marc Van Eeghem, Geert Van Rampelberg, Thomas Verstraeten, Marie Vinck naar een concept van Guy Cassiers Tekst Maurice Maeterlinck Vertaling Erwin Mortier Dramaturgie Erwin Jans, Bart Meuleman Muziek- en geluidsontwerp Diederik De Cock Kostuums Monique van Hassel, Kathleen Van Mechelen Met medewerking van kostuumatelier en decoratelier Toneelhuis Productieleiding Michaël Greweldinger Stage regie-assistentie Martijn Gielen Technische productieleiding Tom Van Aken Techniek Henk Vandecaveye, Johan Vandenborn, Ilse Van den Dorpel, Filip Van Berendoncks, Maarten Meeussen, Paul Van Caudenberg, Koen Deveux, Manu Desmyter, Luc Focke Met dank aan De Munt / La Monnaie Productie Toneelhuis De tekstuitgave is hier te koop aan € 8 Samen met een grote groep van makers en acteurs van Toneelhuis maakt Guy Cassiers een unieke enscenering van De blinden van Maeterlinck, misschien meer een performance of een installatie dan een voorstelling, met een intrigerende soundscape van Diederik de Cock. Maurice Maeterlinck (Gent 1862 – Nice 1949) was een Belgisch dichter, toneelauteur, essayist en vertaler. Hij schreef zijn werk in het Frans en ontving in 1911 de Nobelprijs voor Literatuur. Hij is daarmee de eerste en enige Belgische Nobelprijs voor Literatuur tot nog toe. In 1889 werd zijn toneeldebuut La Princesse Maleine bejubeld door Octave Mirbeau, een vooraanstaand criticus, die Maeterlinck vergeleek met en zelfs hoger schatte dan Shakespeare. Maeterlincks naam was meteen gemaakt. Een internationaal succes werd het theaterstuk uit 1905, L’Oiseau Bleu (De blauwe vogel). Tussen 1889 en 1894 publiceerde hij een achttal stukken - waaronder L’Intruse (De indringer, 1890), Les Aveugles (De blinden, 1890), Les Sept Princesses (De zeven prinsessen, 1891), Pelléas et Mélisande (Pelléas en Mélisande, 1892) en Intérieur (Interieur, 1894) – die een belangrijke rol hebben gespeeld in de ontwikkeling van het moderne drama. Zijn drama’s zijn misschien minder bekend dan die van tijdgenoten als Ibsen, Tsjechov of Strindberg, maar in vele opzichten radicaler en gedurfder. Zij gaan veel verder in het zoeken naar een nieuwe theatertaal en breken met het psychologisme en realisme. Het werk van Maeterlinck wordt gerekend tot het symbolisme. Net zoals het symbolistische schilderij niet langer de zintuiglijke werkelijkheid wil afbeelden maar iets wil grijpen van het bovenzinnelijke, maakt Maeterlinck van het toneel de plek om een immateriële, onzichtbare en onbenoembare werkelijkheid te laten verschijnen. Biograaf Paul Gorceix noemt Maeterlinck niet zonder reden ‘l’arpenteur de l’invisible’, wat zoveel betekent als ‘de landmeter van het onzichtbare’: “Ik zou alles willen bestuderen wat in een bestaan ongearticuleerd blijft, alles wat geen uitdrukking krijgt in de dood of het leven, alles wat in een hart naar een stem zoekt. Ik zou me willen buigen over het instinct, over de voorgevoelens, over de onverklaarbare, genegeerde of uitgedoofde vermogens, over de irrationele beweegredenen, over de wonderen van de dood, over de mysteries van de slaap, waarin we ondanks de grote kracht van de herinneringen uit de dag bij momenten iets zien van het enigmatische, reële en primitieve zijn; over alle ongekende krachten van de ziel; over alle momenten waarop de mens aan zichzelf ontsnapt; over de geheimen van de kindheid (…)”, schreef Maeterlinck in 1890. Om zijn ‘theater van de ziel’ te realiseren introduceert hij een aantal nieuwe concepten en vormen. Hij ziet af van heroïsche personages en grootse acties. Maeterlinck zoekt het tragische in het alledaagse. Achter het ogenschijnlijk banale gaat een mysterieuze werkelijkheid schuil, die in laatste instantie de onkenbare werkelijkheid van het noodlot en de dood is. De contouren van de personages in de drama’s van Maeterlinck vervagen. Hun dialogen zijn geen conflicten meer, maar lijken vaak meer op koorteksten. De blinden is hiervan een mooi voorbeeld. De handeling en de plotontwikkeling worden vervangen door een poëtische en mysterieuze atmosfeerschepping. De realistische theatertekens worden vervangen door metaforen en symbolen die zielentoestanden van angst, eenzaamheid en noodlottige geworpenheid verbeelden. De groep blinden is verdwaald in een ‘oerbos’ en ontdekt dat de priester die hen begeleidt, overleden is. De dood is aanwezig in zowat ieder drama van Maeterlinck als een onzichtbaar, ‘subliem’ personage. De wereld die hij oproept, is een statische wereld, vol van niet uitgesproken spanningen. De mens wordt geconfronteerd met een oneindig geestelijk universum aan gene zijde van het rationele en het bewuste. Voor Maeterlinck is de mens wezenlijk overgeleverd aan die irrationele en onbewuste wereld. Guy Cassiers en co vertalen de symbolistische natuurwereld van Maeterlinck in een besloten universum dat verwijst naar techniek en theater. De personages – in tableaux vivants die refereren naar beeldend werk van Rodin, Lambeaux en Géricault – staan verloren in een wereld van theatertrekken, operadoeken en theaterlampen. Hun stem wordt losgekoppeld van hun fysieke aanwezigheid, wat hun immobiliteit nog versterkt. De natuurgeluiden zijn vervangen door een bevreemdende maar tegelijk hypermoderne mengeling van technische geluiden, communicatiestoornissen, indiaanse gezangen, berichten van Amerikaanse piloten, etc. Tegelijk worden Maeterlincks scèneaanwijzingen tegen de achterwand geprojecteerd waardoor de spanning tussen zien en horen tot het uiterste wordt gedreven. Omdat ze niet kunnen zien, proberen de blinden greep te krijgen op hun omgeving via de geluiden die ze horen. Hun verbeelding strookt echter niet altijd met de realiteit: er gebeuren op het toneel andere dingen dan zij denken dat er gebeuren. Daardoor ontstaat er een spanning tussen wat zij weten en wat de toeschouwers weten. Maar ook de zintuigen van de toeschouwers worden uitgedaagd: het publiek ziet niet wat het hoort en hoort niet wat het ziet. De voorstelling wordt daarmee een metafoor van een eigentijds en verwarrend aanvoelen van ‘de werkelijkheid’: tussen natuur en techniek, echt en artificieel, tastbaar en virtueel, materieel en spiritueel, kunst en werkelijkheid. Erwin Jans © KURT VAN DER ELST Ik zal de schaduw toefluisteren de mist is duister een duisternis van intense witheid in het duister schijnt het licht Ik zal de schaduw toefluisteren ik zie een donkere tijd ik zie een donkere weg ik zie een donkere hemel ik zie een donkere stad ik zie een donkere dag ik zal de schaduw toefluisteren ik zie geen begin ik zie geen einde ik zal de schaduw toefluisteren ik zie jou overal ik herken jouw geur ik herken jouw stem ik herken jouw zachte huid ik herken jouw verdriet neem jouw tijd neem jouw schaduw van mij weg ik zal voor jou sterven ik wil mijn ogen toe. Mokhallad Rasem (openingsscène De blinden) HART BOVEN HARD is een burgerinitiatief dat mensen wil verenigen die zich zorgen maken om het geplande beleid van de Vlaamse en de federale regering. HART BOVEN HARD verzet zich tegen een al te economische kijk op onze samenleving, en verdedigt gelijkheid, solidariteit en zuurstof voor mensen. Omdat er iets op til is. Voor meer mensen dan ooit. Onderteken de alternatieve Septemberverklaring op www.hartbovenhard.be. Toneelhuis werkt met subsidies van de stad Antwerpen en de Vlaamse Overheid.
© Copyright 2024 ExpyDoc